STATENNOTITIE
Aan de leden van Provinciale Staten
HHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHH Voortgang herziening interbestuurlijk toezicht HHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHH
Beknopte samenvatting Statennotitie: In een eerdere Statennotitie (PS2011-581) bent u geïnformeerd over doel en achtergrond van de herziening van het interbestuurlijke toezicht (IBT) en over de uitgangspunten voor de aanpak en invulling daarvan in onze provincie. Ondertussen zijn de voorbereidingen op de invoering van het nieuwe IBT voortgezet, mede omdat de desbetreffende wet - de Wet Revitalisering Generiek Toezicht (RGT) - inmiddels zowel in de Tweede als in de Eerste Kamer met algemene stemmen is aanvaard en per 1 oktober 2012 in werking treedt. Met de voorliggende notitie informeren wij u over het IBT nieuwe stijl, zoals ons dat voor ogen staat, en over een aantal gemaakte keuzes voor de concrete invulling van het toezicht voor de eerstkomende tijd. Die keuzes hebben betrekking op: de prioriteiten en accenten in het interbestuurlijke toezicht (op welke onderwerpen/ gebieden gaan wij als toezichthouder met name letten?); de wijze waarop wij uitvoering gaan geven aan een aantal nieuwe toezichtstaken, namelijk die taken die worden overgedragen door de voormalige VROM-Inspectie; de invulling van onze horizontale verantwoording naar uw Staten. =====
Aan de leden van Provinciale Staten 1
Ter inleiding
Als gevolg van een stelselherziening, ondergaat het interbestuurlijke toezicht een ingrijpende wijziging. De Commissie Oosting (Commissie Doorlichting Interbestuurlijke Toezichtarrangementen) heeft daartoe de grondslag gelegd. Met een grote inbreng vanuit het IPO en de VNG heeft de stelselherziening zijn beslag gekregen in de Wet Revitalisering Generiek Toezicht. Deze wet, die per 1 oktober 2012 in werking treedt, brengt de volgende vernieuwing en verbetering in het IBT met zich mee: Nadruk op horizontale verantwoording door het dagelijks bestuur (Gedeputeerde Staten, burgemeester en wethouders) naar het algemeen bestuur (Provinciale Staten, gemeenteraad) over de uitvoering van wettelijke taken.
Inlichtingen bij dhr. F.J. Wester, telefoonnummer (088) 880 77 03 e-mailadres:
[email protected]
-
-
-
Het versterken van de controle door gemeenteraad/Provinciale Staten zal leiden tot een verbetering in de uitvoering van de taken, wat op zich weer leidt tot vermindering van de noodzaak van interbestuurlijk toezicht, zo is de gedachte. Vereenvoudiging van het toezicht, door het afschaffen van allerlei specifieke toezichtsinstrumenten (goedkeuring, ontheffing e.d.) en het vervangen daarvan door twee generieke instrumenten, namelijk indeplaatstreding bij taakverwaarlozing, en schorsing en vernietiging. Uitwerking geven aan het principe van één toezichthouder in plaats van meerdere toezichthouders op dezelfde bestuurslaag. Dit brengt ook een decentralisatie van Rijkstoezichtstaken naar de provincie met zich mee. Meer integraal en systeemtoezicht, gebaseerd op risicoanalyses. Minder bestuurlijke drukte en administratieve lasten.
