Gedeputeerde Staten
STATENNOTITIE
Aan de leden van Provinciale Staten
HHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHH Lobbyagenda Europa 2010 HHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHH
Beknopte samenvatting Statennotitie: Europa neemt een prominente plaats in op onze agenda. Voor u ligt de vernieuwde Lobbyagenda Europa 2010. De Lobbyagenda Europa 2010 maakt duidelijk welke lobbyactiviteiten in Europa in 2010 worden verricht. De agenda heeft als vertrekpunt de eigen Gelderse beleidsdoelen (hoofdstuk 2) die geraakt worden door Brusselse ontwikkelingen (hoofdstuk 3) en brengt de Gelderse zichtbaarheid in Europa (hoofdstuk 1) in beeld.
De Gelderse onderwerpen die geraakt worden door Europese dossiers zijn: 1. Regionaal beleid en Europese Structuurfondsen 2. Vitaal Platteland 3. