Hogeschool van Amsterdam Opleiding: Croho: Varianten:
Technische Informatica, HBO bachelor; 34475 Voltijd
Visitatiedatum:
16 mei 2007
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, november 2007
2/55
© NQA - Hogeschool van Amsterdam, opleiding Technische Informatica, hbo bachelor (vt)
Inhoud
3
Deel A: Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per facet en onderwerp
5 7 7 8 9 11
Deel B: Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
13 15 18 28 32 34 38
Deel C: Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5: Bijlage 6:
Doelstelling van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal Domeinspecifieke competenties Opleidingspecifieke competenties
© NQA - Hogeschool van Amsterdam, opleiding Technische Informatica, hbo bachelor (vt)
41 42 47 51 52 54 55
3/55
4/55
© NQA - Hogeschool van Amsterdam, opleiding Technische Informatica, hbo bachelor (vt)
Deel A: Onderwerpen
© NQA - Hogeschool van Amsterdam, opleiding Technische Informatica, hbo bachelor (vt)
5/55
6/55
© NQA - Hogeschool van Amsterdam, opleiding Technische Informatica, hbo bachelor (vt)
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleiding Technische Informatica van de Hogeschool van Amsterdam heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is begonnen in april 2007, toen het zelfevaluatierapport bij NQA is aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek heeft het panel de opleiding gevisiteerd op 16 mei 2007. Het panel bestond uit: De heer ir. E. Joustra (domeinpanellid); De heer ir. A.H. van der Gaag (domeinpanellid); De heer P.A. Spiele (studentpanellid); De heer drs. J.H. Boerke (NQA-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (22 augustus 2005). Het panel beschikt over relevante werkvelddeskundigheid en over vakdeskundigheid. Onder vakdeskundigheid wordt verstaan het vertrouwd zijn met de meest recente ontwikkelingen en vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op het niveau/oriëntatie van de te beoordelen opleiding. Daarnaast beschikt het panel over onderwijsdeskundigheid, studentgebonden deskundigheid en visitatiedeskundigheid (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) conform het voorschrift van de NVAO. Uitzondering hierop is facet 2.6, als gevolg van aanvullende instructies van de NVAO wordt hier het oordeel voldaan of niet voldaan gegeven. Dit Facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
De Hogeschool van Amsterdam (HvA) telt circa 21.000 studenten en heeft zo n 80 opleidingen ondergebracht in negentien instituten verdeeld over de domeinen Techniek, Economie, Educatie, Gezondheid en bewegen en Creatie en nieuwe media. In augustus 2002 startte het toenmalige Instituut voor Informatica en Elektrotechniek de opleiding Technische Informatica. Tegenwoordig vormen de opleiding Technische Informatica en de opleiding Informatica het Instituut voor Informatica.
© NQA - Hogeschool van Amsterdam, opleiding Technische Informatica, hbo bachelor (vt)
7/55
De opleidingen werken intensief samen wat betreft de onderwijsinnovatie, docenteninzet, twee lectoraten en het gezamenlijke gebruik van practica en apparatuur. Het Instituut van Informatica is één van de instituten van het domein Communicatie, Media en ICT. De vierjarige voltijdopleiding telde aan de start in 2002, 59 studenten. In oktober 2006 telt de opleiding 242 studenten. Er werken 14 docenten bij de opleiding en de totale onderwijsformatie bedraagt 11 fte s. 40% van de docenten beschikt over recente werkervaring in het ICT veld. De docent-student ratio bedraagt 1:22. De opleiding is gehuisvest in de locatie de Leeuwenburg. De opleiding Technische Informatica werkt nauw samen met mensen uit de praktijk, hierdoor blijft ze actueel. De opleiding leidt studenten op tot professionals die zich kunnen handhaven in de dynamische wereld van de ICT in een technische omgeving. Afgestudeerde TI ers kunnen onder andere functies bekleden in de domeinen Sytem & Network Engineering, Embedded Systems, Industrial Computing en Software Engineering en Game Technology. Het Instituut voor Informatica maakt deel uit van de Amsterdam School of ICT. Deze school bestaat uit het Instituut voor Informatica van de UvA, het instituut voor Informatica van de HvA en het instituut voor Information Engineering in Almere. Afgestudeerden van Technische Informatica kunnen na het volgen van een specifieke doorstroomminor doorstromen naar een goed aansluitende master. Voor goede studenten bestaat de mogelijkheid om in jaar één aansluitend op het HBO een WO-master te behalen. Studenten met een MBO vooropleiding kunnen het HBO-WO traject in vier jaar afronden. Studenten kunnen ook kiezen om hun bachelor of ICT te behalen in het Instituut voor Informatica, hierna kunnen ze een één of tweejarige master volgen aan de Universiteit van Amsterdam. Het belangrijkste beleidsvoornemen dat het Instituut voor Informatica heeft is het vergroten van de instroom en het verbeteren van het studiesucces. 1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleiding door het panel verliep volgens de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. Het onderzoek vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid (de validatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Vervolgens bereidden de panelleden zich in de periode april/mei 2007 inhoudelijk voor op het bezoek mei 2007.
8/55
© NQA - Hogeschool van Amsterdam, opleiding Technische Informatica, hbo bachelor (vt)
Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, docenten, studenten, afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek heeft het panel ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel ruimte ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen)oordelen De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport kan de opleiding accreditatie aanvragen bij de NVAO. De opleiding heeft in juni 2007 een concept van het Facetrapport (deel B) voor een controle op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het Onderwerprapport (deel A) wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in september 2007 voor een controle op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in september 2007. Het visitatierapport is uiteindelijk in september 2007 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol.
© NQA - Hogeschool van Amsterdam, opleiding Technische Informatica, hbo bachelor (vt)
9/55
Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: weging van de oordelen op facetniveau; benchmarking; generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; bepaalde accenten respectievelijk best practices . In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport.
10/55
© NQA - Hogeschool van Amsterdam, opleiding Technische Informatica, hbo bachelor (vt)
1.5
Oordelen per facet en onderwerp
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet
Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau bachelor 1.3 Oriëntatie HBO bachelor Totaaloordeel Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen HBO 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel Onderwerp 3 Inzet van personeel 3.1 Eisen HBO 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerde niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaaloordeel
Opleiding Technische Informatica
Goed Goed Goed Positief Goed Voldoende Goed Goed Goed Voldaan Goed Goed Positief Voldoende Goed Goed Positief Voldoende Voldoende Positief Goed Voldoende Goed Positief Goed Voldoende Positief
© NQA - Hogeschool van Amsterdam, opleiding Technische Informatica, hbo bachelor (vt)
11/55
Doelstellingen opleiding Het panel beoordeelt de facetten 1.1 Domeinspecifieke eisen, 1.2 Niveau Bachelor en 1.3 Oriëntatie HBO bachelor met een goed. Het oordeel over het onderwerp Doelstelling van de opleiding is derhalve positief. Programma Het panel beoordeelt de facetten 2.1 Eisen HBO, 2.3 Samenhang in Opleidingsprogramma, 2.4 Studielast, 2.5 Instroom, 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud en 2.8 Toetsing met een goed. Facet 2.2 wordt beoordeeld met een voldoende en facet 2.6 is voldaan. Het oordeel over het onderwerp Programma is derhalve positief. Inzet van personeel Het panel beoordeelt facet 3.1 Eisen HBO met een voldoende. Facet 3.2 Kwantiteit personeel en facet 3.3 Kwaliteit personeel met een goed. Het oordeel over het onderwerp Inzet van personeel is derhalve positief. Voorzieningen Het panel beoordeelt de facetten 4.1 Materiële voorzieningen en 4.2 Studiebegeleiding met een voldoende. Het oordeel over het onderwerp Voorzieningen is derhalve positief. Interne kwaliteitszorg Het panel beoordeelt de facetten 5.1 Evaluatieresultaten en 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld met een goed. Facet 5.2 Maatregelen tot verbetering wordt beoordeeld met een voldoende. Het oordeel over het onderwerp Interne kwaliteitszorg is derhalve positief. Resultaten Het panel beoordeelt facet 6.1 Gerealiseerd niveau met een goed. Facet 6.2 Onderwijsrendement wordt beoordeeld met een voldoende. Het oordeel over het onderwerp Resultaten is derhalve positief. Totaaloordeel Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan blijkt dat de opleiding op de zes onderwerpen positief scoort. De conclusie is dan ook dat het totaaloordeel over de opleiding positief is.
12/55
© NQA - Hogeschool van Amsterdam, opleiding Technische Informatica, hbo bachelor (vt)
Deel B: Facetten
© NQA - Hogeschool van Amsterdam, opleiding Technische Informatica, hbo bachelor (vt)
13/55
14/55
© NQA - Hogeschool van Amsterdam, opleiding Technische Informatica, hbo bachelor (vt)
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
Goed
Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding baseert zich voor het opleidingsprofiel en de eindkwalificaties op het competentieprofiel van het HBO-I platform: Bachelor of ICT een competentiegerichte profielbeschrijving dat in 2004 door de HBO-I Stichting in nauwe samenwerking met een vertegenwoordiging van het werkveld is opgesteld. Bij de uitwerking van dat HBO-I profiel is er een nadrukkelijke verbinding gelegd met de European Informatics Skills Structure (EISS). In de EISS zijn standaarden voor alle functies op het terrein van de ICT beschreven. In het HBO-I opleidingsprofiel wordt de context als volgt verwoord: De bachelor of ICT zet haar of zijn competenties vooral in voor het ontwerpen, bouwen en implementeren van ICT-systemen ten behoeve van product- en productieautomatisering. In 2001 heeft de opleiding het toenmalige opleidingsprofiel van de Technisch Informaticus in overleg met de Opleidingsadviesraad (OAR) en vertegenwoordigers van de Faculteit Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica (FNWI) van de Universiteit van Amsterdam (UvA) geoperationaliseerd voor de Amsterdamse opleiding. Dit is vastgelegd in het Profiel van de Technische Informaticus aan de Hogeschool van Amsterdam. Daarna is het opleidingsprofiel geactualiseerd aan de hand van het deel technische informatica van het nieuwe boekje Bachelor of ICT , dat voor een deel op ontwikkelingen van de Amsterdamse opleiding is gebaseerd. In het HBO-I opleidingsprofiel worden de competenties geïllustreerd aan de hand van casussen. Een aantal hiervan is rechtstreeks uit het HvA-TI onderwijs overgenomen. Het HvA-TI competentieprofiel is gebaseerd op het Technische Informaticadeel van het HBO-I profiel. De opleiding TI van de HvA heeft ervoor gekozen om studenten op te leiden voor beroepen in vier domeinen, te weten: - het domein Embedded Systems - het domein System and Network Engineering - het domein Industriële Automatisering. - het domein Software Engineering en Intelligente Systemen met de nadruk op het ontwikkelen van software voor technische systemen. De beroepen binnen deze domeinen vallen alle binnen de beschrijvingen van het HBO-I profiel.
© NQA - Hogeschool van Amsterdam, opleiding Technische Informatica, hbo bachelor (vt)
15/55
In overeenstemming met de uitgangspunten van de HVA heeft de opleiding de eindkwalificaties geformuleerd in termen van competenties. Het competentieprofiel (Competentieprofiel TI) is gespecificeerd voor de verschillende fasen in de opleiding (zie 2.2). Er wordt een onderscheid gemaakt tussen tien algemene en vijf specifieke competenties die kenmerkend zijn voor de Bachelor of ICT. De competenties zijn ook opgenomen in een studiegids en, wat het panel opmerkelijk vindt, gedetailleerd in subcompetenties te vinden op een specifieke website. Het panel vindt dat de gehanteerde competenties en de nadere operationalisatie daarvan goed aansluiten op de beroepspraktijk; ze zijn adequaat, relevant en heel volledig. De opleiding bewaakt het niveau en de validiteit van de eindcompetenties via haar structurele contacten met de praktijk. Deze contacten worden vormgegeven in: - het HBO-I platform; - de Opleidingsadviesraad bestaande uit vertegenwoordigers van toonaangevende bedrijven. De raad komt drie maal per jaar bijeen. Eénmaal per jaar worden de trends in het werkveld en wat deze betekenen voor de geformuleerde competenties besproken; - de onderwijsconferentie: eenmaal per jaar wordt één aspect van het ICT-onderwijs belicht vanuit het bedrijfsleven; - de externe deskundigen: bij de beoordeling van de afstudeerstages zijn externe deskundigen betrokken; - de bedrijfsbegeleiders; - alumni: er is een alumni site waarin alle oud-studenten opgenomen zijn. Deze site zal gebruikt worden om het oordeel van de alumni te vragen over de relevantie en de actualiteit van de competenties.