Wij gaan hierna op een aantal gezichtspunten verder in. 2
Het “speelveld” van het interbestuurlijk toezicht
Deze notitie raakt twee vormen van interbestuurlijk toezicht, die voor onze provincie relevant zijn: het toezicht dat het Rijk uitoefent op de provincies; het toezicht dat de provincies uitoefenen op de gemeenten, waterschappen en gemeenschappelijke regelingen. De gemeenschappelijke regelingen (dit kunnen bijvoorbeeld ook Regionale Uitvoerings Diensten zijn) vragen wel enige uitleg op horizontaal en verticaal toezicht. Als het gaat om de uitvoering van de taak waarvoor de regeling opgericht is dan spreekt het Rijk of de provincie (in zijn rol als verticaal toezichthouder) niet de regeling (bijvoorbeeld de RUD) direct aan, maar de e opdrachtgever (2 lijn). Het Rijk spreekt dus de provincie aan en de provincie de gemeente. Los van de inhoud zijn er wel andere wettelijke vereisten waar de regeling aan moet voldoen, zoals op gebied van archief en de financiën. Dan is er een directe toezichtlijn vanuit de naast hogere overheid. Zo heeft het Rijk financieel toezicht op gemeenschappelijke regelingen waarvan de provincie deelnemer is. 3
Gelderse visie en aanpak
Zoals u in de vorige Statennotitie hebt kunnen lezen, laten wij ons bij de invulling van het IBT nieuwe stijl met name door de volgende uitgangspunten leiden: vertrouwen in de lokale overheden, dat zij hun “horizontale” verantwoording en zelfcorrigerend vermogen zelf organiseren; versobering van het toezicht (proportioneel, op afstand, risico’s centraal); nauw samenspel tussen lokale overheden en provincie. Wij communiceren vooraf hoe en waarop wij toezicht houden en volgens welke procedure wij eventueel interveniëren; duidelijk onderscheid tussen de rol van de provincie als bestuurlijk partner en de rol als verticale toezichthouder. Daar waar echt nodig, zullen wij onze wettelijke rol als toezichthouder nemen en interveniëren met een van de twee generieke instrumenten, al naar gelang er sprake is van strijd met het algemeen belang of met het recht, dan wel van niet of gebrekkig uitvoeren van wettelijke taken. De minister heeft er tijdens de behandeling van het wetsvoorstel RGT op gewezen, dat bij een geconstateerde taakverwaarlozing een beginselplicht voor de toezichthouder bestaat tot indeplaatsstelling. Maar binnen de Gelderse aanpak zien wij dit wel als een “ultimum remedium”. Wel zullen wij, waar wij daartoe aanleiding zien, fundamentele verbeterpunten aandragen die uitzicht bieden op een structurele verbetering, zonder daarbij op de stoel van de andere overheid te gaan zitten.
2
Als overheden moeten wij elkaar niet (onnodig) voor de voeten gaan lopen. Daarom moeten interventies aan de voorkant of aan de achterkant ingegeven zijn door risico’s. Om dit te kunnen doen zullen wij systematisch en incidenteel informatie verzamelen met een beperkte belasting voor de gemeente. Het nieuwe IBT heeft betrekking op zo’n 80 wetten. Als het aankomt op een focus op risico’s, dan verwachten wij, dat op hoofdlijnen een uniform interprovinciaal beeld zal ontstaan op de wetten die vooral aandacht behoeven. Wel kan er verschil zijn in de mate waarin risico’s zich voordoen. Dit kan met tal van factoren te maken hebben. Ons doel is om dit vooral te vertalen naar lokale situaties en zo de “generieke” toezichtslast te beperken. Wij willen partner zijn van de lokale overheden en als het nodig is zullen wij ook onze rol als toezichthouder nemen. Wij achten het van groot belang en ook passend in goede onderlinge bestuurlijke verhoudingen om vroegtijdig aandachtspunten, ontwikkelingen of bevindingen te wisselen, die in het kader van het toezicht-achteraf relevant kunnen zijn. Strikt genomen, is dit weliswaar niet de zuivere IBT-rol. Maar bijvoorbeeld het financiële toezicht wijst uit, dat wij hier heel ver mee komen. De plaatselijke vertaling van de risicosituatie en een daarop afgestemde interventie is voor ons de kern van het Gelders toezichtmodel. Hoewel het strikt genomen niet de zuivere IBT rol is, zijn wij ervan overtuigd dat wij met het gericht actief zijn aan de voorkant over het algemeen het gewenste resultaat kunnen bereiken. 4
