Taal in Context
propedeuse CMD Amsterdam Hogeschool van Amsterdam studiejaar 2011-‐2012
TIC
werkschema en inhoudsopgave
LES 1 – KICK OFF inhoud: introductie, toets terug geven en vooruitblik huiswerk: - straat bezoeken en 12 foto’s maken - opdracht 1, 2 en 3 van de taalopdrachten maken - plan een bezoek aan de OBA LES 2 – SPELLING EN LUISTEREN inhoud: luistersynthese, O.V.T., eerste onderzoeksresultaten huiswerk: - taalopdrachten tot en met opdracht 11 maken - gesprek met gebruiker voeren en woordelijk verslag doen LES 3 – ONDERZOEKSBRILLEN EN LEZEN inhoud: de onderzoeksbrillen, teksten lezen in de les, Engelse werkwoorden en gebiedende wijs, hoe maak je een tekstuele weergave van een interview? huiswerk: - onderzoeksresultaten samenvoegen: bezoek OBA, zakelijke informatie, interview en tekst op detailniveau - taalopdrachten tot en met 16 afmaken - tekst van Dave Eggers lezen en leesverslag maken LES 4 – ONDERZOEKSRESULTATEN EN WOORDENSCHAT inhoud: lezen in de klas, uitloop spelling, woordenschatopdracht huiswerk: - woordenschatoefeningen waar je in de les niet aan toekomt - neem tekstuele bronnen mee - lijst HBO-woordenschat downloaden van intranet LES 5 – CITEREN, PARAFRASEREN, SAMENVATTEN EN BIBLIOGRAFIE inhoud: omgang met tekstuele bronnen, bespreking onderzoeksresultaten huiswerk: - conceptversie van je eindwerk - les de theorie bij les 6 LES 6 EN LES 7 – STIJL EN EINDREDACTIE inhoud: taal- en stijlfouten, frequent gestelde vragen huiswerk: - opdrachten omtrent taal- en stijlfouten maken - conceptversie van het eindproduct bijschaven
‘Behalve den man, die de Sarphatistraat de mooiste plek van Europa vond, heb ik nooit een een wonderlijker kerel gekend dan den uitvreter.’ Uit: Nescio, De Uitvreter
TAAL IN CONTEXT 2011 periode: blok 2 studiepunten: 3 studentbelasting: 84 uur lessen: 7 hoorcolleges van 50 minuten, 7 werkcolleges van 100 minuten vakcoördinator: Harold Konickx
[email protected] docenten: Brit Wijnmaalen, Eva vd Eijnden, Harold Konickx, Hein Bijvoet, Marie Meeusen I. Algemene opzet In deze module werk je aan je taal- en onderzoeksvaardigheden. Je hebt op 19 september een diagnostische toets gemaakt voor wat betreft je taalvaardigheden. In de eerste les zul je die toets terug ontvangen zodat je ziet waar je staat op dit gebied. In de lessen gaan we vervolgens aan de slag met die vaardigheden aan de hand van oefeningen en uitleg. Als je voor je test lager dan een 7 had, zul je gebruik maken van een e-learningprogramma: een onlineprogramma waarmee je op onderdelen je taalvaardigheden aanscherpt. In week 10 van dit blok maak je een daadwerkelijke toets die voor de helft meeweegt in je eindcijfer en ‘voor de echt’ is. Náást je taalvaardigheden werk je aan je onderzoeksvaardigheden. Een deel van de lessen zijn gewijd aan deze vaardigheden; de oefeningen en uitleg resulteren via een aantal deelopdrachten in een schriftelijke eindopdracht die je aan het begin van week 10 inlevert. Hieronder gaan we in op de eindopdracht voor onderzoeksvaardigheden, de fasering van het vak en de criteria die we stellen. Ook zullen we een aantal dingen zeggen over de taalvaardigheden.
II. Eindopdracht onderzoeksvaardigheden Een (multimedia)ontwerper is in staat om van niets iets te maken. De ontwerper stelt de zintuigen open voor ‘de wereld’. In deze module versmallen we die wereld tot een straat in Amsterdam die je van ons krijgt. Je scherpt de blik en neemt de gegeven straat goed onder de loep, en daarbij zet je de volgende ‘brillen’1 op: 1. De bril die je overzicht geeft Dat is de bril die je van de historicus leent: wat weet je over het ontstaan van de straat? waarom heet de straat zoals die heet? zijn er bijzondere gebeurtenissen verbonden aan de straat? En het is ook de bril van de socioloog: hoe past je straat in de sociale structuur van de stad; welke bevolkingsgroepen zijn er, wat zijn de inkomens, is er veel sociale samenhang in de straat of juist helemaal niet. 2. De bril waarmee je naar de gebruiker kijkt of zelfs: met de gebruiker meekijkt Dat is de bril van de antropoloog en die van de onderzoeksjournalist: hoe beleven de gebruikers/bewoners van de straat dit stukje amsterdam? 3. De bril waarmee je oog hebt voor detail Dat is de bril van de natuuronderzoeker: zie je op detailniveau iets bijzonders; een boom, afval, een tekst, een auto … Je verzamelt materiaal in woord en beeld en combineert deskresearch, interview en observaties. Je maakt schetsen en foto’s. Het resultaat van je onderzoek is een essay2 in woord en beeld. Aan het eind van deze inleiding geven we een aantal voorbeelden van woord/beeldcombinaties. Hoe ziet dat essay er vervolgens uit? Wat we willen zien in het eindproduct is een drieluik: drie beelden en drie begeleidende teksten (in totaal schrijf je zo’n 1200 woorden = 3 kantjes). Je mag hier op elk denkbare wijze vorm aan geven maar in ieder geval willen we:
met andere woorden: je kijkt vanuit een ander perspectief naar de werkelijkheid. Volgens Van Dale online woordenboeken is een essay een ‘niet te korte, voor een ruim publiek bestemde, subjectief gekleurde verhandeling over een wetenschappelijk, cultureel of filosofisch onderwerp, gekenmerkt door goede, persoonlijke stijl.’ 1 2
1. Een beeld en een tekst die een overkoepelende impressie geven van de gegeven straat. • toon van de tekst: zakelijk. • bril: historicus/socioloog • tekst: 300-400 woorden • bullits toegestaan • voor je onderzoek geef je: - statistische gegevens over de wijk + omgeving van de straat (bijvoorbeeld via FUNDA of Het Kadaster) - waarom de straat zo heet: soms is dat heel evident, soms niet - wanneer is de straat gebouwd: gebruik de beeldbank van het stadsarchief en/of ga naar het archief om erachter te komen: Stadsarchief Amsterdam Vijzelstraat 32 1017 HL Amsterdam http://beeldbank.amsterdam.nl
2. Een beeld en een tekst die zich afspelen op het gebruikersniveau. • toon van de tekst: zakelijk/betrokken • bril: antropoloog/journalist • tekst: 400 woorden • bullits niet toegestaan • lopende tekst: ik-vorm en/of vraag & antwoord of hij-vorm (voor je concept schrijf je beide versies maar in je eindversie kies je de beste!!) • onderzoek: - interview een bewoner of passant van minstens 10 minuten en onderzoek hoe de straat op deze passant of bewoner overkomt: Hoe lang kent hij/zij de straat al? Is de straat lelijk/mooi/prettig/onprettig/waarom? Welke band heeft de persoon met de straat? Wat zou je aan de straat verbeteren/anders doen? Neem het gesprek op (vraag om toestemming!) en werk het gesprek ad verbatim (= woord voor woord) uit. Maak ook aantekeningen van hoe de persoon zich gedraagt en wat voor indruk hij/zij maakt
3. Een beeld en een tekst die zich afspelen op detailniveau. • toon van de tekst: verwondering/speels • bril: natuuronderzoeker • tekst: 400 woorden. • bullits niet toegestaan • lopende tekst: personale vorm en ‘dicht op de huid’ • niet vanuit ik (hij-vorm) • onderzoek: kies een detail uit de straat en fotografeer dat meerdere malen. Beschrijf in detail wat je ziet op de foto. Je mag van alles nemen: een roestige fiets, een strenge tekst op een afvalcontainer, een sprietje gras. In je straat is er altijd iets wat de aandacht waard is. III. fasering, tussentijdse producten, eindproduct en feedback Gedurende het proces lever je een aantal deelproducten in. Het spreekt voor ons vanzelf dat je actief meedoet. We zullen at random controleren op tussenproducten, maar gaan ook uit van je professionaliteit: voor de voortgang en spreiding van de werklast is het essentieel dat je de lessen en het huiswerk bijhoudt. Feedback zal doorgaans globaal gegeven worden. Met andere woorden: tijdens de werkgroepen zullen we je werk met aandacht doornemen, maar de feedback die je naar aanleiding van het huiswerk krijgt, geven we globaal. In de praktijk betekent dit dat we het tussentijds ingeleverde werk steekproefsgewijs lezen en vervolgens in het hoorcollege of de werkgroep de belangrijkste tendensen bespreken. Dit met uitzondering van de onderzoeksresultaten die je inlevert in week 4: we zullen deze resultaten innemen en nagaan of je genoeg productie en uren gedraaid hebt. Niet inleveren heeft een negatief effect op je eindresultaat: het betekent automatisch een onvoldoende = volledige herkansing = alternatieve opdracht = meer werk. Een overzicht van het huiswerk vind je vooraan in deze reader, een gedetailleerde toelichting vind je steeds per hoofdstuk. De schriftelijke eindopdracht lever je in op maandag 16 januari voor 12.00u op de gang bij 05A21. In diezelfde week vindt ook de schriftelijke toets plaats (die lijkt op de toets die je in september hebt gehad).
IV. criteria en tijdsbesteding Voor deze module krijg je 3 studiepunten, wat betekent dat je er 84 uur aan kwijt bent, waarvan zo’n 21 uur opgaan aan lessen en toetsen. Dan blijft zo’n 64 uur over voor zelfstudie en dat komt neer op gemiddeld een werkdag per week. We gaan er van uit dat je die tijd in het vak steekt en we vinden het ook vanzelfsprekend dat je een urenregistratie bijhoudt. Die zullen we niet innemen maar in voorkomende gevallen zullen we er wel naar vragen. Als je heel veel moeite hebt met taal, als je voor de diagnostische toets een zeven of minder had, dan moet je er rekening mee houden dat je meer tijd nodig hebt voor deze module omdat je je taalvaardigheid op hboniveau moet brengen en daar zélf extra energie in moet steken. Voor de schriftelijke eindopdracht werken we met het volgende schema (kleine afwijkingen of bijstellingen kunnen voorkomen, maar daarvan word je vooraf op de hoogte gebracht):
Student:
Klaskleur:
Docent:
Eindcijfer:
nakijkformulier voor de schriftelijke eindopdracht 1. Alle teksten van het essay zijn gecontroleerd op stijl en spelling.
nee
ja
goed
nee
ja
goed
nee
ja
goed
toelichting: dit wordt steeksproefgewijs gecontroleerd. Behalve de deliverable in week 4: deze wordt ingenomen. Het niet inleveren van deze deliverable of het inleveren van een zeer zwakke versie betekent automatisch een ‘nee’. Voor een ‘goed’ is er sprake van een bijzonder doortimmerd en origineel proces. 4. We zien drie originele teksten, aangevuld met originele beelden.
nee
ja
goed
toelichting: voor een ‘goed’ zijn zowel tekst als beeld van een bovengemiddelde kwaliteit. 5. Er heeft een interview met een gebruiker/passant plaatsgevonden.
nee
ja
goed
nee
ja
goed
nee
ja
toelichting: voor een ‘goed’ moeten de teksten niet alleen gecontroleerd zijn op spelling en stijl maar ook bijzondere kwaliteiten vertonen op dit vlak 2. De student heeft gewerkt volgens de opgegeven ‘brillen’ of niveaus: overzichtsniveau, gebruikersniveau, detailniveau toelichting: bij een ‘goed’ is er sprake van een zeer goede en originele interpretatie van de onderzoeksbrillen. 3. Er is sprake van een doortimmerd proces: alle stappen zijn doorlopen.
toelichting: bij een ‘goed’ is er sprake van een zeer empathische aanpak, of heb je een bijzonder verhaal opgetekend, of heb je een zeer goede/originele manier van interviewen betracht. 6. De teksten geven blijk van een originele manier van onderzoek doen: de verzamelde gegevens zijn uniek en geen resultaat van ‘copy paste’. toelichting: bij een ‘goed’ heb je onverwachte bronnen geraadpleegd en ben je op bijzonder materiaal gestuit. De teksten zijn in ieder geval onderbouwd door gebruik te maken van bronnen (dus voor een ‘ja’ moet je ze minstens alledrie geraadpleegd hebben): • funda • stadsarchief • een bron gevonden via de OBA 7. Verwerking van de bronnen vindt plaats volgens MLA- standaard Extra opmerkingen van de docent
Wanneer je in bovenstaand schema overal een ‘ja’ hebt gescoord, heb je minimaal een 5,5. Je mag nergens een ‘nee’ op halen. Per ‘goed’ kun je 0,75 punten extra verdienen. Verder hebben we een bonusopdracht waarmee je een extra punt (1.0) kan verdienen. Die bonusopdracht houdt in dat je een een doorvertaling of hercontextualisering van het detailniveau maakt: Als je je drieluik hebt, maak je extra stap en bij die stap heb je veel vrijheid. Dat wat je op detailniveau gevonden hebt (een roestige fiets, een leeg bekertje, een bijzondere boom, een standbeeld) ga je uit de context halen en binnen een andere context een nieuwe betekenis geven. Voorbeeld: de fiets is afgedankt, maar in je huis zou je hem tot kapstok kunnen vermaken. Zie bijvoorbeeld Hacking Ikea3:
• bril: ingenieur, uitvinder • tekst: 300 woorden. • lopende tekst: instructietekst, museumtekst
3
http://www.platform21.nl/page/3906/nl (geraadpleegd op 2 november 2011)
V. Taaltoets In de lessen werken we als gezegd ook aan je algemene taalvaardigheden die getoetst worden door een schriftelijk tentamen in week 10 van dit blok. We toetsen daarmee het volgende: • • •
De student past de belangrijkste spellingsregels toe. De student past de belangrijkste grammaticale regels toe. De student kent de betekenis van een paar honderd woorden die behoren tot de hbocontext en het vakjargon.
VI. Beeldend verwoord … Tot slot volgt hier een volgens ons spannende combinatie van beeld en tekst. Dit typografisch gedicht heet Boem Paukeslag en het is van de Belgische dichter Paul van Ostaijen (1896-1928).
TAAL IN CONTEXT LES 1
I. Eerste deel (Taal) 30 minuten: Uitdelen en uitleg toets. 35 minuten (hieronder een samenvatting van de theorie; de volledige uitleg volgt hierna): Hierbij horen de opdrachten 1, 2 en 3. We nemen de volgende theorie door: de persoonsvorm en de tegenwoordige tijd, ‘inversie’ en ‘congruentie’. Doorgaans heeft een zin: - een subject (actor) - een persoonsvorm De persoonsvorm is de spil van de zin en richt zich naar de persoon (subject). Zie ook het Latijn of Turks waar het subject in de pv zit: laudo. De pv verandert van tijd en van getal. De persoonsvorm is te vinden door de zin vragend te maken en door naar wie te vragen. - een gezegde - (mogelijk) een voltooid deelwoord of infinitief/zelfstandig werkwoord Let ook op het verschil tussen een hoofdzin en een bijzin: hij gaat omdat hij zin heeft. II. Tweede deel (Onderzoeksvaardigheden) 35 min: We lezen gezamenlijk de eindopdracht uit de inleiding door en nemen ook de moeilijke termen en begrippen door. Je krijgt vandaag je straat.
