Hogeschool van Amsterdam Masteropleidingen LAV-1 deeltijd: 1. eerstegraads lerarenopleiding Algemene Economie; 2. eerstegraads lerarenopleiding Engels; 3. eerstegraads lerarenopleiding Frans; 4. eerstegraads lerarenopleiding Geschiedenis; 5. eerstegraads lerarenopleiding Nederlands; 6. eerstegraads lerarenopleiding Wiskunde. Visitatiedata: 5 en 6 juli 2006
©NQA (Netherlands Quality Agency) Utrecht, oktober 2006
2
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
Inhoud
3
Deel A:
Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per onderwerp 1.6 Schematisch overzicht oordelen 1.7 Totaaloordeel
5 7 7 8 9 10 11 11
Deel B:
Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
13 15 20 34 38 41 44
Deel C:
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4
Doelstellingen van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
49 50 57 63 65
3
4
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
5
6
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de eerstegraadslerarenopleidingen Algemene Economie (AE), Engels (Eng), Frans (Fr), Geschiedenis (Gs), Nederlands (Ned) en Wiskunde (Wi) (masteropleidingen) van de Hogeschool van Amsterdam heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is feitelijk gestart in april 2006, het moment waarop de opleiding haar zelfevaluatierapport bij NQA heeft aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek was er een panelbezoek aan de opleiding. Dit bezoek vond plaats op 5 en 6 juli 2006. In het panel hebben de volgende personen zitting genomen: De heer dr. J. Vedder (domeindeskundige bètavakken en voorzitter); De heer drs. C.M.A.J. Bogaerts (domeinpanellid gammavakken); Mevrouw drs. T.J. G. van der Heijden (domeinpanellid alfavakken); Mevrouw drs. W. Sjoukes (studentpanellid); Mevrouw drs. P. Göbel (NQA-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document ‘Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties’ van de NVAO (22 augustus 2005). Het panel beschikt over domeinspecifieke deskundigheid, onderwijs- en auditdeskundigheid en deskundigheid over de internationale ontwikkelingen van de discipline (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) zoals die door de NVAO is voorgeschreven. Dit facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
De Hogeschool van Amsterdam telt circa 21.000 studenten, verdeeld over ruim 80 opleidingen, die zijn ondergebracht in 16 instituten in de domeinen Techniek, Economie, Maatschappij, Educatie, Gezondheid en bewegen, ICT, Creatie en nieuwe media. De Educatieve Hogeschool van Amsterdam (EHvA) telt ongeveer 4400 studenten verdeeld over 31 opleidingen in diverse varianten. Het aantal medewerkers bedraagt 252 (182 fte).
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
7
Opleidingen zijn ondergebracht bij ofwel de afdeling vo/bve ofwel de afdeling pabo/pedagogiek. De LAV-1-opleidingen zijn ondergebracht bij de afdeling vo/bve. De EHvA bestaat sinds september 2005 en is een voortzetting van vrijwel alle opleidingen van de voormalige Educatieve Faculteit Amsterdam (EFA). De EFA was gedurende de periode 1997-2005 een samenwerkingsverband van de Hogeschool van Amsterdam en de Hogeschool INHOLLAND op het terrein van lerarenopleidingen. Bij de ontvlechting van het samenwerkingsverband zijn de eerstegraads lerarenopleidingen Algemene Economie, Bedrijfseconomie (op dit moment geen aanbod), Geschiedenis, Maatschappijleer (vervallen), Nederlands en Wiskunde door de Hogeschool INHOLLAND aan de Hogeschool van Amsterdam overgedragen. De Hogeschool van Amsterdam bezit daarnaast de eerstegraads lerarenopleidingen Engels en Frans. De LAV-1-opleidingen tellen 146 studenten verdeeld over zes opleidingen. Het team van docenten bestaat uit medewerkers die hun hoofdaanstelling hebben bij één van de teams van de EHvA-afdeling vo/bve. Daarnaast wordt personeel ingezet dat werkzaam is bij het ILO of bij een faculteit van de Universiteit van Amsterdam. Voor het studiejaar 2005-2006 zijn er 28 EHvA-opleiders (3,4 fte) en 15 UvA-opleiders (ILO en faculteiten) (1,7 fte). De EHvA is een partner in de vorming van het Amsterdams Instituut voor Opvoeding en Onderwijs (AIOO) van de Hogeschool van Amsterdam en de Universiteit van Amsterdam. Het AIOO is een netwerkorganisatie en kennis- en expertisecentrum op het terrein van onderwijs en opvoeding. In het AIOO werkt de EHvA samen met het Instituut voor de Lerarenopleiding van de Universiteit van Amsterdam (ILO), het Centrum voor Nascholing Amsterdam (CNA), het SCO-Kohnstamm Instituut van de UvA en het Onderwijsinstituut voor Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen (OPOW) van de UvA. 1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleiding door het panel heeft plaatsgevonden conform de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. De visitatie vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecheckt op kwaliteit en compleetheid (de informatieanalyse) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Nadat het zelfevaluatierapport met de bijlagen in orde was bevonden, heeft de auditor met de opleiding samen besproken welke facetten of welke thema’s naar verwachting de meeste aandacht zullen krijgen tijdens het bezoek van het panel aan de opleiding (de agenderende audit). Daardoor konden de opleiding en het visitatiepanel zich op adequate wijze voorbereiden op dit bezoek.
8
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
In diezelfde periode juni 2006 bereiden de panelleden zich inhoudelijk voor op het bezoek in juli 2006. Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel concreet voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het management, met coördinatoren en docenten, met studenten, met afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek is ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel zogenaamde ‘schakelmomenten’ ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport wordt door de opleiding accreditatie aangevraagd bij de NVAO. In het facetrapport wordt door NQA gerapporteerd op facetniveau. De opleiding heeft in augustus 2006 een concept van dit rapport voor een check op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het onderwerprapport wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in oktober 2006 voor een check op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in november 2006. Het visitatierapport is uiteindelijk in november 2006 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
9
die door de NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie ‘Handreiking voor oordeelsvorming’ een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking; • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport. Wat betreft de benchmarking wordt een vergelijk gemaakt met andere soortgelijke opleidingen in Nederland. Voor de landelijke vergelijking maakt het panel gebruik van de centraal geregistreerde gegevens van het CRIHO, aangezien deze vergelijkbaarheid mogelijk maken. Dit in tegenstelling tot opleidingseigen kengetallen met verschillen in definitie en registratie. 1.5
Oordelen per onderwerp
1.5.1 Doelstellingen opleiding Alle facetten zijn met een ‘goed’ beoordeeld. Het oordeel over het onderwerp Doelstellingen opleiding is derhalve voor alle opleidingen positief. 1.5.2 Programma Twee facetten zijn met een ‘goed’ beoordeeld, zes facetten met ‘voldoende’. Het oordeel over het onderwerp Programma is derhalve voor alle opleidingen positief. 1.5.3 Inzet van personeel Twee facetten zijn met een ‘goed’ beoordeeld, één facet met een ‘voldoende’. Het oordeel over het onderwerp Inzet van personeel is derhalve voor alle opleidingen positief. 1.5.4 Voorzieningen Eén facet is met een ‘goed’ beoordeeld en één met een ‘voldoende’. Het oordeel over het onderwerp Voorzieningen is derhalve voor alle opleidingen positief. 1.5.5 Interne kwaliteitszorg Eén facet is met een ‘goed’ beoordeeld en twee facetten met een ‘voldoende’. Het oordeel over het onderwerp Interne kwaliteitszorg is derhalve voor alle opleidingen positief. 1.5.6 Resultaten Beide facetten zijn met een ‘voldoende’ beoordeeld. Het oordeel over het onderwerp Resultaten is derhalve voor alle opleidingen positief.
10
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
1.6
Schematisch overzicht oordelen
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau master 1.3 Oriëntatie hbo master Totaaloordeel Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen hbo 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel Onderwerp 3 Inzet van Personeel 3.1 Eisen hbo 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel Onderwerp 5 Interne kwaliteitzorg 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerd niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaaloordeel
1.7
AE
Eng
G G G
G G G
V V V G V G V V
Fr
Gs
Ned
Wi
G G G G G G Positief
G G G
G G G
V V V G V G V V
V V V V V V G G V V G G V V V V Positief
V V V G V G V V
V V V G V G V V
G G V
G G V
G G G G V V Positief
G G V
G G V
G V
G V
G G V V Positief
G V
G V
V G V
V G V
V G V
V G V
V G V
V V
V V
V G V
Positief V V
V V
V V V V Positief
Totaaloordeel
Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan in paragraaf 1.5 waaruit blijkt dat de opleidingen op de zes onderwerpen positief scoren, is de conclusie dat het totaaloordeel over de zes opleidingen positief is.
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
11
12
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
13
14
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
AE: goed Eng: goed Fr: goed Gs: goed Ned: goed Wi: goed
Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Volgens de EHvA kenmerkt de hbo-master of education in de schoolvakken Algemene Economie, Engels, Frans, Geschiedenis, Nederlands en Wiskunde zich door een onderzoeksmatig en ontwerpgericht profiel: het gaat niet alleen om het lesgeven in de tweede fase of het hbo maar ook om het functioneren als gevorderd professional in de schoolorganisatie ten bate van innovatie en verbetering. • De LAV-1-opleiding biedt de studenten een vervolgtraject van leraar voortgezet onderwijs/beroeps- en volwasseneneducatie (vo/bve) naar leraar voorbereidend hoger onderwijs (vho). • De eindkwalificaties zijn uitwerkingen van de bekwaamheidseisen voor leraren zoals vastgelegd in het Besluit bekwaamheidseisen onderwijspersoneel (2005) behorend bij de Wet Beroepen in het Onderwijs (2006). Deze bekwaamheidseisen gaan uit van zeven competenties die zowel voor de bachelor (tweedegraads niveau) als voor de master (eerstegraads niveau) gelden. De uitwerkingen zijn besproken en gelegitimeerd door de veldadviesraad van de afdeling vo/bve van de EHvA. • De beschrijving van het beroep van eerstegraads leraar (Leraar in de tweede fase van het voortgezet onderwijs, 2000) is vertaald naar vijf rollen (Opleidingskader voor de LAV-1, 2001) die door de Raad van Advies van de toenmalige EFA zijn gelegitimeerd. De rollen zijn gekoppeld aan de competenties waaruit blijkt dat de profilering van de masteropleiding zich kenmerkt door specialisatie van en verdieping in competentie 3 (vak en vakdidactisch) en competentie 7 (reflectie en onderzoek ten dienste van ontwikkeling). In 2005 heeft de EHvA de rollen en competenties met behulp van de Dublin descriptoren geconcretiseerd in generieke eindkwalificaties (De kwalificaties van een afgestudeerde van de eerstegraadslerarenopleiding als master of education, november 2005). • De concrete uitwerkingen van de generieke eindkwalificaties passen in het stelsel van masters of education (Eindrapportage werkgroep ‘Masters of education’, HBO-raad, februari 2006). Hierin wordt ervan uitgegaan dat alle educatieve masteropleidingen in het hbo weliswaar verschillende profielen hebben (één van die profielen is de leraar voortgezet hoger onderwijs) maar uitgaan van een gemeenschappelijke kern in het profiel. De gemeenschappelijke kern heeft te maken met de rol die de hooggekwalificeerde
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
15
professional binnen scholen speelt bij het invullen van de brede taak van de school als professionele kennisorganisatie. Vanuit die rol zal de master of education zich bezig houden met: onderzoeken van de huidige schoolpraktijk, ontwerpen en ontwikkelen van onderwijs en organisatie, sturen en begeleiden van onderwijs-, innovatie- en implementatieprocessen, ondersteunen van collega’s en bewaken van kwaliteit. • De veldadviesraad (VAR) heeft in 2005 de beroepskwalificaties gevalideerd na een vergelijking met andere LAV-1-opleidingen. • Uit de alumni-evaluatie (2006) en het WTM-panelgesprek met werkgevers (2006) blijkt dat zij de gehanteerde eindkwalificaties relevant achten. Algemene Economie • Bij rol 1 (de leraar als expert op het gebied van zijn schoolvak) zijn aan de vijf generieke eindkwalificaties kwalificaties toegevoegd met betrekking tot vakkennis, didactische kennis en vaardigheden, academische vaardigheden, wetenschappelijke en maatschappelijke attitude. • Naar aanleiding van de vorige visitatie heeft de opleiding Economie nieuwe eindkwalificaties geformuleerd om studenten breed op te leiden tot een eerstegraads bevoegdheid Algemene Economie en een aanvullende bekwaamheid Management en Organisatie. Engels, Frans en Nederlands • De opleidingen Engels, Frans en Nederlands hebben aanvullende, vakspecifieke eindkwalificaties aan de generieke eindkwalificaties toegevoegd: - vakkennis op het gebied van de Engelse/Franse/Nederlandse taal- en letterkunde en taalbeheersing; - eigen beheersing van de te onderwijzen taal op een hoog niveau. De opleiding Nederlands eist niveau C2, het hoogste niveau van het Europees referentiekader. De opleiding vindt het belangrijk om uit te gaan van een internationaal referentiekader dat vergelijking mogelijk maakt. De gehanteerde criteria zijn taalonafhankelijk en gelden voor moedertaalleerders en vreemde-taalleerders; - (inter)disciplinaire kennis op het gebied van literatuur en kunst die vakoverstijgend onderwijs mogelijk maakt; - academische vaardigheden. Geschiedenis • Aan de generieke eindkwalificaties heeft de opleiding Geschiedenis de volgende vakspecifieke kwalificaties toegevoegd: - vakkennis - didactische kennis en vaardigheden - wetenschappelijke attitude - academische vaardigheden • De vakspecifieke eindtermen zijn gevalideerd door de vakvereniging geschiedenis.