Stand van zaken
In de Statennotitie van september/oktober 2011 hebben wij een aantal actiepunten opgenomen. In het kort schetsen wij de stand van zaken en de uitvoering daarvan. Voorgenomen actie:
Uitvoering/stand van zaken:
Bouwen van een informatiesysteem
Hiervoor zijn globale kaders opgezet, waarmee door enkele Gelderse gemeenten proef wordt gedraaid. Daarnaast is op landelijk niveau, met name door de VNG en het Kwaliteits Instituut Nederlandse Gemeenten (KING), een begin gemaakt met het ontwikkelen van kritische prestatieindicatoren als belangrijke basis voor het concretiseren van de vraag naar toezicht- informatie. Deze KPI’s zullen volgens planning eind 2012 beschikbaar zijn
Bepalen van risicoanalyses
Met behulp van praktijkervaringen (ook vanuit andere provincies) zullen wij een werkwijze ontwikkelen voor het uitvoeren van risicoanalyses (alsook van realitychecks)
Uitwerking van een interventieladder
In afzonderlijke beleidskaders (zie ook hierna) wordt aangegeven via welke achtereenvolgende stappen de toezichthouder op een zorgvuldige wijze kan interveniëren in de vorm van indeplaatstreding of schorsing/vernietiging. In bijlage 1 bij deze notitie staat een beschrijving van de bestuurlijke interventieladder
3
Opstellen beleidskaders
Door ons is een beleidskader vastgesteld voor indeplaatstreding bij taakverwaarlozing. Naast een algemeen beleidskader voor schorsing en vernietiging zullen in de loop van dit jaar verder nog enkele sectorspecifieke kaders worden vastgesteld, met name voor ruimtelijke ordening en voor archieftoezicht
Informatieverordening
In aansluiting op de Wet RGT heeft het kabinet bij algemene maatregel van bestuur spelregels vastgesteld voor de informatieverstrekking door een bestuurslaag naar de naasthogere bestuurslaag ten behoeve van toezicht. Vooralsnog gaan wij niet over tot het maken van een informatieverordening, gelet op het gevaar van bestuurlijke drukte. Wel gaan wij informatieafspraken maken met de gemeenten.
Voorbereiden overdracht toezichtstaken VROM Inspectie
In een afzonderlijk plan van aanpak zijn de stappen en acties beschreven, die ertoe moeten leiden dat wij op tijd gereed zijn om het toezicht op de betreffende onderwerpen op te pakken. Helaas bestaat er nog steeds onduidelijkheid over eventuele financiële compensatie voor de uitvoering van dit toezicht. Hierover onderhandelt het IPO met het Rijk. Bij dit VROM-toezicht is onze rol overigens smaller dan voorheen bij de VROM Inspectie het geval was
Invullen horizontale verantwoording provincie
Op basis van de voorliggende Statennotitie en in goed overleg met het presidium van Provinciale Staten zal deze horizontale verantwoording nader vorm worden gegeven (zie ook verderop)
Inrichten interne organisatie
Momenteel wordt gewerkt aan de bouw van een nieuwe afdeling “Kwaliteit Openbaar Bestuur”, dit door het samenvoegen van voorheen afzonderlijke organisatieonderdelen, die ieder betrokken zijn bij aspecten van het openbaar bestuur. Het nieuwe IBT wordt ook binnen deze afdeling belegd
Communicatie met partners
Ambtelijk is de VNG Gelderland zeer nauw betrokken bij de voorbereidingen op het nieuwe IBT. Op een aantal momenten informeren wij de Gelderse gemeenten over de aanpak en de voortgang. De komende tijd zullen wij de communicatie en informatie m.n. richting de gemeenten voortzetten vanwege de inwerkingtreding van de nieuwe wet
4