Dat gaat in de volgende stappen (15 min): - vorm een duo met een medestudent(e); - bespreek in duo de opdracht en bedenk wat een straat geschikt zou kunnen maken voor de opdracht: een naam die tot de verbeelding spreekt (Baetostraat, Bellamyplein, Linnaeusstraat), een stuk amsterdam waar je nieuwsgierig naar bent, binnen/buiten het centrum = wel/geen toeristen. Blijf binnen de A10-ring; - schrijf elk een straat op een briefje; - de docent bespreekt at random een aantal gekozen straten; - de resultaten worden verzameld door de docent, gehusseld en weer uitgedeeld. Vervolgens onderzoek je via deskresearch (10 min): 1. wat kun je vinden op de beeldbank van het stadsarchief over je straat (http://beeldbank.amsterdam.nl)? 2. wat kun je vinden op funda.nl over de straat: zoek via ‘kaart en buurt’ naar ‘cijfers en grafieken’. Dan krijg je iets wat er zo uit ziet (‘Landlust’ is de naam van de wijk waar de Baetostraat in ligt):
3. Heeft de straat een wikipediavermelding? Sla je zoekresultaten op in een daarvoor bestemd mapje op je laptop. Klasvraag: wat zou een reden zijn om de straat niet meteen te googlen? III. Huiswerk 1. Maak opdracht 1, 2 en 3 van de taalopdrachten 2. Breng een bezoek aan je straat en maak ten minste 12 foto’s: - maak 4 foto’s die een overzicht geven van de straat - maak 4 foto’s die iets zeggen over de gebruikers van de straat (fotografeer gebruikers óf spullen die ze gebruiken). Let op: als je mensen van dichtbij fotografeert, moet je wel toestemming vragen. - maak 4 foto’s van andere zaken die je opvallen .. Neem prints of afdrukken mee naar de les !!! 3. Plan een bezoek aan de OBA (de Openbare Bibliotheek Amsterdam) in de loop van de komende weken en in ieder geval voor het opleveren van je tussentijdse resultaten in week 4. De bedoeling is dat je minstens 1 schriftelijke bron vindt die melding maakt van je straat of de buurt/omgeving waar je straat zich in bevindt. Voeg bij je onderzoeksresultaten een afdruk van je online vindresultaat+kopie van datgene wat je in de bibliotheek gevonden hebt. Een online resultaat ziet er zo uit:
IV. De werkwoorden
De werkwoorden Werkwoorden vreselijk moeilijk? Niet echt! Je moet een paar regels kennen, maar als je die eenmaal in je hoofd hebt en ze consequent toepast, maak je geen fouten meer. Een werkwoord geeft aan wat mensen, dieren, planten of dingen doen of in welke toestand ze verkeren. Eten, werken, zijn, worden, voltooien, liefhebben, …
1.1 De persoonsvorm en de tegenwoordige tijd Het werkwoord dat zich richt naar het onderwerp (enkelvoud of meervoud) noemen we de persoonsvorm. Hij gaat een website bouwen. Wij gaan een website bouwen. De persoonsvorm is het enige werkwoord in de zin dat kan veranderen van tijd. Hij wil een verhaal vertellen. Hij wilde een verhaal vertellen. Er kunnen twee of meer persoonsvormen in een zin staan. De zin bestaat dan uit twee of meer deelzinnen. Er kunnen dan ook twee verschillende onderwerpen zijn. Ik denk dat hij iets later komt. Ik dacht dat hij iets later kwam. Ik denk dus leef. Bij een groot aantal werkwoorden kun je niet horen of het werkwoord van tijd kan veranderen. Bij werkwoorden als ´rusten´, ´wachten´ en ´branden´, kun je niet horen of je die met d of dd schrijft, of met t of tt. Vul daarom een werkwoord in waar je wel van kunt horen of het van tijd kan veranderen. Wij wachten al een uur / we wachtten al een uur. Wij kijken al een uur / we keken al een uur. Als ‘kijken’ van tijd kan veranderen in zin b, dan kan ‘wachten’ in zin a dat ook. Dus is ‘wachten’ de persoonsvorm. Hoe maak je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd? Eerst bepaal je de stam van een werkwoord. Je kunt de stam vinden door van het hele werkwoord (infinitief) -en af te halen. Deze regel geldt alleen voor zwakkeen sterke werkwoorden en niet voor de onregelmatige werkwoorden zoals hebben, zijn, mogen, zullen, kunnen etc.
Infinitief: dansen Stam: dans
ik dans hij, jij danst wij, jullie, zij dansen
Let op met werkwoorden met “z” en “v” in de infinitief! Infinitief: verven Stam: verv
ik verf hij, jij verft de deur wij, jullie, zij verven de deur
De laatste letter om de stam te vormen is de “v”. Daarom schrijf je ‘verfde’ met een ‘d’. (zie ’t kofschip). Waarom schrijven we ‘verf’, ‘verfde’ dan toch met een ‘f? Omdat we in het Nederlands geen woorden hebben die op een ‘v’ eindigen.1 Infinitief: verhuizen Stam: verhuiz
ik verhuis hij, jij verhuist wij, jullie, zij verhuizen
We schrijven “verhuis”, omdat er in onze taal geen “z “aan het eind van een woord voorkomt. REGEL: Onvoltooid tegenwoordige tijd (o.t.t.) Eerst zoek je de stam van het werkwoord, dan kijk je wat het onderwerp is. Is het onderwerp enkelvoud of meervoud? In enkelvoud 1e persoon: 2e persoon:
ALLEEN de stam stam + t, behalve als het onderwerp na het werkwoord komt.
NB: alleen bij ‘je’ en ‘jij’, niet bij ‘u’. 3e persoon:
ALTIJD stam + t
ik luister, ik vind jij, je, u luistert, vindt
Luister je? Vind je? Luistert u? Vindt u? hij, zij, het luistert, vindt
In het meervoud 1e persoon: 2e persoon: 3e persoon:
1
infinitief infinitief infinitief
Zie ook: Spelling: de regels op een rij: regel 21
wij luisteren, vinden jullie luisteren, vinden zij luisteren, vinden
HULPMIDDEL: vervang het lastige werkwoord door een woord waar de laatste letter goed te horen is. ik hoor jij hoort hij hoort u hoort
ik vind jij vindt, maar hoor jij? Dus ook: vind jij? hij vindt u vindt, maar hoort u? Dus ook vindt u?
Opdracht 1: Onderstreep alle persoonsvormen Het is zeker, er is water op Mars. Door onze redactie wetenschap NRC next
2 augustus 2008 12:43
Rotterdam, 1 aug. Er is echt water op Mars. De aanwijzingen waren er, maar nu heeft de Marsrobot Phoenix een stukje ijs van de Marsbodem geschraapt, het gesmolten en met een chemische test vastgesteld dat het werkelijk om water gaat. Dat heeft de Amerikaanse ruimtevaartorganisatie NASA gisteren bekendgemaakt. „We hebben water”, aldus NASA-wetenschapper William Boynton, verantwoordelijk voor het Phoenix-instrument dat het water nu chemisch heeft aangetoond. Ruim een maand geleden berichtte NASA dat Phoenix met zijn camera witte vlekken had ontdekt die een paar dagen later verdwenen waren. Toen al werd aangenomen dat het hier moest gaan om ijs dat onder de koude omstandigheden aan het Marsoppervlak in een paar dagen tot gas was gesublimeerd. In 2002 had de Mars Odyssey vanuit de ruimte al aanwijzingen gevonden voor ijs op Mars. Phoenix, een robot op drie poten met allerlei apparatuur aan boord, is op 25 mei van dit jaar geland in het noordpoolgebied van Mars. Aanvankelijk slaagde Phoenix er niet in om zijn oventjes te vullen met de grondmonsters die hij van de Marsbodem schraapte. In de afgelopen week viel het opnieuw niet mee om een mengsel van grond en ijs uit een vijf centimeter diepe greppel in een van de acht Phoenix-oventjes te kieperen. Klonterige monsters blijven steken op de filters boven de oventjes. Uiteindelijk werd de Marsgrond woensdag hanteerbaar, nadat die twee dagen aan de openlucht was blootgesteld en een deel van het ijs eruit was gesublimeerd. NASA heeft het verblijf van Phoenix op Mars verlengd tot eind september. „Het gaat goed met de Phoenix en het ziet er naar uit dat er de komende weken voldoende zonne-energie beschikbaar is”, aldus hoofd Marsonderzoek Michael Meyer. „Op deze manier kunnen we
maximaal voordeel halen uit onze aanwezigheid op een van de interessantste plaatsen op Mars.” Aantal fouten:
Opdracht 2: Vul de juiste vorm van de onvoltooid tegenwoordige tijd (o.t.t.) in: 1. Hij (worden) …………………………… volgend jaar dokter. 2. Er (gebeuren) ……………………………….. een ongeluk in de straat. 3. Ik (worden)………………………..moe van al dat gezeur. 4. Weet je wat je oudste zus later (worden)………………………….?. 5. (Worden) …………………….. je niet boos, als die vraag je iedere keer gesteld (worden) ………………………….? 6. Het (worden) …………………………….. morgen mooi weer. 7. Ik (vinden) ………………………….. hem niet aardig. 8. (Vinden) ……………………………. jij hem aardig? 9. Het (worden) ……………………….hoog tijd, dat er harder gewerkt ……………… (worden). 10. Hoe (vinden) …………………………… jij de nieuwe leraar? 11. Iedereen (vinden) ………………………………… hem aardig. 12. (Vinden) ……………………………………….u het goed als ik een uurtje later kom. 13. Waarom (antwoorden) ……………………………….je niet, als je iets gevraagd (worden) ……………………..? 14. (Beantwoorden) ……………………………… je deze brief niet meteen?
Aantal fouten: Opdracht 3: Vul de ontbrekende letter(s) in (o.t.t.): 1. Die chauffeur rij……….nooit te hard. (rijden). 2. Er wor……….. vanavond ook gedanst. (worden). 3. Vin…………. hij dat een goed idee? (vinden). 4. Wen……….. hij al aan zijn nieuwe opleiding? (wennen). 5. De heer Brand bie…………. zijn excuses aan. (bieden). 6. Wat beteken…………... dat? (betekenen). 7. Hij verbeel………….. zich ziek te zijn. (zich verbeelden). 8. Proe…………. je eerst voordat je het drankje drinkt? (proeven). 9. Hij dur…………… nooit een beslissing te nemen. (durven). 10. De man beëindig…………..… zijn carrière met een wereldreis. (beëindigen).
Aantal fouten:
1.2 Onvoltooid verleden tijd (o.v.t.) De onvoltooid verleden tijd kan op twee manieren gevormd worden: A. Door klankverandering (sterke werkwoorden). De vervoeging van deze werkwoorden moet je uit je hoofd leren.2 Bieden Lopen Rijden
> > >
bood liep reed
B. Door - de(n) of -te(n) achter de stam te zetten (klankvaste werkwoorden oftewel zwakke werkwoorden). Zwakke werkwoorden De verleden tijd wordt gevormd door -de(n) of -te(n) achter de stam te zetten. De klinker verandert dan niet van klank. Meestal kan je horen of het -de(n) of -te(n) moet zijn. Als dat niet lukt, kun je de regel van ’t exkofschip3 toepassen. 1. Je schrijft -te(n) achter de stam als de laatste letter van de stam op een medeklinker uit ’t exkofschip’ eindigt. De klinkers e, o en i tellen niet mee. 2. Eindigt de stam op een andere letter, dan schrijf je -de(n) achter de stam. Ik
werkte
startte
vertelde
vermeldde
Jij
werkte
startte
vertelde
vermeldde
Hij
werkte
startte
vertelde
vermeldde
Wij/jullie/zij
werkten
startten
vertelden
vermeldden
Tip: Om de regel van ’t exkofschip goed te begrijpen, is het belangrijk dat je het verschil kent tussen stemhebbende en stemloze medeklinkers. Bij de vorming van stemhebbende medeklinkers trillen de stembanden mee; bij de vorming van stemloze medeklinkers niet. Het Nederlands kent de volgende stemloze medeklinkers: p, t, k, f, s, ch en h, en de volgende stemhebbende medeklinkers: b, d, v, z, g, m, n, ng, l, r, j en w. Ook de van oorsprong Engelse klanken x en sj (in shoppen, flash, …) zijn stemloos. Leg je hand op je keel. Als je je keel voelt trillen bij het uitspreken van een klank, is de klank stemhebbend.
2
Een lijst van sterke werkwoorden en hun vervoeging vind je op Wikipedia. http://nl.wikipedia.org/wiki/Lijst_van_sterke_en_onregelmatige_werkwoorden_in_het_Nederlands 3 Nog vollediger dan ’t exkofship, is het nonsenswoord ‘t exfokschaapshit. Daarin komen naast alle ‘traditionele’ klanken uit ‘t kofschip ook de klanken ‘x’ (faxen-faxte) en ‘sj’ (flashen-geflasht) voor.
REGEL: Onvoltooid verleden tijd (o.v.t.) Luister naar de laatste letter in de stam. Komt deze letter ook voor in ’t exkofschip? (e, o en i tellen niet mee)4 ZO JA:
Schrijf een stemloze -te(n) achter de stam (want de laatste letter van de stam is ook stemloos).
ZO NEE:
Schrijf een stemhebbende –de(n) achter de stam (want de laatste letter van de stam is ook stemhebbend).
Belangrijk: Let op met werkwoorden met “z” en “v”. De laatste letter om de stam te vormen is de “v”. Die zit niet in ’t exkofschip, dus we schrijven -de(n). De stam wordt echter aangepast naar ”verf”, omdat we geen woorden hebben die op “v” eindigen. Dus: we schrijven -de(n) vanwege de “v” van de échte stam, maar we gebruiken de “f” als we het werkwoord vervoegen. Infinitief: verven. Ik verf. Hij, jij verfde de deur. Wij, jullie, zij verfden de deur. De laatste letter om de stam te vormen is “z”, dus er volgt –de(n). We schrijven “verhuis”, omdat er in onze taal geen “z “aan het eind van een woord voorkomt. Infinitief: verhuizen. Ik verhuisde. Hij, jij verhuisde. Wij, jullie, zij verhuisden.
4
Klinkers zijn sowieso stemhebbend, want je stembanden trillen als je ze uitspreekt. In de o.v.t schrijf je bij zwakke werkwoorden waarvan de stam op een klinker eindigt altijd –de(n). Voorbeeld: brei – breide.
Opdracht 4: Vul de juiste vorm van de onvoltooid verleden tijd (o.v.t.) in: 1. Het huis (branden) …………………………… helemaal af. 2. Het meisje (geloven) …………………….. alles wat haar moeder vertelde. 3. Vanmorgen (starten) ………………………… de motor weer niet. 4. Wat er nadien (gebeuren) …………………….., (vermelden)……………………….. de krant niet. 5. De astronaut (landen) …………………………… precies op het vastgestelde punt. 6. Het vuur (branden)…………………………….. goed en (verspreiden) ……………………….. een heerlijke geur. 7. (Missen) ………………………………. je je vriendin in de vakantie? 8. Vanochtend (misten) …………………….. het behoorlijk erg. 9. Toen ik deze baan (accepteren) ………………… …………………. (vermoeden) ik niet, welke teleurstelling mij nog (wachten) ………………………. 10. Hij (lijden)……………………………. veel pijn tijdens zijn val op de wintersport. 11. De crimineel (vermoorden) ………………………………… drie bejaarden. 12. Die oude tante (verwennen) …………………………. haar neefjes altijd. 13. De aanwezigen (barsten) ……………………………… in lachen uit. 14. De bus (wachten) …………………… niet op de passagiers die vertraagd waren. 15. De fotograaf (vergroten) ………………………………….. de foto’s. 16. Hij (proeven) ………………………… als eerste van het gerecht. Aantal fouten:
Opdracht 5: Vul de juiste werkwoordsvorm van de onvoltooid verleden tijd in:
Een Russische psycholoog (organiseren) ………………. in het centrum van Moskou bijzondere activiteiten voor miljonairs. Die (verkleden) ………………….. zich in lompen en (smeren) ………………….. zich in met rotte kool. De psycholoog (regelen)……………… alles met de foto: Wikipedia.org. Bron: Groot Grammaticaboek, An Wuyts
politie. Hij (sturen)……………… de miljonairs de straat op om te bedelen. De miljonairs (amuseren) ………………… zich zo goed, dat ze de psycholoog (vertellen) ………..……. dat ze elke maand een nieuw spel (willen)……………………….. spelen. De volgende maand speelden de
Aantal fouten:
miljonairs het ‘eenzame harten’ spel.
Ze (betalen) …………….. de psycholoog voor dit spel 5.000 tot 10.000 dollar.
1.3 Het voltooid deelwoord
In het spel ‘eenzame harten’ (maken) ………………… de
In de voltooide tijd5 gebruiken we een voltooid deelwoord.
miljonairsvrouwen zich extra mooi. Ze (dansen)………………..
Hijde heeft geluisterd, hij heeft hij heeft hele avond met eengedanst, eenzame mangekookt. die ze in een dancing Omoppikten. de laatsteDaarna letter van(feesten) het voltooid deelwoord correct te schrijven, ………………………. ze thuiskan je het hulpmiddel “t exkofschip” opnieuw toepassen.
verder. Tot de echtgenoot van de miljonairsvrouw de eenzame man op een agressieve manier aan de deur (zetten) ……………….……………. en de eenzame man (wegvluchten)
5
………….. Ook dat spel (kosten) ….……………………de
Voltooid betekent ‘klaar’, ‘afgemaakt’.
miljonairs veel geld.
REGEL: Het voltooid deelwoord ’t exkofschip
ge (+) stam (+) t bv. gezakt
anders
ge (+) stam (+) d. bv. geslaagd
stemloos stemhebbend
Hij heeft een koekje gepakt. WANT:
De laatste letter in de stam van pakken is ‘k’
EN OOK:
Hij heeft ge-verf-d. Hij is ver-huis-d.
dus ge-pak-t.