16
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
Wiskunde • Aan de generieke eindkwalificaties heeft de opleiding Wiskunde de volgende vakspecifieke kwalificaties toegevoegd: - wiskundige kennis - wiskundige vaardigheden - wetenschappelijke attitude met betrekking tot wiskunde als wetenschappelijke discipline en als educatief subject. Het panel komt tot het oordeel ‘goed’, omdat de EHvA uitgaat van generieke eindkwalificaties passend bij de master of education, aangevuld met vakspecifieke kwalificaties.
Facet 1.2
Niveau master
AE: goed Eng: goed Fr: goed Gs: goed Ned: goed Wi: goed
Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een master. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De EHvA gebruikt de Dublin descriptoren als maatstaf voor het masterniveau. In De kwalificaties van een afgestudeerde van de eerstegraadslerarenopleiding als ‘master of education’ (2005) is in een schema zichtbaar gemaakt hoe de bekwaamheidseisen van de wet BIO en de vijf rollen van de eerstegraadsleraar in verband zijn gebracht met de Dublin descriptoren en geconcretiseerd zijn in de eindkwalificaties. Het panel heeft het schema bestudeerd en in orde bevonden. • Voor het niveau van het schoolvak is de wet BIO het uitgangspunt: ‘de leraar voorbereidend hoger onderwijs moet zijn leerlingen introduceren in de kennis, principes, onderzoekswijzen en toepassingen van de wetenschappelijke discipline(s) waaraan het schoolvak is gerelateerd’. • Volgens het management van de EHvA kenmerkt het masterniveau zich door de methodische aanpak om tot abstractie en onderzoek te komen en de vertaalbaarheid van de onderzoeksresultaten naar de praktijk. Algemene Economie • De opleiding heeft in het zelfevaluatierapport de vakspecifieke eindkwalificaties gerelateerd aan de Dublin descriptoren. Ten opzichte van de bacheloropleiding krijgen academische vaardigheden in de master meer nadruk. Het gaat daarbij om het verrichten van literatuuronderzoek, het ontwikkelen van onderwijsmateriaal, het schrijven van papers en het analyseren van complexe vraagstukken.
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
17
Engels, Frans en Nederlands • De opleiding heeft in het zelfevaluatierapport de vakspecifieke eindkwalificaties gerelateerd aan de Dublin descriptoren. Naast verbreding en verdieping van de disciplinaire kennis op het gebied van taal, literatuur en cultuur wordt het masterniveau zichtbaar in het niveau van de eigen taalbeheersing en de interdisciplinaire kennis ten behoeve van vakoverstijgend literatuuronderwijs en CKV. Geschiedenis • De opleiding heeft in het zelfevaluatierapport de vakspecifieke eindkwalificaties gerelateerd aan de Dublin descriptoren. Ten opzichte van de bacheloropleiding krijgen academische vaardigheden in de master meer nadruk. De onderzoeksvaardigheden dragen bij aan het vermogen om de overwegingen voor conclusies uit (eigen en andermans) onderzoek te formuleren en aan een publiek aan te bieden. Wiskunde • De opleiding heeft in het zelfevaluatierapport de vakspecifieke eindkwalificaties gerelateerd aan de Dublin descriptoren. Het masterniveau met betrekking tot de beheersing van het vak betekent dat de leraar niet meer hoeft te steunen op de interpretaties van de wiskunde door de schoolboeken, maar dat hij een directe relatie ontwikkeld heeft met het vak. Hij is in staat wiskunde om te zetten in schoolwiskunde waarbij hij de wiskunde als bron niet uit het oog verliest. Het panel komt tot het oordeel ‘goed’, omdat de EHvA via de Dublin descriptoren aantoont dat zowel de generieke als de vakspecifieke eindkwalificaties van masterniveau zijn.
Facet 1.3
Oriëntatie hbo master
AE: goed Eng: goed Fr: goed Gs: goed Ned: goed Wi: goed
Criteria - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - Een hbo-master heeft de kwalificaties voor het niveau van zelfstandig en/of leidinggevend beroepsbeoefenaar in een beroep of spectrum van beroepen, dan wel het niveau van het functioneren in een multidisciplinaire omgeving waarin een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De in 1.1 en 1.2 genoemde argumenten zijn ook op dit facet van toepassing. • De LAV-1-opleiding biedt de studenten een vervolgtraject van leraar voortgezet onderwijs/beroeps- en volwasseneneducatie (vo/bve) naar leraar voorbereidend hoger
18
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
•
•
•
•
onderwijs (vho). Studenten kunnen in hun beroep doorgroeien naar een andere context (van leraar vo/bve naar leraar vho) èn naar een ander niveau (van hbo-bachelor naar hbomaster). Uit het beroepsprofiel blijkt dat de eerstegraads leraar in de tweede fase in staat moet zijn om relatief omvangrijke, abstracte en complexe taken te ontwerpen en de leerlingen te begeleiden bij het in toenemende mate zelfstandig en onderzoeksmatig uitvoeren van die taken. Het beoogde werkterrein van de eerstegraads leraren is de bovenbouw van havo/vwo. De onderzoekende houding kenmerkt leraren niet alleen in het lesgeven in het schoolvak, maar ook in hun beroepsuitoefening. Zij creëren onderwijs, zij zijn niet louter uitvoerders van wat anderen bedenken. Zij delen met collega’s, op school -in de vaksectie, maar ook daarbuiten- hun ervaringen, hun bevindingen, hun expertise. Met collega’s vormen deze leraren een op ontwikkeling gericht team, waarin kritisch, met distantie zowel als betrokkenheid, goed onderwijs wordt bedacht uitgevoerd en geëvalueerd. Met collega’s wordt zo een bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van het onderwijs, binnen en buiten de school. De uitbreiding van bekwaamheid in het schoolvak èn de uitbreiding van de competenties die bijdragen aan de schoolontwikkeling passen bij de adviezen van de veldadviesraad uit 2002 en 2005. Het panel heeft vastgesteld dat alle rollen uit het profiel in de opleidingen aan bod komen. Het is van mening dat rol 5 (de leraar als educatief onderzoeker) een concrete en interessante uitwerking heeft gekregen.
Het panel komt tot het oordeel ‘goed’, omdat de EHvA heeft aangetoond dat de rollen van de eeerstegraads leraar in overleg met het beroepenveld tot stand zijn gekomen (zie ook 1.1) en dat studenten voorbereid worden op complexere taken en op een bredere inzetbaarheid in het onderwijs.
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
19
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Eisen hbo
AE: voldoende Eng: voldoende Fr: voldoende Gs: voldoende Ned: voldoende Wi: voldoende
Criteria - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleidingen maken gebruik van Nederlandstalige en Engelstalige handboeken, artikelen uit vakdidactische, onderwijskundige en vakwetenschappelijke tijdschriften en studiemateriaal uit de praktijk, zoals videoregistraties van lessen en andere schoolse situaties, rapporten van instellingen als SLO, CITO en APS. Studenten krijgen instructie voor het gericht zoeken naar recente literatuur in digitale catalogi en databanken. Uit de curriculumevaluatie van 2005 blijkt dat 35 procent van de studenten de internationale vakliteratuur met 'goed' beoordeelt en 39 procent is neutraal. • Studenten zijn veelal werkzaam in de beroepspraktijk en brengen eigen werkervaringen in de studie in en omgekeerd. In de lijn Integratie in de basisgroep (6 ects) wordt gewerkt aan de rollen 2 en 3: pedagoog en didacticus in de tweede fase en professional in de schoolorganisatie. Centraal staan de vakdidactiek en het portfolio (zie 2.8). • Studenten volgen twee praktijkdelen: het praktijkdeel in brede zin loopt gedurende de gehele studie van drie jaar, het praktijkdeel in engere zin omvat een stage in de bovenbouw gedurende een rapportperiode (6 ects). De EHvA streeft ernaar om met de school een afspraak te maken, zodat de student/werknemer de vakdidactische opdrachten van de basisgroep, de stage in de bovenbouw en de onderzoeksopdrachten in de eigen school kan uitvoeren. In gesprekken met de studenten kwam naar voren dat opdrachten meestal op de eigen school worden uitgevoerd. • De opleidingen werken sinds 1998 samen met de universitaire lerarenopleiding van de Universiteit van Amsterdam (het ILO). De samenwerking heeft betrekking op de ontwikkeling en uitvoering van het programma. • Toegepast onderzoek komt in de beroepsgerichte onderzoekslijn (20 ects) aan bod (De onderzoekslijn in het eerstegraadsprogramma). De onderzoekslijn is gericht op ontwerponderzoek, in aansluiting op het advies van de Adviesraad voor Wetenschaps- en Technologiebeleid. Vanaf 2005 is de onderzoekslijn vernieuwd waardoor nu meer
20
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
•
•
•
•
•
systematisch aandacht wordt besteed aan het ontwikkelen van onderzoeksvaardigheden die uitmonden in één afstudeerwerkstuk, dat een combinatie is van onderzoeken en ontwerpen. De beroepsgerichte onderzoekslijn bestaat nu uit vijf onderdelen: - een inleidend onderzoeksthema, gecentreerd rond de overgang van onderbouw naar bovenbouw; - de ontwikkeling van een gereedschapskist als theoretische bagage van de onderzoeker; - een analytisch onderzoek; - een ontwerponderzoek; - een eindwerkstuk dat bedoeld is om de onderzoeksresultaten uit de voorgaande onderdelen als een afgerond geheel met conclusies en aanbevelingen te presenteren aan collega’s en belanghebbenden. Bij ieder deel van de onderzoekslijn voert de student in de praktijk een onderzoeksopdracht uit. Het onderwerp is afhankelijk van de eigen praktijkvragen. Voor de ouderejaarsstudenten geldt nog de aanpak met kernonderdelen met twee werkstukken ter afsluiting van de studie, één gericht op ontwerpen en één op onderzoeken. In de nieuwe aanpak worden studenten vanaf het eerste moment met onderzoeksvaardigheden vertrouwd gemaakt (bijvoorbeeld via de modules Onderzoeksthema en Gereedschapskist). Volgens studenten met wie het panel gesproken heeft, is dit een verbetering. In de vaklijn (58 ects), de vakdidactiek en de bovenbouwstage werkt de student aan de pedagogisch-didactische vaardigheden op het niveau van bovenbouw havo/vwo en eventueel hbo. In de beroepsgerichte onderzoekslijn en in het kader van de basisgroep/portfoliobegeleiding werkt hij aan de onderzoeks- en reflectievaardigheden. In de gesprekken gaven studenten aan dat ze moe van het reflecteren zijn. Uit een curriculumevaluatie van 2005 en module-evaluaties blijkt dat het vakdeel goed aansluit bij de directe professionaliseringsbehoefte van de studenten. Veel studenten vinden dat zij reeds over voldoende pedagogisch-didactische vaardigheden beschikken door de gevolgde tweedegraads opleiding en de ervaring in de beroepspraktijk. De opleiding heeft dit opgepakt als een signaal dat de definitie van praktijkgerichtheid die studenten (en hun werkgevers in de scholen) hanteren, nog niet voldoende aansluit bij de invulling van de reflectie- en onderzoeksvaardigheden van de opleiding. Voor de concrete invulling van het masterniveau van de praktijkoriëntatie zal de opleiding met de scholen, voor wie het ook een nieuw concept is, in gesprek gaan, zoals het panel in het zelfevaluatierapport heeft gelezen. De vakdidactiek vinden de meeste studenten weliswaar nuttig, maar de aandacht voor het portfolio en het praktijkonderzoek vindt een aantal toch te groot. Men acht zich onvoldoende erkend als bevoegd leraar. De opleiding zal de praktijkoriëntatie op het eerstegraads terrein in 2006-2007 verder uitwerken. De EHvA stelt in 2006 een wetenschappelijke Raad van Advies in met vertegenwoordigers van de Universiteit van Amsterdam die periodiek de opleidingsprogramma’s moet screenen op relevantie en actualiteit. De EHvA participeert in de kenniskring De veranderingsbekwame leraar. De prioriteit van de lector ligt bij de onderzoekslijn in de tweedegraadsopleiding; voor de eerstegraadsopleiding werkt de EHvA samen met het ILO. Sinds 2005 werkt de opleiding met gastdocenten.
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
21
• De EHvA overlegt met de University of Wolverhampton over de vormgeving van de master of education. Algemene Economie • In het zelfevaluatierapport is een overzicht opgenomen van de gebruikte literatuur per onderdeel. Tevens is aangegeven hoe bepaalde literatuur gebruikt wordt. In een tweede schema is per programmaonderdeel aangegeven welke academische en onderzoeksvaardigheden aan bod komen. In de beginfase van de opleiding (2002-2004) waren de onderdelen nog niet volledig uitgekristalliseerd en dat blijkt uit de matige tot slechte evaluatieresultaten. • Na 2004 is geïnvesteerd in verzwaring van het programma en dat heeft geleid tot positieve evaluatieresultaten voor de vakmodulen: aandacht voor specifieke rollen van de eerstegraads leraar 6,9 op tienpuntsschaal, werken aan leerdoelen 6,3, niveau en tempo 95 procent goed, waardering studieonderdeel 7,1. Engels, Frans en Nederlands • In het zelfevaluatierapport is een overzicht opgenomen van de gebruikte literatuur per onderdeel. Het programma is de laatste jaren ingrijpend aangepast op basis van evaluatieresultaten en op basis van een duidelijker beeld van de opleiding van het masterniveau. Het accent ligt sterker dan voorheen op taalvaardigheden en van daaruit de relatie met de academische vaardigheden. • Uit evaluaties in 2005-2006 blijken de volgende resultaten voor de vakmodulen: aandacht voor specifieke rollen van de eerstegraads leraar 6,0 op tienpuntsschaal, werken aan leerdoelen 6,6, niveau en tempo 75 procent goed, waardering studieonderdeel 5,6. Geschiedenis • In het zelfevaluatierapport is een overzicht opgenomen van de gebruikte literatuur per onderdeel. Tevens is een schema opgenomen waarin per onderdeel aangegeven wordt welke academische vaardigheden en kennis centraal staan en waar het eindproduct uit bestaat. De laatste aanpassingen in het curriculum in 2005 betroffen de onderzoeksgerichtheid en de academische vaardigheden. • Uit evaluaties in 2005-2006 blijken de volgende resultaten voor de vakmodulen: aandacht voor specifieke rollen van de eerstegraads leraar 8,0 (5,8 in 2004-2005) op een tienpuntsschaal, werken aan leerdoelen 7,0 (4,7), niveau en tempo 100 (65) procent goed, waardering studieonderdeel 7,5 (5,8). Er waren twee ingevulde vragenlijsten in 2005-2006 en 27 in 2004-2005. Wiskunde • In het zelfevaluatierapport is een overzicht opgenomen van de gebruikte literatuur per onderdeel. In 2005 is het vak Geschiedenis van de Wiskunde ingevoerd om onderzoekswijzen en toepassingen sterker te accentueren. Het panel is positief over het feit dat alle studenten zijn geabonneerd op Pythagoras en de Nieuwe Wiskrant.
22
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
• Uit evaluaties in 2005-2006 blijken de volgende resultaten voor de vakmodulen: aandacht voor specifieke rollen van de eerstegraads leraar 5,1 op een tienpuntsschaal, werken aan leerdoelen 5,1, niveau en tempo 70 procent goed, waardering studieonderdeel 5,5. Het panel komt tot het oordeel ‘voldoende’. De onderzoekslijn was nog te vaag voor studenten, maar is wel recent vernieuwd; de opleiding streeft ernaar om het masterniveau van de pedagogisch-didactische aspecten (niet zozeer praktijkvolgend als wel praktijkontwikkelend) verder te legitimeren in het veld.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
AE: voldoende Eng: voldoende Fr: voldoende Gs: voldoende Ned: voldoende Wi: voldoende
Criteria - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken op master niveau. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In het curriculum van de masteropleiding is een verbinding gelegd tussen de afzonderlijke onderdelen en de vijf rollen van de eerstegraadsleraar. Curriculumonderdeel Vak Praktijk Integratie in de basisgroep Beroepsgerichte onderzoekslijn
Rol Expert in het schoolvak (rol 1) Alle rollen Pedagoog en didacticus in de tweede fase (rol 2) Professional in de schoolorganisatie (rol 3) Innovatief educatief ontwerper (rol 4) en educatief onderzoeker (rol 5)
• In het vakdeel moet de student vakkennis op hoog niveau opdoen. Het praktijkdeel bestaat uit een deel in brede zin en in engere zin (zie 2.1). In de integratie in de basisgroep wordt gewerkt aan de beroepsrol van pedagoog en didacticus in de tweede fase. Dit wordt begeleid door een vakdidacticus/mentor. In de beroepsgerichte onderzoekslijn worden studenten vertrouwd gemaakt met onderzoeksvaardigheden. • De curriculumonderdelen uit de masteropleiding sluiten aan bij de onderdelen uit de bacheloropleiding: vak, werkplekleren, metawerk, algemene beroepsvoorbereiding / profilering.
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
23
• Volgens het opleidingskader is het programma van de LAV-1-opleidingen uitgewerkt in eindkwalificaties waarin sprake is van een verbinding tussen de vijf rollen van de eerstegraadsleraar en de zeven competenties. De relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het programma kan worden samengevat aan de hand van deze rollen. In het vakdeel komen vooral de eindkwalificaties van rol 1 (de leraar als expert in het schoolvak) en in mindere mate rol 2 (de leraar als didacticus en pedagoog in de context van de tweede fase) aan de orde. In de vakdidactiek en de bovenbouwstage komen de eindkwalificaties van rol 2 en in mindere mate rol 1 aan de orde. In de portfoliobegeleiding en de studieloopbaanbegeleiding komt rol 3 (de professional in de schoolorganisatie) vooral tot zijn recht. Verder is het duidelijk dat hier de verbindende schakel zit tussen de verschillende rollen. In de beroepsgerichte onderzoekslijn tot slot komen de eindkwalificaties van de rollen 4 en 5 (de leraar als innovatief educatief ontwerper en de leraar als educatief onderzoeker) aan bod. Het panel vindt dit een overtuigende benadering. • Voor de afzonderlijke programmaonderdelen zijn concrete leerdoelen geformuleerd en gepubliceerd in de studiegids (Studiegids 2005-2006). In de concrete leerdoelen is het niveau geoperationaliseerd. De leerdoelen van de afzonderlijke programmaonderdelen vormen gezamenlijk een afspiegeling van de eindkwalificaties. Het panel is positief over de leerdoelen. • Jaarlijks worden de programma-onderdelen geëvalueerd en bijgesteld. Coördinatoren en onderwijsmanager zien toe op de actualisatie van studiegidsen en handleidingen. • In de module-evaluaties wordt expliciet gevraagd naar de mate waarin de student in het desbetreffende studieonderdeel heeft kunnen werken aan één of meer van de rollen. In 2004-2005 kenden de studenten aan dit aspect overwegend een ‘ruim voldoende’ toe, waarbij het vakdeel van het eerste semester van het eerste jaar er negatief uitsprong (5,9) en het kernonderdeel 4 positief (7,7). De opleiding zal in de studiegids voor 2006-2007 de relatie tussen eindkwalificaties en programmaonderdelen opnemen. Algemene Economie • In het zelfevaluatierapport is een schema opgenomen waarin de relatie tussen de programma-onderdelen uit de vaklijn en de eindkwalificaties zichtbaar wordt. Het panel heeft vastgesteld dat alle eindkwalificaties in de verschillende onderdelen zijn terug te vinden. De eindkwalificatie ‘het experimenteren met simulaties, enquêtes of gedragsspelen’ is tamelijk nieuw en wordt in 2006 getraind door middel van een businessgame bij het onderdeel Vermogensmarkt en ondernemingswaarde. • Uit evaluaties blijkt dat studenten het er redelijk tot geheel mee eens zijn dat de aangeboden studieonderdelen bijdragen aan het ontwikkelen van de specifieke rollen van de eerstegraadsleraar. Engels, Frans en Nederlands • In het zelfevaluatierapport is een schema opgenomen waarin de relatie tussen de programma-onderdelen uit de vaklijn en de eindkwalificaties zichtbaar wordt. De opleiding vindt dat in meer studieonderdelen een nadere toespitsing op academische vaardigheden moet worden gerealiseerd. In het studiejaar 2006-2007 zullen de opleidingen een doorlopende leerlijn met betrekking tot de academische vaardigheden ontwikkelen. Hierbij
24
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
wordt gebruik gemaakt van de ervaringen van de opleiding geschiedenis. Ook wordt voortgebouwd op de nieuwe module taal- en academische vaardigheden die in 2005-2006 voor het eerst met eerstejaars talenstudenten is uitgevoerd. Geschiedenis • In het zelfevaluatierapport is een schema opgenomen waarin de relatie tussen de programma-onderdelen uit de vaklijn en de eindkwalificaties zichtbaar wordt. Het panel heeft vastgesteld dat alle eindkwalificaties in de verschillende onderdelen zijn terug te vinden. • De brede stromen worden behandeld. Daarnaast kunnen studenten onderwerpen aandragen die zij vervolgens weer in hun eigen onderwijs kunnen gebruiken. • Uit evaluaties in het eerste semester blijkt dat studenten het er geheel mee eens zijn dat de aangeboden studieonderdelen bijdragen aan het ontwikkelen van de specifieke rollen van de eerstegraadsleraar. Ook het niveau van de opleiding en de instructie en begeleiding door docenten werden positief gewaardeerd. Wiskunde • In het zelfevaluatierapport is een schema opgenomen waarin de relaties tussen de programma-onderdelen uit de vaklijn, de eindkwalificaties, de leerdoelen en de toetsing zichtbaar worden. Het panel heeft vastgesteld dat alle eindkwalificaties in de verschillende onderdelen zijn terug te vinden. Het programma is de laatste jaren op een drietal punten bijgesteld: kernthema's uit de Stochastiek, Analyse 1 en Grondslagen zijn gedidactiseerd; Geschiedenis van de Wiskunde is als zelfstandig onderdeel ingevoerd; het programmaonderdeel Modellen is nu vormgegeven als werkgroep. • In de gesprekken werd door studenten benadrukt dat het niet alleen gaat om de vakinhoud, maar ook om een meer filosofische benadering van het vak. Het panel komt tot het oordeel ‘voldoende’ op basis van de uitkomsten van evaluaties en het feit dat de relatie tussen eindkwalificaties en leerdoelen studenten nog niet altijd duidelijk is.
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
AE: voldoende Eng: voldoende Fr: voldoende Gs: voldoende Ned: voldoende Wi: voldoende
Criteria - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De samenhang wordt gerealiseerd door de vier leerlijnen van het curriculum te relateren aan de vijf beroepsrollen van de eerstegraadsleraar.
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
25
• In de basisgroep stimuleert de vakdidacticus/ mentor studenten om integratieve verbanden tussen de verschillende leerlijnen te leggen, zoals het panel heeft kunnen vaststellen. In de basisgroep en de praktijklijn brengen studenten eigen praktijkvragen in. Via de vakdidactiek wordt de relatie tussen schoolvak en praktijk gelegd. In de vaklijn wordt een body of knowledge gekoppeld aan relevante vaardigheden. • Volgens het zelfevaluatierapport vormt het carrouselmodel een belemmerende factor voor een optimale samenhang. Alle studenten krijgen eenzelfde basisprogramma in het eerste semester. Daarna worden onderdelen één keer per twee jaar aangeboden. Studenten met wie het panel heeft gesproken, ervaren dit model niet als storend voor de samenhang. • De vorige visitatiecommissie had kritiek op het romp-kopmodel. De opleiding werkt sinds 2002 met een geïntegreerd curriculum waardoor de samenhang is verbeterd. Uit evaluaties blijkt echter dat studenten deze samenhang nog niet in voldoende mate ervaren. De opleidingen willen hier verbetering in brengen door de samenhang meer te laten benadrukken door docenten en door de individuele studieloopbaanbegeleiding een nadrukkelijker plek in het programma te geven. • Het panel is van mening dat het huidige programma een betere samenhang garandeert dan het romp-kopmodel. De coördinatoren hebben als expliciete taak om de samenhang te bewaken, zoals het panel in gesprekken heeft vernomen. Algemene Economie • Om de actuele vraagstukken te kunnen behandelen moeten studenten over integratieve kennis beschikken van meerdere economische domeinen: de micro-economische benadering is daarbij uitgangspunt. Dit is in lijn met het advies van de commissie Teulings. • Elk onderdeel wordt door minimaal twee docenten voorbereid: een gever (specialist) en een meedenker (generalist), waardoor docenten ook elkaars onderdelen leren kennen. Engels, Frans en Nederlands • De inhoudelijke samenhang krijgt vorm in de drie leerlijnen: letterkunde, taalkunde en taalvaardigheid. Hiervan moet de taalvaardigheidsleerlijn nog verder ontwikkeld worden. • Een aantal onderdelen wordt taaloverstijgend aangeboden. Geschiedenis • De samenhang krijgt vorm via de body of knowledge die gebaseerd is op de kennisbasis van de eerstegraadsleraar. De samenhang binnen de vaklijn geschiedenis is ook georganiseerd rond de academische vaardigheden. Wiskunde • De samenhang binnen de vaklijn is georganiseerd rond de vaardigheden: bewijzen, porbleemoplossen en modelleren. Deze vaardigheden komen in alle onderdelen terug. De samenhang tussen de vaklijn en de praktijklijn krijgt in het eerste jaar gestalte via themaopdrachten, in het tweede jaar door didactiserende opdrachten.