Alle Rijksinspecties hebben vooralsnog aangegeven geen behoefte te hebben aan systematische informatie van de provincies over de uitvoering van specifieke medebewindstaken. Het is uiteraard een eigen afweging van uw Staten of u vindt dat uw controlerende en kaderstellende rol toereikend is of verzwaard moet worden in het kader van het herziene IBT. Volgens de principes van het nieuwe IBT zijn uw Staten het eerst aan zet en pas wanneer zij de controlerende rol niet of niet voldoende uitvoeren, komt het Rijk als IBT-houder in beeld. Ook al is er geen sprake van een systematische informatiestroom vanuit de provincie naar de Rijksinspecties, er zal nog wel sprake kunnen zijn van incidentele informatie-uitvraag. Een signaal in de media of een ongeval (brand Moerdijk bijvoorbeeld) kan aanleiding zijn voor het Rijk als toezichthouder om nadere inlichtingen op te vragen bij een provincie. Over het vormgeven van verantwoordingsinformatie vanuit Gedeputeerde Staten naar uw Staten over de uitvoering van medebewindstaken willen wij graag in overleg gaan met het presidium. 7
Verdere afstemming en communicatie
Al eerder zijn verschillende activiteiten ondernomen om de gemeenten nader te informeren over de betekenis en aanpak van het nieuwe IBT. Voor Gelderland betreft het met name de volgende acties: een brede bestuurlijke informatiebijeenkomst in januari 2011 (samen met BZK en VNG Gelderland); enkele bestuurlijke bijeenkomsten samen met VROM Inspectie en VNG Gelderland (najaar 2011 en december 2011); verschillende presentaties voor (kringen van) raadsgriffiers; enkele presentaties t.b.v. de statencommissie; een rondschrijven naar alle Gelderse gemeenten over het nieuwe IBT en het beleidskader taakverwaarlozing in het bijzonder. Daarnaast hebben wij in ons periodiek bestuurlijk overleg met het bestuur van de VNG Gelderland onder meer het onderwerp interbestuurlijk toezicht aan de orde gesteld. Voor de verdere communicatie en informatie over IBT, die vooral gericht zal zijn op gemeenten, hanteren wij de volgende uitgangspunten: aansluiten bij beschikbaar informatiemateriaal van BZK, VNG e.d. en dit verspreiden naar de Gelderse gemeenten; aanhaken bij voorlichtings- en informatie-activiteiten van de VNG, dit in samenspraak met de provinciale VNG-afdeling; op gedoseerde wijze een aantal, bij voorkeur regionale bijeenkomsten beleggen voor gemeenten (bijvoorbeeld via kringen van gemeentesecretarissen), samen met de VNG Gelderland en zo mogelijk samen met BZK en/of VNG; afhankelijk van een bepaalde aanleiding, zoals het bekendmaken van het GS-besluit over beleidskader indeplaatsstelling bij taakverwaarlozing, die gelegenheid ook benutten voor meer aanvullende informatieverstrekking over het nieuwe IBT. Verder bekijken wij in samenspraak met de bestaande klankbordgroep IBT (waarin enkele Gelderse gemeenten ambtelijk zijn vertegenwoordigd) hoe wij uitvoering geven aan het verder voorlichten en informeren van alle Gelderse gemeenten.
7
Dit zal later het jaar in ieder geval gebeuren naar aanleiding van enkele pilots die momenteel lopen in de gemeenten die deel uitmaken van de klankbordgroep. Daar wordt proef gedraaid met het verzamelen van toezichtsinformatie over enkele onderwerpen. De ervaringen daarmee vormen een belangrijke input voor de te maken informatieafspraken tussen provincie en gemeenten. Wij zullen die ervaringen op wat ruimere schaal delen met andere gemeenten. 8
Tot slot
Aan het eind van deze notitie willen wij nog benadrukken, dat om (op termijn) winst te kunnen boeken in de uitvoering van het IBT enkele belangrijke randvoorwaarden moeten worden vermeld. In het bijzonder gaat het dan om: - het opzetten en tijdig beschikbaar komen van een informatiesysteem door VNG en KING, waaruit de toezichthouder efficiënt informatie kan putten; - de prioriteit bij lokale overheden voor de horizontale verantwoording over de uitvoering van wettelijke taken; - het al dan niet bereiken van overeenstemming over een compensatie voor de overname van VROM-taken. Arnhem, 21 augustus 2012 - zaaknummer 2010-015662 Gedeputeerde Staten van Gelderland ing. J. Markink - plv. Commissaris van de Koningin drs. P.P.L. van Kalmthout - secretaris ++++