Facet 1.2
Niveau bachelor
Goed
Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Hierboven is reeds beschreven welke competenties de opleiding hanteert voor de invulling van het programma Technische Informatica. De opleidingen van de HvA nemen de generieke HBO-kwalificaties als maatstaf voor de bepaling van het HBO-niveau. Deze kwalificaties zijn van een hoger niveau dan de algemenere en globalere Dublin descriptoren. Dit hogere niveau is volgens de HvA wenselijk om tegemoet te komen aan de wensen en eisen van het (inter) nationale werkveld. Dit uitgangspunt is vastgelegd in de informatieve en instructieve brochure Het HBO-niveau (cahier 5). Teneinde toch ook de relatie met de Dublin descriptoren duidelijk te maken, is in voornoemde publicatie een overzicht opgenomen waaruit duidelijk wordt hoe de Dublin descriptoren gedekt worden door de HBO kernkwalificaties. Zo wordt de descriptor Toepassen kennis en inzicht gekoppeld aan de competenties:
16/55
© NQA - Hogeschool van Amsterdam, opleiding Technische Informatica, hbo bachelor (vt)
Probleemgericht werken, Creativiteit en complexiteit in handelen en Toepassing van de wetenschap. Uit het Competentieprofiel TI blijkt dat de HBO kernkwalificaties een integraal onderdeel vormen van de competenties van TI. Deze competenties zijn vertaald naar een vierjarig programma waarin expliciet wordt aangegeven waar de desbetreffende competenties verworven kunnen worden. Er worden daarbij steeds drie niveaus aangehouden: - Propedeuse, - Na de stage, - Na de afstudeerstage. De opleidingsadviesraad, bedrijfsbegeleiders en externe deskundigen bevestigen dat (blijkens notulen en gesprekken) de eindcompetenties op HBO-niveau zijn. Mede op grond daarvan is het panel van oordeel dat overtuigend is duidelijk gemaakt dat de nagestreefde competenties aantoonbaar aansluiten op de Dublin descriptoren.
Facet 1.3
Oriëntatie HBO bachelor
Goed
Criteria - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een HBO-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Hierboven is reeds aangegeven welke competenties de opleiding hanteert, hoe die tot stand zijn gekomen en hoe die zijn gebaseerd op vereisten vanuit het werkveld. Het panel is daar positief over. In de studiegids wordt de Bachelor of ICT omschreven als een professional die de levenscyclus van ICT-systemen beheerst: analyseren, ontwerpen, realiseren en beheren, altijd vanuit de maatschappelijke context . De technisch informaticus zet zich vooral in voor het ontwerpen, bouwen en implementeren van ICT-systemen ten behoeve van product-en productieautomatisering De opleiding TI leidt op voor onder andere de volgende functies binnen de genoemde domeinen: o System & Network Engineering: - Strategisch netwerkbeheerder - ICT consultant System & Network Engineering - Architect technische infrastructuur ICT - Systeemprogrammeur o Embedded systems - Productontwikkelaar embedded systems - Embedded software engineer - Projectleider embedded systems
© NQA - Hogeschool van Amsterdam, opleiding Technische Informatica, hbo bachelor (vt)
17/55
o
Industrial Computing: - Projectleider industriële automatisering - Ontwerper industriële automatisering - Productontwikkelaar industriële automatisering o Software Engineering en Game Technology: - (Game) programmeur - Systeemontwikkelaar - Software engineer Geheel in overeenstemming met de uitgangspunten van het HBO-I platform richten de eindkwalificaties zich op een startende informaticus in de arbeidsmarkt. Uit het bovengenoemde competentieprofiel blijkt dat de beoogde competenties voor de beginnende Technische Informaticus van HBO-niveau zijn. De HBO-oriëntatie wordt geborgd in het landelijk opleidingsoverleg, in het overleg met het beroepenveld en via het alumni- en werkgeverstevredenheidsonderzoek. In de jaarlijkse Alumni Tevredenheid Monitor en de tweejaarlijkse Werkgever Tevredenheid Monitor worden de respondenten onder andere de actuele competenties voorgelegd met de vraag of zij deze relevant vinden en van voldoende niveau voor de beroepsuitoefening van de TI er. Doordat de opleiding nog jong is leveren deze twee monitors nog onvoldoende gegevens op voor het panel om hieraan conclusies te mogen verbinden. De opleiding onderscheidt zich van andere opleidingen vooral door haar uitstroomprofielen. Forensic Intelligence en Security en Game technology worden alleen door de HvA aangeboden; Industrial computing alleen bij Fontys en de HvA. Verder is het alleen voor afgestudeerden Technische Informatica van de HvA mogelijk om zonder drempels deel te nemen aan de doorstroommasters Software Engineering en System & Network engineering van de Universiteit van Amsterdam.
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Eisen HBO
Goed
Criteria - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: In thema s krijgen studenten een samenhangende vakinhoud aangeboden. Hier staan kennis en vaardigheden centraal. Studenten leren vanaf het eerste jaar boeken, vakliteratuur en internet als bron te raadplegen. Ook leren zij vanaf het begin
18/55
© NQA - Hogeschool van Amsterdam, opleiding Technische Informatica, hbo bachelor (vt)
wat kennismanagement is en hoe zij deze kunnen toepassen. In de studiehandleidingen wordt door docenten aangegeven welke verplichte vakliteratuur bestudeerd dient te worden. Jaarlijks is een geactualiseerde boekenlijst voor studenten beschikbaar. Deze is opgenomen in de studiegids. De opleiding ontleent studiemateriaal uit de beroepspraktijk door middel van casussen in thema's en projecten. De opleiding slaagt er in jaarlijks voldoende bedrijven aan te trekken. Regelmatig worden er vervolgprojecten aangeboden. Het panel heeft bij de bestudering van het studiemateriaal een positieve indruk gekregen. De boeken zijn van een goed niveau, actueel en deels Engelstalig. Overige literatuur kan worden ontsloten via intranet/internet, via de opgegeven links. Het panel vindt dat de interactie met de beroepspraktijk goed is geregeld. Op verschillende manieren komen de studenten in aanraking met de beroepspraktijk. Allereerst door de opzet van de opleiding; de opleiding als bedrijf waardoor de studenten vanaf de start werken binnen een bedrijfsmatige context (zie ook 2.2 en 2.7). In het derde jaar vindt er een oriënterende stage plaats en de opleiding eindigt met een afstudeerstage van een halfjaar. Daarnaast zijn er de bedrijfsbezoeken, praktijksimulaties en het werken in projecten met externe opdrachten. Ook worden er gastlessen gegeven; het panel heeft een uitgebreide lijst met gastdocenten (+bedrijf en functie) gezien. Zoals gezegd wordt de actualiteit binnengehaald door middel van cases en projecten. Die actualiteit blijkt ook uit veranderingen in het curriculum. Zo heeft het onderdeel intelligente systemen zich ontwikkeld tot Game Technology en is naast System and Network Engineering een programma Forensic Intelligence & Security ontstaan. In RailCab, een project voor tweedejaars studenten met Movares als externe opdrachtgever, wordt onderzoek gedaan naar de laatste ontwikkelingen in een technische omgeving op het gebied van individueel railtransport. Ook in stages en projecten wordt vaak onderzoek gedaan naar de laatste mogelijkheden. Een voorbeeld is de huidige ontwikkellijn van LogicaCMG, Working Tomorrow , waarin innovatieve toepassingen van ICT worden ontwikkeld. Hier vinden regelmatig (afstudeer)stages plaats. De kenniskringen van de aan het IvI verbonden lectoraten Softwarekwaliteit en Sourcing leveren een bijdrage aan de kwaliteit en actualiteit van het onderwijs. De docenten die deel uitmaken van de kenniskring Softwarekwaliteit passen hun daar opgedane kennis toe bij de ontwikkeling van onderwijsonderdelen. Er wordt op dit moment gewerkt aan een nieuw lectoraat: Forensic Intelligence & Security. De Kenniskring Softwarekwaliteit doet onderzoek naar de toepasbaarheid van software metrieken. Het onderzoek wordt uitgevoerd in projecten in de afstudeerfase onder leiding van de kenniskring. In de thema's en projecten staan kennis en vaardigheden centraal (planmatig werken, samen werken, resultaatgericht werken) Ook via praktijksimulaties worden beroepsvaardigheden aangeleerd. Omdat Engels in de ICT-wereld de voertaal is, moeten de studenten aantonen dat zij deze taal beheersen op B2-niveau.
© NQA - Hogeschool van Amsterdam, opleiding Technische Informatica, hbo bachelor (vt)
19/55
Is dat niet het geval, dan kunnen zij hun kennis via cursussen fluency en writing skills bijspijkeren. Bij twee projecten in de eerste twee jaar zijn de opdrachtgevers, die een multinational vertegenwoordigen, Engelstalig. De studenten communiceren in het Engels met hen en op deze manier wordt hun mondelinge competentie Engels getoetst. De opleiding wil de aandacht voor het kunnen functioneren in multidisciplinaire teams nog versterken. Uit diverse evaluaties wordt duidelijk dat studenten tevreden zijn over de verschillende aspecten van het programma: aansluiting studiemateriaal op de beroepspraktijk, aandacht voor theoretische kennis, gebruik van toegepast onderzoek, relevantie van de vakken voor de praktijk.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
Voldoende
Criteria - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Zoals reeds gezegd is de opleiding opgezet als een bedrijf: de Technische Informatica Groep Amsterdam (TIGAM). TIGAM kent vier business units, kent projecten en bedrijfsscholing en heeft een eigen HRM-afdeling. Een student is gedurende zijn gehele opleiding werknemer bij TIGAM. De student verwerft competenties door projecten uit te voeren voor TIGAM. In samenwerking met collega-studenten, docenten en het bedrijfsleven worden concrete oplossingen of producten ontwikkeld. De vakinhoudelijke know how wordt veelal aangeboden als just in time onderwijs. In de eerste tweeënhalf jaar krijgen alle studenten een gedegen brede basis voor het uitoefenen van een functie binnen de Technische Informatica. In het basisprogramma is ook uitgebreide aandacht voor de ontwikkeling van de professionele persoonlijke vaardigheden op sociaal en communicatief vlak. Het basisprogramma wordt in de eerste helft van het derde studiejaar afgerond met een oriënterende stage in een bedrijf. In de afstudeerfase zijn er twee mogelijkheden: Optie 1: De student kiest in welk van de vier TI-domeinen hij zich wil gaan specialiseren. Hij kan een keuze maken uit: Embedded Systems, Game Technology, System & Network Engineering en Industrial Computing. In dit domein volgt hij een halfjaar projecten en verplichte cursussen. Na dat halfjaar stelt hij in overleg met zijn loopbaanadviseur een programma samen, bestaande uit cursussen en projecten die door het instituut worden aangeboden.