Let op! Sommige werkwoorden hebben al een ge- in de stam (of be-, ge-, ont-, her-, ver-, er). Omdat dit voorvoegsel niet verdubbeld wordt in het voltooid deelwoord (we zeggen ‘het is gebeurd’ en niet ‘het is gegebeurd’), is het soms moeilijk om vast te stellen of je met een persoonsvorm of met een voltooid deelwoord te maken hebt. Infinitief: Stam:
gebeuren gebeur Het ongeluk gebeurt in de straat (o.t.t.). Het ongeluk gebeurde in de straat. (o.v.t.). Het ongeluk is in de straat gebeurd. (v.t.t). Ik wist dat er al een ongeluk in de straat was gebeurd. (v.v.t.). Als dat gebeurt, ga ik direct naar de politie. (o.t.t.)
Infinitief: Stam:
zich herinneren herinner … Ik herinner me hem niet. (o.t.t.). Ik herinnerde me hem niet. (o.v.t.). Ik heb me hem niet herinnerd. (v.t.t.). De man die ik zag binnenkomen, had ik me niet zo herinnerd. (v.v.t.). Als jij je herinnert wat er gister gebeurd is, gaan we direct naar de politie. (resp. o.t.t. en v.t.t.).
Voltooide tijd (v.t.t. en v.v.t) De voltooid tegenwoordige tijd (v.t.t.) gebruik je als je praat over iets uit het verleden wat afgerond is. Hij is in Amsterdam geboren. Ik heb geslapen. Voltooid verleden tijd (v.v.t.): Als je vanuit een perspectief in het verleden praat over iets uit een nog verder verleden. Vorig jaar ben ik in Istanbul geweest. Daarvoor was ik nog nooit in Turkije geweest (resp. v.t.t. en v.v.t.).
Opdracht 6: Vul de juiste vorm van het voltooid deelwoord in. 1. Heb jij die planten zelf (kweken) …………………...? 2. Zij heeft zich voor haar kinderen (uitsloven) ……………..……….. 3. Hij heeft veel avonturen (beleven) ……………………, zoals ik nog nooit (meemaken) ………………..……. heb. 4. De papieren lagen overal over de grond (verspreiden) ….………………….. 5. Onmiddellijk nadat de overval was (plegen) …………………….., heeft de bankdirecteur de politie (bellen) ………………… 6. Ik ben over een steen (struikelen) ….……………., en heb mijn voet (bezeren) ……..……….…. 7. Al zijn vrienden hebben hem een goede reis (toewensen) ………………………. 8. Wij hadden erop ………….……. (rekenen) dat onze spelers zouden winnen, maar zij hebben lelijk (falen)……………………… 9. Voor er in de polder (bouwen) ..……………….. kan worden, moet er eerst worden (heien) ……………………… 10. Zou alles werkelijk zo (gebeuren) ……….……….. zijn, of heeft hij alles (fantaseren) …………………… 11. De olie moet worden (verversen) ………………………….
12. Als je maar had (durven) ………………………….., dan zou het (lukken) ……………………… zijn. 13. De jarige student werd door zijn collega’s (feliciteren) ………………………….. 14. De kraakpanden moeten worden (ontruimen) …………………………… 15. Het heeft de hele dag (regenen) ………………………… 16. Wij zijn vorig jaar naar een andere stad (verhuizen) ………………………. 17. Hij heeft zich na het ongeluk niet veel (herinneren) ……….………………. Aantal fouten:
Opdracht 7: Vul de juiste vorm van het voltooid deelwoord in. 1. Dit lesje heeft weer lang genoeg (duren) ……………………… 2. De sloot is gisteren (leegpompen) …………………………. 3. Tot nu toe heeft Rita zich (handhaven) ………………………… 4. De jongen had zich niet (beheersen) …………………….. 5. De boekhandel heeft de prijzen (verhogen) ………………………. 6. Is dit voor mij (bestemmen) …………………………..? 7. Op het kamp was veel regen (voorspellen) ……………………. 8. Op school wordt te veel (vergaderen) …………………….. 9. Ik heb gewoon (sparen) ……………………. 10. Ik was bijna door de afdelingsleider (schorsen) …………………… Aantal fouten:
Opdracht 8: Onderstreep de persoonsvorm en omcirkel het voltooid deelwoord. Hirsch Ballin zit mis met verbod op geweldgames6 ROTTERDAM - Het plan van minister Hirsch Ballin (Justitie, CDA) voor een verbod op gewelddadige computergames is voor een deel gebaseerd op een onvolledige interpretatie van een boek over het onderwerp. Dat zegt psycholoog Peter Nikken van het Nederlands Jeugdinstituut.
6
http://www.nrc.nl/binnenland/article2619180.ece/Psycholoog_Hirsch_Ballin_zit_mis_met_verbod_op_ geweldgames
Hirsch Ballin schreef in juni een brief aan de Tweede Kamer, waarin hij de entertainmentindustrie oproept de verkoop van gewelddadige spellen aan kinderen beter te reguleren. Lukt dit niet voor 2012, dan wil de minister overgaan tot een verbod op de spellen. GroenLinks wil een debat aanvragen met de minister over dit onderwerp. De minister schrijft: „De mate waarin games een vertekend beeld geven van de ‘stoere held’ lijkt, in combinatie met identificatie door de spelers met de agressor, een risicofactor voor geweldeffecten”, met daarbij een voetnoot die verwijst naar het onderzoek van Nikken. Maar volgens Nikken is Hirsch Ballin onvolledig geweest in de interpretatie van zijn onderzoek. „De minister gebruikt mijn onderzoek als vrijbrief om te censureren”, zegt Nikken. „Hij haalt er een stukje uit, en interpreteert dat in een bepaalde richting. Als hij me belt, leg ik het hem graag nog een keer uit.” Ook vier andere door de minister geciteerde bronnen, die een verband tussen agressie en gewelddadige spellen zouden aantonen, krijgen kritiek van Nikken. „Ze tonen een effect niet eenduidig en onweerlegbaar aan.” Een van de bronnen die Hirsch Ballin aanhaalt, Kennisnet (2010), is volgens Nikken „een brochure voor leerkrachten”. De minister wilde niet op de uitspraken van Nikken reageren. Aantal fouten:
Opdracht 9: Vul de juiste werkwoordsvormen in de onderstaande tekst in: BUENOS AIRES7 - Correspondentie van koningin Beatrix en prins Willem-Alexander (vinden vtt) ……………………… door een Leidse student via een uitwisselingsprogramma voor computerbestanden ……………………… op het internet. In Buenos Aires (reageren ovt) ……………………… de Oranjes laconiek op deze schending van hun privacy. Ze (zeggen ovt) ……………………… zich wel zorgen te maken over het behoud van de voor hun functioneren noodzakelijke vertrouwelijkheid. De moderne technieken (maken ott) ……………………… de koninklijke familie kwetsbaar, zo (blijken vtt) ……………………… ……………………… . Zo (worden ovt) ……………………… de zwangerschap van Máxima eerder bekend dan de prinses (willen ovt) ………………………omdat een e-mail naar vrienden en bekenden (worden onderscheppen vvt) ……………………… ……………………… .
7
Dit is een stuk uit een artikel van Hans Jacobs.
Diefstal van haar fotocamera (betekenen ovt) ……………………… dat privékiekjes snel hun weg (vinden ovt) ……………………… over de hele wereld. De praatsessie die WillemAlexander en Máxima aan de vooravond van hun huwelijk (willen ovt) ……………………… houden, (gaan ovt) ……………………… de mist in doordat hackers de verbinding (kraken vvt) ……………………… . Aantal fouten:
Opdracht 10: Vul de juiste werkwoordsvormen in.
Man uit Sneek besmet internet met Anna-virus8 De maker van het Anna Koernikova-virus dat honderdduizenden computers (besmetten vtt) ……………………… ..……………………, is een 20-jarige man uit Sneek. Hij (aangeven vtt) ……………………… zichzelf woensdag op aandringen van zijn ouders ………………………. De politie in Sneek (opmaken vtt) ……………………… proces-verbaal ………………………, waarna de man weer op vrije voeten (stellen vvt) ……………………… ………………………. Zondag (maken vvt) ……………………… hij het virus ……………………… door een bestand van het net te halen, het aan te passen en te versturen. Het Anna-virus (verspreiden ott) ……………………… zich razendsnel, doordat de meerderheid van de internetgebruikers het e-mailprogramma Outlook (gebruiken ott) ………………………. Het virus, waarvan de code al in augustus vorig jaar bekend (zijn ovt) ………………………, (duiken ovt) ……………………… in deze vorm op 12 februari op en (zijn ott) ……………………… inmiddels actief in Europa, de Verenigde Staten en Australië. Bij verschillende bedrijven (vastlopen vtt) ……………………… de mailcomputers gisteren ………………………. Het Belgische ministerie van Telecommunicatie (gebruiken ott) ……………………… een speciale alarmprocedure om computergebruikers te waarschuwen voor het virus.
8
Door MARIE-JOSÉ KLAVER AMSTERDAM, 14 FEBR. 2001 (deel uit het artikel)
Via de verkeersberichten van de VRT-radio, internet en persberichten (aanraden ott) ……………………… het ministerie de bevolking ……………………… e-mails met de naam Anna Koernikova direct weg te gooien.
Aantal fouten:
Opdracht 11: Vul de juiste tijd in: ott = onvoltooid tegenwoordige tijd, ovt = onvoltooid verleden tijd, volt = voltooide tijd De propedeusestudent: 1. Als Bijvoet …………………. (emigreren, ott), ……………….. (houden, ott) ik een lofrede. 2. Laatst ………………………. (ontmoeten, ovt) wij een eerstejaarsstudent in de kantine. 3. Dit heerschap …………………… (bereiden, ovt) zich voor op een taaltoets. 4. ‘Bijvoet …………………. (achten, ott) het nodig, anders ………………………. (overhandigen, ott) hij mij geen certificaat,’ ……………….. (bassen, ovt) de student. 5. Vervolgens ………………… (barsten, ovt) hij in snikken uit. Tranen ……………… (biggelen, ovt) over zijn wangen. 6. ‘Zo ……………… (uiten, ovt) wij ons ook vorig jaar,’ …………….. (stellen, ovt) ik de stakker gerust. 7. ‘Ook wij …………………………… (verpesten, ovt) bijna onze P doordat Bijvoet zijn rug …………………… (rechten, ovt),’ ………………. (brommen, ovt) ik. ‘Maar hij ………………… (bedoelen, ott) het goed,’ zo …………………. (verdedigen, ovt) ik de taaldocent. 8. ‘Hij ………………………….. (veronderstellen, ott) echt dat je het zonder taalvaardigheid niet ………………. (redden, ott) in het werkveld.’ 9. De eerstejaars ……………… (snauwen, ovt): ‘Jij ……………… (vinden, ott) dat misschien, maar ik …………………. (vinden, ott) dat hij het veel te belangrijk ………………….. (vinden, ott). 10. Mijn broer ……………………….. (spellen, ott) als een krant, maar hij heeft het prima ………………. (redden, volt) in de mediawereld. Hij ………………………… (schakelen, ott) een bureau in dat zijn teksten …………………………… (corrigeren, ott).’ 11. De propedeusestudent ………………… (verzuchten, ovt): ‘Telkens als Bijvoet mijn pad heeft ………………… (kruisen, volt), denk ik: was hij maar naar Timboektoe ………………… (verhuizen, volt).’ 12. Tja, dat ………………………. (ontkennen, ovt) wij niet. Als Bijvoet naar Timboektoe ……………….. (verhuizen, ott), dan …………………… (worden, ott) er …………………….. (joelen, volt) en …………………. (juichen, volt) op een feest dat tot in de kleine uurtjes ……………….. (duren, tt).
Opdracht 12: Vul de goede tijd in: ott = onvoltooid tegenwoordige tijd, ovt = onvoltooid verleden tijd, volt = voltooide tijd De alumnus: ‘Had ik het beseft (beseffen, volt), dan had ik beter gespeld (spellen, volt)’ 1. De gemiddelde IAM-student ………… (houden, ott) niet van taal. 2. Hij …………………… (prefereren, ott) de vakken die zijn ……………………. (specialiseren, volt) in beeld. 3. Een logo of een website …………………… (timmeren, ott) hij graag in elkaar. 4.
Nee, de IAM-student …………………… (communiceren, ott) niet graag in het geschrift.
5. Toch …….…… (worden, ott) van een hbo student …………………… (eisen, volt) dat hij voortreffelijk …………………… (spellen, ott), want anders …………………… (halen, ott) hij het later niet. 6. Onlangs nog …………………… (botsen, ovt) ik tegen een alumnus aan die niet had …………………… (beseffen, volt) hoe belangrijk het is dat je je gedachten …………………… (ordenen, ott) en correct in geschrift …………………… (verwoorden, ott). 7. ‘Ik ……………. (missen, ovt) tot voor kort het bewijs dat je ………….. (falen, ott) wanneer je je Nederlands niet …………………… (beheersen, ott),’ zo …………………… (verwoorden, ovt) de ex-student de zaak. 8. ‘Ik ……………… (leiden, ovt) een onschuldig, maar ook onbenullig bestaan, waarin ik …………………… (overtuigen, volt) was, dat een gebrekkige kennis van de taalregels je geen klanten …………………... (kosten, ovt).’ 9. Hij …………………… (vervolgen, ovt): ‘Eigenlijk …………………… (gelden, ovt) dat voor al mijn studiegenoten. 10. Zij …………………… (realiseren, ovt) zich ook niet dat de echte wereld niet …………………… (accepteren, ott) wanneer je het bewijs …………………… (leveren, ott) dat je tijdens je studie niet …………………… (interesseren, volt) was in taal, en spelling …………………… (negeren, ovt).’ 11. Het klopt, de jongeman …………… (missen, ovt) de plank niet. ‘Wij ……………… (denken, ovt) altijd dat als we ons ……………………. (onderscheiden, ovt) als designer, dat we dan door de wereld …………………… (omarmen, volt) zouden worden, maar je ……………… (worden, ovt) absoluut niet ……………………. (accepteren, volt) zonder basale kennis. 12. Nou ja, zo …………………… (sukkelen, ovt) we onze studie door en …………………… (verblijden, ovt) wij onszelf met websites en ……………. (gedijen, ovt) wij in naïviteit.’ 13. ‘De eerlijkheid …………………… (gebieden, ott) nu te zeggen dat wij onszelf hebben ………………. (misrekenen, volt) en onszelf …………………… (overschatten, ovt).
14. Toen ik net ………………… (werken, ovt), ……………….. (durven, ovt) ik niet eens een mailtje aan een collega te sturen. Ik ……………. (turen, ovt) maar naar het beeldscherm, in mijn hoofd ……………… (misten, ovt) het en mijn hart …………………. (bonken, ovt) tegen mij ribbenkast.’ 15. ‘Nou ja, het is mij ……………….. (lukken, volt), ik heb ……………… (leren, volt) correct te spellen. …………………… (aanvaarden, ovt) ik dat tijdens mijn studie, het had me later veel zweetdruppels …………………… (schelen, volt). Nu …………….. (vinden, ott) ik het nog leuk ook. 16. Wie weet …………… (worden, ott) ik nog eens beroepsschrijver.’ 17. Het relaas van deze IAM-professional ……………. (bewijzen, ott) eens temeer dat taalvaardigheid niet alleen ……….. (worden, ott) …………………… (waarderen, volt), maar zelfs …………………… (vereisen, volt). 18. Was …………………. (tekenen, volt), Naam: …………………………… Aantal fouten:
Opdracht 13: Onderstreep en verbeter de fouten (Wat de spellingscontrole van Word allemaal niet ziet). 1. Hij vind dat hij door de docent verkeert beoordeelt is en nu beweerd hij dat zijn studie helemaal vergooit is. ………………………………………………………………………………………………………........ 2. De dief bekend dat hij de diamanten gestolen heeft, maar hij betreurd zijn daden. …………………………………………………………………………………………………………… 3. De politie geloofd helemaal niet wat hij zegt. …………………………………………………………………………………………………………… 4. De rechter veroordeeld hem ondanks dat hij zijn daden berouwt.
…………………………………………………………………………………..... ............................... 5. Hij bedonderd de vrouw in uniform achter de balie.
…………………………………………………………………………………… ……………………… 6. Houdt je het voor gezien vandaag? …………………………………………………………………………………………………………… 7. Houd je vriendin van witte wijn?