Bijlagen - Bijlage 1: De bestuurlijke interventieladder - Bijlage 2: wetten die wijzigen op grond van de herziening van het Ibt
8
BIJLAGE 1:
DE BESTUURLIJKE INTERVENTIELADDER
Een juridische interventie in het kader van IBT in de vorm van een besluit tot indeplaatsstelling van een toezichthouder, wordt voorafgegaan door een bestuurlijk traject. In de praktijk blijkt dat bestuurlijk overleg en het dreigen met juridische interventie in het algemeen voldoende is om ervoor te zorgen dat een bestuursorgaan de gevorderde taken naar behoren uitvoert. Een juridische interventie kan daarmee niet los worden gezien van het bestuurlijk traject dat hieraan vooraf gaat. Het bestuurlijk traject wordt omschreven als een interventieladder die verschillende fasen kent. De interventieladder is niet dwingend. Een toezichthouder beslist zelf in welk tempo de treden worden doorlopen. In spoedeisende situaties - bijvoorbeeld wanneer onomkeerbare situaties dreigen te ontstaan - staat het de toezichthouder vrij om direct over te gaan tot een juridische interventie in de vorm van een besluit tot indeplaatsstelling. Fase 1: Signaleren Toezicht begint met het signaleren van mogelijke misstanden. Er zijn diverse manieren waarop een toezichthouder geattendeerd kan worden op een misstand, bijvoorbeeld door eigen onderzoek en een risicoanalyse op basis van openbare informatie of gegevens die speciaal voor de toezichthouder systematisch worden verzameld, of door berichten in de media, personen of bedrijven die een mogelijke misstand melden of door een klokkenluider. Het is aan de toezichthouder om het piepsysteem effectief in te richten. De toezichthouder neemt een beslissing over het bestaan van een vermoeden van een misstand en de overstap naar fase 2. In beginsel wordt in deze fase alleen gebruikgemaakt van de verkregen signalen. Er kan echter aanleiding voor de toezichthouder bestaan om over te gaan tot informatie-uitvraag bij het betrokken bestuursorgaan om te kunnen beoordelen of er sprake is van taakverwaarlozing. In dat geval wordt de beslissing genomen tot overstap naar fase 2. Fase 2: Informatie opvragen en valideren Nadat bij de toezichthouder het vermoeden is ontstaan dat sprake is van een misstand kan informatie worden opgevraagd bij het betrokken bestuursorgaan, bijvoorbeeld via een ambtsbericht. Bij het uitblijven van adequate en tijdige informatie kunnen ambtenaren van de toezichthouder informatie verkrijgen door inzage in archieven en documenten. Vervolgens wordt over de verkregen informatie door de toezichthouder overleg gevoerd met het bestuursorgaan. De toezichthouder kan daarbij termijnen stellen aan het bestuursorgaan. Ter afsluiting van deze fase neemt de toezichthouder een beslissing over taakverwaarlozing. Wanneer geconstateerd wordt dat er sprake is van taakverwaarlozing, neemt de toezichthouder een beslissing over de overstap naar fase 3. Bij een overstap naar fase 3 is er sprake van actief toezicht door de toezichthouder. Fase 3: Actief toezicht: afspraken over acties, termijnen en vervolg Nadat de toezichthouder geconstateerd heeft dat er grond bestaat voor een interventie, maakt het afspraken met de onder toezicht gestelde over te nemen acties en termijnen. Wanneer het IBT op gemeenten in een bepaald geval bij de vakminister is belegd en deze constateert dat er aanleiding bestaat voor een interventie, dan informeert de vakminister in deze fase de provincie, zodat zij vanuit haar rol als bewaker van de integrale kwaliteit van het functioneren van gemeenten kan beoordelen in welke mate de mogelijke interventie van de vakminister samenhangt met mogelijk andere problemen binnen de betrokken gemeente. In deze fase krijgt de onder toezicht gestelde de gelegenheid om in overeenstemming met de wet alsnog aan zijn verplichtingen te vodoen. De toezichthouder kan zo nodig hulp bieden en adviseren.