20/55
© NQA - Hogeschool van Amsterdam, opleiding Technische Informatica, hbo bachelor (vt)
Optie 2: De student kiest ook hier een domein. In dit domein volgt hij een halfjaar projecten en verplichte cursussen. Daarna volgt hij een halfjaar lang een minorprogramma. De minor is een programma van 30 ECTS waarin de student zich intensief bezighoudt met één onderwerp. Dit kan binnen of buiten het Instituut voor Informatica. Studenten hebben de keuze uit TIspecifieke minoren (verdieping/specialisatie), domeinspecifieke minoren (verbreding binnen het informatica-domein), vrije minoren en doorstroomminoren (naar een master-opleiding bij de UvA). Voor deelname aan vrije minoren is toestemming van de examencommissie vereist. Een minor duurt een halfjaar en heeft een omvang van 30 ECTS. De afstudeerfase wordt afgesloten met een afstudeeropdracht, die in een bedrijf wordt uitgevoerd. Het leerplan is uitvoering beschreven in de studiegids. De opleiding ziet het proces van competentieontwikkeling als een concentrisch proces: er wordt een steeds hoger niveau van competent gedrag ontwikkeld. Dat houdt in dat elk studieonderdeel een bijdrage levert aan het verwerven van de competenties die behoren bij een bepaalde fase. De eindcompetenties zijn vertaald naar de competenties op het niveau na het eerste jaar en na de oriënterende stage. Voor het eindniveau worden de eindcompetenties gebruikt. Op www.TIGAM.com is per competentie aangegeven waar aan welke competenties wordt gewerkt en in welke thema s/projecten deze aan de orde komen. Ook staat aangegeven wanneer deze worden behaald. Hierbij is er sprake van een concentrische competentieopbouw. De deelcompetenties zijn vervolgens vertaald naar onderwijseenheden. Deze zijn bekend bij docenten en studenten zodat per thema of project duidelijk is aan welke deelcompetenties studenten werken. In de studiegids wordt per module steeds aangegeven welke de te behalen competenties zijn. Zoals hiervoor al genoemd is het panel positief over de vermelding van de competenties op de website. Wel vindt ze dat de vertaling van competenties naar het curriculum nog wat kleine hiaten vertoont. Het management heeft aangegeven dat die vertaling al wordt bijgesteld. Het panel vindt dat de opleiding adequaat invulling geeft aan de internationale ambities: de eisen die gesteld worden aan de beheersing van het Engels, het werken in een internationale omgeving in bepaalde projecten, de meertaligheid in het onderlinge verkeer, het gebruik van meertalige vakliteratuur, de internationale aspecten van het curriculum, de buitenlandse stages, de mogelijkheid in het buitenland (Newcasle bijvoorbeeld) te studeren en het Intensive Program in het kader van het Erasmusproject waaraan studenten (kunnen) deelnemen. Hoewel studenten een business-case moeten formuleren en begrotingen en planningen moeten maken, kan naar de mening van werkveld en panel het aspect kosten respectievelijk het aanleren van financieel-economisch bewustzijn in de opleiding aangescherpt worden. Uit het onderzoek onder alumni wordt het niveau van de opleiding beoordeeld met een 4.1 en de mate waarin het programma aansluit bij de beroepspraktijk met een 4.3.
© NQA - Hogeschool van Amsterdam, opleiding Technische Informatica, hbo bachelor (vt)
21/55
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
Goed
Criteria - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Verticale samenhang wordt als volgt bereikt: er is sprake van een concentrische opbouw die gaat gepaard met een toename in complexiteit van de problemen en een toenemende zelfstandigheid en eigen verantwoordelijkheid van de studenten. Projecten zijn verder vorm gegeven van gestuurd naar vrij en van interne opdrachtgever naar externe opdrachtgever. Er is dus sprake van een ontwikkellijn; de opleiding geeft er in het zelfevaluatierapport een concreet voorbeeld van. Studenten wijzen erop dat de verticale samenhang ook vorm krijgt doordat er duidelijk sprake is van verdieping en er een herkenbare rode draad door het curriculum loopt, namelijk het programmeren. Voor de horizontale samenhang is het van belang dat er gewerkt wordt met thema's die in de eerste twee jaar de vier domeinen van TI dekken. De opleiding geeft een concreet voorbeeld van die thematische samenhang. Daarnaast is het zo dat thema's, projecten en het onderdeel DNI (geeft algemene (ingenieurs)vaardigheden) binnen hetzelfde jaar samenhang vertonen. Die samenhang wordt in de studiegids expliciet beschreven. Ook hier geeft de opleiding een overtuigend concreet voorbeeld in het zelfevaluatierapport. Ook de horizontale samenhang wordt door de studenten herkend. Ze geven aan dat de projecten centraal staan en dat daaromheen vakken worden gegeven die nuttig zijn voor het project. Dat geldt ook voor de thema s, maar die lopen soms ook al vooruit op komende onderdelen. Het is ook mogelijk bepaalde lessen aan te vragen om een bepaald probleem in een project op te kunnen lossen (bijvoorbeeld programmeren in C++). De samenhang tussen de major en de minor wordt verzekerd doordat de minor moet bijdragen aan de verdere ontwikkeling van de TI-competenties van de student. De minor kan dus niet volkomen los staan van de major. Voor deelname aan minoren buiten het instituut heeft de student toestemming nodig van de examencommissie. De STM 2006 geeft aan dat studenten tevreden zijn over de samenhang tussen de programmaonderdelen ( 3.6).
Facet 2.4
Studielast
Goed
Criteria - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.
22/55
© NQA - Hogeschool van Amsterdam, opleiding Technische Informatica, hbo bachelor (vt)
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De studielast van de opleiding is evenredig gespreid over de vier studiejaren. Per studiejaar zijn 60 studiepunten te behalen. Per studiepunt is de studiebelasting 28 uur. Toetsen en herkansingen zijn evenwichtig gespreid en duidelijk gepland. Deze zijn in het jaarrooster opgenomen dat in de studiegids te vinden is. Er worden maximaal drie tentamens per week gegeven. Herkansing van tentamens vindt plaats op enig moment in het daaropvolgende blok met een maximum van één toets per week. Voor blok 4 is er een herkansingsweek in augustus. In verband met HvA richtlijnen zal deze per ingang van volgend jaar verschoven worden naar juli. Per blok en studieonderdeel zijn de studiebelastinguren en de daaraan gekoppelde studiepuntenverdeling bekend. De studielast wordt berekend op basis van de geschatte omvang en complexiteit van de studieactiviteiten. Het uitgangspunt voor de studielast is een werkweek van 40 uur voor de gemiddelde student. In de studiegids en de elektronische leeromgeving DOKEOS, is deze en andere relevante informatie voor de student opgenomen. De voortgang van de ontwikkeling en het leerproces van de student wordt door de loopbaanadviseur via het portfolio bewaakt en besproken. Studenten geven aan dat de studielast per blok wat kan verschillen, maar dat de studielast als geheel redelijk is en dat de studie goed is te doen. In dat verband wordt ook gewezen op het TIGAM-model dat heel motiverend werkt. Er zijn wel een paar lastige vakken als programmeren en wiskunde maar daarvoor worden zoveel aanvullende cursussen en begeleiding aangeboden (tutorlessen) dat er van werkelijke struikelvakken geen sprake is. Via de STM, project en thema-evaluaties, de Opleidingscommissie, de loopbaangesprekken en de blokrendementsgegevens worden eventuele belemmeringen door de opleiding geconstateerd in de opbouw van het studieprogramma en de feitelijke studielast. Binnen de Leerplancommissie (LPC), wordt besproken wat de oorzaken van deze belemmeringen kunnen zijn en worden eventuele verbeteracties voor- en vastgesteld. De Opleidingscommissie is bij dit overleg regelmatig aanwezig. Uit de STM 2006 blijkt dat studenten tevreden zijn over de studeerbaarheid van de opleiding. Het instituut geeft onder de voornemens aan dat zij neemt deel aan het project HBO-sprint, tweede tranche. Daarin staat de snelle doorstroom centraal. Dit is uitgewerkt in het plan Huis voor allen, Casa Informatica .
Facet 2.5
Instroom
Goed
Criteria - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: VWO, HAVO, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek.
© NQA - Hogeschool van Amsterdam, opleiding Technische Informatica, hbo bachelor (vt)
23/55
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding voert een actief voorlichtingsbeleid. Als instrumenten worden onder meer ingezet: websites, brochures, meeloopdagen, MBO middagen, specifieke voorlichting op scholen voor voortgezet onderwijs en ROC's. De activiteiten zijn neergelegd in een Marketing en Communicatieplan 2006-2007. De opleiding werkt ook mee aan het VO-HBO aansluitingsprogramma van de HvA. De toelatingsprocedure staat beschreven in het OER. De opleiding volgt de wettelijke toelatingseisen. Voor de toelating van 21+ ers en studenten met een buitenlands diploma zijn de toelatingseisen in het OER vastgelegd. De opleiding kent enkele deficiëntieprogramma's. Zo kunnen kandidaten met een wiskundeachterstand gedurende een half jaar voorafgaand aan de opleiding hun deficiëntie wegwerken. De cursus wordt ook als zomercursus gegeven. Studenten die meer uitleg nodig hebben wat betreft het programmeeronderwijs, of vragen hebben over de stof, kunnen op vrijwillige basis gebruik maken van tutoring (vakinhoudelijke begeleiding verzorgd door ouderejaars studenten). Het panel vindt dat een goede aanpak die als gevolg heeft dat er geen echte aansluitproblemen zijn. In het OER is een vrijstellingsregeling opgenomen. Studenten met een verwante MBO-opleiding niveau 4 kunnen op basis van hun vooropleiding en een relevante stage een aantal vrijstellingen krijgen, waardoor zij een maximale studieduurverkorting van één jaar kunnen krijgen. Met deze MBO ers wordt hiertoe een intakegesprek gevoerd. Vrijstellingen worden gegeven door de examencommissie op basis van de door de studenten aangeleverde bewijzen. Sinds 2005 wordt afgestudeerde MBO ers met een verwante ICT-vooropleiding de mogelijkheid geboden om op 1 februari met de opleiding TI te starten. Vanwege de groepsgrootte is er één gezamenlijke klas voor Technische Informatica en Informatica studenten. De nominale studieduur voor deze studenten bedraagt drie jaar. Voor VWO ers bestaat de mogelijkheid de opleiding in drieënhalf jaar af te ronden. Zij krijgen geen vrijstellingen, maar kiezen voor een programma met een hogere studielast (240 studiepunten over 3 ½ jaar verdeeld). De opleiding kent een procedure voor de waardering van EVC's. Dit gaat via de zogenoemde ALVA raad, Alternatieve Vaststellingsraad, die daartoe gemandateerd is door de examencommissie. Vrijstellingen en EVC s kunnen leiden tot een versnelling. De gevolgde procedure is te vinden in de studiegids en in het document Toetsbeleid. Het panel vindt dat er sprake is van een heldere procedure. Om de overgang van VO en MBO ook qua werkvorm goed aan te laten sluiten, worden studenten in het eerste semester intensief begeleid. Deze begeleiding is met name gericht op het projectmatig werken en wordt aangeboden bunnen het vak DNI. Bij de projecten is veel tijd ingeroosterd voor workshops en met name de eerste projecten zijn nog beperkt qua complexiteit en de opdracht is gesloten. In het eerste jaar zijn er ook meer contacturen dan in de latere jaren. Op basis van een convenant met het ROC ASA, het ROC van Amsterdam en het NOVA college wordt studenten een doorlopende leerlijn geboden die hen de mogelijkheid biedt de TI-opleiding in drie jaar te doorlopen. Studenten van deze ROC s volgen in het laatste jaar van de MBO-opleiding de studieonderdelen programmeren en wiskunde bij IvI.
24/55
© NQA - Hogeschool van Amsterdam, opleiding Technische Informatica, hbo bachelor (vt)
Uit evaluatiegegevens (STM 2006) blijkt dat studenten tevreden zijn over de aansluiting op de vooropleiding. Het panel begrijpt die tevredenheid.
Facet 2.6
Duur
Voldaan
Criteria - De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: HBO-bachelor: 240 studiepunten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding heeft een studieduur van vier jaar met een totale omvang van 240 ECTS wat overeenkomt met 6720 uur. De studieduur is per studiejaar, blok en studieonderdelen geoperationaliseerd en vastgelegd in het leerplan en het OER. Per blok van 10 weken is de studielast gemiddeld 15 punten à 28 uur. De studiebelastingsuren en de daaraan gekoppelde studiepuntenverdeling zijn per studieonderdeel vastgelegd. Voor studenten met een verwant MBO- of VWO-diploma is het mogelijk om de opleiding in een kortere tijd af te ronden. Zie facet 2.5.
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Goed
Criteria - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Uitgaande van de doelstellingen zoals die zijn neergelegd in het competentieprofiel, heeft de opleiding een didactisch concept ontwikkeld waarbij de student niet als consument van opleidingsprogramma s, maar als co-producent wordt gezien. Daarom heeft men de opleiding consequent opgezet als een bedrijf (zie 2.2), waarmee ze een afspiegeling is van de beroepspraktijk. De studenten zijn in dienst van TIGAM. Ze komen binnen als junior in tijdelijke dienst en krijgen na het behalen van de propedeuse een vaste aanstelling. Na de stage zijn ze medewerker van TIGAM. Het bedrijf neemt projecten aan, biedt zijn medewerkers bedrijfscursussen (thema's en cursussen) en detacheert zijn medewerkers door middel van een stage. De loopbaangesprekken zijn functioneringsgesprekken waarin bindende afspraken worden gemaakt. Assessments zijn HRM-activiteiten. Er is een beoordelingssystematiek ontwikkeld waarbij zowel TIGAM als de opdrachtgever eisen aan elk product stelt. Om de bedrijfsmatige aanpak te vervolmaken, heeft TIGAM een huisstijl, bedrijfsstandaarden zoals Java, uml, Prince-2, maar ook templates voor powerpointpresentaties en rapporten.
© NQA - Hogeschool van Amsterdam, opleiding Technische Informatica, hbo bachelor (vt)
25/55
De student verwerft zijn competenties door projecten voor TIGAM uit te voeren. Daarbij worden de problemen/opdrachten steeds complexer en is een steeds grotere zelfstandigheid en eigen verantwoordelijkheid vereist. De vakinhoudelijke kennis wordt aangeboden als just in time onderwijs. De ontwikkeling van de studenten wordt in de loopbaanbegeleiding bewaakt waarbij een digitaal portfolio een belangrijke rol speelt. Studenten zijn blijkens het gesprek tevreden over het functioneren van die portfolio s en zien er het nut van in. Op grond van bovenstaande is duidelijk dat projecten de belangrijkste werkvorm zijn. Daarnaast worden er workshops en trainingen gegeven. Gedurende het hele jaar loopt naast de projecten het programma DNI waarin trainingen in projectvaardigheden, communicatieve vaardigheden en loopbaanbegeleiding zijn opgenomen. Naast een project worden steeds maximaal twee thema s aangeboden. In de thema s wordt op verschillende manieren geleerd: via hoorcolleges, practica, opdrachten en mini-projecten. In de loopbaanbegeleiding zijn de belangrijkste werkvormen: loopbaangesprekken, het bijhouden van het digitaal portfolio, het voorbereiden van het assessment en de intervisie in de afstudeerfase. De werkvormen staan per module beschreven in de studiegids. In het eerste jaar hebben de studenten gemiddeld 19 contacturen per week. In de loop van de opleiding neemt dit af tot gemiddeld 17 uur per week in het tweede semester van het derde jaar en in het vierde studiejaar. Contacturen bestaan uit hoorcolleges, practica, trainingen en projectbegeleiding. Niet opgenomen in de 19 uur zijn de loopbaangesprekken en functioneringsgesprekken. Volgens de STM 2006 besteden studenten per week gemiddeld 31,2 uur binnen de door de opleiding georganiseerde activiteiten ten behoeve van het onderwijs. Uit evaluaties blijkt dat studenten tevreden tot zeer tevreden zijn over didactische opzet en uitvoering van de opleiding. Dat werd bevestigd in de gesprekken met studenten en afgestudeerden. Het panel is onder de indruk geraakt van het didactisch concept. Op papier ziet het er goed uit, maar het blijkt ook in de praktijk echt te werken. Uit alle gesprekken is naar voren gekomen dat het model meerwaarde oplevert: het geeft binding, een gevoel van professionaliteit, het motiveert, duidelijk is welke kwaliteitseisen er worden gesteld, zowel aan de student/werknemer als aan het product, de kwaliteitscontrole is sterk, er is helderheid in rollen, er is altijd een opdrachtgever (docent of extern), lessen/vakken worden deels op aanvraag gegeven zoals je ook in de praktijk informatie zoekt als dat nodig is. Er is zo werkelijk sprake van vraagsturing.
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
Goed
Criteria - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.
26/55
© NQA - Hogeschool van Amsterdam, opleiding Technische Informatica, hbo bachelor (vt)
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het toetsbeleid is vastgelegd in de nota Toetsbeleid. Dat beleid wordt bewaakt door een toetscommissie die bestaat uit docenten van het instituut en de kwaliteitsmedewerker. Er is voor alle toetsen een vijftal kwaliteitseisen geformuleerd. Het opstellen van de toetsen en het vaststellen van de beoordelingscriteria is een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van docenten die een bepaald studieonderdeel verzorgen. De kwaliteit van de toetsing wordt bewaakt door intercollegiaal overleg en via studentevaluaties. Na ieder blok worden de blokrendementen geanalyseerd en besproken in het docententeam. Zo nodig worden verbeteracties vastgesteld. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen integrale assessments en programmagebonden toetsen. De opleiding kent drie momenten waarop met assessments het competentieniveau van de student wordt vastgesteld namelijk vóór de afronding van de propedeuse, de derdejaars stage en de afstudeeropdracht. Vanaf jaar één houdt de student een digitaal portfolio bij waarin producten als een POP, reflectieverslagen en bewijzen van competentieontwikkeling verzameld worden die als input dienen voor de assessments. De toetsvormen per programmaonderdeel staan vermeld in de studiegids. Programmagebonden toetsen worden afgenomen bij projecten, thema's, vakken en DNI. Projecten worden afgesloten met een product (teambeoordeling)-techno (Individuele beoordeling)- en procestoets(peerbeoordeling). Andere toetsvormen zijn: besluitvormingsopdracht, adviesrapport, POP, presentatie enz. In de thema's zijn de toetsvormen: theorietoets, practicumtoets, verslag, presentatie en opdracht(en). De toetsvormen en beoordelingscriteria staan vermeld in de studiehandleidingen. Feedback vindt altijd mondeling plaats en is qua vorm afhankelijk van de toetssoort: bijvoorbeeld bij projectdocumenten is er feedback naar aanleiding van een beoordelingsformulier; bij een schriftelijke toets worden de vragen besproken; assessments worden besproken aan de hand van een ingevulde competentiemeter . Studenten zijn daar tevreden over. Daar er veel in projecten en dus in groepen wordt gewerkt, doet de opleiding veel om het zogenoemde meeliften te voorkomen. Er zijn duidelijke procedures. Zo staat er in de studiegids een paragraaf Procedure uitzetting uit projecten (die in de praktijk naar zeggen van de studenten daadwerkelijk incidenteel wordt toegepast) en studenten tekenen naar eigen zeggen een samenwerkingscontract. Ook in de beoordeling wordt getracht meeliften tegen te gaan. Er is altijd een teambeoordeling op het product (door de opdrachtgever), maar daarnaast is er een individuele beoordeling op de toegepaste techniek (de technobeoordeling) door twee beoordelaars. Tenslotte is er ook een procesbeoordeling waarbij de bijdrage van iedereen wordt vastgesteld. De laatste beoordelingen worden niet door de opdrachtgever afgenomen. Daarmee zij niet gezegd dat meeliften helemaal niet meer voorkomt. In de stage worden het functioneren in het bedrijf, het eindverslag en de presentatie afzonderlijk getoetst. De bedrijfsbegeleider beoordeelt het werk van de student qua inhoud en werkhouding in een afsluitend gesprek met de student en de stagebegeleider van de opleiding.
© NQA - Hogeschool van Amsterdam, opleiding Technische Informatica, hbo bachelor (vt)
27/55
Het eindverslag van de stage wordt door de stagebegeleider én de bedrijfsbegeleider beoordeeld. De student geeft een presentatie over zijn stage aan medestudenten én een docent. De medestudenten geven feedback op de presentatie. De docent geeft een eindoordeel op basis van de feedback van studenten. Bovendien schrijft de student een reflectieverslag waarin hij terugkijkt op zijn functioneren. Hij vraagt hiervoor input van twee collega s. Het verslag neemt hij op in zijn digitaal portfolio en is het uitgangspunt voor zijn loopbaangesprekken in de afstudeerfase. Voor de beoordeling van de afstudeerfase zie 6.1. Uit de STM 2006 blijkt dat studenten overwegend tevreden zijn over het onderdeel Toetsen en beoordelen. Het panel is op basis van de verschillende toetsen en toetsvormen die zij heeft gezien van oordeel dat deze goed aansluiten op de leerdoelen, werkvormen en inhoud van de leerstof. Er is voldoende verscheidenheid om de verschillende doelen van beoordeling: kennis, vaardigheden, toepassing, inzicht te kunnen meten. Bij presentaties bijvoorbeeld worden zowel inhoud (informatie, helderheid structuur) als vormgeving (tempo, taalgebruik, presentatievaardigheden) beoordeeld. De projectbeoordeling is hierboven al behandeld. Ook binnen de schriftelijke toetsen is er voldoende variatie. Ze zijn gericht op kennisreproductie, maar vooral ook op toepassing (formulevragen, toepassingsvragen, cases). Er wordt voornamelijk gewerkt met open vragen en opdrachten. De meeste toetsen zijn naar het oordeel van het panel van goed niveau. Het panel vindt dan ook dat er adequaat wordt getoetst. Hoewel de meeliftproblematiek nog niet helemaal voorkomen kan worden, vindt het panel dat de opleiding zich daar zo voor inzet dat, mede gezien de kwaliteit van de overige toetsing, het oordeel goed toch gerechtvaardigd is.