…………………………………………………………………………………… ……………………… Aantal fouten:
1.4 Engelse werkwoorden Engelse werkwoorden worden vervoegd als zwakke werkwoorden in het Nederlands9. Als de stam eindigt op één van de medeklinkers uit ’t exkofschip, schrijf je stam + te(n) voor de verleden tijd. Anders krijgen ze in de verleden tijd stam + de(n). Infinitief: lunchen. Ik lunch. Hij lunchte. We hebben geluncht. Infinitief: relaxen. Ik relax. Hij relaxte. Hij is relaxt. We hebben gerelaxt. OVERZICHT: Engelse werkwoorden: geen dubbele letters in de stam Engelse vorm to cross
to volleyball
Nederlands e vorm
stam
tegenwoordi verleden tijd ge tijd
voltooid deelwoord
crossen
cros
ik cros jij crost
ik croste jij croste
gecrost
volleyballen
volleybal
ik volleybal jij volleybalt
ik volleybalde jij volleybalde
gevolleybald
Als de eindmedeklinker van de stam op twee manieren kan worden uitgesproken, zijn zowel de vormen met t als die met d correct (bijvoorbeeld: -f en -v, -s en -z, -dzj en –tsj) Voorbeelden: to golf - golfen, stam to brief - briefen, stam
golf - ik golf, ze golft, we golften/golfden, we hebben gegolft/gegolfd brief - ik brief, ze brieft, we brieften/briefden, we hebben gebrieft/gebriefd
Voor sommige woorden hebben we nog een –e nodig voor een correcte uitspraak. to lease - leasen, stam to bridge – bridgen, stam
lease - ik lease, ze leaset/, we leaseten/leaseden, we hebben geleaset/geleased bridge – ik bridge, ze bridget, we bridgeten/bridgeden, we hebben gebridget/gebridged
Het ezelsbruggetje dat ons doet luisteren naar de verleden tijd om de laatste letter van het voltooid deelwoord te bepalen, werkt ook voor Engelse werkwoorden.
9
Zie Spelling: de regels op een rij: regel 43
ik downloadde ik faxte
ik heb gedownload ik heb gefaxt
Wat is juist: geë-maild of ge-e-maild? Het voltooid deelwoord ge-e-maild is juist, maar niet zo fraai. Je kunt het het best vermijden. Schrijf liever: 'Ik heb de berichten via e-mail verstuurd' of 'Ik heb de berichten gemaild.' OVERZICHT: Engelse werkwoorden Engelse vorm Nederlandse vorm to fax
faxen
to snooker
snookeren
to facelift
faceliften
to download
downloaden
to barbecue
barbecueën
to rugby
rugbyen
to upgrade
upgraden
to save
saven
to skate
skaten
stam
tegenwoordig verleden tijd e tijd
fax
ik jij snooker ik jij facelift ik jij download ik jij barbecue ik jij rugby ik jij upgrade ik jij save ik jij skate ik jij
fax faxt snooker snookert facelift facelift download downloadt barbecue barbecuet rugby rugbyt upgrade upgradet save savet skate skatet
ik jij ik jij ik jij ik jij ik jij ik jij ik jij ik jij ik jij
faxte faxte snookerde snookerde faceliftte faceliftte downloadde downloadde barbecuede barbecuede rugbyde rugbyde upgradede upgradede savede savede skatete skatete
voltooid deelwoord gefaxt gesnookerd gefacelift gedownload gebarbecued gerugbyd geüpgraded gesaved geskatet
Opdracht 14: Vul de juiste vorm van het werkwoord in: 1. We hebben gisteren in Bloemendaal heerlijk (lunchen) …………………… 2. Hij (coachen) …………………………………… zijn medewerkers uitstekend. 3. Gisteren (brainstormen) …………………..……….. wij over het nieuwe project. 4. Heb je hem nog (mailen)…………………………………………… ? 5. Ja, maar mijn computer (crashen) ................. toen ik haar naam (typen) .................. . 6. Hij is echt niet (relaxen)…………………………………………... 7. Hij heeft het programma (downloaden) ……………………………….. 8. Heb je die foto’s ……………………………….(scannen) 9. Hij (golfen)…………… in de buurt van Haarlem. 10. Ben jij onder je eigen naam ……………………….. (inloggen)? Aantal fouten:
Opdracht 15: Vul de juiste vorm van het werkwoord in: 1. Heb je haar gisteren (mailen) ......................................? 2. Nee, ik (downloaden) ....................................... toen een heel groot bestand. 3. Dat had je toch al naar haar (faxen) ............................... ? 4. Gisteren (upgraden) ............................... ik mijn computer nog om dit te voorkomen. 5. Had je wel op tijd (uitloggen) .......................................? 6. Had ik haar laatste e-mail maar (screenen) ................................. . 7. Ik bedoel eigenlijk, had ik dat maar (scannen) ..................................... . 8. Ze (mailen) ............................... gisteren allemaal rommel. 9. Gelukkig heb ik mijn computer niet (leasen) ............................... . 10. Toen ik het virus (checken) ......................................., was het al te laat. 11. Had ik het maar meteen (deleten) ....................... 12. Ik (surfen) .......................... het hele jaar dag en nacht op internet. 13. Ik (zappen) ....................... de hele nacht door afgelopen week. 14. Mijn computer was juist (upgraden) ......................... om snel te kunnen downloaden. 15. Zij had net een spel (saven) .......................... 16. We zag dat mijn ex had (mailen) .......................... 17. Daarom (mixen) ........................... ze gisteren een gemeen virus in elkaar. 18. Ze (mailen) ........................ anders alleen maar leuke berichten. 19. Met mijn supervirus is straks haar hele computer (crashen) ............................. 20. Haar virusscanner (scannen) ............................. nooit mijn eigen gemaakte virus. 21. Binnen 1 minuut is haar computer (recyclen) ...................... tot schroot. Aantal fouten:
1.5 Gebiedende wijs Er is sprake van een opdracht, een bevel of van instructietaal. Het werkwoord in onderstaande zinnen staat in de gebiedende wijs. Doe de deur dicht! Word lid! Vul de oefening in. Regel: Maar:
Gebruik de ik-vorm van het werkwoord. Soms staat er nog een onderwerp ‘u’ in de gebiedende wijs. Dan geldt de regel stam + t. Verantwoordt u zich maar! (stam + t want ‘u’ is het onderwerp) vs. Verantwoord u maar! (stam, want ‘u’ is niet het onderwerp maar een wederkerend voornaamwoord, heeft dezelfde functie als ‘zich’ in de vorige zin).
1.6 Bijvoeglijke naamwoorden Een bijvoeglijk naamwoord geeft een kenmerk of een eigenschap van een ander woord. Een bijvoeglijk naamwoord kan afgeleid zijn van een voltooid deelwoord. Er komt dan een -e achter het voltooid deelwoord. Het huis is afgebrand Het boek is besteld De koper is opgelicht Het gras is gemaaid De schade is vergoed De tuin is besproeid
het afgebrande huis het bestelde boek de opgelichte koper het gemaaide gras de vergoede schade de besproeide tuin
Uitzondering: Bij onzijdige woorden (het-woorden) zonder lidwoord of met ‘een’ ervoor, laat je de e weg een afgebrand huis, een besteld boek, gemaaid gras. Bijvoeglijke naamwoorden die voortkomen uit een voltooid deelwoord eindigend op en veranderen niet. Het ei is gebakken De goederen zijn gestolen De portemonnee is verloren
het gebakken ei de gestolen goederen de verloren portemonnee
Let op! Geen dubbele medeklinkers!!! Vergis je niet dit zijn geen werkwoorden! Je hoeft ze dus niet te vervoegen. Men verwachtte grote belangstelling. De verwachte belangstelling. Ik verbrandde de papieren. De verbrande papieren. Opdracht 16: Vul de juiste vorm in van de gebiedende wijs. 1. …………………………….. (kleden) je snel aan! 2. …………………………. (maken) die oefening af tegen volgende week. 3. …………………………. (maken) u maar snel uit de voeten! 4. …………………………. (antwoorden) u maar. 5. ………………………….. (wassen) je haar voor je tante komt. 6. …………………………. (verantwoorden) uw gedrag! 7. …………………………. (dromen) u gerust verder. 8. ………………………… (zich behoeden) voor valse hoop. 9. ………………………… (bieden) dan meer aan voor die prijs! 10. ………………………… (maken) u zich er niet te makkelijk vanaf. Aantal fouten:
Opdracht 17: Vul de juiste vorm in van het voltooid deelwoord/bijvoeglijk naamwoord. 1. Er is grote schade (aanrichten) ………..……………… De ……………………………… schade. 2. Het terrein is (ophogen) …………………..…….. Het ……………….…………… terrein. 3. De eend is (gebraden) …………….………….. De ………………………………… eend. 4. De zinnen zijn goed (ontleden) ………..……………… De ……………………………. zinnen. 5. Het formulier is (invullen) ………………………… Het ………………………… formulier. 6. De kapitein werd (doden) ………..…………………. De ……………………………… kapitein.
7. De voorman is (haten) …………………………… De ……………………..……… voorman. 8. Het stadhuis is (vergroten) …………..…………… Het ……………………………... stadhuis. 9. De struik is (verplanten) ……………………………. De …………………………….... struik. 10. De nederlaag werd (verwachten) ……………….…… De ……………………………… nederlaag. Aantal fouten:
Opdracht 18: Vul de voltooide deelwoorden in als bijvoeglijk naamwoord. 1. Het pas (openen)………………… sportpark heeft twee voetbalvelden. 2. De (ontvluchten)………………… gevangenen werden in Parijs gearresteerd. 3. De (haten)……………….. president werd afgezet en verbannen. 4. Van de drie (examineren)……………….. kandidaten zijn er twee gezakt. 5. De pas (oprichten)………………….vereniging telt al vijfduizend leden. 6. De pas (spuiten)………………… auto glansde als een nieuwe. 7. De luchtdicht (sluiten)……………… bussen bevatten (condenseren)……………………. melk. 8. Het (inzenden)……………………. stuk werd door de redactie geweigerd. 9. De door de K.N.M.I. (verwachten)…………………… regen bleef uit. 10. Met (opheffen)………………………. hoofd stond de beklaagde voor de rechter. Aantal fouten:
Opdracht 19: Alles door elkaar. Vul in: 1. De bedrijfsleider heeft ons precies (uitleggen)……………………. hoe surfplanken worden (fabriceren) ……………………. 2. Als mijn nicht iets (beloven)……………………, (houden)……………….. zij zich aan haar woord. 3. Het (inlijsten) …………………… schilderij hing in de studeerkamer.
4. Nina (vinden) ………………….. dat ik die straf dubbel en dwars heb (verdienen) ……………………. 5. Op de smalle bergweg (weigeren ovt) …………………… de motor en we (vrezen ovt) …………………. dat we urenlang op hulp zouden moeten (wachten) ………………. 6. De door vandalen (stichten) ………………….. brand heeft de fabrikant volkomen (ruïneren) ……………………… 7. Het meisje (huilen ovt) ……………………. tranen met tuiten toen zij (horen ovt)………………… dat ze niet (mee mogen ovt) ………………………. 8. (vinden) ……………………… je niet dat deze broek je zus goed (afkleden) ……………………..? 9. Enthousiast (graven ovt)………………… de (verbazen)…………………….. en (verheugen) ……………............ onderzoeker verder. 10. Ik zet mijn auto te koop op internet met de volgende mededeling: (verkeren) ……………. in goede staat.
Aantal fouten:
TAAL IN CONTEXT LES 2 I. Eerste deel (Taal) 40 min: In het hoorcollege is er aandacht besteed aan de spellingsregels. In het werkcollege vandaag zullen we voortgaan op de d/t-oefeningen van het vorige hoofdstuk en verder werken aan de O.T.T (Onvoltooid Tegenwoordige Tijd) en de O.V.T (Onvoltooid Verleden Tijd). We werken verder aan de opdrachten 4 tot en met 11 (zie ook: huiswerk). 25 min (luistersynthese): In de les van vandaag gaan we het hebben over het maken van een luistersynthese: dat is een vaardigheid die je nodig hebt bij het volgen van hoorcolleges, maar ook bij het afnemen van interviews. Synthese betekent letterlijk ‘verbinding van afzonderlijke elementen tot een nieuw geheel’. 1. We gaan zo direct luisteren naar de tekst ‘Occupy maakt andere wereld mogelijk’ uit de Volkskrant.
2. Voor je gaat luisteren schrijf je op: Over welk probleem gaat de tekst denk je? …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… Wordt er een oplossing vermeld? Met welke woorden? …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… Voor wie is deze tekst geschreven? …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… Wat weet je over de Volkskrant …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… Vergelijk je resultaat met je buurman of buurvrouw …. 3. De docent draagt de tekst (in twee delen) voor. Probeer de grote lijnen van de tekst te vatten. Klopt wat je hierboven genoteerd hebt? …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… Welk van de tekstpatronen (zie boven) past bij deze tekst? Welke kernwoorden kun je dus gebruiken om de tekst te schematiseren? …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………
4. We beluisteren de tekst nog één keer. Je moet de hoofdzaken van de tekst kunnen weergeven in een duidelijk schema met duidelijke kernwoorden. …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………
5. (wanneer er tijd over is) De laatste stap is dat je de tekst probeert te memoriseren. Zet je schema om in een mindmap1:
Mindmapping is een beproefd middel om complexe en vertakte informatie te onthouden. Je maakt gebruik van de associatieve vermogens van de hersenen om zaken te memoriseren: kleuren, geuren en beelden blijken makkelijker te onthouden dan bijvoorbeeld getallen (vandaar dat we bij CMD werken met klaskleuren en niet met nummers). Wie geïnteresseerd is in de werking van het geheugen leze Joshua Foer, Het geheugenpaleis; de vergeten kunst van het onthouden. Amsterdam 2011. II. Tweede deel (onderzoeksvaardigheden) 25 min (onderzoek): 1. Vorm groepjes van 4/5 personen en leg al je fotomateriaal uit op tafel. 1
http://www.marcelcramer.nl/2009/04/08/mindmapping (geraadpleegd op 30 oktober 2011)
2. Kies bij elk van de brillen (overzichtsniveau, gebruikersniveau, detailniveau) je favoriete foto en geef een korte toelichting aan je groepje. 3. Zorg dat in 10-12 min elk groepslid aan de beurt is geweest. 4. Ga na of je tevreden bent over je selectie en of je deze foto’s voorlopig wil gebruiken voor je eindwerk (je wordt nog in de gelegenheid gesteld om terug te gaan en foto’s over te doen). 5. (als er tijd over is) Laat een van je beelden in de groep rondgaan en vraag aan je groepsgenoten om 1 vraag op de achterkant van je foto te schrijven. III. Huiswerk (in 10 min samen doornemen) 1. Taal: maak de opdrachten 4 tot en met 11. 2. Memoriseer de tekst ‘Occupy maakt andere wereld mogelijk’ uit de Volkskrant. 3. Zoek het (schriftelijk) vraag en antwoord interview ‘Leers voelt zich gesterkt door uitkomst congres’ uit het Parool via de databank Lexis Nexis: http://rps.hva.nl:2240/hva en neem het geprint mee. 4. Ga naar de straat en houd een gesprek met een gebruiker van de straat (de meeste smartphones hebben de mogelijkheid om gesprekken op te nemen / als je niet in het bezit bent van de Smartphone bestaat de mogelijkheid om geluidsapparatuur te lenen bij de uitleenbalie op de tweede verdieping). Vooraf: Het hoofddoel van je interview is dat je andere zaken over de straat/het plein aan de weet komt dan de oordelen die je zelf bedacht had. Vraag de passant/gebruiker om toestemming voor het opnemen van je gesprek. Leg duidelijk uit wat je van plan. Het beste kun je dit voor jezelf opschrijven zodat je duidelijk weet wat je moet zeggen en je voor de geïnterviewde een helder kader schetst. Bijvoorbeeld: ‘Ik ben Jan Jansen en ik studeer aan de opleiding CMD Amsterdam. In mijn opleiding zijn we erin geïnteresseerd hoe mensen hun directe omgeving beleven. Daarom wil ik u een paar vragen stellen over deze straat. Ik neem het gesprek op, maar zal de resultaten op geen enkele manier openbaar maken anders dan in het klaslokaal aan mijn docent en medestudenten. Ik wil u bedanken voor uw tijd en moeite.’
Maak voor jezelf een interviewplan: - bedenk 2/3 introducerende vragen: wie bent u? wat brengt u hier vandaag? wat doet u in het dagelijks leven? - bedenk 2/3 vragen waarmee je de diepte ingaat en die moeilijker zijn voor de gebruiker: hoe ervaart u deze straat? hoe voelt u zich hier? waar ligt dat aan? welke kleur vindt u bij deze straat horen? kent u misschien een mooie anekdote die bij deze straat hoort … - bedenk een mooie uitsmijter/iets waardoor de geïnterviewde zich goed voelt (mensen vinden het in het algemeen heel prettig als ze het gevoel krijgen dat ze je ergens mee kunnen helpen): wat mag ik zeker niet missen? wat zou u verbeteren aan de straat … Twee tips: - als interviewer moet je je goed voorbereiden, maar soms mag je je best ietsje dommer voordoen dan je bent of zaken ter discussie stellen die vanzelfsprekend lijken. Jeroen Pauw is een voorbeeld van een interviewer die bewust ‘de domme august’ uithangt. Daarmee verplaatst hij zich in de rol van de kijker die het zelf misschien niet zou durven om ‘naar de bekende weg te vragen’. - als gezegd: mensen zijn doorgaans geneigd andere mensen te helpen of vinden dat prettig. Maak daar gebruik van. Neem een voorbeeld aan Taarten van Abel: http://www.youtube.com/watch?v=X9rovGZwy7g Tijdens het interview (je mag als duo op pad): - noteer in steekwoorden de hoofdlijn van het betoog; - maak aantekeningen over de gedragingen van de geïnterviewde. Hoe komt deze persoon op je over: gejaagd/rustig/kleurrijk/kleurloos/praat graag .. etcetera. Werk het interview woordelijk uit en print het gesprek in tweevoud: één versie gebruik je in de volgende les, de andere geef je aan de docent.