9
Ter afsluiting van deze fase maakt de toezichthouder afspraken met de onder toezicht gestelde en krijgt deze de gelegenheid om alsnog aan zijn wettelijke verplichtingen te voldoen. Wanneer de onder toezicht gestelde na het verstRijken van de daartoe gestelde termijn niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan, neemt de toezichthouder een beslissing over de overstap naar fase 4. Fase 4: Vooraankondiging van juridische interventie Voordat de toezichthouder definitief besluit tot een juridische interventie, krijgt de onder toezicht gestelde een vooraankondiging van de geplande interventie. Hierin wordt in grote lijnen aangegeven welke taak niet of niet naar behoren wordt uitgevoerd, waarom tot juridische interventie wordt overgegaan en wat de consequenties zijn van een besluit tot indeplaatsstelling. Deze vooraankondiging bestaat uit een brief van de toezichthouder aan de onder toezicht gestelde. Een afschrift van deze vooraankondiging (waarschuwing) wordt gezonden aan Provinciale Staten wanneer de onder toezicht gestelde een provinciaal bestuursorgaan betreft en aan de gemeenteraad wanneer de onder toezicht gestelde een gemeentelijk bestuursorgaan betreft. Tegelijkertijd wordt het voornemen gepubliceerd in een breed verspreide publicatie (krant of huis-aan-huisblad) dan wel op andere geschikte wijze. Het betrekken van Provinciale Staten en de gemeenteraad geeft deze organen de gelegenheid hun rol in het kader van de horizontale verantwoording te nemen. Ter afsluiting van deze fase neemt de toezichthouder een beslissing over de overstap naar fase 5 en daarmee over het voornemen om tot indeplaatsstelling over te gaan. Fase 5: Besluit tot indeplaatsstelling met laatste termijn om alsnog zelf te voorzien Wanneer het bestuurlijk overleg niet leidt tot overeenstemming tussen de toezichthouder en de onder toezicht gestelde, neemt de toezichthouder een besluit tot indeplaatsstelling. Dit besluit impliceert dat, wanneer de onder toezicht gestelde niet binnen de gestelde termijn de voorgeschreven maatregelen heeft genomen, de toezichthouder die maatregelen zal nemen op kosten van de betrokken provincie of gemeente. In deze formele fase kan de toezichthouder zo nodig de onder toezicht gestelde met hulp en advies ondersteunen zodat deze binnen de gestelde termijn alsnog aan zijn medebewindverplichtingen kan voldoen. Op kosten van de onder toezicht gestelde provincie of gemeente treft de toezichthouder verder zelf de maatregelen die nodig zijn om het gevorderde resultaat te bereiken. In deze fase neemt de toezichthouder het besluit tot indeplaatsstelling. Tegen dat besluit kan door de onder toezicht gestelde rechtstreeks beroep worden ingesteld bij de ABRvS. Wanneer de onder toezicht gestelde niet binnen de termijn aan de opdracht heeft voldaan, neemt de toezichthouder een besluit over de overstap naar fase 6. Fase 6: Sanctie indeplaatsstelling Wanneer de termijn van de formele waarschuwingfase is verstreken en de onder toezicht gestelde niet zelf aan zijn medebewindverplichting(en) heeft voldaan, gaat de toezichthouder in beginsel over tot feitelijke indeplaatsstelling van de onder toezicht gestelde. Dat betekent dat alle maatregelen die genomen moeten worden om de gevorderde taak uit te voeren, worden genomen door de toezichthouder. Wanneer de onder toezicht gestelde naar het oordeel van de toezichthouder in voldoende mate aannemelijk heeft gemaakt dat het de gevorderde taken alsnog naar behoren zal uitvoeren, kan de toezichthouder het besluit tot indeplaatsstelling intrekken.