26
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
Het panel komt tot het oordeel ‘voldoende’, omdat studenten de samenhang nog niet in voldoende mate ervaren.
Facet 2.4
Studielast
AE: goed Eng: goed Fr: goed Gs: goed Ned: goed Wi: goed
Criteria - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De planning van het programma bevat een aantal bevorderende factoren voor de studeerbaarheid: de indeling in vijf semesters, de flexibele bovenbouwstage, en een op zichzelf realistische studielast. In de studiegids wordt de studielast per programmaonderdeel gespecificeerd, zoals het panel heeft vastgesteld. • Van studenten heeft het panel vernomen dat ze de opleiding niet als te moeilijk ervaren, hoewel ze de onderdelen met een academische benadering lastig vinden. • De EHvA informeert studenten via intranet, bijvoorbeeld over college- en toetsroosters. Studenten met wie het panel gesproken heeft, ervaren het als belemmerend wanneer er onduidelijke informatie wordt verstrekt. • Toetsen worden gepland in de verwerkingsweek aan het eind van het semester. Herkansingen staan ongeveer tien weken later op het rooster. • Docenten, coördinatoren en onderwijsmanagers zijn via de mail en anderszins goed bereikbaar. Tijdens de gesprekken lieten studenten zich hierover positief uit. • Uit evaluaties blijkt dat studenten een hoge werkdruk ervaren als gevolg van de combinatie van werken, gezin en leren. Het is het panel opgevallen dat studenten er vaak een ‘grote’ baan naast hebben (0,8 of 1 fte). Studenten vallen uit door deze werkdruk en niet zozeer door de moeilijkheidsgraad. De EhvA waarschuwt bij de intake dat de combinatie van werken en leren zwaar is (zie 2.5). • Het carrouselmodel wordt door studenten niet als studiebelemmerend ervaren. • De EHvA probeert via de studieloopbaanbegeleiding belemmeringen in de studie te voorkomen. Het panel komt tot het oordeel ‘goed’, omdat studenten geen belemmerende factoren voor de studie ervaren. De werkdruk is weliswaar hoog, maar die wordt verklaard door de omvang van de baan die studenten hebben.
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
27
Facet 2.5
Instroom
AE: voldoende Eng: voldoende Fr: voldoende Gs: voldoende Ned: voldoende Wi: voldoende
Criteria - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: bacheloropleiding en eventueel (inhoudelijke) selectie. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De toelatingseis voor de eerstegraadslerarenopleiding is een afgeronde bachelor (tweedegraads) lerarenopleiding in het desbetreffende vak. De EHvA kent een groep doorstromers direct vanuit de tweedegraads lerarenopleiding en een groep die al een aantal jaren ervaring als leraar heeft. Studenten krijgen het advies eerst enkele jaren werkervaring op te doen. • Studenten met een buitenlands diploma kunnen instromen mits ze beschikken over een in Nederland geldige tweedegraads onderwijsbevoegdheid. Deze wordt door de inspectie verleend na een jaar leservaring in een Nederlandstalige school en een positieve beoordeling. • De opleidingen geven voorlichting via een speciale pagina op de internetsite van de EHvA en door middel van voorlichtingsbrochures. Verder wordt in de tweedegraadslerarenopleidingen informatie over vervolgstudies gegeven. • De coördinator voert een intakegesprek met de aspirant-student aan de hand van een standaardfomulier. Tijdens het gesprek komen in ieder geval de zwaarte en het tijdsbeslag van de studie aan bod, de noodzaak van een praktijkplek en de eventuele ondersteuning van een werkgever. De onderwijsmanager bewaakt de uitvoering van de intakeprocedure. Het panel is positief over de intakeprocedure. • In het eerste semester, dat een propedeutisch karakter heeft, slaat de opleiding een brug tussen de instroomkwalificaties van de studenten en de rest van de opleiding. De opleiding schrijft het aan de diversiteit van de instroom toe dat het enige jaren heeft geduurd om een goed evenwicht te vinden tussen brugfunctie en representativiteit qua zwaarte en niveau. • Aan het eind van het eerste semester heeft de student een startportfoliogesprek over de wijze waarop hij in de verdere studie zijn professionele ontwikkeling vorm zal geven. Een externe onderwijskundige beoordeelt het portfolio op niveau en academische vaardigheden. Het gesprek is adviserend en diagnosticerend van karakter. De examencommissie geeft op basis hiervan een studieadvies. Het panel is van mening dat het startportfolio een goed initiatief is. Door de eisen die aan een master gesteld moeten worden, is de aansluiting wat de academische vaardigheden betreft immers lastig, zelfs met de genoemde begeleiding.
28
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
• De EhvA kent een vrijstellingenbeleid dat is opgenomen in de studiegids. Beoordeling van elders verworven competenties en vrijstellingen komen incidenteel voor. De gezamenlijke lerarenopleidingen in Nederland werken aan een transparant evc-beleid gebaseerd op kwalitatieve standaarden. • Uit evaluaties blijkt dat 30 procent nauwelijks doublures of hiaten ervaart in de aansluiting, 45 procent ervaart een aantal doublures en hiaten. Van studenten heeft het panel vernomen dat een aantal overlappingen inmiddels uit het programma is gehaald. • Na de vorige visitatie heeft de EHvA een aantal maatregelen genomen om de aansluiting te verbeteren. Deze maatregelen hebben betrekking op het verduidelijken van de toelatingseisen, de voorlichting, de intakeprocedure, het studieprogramma van het eerste semester, het startportfoliogesprek en het studieadvies. Vóór de poort wordt geselecteerd op formele toelatingseisen. In het eerste semester vindt inhoudelijke selectie plaats door middel van het studieadvies (niet bindend). Studenten gaven in gesprekken met het panel aan dat de programma’s van de tweede- en de eerstegraadsopleidingen nu beter dan voorheen op elkaar aansluiten (b.v. minder overlappingen). Algemene Economie • Instromende studenten dienen over een bevoegdheid Algemene Economie en over voldoende bekwaamheid Bedrijfseconomie te beschikken. Bij achterstand krijgen studenten een advies hoe zij deficiënties kunnen wegwerken. Engels, Frans en Nederlands • Ten aanzien van Engels en Frans gelden als toelatingsvoorwaarden: taalvaardigheidsniveau Engels C1 (schrijven B2), Frans B2 (schrijven B1). Dit sluit aan bij het eindniveau van de desbetreffende tweedegraadsopleidingen. Indien studenten niet recent zijn afgestudeerd, moeten zij dit niveau aantonen aan de hand van het Camebridge Certificate of Proficiency en het Diplôme Approfondi de Language Francaise. Eventuele deficiënties kunnen in het eerste semester worden weggewerkt. Geschiedenis • De huidige werkwijze in het eerste semester, met vervangende opdrachten en curriculumonafhankelijke toetsen, maakt het mogelijk studenten op te sporen die versneld het studieprogramma kunnen volgen. Wiskunde • De opleiding kent een basisjaar in plaats van een basissemester zoals de andere lerarenopleidingen. Studenten krijgen daardoor een jaar de tijd om zich de studievaardigheden van wiskunde op een hoger niveau eigen te maken Het panel komt tot het oordeel ‘voldoende’, omdat studenten in evaluaties aangeven nog doublures en/of hiaten te ervaren.
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
29
Facet 2.6
Duur
AE: goed Eng: goed Fr: goed Gs: goed Ned: goed Wi: goed
Criteria - De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: hbomaster: minimaal 60 studiepunten/european credit points. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De omvang van de studie bedraagt 90 studiepunten te behalen in drie jaar tijd in deeltijd. Dit is gelijk aan andere eerstegraadslerarenopleidingen in Nederland. Het panel komt tot het oordeel ‘goed’, omdat de opleidingen voldoen aan de minimumeis van 60 studiepunten.
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
AE: voldoende Eng: voldoende Fr: voldoende Gs: voldoende Ned: voldoende Wi: voldoende
Criteria - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het didactische concept van de EHvA is gebaseerd op competentiegericht leren, dat de volgende kenmerken heeft: - praktijkgerichtheid: de dagelijkse beroepspraktijk confronteert de student met de praktijkproblemen in het beroep en nodigt op realistische wijze uit tot competentieontwikkeling; - persoonlijk en zelfgestuurd: competenties kunnen niet van de een op de ander worden overgedragen; juist persoonlijke kwaliteiten geven kleur aan de competenties die studenten in het werk laten zien; - gezamenlijkheid: het delen van ervaringen met anderen scherpt het eigen denken en handelen. • Het leren van de professional staat centraal. De opleiders functioneren als spiegel en als voorbeeld voor de student, waardoor studenten geïnspireerd worden. Naast onderzoekend leren worden studenten gestimuleerd tot samenwerkend leren.
30
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
• De EHvA streeft vraagsturing na bij het onderdeel vakdidactiek in de basisgroep. Bij de onderzoekslijn wordt ook een vorm van vraagsturing toegepast, omdat de student het te onderzoeken onderwerp kiest uit de eigen praktijkvragen. Het panel heeft van enkele studenten begrepen dat de vraagsturing niet altijd goed tot uitdrukking komt. Studenten kunnen vaak wel zelf onderwerpen of casuïstiek inbrengen, met name bij vakdidactiek. • De gehanteerde werkvormen lopen uiteen van hoorcolleges, werkgroepen, uitwerken opdrachten, presentaties, referaten tot het doen van onderzoek. Voor het ontwikkelen van competenties blijkt het portfolio een geschikt didactisch middel. Studenten geven in evaluaties aan lang niet altijd tevreden te zijn over het werken met een portfolio (13 procent tevreden, 39 procent neutraal). Ook de bijeenkomsten in de basisgroep worden niet door alle studenten positief gewaardeerd: 32 procent vindt het nut gering, 21 procent matig. De opleiding heeft de portfoliohandleiding de laatste jaren verbeterd, waardoor studenten beter met een portfolio kunnen werken. Het panel stelt vast dat de afstemming tussen vorm en inhoud niet bij alle vakken even ver is doorontwikkeld. • Uit evaluaties blijkt dat 43 procent van de studenten de uitdaging tot zelfverantwoordelijk leren als goed tot zeer goed beoordeelt, 42 procent is neutraal. De uitdaging tot onderzoekend leren wordt door 37 procent goed tot zeer goed beoordeeld en 48 procent oordeelt neutraal. Algemene Economie • In het zelfevaluatierapport is per programmaonderdeel een overzicht van de gehanteerde werkvormen opgenomen. Studenten waarderen de voorbeeldfunctie van de opleiders in de eerstejaarsmodulen economie met 6,5 (op een tienpuntsschaal) en de instructie van docenten met 7,4. Engels, Frans en Nederlands • In het zelfevaluatierapport is per programmaonderdeel een overzicht van de gehanteerde werkvormen opgenomen. Studenten waarderen de voorbeeldfunctie van de opleiders in de basismodule met 6,2 (op een tienpuntsschaal) en de instructie van docenten met 7,6. • Uit de module-evaluaties van de basismodule blijkt dat het oordeel van studenten over de gehanteerde werkvormen zich geleidelijk positief ontwikkelt. Bij de vakmodulen is dat niet het geval (alleen eerste semester 2005/2006). De opleiding denkt dat dit te wijten is aan ziekte. Geschiedenis • In het zelfevaluatierapport is per programmaonderdeel een overzicht van de gehanteerde werkvormen opgenomen. Studenten waarderen de voorbeeldfunctie van de opleiders met 8,0 (op een tienpuntsschaal) en de instructie van docenten met 8,2. De respons bestond uit slechts twee studenten. Wiskunde • In het zelfevaluatierapport is per programmaonderdeel een overzicht van de gehanteerde werkvormen opgenomen. Studenten waarderen de voorbeeldfunctie van de opleiders met 7,1 (op een tienpuntsschaal) en de instructie van docenten met 8,7.
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
31
Het panel komt tot het oordeel ‘voldoende’ op basis van evaluatie-uitkomsten en het feit dat de vormgeving voor een aantal vakken nog beter op competentiegericht onderwijs kan worden afgestemd.