TAAL IN CONTEXT LES 3 I. Eerste deel (taalvaardigheid) 35-40 min: Vandaag ga je verder met de werkwoorden. Nadat we de vorige les de O.T.T, de O.V.T en de Voltooide Tijd hebben behandeld, is het vandaag de beurt aan de Engelse werkwoorden en de gebiedende wijs. - zijn er nog vragen over de opdrachten die je gemaakt hebt? 25 min: Bij deze les horen drie teksten: Bibeb (pseudoniem van Elisabeth Maria Lampe-Soutberg), ‘Juliette Greco’, in: Bibeb in Parijs. Amsterdam 1958. Eggers, Dave, Zeitoun. Vierde druk. Amsterdam 2010, pp. 108-131. Van der Mijn, Aad, ‘Johnny Meijer; een accordeonist’, in: Joris van Casteren, Een vreselijk land; de mooiste journalistieke verhalen van Nederland. Amsterdam 2005. Je leest deze teksten om voorbeelden te zien van interviewweergaves die verhalende elementen bevatten en verder gaan dan de vraag-antwoord vorm (je hebt zelf een voorbeeld van een vraag-antwoordtekst meegenomen). In de les lees je (een deel van) de tekst ‘Juliette Greco’ van Bibeb. Voor je gaat lezen: 1. Wie is Juliette Greco? 2. Wie is Bibeb? 3. Hoe zou je deze tekstvorm noemen? Na het lezen: 4. Welke woorden snap je niet/zijn niet meer gebruikelijk? 5. Bibeb heeft een zintuiglijke manier van schrijven en veel oog voor detail: kun je in de tekst plekken aanwijzen waar die zintuiglijkheid aan het licht komt?
6. Hoe zou je het perspectief noemen waarin deze tekst geschreven is? Vervolgens lees je (een deel van) de tekst van Aad van der Mijn. Voor je gaat lezen: 1. Wie is Johnny Meijer? Na het lezen: 2. Welke woorden snap je niet/zijn niet meer gebruikelijk? 3. Deze tekst ontleent zijn kracht aan andere principes dan de tekst van Bibeb. Kun je benoemen wat dat is? 4. Hoe zou je het perspectief noemen waarin déze tekst geschreven is? Wat is het effect van dat perspectief II. Tweede deel (onderzoeksvaardigheden) 35 min: Je hebt je woordelijke verslag bij je van het interview dat je gedaan hebt met een passant. 1. Vorm duo’s en lees elkaars tekst 2. Bespreek de ervaringen n.a.v. de interviews 3. Wat prikkelt je nieuwsgierigheid in de tekst van de ander? 4. Keer terug bij jezelf en werk twee draftversies uit: een waarin je op de ‘Bibeb-manier’ werkt, een waarin je op de Aad van der Mijn-manier werkt. Onderstaand schema kan je helpen bij het ordenen van je informatie: spetterende kopzin (citaat of typerende beschrijving) lead: relevantie + kort sfeerverslag start quotes: aanleiding interview meer achtergrondinformatie duik in een donkergrijs verleden diepe zieleroerselen & drijfveren toekomstvisie uitsmijter: krachtige uitspraak
III. Huiswerk 1. Lees de teksten die je vandaag niet helemaal gelezen hebt volledig 2. Lees het hoofdstuk uit Zeitoun van Dave Eggers. Maak een rapport van 400 woorden n.a.v. van dit hoofdstuk. Beantwoord de volgende vragen: - Wie is Dave Eggers/Waarom is hij een belangrijk en veel gelezen auteur? - Wat is de plot van Zeitoun? (als je informatie van een website haalt: geef duidelijk aan van welke website je informatie komt: meer daarover bij les 5. - Dave Eggers probeert ons te betrekken bij het lot van Zeitoun. Hoe doet hij dat? Waarom doet hij dat dat denk je? 3. Lever je onderzoeksresultaten tot nu toe in (dit is dus een eerste versie van je eindopdracht!): overzichtsniveau: geef de belangrijkste feiten over je straat weer en werk je interview uit gebruikersniveau: in twee verhalende vormen (hij-vorm en ik-vorm: (voor je concept schrijf je beide versies maar in je eindversie kies je de beste!!) en plaats er een foto bij: dat mag een foto van je geïnterviewde zijn, maar het mag ook iets zijn wat de gebruiker in zijn verhaal noemt: zijn auto, een gebouw in de buurt, de plek waar zij/hij werkt of haar/zijn boodschappen doet. detailniveau: schrijf een observatie bij de afbeelding die je hebt uitgekozen op detailniveau. Gebruik alleen de ‘hij-vorm’ en beschrijf wat je ziet. De resultaten van je onderzoek in de OBA. Zie voor uitleg les 1. Lever een overzichtelijk rapport in (twee hoofdstukken: Eggers en eindopdracht) en bedenk zelf titels voor de 3 teksten. Dit rapport is een belangrijke tussenstap die meeweegt in je procesbeoordeling: niet inleveren is van negatieve invloed op je eindbeoordeling.
Dave Eggers Uit: Dave Eggers, Zeitoun. Amsterdam 2010.
TAAL IN CONTEXT LES 4 Het hoorcollege had woordenschat als thema. Wat we belangrijk vinden is dat je onderscheid weet te maken tussen verschillende registers en niveaus. Van een HBO-er verwachten we dat hij/zij zich professioneel en in een rijk taalgebruik kan uitdrukken. Met name voor een CMD-er is dat belangrijk: je kansen in het beroepsleven verbeteren naarmate je meer in staat bent de taal van uiteenlopende opdrachtgevers en klanten te spreken. We hebben het over zakelijke woordenschat, vakjargon en spreektaal. Op het intranet hebben we een woordenlijst geplaatst die we als bekend veronderstellen voor HBO-ers. Voor de toets zullen we gebruik maken van die lijst. I. Eerste deel (taal) 30 minuten: Uitloop en extra opdrachten spellingsvaardigheden: opdracht 17, 18 en eventueel oefentoets maken. 50 minuten: Leesvaardigheid en woordenschat - behandeling van de tekst van Dave Eggers aan de hand van de rapportages - extra tekst, uitgedeeld door de docent - achterin dit hoofdstuk vind je extra opdrachten die te maken hebben met woordenschat. II. Tweede deel (onderzoeksvaardigheden) 20 minuten: Voor de eindopdracht lever je vandaag je onderzoeksresultaten tot nu toe in: • je hebt je straat meerdere malen bezocht • je hebt de belangrijkste gegevens adv deskresearch achterhaald • je hebt een gesprek gevoerd met een passant • je hebt een object gevonden in de straat dat je aandacht trekt Je levert je spullen in bij de docent en bespreekt eventuele problemen. Volgende week zullen de resultaten besproken worden.
III. Huiswerk - woordenschatoefeningen waar we in de les niet aan toe komen; - HBO-woordenlijst downloaden van intranet en doornemen op woorden die je niet kent. - neem mee naar de volgende les: een (studie)boek, een gratis krant uit het openbaar vervoer, een huis-aan-huiskrant, een tijdschrift, een internetbron en een betaalde krant (Volkskrant, NRC Next, Trouw …) Deze spullen wissel je uit met medestudenten. Neem dus geen boeken mee waar je heel voorzichtig mee moet zijn.
IV. Oefeningen woordenschat Syno… ander woord 1. Opponent …………………. 24. Domicilie ……………………. 2. Idioom ……………………. 25. Robuust ……………………. 3. Ambigu ……………………. 26. Deceptie ……………………. 4. Potentaat …………………… 27. Megalomanie ……………………. 5. Donatie ……………………. 28. Pathologisch ……………………. 6. Ofschoon …………………… 7. Copieus …………………….
29. Draconisch ……………………. 30. Starnakel …………………….
8. Existentie ………………… 31. Lichtekooi ……………………. 9. Helleveeg ………………… 32. Dageraad ……………………. 10. Kijven ……………………. 33. Grotesk ……………………. 11. Spatsies ……………………. 34. Promiscue ……………………. 12. Evenknie ……………………. 35. Corrosie ……………………. 13. Balsturig ……………………. 36. Rapalje ……………………. 14. Amechtig ……………………. 15. Biotoop …………………….
37. Paaps ……………………. 38. Star …………………….
16. Lethargisch ……………………. 39. Torso ……………………. 17. Corridor ……………………. 40. Apert ……………………. 18. Alumnus ……………………. 41. Wicht ……………………. 19. Pompeus ……………………. 42. Furie ……………………. 20. Dissonant ……………………. 43. Dictie ……………………. 21. Electoraat ……………………. 44. Zerk ……………………. 22. Contrabande ……………………. 23. Bourgondiër …………………….
V. Extra theorie
Woordenschat Over een brede woordenschat beschikken is erg handig. Zoveel dingen worden makkelijker als je veel woorden kent: een kwaliteitskrant lezen, een college begrijpen, een syllabus samenvatten, een gevat antwoord geven tijdens een mondeling tentamen terwijl je stiekem geen coherent antwoord kan geven op de toch best complexe vraag… Je weet zelf waarschijnlijk het best hoe breed je woordenschat is. Want terwijl grove spelfouten de aanleiding kunnen zijn om een sollicitatiebrief of paper geërgerd opzij te leggen, is een beperkte woordenschatkennis veel minder zichtbaar. Geen enkele docent of klant kan stante pede inschatten hoeveel woorden je kent. Toch genereert een beperkte woordenschat een aantal problemen die je zou kunnen vermijden. En bovendien etaleer je met een indrukwekkende woordenschat of passend jargon ook kennis, wat je imago zeker geen windeieren legt. Spijtig genoeg is het uitbreiden van woordenschat een proces dat niet van de ene op de andere dag gebeurt. Als je correct wilt spellen geraak je al een heel eind als je een aantal frequent voorkomende regels regelmatig leest en tijdens het schrijven aandachtig bent op taalfoutjes. Maar als je je woordenschat wilt uitbreiden, is wat aandacht en nieuwsgierigheid niet afdoende. Veel lezen en woorden opzoeken die je niet begrijpt: ongetwijfeld dé gouden tips bij uitstek. Maar daarnaast zijn er ook een aantal andere trucjes die van pas kunnen komen. Deze woordenschatlessen hebben tot doel om je woordenschat uit te breiden en geven een achtergrond voor het studeren van de woordenschat die je moet kennen voor de taaltoets in januari. De principes die hier worden uitgelegd, zijn echter ook transfereerbaar naar de taalgames die jullie in het kader van het teamproject moeten ontwerpen. De belangrijkste bron voor deze woordenschatlessen is de “Woordenlijst Amsterdamse Kinderen – deelproject ‘woordenschat’ – Taalproject UvA-RUG”, een document dat in mei 2010 door de Universiteit van Amsterdam gepubliceerd werd. In de inleiding staan een paar cursief gedrukte woorden en uitdrukkingen. Zet ze in onderstaand lijstje op volgorde van moeilijkheid. Zoek indien nodig de betekenis op in een woordenboek of in de woordenlijst. Herformuleer de verklaring in je eigen woorden als je dat makkelijk vindt. Waarom vind je de woorden moeilijk?
MOEILIJKE WOORDEN
1 Semantiseer De eerste vuistregel die je moet hanteren als je je woordenschat wilt uitbreiden is: zoek regelmatig onbekende woorden op. Betekenis toekennen aan woorden wordt ook ‘semantiseren’ genoemd. Semantiseren kan je op verschillende manieren doen. Je kan de betekenis van een woord aan iemand anders vragen, je kan de betekenis uit de context proberen afleiden of je kan een woordenboek raadplegen. Een woordenboek in boekvorm is een hulpmiddel dat zelfs in dit digitaal tijdperk nog handig is. Het voordeel van een papieren woordenboek is dat je er makkelijk in kan bladeren en op die manier spelenderwijs met nieuwe woorden in aanraking komt. De Dikke Van Dale is de duurste, maar ook meest charmante versie, die je perfect kan gebruiken om op een koude winteravond het woordenboekspel te spelen. Hilariteit verzekerd! Hoe speel je het woordenboekspel? Iemand van de groep zoekt in het woordenboek een woord op waarvan hij/zij vermoedt dat niemand in de groep de betekenis kent. De anderen verzinnen een betekenis en leveren dit op papier in bij degene die het woord heeft opgezocht. Daarna worden alle “betekenissen”, inclusief de juiste woordenboekbetekenis, in willekeurige volgorde voorgelezen en moet iedereen daarvan er één uitkiezen. Raad je de juiste, dan krijg je een punt. Gelooft er iemand in jouw verzonnen betekenis? Dan krijg je ook een punt. Herhaal dit proces totdat iedereen in de groep een woord heeft opgezocht. Degene met de meeste punten wint het spel.
Voor dagelijks gebruik zijn er de online woordenboeken. Op www.vandale.nl kan je al behoorlijk veel woorden opzoeken, maar wel vaker is deze selectie niet uitgebreid genoeg. Op de website www.bib.hva.nl kan je aan de slag met drie andere versies van Van Dale: uitgebreid, professioneel en ook de Dikke Van Dale. Als je een lange zoektocht op de HvA-site wilt vermijden, kan je ook deze url ingeven: http://rps.hva.nl:2319/ Ook tijdens het studeren zou je altijd een woordenboek bij de hand moeten hebben. Want docenten gebruiken best vaak moeilijke woorden. Kijk maar naar de tekst “Over objectoriëntatie” die je in de lessen Programmeren kreeg. In de eerste tekst staan er een paar woorden die je waarschijnlijk niet iedere dag gebruikt. Kan je de betekenis in je eigen woorden vertellen? hermeneutisch
behelzen
intentie
concreet/abstract
particularia
hiërarchie
2 Consolideer Als we alle woorden die we ooit in een woordenboek opzochten of waarvan we ooit de betekenis aan anderen vroegen ook daadwerkelijk zouden onthouden, dan zou onze woordenschat wel erg uitgebreid zijn. Maar zo simpel is het niet. Een woord moet gemiddeld zo’n zeven keer voorbij komen voor het in ons geheugen blijft hangen. En of je het dan ook zelf actief gaat gebruiken, is nog maar de vraag. Het kennen van een woord VORM Gesproken vorm
Geschreven vorm
POSITIE Grammaticale patronen
Collocaties
receptief
Hoe klinkt het woord?
productief
Hoe wordt het woord uitgesproken?
receptief
Hoe ziet het woord eruit?
productief
Hoe wordt het woord geschreven en gespeld?
receptief
In welk patroon treedt het woord op?
productief
In welk patroon moeten we het woord gebruiken? Welke woorden of type woorden kunnen verwacht worden voor of achter het woord? Welke woorden of welk type woorden moeten we gebruiken bij dit woord?
receptief productief
FUNCTIE Frequentie
Toepasbaarheid
receptief
Hoe gangbaar is het woord?
productief
Hoe vaak moet het woord gebruikt worden?
receptief
Waar verwachten we dit woord tegen te komen? Waar kan dit woord gebruikt worden?
productief BETEKENIS Concept Associaties
receptief productief receptief productief
Wat betekent het woord? Welk woord moet gebruikt worden om deze betekenis te uiten? Aan welke andere woorden denken we bij dit woord? Welke andere woorden kunnen we gebruiken in plaats van dit woord?