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van personeel
Eisen HBO
Voldoende
Criteria - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Zes docenten met een vast dienstverband beschikt over recente werkervaring in het ICT-veld. Uit de CV's is op te maken dat vier van de 13 TI-docenten deels in de beroepspraktijk werkzaam zijn. Het panel vindt de bedrijfservaring bij de docenten toch te beperkt, met name omdat bij meerdere docenten de praktijkervaring ver weg ligt. De opleiding geeft zelf aan dat recente werkervaring een punt van aandacht is voor de toekomst. Uit het gesprek met het management is duidelijk geworden dat men de problematiek onderkent en tracht meer mensen die in de praktijk werkzaam binnen te krijgen. Dat is gezien de arbeidsmarktsituatie moeilijk. Ook tracht men binnen het scholingsbeleid meer mogelijkheden te creëren om docenten
28/55
© NQA - Hogeschool van Amsterdam, opleiding Technische Informatica, hbo bachelor (vt)
praktijkervaring op te laten doen. Het voorgaande wil niet zeggen dat docenten niet voldoende op de hoogte zouden zijn van de stand van zaken in het werkveld. Op een vraag naar de belangrijkste ontwikkelingen in het vakgebied voor de komende vijf jaar, wisten ze een adequaat antwoord te geven (zoals MES, verticale integratie, virtualisatie, data center efficiency en handheld devices). Het merendeel van de docenten is als coach en beoordelaar betrokken bij projecten en stages en komt zo in contact met de beroepspraktijk. Dat geldt ook voor het leggen van contacten met externe opdrachtgevers en gastsprekers. Uit de CV's blijkt dat de docenten netwerken hebben binnen de onderzoekswereld en het bedrijfsleven. Doordat bij veel studieonderdelen externe experts worden ingeschakeld, komen de studenten direct in contact met de actuele beroepspraktijk. Van 2002 tot 2004 hebben jaarlijks vier docenten van IvI cursussen gegeven aan de Mid-Sweden University (Zweden) en the Institute of Technology in Espoo/Vantaa (Finland). Dit jaar zijn drie docenten nauw betrokken bij de IP projecten Security en Safety waarin opleidingen uit verschillende landen in Europa samen onderwijs ontwikkelen en verzorgen voor een internationale groep studenten. Een belangrijke ontwikkeling is in dit verband dat van de mogelijkheid tot uitwisseling van docenten met buitenlandse partners steeds meer gebruik wordt gemaakt. Docenten die betrokken zijn bij het lectoraat Softwarekwaliteit brengen hun daar opgedane kennis in de lessen die ze geven en in de projecten die ze begeleiden. Uit evaluatieresultaten van studenten en alumni wordt duidelijk dat in het programma aantoonbaar verbanden worden gelegd met de beroepspraktijk. Het panel is dat ook van mening, maar gezien het hierboven beschreven aandachtspunt van de bedrijfservaring komt het panel tot het oordeel voldoende en niet tot een goed.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Goed
Criteria - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Per 1 december 2006 zijn er 34 docenten aan de opleiding verbonden. Worden alleen de docenten geteld van wie de inzet meer is dan 0,1 fte, dan zijn er 14 docenten betrokken bij het verzorgen van het onderwijs van de TI. Hiervan is 77% man en 23% vrouw. Zij verzorgen 89% van het onderwijs binnen de opleiding. De totale onderwijsformatie van de opleiding bedraagt 11 fte s. Daarnaast wordt op instituutsniveau 10 fte s ingezet aan onderwijsondersteunend personeel. Dit personeel zorgt onder andere voor de roostering, de cijferinvoer, de tentamenorganisatie, de ondersteuning bij het praktijkonderwijs, de front office en de ondersteuning van de directie. De genormeerde docent/student-ratio is voor de TI vastgesteld op 1:27,5. Hierbij worden meegenomen de taken van de teamleider (0,4 fte), de propedeusecoördinator (0,12 fte) en een deel van de taken van het praktijkbureau
© NQA - Hogeschool van Amsterdam, opleiding Technische Informatica, hbo bachelor (vt)
29/55
(0,4 fte). Gezien de studentenpopulatie van 242 is er sprake van een docent/student ratio van 1: 22. De opleiding geeft zelf aan dat er geen kwantitatieve fricties zijn en dat met de beschikbare personeelsformatie het programma kan worden uitgevoerd en geïnnoveerd. Het panel heeft geconstateerd dat dat inderdaad het geval is. Binnen de genormeerde docent/student-ratio en de beschikbare formatie voor onderwijsuitvoering en -ondersteuning kan het programma op een kwalitatief voldoende niveau verzorgd worden. Dit blijkt uit de STM en de MTM. Het gemiddelde ziekteverzuim van het hele instituut in de periode november 2005 tot en met november 2006 bedraagt 8,3% en ligt daarmee boven de HvA-normstelling van 4,5%. Het merendeel van het ziekteverzuim is langdurig en betreft onderwijsondersteunend personeel. Het verzuim is in belangrijke mate niet werk gerelateerd. De laatste drie maanden laat het verzuim een daling zien naar 5.54%. Uit het gesprek met de studenten is duidelijk geworden dat er slechts zelden lesuitval is en dat docenten zeer goed bereikbaar zijn, bijna altijd tijd hebben voor de studenten. Uit evaluaties wordt duidelijk dat de werkdruk als gevolg van de vernieuwingen als hoog wordt ervaren, maar dat het percentage wel dalend is. Uit het gesprek met de docenten is gebleken dat de werkdruk weliswaar hoog is, maar niet als problematisch wordt ervaren. Dat heeft te maken met de stimulerende omgeving, de vrijheid die docenten hebben en het feit dat problemen altijd bespreekbaar zijn en het management ook aan verbeteringen werkt (roostering, prioriteitstelling).
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Goed
Criteria - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het personeelsbeleid van de opleiding TI is instituutsbeleid. De instituutsdirecteur is de eindverantwoordelijke. Het beleid is vastgelegd in de documenten Instituuts HRM meerjarenkader 2005-2007, het Personeels- en Organisatieplan 2007 en het Resultaten- en activiteitenplan 2006-2007. Uit de CV's van docenten blijkt dat ze op grond van opleiding, werkervaring, en nascholing over voldoende kwalificaties/competenties beschikken om de opleiding te verzorgen. Acht docenten hebben een wetenschappelijke opleiding genoten; de overige vijf volgden een opleiding op HBO-niveau. Alle docenten hebben óf een didactische aantekening óf gaan binnenkort een didactische cursus volgen. Alle docenten hebben in de afgelopen jaren scholing gevolgd op het gebied van projectmatig werken. Voor docenten, teamleiders en andere medewerkers zijn competentieprofielen ontwikkeld. Deze zijn vastgesteld in de tweede helft van 2004. Dit is gebeurd via de Hay UFO systematiek.
30/55
© NQA - Hogeschool van Amsterdam, opleiding Technische Informatica, hbo bachelor (vt)
Met elke medewerker wordt jaarlijks een functioneringsgesprek en een beoordelingsgesprek gevoerd met zijn direct leidinggevende. Het beleid is neergelegd in de Regeling functionerings- en beoordelingsgesprekken (2006.) Input voor het gesprek zijn de zelfevaluatie van de medewerker, de feedback op zijn functioneren van één of twee collega s en de resultaten van programma-evaluaties. Het persoonlijk ontwikkelplan van de medewerker legt een verbinding tussen wat de organisatie vraagt en de persoonlijke doelen van de medewerker. In het gesprek worden ook de scholingsafspraken gemaakt. Van het gesprek wordt een verslag gemaakt; daarvoor is er een Formulier functioneringsgesprek. Het scholingsaanbod wordt bepaald door het gevoerde onderwijsbeleid en de individuele wensen van de medewerker. Op instituutsniveau wordt 10% van het totaal aantal fte s gereserveerd voor het bijhouden van het vak, deskundigheidbevordering, intercollegiale toetsing, overleg en intervisie. De afgelopen jaren heeft de opleiding veel geïnvesteerd in (bij)scholing ten behoeve van het competent maken van docenten voor de onderwijskundige vernieuwing. Jaarlijks is er een tweedaagse onderwijsconferentie voor alle medewerkers. Tijdens deze onderwijsdagen, die extern plaatsvinden, staat een onderwerp (coaching, POP's, diversiteit) dat relevant is voor de ontwikkeling van het onderwijs centraal. Daarnaast zijn detacheringen en docentenstages instrumenten om deskundigheden te bevorderen. Verder is een expliciet doel van de lectoren de deskundigheidsbevordering van de docenten op het deelgebied van het lectoraat. Docenten geven aan dat ze ongeveer 160 uur hebben voor scholing en dat die ook gebruikt wordt, enerzijds voor cursussen/trainingen door de opleiding aangeboden, anderzijds voor eigen initiatieven om bij te blijven op het vakgebied. Zo gaat één docent een masteropleiding volgen en is er één bezig aan een promotietraject. Daarnaast is er veel evenementenbezoek en blijft men bij via relevante sites op internet en het lezen van vakliteratuur. Veel leren ze ook van de inbreng van afstuderenden en de output van de stagebezoeken. De scholing wordt geregeld in de functioneringsgesprekken. Uit evaluaties blijkt dat studenten tevreden zijn over de didactische bekwaamheden van de docenten en hun (actuele) vakkennis. Dat werd bevestigd in de gesprekken met studenten en afgestudeerden. Zij zijn zeer tevreden over de kennis en didactische kwaliteiten van hun docenten. Eén merkte op dat zij ook geupdate zijn . Als een van de sterke kanten van de opleiding wordt genoemd de communicatie met de docenten en hun grote betrokkenheid. Ook het panel heeft de indruk gekregen dat er sprake is van een team van enthousiaste, gedreven en betrokken mensen.
© NQA - Hogeschool van Amsterdam, opleiding Technische Informatica, hbo bachelor (vt)
31/55
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Voldoende
Criteria - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding is gehuisvest in het goed bereikbare gebouw de Leeuwenburg. De opleiding deelt het gebouw met onder andere de technische en economische opleidingen. De Leeuwenburg beschikt over een aantal centrale voorzieningen zoals een, naar de mening van het panel goed geoutilleerde, bibliotheek/mediatheek, restaurant, koffiecorners en een studentensociëteit. Het Instituut voor Informatica koopt zijn materiële voorzieningen, zoals huisvesting, roostering, bibliotheek/mediatheek, computers en technische hulpmiddelen, in bij de dienst Informatie Technologie & Voorzieningen (IT&V). Sinds het studiejaar 20042005 is een aantal pc-labs in eigen beheer van het Instituut gekomen. De opleiding Technische Informatica beschikt over een grote projectruimte, het TIGAM lab, waarin alle TI-studenten de hele week terecht kunnen. Er is een labbeheerder aanwezig voor assistentie bij de studentprojecten. Er is een klein magazijn waarin diverse materialen voor studentprojecten op voorraad gehouden worden. Verder wordt er gebruik gemaakt van een aantal computerlokalen en specifieke practicaruimten. Er is een draadloos netwerk (eduroam) aanwezig op alle verdiepingen van de Leeuwenburg. Studenten zijn blijkens evaluatieresultaten positief over de voorzieningen als geheel, maar de scores in de evaluaties per onderdeel van de voorzieningen verschillen. Zo is er tevredenheid over de kwaliteit van de computers bij de propedeuse studenten, maar minder bij de ouderejaars. Studenten met wie het panel sprak waren ook niet echt tevreden over het TI-lab. Minder tevreden zijn ze ook over de beschikbaarheid van de lesruimtes en het klimaat van die ruimtes. Het gaat dan vooral om ruimtes waar in kleine groepen gewerkt kan worden. De opleiding onderkent de situatie, doet moeite om steeds oplossingen te verzinnen, maar de uiteindelijke oplossing wordt verwacht met de nieuwbouw die in 2010 gereed komt. Gezien de beschreven aandachtspunten komt het panel tot het oordeel voldoende op dit facet.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Voldoende
Criteria - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.