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
AE: voldoende Eng: voldoende Fr: voldoende Gs: voldoende Ned: voldoende Wi: voldoende
Criteria - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding hanteert een mix aan toetsinstrumenten: schriftelijke summatieve toetsen, presentaties, opdrachten en werkstukken. In de praktijklijn staan bij de bovenbouwstage zelfbeoordeling en beoordeling door de begeleider op de werkplek en de mentor centraal. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een speciaal format. Belangrijk beoordelingscriterium is de bewuste verbinding door de student van de leerervaringen op de opleiding met leerervaringen in de praktijk in brede zin. De onderzoekslijn wordt afgesloten met een eindwerkstuk dat wordt gepresenteerd aan een publiek van specialisten en nietspecialisten. Eindwerkstuk en presentatie worden summatief getoetst. De vak- en vakdidactische competentie (competentie 3), en reflectie en onderzoek ten dienste van ontwikkeling (competentie 7) worden via een portfolio aangetoond. • Toetsen (of het nu een tentamen, een werkstuk of een mondelinge presentatie betreft) moeten binnen de EHvA worden beoordeeld met behulp van een beoordelingsformat, zodat de docent de beoordelingen naar niveau kan specificeren, meestal in cijfers. De examencommissie ziet toe op het ontwerpen en gebruiken van de toets- en beoordelingscriteria. De opleidingscommissie geeft hierover - gevraagd en ongevraagd adviezen (Notitie Toetsing en Beoordeling. Hoofdstuk 1: Kwaliteitscriteria voor toetsing en beoordeling in de LAV-1-opleiding, december 2005). Het panel is van mening dat de procedure voor de toetsing adequaat is. • Het panel heeft van studenten vernomen dat de criteria voor toetsing in de studiegids staan. De feedback op de toetsen is volgens de studenten goed. • Het panel heeft toetsmateriaal ingezien en constateert dat er sprake is van transparante toetsen. De beoordelingen blijken echter voor buitenstaanders, zoals het panel, minder inzichtelijk te zijn. Het panel is positief over het feit dat er steeds vaker twee beoordelaars zijn voor een onderdeel (bijvoorbeeld KO4) en de beoordelaar niet tegelijkertijd begeleider is. In de gesprekken met docenten heeft het panel vernomen dat de beoordelingsformats van het ILO ook voor LAV-1 worden gebruikt. • In de overall curriculumevaluatie is 36,5 procent van de studenten tevreden over de diversiteit van de toets- en beoordelingswijzen, 46,2 procent is neutraal. Van de studenten
32
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
is 38,5 procent tevreden over de duidelijkheid van de toetscriteria, 32,7 procent is neutraal. Verder is 31,5 procent tevreden over de feedback van docenten, 33,3 is neutraal. Een meerderheid (62,7 procent) is tevreden over de aansluiting van de toetsen op het gegeven onderwijs, 23.5 procent is neutraal. De opleiding wil de samenhang in toets- en beoordelingsbeleid tussen de bachelor- en masteropleiding versterken. Algemene economie • In het zelfevaluatierapport heeft de opleiding een overzicht opgenomen van programmaonderdelen en daarbij gehanteerde toetsvormen. Er heeft een verschuiving plaatsgevonden van traditionele schriftelijke toetsen naar complexe opdrachten. • Er wordt gewerkt aan een curriculumonafhankelijke toets zoals bij Geschiedenis. Engels, Frans en Nederlands • In het zelfevaluatierapport heeft de opleiding een inzichtelijk overzicht opgenomen van programma-onderdelen en daarbij gehanteerde toetsvormen. Geschiedenis • In het zelfevaluatierapport heeft de opleiding een overzicht opgenomen van programmaonderdelen en daarbij gehanteerde toetsvormen. • De opleiding werkt met digitale, curriculumonafhankelijke toetsen van de Digitale Universiteit om op diagnostische wijze de basiskennis van studenten te toetsen. Wiskunde • In het zelfevaluatierapport heeft de opleiding een overzicht opgenomen van programmaonderdelen en daarbij gehanteerde toetsvormen. • Er wordt gewerkt aan een curriculumonafhankelijke toets zoals bij Geschiedenis. Het panel komt tot het oordeel ’voldoende’, omdat de beoordelingsformats nog niet altijd helder zijn en studenten in evaluaties niet overtuigend positief over toetsen en leerresultaten zijn.
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
33
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van Personeel
Eisen hbo
AE: goed Eng: goed Fr: goed Gs: goed Ned: goed Wi: goed
Criteria - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Op basis van de CV's van de docenten heeft het panel vastgesteld dat: - het merendeel van de docenten van de LAV-1-opleiding ervaren lerarenopleider is in de initiële lerarenopleiding van EHvA of ILO/UvA; - vrijwel alle EHvA-docenten eerstegraadsbevoegd zijn. Hun eigen ervaring als leraar in het voortgezet onderwijs hebben ze meestal in het eerstegraadsgebied opgedaan; - de opleiders van de EHvA en het ILO ofwel vakdidacticus ofwel onderwijskundige of beide zijn. • Een aantal opleiders van de EHvA en het ILO is actief betrokken bij de ontwikkeling en uitvoering van het concept Opleiden in de school (De Academische Opleidingsschool). • De verbinding met de beroepspraktijk komt onder andere tot stand door de bijdrage aan de kenniscirculatie en de praktijkontwikkeling die de docenten van de opleiding samen met de studenten op de scholen tot stand brengen. • Een aantal opleiders participeert in beroepsverenigingen, landelijke en lokale vak- en vakdidactische netwerken, werkt mee aan de totstandkoming van recente lesmethoden, heeft zitting in redacties van vakbladen, draagt bij en neemt deel aan (internationale) congressen en verzorgt publicaties. • De opleiding is in 2005-2006 gestart met het organiseren van gastcolleges om actuele ontwikkelingen in de beroepspraktijk en in de schoolvakken te volgen. • Over de kennis van de docenten over de beroepspraktijk is 69 procent van de studenten tevreden tot neutraal. Dit kwam ook in de gesprekken met studenten naar voren. 66 Procent van de studenten zegt regelmatig met collega’s te praten over praktijkadviezen en theoretische inzichten die de opleiders aan de orde stellen. • In de alumni-enquête (2006) scoort de tevredenheid over de actuele kennis van de docenten over de beroepspraktijk ruim voldoende volgens de HvA-norm, namelijk 3,5 op een vijfpuntsschaal. In de curriculumevaluatie is 69 procent van de studenten tevreden over de kennis van de beroepspraktijk bij de docenten. • Met ingang van 2006-2007 organiseert de opleiding workshops en netwerkbijeenkomsten voor die opleiders die hun praktijkkennis van het eerstegraadsgebied en ontwikkelingen in de scholen in de regio willen actualiseren.
34
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
Het panel komt tot het oordeel ‘goed’, omdat er ruime ervaring in het docententeam is om de relatie met de beroepspraktijk te kunnen leggen.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
AE: goed Eng: goed Fr: goed Gs: goed Ned: goed Wi: goed
Criteria - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De totale formatie voor de afdeling VO/BVE is 70 fte. De normatieve OP-formatie van de eerstegraadslerarenopleidingen is 5,1 fte (exclusief scholing), verdeeld over 46 personen (in 2006-2007 43). Dit zijn ongeveer zeven docenten per opleiding. De formatie is berekend op basis van studentenaantallen. De EHvA-norm van 1: 30 is toegepast met factor 0,5 voor vijfdejaars en factor 0,1 voor zesdejaars en ouder. Deze norm is toereikend voor het uitvoeren van het curriculum. Vanaf de invlechting van de eerstegraadslerarenopleidingen in de EHvA geldt een verdeling van ongeveer 3 fte (EHvA), 1,0 fte (ILO) en 1,0 fte (overige). • Het panel heeft geconstateerd dat met een ratio van 1:30 en een te realiseren aantal ects van 30 per jaar de feitelijke ratio 1:15 is. • De docenten in de LAV-1 zijn niet alleen afkomstig uit de bacheloropleidingen van de EHvA maar ook uit de Masteropleiding van het ILO. Alle docenten combineren taken in de LAV-1 met hun ‘hoofdaanstelling’ in EHvA en ILO. In de master zetten zij hun specialisme in, in de bachelor moeten ze breed inzetbaar zijn. • Er zijn enkele docenten die kerndocent zijn en daarmee een ruimere aanstelling hebben. De overige docenten hebben een zeer kleine aanstelling bij de eerstegraadsopleidingen, • Voor de LAV-1- zijn er aparte overlegstructuren zowel per opleiding als opleidingsoverstijgend. • Het panel heeft van docenten vernomen dat zij voldoende uren krijgen om hun taken in te verrichten. Verder vinden de meesten het boeiend om met oudere en ervarener studenten te werken. Het panel komt tot het oordeel ‘goed’. Hoewel er sprake is van veel kleine aantallen, is het panel positief over de verbanden met de tweedegraads lerarenopleidingen en de ILO door docenten die daar hun hoofdaanstelling hebben.
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
35
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
AE: voldoende Eng: voldoende Fr: voldoende Gs: voldoende Ned: voldoende Wi: voldoende
Criteria - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Sinds 1 september 2005 zijn alle medewerkers van de EHvA definitief ingedeeld op basis van de HvA-breed gehanteerde HAY-UFO-systematiek. Conform het HvA-beleid is de EHvA in 2006 gestart met de implementatie van het nieuwe systeem van jaargesprekken (Implementatieplan Jaargesprekken op de EHvA, november 2005). • De afdeling vo/bve bestaat uit tien personeelsteams. Elk team is verantwoordelijk voor de ontwikkeling en uitvoering van een of meer bacheloropleidingen. De teamleiders zijn verantwoordelijk voor de aansturing van ‘hun’ personeel. De eerstegraadslerarenopleiding vormt een organisatie-eenheid binnen de afdeling vo/bve maar beschikt niet over een eigen team van personeel. De organisatie-eenheid van de LAV-1-opleiding wordt aangestuurd door een onderwijsmanager. De docenten van de eerstegraadslerarenopleidingen hebben hun aanstelling bij één van de teams van vo/bve of bij het ILO of bij een andere organisatie (bijvoorbeeld een faculteit van de UvA). • Uitgangspunt voor het personeelsbeleid van de afdeling vo/bve van de EHvA is dat een kerndocent (dat is een docent met een aanstelling van >0,5 fte) ingezet moet kunnen worden in het onderwijs in drie van de vier pijlers van de opleiding (vak, metawerk, werkplekleren en algemene beroepsvoorbereiding/profilering). • In november 2005 heeft de afdeling vo/bve de speerpunten van het personeelsbeleid geformuleerd (Speerpuntenplan personeelsbeleid vo/bve, november 2005). Deze zijn: - het bevorderen van brede inzetbaarheid en teamgericht werken; - weloverwogen ouderenbeleid; - werving en begeleiding van nieuwe docenten met recente ervaring in het vo; - het implementeren van het nieuwe stelsel van ‘jaargesprekken’ van de HvA. - professionalisering van zittende docenten. • Bij het werven van nieuwe personeelsleden worden gekeken naar inzetbaarheid in zowel de tweede- als de eerstegraadslerarenopleidingen. • Het streven van de HvA is erop gericht om in de periode 2006-2009 het aantal gepromoveerde docenten in de instelling te verhogen (Promotiebeleid 2006-2010 HvA, september 2005). Momenteel zijn er twee hoogleraren aan de EHvA verbonden en 15 docenten van de gevisiteerde opleidingen gepromoveerd. Kennisontwikkeling met het werkveld heeft prioriteit. (Scholingsplan afdeling VO/BVE 2006-2007). Het panel is positief over dit streven.
36
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
• De EHvA werkt met (resultaatverantwoordelijke) teams en de door Velon ontwikkelde beroepsstandaard voor lerarenopleiders. In de context van de masteropleiding betekent dit dat: - opleiders in de vaklijn over een aantoonbaar ‘plus’-niveau van (school)vakbeheersing beschikken. Dit kan bijvoorbeeld blijken uit publicaties, promotie, lezingen, nascholing, redactie en auteurschap van schoolboeken of tijdschriften, activiteiten in schoolvakgerichte verenigingen of andere organisaties die met het vak te maken hebben; - opleiders in de beroepsgerichte onderzoekslijn niet alleen gericht zijn op direct toepasbare vaardigheden van studenten, maar ook op (actuele) theoretische en onderzoeksmatige onderbouwing. Eigen ervaring met praktijkonderzoek is van belang, bijvoorbeeld blijkend uit presentaties op het Veloncongres, Onderwijsresearchdagen of internationale congressen. Ervaring met nascholing kan nuttig zijn; - opleiders in het praktijkdeel en de basisgroep kennis moeten hebben van de praktijk in de bovenbouw van havo/vwo en beschikken over goede begeleidingsvaardigheden, gericht op volwassenen met beroeps-, gezins- en maatschappelijke ervaring. Daarnaast moet de mentor een gevorderde vakdidacticus zijn die samen met de begeleider van de onderzoekslijn een bijdrage kan leveren aan de begeleiding van (vakdidactisch) praktijkonderzoek. Ook voor deze opleider kan ervaring met nascholing nuttig zijn. • Van de 46 docenten die betrokken zijn bij de opleidingen, zijn er 15 Velon-geregistreerd en 10 bij de Velon in opleiding. • Uit de resultaten van de module-evaluaties (Vergelijking module-evaluatie 2002-2005, januari 2006) blijkt dat de studenten in het algemeen tevreden zijn over de begeleidingsen instructiekwaliteiten van de docenten. In de overall curriculumevaluatie van juni 2005 is 69 procent van de studenten tevreden tot neutraal over de didactische kwaliteiten van de docenten, de score is 88,5 procent als het gaat om de actuele wetenschappelijke kennis van de docenten, 69 procent als het gaat om de actuele kennis van de docenten over de beroepspraktijk. De EHvA constateert dat ongeveer 30 procent van de zittende studenten zich negatief uitlaat over de actuele kennis van de docenten over de beroepspraktijk en over hun didactische kwaliteit. Het gemiddelde resultaat van de actuele kennis van docenten van de beroepspraktijk is in de alumni-evaluatie 3.5 (voldoende volgens de HvA-norm). Uit de gesprekken met studenten is gebleken dat ze de vakkennis van de docenten ruim voldoende vinden, maar dat op didactisch gebied verbeteringen mogelijk zijn. Dit geldt voor alle opleidingen. • Het item ‘het optreden van de docenten als één opleidingsteam’ scoort in beide evaluaties duidelijk lager: slechts 43 procent van de zittende studenten is hier tevreden over; de score bij de alumni is 2.8. Een mogelijke reden hiervoor is dat door de ‘oude’ rompkopstructuur er sprake was van twee opleidingsteams. Vanaf de inbedding van de LAV-1opleiding in de EHvA met ingang van september 2005 kan onder betere voorwaarden het proces van integratie worden vormgegeven.
