Gedeputeerde Staten
STATENNOTITIE
Aan de leden van Provinciale Staten
HHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHH Beantwoording schriftelijke vragen welke ingediend zijn door de heer Kock, indiener van het burgerinitiatief "Megastallen naar bio-industrieterrein" HHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHH
Beknopte samenvatting Statennotitie: Dhr. Kock, indiener van het burgerinitiatief “Megastallen naar bio-industrieterrein” heeft bij de statengriffie schriftelijke vragen ingediend. Op verzoek van de griffier, gedaan mede namens de Procedurecommissie, doen wij u in deze notitie de antwoorden toekomen.
=====
Aan de leden van Provinciale Staten De heer Kock, indiener van het burgerinitiatief “Megastallen naar bio-industrieterrein”, heeft schriftelijke vragen ingediend bij de Griffier. Vanuit de griffie is ons, mede namens de Procedurecommissie, verzocht deze vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden. Bij deze doen wij u hieronder het antwoord van ons college op de vragen van de heer Kock, toekomen.
Vraag 1: Varkensrechten. Kunt u mij meedelen om hoeveel varkensrechten het gaat bij de 200? intensieve veehouders die niet mogen uitbreiden in de natuurgebieden extensiveringsgebieden in Gelderland? Hoeveel van die varkensrechten hebben inmiddels hun plek hebben gevonden of op hebben opties op een plek? Of anders gezegd om hoeveel varkensrechten het gaat bij degenen die nog niet verplaatst zijn? Idem bij kippen en bij zeugen? Antwoord: Ten tijde dat de reconstructieplannen werden vastgesteld lagen er in de extensiveringszones totaal ongeveer 230 inrichtingen waar intensieve veehouderij-dieren werden gehouden. Van dit aantal zijn er 65 van een zodanige omvang (totale bedrijf is groter dan 70 nge en daarvan is de IV tak minimaal 40 nge) dat deze voor de VIV verplaatsingsregeling een aanmerking kunnen komen. Van deze 65 hebben er 45 in het voorjaar van 2007 subsidie toegekend gekregen. Van deze categorie hebben er 12 nog geen locatie op het oog. En staan er 8 voor een tweede openstellingstranche op een soort “wachtlijst“. De resterende bedrijven (ongeveer 150) hebben een te klein aantal kippen of varkens om perspectiefvol te kunnen verplaatsen. De verwachting is dat deze bedrijven in de komende jaren deze activiteit zullen beëindigen. Met name de AmvB Huisvesting die naar verwachting in 20102011 ondernemers dwingt om in bestaande stallen te investeren in emissie-arme techniek, zal tot effect hebben dat vele verouderde kleinere stallen buiten gebruik komen.
Inlichtingen bij dhr. A.B.M. Goselink, tel. (026) 359 95 74 e-mail
[email protected]
De dierrechten van de bedrijven die niet verplaatsen maar hun intensieve veehouderij wel beëindigen, zijn door gehele Nederland verkoopbaar. Ook in verwevingsgebieden zijn verschillende bedrijven die willen groeien en dus dierrechten moeten aankopen. Vraag 2: Kunt u mij zeggen waar (in welke LOG’s) hoeveel van de 45 VIVers een plek hebben gevonden of een optie daarop hebben? Antwoord: Van de 45 VIV bedrijven hebben er op dit moment twee afgezien van verplaatsing en ongeveer 14 heeft nog geen locatie of zelfs geen optie daarop. Van de 29 met een locatie is de verdeling als volgt : >buiten Gelderland 6 x >samenvoegingen bedrijfslocaties (veelal verwevingsgebied) 4 x >Reconstructieplan Gelderse Vallei Utrecht oost ( LOG Kootwijkerbroek / Ede) 8 x >Reconstructieplan Veluwe (LOG Beemte Vaassen) 4 x >Reconstructieplan Achterhoek –Liemers (diverse LOG’s) 7 x Hiertegenover staat één bedrijf dat vanuit Overijssel naar Gelderland komt. Vraag 3: Is het volgende juist: Grote bedrijven kunnen vrijstelling krijgen tot maximaal 50% van de varkensrechten. Dit omdat zij de mest afvoeren naar het buitenland. Wat is eventueel op dit punt wel juist? Leidt dit er toe dat het aantal varkens in Nederland daardoor toe kan nemen? Antwoord: De vrijstelling om bij uitbreiding dierrechten te moeten kopen hangt niet af van de bedrijfsgrootte. Tot dusverre gaat het om een pilot. De regeling “Ontheffing Productierechten” is opengesteld geweest van 1 maart 2006 tot 1 mei 2006. Het ging om bestaande IV-bedrijven (bestaand op 13 april 2005). Deze bedrijven kunnen bij uitbreiding ontheffing krijgen voor 50% . Bij toekenning behoeven ze slechts voor de helft van de groei varkens- of