2.1 Betekenis Alfabetische woordenlijsten zijn handig maar niet de beste manier om woorden te leren. We slaan woorden immers niet alfabetisch op in onze hersenen. Het helpt zeker om zo’n woordenlijst regelmatig te bekijken, maar dit is niet voldoende. Om nieuwe woorden actief te leren gebruiken, moeten we aan de slag met deze woorden. Eén manier om dat te doen, is door ze semantisch te ‘clusteren’. Dit rangschikken op basis van betekenis is een proces dat we onbewust constant doen. Iedere zin die we schrijven of uitspreken, bevat immers woorden die semantisch met
elkaar verwant zijn. Mocht dit niet het geval zijn, dan zouden we behoorlijk raaskallen! Op intranet vind je een Excel-bestand dat een 600-tal ‘moeilijke’ woorden bevat. Deze woorden moet je voor de taaltoets kennen. Dit betekent niet dat je de woordenboekbetekenis (die in deze lijst overigens vaak vereenvoudigd is) uit je hoofd moet kennen, maar je moet de woorden wel actief kunnen gebruiken en ze in zinvolle verbanden kunnen plaatsen. Het merendeel van de woorden uit de lijst behoort tot de cluster ‘academische woordenschat’, die je de grote broer van de cluster ‘schooltaal’ zou kunnen noemen. Maar deze clustering brengt ons niet veel verder, omdat ze erg algemeen is. Kan jij een drietal clusters maken met woorden uit de woordenlijst (zo’n 7 tot 10 woorden per cluster)? Leg daarna aan de klas uit waarom je die woorden geclusterd hebt. Geef je de clusters liever in mindmaps/woordwebben vorm? Uiteraard kan dat ook. Wie kan de langste cluster maken? Cluster 1 =
Cluster 2 =
Cluster 3 =
Woorden krijgen nooit op zichzelf betekenis. Hun specifieke betekenis wordt bepaald door associaties, de woorden die op de een of andere manier verwant zijn. Sommige woorden hebben dezelfde denotatie (concrete woordenboekbetekenis) maar een andere connotatie (de bijklank of gevoelsmatige betekenis van een woord). Denk maar aan woorden als ‘volslank’, ‘dik’ of ‘moddervet’. De denotatie van deze woorden is dezelfde, maar de connotatie is gevoelig verschillend. ‘Volslank’ is een eufemisme of melioratief (woord met verbloemende betekenis) en ‘moddervet’ is een pejoratief, een woord met een negatieve connotatie.
Een ander voorbeeld is ‘hoer’, ‘lichtekooi’ en ‘prostituee’. Kan je zelf nog een paar woorden verzinnen die dezelfde denotatie maar een andere connotatie hebben? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ Veel woorden hebben tweelingbroers en tegenpolen. Bekijk de clusters die je gemaakt hebt. Bevatten jouw clusters: - antoniemen (tegenstellingen)? Zoek minstens vijf antoniemen. Als je clusters geen antoniemen bevatten, zoek ze dan in de lijst. ________________________________VS. ________________________________ ________________________________VS. ________________________________ ________________________________VS. ________________________________ ________________________________VS. ________________________________ ________________________________VS. ________________________________ - synoniemen? Zoek minstens vijf synoniemen. Als je clusters geen synoniemen bevatten, zoek ze dan in de lijst. _________________________________ = ________________________________ _________________________________ = ________________________________ _________________________________ = ________________________________ _________________________________ = ________________________________ _________________________________ = ________________________________ Ook voor hiërarchische verhoudingen tussen woorden bestaan er in de semantiek bepaalde termen. Een hyperoniem is een woord dat de betekenis van een ander woord volledig omvat, maar geen synoniem is van dat andere woord. Het hyperoniem heeft hierdoor altijd een ruimere betekenis dan het onderliggende woord, het hyponiem. Het woord ‘voertuig’ is bijvoorbeeld een hyperoniem van ‘trein’, ‘auto’ en ‘fiets’ (drie hyponiemen). Misschien heb jij ook nog wel andere associaties bij de woorden die je samen geclusterd hebt…. Hoe verhouden deze woorden zich tot elkaar?
2.2 Functie Bedenk bij nieuwe woorden ook altijd even in welke context je ze tegenkomt en wanneer je ze kan gebruiken. Hoe frequent zijn ze? Het heeft weinig zin om academische woorden zoals inductief en approximatief in een gesprek met vrienden te gebruiken, tenzij je lekker irritant wilt zijn. En op diezelfde manier moet je niet te veel woorden met een literaire connotatie gebruiken in een webtekst die vooral zakelijk en bondig moet zijn. 2.3 Vorm en positie Misschien ken je wel de betekenis van een woord, maar je weet niet hoe je het woord moet spellen of uitspreken. Als je het woord ook echt actief wil gaan gebruiken, dan is het ook nodig om even bij de vorm stil te staan. Vind jij in de woordenlijst een aantal woorden waarvan je niet weet hoe je ze moet uitspreken? Schrijf ze op en zoek ook de fonetische informatie (=____________________________) op. ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ Sommige woorden zijn vooral heel vervelend om te spellen. Maak een top tien van de vervelende woorden uit de lijst.
TOP TIEN
De vorm van een woord verklapt in veel gevallen ook tot welke woordsoort een woord hoort. Kijk maar naar de prefixen (voorvoegsels) en suffixen (achtervoegsels). Tot welke woordsoort behoren de woorden die eindigen op: - isch: 1. 2. 3. 4. 5. - (t)eit: 1. 2. 3. 4. 5. - fiel: 1. 2. 3. 4. 5. - (er)en: 1. 2. 3. 4. 5. Door naar de voor- en achtervoegsel te kijken, kunnen we vaak ook een deel van de betekenis afleiden. Wat zou mono- bijvoorbeeld betekenen? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ Kun je zelf een aantal veel voorkomende pre- en suffixen bedenken? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ Actief woorden kunnen gebruiken betekent uiteraard meer dan de betekenis van de woorden kennen. Je moet de woorden ook kunnen aanpassen aan hun functie en
positie in de zin. Zo moet je aandacht besteden aan de vervoeging van werkwoorden. Zeker de onregelmatige werkwoorden kunnen erg lastig zijn. Collocaties zijn in het taalkundig jargon woord(groep)en die vaak samen voorkomen. Zo vind je vaak lidwoorden bij zelfstandige naamwoorden. Het onbepaald lidwoord is ‘een’. Onzijdige zelfstandige naamwoorden krijgen het lidwoord ‘het’ en zowel mannelijke als vrouwelijke bepaalde woorden krijgen het lidwoord ‘de’. Het is belangrijk om te weten welk lidwoord bij een zelfstandig naamwoord hoort, omdat je dan ook weet of je naar het woord moet verwijzen met ‘die’ of ‘dat’. Vergelijk: - Een mollige vrouw is een archetype dat in de barokke kunst vaak voorkomt. (het archetype) - We hechten belang aan onze autonomie, die met deze maatregel behoorlijk in het gedrang komt. (de autonomie)
3 Oefenen Je hebt nu een aantal aspecten van ‘woorden kennen’ bekeken en je weet dus ook dat het niet voldoende is om de woordenboekbetekenis van een woord te kennen. Kinderen leren nieuwe woorden ook op een niet-talige manier, bijvoorbeeld door voorwerpen aan te wijzen, gebarentaal te gebruiken of afbeeldingen te koppelen aan nieuwe woorden. Dit soort oefeningen is echter niet geschikt wanneer je je academische woordenschat wilt uitbreiden, omdat dit jargon heel veel abstracte woorden bevat. Daarom moeten we op een talige manier semantiseren. Je kan synoniemen of antoniemen zoeken of voorbeelden geven (‘Meubels zijn bijvoorbeeld tafels en kasten). Daarnaast kan je het woord omschrijven (‘Auditieve prikkels zijn prikkels die je via het gehoor ontvangt’) of wijzen op analogie (‘Iemand die brood verkoopt noemen we een bakker en iemand die vlees verkoopt noemen we een slager’). Je kan ook contextzinnen formuleren (‘Zijn houding is erg ambivalent. Hij heeft jou het tegenovergestelde verteld van wat hij mij vertelde’). Kan jij één van bovenstaande technieken toepassen bij het verklaren van volgende woorden? attitude: emmeren: fulmineren: discrepantie: nefast: Doe nu hetzelfde zonder het moeilijke woord te vermelden en laat je buurman of – vrouw op zoek gaan naar het juiste woord in de woordenlijst.
1. 2. 3. 4. 5. Maak nu nog eens de volgende woordenschatoefeningen. Omcirkel het woord dat het best in de zin past. vb. Iedereen moet zich aan de ingang … met een identiteitsbewijs. integreren legitimeren reviseren 1. Ze kent zichzelf niet. Ze geeft blijk van een totaal gebrek aan … egocentrisme interpretatie introspectie 2. Om deze taak tot een goed einde te brengen heb je …. inzicht nodig. dynamisch sceptisch strategisch 3. Een jonge, frisse blik is in de reclamewereld onontbeerlijk. Wie het wil maken, moet steeds zeer … te werk gaan. auditief innovatief representatief 4. Zijn gedachten dwalen steeds af en hij springt van de hak op de tak. Hij is een … denker. ambigu associatief sensorisch 5. Zijn … van het conflict staat haaks op haar interpretatie. essentie hypothese perceptie 6. Ik vind je werkwijze niet zo … Vergeet niet dat de deadline volgende week al valt. efficiënt onbesuisd valide 7. De asielkwestie is een heikel punt. De betrokken partijen slagen er maar niet in om een … te bereiken. consensus divergentie interpretatie 8. Dat verschil zou ik niet in de verwerking van de enquêtegegevens opnemen. Het is immers niet … significant stabiel transcendent 9. Die paragraaf zou ik schrappen. Hij bevat enkel … informatie.
discursieve
redundante
simultane
10. Die docent is wel erg … geweest bij het nakijken van de tentamens. Iedereen haalde een hoog cijfer. causaal egaal royaal
Verbuig het woord tussen haakjes naar de juiste woordsoort (vorm). vb. De experts onderzochten de authenticiteit van het schilderij. (authentiek) 1. Hij is een zeer bekwame bedrijfsleider, maar op ………………………………… vlak kan hij toch nog wat leren. (organisatie) 2. Kan je eventjes ……………………… of die vergadering zal plaatsvinden? (verificatie) 3. Hij is zo vreselijk ……………………….……………, out-of-the-box denken is niet zijn sterkste punt. (conventie) 4. Ik heb Paul sinds dat misverstand niet meer gezien. Volgens mij durft hij de ……………………… niet aan te gaan. (confronteren) 5. Lisa is heel ………………………. Ze zegt je altijd wat ze denkt en zal geheimen nooit zomaar doorvertellen. (integriteit) 6. Die man wil altijd overal de beste in zijn. Hij is nogal ………………………. ingesteld. (competitie). 7. De drie politieke partijen zijn al weken in onderhandeling over de nieuwe ………………………. (formeren) 8. Bij de studie Interactieve Media werk je inter……………………… vanuit de vakgebieden ontwerpen, communicatie en media. (verschillende disciplines betreffend) 9. Wie gaat er bij deze vergadering ………………………? (notulen) 10. De docent verwacht helemaal geen antwoord op haar vraag. Haar vraag was ……………………… bedoeld. (retorica)
4 Het teamproject: een aantal ideetjes Misschien krijg je inspiratie door de volgende ideeën te lezen. Deze invalshoeken voor woordenschatoefeningen zijn ook afkomstig uit het document ‘Woordenlijst Amsterdamse Kinderen’. Receptieve oefeningen 1. plaatjes koppelen aan een gegeven woord. 2. woordparen maken, bijvoorbeeld zoek het woord en de betekenisomschrijving bij elkaar. 3. woorden rubriceren, bijvoorbeeld streep alle onbeleefde woorden door. 4. woorden ordenen, bijvoorbeeld zet de volgende woorden van groot naar klein. 5. matching-opdrachten op woordniveau, bijvoorbeeld het zoeken van een synoniem, hyponiem of antoniem bij een gegeven woord. 6. matching-opdrachten op zinsniveau, bijvoorbeeld welke zinnen betekenen hetzelfde? 7. woordcombinaties maken, bijvoorbeeld welk woord hoort niet thuis in dit rijtje. 8. gegeven woorden invullen in een zin. 9. betekenisomschrijvingen maken, bijvoorbeeld wat betekent het woord, maak een zin met het woord, maak een tekening van het woord. 10. betekeniskenmerken noemen, bijvoorbeeld een tandenborstel heeft zachte haren, omdat hij anders pijn doet in je mond. Productieve oefeningen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
het benoemen van voorwerpen en plaatjes zinnen aanvullen, bijvoorbeeld vul het goede woord in. associeeropdrachten, bijvoorbeeld waar denk je aan bij ‘hobby’s’. zelf synoniemen, hyponiem en antoniemen zoeken bij een bepaald woord. een woord noemen op basis van een betekenisomschrijving de betekenis van een woord in eigen woorden omschrijven. zinnen maken met woorden. het maken van kruiswoord- en andere raadsels het spelen van taalspelletjes, zoals kwartet, woordbingo, etc.
Taal in Context Les 5 In deze werkgroep zullen de onderzoeksresultaten tot nu toe besproken worden, zul je oefenen met citeren, parafraseren en samenvatten en het maken van een kleine bibliografie. Bij deze les vind je een aantal pagina’s uit Warna Oosterbaan, Een leesbare scriptie; Gids voor het schrijven van essays en papers. Amsterdam 2007. Laat je niet misleiden door de titel. De inzichten uit dit werk zijn uitermate geschikt voor toepassing bij andere teksten dan een scriptie. NOTA BENE: we werken bij CMD Amsterdam met de MLA-standaard. Het kan zijn dat Warna Oosterbaan op punten afwijkt van deze standaard. Je gebruikt die delen van zijn tekst die van toepassing zijn op citeren en parafraseren. We vinden het met je dat leert om in je teksten goed onderscheid te maken tussen datgene wat jij schrijft en dat wat een ander schrijft of zegt. I. Eerste deel (taalvaardigheden) 50 minuten: - schrijf een samenvatting van de eerder voorgelezen tekst Occupy maakt andere wereld mogelijk van John Verhoeven in 250-300 woorden. - schrijf in 250-300 woorden een reactie op de tekst waarin je zowel citeert uit de brontekst als stukken parafraseert. Maak gebruik van de tekst van Warna Oosterbaan; - (als tijd over is) maak een bronnenlijst van 10 bronnen naar aanleiding van het meegebrachte materiaal: vorm een groepje van zo’n 5 studenten en breng de materialen die je hebt meegenomen bij elkaar. Je docent zal een samenvatting voorlezen aan het eind van het uur. De andere opdrachten kijk je na met je medestudenten.
II. Tweede deel (onderzoeksvaardigheden) 50 minuten: In dit deel van de les is er ruimte om extra aandacht te besteden aan de eindopdracht: - je krijgt je voorlopige onderzoeksresultaten terug - je leest elkaars werk (als er tijd over is:) - extra interviewvaardigheid - extra schrijfvaardigheid (wat is ‘detailniveau’) III. Huiswerk - lees H6 uit de reader: taal- en stijlfouten; - voor de volgende keer maak je een conceptversie van je onderzoek. In de volgende lessen zul je in groepjes of duo’s verder gaan met je eindwerk.