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
37
Het panel komt tot het oordeel ‘voldoende’, omdat studenten vinden dat de didactische kwaliteiten van een aantal docenten verbeterd kan worden. Ook het ‘optreden als één opleidingsteam’ is in de evaluaties nog niet optimaal.
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
AE: goed Eng: goed Fr: goed Gs: goed Ned: goed Wi: goed
Criteria - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De EHvA is op dit moment gehuisvest in twee gebouwen: het Philip Kohnstammhuis en het Wibauthuis, beide in de Wibautstraat in Amsterdam. • Naast de huisvesting verzorgt de HvA ook de ICT-voorzieningen, mediatheekvoorzieningen, audiovisuele voorzieningen, telefonie, receptie, roostering, huismeesters en catering. • Daarnaast beschikt de EHvA over de volgende eigen voorzieningen: - onderwijsbureau met daarbinnen het stagebureau en de resultatenadministratie; - studentenadministratie; - eigen instructielokalen/practica; - het Expertisecentrum Onderwijstechnologie (ECO); - international Office. • De afdeling vo/bve, waarvan de eerstegraadsopleidingen deel uitmaken, beschikt over een eigen verdieping in het Kohnstammhuis. Medewerkers beschikken over een eigen werkplek. • De EHvA beschikt over 105 computerwerkplekken voor studenten in eigen onderwijsruimten. In de (gemeenschappelijke) mediatheek bevinden zich 175 studentenpc's. Daarvan worden er 105 (60%) door de EHvA gefinancierd en de overige door de andere HvA-instituten. De computerdichtheid is ongeveer 1:10. Er zijn 15 onderwijsruimten ingericht voor multimediapresentaties. • De EHvA beschikt over een mediatheek met collecties vakinhoudelijke en onderwijskundige literatuur, schoolboeken, relevante tijdschriften en multimediapakketten. In voorkomende gevallen kunnen LAV-1-studenten ook gebruik maken van de computerfaciliteiten van het ILO, bijvoorbeeld voor een aantal databases op educatief gebied waarvoor de HvA geen licentie heeft. De instructie voor het gebruik van deze
38
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
databases geschiedt in de computerruimte van het ILO. Studenten en docenten van de eerstegraadslerarenopleidingen van de HvA kunnen gratis lid worden van de universiteitsbibliotheek van de UvA. • De EHvA beschikt over een eigen extern gerichte website (www.ehva.nl) en een eigen intranet (intra.ehva.nl). • Op basis van de STM-metingen bij de (deeltijd)studenten van de EHvA kan worden gesteld dat de kwaliteit van de huisvesting, de ICT-voorzieningen en de mediatheek toereikend is (Uitslag STM 2005 EHvA-breed). Ook in de gesprekken geven studenten aan dat ze tevreden zijn over de faciliteiten. De EHvA-studenten geven echter een 'onvoldoende' aan de restauratieve voorzieningen. Het panel komt tot het oordeel ‘goed’, omdat de onderwijsfaciliteiten in orde zijn.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
AE: voldoende Eng: voldoende Fr: voldoende Gs: voldoende Ned: voldoende Wi: voldoende
Criteria - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Studiebegeleiding in de zin van reflectie en beroepsontwikkeling is onderdeel van de taken van de vakdidacticus/mentor en vindt plaats binnen het kader van de basisgroep. De mentor is de eerstelijnsvoorziening voor studievoortgangsproblemen. De opleidingscoördinator heeft in de tweede lijn de verantwoordelijkheid om met studenten bij grote studieachterstanden een alternatief programma af te spreken of in het verleden behaalde studieonderdelen te converteren naar het vigerende programma. Als derdelijnsvoorziening functioneren de studentendecanen. • Het intranet, de e-mail en BSCW (elektronische leeromgeving) zijn de belangrijkste kanalen voor de informatievoorziening aan studenten en de communicatie tussen studenten en docenten. Het intranet is in september 2005 gelanceerd en bevat nu nog voornamelijk roosters, formulieren, mededelingen en nieuws. In de toekomst zullen ook de studiehandleidingen via het intranet beschikbaar zijn. BSCW is bedoeld voor het studiemateriaal en de producten van de studenten met feedback van collega-studenten en docenten. Het gebruik wisselt sterk per student zoals het panel uit gesprekken heeft vernomen. • Studenten ontvangen vier maal per studiejaar conform het HvA-beleid een overzicht van door hen behaalde en officieel geregistreerde studiepunten vanuit het studievolgsysteem
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
39
•
•
•
•
Volg+. Tussendoor is de studiestaat in te zien via ‘Boom-on-Line’. In de overall curriculumevaluatie (juni 2005) is gevraagd naar het ‘nut’ van het mentoraat: een krappe meerderheid is hierover tevreden. Inmiddels is gestart met een mentorenoverleg. Ook zullen mentoren komend studiejaar worden geschoold. In de alumni-evaluatie is expliciet gevraagd naar de tevredenheid van de afgestudeerden over de studieloopbaanbegeleiding: de begeleiding bij het plannen van de studie en bij het leren reflecteren op de eigen ontwikkeling wordt als ‘voldoende’ beoordeeld, resp. 3.0 en 3.1 op een vijfpuntsschaal. Omdat de doelgroep van de opleiding zich onderscheidt van de reguliere bachelors en universitaire eerstegraders is met het oog op de ontwikkeling van de master of education specifiek gevraagd naar het aspect ‘tevredenheid over de begeleiding bij de verdere ontwikkeling van de loopbaan in de beroepspraktijk’. Deze wordt als ‘onvoldoende’ beoordeeld (2.6). Naast de mentor kan ook een andere docent studenten begeleiden bij opdrachten. Voor het uitvoeren van de opdrachten in de praktijk kunnen ze een beroep doen op begeleiding door een SPD’er die door de EHvA is of wordt getraind. Meestal is dit een collega van de student waardoor het contact vaak soepel loopt, zoals het panel verteld werd. Ook de begeleiding van KO5 door docenten van het ILO wordt door studenten positief gewaardeerd, zoals tijdens de gesprekken is gebleken. In de gesprekken met het panel zijn studenten positief over het persoonlijke contact tussen student en docent. Ze voelen zich ondersteund door de belangstelling van begeleiders en mentoren voor studieplanning en studievoortgang. Docenten zijn voor studenten goed bereikbaar. Bijna 90 procent van de studenten beoordeelt in de overall curriculumevaluatie de informatievoorziening vanuit het onderwijsbureau per e-mail, telefoon of balie als ‘goed’ of ‘voldoende’; 75 procent was tevreden tot neutraal over de tijdige beschikbaarheid van belangrijke informatie.
Het panel komt tot het oordeel ‘voldoende’, omdat de rol van de mentor blijkbaar nog niet voldoende uit de verf komt.
40
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitzorg
Evaluatie resultaten
AE: voldoende Eng: voldoende Fr: voldoende Gs: voldoende Ned: voldoende Wi: voldoende
Criteria - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Tot 1 september 2005 sloten de eerstegraadslerarenopleidingen aan bij het kwaliteitszorgsysteem van het ILO van de UvA. Er werd gebruik gemaakt van de instrumenten van het ILO. Met de invlechting van de LAV-1-opleiding in de EHvA per 1 september 2005 is een planning gemaakt voor de overheveling van onder meer de kwaliteitszorgsystematiek naar het stelsel van de EHvA (Activiteitenplan eerstegraadslerarenopleidingen vo/bve, december 2005). • Het kwaliteitszorgstelsel van de EHvA is nader beschreven in het document Strategisch beleidsplan kwaliteitszorg EHvA (concept februari 2006) en is een uitwerking van de HvAbrede kaders. • Het stelsel bestaat uit drie met elkaar samenhangende cycli: - de integrale kwaliteitscyclus (driejaarlijks een accreditatietraject of een interne audit); - de planning en controlcyclus (managementcontract op EHvA-niveau en R&A-plannen op afdelingsniveau); - de onderzoekscyclus, waarbij gebruik wordt gemaakt van verschillende evaluatieinstrumenten, waaronder het ‘onderzoekshuis’ en evaluaties van afzonderlijke studieonderdelen (module-evaluaties). Het onderzoekshuis is een samenhangend geheel van onderzoeksinstrumenten. • De LAV-1-opleiding participeert vanaf begin 2006 in dit stelsel. Dat betekent dat alle evaluaties die dit studiejaar plaatsvinden, beschouwd worden als nulmeting. • In het zelfevaluatierapport is een overzicht opgenomen van meetinstrumenten die vanaf begin 2006 worden ingezet. Daarbij is aangegeven wat het onderwerp van evaluatie is, met welke frequentie het instrument wordt ingezet en welke vorm het instrument heeft. In 2006 is het streefdoel van de opleiding minimaal 3,0 op een vijfpuntsschaal. De nulmetingen zijn bepalend voor het streefdoel van 2006-2007. • De opleiding vindt de respons op de overall curriculumevaluatie 2005, 51 procent, en alumnitevredenheidsmonitor, 40 procent, bevredigend. Het panel komt tot het oordeel ‘voldoende’. Het systeem is recent van start gegaan waardoor er nog geen inzicht in de werking is.
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
41
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
AE: goed Eng: goed Fr: goed Gs: goed Ned: goed Wi: goed
Criteria - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De uitkomsten van de evaluaties (kwantitatief en kwalitatief) worden besproken in het coördinatorenoverleg, het mentorenplatform en in de opleidingscommissie. Deze gremia ontwikkelen voorstellen tot verbetering die door de onderwijsmanager vervolgens worden voorgelegd aan en besproken met de jaarlijkse docentenconferentie in april. De conclusies worden door de manager vastgelegd in het activiteitenplan dat loopt van september tot september (Activiteitenplan 2004-2005 en Activiteitenplan 2005-2006) en besproken met de opleidingscommissie. Het activiteitenplan wordt als bijlage bij het Resultaten & Activiteitenplan van de afdeling vo/bve gevoegd. In het activiteitenplan worden streefdoelen gesteld. • De resultaten van de afzonderlijke module-evaluaties worden door de coördinatoren met de docenten besproken. Docenten krijgen daarnaast feedback op hun deel van het curriculum en de inhoud van de modules van studenten en de opleidingscommissie, zoals het panel van docenten heeft vernomen. • Van studenten vernam het panel dat de EHvA feedback ter harte neemt, waardoor de opleidingen inhoudelijk interessanter en uitdagender zijn geworden. • Het panel heeft vastgesteld dat de EHvA zich daadwerkelijk verbetert op basis van evaluaties. Naar aanleiding van de vorige visitatie is het kop-rompmodel verlaten en vervangen door een geïntegreerd curriculum (Verbetertraject visitatie in relatie tot zelfevaluatie LAV-1 opleidingen HvA, mei 2006). Na een volledige eerste ‘ronde’ is in september 2005 het curriculum bijgesteld om het masterniveau beter te borgen. • Module-evaluaties zijn eveneens aanleiding voor verbetertrajecten. Een voorbeeld hiervan is de andere opzet van de onderzoekscomponent. • Het panel heeft vastgesteld dat de opleidingscommissie het management van de EHvA schriftelijk adviseert over onderwijsinhoudelijke en organisatorische zaken. De schriftelijke reacties van het management laten zien dat deze adviezen in een aantal gevallen worden overgenomen of beargumenteerd worden afgewezen. Het panel komt tot het oordeel ‘goed’.