32/55
© NQA - Hogeschool van Amsterdam, opleiding Technische Informatica, hbo bachelor (vt)
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De studieloopbaanbegeleiding is volledig didactisch geïntegreerd in het didactisch model van de opleiding. Door middel van loopbaanbegeleiding wordt de ontwikkelingslijn van studenten bewaakt. Elke student heeft een loopbaanadviseur. Het persoonlijk leerdossier van studenten, vastgelegd in een digitaal portfolio, staat daarbij centraal. Eerder is al opgemerkt dat studenten daar tevreden over zijn. De gebruikte didactische werkvormen zijn loopbaangesprekken, het bijhouden van het digitaal portfolio, het voorbereiden van het assessment en de intervisie in de afstudeerfase. Een aantal activiteiten van het DNI programma staan ten dienste van loopbaanbegeleiding zoals de SWOT-analyse, kernkwadranten, SMART en leerstijlen van Kolb. Bij aanvang van het tweede studiejaar bespreekt de student zijn persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) en studieplan met de loopbaanadviseur. In de afstudeerfase kiest hij zelf een loopbaanadviseur. Voor dit POP worden ook studiepunten gegeven. Het panel heeft meerdere POP s gezien en er een positieve indruk van gekregen. Naast de loopbaanadviseur is er de decaan voor persoonlijke problemen en opleidingsoverschrijdende zaken als studiefinanciering, medezeggenschap enz. In het derde en vierde jaar is de begeleiding in belangrijke mate een zaak van de stageen de afstudeerbegeleider. De studenten zijn daar heel positief over. Het instituut beschikt over het geautomatiseerde studievoortgangsregistratiesysteem Volg+. Zowel studenten als docenten en loopbaanbegeleiders hebben daar toegang toe. Elke week wordt op het intranet het actuele cijferoverzicht gepubliceerd. Het web is, naast e-mail, het belangrijkste communicatiemiddel tussen medewerkers en studenten. In 2005 is een informatieplan geschreven voor het IvI, waarin alle faciliteiten en hun onderlinge afhankelijkheid beschreven zijn. De website http://www.voltijd.hva.nl/technische-informatica is de officiële etalage van de opleiding, waarop actuele en bereikbare informatie te vinden is voor (aspirant)studenten, medewerkers en externen. http://home.informatica.hva.nl is vooral voor intern gebruik bestemd. Op grond van evaluatieresultaten wordt deze site qua ontwikkeling en onderhoud aangepast. In juni 2007 moet de site weer operationeel zijn. Alle studieonderdelen hebben een plaats op het web. Docenten delen zo studiemateriaal, projecthandleidingen, roosters en andere informatie met studenten. Roosterwijzigingen worden via de Infomonitor en via de mededelingenpagina op het Internet gecommuniceerd. Via het forum http://home.informatica.hva.nl/forum kunnen studenten feedback geven en kunnen docenten hier direct op reageren. Op de mededelingenpagina van home.informatica.hva.nl
staat al het actuele nieuws voor studenten en medewerkers. Sinds 2006 beschikt het instituut over de elektronische leer omgeving Dokeos die volgens studenten en de eigen waarneming van het panel goed werkt. Studenten oordelen blijkens evaluaties positief over de loopbaanbegeleiding. Dat blijkt ook uit het gesprek van studenten met het panel. Daarbij speelt de kleinschaligheid van de opleiding zeker een rol. Niet tevreden zijn ze over de informatievoorziening. Het gaat dan met name om de tijdige beschikbaarheid van lesen toetsroosters en het aan te schaffen studiemateriaal. Het instituut overlegt met het centrale roosterbureau over een verbetering van de informatievoorziening.
© NQA - Hogeschool van Amsterdam, opleiding Technische Informatica, hbo bachelor (vt)
33/55
Gezien de verschillende aandachtpunten met name wat betreft de informatievoorziening komt het panel tot het oordeel voldoende
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten
Goed
Criteria - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De kwaliteitszorg van de opleiding is ingebed in een breder kader dat bestaat uit drie cycli die met elkaar verbonden zijn: de interne audits en accreditatie, de Planning & Controlcyclus en het evaluatieonderzoek onder stakeholders. In het kader van de P&C-cyclus sluiten de instituutsdirecteur en de domeinvoorzitter jaarlijks een managementovereenkomst af. Hierin leggen zij hun resultaatafspraken vast op de vier resultaatgebieden: Onderwijs, Markt & Omgeving, Personeel & Organisatie en Financiën. Het panel heeft hier voorbeelden van gezien. Viermaal per jaar wordt de voortgang verantwoord in een instituutsrapportage (IRAP). De managementovereenkomst staat in een bijlage bij het Resultaten- & Activiteitenplan (RAP). In het RAP zijn doelen, instrumenten en middelen, streefcijfers, streefnormen en criteria opgenomen voor de verschillende opleidingen van het IvI. Deze doelen et cetera zijn geformuleerd op onderdelen als: Huis op orde, Studiesucces en Instroom vergroten. De instituutsdirecteur, die eindverantwoordelijk is voor de kwaliteitszorg maakt op basis van het R&A-plan resultaatafspraken met de teamleiders die op hun beurt deze resultaatafspraken vertalen naar docenten, teams en andere medewerkers. De systematiek van het Instituut is gebaseerd op de Notitie Kwaliteitszorg Hogeschool van Amsterdam (oktober 2003) Elke HvA-opleiding wordt elke drie jaar intern beoordeeld via een interne audit. Dat gebeurt onder verantwoordelijkheid van de stafdienst Kwaliteit en Accreditatie. Daarbij dient het NVAO-kader als uitgangspunt voor de bepaling van de kwaliteit van de opleiding. In het zelfevaluatierapport is een tabel opgenomen die een overzicht geeft van de evaluatie-instrumenten, het onderwerp van de evaluatie, de frequentie, de betrokkenen en de vorm (mondeling /schriftelijk). In totaal worden er zo'n 15 instrumenten ingezet zoals: projectevaluatie, programma-evaluaties, exitgesprekken, Student Tevredenheids Monitor (STM), Medewerkers Tevredenheids Monitor (MTM). De projecten worden standaard afgesloten met een evaluatiebijeenkomst. Daar worden verslagen van gemaakt. Studenten hebben dat in het gesprek met het panel bevestigd.
34/55
© NQA - Hogeschool van Amsterdam, opleiding Technische Informatica, hbo bachelor (vt)
In het eerste en tweede studiejaar evalueren studenten het onderwijsprogramma mondeling na ieder blok met hun loopbaanadviseur en de teamleider in de zogenaamde koffiebijeenkomsten. Aan de orde komen onder andere studeerbaarheid, vakken, docenten, organisatie en sfeer. De notulen van deze bijeenkomsten worden met de betrokken docenten besproken en op de kwaliteitspagina gezet. Het managementteam krijgt evenals de studenten en de OC de notulen. Het panel heeft tijdens het visitatiebezoek een aantal van die notulen ingezien en geconstateerd dat er serieus en kritisch wordt geëvalueerd. Het panel stelt vast dat alle relevante aspecten van de opleiding in één of meerdere evaluaties bevraagd worden. Het is van mening dat er valide meetinstrumenten worden gebruikt. Voor de minoren waarvoor studenten kunnen kiezen is er een Kwaliteitszorgplan minoren in de HvA waarin verantwoordelijkheden en randvoorwaarden zijn vastgelegd. Voor alle fasen van de opleiding worden jaarlijks door het managementteam specifieke streefcijfers geformuleerd en vastgelegd in het RAP. De uitkomsten van de Tevredenheids Monitoren, bestaande uit een vijfpuntsschaal, interpreteert de opleiding als volgt: tussen 3.0 en 3.4 zijn voldoende maar kunnen desondanks aanleiding geven tot het formuleren en uitvoeren van verbetermaatregelen; scores met een waarde boven 3.4 zijn ruim voldoende; scores lager dan 3.0 worden als onvoldoende aangemerkt, waarvoor de opleiding met prioriteit verbetermaatregelen dient te treffen. In meer algemene zin gelden als streefdoelen op een vijfpuntsschaal 3 en op een tienpuntsschaal 6,5 Daar er nog geen studenten zijn die langer afgestudeerd zijn dan 1,5 jaar zijn de Alumni - en de Werkgevers Tevredenheids Monitoren nog niet afgenomen. Dat gaat wel eind 2007 gebeuren. Wel heeft de opleiding in 2006 een eigen onderzoek onder alumni gedaan (Verzameling resultaten alumni enquête).
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Voldoende
Criteria - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De kwaliteitszorgmedewerker analyseert de uitkomsten van de evaluaties en deze analyse wordt besproken met de stakeholders. Standaard staan de uitkomsten van evaluaties op de agenda van het coördinatieteam Technische Informatica. De onderwijsevaluaties vormen ook input voor de leerplancommissie en voor de koffiebijeenkomsten. Bovendien vormen de uitkomsten van de evaluaties input voor de jaarlijkse functionerings- en beoordelingsgesprekken met de docenten. Het panel vindt het positief dat alle evaluatie-uitkomsten op de zogenoemde kwaliteitspagina van het intranet worden gepubliceerd.
© NQA - Hogeschool van Amsterdam, opleiding Technische Informatica, hbo bachelor (vt)
35/55
Indien de evaluaties uitwijzen dat verbeteringen nodig zijn, wordt het programma zo spoedig mogelijk bijgesteld. Indien de urgentie niet zo hoog is, draait een programmaonderdeel in principe twee studiejaren voordat aanpassingen of vernieuwingen worden uitgevoerd. Verbeteringen, waarvoor extra personele formatie en/of middelen nodig zijn, worden met de 15 april actie (zie facet 3.2) meegenomen. De kwaliteitsmedewerker monitort de juiste uitvoering van verbetermaatregelen en het effect hiervan op vervolgevaluaties en hij informeert het coördinatieteam TI over de voortgang. Hij checkt tevens of eerder uitgevoerde verbetermaatregelen een positieve invloed hebben gehad op de evaluatieresultaten. In een bijlage in het zelfevaluatierapport wordt een groot aantal voorbeelden gegeven (sinds 2004) van verbeteracties als gevolg van evaluatieactiviteiten. Zo werd in koffiebijeenkomsten van het tweede jaar gemeld dat er te weinig elektronica in het eerste jaar was. In 2005 is het programma aangepast met een analoog deel. Wiskunde werd los aangeboden van de thema s. Nu is wiskunde geïntegreerd in de software engineering thema s. Ook studenten konden voorbeelden van verbeteringen geven, bijvoorbeeld de aanpassing van het onderdeel intelligente systemen of het invoeren van andere boeken voor programmeren. Ook geeft de opleiding aan dat er naar aanleiding van de interne audit uit 2005 maatregelen zijn genomen wat betreft het toetsbeleid. De opleiding geeft aan steeds meer te willen focussen op het voltooien van de kwaliteitscirkel. Daarbij moet het zogenoemde actieplan Kwaliteit een rol gaan spelen. Het panel heeft moeten constateren dat dit plan nog in ontwikkeling is. Het panel stelt vast dat er weliswaar wordt geëvalueerd, dat er wordt verbeterd, maar dat dit nog niet geheel systematisch gebeurt. Daarmee is de cirkel nog niet altijd gesloten. Het panel komt daarom op dit facet tot het oordeel voldoende. Studenten geven in de STM 2006 de beoordeling 3.2 voor de kwaliteitszorg als geheel en een 3.3 voor de wijze waarop de opleiding omgaat met hun problemen en klachten. Uit het MTM 2006 blijkt dat de docenten van TI de kwaliteitszorg als geheel waarderen met een 4.0 wat bijna een vol punt hoger is dan bij de HvA. De opleiding is niet eerder gevisiteerd.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
Goed
Criteria - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Studenten worden bij de opleiding betrokken door de deelname aan de verschillende evaluaties. Vervolgens kunnen zij kennis nemen van de resultaten van onderzoeken
36/55
© NQA - Hogeschool van Amsterdam, opleiding Technische Informatica, hbo bachelor (vt)
via de kwaliteitpagina. Er is een opleidingscommissie die bestaat uit studenten van elke studiefase. Deze commissie speelt een belangrijke rol in de informatievoorziening tussen management en studenten. De OC is aanwezig bij alle Leerplancommissievergaderingen waar de evaluatieresultaten besproken worden. Tevens spreekt de OC bij een audit of accreditatie met het panel en zijn ze betrokken bij de zelfevaluatie. Jaarlijks wordt de leden een scholing aangeboden. Uit het gesprek met OC-vertegenwoordigers en notulen die het panel heeft gezien, constateert het dat de OC een actieve rol speelt binnen de (kwaliteitszorg van de) opleiding. Medewerkers zijn betrokken door hun deelname aan de Medewerkers Tevredenheids Monitor. Tevens zijn ze onderwerp van studentenevaluaties en betrokken bij bijstellingen op grond van evaluaties. De uitkomsten van de onderwijsevaluaties, de evaluatiebijeenkomsten en de rendementen zijn een vast agendapunt van de LeerPLan Commissie. In de beoordelingsgesprekken zijn de resultaten van onderwijsevaluaties een vast onderwerp. Verder worden ze bij de kwaliteitszorg betrokken via de interne audits, het opstellen van het zelfevaluatierapport en het visitatiebezoek. Sinds 2005 zijn de eerste studenten afgestudeerd (het cohort versnellers, studenten met een verwante MBO niveau 4-opleiding) en in 2006 het eerst reguliere cohort. Zij zullen in 2007 worden bevraagd door middel van de Alumni TevredenheidsMonitor (ATM). Wel is er ten behoeve van de accreditatie al een vragenlijst afgenomen met de zelfde onderwerpen als de ATM. De resultaten zijn vastgelegd in De verzameling resultaten Alumni enquête. Er is inmiddels een alumnisite Linkedin waarin alle oudstudenten opgenomen zijn. Het is de bedoeling dat via deze site alumni gevraagd worden naar de actualiteit en relevantie van de competenties. Het werkveld is vooral betrokken door middel van de Opleidingsadviesraad. Het coördinatieteam TI heeft regelmatig overleg met die adviesraad (zie facet 1.1). Uitkomsten van evaluaties worden daar besproken en er wordt advies gevraagd ter verbetering en vernieuwing van het curriculum. Tevens geeft de raad inzicht in ontwikkelingen in de beroepspraktijk. Dat gebeurt onder het motto Trend en toekomst zoals het panel in notulen van de OAR heeft kunnen constateren. Bij interne audits heeft een OAR-lid zitting in het onderzoekspanel. Bij de beoordeling van de afstudeerstages tenslotte zijn externe deskundigen betrokken. Zij rapporteren over het niveau van de opleiding op grond van de door hen bijgewoonde zitting. Genoemd moet ook worden de input van de bedrijfsbegeleider bij de stages die worden gevraag of de kennis en vaardigheden van de studenten van voldoende niveau zijn. In 2007 zal onder werkgevers de WerkgeversTevredenheidsMonitor (WTM) voor het eerst afgenomen worden.