Page 1
5 of 12 DOCUMENTS
de Volkskrant 20 oktober 2011 donderdag
Occupy mogelijk
maakt
andere
wereld
SECTION: Opinie en Debat; Blz. 29 LENGTH: 913 woorden OCCUPY-BEWEGING Het ontbreken van een leider en een duidelijk eisenpakket, is juist de kracht van de Occupy Wall Street-beweging. De Occupy Wall Street-beweging heeft de Nederlandse straat bereikt en kreeg daarom de afgelopen dagen veel aandacht in de media. Er was verbazing over het feit dat de demonstranten allemaal wel een andere reden leken te hebben om mee te doen. De kredietcrisis en de graaiende bankiers werden overal genoemd, maar er was nog een hele waslijst aan andere maatschappelijke klachten. Die hoorden er kennelijk ook bij. De journalisten, op zoek naar een duidelijke agenda, werden teleurgesteld. Er was ook al geen woordvoerder die in een minuutje voor de camera kon uitleggen wat hier gaande was. Geen concreet eisenpakket, geen woordvoering, geen sturing, geen structuur. Dat was voor veel commentatoren en analisten reden om Occupy Wall Street en al haar lokale edities, een beetje te bagatelliseren. In het NRC vervulde onder andere Bas Heijne die rol. 'Hier moet je bij zijn, ook al weet je niet precies waar je bij bent', meent hij. Op http://vk.nl bleef Thomas von der Dunk, met een al even voorspelbaar verhaal, niet achter. Jammer genoeg bestreek hun analyse niet het gedrag van de media zelf dat van henzelf incluis. Journalisten en commentatoren willen instant-duiding: waar is het programma van eisen? Wie gaan er voor zorgen dat er wat gebeurt? En ze willen een gezicht. Bring me to your leader. Dat is nou juist iets wat de Occupy-beweging bewust vermijdt. Het lijkt allemaal erg op het Wereld Sociaal Forum, een reeks van jaarlijkse ontmoetingen van duizenden burgerlijke organisaties die in het vorige de-
cennium werden gehouden. Georganiseerd door een paar grote ngo's bood het Wereld Sociaal Forum vanaf het jaar 2001 tot eind van het decennium een open ruimte voor contact, debat en uitwisseling voor burgers die voor zichzelf en anderen een humane samenleving wilden. Met als slogan 'Een andere wereld is mogelijk' trokken die bijeenkomsten gemakkelijk meer dan 100 duizend mensen, vooral uit de Derde Wereld. Het ging vaak over armoede, slecht bestuur, vrijhandel die lokale samenlevingen in de ellende stortte, privatisering van publieke diensten, etcetera. Het was een zoemende bijenkorf van duizenden grote en kleine, politieke en religieuze, fanatieke en zachtaardige clubjes. Vakbonden, wetenschappers, politici, nonnetjes, studenten, anarchisten, idealisten en schrijvers; alles was welkom en scharrelde door elkaar. Ik heb diverse fora meegemaakt (India, BraziliÎ, Kenia). Het was overal hetzelfde: geen leiders of woordvoerder, tientallen grote en kleine agenda's, veel plannen, veel samenwerking. En steevast erg weinig aandacht in de westerse media. Die konden er niet zo veel mee, leek het. Er was geen agenda, geen eisenpakket, en geen antwoord op de vraag: bring me to your leader. Dat zien we nu ineens opduiken op onze westerse stoep. Nu gaat het om onze problemen, niet die van arme landen. Het proces is hetzelfde. Wie bepaalt er waar het met onze samenleving naar toe gaat? Het is een elementaire vraag die niet zo simpel te beantwoorden is. Toen de Russen honderd jaar geleden doodgingen van de honger, wisten ze waar ze moesten zijn met hun klacht. Ze trokken naar het Winterpaleis in St.-Petersburg. Daar zat de man die er als enige iets aan zou kunnen doen. Maar waar staat anno 2011 het Winterpaleis? Moet je naar het Torentje van Rutte? Naar de EU in Brussel? Naar Wall Street? Het Witte Huis? Naar China? Dan kun je net zo goed op de stoep gaan zitten in je eigen hoofdstad. Als je het maar samen doet. Een beweging zonder leider is flexibeler en duurzamer dan een beweging met leider. Kijk maar naar WikiLeaks en Assange. Dat media en commentatoren daar niet zo van houden, is jammer, maar het geeft niet. De gewone me-
Page 2 Occupy maakt andere wereld mogelijk de Volkskrant 20 oktober 2011 donderdag
dia spelen namelijk geen rol meer in het versterken van een beweging en de gooi naar de macht. Grappig genoeg kwam tegelijk met de mondiale Occupyevenementen ook een andere protestactie in het nieuws: de mislukte plofkoffer van Greenpeace, bedoeld als protest tegen treinvervoer van kernafval. Justitie onderzoekt de zaak, en de arme activisten moesten naar het strand om de media te laten zien hoe lullig en onschuldig hun actie eigenlijk was: iets met een gele ballon. Bedacht om er mee in de krant te komen. Een actie uit het jaar nul. Intussen gaat Occupy Wall Street als een veenbrand over de wereld. Ondergronds, of eigenlijk het tegenovergestelde, in de cloud, via social media. Als de kou toeslaat en de activisten weer hun warme huis hebben opgezocht, gaat Occupy door. Onzichtbaar, op vele fronten, telkens door andere mensen, lokaal afgestemd op wat de betrokken in hun hoofd hebben en haalbaar achten. Intussen is het Wereld Sociaal Forum opgeheven. Het hoeft niet meer. Het aantal burgerorganisaties dat iets doet tegen mondiaal onrecht is in tien jaar tijd ongeveer verduizendvoudigd. Er is al veel veranderd, de agenda's van tien jaar geleden zijn omgegooid.
Occupy Wall Street bestaat uit miljoenen mensen die zichzelf organiseren in duizenden clubjes, nieuwe of bestaande, groot of klein, vriendelijk, politiek of religieus. Ze zullen allemaal hun bijdrage leveren. Niet ondergronds, maar in de cloud. De Occupy Wall Streetacties zijn nu even zichtbaar, en straks waarschijnlijk niet meer. Dat doet aan het effect weinig af. JOHN VERHOEVEN is media- adviseur en oudhoofdredacteur van onzeWereld. Als de activisten hun warme huis weer hebben opgezocht, gaat Occupy gewoon door in de cloud LOAD-DATE: October 19, 2011 LANGUAGE: DUTCH; NEDERLANDS PUBLICATION-TYPE: Krant JOURNAL-CODE: De Volkskrant
Copyright 2011 PCM Uitgevers B.V. All Rights Reserved
TAAL IN CONTEXT LES 6 EN 7
I. Eerste deel (taalvaardigheid) 60 minuten: In deze lessen zullen we ingaan op een aantal taalkwesties die nog niet aan bod zijn geweest: verwijswoorden, bezittelijke voornaamwoorden, betrekkelijke voornaamwoorden en betrekkelijke bijzinnen, hun/hen, met/zonder ‘n’, als/dan, waar/wie en een aantal stijlkwesties. Het beheersen van deze onderwerpen is belangrijk als je tot een goed geredigeerde en strakke tekst wil komen. II. Tweede deel (onderzoeksvaardigheden) 30 minuten: In deze lessen is er gelegenheid om verder te werken aan de eindopdracht en zowel de docent als je medestudenten om feedback te vragen.
III. Extra theorie en uitleg 1 Verwijswoorden Verwijswoorden verwijzen meestal naar een woord dat al eerder genoemd is of wijzen vooruit naar een woord dat nog genoemd gaat worden. 1.1 (Persoonlijke) voornaamwoorden Bij verwijzingen met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden maken we onderscheid tussen mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden (hetwoorden). hij en zijn verwijzen naar mannelijke (m) woorden bv. Hij is oud en zijn moeder is dood. zij en haar verwijzen naar vrouwelijke (v) woorden bv. Zij is oud en haar moeder is dood. het en zijn naar onzijdige (o) woorden bv. (over het kind): Het is nog jong en zijn moeder is dood. Het voornaamwoord ‘hun’ kan -zelfstandig gebruikt- nooit de functie van onderwerp vervullen. *Hun hebben gezegd dat we vroeger moesten komen. Zij hebben gezegd dat we vroeger moesten komen. Als je twijfelt over het geslacht van een woord, kun je een woordenboek raadplegen1 of gebruik maken van de website www.inventio.nl/genus 1.2 Bezittelijke voornaamwoorden Bezittelijke voornaamwoorden geven de relatie aan tussen een persoon, dier of instantie en een zelfstandig naamwoord. De persoon is bijvoorbeeld de eigenaar of maker van het genoemde: mijn fiets, haar tekening. Voor een zelfstandig naamwoord Mijn boek (m’n) Jouw boek (je) Uw boek Zijn boek (z’n) Haar boek (d’r) Ons boek (onze kat) Jullie boek (je) Hun boek 1
Na een voorzetsel het boek is van mij het boek is van jou het boek is van u het boek is van hem het boek is van haar het boek is van ons het boek is van jullie het boek is van hen
Op http://www.bib.hva.nl kan je verschillende online woordenboeken raadplegen.
1.3 Betrekkelijke voornaamwoorden / betrekkelijke bijzinnen Een betrekkelijk voornaamwoord voegt twee zinnen samen en verwijst naar (heeft betrekking op) een eerder genoemd woord. - die verwijst naar mannelijke en vrouwelijke woorden en naar meervouden. De man die daar loopt. De vrouw die daar loopt. De straat die verpaupert. De huizen die zijn gesloopt. - dat verwijst naar onzijdige woorden. Het huis dat groot is. Het meisje dat gestopt is. - wat gebruik je in de volgende gevallen: •
na onbepaalde voornaamwoorden: alles, iets, niets, veel, het enige Alles wat hij wist, schreef hij op.
•
na een overtreffende trap: het mooiste, het aardigste, het grootste Het mooiste wat ik gelezen heb, zal ik je vertellen.
•
als je wat kunt vervangen door datgene wat of diegene die Wat ik niet vergeten ben, zal ik noteren.
•
na het voornaamwoord dat of datgene Dat wat je niet hebt, is altijd het aantrekkelijkst.
•
als wat terugverwijst naar een voorafgaande zin Hij zei toen iets totaal anders, wat me irriteerde.
•
Als het antecedent (datgene waarop wat slaat) niet genoemd is Wat die man eet, wil ik graag ook. Het is mij een raadsel wat hij bedoelt.
- waar verwijst naar een ding (er staat een voorzetsel bij). De kast waar ik mijn boek in leg is bijna vol. De bus waarop ik wacht - wie verwijst naar een persoon (er staat een voorzetsel bij). De man met wie ik praat is mijn buurman.
2 Hun, hen Omdat het verschil tussen hen en hun nogal kunstmatig vastgesteld is, zullen er heel weinig mensen zijn die er in hun spreektaal geen fouten mee maken. Je zou je dan af kunnen vragen hoe fout het is om in alle gevallen hun te gebruiken. Wie het, vooral in geschreven taal, toch maar correct wil doen kan zich aan de volgende regels houden. 2.1 Hun Het persoonlijk voornaamwoord hun gebruik je alleen als meewerkend voorwerp zonder voorzetsel (zonder aan en voor). Bv.
Je moet hun vragen of ze ook komen. Of ze ook komen is het lijdend voorwerp. (Antwoord op de vraag ‘Wat moet je vragen?’) Hun is het meewerkend voorwerp. (Antwoord op de vraag ‘Aan wie moet je vragen of ze komen?’)
2.2 Hen Hen gebruik je als lijdend voorwerp en na een voorzetsel. Bv.
Ik zie hen al van verre aankomen. Wij zouden dat ook van hen krijgen.
Het lijdend voorwerp vind je met de vraag ‘Wie/wat + persoonsvorm of gezegde + onderwerp?’ Het meewerkend voorwerp vind je met de vraag ‘Aan/voor wie/wat + persoonsvorm of gezegde + onderwerp (+ lijdend voorwerp)?’ 3 Met of zonder n? Onbepaalde telwoorden als alle, beide, vele, weinige krijgen in het meervoud een -n als ze verwijzen naar personen en zelfstandig gebruikt worden. Bv.
De mannen werden beiden verpletterd. Wij waren weer eens de laatsten op het feest. (zelfstandig, verwijst naar personen)
Bv.
De huizen werden beide verpletterd. Die boeken zijn de laatste die je meeneemt deze week. (zelfstandig, verwijst niet naar personen)
Als ze bijvoeglijk gebruikt worden, worden deze woorden in beide gevallen zonder –n geschreven. Bv.
Beide kinderen werden gisteren ziek.
Bv.
Kan je beide kopjes meenemen?
KORTOM: nooit een n toevoegen, behalve als het over personen gaat en zelfstandig gebruikt wordt. 4 Als/dan? Moet ik als of dan gebruiken in de zin: Het tekort is groter dan/als vorig jaar? Correct is: Het tekort is groter dan vorig jaar. Hoewel groter als door velen niet meer wordt afgekeurd, is groter dan nog steeds verzorgder, zeker in de schrijftaal. Volgens de traditionele schoolregels komt er na een vergrotende trap dan (groter dan, liever dan). Dan duidt erop dat we bij een vergelijking een ongelijkheid vaststellen. Voorbeelden: Bv.
De vraag was groter dan het aanbod.
Bv.
Dat was meer dan waarop ik had gerekend.
Als wordt gebruikt wanneer er in een vergelijking sprake is van gelijkheid: Bv.
De vraag was even groot als het aanbod.
Gebruik als ook indien er sprake is van 'gelijkheid binnen ongelijkheid': Bv. Zijn salaris was twee keer zo hoog als het mijne. MAAR Zijn salaris is twee keer hoger dan het mijne. Opdracht 20: Omcirkel wat juist is. 1. Geef je hun / hen dat boek terug? 2. We gaan naar hun / hen huis in de Dordogne. 3. Wie aan hen / hun komt, komt aan mij. 4. Hun / hen / zij komen altijd te laat. 5. Als het aan hun / hen ligt, komt hun / hen huis nooit af. Aantal fouten:
Opdracht 21: Corrigeer, mits fout. 1. Beiden personen zijn afwezig. …………………………………….. 2. Die computers? Beide zijn vertraagd. …………………………………….. 3. Ik erken mijn meerdere in jullie. …………………………………….. 4. Velen komen nog altijd te laat. …………………………………….. 5. Onder anderen kunnen muizen een plaag vormen. …………………………………….. 6. Oudere kunnen niet goed met een pc overweg. …………………………………….. 7. Als me moeder me roept, kom ik direct. …………………………………….. 8. Mag ik jou fiets even lenen? …………………………………….. 9. Je fiets is gevonden. …………………………………….. 10. Me fiets is gestolen. …………………………………….. 11. Als ik jou was, wist ik het wel. …………………………………….. 12. Ik zie u reactie graag tegemoet. …………………………………….. 13. Uw wens is dezelfde als die van mijn. …………….………………………. Aantal fouten:
Opdracht 22: Vul in en volg de tekst. 1. Een enorme massa mensen (bezoeken, ovt) ……………………… gisteren Pinkpop. 2. Het bezoekersaantal (zijn, ovt) …………….... veel groter …….. vorig jaar. 3. Mensen boven de achttien zijn ouder ………….. zeventien jaar. 4. De trein heeft vertraging. Hij komt later aan …….…………….. hij verwachtte. 5. Het huis was helemaal afgebrand, ………………… de bliksem ingeslagen was. (omdat, doordat). 6. Medicijnen innemen is soms gevaarlijker ……..…. men denkt. 7. Ik heb ….………………. malen gehoord, dat er ……….. mensen zijn, die geen volledige baan willen hebben ..…………….. willen ………………….. meer tijd voor ontspanning overhouden. Mogelijkheden voor ontspanning? Er zijn er ………….. (veel, vele, velen) 8. De personeelschef heeft twee brieven gekregen. ………….. zijn sollicitatiebrieven. De ene brief is van een man en de andere brief is van een vrouw. ……………. zijn nu werkloos. De personeelschef heeft …………….. brieven aan de directeur laten zien. (beide/beiden) 9. Ik ben te laat voor college, (doordat, omdat) de leiding van de tram kapot was. 10. (Doordat/omdat) ik me niet zo lekker voel, ga ik niet mee naar de bioscoop. Aantal fouten:
Opdracht 23: Vul het juiste verwijswoord in. 1. Die generatie wil ……………… er meer met (bez. vnw) ………….. wensen rekening wordt gehouden. 2. Het eerste elftal behaalde gisteren (bez.vnw) ………….derde overwinning. 3. De toneelvereniging zal (bez.vnw) ………….…… voorstelling dit jaar in De Engelenbak geven. 4. Het gemeentebestuur heeft (bez.vnw) …..……………… werknemers loonsverhoging beloofd. 5. Ik moet mijn verstandskiezen laten trekken en ….……….. valt niet mee. 6. Iets ………………….….. ik niet begrijp, is dat kinderen elkaar pesten. 7. Hij sprak zichzelf telkens tegen, …………………… de leraar irriteerde. 8. Hij heeft een rekenmachine voor mij meegebracht, maar ……..…….. werkt niet. 9. De regering heeft (bez.vnw) ………………… zin gekregen: de bezuinigingen op het onderwijs gaan door.
10. Als je oud meubilair kwijt wil, moet je (pers.vnw) ..…………… op straat zetten. 11. Roken kan schadelijk voor je gezonheid zijn; ………………… kun je kanker ………….. krijgen. 12. Ik wilde vanmiddag nieuwe kleren kopen, maar ………………… ben ik niet …………. toegekomen. 13. Het eerste ………………….. je bij verbranding moet doen, is de wond onder de koude kraan houden. Aantal fouten:
Opdracht 24: Vul het juiste verwijswoord in. 1. Dit verhaal gaat over de hondenpoep ……………………………de Amsterdamse binnenstad verontreinigd wordt. 2. De 2500 honden in de Amsterdamse binnenstad produceren jaarlijks namelijk 175.000 kilo poep, …………………………. een groot gedeelte op straat terecht komt. 3. Veel mensen hebben last van die hondenpoep ……………………….. je gemakkelijk kunt trappen en ………………………. je schoenen vies maakt. 4. Het is dan ook deze overlast …………………………… men wil beperken en ……………………………. de Amsterdamse reinigingspolitie vecht. 5. Het zijn de mensen ……………………… hun honden in de binnenstad uitlaten, ………………………………… de reinigingspolitie strenger wil optreden. 6. Op een morgen in februari loop ik om een uur of acht op de Nieuwmarkt, …………………………… dan wit door sneeuw en hagel is. 7. Daar loopt een mevrouw haar hondje uit te laten …………………………… twee agenten staan te kijken. 8. Het hondje heeft een formaat ………………………………aan een konijn doet denken. 9. De agenten wijzen naar de hond, …………………………….. keffend rondrent. 10. De hond ……………………………… zij wijzen, loopt namelijk los. 11. ‘Hier mogen geen honden lopen …………………………. niet aangelijnd zijn’, zeggen de agenten. 12. De mevrouw …………………………de hond is, wordt kwaad. 13. ‘ Mijn hondje ………………………….. u zich zo opwindt, is geen Pitbull’, schreeuwt de vrouw. 14. ‘Mijn man …………………………….. ik sta te wachten, komt er zo aan’. 15. ‘Mag mijn hondje ,………………………… zo nodig een plasje moet doen, niet eens even rondlopen?’
16. Maar de mevrouw krijgt een bekeuring …………………………… haar twintig euro gaat kosten. Aantal fouten:
Opdracht 25: Spelling. Fout? Corrigeer. 1. Ik leidde aan een depressie
……………………
2. Jij leid dat project met enthousiasme
……………………
3. Leid jij dat project met enthousiasme?
……………………
4. Ik leed een droevig bestaan.
……………………
5. Ik lijde dat project met enthousiasme.
……………………
6. Ik lijd dat project met enthousiasme.
……………………
7. Hij leid dat project met enthousiasme.
……………………
8. Ik leed dat project met enthousiasme.
……………………
9. Ik lijdt aan een depressie.
……………………
10. Hij leidt dat project met enthousiasme.
..………………….
11. Wij leidden dat project met enthousiasme.
……………………
12. Wij leiden dat project met enthousiasme.
……………………
13. Wij lijden studenten op.
……………………
14. Het lijdt geen twijfel/het lijdt geen tweifel/het leidt geen twijfel/het leidt geen tweifel. Aantal fouten:
5 Waar + voorzetsel of voorzetsel + wie ? Mag je met waarmee, waarvan, waarover, waaraan enzovoort naar personen verwijzen, of moet je in plaats daarvan met wie, van wie, over wie, aan wie enzovoort gebruiken? Beide verwijzingen zijn mogelijk. Het gebruik van vormen als waarmee om naar personen te verwijzen is informeler dan dat van de verbindingen met wie en (nog) niet voor iedereen aanvaardbaar. Om kritiek te vermijden, is het aangeraden om voor personen met wie etc. te gebruiken in plaats van waarmee etc. Schrijf dus: De dag waarnaar ze maandenlang verlangend heeft uitgekeken, is op een grote teleurstelling uitgelopen.
Is die collega van je echt wel iemand aan wie je al die intieme verhalen kunt vertellen? 6 Woordovertolligheid Druk je altijd zo volledig en duidelijk, maar tegelijk zo kernachtig mogelijk uit. Vermijd dus: 6.1 Het pleonasme In een pleonasme wordt een eigenschap die noodzakelijk eigen is aan het genoemde nog eens impliciet in een bepaling uitgedrukt. Bv.
een houten boomstam: een boomstam is altijd van hout vrouwelijke werkneemster: een werkneemster is altijd vrouwelijk
De eigenschap wordt altijd in een andere woordsoort uitgedrukt dan het hoofdwoord; een pleonasme bestaat dan ook vaak uit een combinatie van een bijvoeglijk en een zelfstandig naamwoord. Soms is het pleonasme uitgebreid: Bv.
Het gevolg dat hieruit voortvloeit is dat het containervervoer een almaar grotere rol gaat spelen.
6.2 De tautologie Een tautologie noemt het begrip of denkbeeld tweemaal of meerdere malen. Een tautologie bestaat meestal uit twee of meer woorden van dezelfde woordsoort, dikwijls twee bijvoeglijke of twee zelfstandige naamwoorden. Tautologieën worden vaak versterkend gebruikt. Ze zijn dus niet altijd fout. Bv.
enkel en alleen (correct) pais en vree (correct) Bv. Wij vonden die oefening nogal vrij moeilijk. (foutief) Tevens ben ik ook bezig met het opstellen van een studieplanning. (foutief) 6.3 Te veel of dubbele ontkenningen We maken een zin ontkennend met onder andere niet, geen, nooit en onen met werkwoorden met een ontkennende betekenis zoals beletten, verbieden, vermijden, ontkennen, betwijfelen, weigeren en verhinderen. Andere woorden met het effect van een ontkenning zijn nadeel, afwijzend en gevaar. Te veel ontkenningen zorgen ervoor dat de tekst niet begrijpelijk is. Vermijd dus een opeenstapeling van ontkenningen. Iedereen leest liever een positief dan een negatief verhaal. Bv.
We kunnen niet ontkennen dat het onwaarschijnlijk is dat er in het verleden nooit een fout is gemaakt. Beter: We geven toe dat er in het verleden waarschijnlijk wel eens een fout is gemaakt.
Bv.
De misdaadjournalist kon zich niet aan de indruk onttrekken dat de afluisterpraktijken van de CIA nog niet beëindigd waren. Beter: De misdaadjournalist had de indruk dat de afluisterpraktijken van de CIA voortduurden.
Een dubbele ontkenning is nog erger en vaak ronduit foutief, doordat je het tegenovergestelde zegt van wat je eigenlijk wil zeggen. Bv.
*Evenmin als tien jaar geleden kan men nu niet verwachten dat de werkloosheid zal afnemen. Correct: - Net als tien jaar geleden kan men nu niet verwachten dat de werkloosheid zal afnemen. - Evenmin als tien jaar geleden kan men nu verwachten dat de werkloosheid zal afnemen.
6.4 Te veel voorzetsels en omslachtige voorzetselconstructies Een zin waarin veel voorzetsels voorkomen, is meestal ingewikkeld en slecht leesbaar. Bv.
Bij het innemen van dit geneesmiddel moet u rekening houden met de mogelijke vermindering van het reactievermogen bij het besturen van een voertuig.
Beter: Als u dit geneesmiddel inneemt, moet u er rekening mee houden dat uw reactievermogen kan verminderen als u een voertuig bestuurt. Vermijd ook ingewikkelde voorzetselconstructies en kies voor een eenvoudiger alternatief. Bv.
Door middel van (door) In verband met (door, wegens, over, omdat) Naar aanleiding van (omdat, over)
7 Passieve zinsconstructies Vermijd zo veel mogelijk het passief omdat het er dikwijls voor zorgt dat een tekst niet prettig leesbaar is. Het passief maakt een tekst vaak zwaar, onpersoonlijk en saai. Bv.
De garage kan worden bereikt via de ruimte tussen de gebouwen. Beter: - U kunt de garage bereiken via de ruimte tussen de gebouwen. - De garage is bereikbaar via de ruimte tussen de gebouwen.
Bv. Vorige week is door de directie beslist dat de verfafdeling gesloten moet worden. Beter: De directie heeft vorige week beslist dat de verfafdeling gesloten moet worden. Soms is een passiefconstructie wel handig en correct: 1. Wanneer men de handelende persoon in de zin niet kent. Bv.
Er is vannacht ingebroken.
2. Wanneer het uitdrukken van die handelende persoon minder belangrijk is. Bv.
Er werd gisteren flink gestrooid op de spekgladde wegen.
Gebruik niet te veel voltooide deelwoorden in een passiefzin. Bv. *Sedert vorige maand zijn er in het hartje van The Bronx alweer een 20-tal moorden gepleegd geworden. Correct: Sedert vorige maand zijn er in het hartje van The Bronx alweer een 20-tal moorden gepleegd. 8 De contaminatie Een contaminatie (‘besmetting’ , vgl. Eng. ‘contamination’) is een foutieve vorm die ontstaat door vermenging van twee correcte woorden/uitdrukkingen. Verbeter de contaminatie door ze te vervangen door één van de twee correcte vormen waaruit ze ontstaan is. Bv. *duur kosten: contaminatie van ‘veel kosten’, en ‘duur zijn’ *overnieuw: contaminatie van ‘opnieuw’ en ‘over’ *Ik was alweer één van mijn papieren zoek: contaminatie van ‘ik was alweer één van mijn papieren kwijt’ en ‘één van mijn papieren was alweer zoek’. 9 Foutieve samentrekking De arts bezocht de zieke en de arts schreef hem antibiotica voor. Grammaticaal is op deze zin niets aan te merken, maar vanuit stilistisch oogpunt is het geen pareltje. Deze zin wordt veel vlotter als we ‘de arts’ in het tweede deel weglaten. Samentrekking kan zowel met zinnen als met woordgroepen, woorden of zelfs woorddelen gebeuren. Samentrekking is dus een aanvaardbaar grammaticaal
mechanisme, maar is aan vrij strikte regels gebonden. Je mag niet samentrekken… 1. als er vormverandering optreedt. Bv. *Zij hebben dikwijls en zullen waarschijnlijk nog vaak ruzie maken over de kwestie. Correct: Ze hebben dikwijls ruzie gemaakt en… 2. als het samengetrokken element van grammaticale functie verandert. Bv.
*Ik heb hem gezien en het verhaal verteld. Correct: Ik heb hem gezien en hem het verhaal verteld. ‘Hem’ is in de eerste deelzin een lijdend voorwerp (‘Wie heb ik gezien?’) en in de tweede deelzin een meewerkend voorwerp (‘Aan wie heb ik het verhaal verteld?’)
3. als het samengetrokken element van betekenis (letterlijk vs. figuurlijk) verandert. Bv. *De priester sloeg de bijbel dicht en daarna de ogen neer. Correct: De priester sloeg de bijbel dicht en sloeg daarna de ogen neer. 4. als de samentrekking een verkeerde inversie laat veronderstellen. Bv. *Door de slechte weeromstandigheden kon ik mij niet aan de afspraak houden, maar hoop u volgende dinsdag te ontmoeten. Correct: Door de slechte weersomstandigheden kon ik mij niet aan de afspraak houden, maar ik hoop u volgende dinsdag te ontmoeten. 10 Congruentie Congruentie is de overeenkomst in getal en persoon tussen het onderwerp in de zin en de persoonsvorm. De persoon van het onderwerp bepaalt dus de uitgang van het werkwoord. Een enkelvoudig onderwerp vereist een enkelvoudige persoonsvorm en een meervoudig onderwerp vereist een meervoudig werkwoord. Vermijd congruentiefouten en besteed daarom extra aandacht aan: - onderwerpen met een verzamelnaam. Bv.
*Een peloton soldaten marcheerden voorbij. Correct: Een peloton soldaten marcheerde voorbij.
- lange zinnen Bv.
*De discussie over de gevolgen van de inspraak van de werknemers in de budgettaire beslissingen bleken steeds feller gevoerd te worden. Correct: De discussie (…) bleek steeds feller gevoerd te worden.
- zinnen waarin een meewerkend voorwerp voorkomt Bv.
*De kandidaten worden verzocht niet te roken tijdens het examen.
Correct: De kandidaten wordt verzocht niet te roken tijdens het examen. ‘Niet te roken tijdens het examen’ is het onderwerp, ‘de kandidaten’ is het meewerkend voorwerp (je kan ‘aan’ toevoegen). 11 Tangconstructies Een tangconstructie is een constructie waarbij er een (grote) afstand bestaat tussen delen die bij elkaar horen, bijvoorbeeld tussen (1) delen van een scheidbaar samengesteld werkwoord, (2) tussen hulp- en hoofdwerkwoord, (3) tussen lidwoord en zelfstandig naamwoord. (1) Hij bereidt zich terdege, van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat, op het eindexamen voor. (2) Zijn moeder heeft hem vanochtend voordat hij vertrok, net als altijd, een kus gegeven. (3) De veertien uit het buitenland afkomstige, ter dood veroordeelde gevangenen. Er is op zich niets mis met tangconstructies. Als ze echter te lang zijn, maken ze de zin moeilijk leesbaar. Bv.
*In de afgelopen jaren is een groot deel van de middelen die de lagere overheden kregen voor het sociaal-cultureel werk verdwenen. Beter: In de afgelopen jaren is een groot deel van de middelen verdwenen die lagere overheden kregen voor het sociaal-cultureel werk.
Als een zware tangconstructie niet kan worden vermeden, dan is het beter om de zin te splitsen. Het gedeelte binnen de grijpen van de tang komt dan in de vervolgzin. 12 Nominalisering Nominalisering of naamwoordstijl is een procedé om op basis van een werkwoord zelfstandige naamwoorden te vormen. We spreken dus van naamwoordstijl als er in plaats van werkwoorden veel zelfstandige naamwoorden in de zin staan die zijn afgeleid van werkwoorden. ‘Bestuderen’ wordt bijvoorbeeld ‘de bestudering’ of ‘vergroten’ wordt ‘de vergroting’. Bv. Het duidelijk in kaart brengen van onze activiteiten kan tot een positiever beeld leiden. Bv. Als we onze activiteiten beter in kaart brengen, kan dat tot een positiever beeld leiden. Beide zinnen betekenen hetzelfde, maar de tweede zin klinkt veel vlotter. Zinnen met veel werkwoorden zijn immers prettiger om te lezen dan zinnen
met weinig werkwoorden. Vervang dus zovel mogelijk nominaleringen door de werkwoorden waarop ze gebaseerd zijn. De twee belangrijkste vormen van naamwoordstijl zijn: - de substantivering: Het lidwoord ‘het’ gaat de infinitief van een werkwoord vooraf. Bv. Het aanleggen van een tuin, het schrijven van een brief - de afleiding: Een zelfstandig naamwoord wordt gevormd door bij een werkwoord een achtervoegsel toe te voegen. Bv. De aanvaarding van een voorstel, de introductie van een product 13 De beknopte bijzin Een beknopte bijzin is een bijzin waarin het onderwerp ontbreekt en de persoonsvorm vervangen is door: 1. (om) te + infinitief bv.
Gewone bijzin Beknopte bijzin
Ik vind het aangenaam dat ik u kan helpen. Ik vind het aangenaam u te kunnen helpen.
2. een onvoltooid deelwoord bv. bos.
Gewone bijzin
Terwijl ze luid zongen, trokken ze door het
Beknopte bijzin Luid zingend trokken ze door het bos. 3. een voltooid deelwoord bv. Gewone bijzin de krant. Beknopte bijzin
Nadat we waren thuisgekomen, lazen we Thuisgekomen lazen we de krant.
4. een zinsdeel met een bijvoeglijk naamwoord bv.
Gewone bijzin Toen hij nauwelijks tien jaar oud was, speelde Karpov al op het niveau van een grootmeester. Beknopte bijzin Nauwelijks tien jaar oud speelde Karpov al op het niveau van een grootmeester.
Je merkt dat in bovenstaande zinnen het onderwerp van de hoofdzin en dat van de bijzin identiek zijn. Een beknopte bijzin is alleen correct als het verzwegen onderwerp hetzelfde is als het onderwerp van de hoofdzin. bv.
Terwijl de tegenstander heftig protesteerde, verwijderde de voorzitter hem uit de vergadering. (gewone bijzin)
*Heftig protesterend verwijderde de voorzitter de tegenstander uit de vergadering. (foutieve beknopte bijzin: grammaticaal wel correct maar heeft andere betekenis dan bovenstaande zin) DUS: Terwijl de tegenstander heftig protesteerde, werd hij door de voorzitter uit de vergadering verwijderd. (gewone bijzin, hoofdzin is passief gemaakt) Heftig protesterend werd de tegenstander door de voorzitter uit de vergadering verwijderd. (correcte beknopte bijzin) Opdracht 26: Gemengde oefening In de volgende zinnen staan verschillende fouten. Onderstreep, benoem en verbeter ze. 1. Zeep wordt in water biologisch afgebroken, detergenten slechts gedeeltelijk of helemaal niet.
2. Net aangekomen in de luchthaven klampte een taxichauffeur me aan en hij vroeg me waar ik heen wou.
3. Uw voorstel draagt mijn volledige goedkeuring weg en zal ik niet nalaten er overal lovend over te spreken.
4. Een afspraak met de tandarts voorkomt dat je niet lang hoeft te zitten wachten. 5. De buitenlandse bezoekers werd de gelegenheid geboden om de haveninstallaties te kunnen bezichtigen.
6. Je bent pas geslaagd voor het theoretische gedeelte, wanneer men meer dan zestig punten heeft behaald.
7. Criminaliteit en geweldgebruik moet zoveel mogelijk gereduceerd worden en daarom moet er een verbod op wapenbezit komen.
8. Peter nam zijn hond, een prachtige Ierse setter van 4 jaar oud die hij van een vriend die dierenarts is, had gekregen, overal mee op reis.
9. Verhit door de lange wandeling besloten we iets te gaan drinken en bestelden ook een portie kaas.
10. Hij verexcuseerde zich omdat hij de goederen naar een verkeerde bestemming had vertransporteerd.
11. De jongen stormde naar beneden om Sinterklaas te kunnen begroeten in zijn pyjama.
12. Zij zijn groot en ik klein. Dat is niet eerlijk!
13. Toen we zondag in Amsterdam naar een tentoonstelling gingen, heb ik iemand gezien dat me bekend voorkwam van in een of andere Nederlandse film.
14. Hij is de enige kandidaat waarover de jury langdurig moest delibereren.
15. Het stadsbestuur heeft besloten tot de plaatsing van nieuwe bloembakken ter verfraaiing van het stadhuis.
16. Ondanks het feit dat zij ziek is, komt zij toch naar de les.
17. De inbrekers kozen de duurste diamanten uit en daarna het hazenpad.
18. Dansen is een fijne hobby wat ook goed is voor je uithoudingsvermogen.
19. Er waren ook veel journalisten aanwezig op de ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van de school georganiseerde receptie.
20. Gebakken eet ik paling het liefst.