42
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
AE: voldoende Eng: voldoende Fr: voldoende Gs: voldoende Ned: voldoende Wi: voldoende
Criteria - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De volgende gremia zijn bij de interne kwaliteitszorg betrokken: de opleidingscommissie, het mentorenplatform, het coördinatorenoverleg en de docentenvergadering. • Het panel heeft vastgesteld dat de bij de eerste bullit genoemde gremia door middel van enquêtes bevraagd worden, evenals de studenten, de alumni en de werkgevers. • De LAV-1 heeft het kwaliteitszorgstelsel van de HvA overgenomen waarin behalve de evaluaties onder studenten ook een Alumni Tevredenheids Monitor (ATM) en een Werkgevers Tevredenheids Monitor (WTM) worden afgenomen. In het voorjaar van 2006 zijn beide instrumenten ontwikkeld (bestaande HvA-instrumenten aangepast aan de master) en voor het eerst uitgevoerd. • Het panel stelt vast dat bij de werkveldadviesraad de nadruk nog veel op de tweedegraads lerarenopleidingen ligt en in mindere mate op de eerstegraads. De opleiding neemt zich voor om de focusgesprekken in het kader van de WTM uit te bouwen tot een meer duurzame overlegkring met werkgevers, speciaal over de verdere ontwikkeling van de master in relatie tot het personeelsbeleid op de scholen- dus naast de bestaande VAR. • Het panel is van mening dat de EHvA tot een beter alumnibeleid kan komen door bijvoorbeeld een alumnikring als klankbord te gebruiken. Afgestudeerden met wie het panel heeft gesproken, stonden hier positief tegenover. Voor alumni wil de opleiding eenmaal per jaar workshops organiseren als onderdeel van het programma waarin de afstuderenden hun onderzoek presenteren. Het panel komt tot het oordeel ‘voldoende’, omdat het alumnibeleid een betere invulling kan krijgen. Ook de aandacht van de werkveldadviesraad voor het eerstegraadsgebied kan beter.
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
43
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
AE: voldoende Eng: voldoende Fr: voldoende Gs: voldoende Ned: voldoende Wi: voldoende
Criteria - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De procedure m.b.t. het toetsen van de eindkwalificaties staat beschreven op het intranet. Als integrerend eindresultaat gelden tot op heden twee werkstukken, het ontwerponderzoek (KO4) en het verdiepingsonderzoek (KO5). Daarnaast moet het eindportfolio worden voorgelegd. Met ingang van de cohort 2005 wordt gewerkt met één eindwerkstuk als sluitstuk van de beroepsgerichte onderzoekslijn. Studenten doorlopen met deze onderzoeken de hele empirische cyclus. De student voert de onderzoeken zo veel mogelijk op zijn eigen school uit. Uitkomsten zijn gericht op toepasbaarheid in de eigen school. Om het niveau te borgen, worden EHvA- en ILO-afstuderenden langs dezelfde meetlat gelegd. Tot nog toe werden de eindwerkstukken meestal beoordeeld door ILO-docenten. De begeleider op de school geeft een advies. • Naast de integrerende werkstukken moet de student zijn eindportfolio overleggen en zich op basis van bewijsmateriaal verantwoorden tegenover een commissie van twee opleiders. Een positieve beoordeling van dit gesprek is voorwaarde voor afstuderen. De belangrijkste onderdelen van het eindportfolio zijn: - de praktijkbeoordeling door de begeleider op de school en de mentor; - de inschatting van de competenties door de student zelf; - persoonlijk ontwikkelingsplan, gericht op doorontwikkeling. • De student presenteert de resultaten van zijn onderzoek op de afstudeerdag voor een publiek bestaande uit schoolvertegenwoordigers, opleiders, belangstellenden en familie. Deze manifestatie wordt voor EHvA- en ILO-afstuderenden gezamenlijk georganiseerd. Dit geldt zowel voor de oude als voor de nieuwe aanpak. • Uit evaluaties onder alumni is gebleken dat zij positief oordelen over het bereiken van de eindkwalificaties en het daaraan gekoppelde handelingsrepertoire (scores tussen 3,0 en 3,4 op een vijfpuntsschaal). Uit de score 3,0 voor de rol van pedagoog/didacticus in de tweede fase leidt de EHvA af dat zij onvoldoende duidelijk heeft kunnen maken wat de meerwaarde van de master op dit gebied is. • Een indicatie voor het gerealiseerde niveau is daarnaast de mate waarin alumni (afgestudeerden tussen 2002 en 2005) carrière hebben gemaakt in de zin dat zij inmiddels lesgeven in de bovenbouw havo/vwo. 16 van de 37 afgestudeerden gaven bij aanvang van de opleiding al les in de bovenbouw van het havo en 12 respondenten in de
44
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
•
•
• •
bovenbouw van het vwo. Na afronding van de opleiding is dit opgelopen naar respectievelijk 22 (havo) en 19 (vwo). Ook geven 3 respondenten aan dat ze inmiddels lesgeven in het hbo. Alumni zijn tevens bevraagd op de taken die zij vóór aanvang van de opleiding en daarna in de schoolorganisatie vervulden. Bij de start van hun studie waren vrijwel alle alumni in ieder geval docent; 9 alumni combineerden het docentschap met een of twee andere taken. Na afstuderen zijn de respondenten nog steeds docent; het aantal dat het docentschap combineert met andere taken is toegenomen van 9 naar 15. Opvallend is dat de taken die de respondenten uitoefenen meer divers zijn geworden: 10 alumni rapporteren dat ze teamleider, projectleider, afdelingsleider of coördinator zijn geworden; 4 alumni zijn leerlingbegeleider geworden en nog eens 4 begeleider van leraren in opleiding. Uit het gesprek met vertegenwoordigers van het werkveld is gebleken dat afgestudeerden zich in de eigen school goed ontwikkelen. Er is behoefte aan eerstegraads leraren die naast vakinhoudelijke verdieping ook over onderzoeksvaardigheden beschikken om onderzoek in de eigen beroepspraktijk te kunnen uitvoeren. Dit laatste geldt niet voor alle scholen zoals tijdens gesprek naar voren kwam. Dit werd ook bevestigd door de afgestudeerden met wie het panel heeft gesproken. In het voorjaar van 2006 is de opleiding gestart met focusgesprekken met werkgevers om systematisch onderzoek te doen naar het gerealiseerde niveau. Het panel heeft per opleiding meerdere afstudeerwerken met beoordelingsformulieren bekeken. Dit betroffen KO4- en KO5-werkstukken ‘oude stijl’. De opleiding werkt tot augustus 2006 met de kwalificatie ‘aan de eisen voldaan’. Het panel heeft vastgesteld dat er sprake is van een wisselend niveau, zowel wat betreft de omvang en diepgang van het onderzoek als de verslaglegging (taalgebruik, literatuurgebruik). Het panel heeft op basis van de beoordelingsformulieren onvoldoende kunnen vaststellen hoe de criteria gewogen worden om tot het eindoordeel te komen. De opleiding heeft inmiddels ingevoerd dat er cijfers gegeven gaan worden, zodat een weging met meer nuances mogelijk wordt. De opleiding stelt in het gesprek met het panel vast dat sommige afstudeerwerken van afgelopen jaren in 2006 niet meer als ‘aan de eisen voldaan’ zouden zijn beoordeeld. Het panel onderschrijft deze vaststelling. Het panel is van mening dat recentere werkstukken bij een aantal vakken een beter niveau laten zien. De nieuwe aanpak van de onderzoekslijn, waarvan het panel de resultaten van het eerste jaar heeft gezien, geven het panel het vertrouwen dat het niveau van de afstudeeronderzoeken over de gehele linie beter zal worden.
Het panel komt tot het oordeel ‘voldoende’, omdat de ingeziene afstudeerwerkstukken niet altijd representatief voor het beoogde niveau zijn. De vernieuwde aanpak biedt volgens het panel voldoende borging voor het niveau.
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
45
Facet 6.2
AE: voldoende Eng: voldoende Fr: voldoende Gs: voldoende Ned: voldoende Wi: voldoende
Onderwijsrendement
Criteria - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De ontwikkeling van de instroom en het rendement van de LAV-1-opleiding van de EHvA wijkt niet af van het landelijk gemiddelde. • Voor de instroom hanteert de opleiding een minimum van tien aanmeldingen per opleiding per jaar, behalve voor de talen, waar de instroom vijf mag zijn aangezien er bij de talen veel overstijgende vakken met grotere groepen geprogrammeerd zijn. De opleiding heeft de visie dat uitstroom zich in het algemeen moet voordoen tijdens het eerste studiejaar. Daarom heeft het eerste semester een propedeutisch karakter. • Streefcijfers eerstegraads lerarenopleidingen EHvA Rendementen per cohort Opleidingsrendement Gemiddelde verblijfsduur zonder diploma Gemiddelde verblijfsduur met diploma
Streefnormen EHvA / LAV1 50% 1,5 jr. 5 jr.
• Gerealiseerde rendementen cohorten 1998 t/m 2002 Rendementen cohorten 1998 t/m 2002 Cohort 1998 1999 Instroom 46 55 Aantal afgestudeerden 17 21 3 jaar na inschrijving (37%) (38%) Aantal afgestudeerden 24 29 5 jaar na inschrijving (52%) (53%) Gemiddelde verblijfsduur 1,4 jr 1,3 jr uitvallers Gemiddelde verblijfsduur 3,2 jr 2,8 jr met diploma (na 5 jaar) Aantal studenten nog in 4 2 opleiding (5 jaar na start) (9%) (4%)
2000 58 19 (33%) 25 (43%) 1,5 jr
2001 45 12 (27%) Nvt
2002 54 18 (33%) Nvt
2003 72 Nvt
2004 42 Nvt
2005 38 Nvt
Nvt
Nvt
Nvt
1,8 jr*
1,6 jr*
1,4 jr*
1 jr*
Nvt
3,1 jr
2,9 jr*
2,8 jr*
1,5 jr*
Nvt
Nvt
4 (7%)
Nvt
Nvt
Nvt
Nvt
Nvt
* De getallen zullen nog groter worden.
46
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
• De EHvA voldoet bij de eerste twee cohorten aan haar streefcijfer van minimaal 50 procent afgestudeerden na vijf jaar. De cohort van 2000 ligt daar onder. Behalve de cohorten van 2001 en 2002 voldoet de EHvA aan haar norm dat uitvallers een gemiddelde verblijfsduur hebben van maximaal 1,5 jaar. De gemiddelde verblijfsduur van afgestudeerden ligt ruim onder de norm van 5 jaar. • Overzicht instroom cohorten 1998-2005 Instroom cohorten 1998-2005 Cohort Ges Wi 1998 6 13 1999 11 14 2000 10 13 2001 8 8 2002 16 9 2003 15 18 2004 8 12 2005 4 10
Ec 8 8 10 ? 7 17 5 9
Nl 6 6 7 14 4 12 4 4
Fra 10 5 9 11 8 5 7 4
En 3 11 9 4 10 5 6 11
Totaal 46 55 58 45 54 72 42 42
Bij Nederlands, Frans en Geschiedenis ligt de instroom van nieuwe studenten in 2005 onder de norm van 5 studenten. De EHvA kiest ervoor om deze opleidingen toch in stand te houden. Het panel komt tot het oordeel ‘voldoende’. De EHvA voldoet deels wel en deels niet aan haar streefcijfers.
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
47
48
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
49
Bijlage 1:
50
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
51
52
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
53
54
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
55
56
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
Bijlage 2:
Deskundigheden panelleden
Panellid: De heer drs. C.A.M.J. Bogaerts
Panellid Mevrouw drs.T.J. G. van der Heijden
Relevante werkvelddeskundigheid
X
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
X
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
X
Studentgebonden deskundigheid
Visitatiedeskundigheid
Panellid NQA: Mevrouw drs. P. Göbel
Panellid: De heer dr.J. Vedder
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s; 22 augustus 2005
Panellid student: Mevrouw Drs. W. Sjoukes
visitatie Hogeschool van Amsterdam, master Lerarenopleiding Algemene Vakken – 1
X
X
X
X
X
X
X
Panelleden hebben een onafhankelijkheidsverklaring ondertekend. Specifieke aanvullingen vanuit bestand panelleden in willekeurige volgorde:
De heer Dr. J. Vedder De heer Vedder is ingezet als panellid vanwege zijn ervaringen als coördinerend inspecteur en opleidingsdirecteur hoger onderwijs en zijn domeindeskundigheid op het gebied van lerarenopleidingen VO en PO. Daarnaast heeft de heer Vedder een grote deskundigheid op het gebied van onderwijsvernieuwing en onderwijskwaliteit. De heer Vedder heeft vanuit zijn werkervaring kennis van de accreditatiesystematiek. Deze deskundigheid heeft hij onder andere verkregen door het meewerken aan meta-evaluaties, evaluaties van de bestuurlijke hantering (EBH) en enkele visitaties (doorlichtingen) in Nederland en Vlaanderen. Ook was hij tweemaal voorzitter van de visitatiecommissie rond scholing ambulancepersoneel. Daarnaast heeft de heer Vedder voor deze visitatie individuele instructies ontvangen.