pluimveerechten te kopen. Voorwaarde is alle mest van het bedrijf buiten de landbouw (belangrijkste zijn verbranding of export) moet worden afgezet. De ontheffing geldt voor 10 jaar. Met deze pilot kan het aantal dieren dus toenemen in Nederland maar de druk op de mestmarkt (de 50% die wel gekocht moet worden drukt thans wél op de nationale mestafzetruimte) neemt af. Het is niet duidelijk of deze eenmalige pilot een vervolg zal krijgen. Vraag 4: Verder is het van belang om te weten of en hoe na 2013 (of is het 2015) het systeem van varkensrechten wordt herzien? Wat is daarover nu al bekend? Antwoord: Het systeem van dierrechten bestaat volgens de huidige beleidsafspraken tot 2015. Het is destijds in het leven geroepen om het mineralenprobleem op nationaal niveau beheersbaar te krijgen /houden. Dat beleid is nog volop in ontwikkeling. Zo starten dit najaar de onderhandelingen om vanaf 2010 opnieuw derogatie van Brussel te krijgen. Rond een eventuele beëindiging van het systeem van de dierrechten wordt door bestuurders en deskundigen altijd gesteld dat die rechten pas kunnen verdwijnen als de milieuvoorwaarden / milieukaders voldoende scherp, helder en controleerbaar en handhaafbaar zijn, dat het systeem van dierrechten geen toegevoegde waarde meer heeft. Kortom, pas dan kan het dubbele slot mogelijk vervallen.
2
Vraag 5: Milieubelasting Is er al beleid in ontwikkeling over de periode na 2013 (of na 2015) over milieubelasting? Zijn er ontwikkelingen die er op duiden dat in LOG’s bedrijven op slot gaan door een te hoge milieubelasting? Antwoord: Over het beleid ná 2013 / 2015 valt op dit moment weinig te vermelden. Daarvoor zijn er nog teveel onzekerheden b.v. de aanscherping / derogatie van mestbeleid vanuit Brussel. Voor de kortere termijn is de AmvB Huisvesting en het beleid voor fijnstof noemenswaardig. Met name de huisvestingseisen welke voor alle bestaande stallen gaan gelden (periode 2010-2012) zullen sterke invloed hebben op de structuur van de sector. Op veel locaties zal niet meer in oudere gebouwen geïnvesteerd gaan worden en deze zullen hun functie verliezen en daartegenover staat een schaalvergroting van de “blijvers”. Bij de “blijvers”gaat het steeds vaker om IPPC bedrijven. Voor IPPC bedrijven geldt thans al dat naarmate bedrijven groter worden de emissie per dierplaats omlaag moet . Boven de 5000 kg emissie van ammoniak zal bovenop BBT ( best beschikbare techniek) geïnvesteerd moeten worden. Boven 10.000 kg worden de normen per dierplaats nog verder aangescherpt. De AmvB huisvesting en voor grotere bedrijven het IPPC beleid zullen de emissies van ammoniak, geur en fijnstof fors doen verminderen. Of er bedrijven bij verdere doorgroei op slot gaan door een hoge milieubelasting is moeilijk te zeggen. Het gaat in alle gevallen om individuele situaties en daarbij de vraag of er wel of niet milieuruimte is om te groeien. Daarnaast ontwikkelt zich de techniek om emissies verder te reduceren. Vraag 6: Bio-industrieterrein Is er in het verleden bij de reconstructiecommissie of binnen GS of in het openbaar ooit de discussie gevoerd of zijn er voorstellen gedaan om niet grondgebonden landbouw zoals intensieve veehouderij van industriële grootte naar een daarvoor ingericht industrieterrein te verplaatsen? Zo ja waar kunnen we daar schriftelijke getuigen van vinden? Welke personen waren bij die discussie, zienswijze betrokken? Antwoord: In de verschillende Reconstructiecommissies is in de fase van de planontwikkeling , zeker gesproken over de invulling van de zonering . Daarbij zijn ook opties bezien die een verdergaande concentratie van intensive veehouderij betekenen. In Achterhoek en Veluwe hebben deze discussies niet geleid tot een concentratie-advies dat verder gaat dan de LOG’s. Voor het reconstructieplan Gelderse Vallei Utrecht –Oost is binnen de LOG’s nog wel een nuancering opgenomen. Op de themakaart Landbouw en milieu zijn binnen het LOG drie deelgebiedjes aangeduid als “geclusterde vestigingslocaties”. Een van deze locaties is nader onderzocht op kansrijkheid. Dat bleek milieutechnisch niet haalbaar en bovendien bleek de belangstelling bij de agrarische ondernemers om zich in een grotere cluster (10 bedrijven) te vestigen , zeer klein. Veterinaire risico’s werden als (te) groot probleem gezien.