10
BIJLAGE 2:
WETTEN DIE WIJZIGEN OP GROND VAN DE HERZIENING VAN HET IBT
In de volgende wetten, met medebewindstaken voor de provincie, treedt een wijziging op in die zin dat een specifiek IBT-instrument van het Rijk op de provincies verdwijnt en dat daarvoor het generieke instrumentarium toereikend wordt geacht. Het Rijk krijgt dus in de nieuwe situatie geen informatie meer vooraf en vertrouwt dat de provincie haar taken goed uitvoert. Dit betekent niet alleen de uitvoerende, maar ook de controlerende en kaderstellende taken van de provinciale bestuursorganen. Sector VERKEER EN VERVOER Planwet verkeer en vervoer De aanwijzingsbevoegdheid van de minister uit artikel 7 vervalt. De minister kan Provinciale Staten dus geen aanwijzing meer geven over de inhoud van het provinciale verkeers- en vervoersplan voorzover het een essentieel onderdeel van het nationale verkeers- en vervoersplan betreft. De minister zal met de inwerkingtreding van de wet Revitalisering Generiek Toezicht (RGT) gebruik dienen te maken van de generieke instrumenten (schorsing en vernietiging bij strijd met het recht of het algemeen belang dan wel indeplaatsstelling bij taakverwaarlozing). Wet personenvervoer 2000 Artikel 26, lid 3 en 4 vervallen. De minister kan dus niet langer het instrument van een aanwijzing aan Gedeputeerde Staten toepassen wanneer de verplichte afstemming met concessieverleners onvoldoende gestalte krijgt. Ook hier resteert het generieke instrumentarium. Wet vervoer gevaarlijke stoffen Op grond van artikel 17 kan de minister in de plaats treden van Provinciale Staten indien deze niet voldoen aan de verplichting een provinciaal net van wegen aan te wijzen ten behoeve van het vervoer van gevaarlijke stoffen. Dit artikel vervalt; het generieke instrumentarium wordt toereikend geacht. Wet luchtvaart In deze wet zijn een aantal aanwijzingsbevoegdheden opgenomen die met de inwerkingtreding van de wet RGT vervallen. Het gaat om artikel 8.60 op grond waarvan de minister aan Provinciale Staten een aanwijzing kan geven een luchthavenbesluit vast te stellen, om artikel 8.61 op grond waarvan een aanwijzing gegeven kan worden aan Gedeputeerde Staten om maatregelen te nemen als de grenswaarden overschreden worden door het luchtverkeer, mogelijk gevolgd door een indeplaatsstelling. Dit specifieke IBT is ook van toepassing op luchthavens waarvoor geen luchthavenbesluit is vereist (artikel 8.67). Voor al deze gevallen geldt dat het generieke interventie-instrumentarium voldoende is. Ook artikel 8.55 wordt veranderd. Gedeputeerde Staten waren op grond van dit artikel verplicht om jaarlijks over de milieu- en externe veiligheidsaspecten verslag te doen aan de minister, maar dit dient voortaan aan Provinciale Staten te gebeuren in het kader van de publieke verantwoording (is geen IBT). Sector LANDBOUW EN NATUUR Reconstructiewet concentratiegebieden De ministers van LNV en VROM dienen goedkeuring te geven aan het reconstructieplan dat door Provinciale Staten wordt vastgesteld. Deze bepaling – artikel 17 – vervalt. Generiek IBT is voldoende. Wet ammoniak en veehouderij Artikel 2a, lid 4 vervalt, zodat er geen goedkeuring van de minister meer vereist is voor de aanwijzing door Provinciale Staten van gebieden die als zeer kwetsbaar worden aangemerkt. Generiek volstaat.