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
57
Opleiding: 1961 HBS-B diploma 1966 Kandidaatsexamen Wiskunde, Natuurkunde en Sterrenkunde, Vrije Universiteit te Amsterdam 1969 Doctoraalexamen Wiskunde (met Informatica) met als bijvakken Logica en Ontwikkelingspsychologie aan de Universiteit van Amsterdam 1984 Promotie aan de Rijksuniversiteit Utrecht tot doctor in de Sociale Wetenschappen Werkervaring: Docent en staflid aan de Gemeentelijke School voor Havo te Amsterdam 1967 – 1973 1969 – 1980 Wiskundedocent in deeltijd aan een hbo-opleiding voor laboratorium-personeel Biochemie te Amsterdam 1973 – 1976 Lerarenopleider aan de Vrije Leergangen / Vrije Universiteit te Amsterdam (later: Hogeschool Holland te Diemen) 1976 – 1989 Universitair Hoofddocent ‘Opleidings- en nascholingsdidactiek’ aan de Universiteit Utrecht 1989 – 1997 Inspecteur en vanaf 1994 Coördinerend Inspecteur Hoger Onderwijs in Zwolle. 1997 – 2004 Werkzaam bij de Hogeschool Drenthe in Emmen, als hogeschooldirecteur en als plaatsvervangend voorzitter College van Bestuur. 2004 – heden Eigen BV op het gebied van Onderwijsvernieuwing & Onderwijskwaliteit o.a. betrokken bij zes Regionale Convenanten PO en VO van het Sectorbestuur Onderwijsarbeidsmarkt (SBO) Overige: - Bestuurscommissie (lid en vice-voorzitter) Open Schoolgemeenschap Bijlmer (OSB; experiment middenschool; 1974 - 1989). - Voorzitter VEreniging van LerarenOpleiders Nederland (VELON): 1988 - 1989. - Lid geweest van de commissie Kunst op School van de provincie Overijssel. - Adviseur van ministers Ritzen en Hermans over ICT & didactiek gedurende ruim 3 jaren. - Voorzitter Nederlandse Vereniging tot Ontwikkeling van het Reken-WiskundeOnderwijs (NVORWO) sinds 2000. - Voorzitter van de Stichting AsBeCo voor Assessments, Begeleiding en Coaching. - Bestuurslid van de Stichting TechnoMatch. - Betrokken bij VTB (Deltapunt Bèta/Techniek). - Voorzitter Stichting Opleidingen Scholing Ambulancehulpverlening (SOSA) te Zwolle sinds januari 2000 en bestuurslid Nederlands Ambulance Instituut (NAI) te Zwolle. - Panellid bij de visitatie van de master HKP (2005).
De heer drs. C.A.M.J. Bogaerts De heer Bogaerts is ingezet als panellid vanwege zijn kennis van de didactiek en zijn jarenlange ervaring als docent. Daarnaast is de heer Bogaerts ingezet vanwege zijn ervaring als wetenschappelijk medewerker toetsontwikkeling en zijn lidmaatschap van de eindtermencommissie voor de basisvorming, die verantwoordelijk was voor de basisvormingstoetsing voor geschiedenis en staatsinrichting. De heer Bogaerts heeft deelgenomen aan internationale (Oost-Europese) projecten gericht op de ontwikkeling van nieuwe eindexamenprogramma’s en –toetsen. Opleiding: 1953 – 1959 1963 – 1974
58
Gymnasium a, Hilversum Studie Geschiedenis, Universiteit van Utrecht
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
Werkervaring: 1969 – 1974 Part-time docent Instituut voor Hogere Beroepsopleidingen, Universiteit Utrecht 1972 – 1978 Leraar V.W.O., college De Klop, Utrecht 1978 – 2002 Docent vakdidactiek en nieuwste geschiedenis, SOL/Hogeschool van Utrecht (na 1988 part-time), van daaruit gedetacheerd lid van de landelijke -leerplanAdviescommissie Historische en Maatschappelijke Vorming (‘commissie De Rooy’) 1988 – 2003 Wetenschappelijk medewerkerker toetsontwikkeling, Cito, Arnhem: lid van de eindtermencommissie voor de basisvorming; verantwoordelijk voor de basisvormingstoetsing voor geschiedenis & staatsinrichting; deelname aan internationale projecten in Litouwen, Polen, Roemenië, Tsjechië, Oekraïne en Bulgarije gericht op de ontwikkeling van nieuwe eindexamenprogramma’s en -toetsen Diversen: 1980 – 1989
Redactielid en -voorzitter van Kleio, het tijdschrift van de beroepsvereniging van geschiedenisleraren, de VGN; in die tijd ook bestuurslid van de VGN 1985 – 1995 Diverse nascholingsactiviteiten voor 1e en 2e graads geschiedenisleraren vanuit een detachering naar het KPC (katholiek Pedagogisch Centrum), 2003 – heden Lid van de adviesraad van het IVGD (Instituut voor Geschiedenis Didactiek)
Panellid mevrouw drs. T.J.G. van der Heijden Mevrouw van der Heijden is ingezet als panellid vanwege haar ervaringen als docent onderwijskunde/vakdidactiek bij verschillende lerarenopleidingen, haar docentschap Nederlands bij lerarenopleidingen en het VO en op grond van haar zestienjarige ervaring als inspecteur VO en HO. Mevrouw van der Heijden heeft vanuit opleiding en werkervaring kennis van de accreditatiesystematiek. Deze deskundigheid heeft zij onder meer verkregen door het meewerken aan de uitvoering van meta-evaluaties en evaluaties van de bestuurlijke hantering (EBH) en door het uitvoeren van visitatietrajecten in het kader van de wet Zij-instroom in het beroep. Daarnaast heeft mevrouw van der Heijden individuele instructies ontvangen. Opleiding: 1967 Kweekschool 41b 1968 Kweekschool 41a 1970 MO-A Nederlands 1972 MO-B Nederlands 1984 Doctoraal moderne letterkunde en doctoraal taalbeheersing. Bijvakken onderwijskunde, dramaturgie, kunstgeschiedenis Werkervaring: 1968 – 1971 1971 – 1973 1973 – 1979 1979 – 1982 1983 – 1987 1987 – 1989 1989 – 1996
Invalbanen primair onderwijs Docent Nederlands Mavo-school Docent Nederlands Pedagogische Academie Mentor en docent diverse vakken Middenschool (Open Schoolgemeenschap Bijlmer Docent onderwijskunde en vakdidactiek lerarenopleiding VO Nascholingsafdeling van UVA. Opzetten en verzorgen van opleidingstrajecten voor vrouwen die een leidinggevende positie in het onderwijs ambieerden Inspecteur HO (toezicht op aantal HBO-instellingen, vanaf 1992 met name metaevaluatief onderzoek en toezicht op bestuurlijke hantering van uitkomsten visitaties en meta-onderzoek op lerarenopleidingen)
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
59
1990 – 1996 1996 – 2003 1996 – 2003 2003 – 2006
Overig 1981 – 1985 1983 – 1985 1985 – 1989 1994 1999 2003 2006
Vertrouwensinspecteur HO (½ dag) Voorzitter vertrouwensinspecteurs alle sectoren (1 dag) Inspecteur VO (algemeen toezicht) Inspecteur HO, VO en PO (met name toezicht op kwaliteitsontwikkeling zijinstroomtrajecten en het vormgeven van ‘Opleiden in de school’). Landelijk aanspreekpunt inzake bevoegdheden.
Vice-voorzitter Nederlandse middenschoolvereniging Redacteur tijdschrift voor onderwijsgevenden in het Nederlands MOER Hoofdredacteur MOER Auteur inspectierapport ‘Emancipatie in het Hoger Beroepsonderwijs’ Auteur inspectierapport ‘Nederlands in de basisvorming’ Auteur inspectierapport ‘De evaluatie van het zij-instroomtraject in het VO Lid adviesraad KPMG dieptepilots ‘Opleiden in de School’.
Panellid student mevrouw W. Sjoukes Mevrouw Sjoukes is ingezet als panellid student. Zij volgt het BITEP, het Bilingual and International Teacher Programme aan de IVLOS. Door deze internationale opleiding is zij op de hoogte van de internationale ontwikkelingen op het gebied van lesgeven. Mevrouw Sjoukes heeft voor deze visitatie individueel instructies ontvangen. Opleiding: 2005 – 2006 1998 – 2003
BITEP, IVLOS Sociale Geografie & Planologie Afstudeerrichting Planologie
Werkervaring: 2006 Szabo Lorinc primary and secondary school, Budapest, Hongarije, Stagiaire Aardrijkskunde en Economie Cals College, Nieuwegein, Stagiaire Aardrijkskunde 2005 2003 – 2005 Diverse administratieve en secretariële banen 2003 Landschappartners, De Meern (bureau voor landschapsarchitectuur en stedenbouw) Stagiaire
Mevrouw drs. P. Göbel Mevrouw Göbel is ingezet als NQA-auditor. Zij heeft ruime ervaring met visiteren in bijna alle sectoren van het hbo. Ze heeft bij Lloyds auditcursussen gevolgd. Verder heeft zij twintig jaar ervaring in het hoger beroepsonderwijs in uiteenlopende sectoren. Opleiding: 1971 - 1976 1976 - 1979
60
Tweedegraads lerarenopleiding: Nederlands en Engels Rijksuniversiteit Utrecht, Nederlandse taal- en letterkunde
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
Werkervaring: 1980 - 1993 Docent taalbeheersing bij de sector Economie Saxion Hogeschool Enschede 1987 - 1993 Studentendecaan en vertrouwenspersoon bij de sector Economie Saxion Hogeschool Enschede Studentendecaan en vertrouwenspersoon bij de sectoren Welzijn en Arbeid, 1993 - 1995 Lerarenopleiding Basisonderwijs en Conservatorium Directeur van het instituut Welzijn en Arbeid bij de Saxion Hogeschool Enschede 1994 - 1997 Projectleider bij de afdeling Onderwijszaken van de Saxion Hogeschool Enschede 1997 - 2000 2000 - 2004 Medewerker kwaliteitszorg bij de HBO-raad 2004 Auditor NQA Cursussen: Dec. 2002 Maart 2003 Okt. 2003 Dec. 2003
Tweedaagse cursus Interne Kwaliteitsaudits, Lloyds Register Thymos verzakelijkingstraject Training Auditor Hoger Onderwijs, NQA i.s.m. Lloyds Register Thymos Adviesvaardigheden
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
61
62
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
Bijlage 3
Programma visitatiedagen LAV-1-opleidingen HvA.
Generieke dag 12.00-14.00
14.00-14.45
15.00-15.45 16.15-17.00 17.15-17.45
18.00-18.45
Vakspecifieke dag 9.00-11.00
11.00-11.45 12.00-12.45 13.30-14.15 14.30-15.15 17.00-17.30
5 juli Voorbereidende vergadering en bestuderen eindwerkstukken en ander materiaal Gesprek management
Wie?
Lokaal
D. de Wolff, G.J. van Setten en C.M. van Loosbroek
Gesprek met studenten over beroepscomponent Gesprek met docenten van de beroepscomponent Gesprek met coördinatoren en met portfeuillehouder en medewerker kwaliteitszorg Gesprek met werkveld en afgestudeerden
6 juli Voorbereidende vergadering en bestudering van eindwerkstukken en ander materiaal Gesprek met studenten cluster 1 Gesprek met studenten cluster 2 Gesprek met docenten cluster 1 Gesprek met docenten cluster 2 Gesprek met management
Cluster 1: studenten en docenten Engels, Frans, Nederlands Cluster 2: studenten en docenten economie, geschiedenis en wiskunde
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
63
64
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
Bijlage 4:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Materiaal Beleidsdocumenten (op opleidings- en hogeschoolniveau) kwaliteitszorg organisatie personeelsbeleid (o.a. functie- en kwalificatieporofielen, documentatie over functioneren en professionaliseren) onderwijsbeleid en toetsbeleid rendementsbeleid Evaluatierapporten/ -resultaten (zowel intern als extern onderzoek) Inclusief de meetinstrumenten Onderwijs- en examenregeling Beoogde eindkwalificaties Beroepsprofiel of vergelijkbaar document Studiegids Overzicht van het programma (voor elke variant en locatie) inclusief studiepunten Overzicht van personeel (kwalificaties van docenten) Kengetallen Curriculummateriaal: modulehandleidingen stage/afstudeerhandleidingen boekenlijst projectopdrachten deficiëntieprogramma’s studieboeken readers Toetsen, portfolio’s en assessments, inclusief beoordelingen Afstudeerproducten, inclusief beoordelingen Stageverslagen, inclusief beoordelingen
Onderwerp/facet 5
3 2 5, 6 2, 3.3, 4, 5, 6.2 1 1 2, 4.2 2 3.1 6.1 2
2.8, 6.2 6.2 2.8
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-master Eerstegraads Lerarenopleidingen
65