3
Vraag 7: Planschade Wie neemt de planschade voor zijn rekening? De Provincie, de Gemeente of het Rijk? Valt aantoonbare vermindering van de verkoopprijs van een woonhuis in de buurt van een nieuw op te richten intensieve veehouderij onder planschade? Waarom wel? Waarom niet? Valt aantoonbare vermindering van de verkoopprijs van een woonhuis in de buurt van een uitbreiding van een intensieve veehouderij onder planschade? Waarom wel? Waarom niet? Valt aantoonbare vermindering van de verkoopprijs van een woonhuis omdat het in een LOG komt te liggen onder planschade? Waarom wel? Waarom niet? Antwoord: Als het bestemmingsplan onherroepelijk is, bestaat voor burgers de mogelijkheid voor het indienen van een planschadeclaim bij de gemeente. De claim wordt door onafhankelijke instantie beoordeeld en de rechter bepaalt uiteindelijk of er sprake is van onevenredige schade. Indien een schadeclaim wordt toegekend als gevolg van de ontwikkeling van de intensieve veehouderij in een LOG, zal provincie dit bedrag betalen. Voordat er überhaupt sprake van zijn van planschade (het indienen van een schadeclaim) dient het bestemmingsplan van kracht te zijn. Pas dan is immers scherp welke ontwikkeling er mogelijk is en kan ingeschat worden welk effect een dergelijke ontwikkeling heeft, b.v. op een naastgelegen woonhuis. Alleen de ligging in een LOG geeft niet die duidelijkheid. Grote delen van het LOG zullen geen ontwikkeling in de intensieve veehouderij laten zien en zullen geen enkele negatieve invloed ondervinden. Waardevermindering van een huis , kort gezegd vermogensschade, kan zeker onderdeel uitmaken van de planschade(claim). Planschade kan nog tot 5 jaar na vaststelling van het bestemmingsplan bij de gemeente worden ingediend. Vraag 8: Gezondheid Is u bekend dat naast milieuaspecten en inrichtingsaspecten ook gezondheidsaspecten een rol spelen bij de inrichting van een LOG? Kunt u daar voorbeelden van noemen? Bijvoorbeeld of een kippenstal op een nader te omschrijven afstand moet staan van een varkensstal. Antwoord: Ja, die aspecten spelen bij de inrichting van een LOG. Op punt van milieu bestaan voor de emissie van stoffen verschillende wetten. Deze wettelijke normen worden benut bij het maken van ruimtelijke visies en het vertalen van het LOG beleid naar het bestemmingsplan. Nieuwe bedrijven worden alleen op die plekken gesitueerd waar voldoende afstand is met andere gevoelige functies. Ook gezondheidsaspecten zijn relevant en volop in discussie(geweest). Hierbij spelen twee centrale vragen, te weten: >Vormt de schaalvergroting van de veehouderij niet een extra gevaar voor dierziekten? >Vormt de schaalvergroting van de veehouderij niet gezondheidsrisico’s bij mensen die op de bedrijven werken dan wel in de buurt van de bedrijven wonen?
In opdracht van de Tweede Kamer heeft het RIVM onderzoek gedaan naar “Volksgezondheidsaspecten van veehouderijmegabedrijven in Nederland” (rapport 215011002, 12 februari 2008) De hoofdconclusie is dat een mogelijk verband tussen megabedrijven en het voorkomen en verspreiding van zoönosen op basis van de beschikbare literatuur, niet eenvoudig vast te stellen te zijn en het verschilt bovendien per zoönose. Op diverse punten wordt een groter risico verwacht terwijl er op andere punten juist kansen liggen om de ziektedruk te verkleinen.
4
Personen welke op de bedrijven werken en dus nauw met de dieren in aanraking komen lopen de grootste risico’s. Naarmate bedrijven groter worden wordt met deze risico’s professioneler omgegaan en worden ook maatregelen getroffen om risico’s te verkleinen. Levend virus , zo blijkt uit onderzoek, kan maar over een beperkte afstand door de lucht verplaatsen. Er bestaan op dit punt geen wettelijke eisen maar het is wenselijk om 100 meter afstand te houden tussen de bouwpercelen. Het houden van verschillende diersoorten op een bedrijf wordt afgeraden. Wij hopen de vragen naar tevredenheid te hebben beantwoord.
Arnhem, 4 november 2008 - zaaknr. 2008-016833 Gedeputeerde Staten van Gelderland C.G.A. Cornielje - Commissaris van de Koningin H.M.D. Brouwer - secretaris
-----
code: 00560536.doc
5