© NQA - Hogeschool van Amsterdam, opleiding Technische Informatica, hbo bachelor (vt)
37/55
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerde niveau
Goed
Criteria - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding beschrijft in het zelfevaluatierapport een aantal activiteiten die dienen als belangrijkste check op het realiseren van de beoogde eindkwalificaties. Het gaat dan om: het digitaal portfolio, waarin de student aantoont hoe zijn houding en vaardigheden zich verhouden tot de te bereiken competenties, het reflectieverslag dat de student tijdens de stage moet maken en het studieplan voor de afstudeerfase dat de student in overleg met zijn loopbaanbegeleider maakt. Daarnaast zijn er de goede reguliere toetsing, de heldere procedures rond de stage en het afstuderen en het beoordelen daarvan. De afstudeerstage wordt als het meesterstuk gezien. De student moet aantonen dat hij op HBO-niveau als beginnend beroepsbeoefenaar zelfstandig een complexe opdracht kan uitvoeren. In een slotsessie bewijst de student zijn competenties voor een examinator uit de opleiding, een tweede lezer, de bedrijfsbegeleider en een externe deskundige. Leerdoelen en beoordelingscriteria sluiten aan bij de nagestreefde competenties en zijn te vinden in de Handleiding bij de afstudeerstage en in de Checklist bij beoordeling afstudeeropdracht. De student wordt beoordeeld op de uitvoering (probleemstelling, doelstellingen, oplossingen), op de schriftelijke rapportage en de mondelinge verdediging. Het panel vindt het positief dat bij een aantal cruciale onderdelen van het programma zoals de stages, de afstudeeropdracht, bedrijfsmentoren en externen uit het werkveld betrokken zijn bij de beoordeling. Het panel vindt dat het kunnen bereiken van de eindkwalificaties door de opleiding goed geborgd is. Werkveldvertegenwoordigers met wie het panel sprak, waren heel tevreden over de stagiaires en afgestudeerden. Afgestudeerden melden dat ze snel werk vonden en dat de opleiding goed aansluit op de beroeppraktijk. Daarmee bevestigden ze de bewering in het zelfevaluatierapport dat het voor studenten eenvoudig is om een passende baan in op HBO-niveau te krijgen. Dat blijkt ook uit de opsomming die wordt gegeven waar de studenten terecht gekomen zijn. Als sterke punten van de afgestudeerden wordt genoemd dat ze het software engineeringsproces van A tot Z beheersen en dat ze een goede kennis hebben van het programmeren. Ze zijn in staat goed conceptueel te denken. Ze kunnen, mede door de grote zelfstandigheid, volgens de werkgevers direct aan de slag. Ze zijn breed geschoold maar zijn door de keuze voor een bepaald domein en de minoren toch ook de diepte ingegaan . Door de degelijke basis zijn ze in staat zaken/nieuwe technieken snel op te pikken en daardoor zich verder te specialiseren afhankelijk van het bedrijf waar ze terecht gekomen zijn. Ze zijn niet alleen technisch bekwaam, maar kunnen ook goed
38/55
© NQA - Hogeschool van Amsterdam, opleiding Technische Informatica, hbo bachelor (vt)
communiceren en zijn sterk op het gebied van projectmanagement. In dat verband wordt door de afgestudeerden gewezen op de belangrijke rol van het onderdeel DNI waar de nadruk ligt op samenwerken en reflectie. Tenslotte is opvallend de sterke focus van de afgestudeerden op kwaliteit. Dat heeft volgens alumni en werkgevers zeker te maken met het TIGAM-model dat door de opleiding wordt gehanteerd. Als minder sterk punt wordt, zoals reeds in § 2.2 genoemd, het financiële bewustzijn . Als dat nog wat versterkt wordt, is er niet sprake van goede, maar van zeer goede ingenieurs . Het panel heeft tien afstudeerwerkstukken plus beoordelingen vooraf bestudeerd. Daarnaast heeft zij een totaaloverzicht gezien met een korte beschrijving van alle afstudeeropdrachten. Het heeft de werkstukken op een aantal criteria bekeken als: opzet onderzoek, probleemstelling, gebruikte methodes, gebruik relevante literatuur, relevantie voor werkveld en voldoende HBO-niveau. Het panel vond op grond daarvan de werkstukken van een voldoende tot zeer goed niveau. In alle gevallen is er sprake van actuele onderwerpen en probleemstellingen die (zeer) relevant zijn voor het werkveld. De gebruikte methodes zijn overwegend helder en gemotiveerd. Het literatuurgebruik en de verantwoording ervan is goed. Alleen het taalgebruik zou in een aantal gevallen beter kunnen. Het panel heeft zijn oordeel gecheckt aan dat van de docenten en kon zich goed in hun beoordelingen vinden. Naar de mening van het panel is er, afgemeten aan de door de opleiding gehanteerde generieke kwalificaties en Dublin descriptoren, over de hele lijn gezien, sprake van HBO-niveau. Anders geformuleerd: de gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Er heeft een Alumni Tevredenheidsmonitor plaatsgevonden onder de afgestudeerden. Resultaten zijn neergelegd in het document Verzameling resultaten alumni enquête. Daaruit blijkt onder meer dat de studenten vinden dat de opleiding een hoge relevantie voor de praktijk heeft. Het panel is het daarmee eens.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Voldoende
Criteria - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding heeft een aantal streefcijfers geformuleerd voor de rendementen: - 70% van de instroom heeft na twee jaar het propedeusecertificaat behaald; - er wordt gestreefd naar een opleidingsrendement van 25% na vier jaar en 63% na vijf jaar; - er wordt gestreefd naar een gemiddelde studieduur van uitvallers van 1,35 jaar en een gemiddelde studieduur van 4,5 jaar van degenen die de opleiding afmaken. Het panel vindt de norm van 25% wel erg laag, maar het management heeft uitgelegd dat die norm alleen voor het eerste cohort geldt, waarbij inderdaad
© NQA - Hogeschool van Amsterdam, opleiding Technische Informatica, hbo bachelor (vt)
39/55
sprake was van een hoge uitval. Het is de bedoeling om tot een ambitieuzer streefcijfers te komen. De rendementsgegevens worden per kwartaal per studieonderdeel uitgewerkt en door de leerplancommissie besproken. Deze signaleert knelpunten en neemt zo nodig actie. Aan het einde van het studiejaar worden deze gegevens verzameld in de Kengetallen Opleiding Technische Informatica. In het zelfevaluatierapport zijn de kengetallen opgenomen per peildatum 31-08-2006. Het propedeuserendement na één jaar is sinds 2003 ongeveer 40%. Het propedeuserendement na twee jaar stijgt sinds de start van de opleiding en is voor de studenten die in 2003 gestart zijn 68%. Dit benadert het streefcijfer van 70%. Sinds de start van de opleiding ligt de uitval in de propedeuse rond de 20%. De opleiding constateert terecht dat het propedeuserendement zich richting instituutsstreven ontwikkelt. Omdat de opleiding in 2002 gestart is, is alleen van het eerste cohort het diplomarendement te bepalen. Van de 59 studenten die gestart zijn, hebben 16 (27%) de opleiding binnen vier jaar afgerond. Van dit cohort studeren nog 17 studenten en de verwachting is dat het merendeel binnen vijf jaar zal afstuderen. Dit leidt tot een gemiddelde studieduur van iets meer dan 4,5 jaar. Het rendement na vijf jaar zal naar alle waarschijnlijkheid rond de 50% uitkomen. Hierbij neemt de opleiding blijkens de keuzegids hoger onderwijs een tweede plaats in. Uit de kengetallen blijkt dat de gemiddelde studieduur van uitvallers rond de 1 jaar ligt; dat is dus onder de streef- en de bekostigingsnorm. Daar over het opleidingsrendement nog weinig is te zeggen en sommige streefnormen wel, andere nog niet worden gehaald, komt het panel tot het oordeel voldoende op dit facet.
40/55
© NQA - Hogeschool van Amsterdam, opleiding Technische Informatica, hbo bachelor (vt)
Deel C: Bijlagen
© NQA - Hogeschool van Amsterdam, opleiding Technische Informatica, hbo bachelor (vt)
41/55
Bijlage 1:
42/55
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - Hogeschool van Amsterdam, opleiding Technische Informatica, hbo bachelor (vt)
© NQA - Hogeschool van Amsterdam, opleiding Technische Informatica, hbo bachelor (vt)
43/55
44/55
© NQA - Hogeschool van Amsterdam, opleiding Technische Informatica, hbo bachelor (vt)
© NQA - Hogeschool van Amsterdam, opleiding Technische Informatica, hbo bachelor (vt)
45/55
46/55
© NQA - Hogeschool van Amsterdam, opleiding Technische Informatica, hbo bachelor (vt)
Bijlage 2:
Deskundigheden panelleden
Panellid: De heer ir. A.H. van der Gaag
Relevante werkvelddeskundigheid
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
Studentgebonden deskundigheid Visitatiedeskundigheid
Panellid NQA: De heer drs. J.H. Boerke
Panellid: De heer ir. E. Joustra
Deskundigheid cf. Protocol VBI s; 22 augustus 2005
Panellid student: De heer P.A. Spiele
Hogeschool van Amsterdam, Technische Informatica
X X
X
X
Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden: Panellid de heer ir. E. Joustra De heer Joustra is ingezet vanwege zijn ervaringen als domeindeskundige op technisch gebied in meerdere complexe geclusterde visitatietrajecten. Hij heeft kennis van het informaticaterrein. De heer Joustra heeft diverse cursussen gegeven voor KPMG Management en trainingen voor het Nederlands Studiecentrum. De heer Joustra heeft vanuit opleiding en werkervaring ruime (internationale) kennis van het (hoger) onderwijs en onderwijsprocessen. Hij heeft vanuit eerdere visitaties kennis van de accreditatiesystematiek en is daarnaast voor deze visitatie individueel geïnstrueerd over het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en de werkwijze van NQA. Opleiding: 1971 1977 1977 1982 Sinds 1982
V.W.O. Atheneum B Technische Hogeschool Delft -Werktuigbouwkunde, sectie Industriële Organisatie diverse bedrijfskundige, logistieke en automatiseringscursussen, opleiding adviesvaardigheden, Baan TRITON-gecertificeerd, APICS-gecertificeerd (CPIM)
Werkervaring: 1982 1984 Commercieel Planner, Planning & Logistics, Philips, Hoofd Industrie Groep Licht 1984 1987 Hoofd Planning / Programmaleider Logistiek Verbeteringsplan, Materials Management, Philips Terneuzen
© NQA - Hogeschool van Amsterdam, opleiding Technische Informatica, hbo bachelor (vt)
47/55
1987
1997
1997
2003
2003
heden
Organisatie-adviseur Logistiek / Systems KPMG Management Consulting (vanaf 1994 tevens Manager van KPMG s Global Baan Competence Center) Diverse functies binnen de Vanenburg Group waaronder: Manager Strategy & Methods (verantwoordelijk voor onder meer de ontwikkeling van de BaanERP implementatiemethode) Program manager ontwikkeling e-Business solutions Interim CEO Topshare (bedrijf ontwikkelt en verkoopt kennismanagement-systemen) Boardmember Rissa Solutions Oy Finland (bedrijf ontwikkelt en verkoopt service management-systemen) Interim manager/zelfstandig organisatie-adviseur Joustra Management Consulting (JMC)
Panellid de heer ir. A.H. van der Gaag De heer Van der Gaag is ingezet vanwege zijn werkvelddeskundigheid. Hij heeft in zijn loopbaan een ruime ervaring opgedaan in de automatisering. De heer Van der Gaag is in algemene zin betrokken bij het onderwijs en initiatieven op dit gebied in de regio. Hij is individueel geïnstrueerd over het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding 1967 1973 1977 1979 1996
Bedrijfskunde Technische Universiteit Eindhoven SIOO, Stichting Interacademiale Opleiding Organisatieadviseur The Wharton School University of Pennsylvania. The Wharton Advanced Management Program
Werkervaring 1973 heden KPN, diverse functies. Zijn huidige functie als regiodirecteur is na opeenvolgende functies de 10e nieuwe functie. Hiervoor is hij onder andere organisatieadviseur, hoofd organisatie en automatisering, directeur van dochterondernemingen, internationale acquisitie en verkoopdirecteur KPN geweest.
Diversen: Lid Raad van advies Citymarketing organisatie Amsterdam partners Lid Algemeen bestuur Kenniskring Amsterdam Lid bestuur van ondernemersvereniging ORAM Lid Programmacommissie VNO/NCW West, afdeling Amsterdam Partner in Campus Nieuw West Lid van de Amsterdamsche Kring
48/55
© NQA - Hogeschool van Amsterdam, opleiding Technische Informatica, hbo bachelor (vt)
Studentpanellid de heer P.A. Spiele De heer Spiele is ingezet als studentpanellid voor de visitatie. Hij volgt de opleiding Technische Informatica aan de Technische Universiteit Delft. De heer Spiele is lid van de Centrale Studentenraad. Hij beschikt over studentgebonden deskundigheden met betrekking tot de studielast, de onderwijsaanpak, de voorzieningen en de kwaliteitszorg bij opleidingen Technische informatica. Qua leeftijd is hij representatief voor de primaire doelgroep van de opleiding. De heer Spiele is individueel geïnstrueerd over accreditatie in het hoger onderwijs en de werkwijze van NQA. Opleiding: 1994 - 2000 2000 - 2001 2001 - 2007
VWO, Rotterdams Montessori Lyceum Libaral Arts, Indiana University of Pennsylvania Technische Informatica, TU Delft
Panellid NQA de heer drs. J.H. Boerke De heer Boerke is ingezet als NQA panellid. Hij heeft eerdere ervaring met visitaties in verschillende domeinen en 12 jaar lang ervaring met visiteren in het HBO. Hij bezit auditorkwaliteiten vanwege jarenlange visitatie-ervaring en cursussen gevolgd bij Lloyd s Register. Opleiding: 1959 1965 1965 1973 1982 1987 1987 1988 1990
HBS-A Doctoraal Nederlands Doctoraal onderwijskunde Assistant-to-the-manager Culturele bedrijfsvoering
Werkervaring: 1973 1981 1985 1987 1987 1989 1989 1992 1992 1996 1997 2003 2004 heden
Lyceum Sancta Maria Ministerie van O&W Nieuw Elan/De Baak VNO Nederlands Instituut voor Kunst en Management Koninklijk Instituut van Ingenieurs (KivI) HBO-Raad NQA
© NQA - Hogeschool van Amsterdam, opleiding Technische Informatica, hbo bachelor (vt)
49/55
50/55
© NQA - Hogeschool van Amsterdam, opleiding Technische Informatica, hbo bachelor (vt)
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Woensdag 16 mei 2007 Tijdstip
Programmaonderdeel
Deelnemers
09.00-11.00 uur
Ontvangst Bestuderen materiaal Gesprek met opleidingsmanagement
Visitatiepanel
11.45-12.30 uur
Gesprek met studenten
R. Moerlie, A. van der Velde, O. Orton, C. Leermakers, A. Schurer, R. Christophe, M. Behrens, T. Stuurman, S. Setodeh Haghighi
12.30-13.15 uur
Lunch en paneloverleg
13.15-14.00 uur
Gesprek met docenten
N. Kouwenhoven, W. Brouwer, M. Teitsma, S. Dzebric, F. Rietveld, R. Slokker, J. Derriks, M. Nijenhuis
14.00-14.45 uur
Gesprek met werkveld en afgestudeerden
Afgestudeerden: S. van der Linden, D. Wendt, R. Keuter, D. Schutman Werkveld: G. Wolzak, M. Goedhart, M. Dirksen, J. Snel
14.45-17.00 uur
Rondleiding Eventueel extra gesprekken Materiaalbestudering Paneloverleg Tweede gesprek met opleidingsmanagement en afronding Afsluitend paneloverleg
Visitatiepanel
11.00-11.45 uur
17.00-17.30 uur
17.30-18.00 uur
E. Randoe, directeur IvI K. Rijsenbrij, teamleider TI
E. Randoe, directeur IvI K. Rijsenbrij, teamleider TI Visitatiepanel
© NQA - Hogeschool van Amsterdam, opleiding Technische Informatica, hbo bachelor (vt)
51/55
Bijlage 4:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Documenten ter inzage Document Algemeen functionerings- en beoordelingsbeleid HvA Beleidsnotitie Internationalisering 2006 Beoordeling Afstudeeropdracht checklist Convenant Forensic Intelligence met UvA, HvA, PA en NFI Doorstroomminor Science Research Competences i.s.m. de faculteit WINS van de UvA Format functioneringsgesprek Groeidocument ICTanders Handleiding voor het afstudeerproject (voor studenten) Huis voor allen, projectbeschrijving voor HBO Sprint ICT convenant 2006 HBO MBO Informatieplan IvI IVK-projectaanvraag Kwaliteitszorgplan Minoren Kwalititeitspagina van IvI Lijst gastsprekers en externen TI Managementovereenkomst 2007 Marketing en communicatieplan 2007 - 2008 Missie Hogeschool van Amsterdam, Uitwerking van de missie in speerpunten Missie van het Instituut voor Informatica van de HvA 2005-2008 Natraject audit Technische Informatica Notitie interne kwaliteitszorg Organogram van de HvA UvA Personeel TI Personeelsplan 2007 Pijplijngrafieken Technische Informatica 2006 Profiel van de Technische Informaticus aan de Hogeschool van Amsterdam Resultaat en Activiteitenplan 2006-2007 Studievolgsysteem VOLG+ Studentenstatuut 2006-2007 TIGAM als didactisch model Toetsbeleid Verslagen OAR Verzameling resultaten alumni enquête
52/55
Vastgesteld in 2005 2006 2006 2007 2006 2006 2007 2006 2007 2006 2005 2006 2005 Doorlopend 2007 2007 2007 2005 2005 2004 2006 2007 2007 2007 2006 2002 2006 2007 2006 2002 2007 Tot 2007 2007
© NQA - Hogeschool van Amsterdam, opleiding Technische Informatica, hbo bachelor (vt)
Meegezonden documenten Document Afstudeerscripties; 10 stuks met aanmelding en beoordeling Bachelor of ICT, een competentiegerichte profielbeschrijving Competentieprofiel uit Bachelor of ICT, een competentiegerichte profielbeschrijving Competentieprofiel TI CV s personeel TI CV s werkvelddeskundigen TI Het HBO-Niveau, cahier 5 in de onderwijskundige reeks van de HvA Kengetallen 2006 opleiding Technische Informatica MTM 2006 Overzicht afstudeerwerkstukken TI Organogram van het Instituut voor Informatica Organogram van TIGAM STM 2006 TI from Scratch to Finish Studiegids TI 2006-2007 incl. OER Verbeteracties Technische Informatica Voorlichtingsmateriaal
Vastgesteld in 2006 2004 2004 2006 2007 2007 2006 31-8-2006 2007 2006 2006 2004 2006 2003 2006 2006 2006
Verder: curriculum materiaal een representatieve set toetsen Stageverslagen Afstudeerwerken Modulehandleidingen
© NQA - Hogeschool van Amsterdam, opleiding Technische Informatica, hbo bachelor (vt)
53/55
Bijlage 5:
Domeinspecifieke competenties
De domeincompetenties van de Bachelor of ICT zijn te vinden op de website van de HBOraad: www.hbo-raad.nl.
54/55
© NQA - Hogeschool van Amsterdam, opleiding Technische Informatica, hbo bachelor (vt)
Bijlage 6:
Opleidingspecifieke competenties
OMPETENTIESCHEMA TECHNISCHE INFORMATICA
In het volgende schema zie je alle competenties van de opleiding Technische Informatica. Wil je kunnen zien waar je de (sub)competenties kunt behalen, ga dan naar www.TIGAM. Com, waar een uitgebreide competentietabel te vinden is. Handelt professioneel in een beroepscontext T1. Kan situaties analyseren, de problemen identificeren en een opdrachtgever adviseren op het terrein van de technische informatica. Werkt hierbij effectief samen met domeindeskundigen. T2. Kan een technisch ontwikkelproces faseren, structureren en aanpassen waarbij zichtbaar rekening gehouden wordt met de consequenties voor het vervolgtraject. T3. Formuleert op basis van de eisen van de opdrachtgever de kwaliteitseisen waaraan het eindproduct moet voldoen. Gebruikt hierbij de professionele standaarden op het terrein van test-, verificatie- en validatiemethoden en beoordeelt met deze de kwaliteit van het eindproduct. T4. Kan, afhankelijk van de technische context, een gestandaardiseerde ontwikkelmethode kiezen en een geschikte ontwikkelomgeving selecteren, en daarmee een technisch informatiesysteem bouwen. T5. Gebruikt bij het ontwerpen van een technisch informatica systeem de meest geschikte componenten en kan zich verantwoorden omtrent keuzes voor de gebruikte architectuur of omtrent de wijze waarop de architectuur gebruikt wordt. T6. Besteed aandacht aan beheer en beheersbewustzijn, kent de driehoek tijd/geld/kwaliteit en past deze toe. Kan een onderhoudsvriendelijke ontwikkelomgeving selecteren en de kosten van onderhoud inschatten. Kan een technisch informatiesysteem onderhouden en heeft weet van de levensduur van software. Documenteert dusdanig dat software overdraagbaar is. T7. moet in staat zijn in een verwant vakgebied professioneel als technisch informaticus te functioneren. A1. Kan zelfstandig in een multidisciplinair team planmatig en resultaatgericht samenwerken; kan een multifunctioneel team aansturen. A2. Kan op diverse manieren effectief communiceren met verschillende geledingen; kan professioneel functioneren in een internationale omgeving. A3. Kan reflecteren op het eigen gedrag om feedback te geven en te ontvangen. A4. Kan kennis verwerven en kan deze toepassen binnen het beroepsdomein. A5. Is zich bewust van en kan omgaan met de ethische en sociale aspecten die samenhangen met de beroepsuitoefening. Bron: Studiegids Technische Informatica 2006-2007
© NQA - Hogeschool van Amsterdam, opleiding Technische Informatica, hbo bachelor (vt)
55/55