11
Wet inrichting landelijk gebied Gelet op het advies van de Raad van State is het waarschijnlijk dat artikel 11, lid 3, wordt geschrapt. Daarmee is het goedkeuringsvereiste van de minister voor provinciale verordeningen vervallen, terwijl er waarschijnlijk ook geen bepaling komt voor inzending en uitgestelde inwerkingtreding. Uitvoeringswet grondkamers Artikel 20 wordt gewijzigd, omdat de vereiste toestemming van Gedeputeerde Staten voor het afgeven van een verklaring van geen bezwaar bij een specifieke vervreemding van verpachte grond niet conform Oosting is. Natuurbeschermingswet De aanwijzingsbevoegdheden van de minister jegens Gedeputeerde Staten en uit artikel 45 en 45a vervallen. Sector VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEU Wet milieubeheer De aanwijzingsbevoegdheid van de minister met betrekking tot de inhoud van het provinciaal milieubeleidsplan in relatie tot het nationaal milieubeleidsplan vervalt (artikel 4.13). Ook de aanwijzingsbevoegdheid van de minister uit artikel 17.5 vervalt, dat gaat over het opleggen van nadere verplichtingen bij een ongewoon voorval aan degene bij wie afvalstoffen ontstaan of aanwezig zijn. Generieke IBT is voldoende. Wet bodembescherming De inspecteur van de VROM-Inspectie kan niet langer op grond van artikel 33 Gedeputeerde Staten verzoeken maatregelen te nemen bij ernstige verontreiniging van de bodem. Indeplaatsstelling bij taakverwaarlozing komt hiervoor in de plaats. Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden De inspecteur van de Inspectie kan met gebruikmaking van artikel 8 aan Gedeputeerde Staten een aanwijzing geven om nadere voorschriften in te stellen voor een badinrichting. Deze bevoegdheid vervalt. Generiek instrumentarium is voldoende. Wet stedelijke vernieuwing De minister kan Gedeputeerde Staten een aanwijzing geven op grond van artikel 17 met betrekking tot de besteding of verdeling van het provinciale budget. Ook dit instrument van specifiek IBT vervalt ten gunste van het generieke instrumentarium. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht De volgende bepalingen vervallen ten gunste van het generieke instrumentarium; Artikel 2.29: inspecteur is niet langer bevoegd om de provincie te verzoeken om intrekking of wijziging van een milieuvergunning. Artikel 2.34: de bevoegdheid van de minister om een aanwijzing te geven aan het bevoegd gezag om in het algemeen belang een besluit te nemen ten aanzien van een omgevingsvergunning. Artikel 5.9: de aanwijzing van de minister richting Gedeputeerde Staten in het belang van een doelmatige handhaving, met betrekking tot de uitvoering van de Bor, de coördinatieplicht van Gedeputeerde Staten en de bevoegdheid van Gedeputeerde Staten om een handhavingsdienst af te dwingen. Artikel 5:20: het handhavingsverzoek vervalt. Artikel 5:24 en artikel 5:25: het vorderen van een handhavingsbeschikking door de minister vervalt.
12
Sector JEUGDZORG Wet op de jeugdzorg De bevoegdheid van de minister om Gedeputeerde Staten een aanwijzing te geven, op grond van artikel 16, lid 1 met betrekking tot de uitoefening van hun bevoegdheden van het opleggen van een last onder dwangsom en het geven van een schriftelijke aanwijzing aan bureau jeugdzorg vervalt. Het generieke instrument volstaat en de bevoegdheid tot het stellen van nadere regels bij ministeriële regeling wordt in de wet opgenomen. De goedkeuring van de minister uit artikel 31, lid 8, op het provinciale beleidskader jeugdzorg vervalt. OVERIGE WETTEN In de volgende wetten treedt weliswaar geen wijziging op in specifieke IBT-bevoegdheden, maar in deze wetten zijn wel medebewindstaken voor de provincie geregeld. Daarom zou ook voor deze wetten kunnen worden nagegaan in hoeverre hiervoor de horizontale verantwoording naar Provinciale Staten versterkt dient te worden. Sector VERKEER EN VERVOER, WATERSTAAT Wegenverkeerswet Wegenwet Wet bereikbaarheid en mobiliteit Ontgrondingenwet Sector LANDBOUW EN NATUUR Flora- en Faunawet Boswet Wet agrarisch grondverkeer Sector VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEU Wet luchtkwaliteit Wet geluidhinder Wet algemene bepalingen omgevinGedeputeerde Statenrecht Wet ruimtelijke ordening HuisvestinGedeputeerde Statenwet Interimwet stad- en milieubenadering
13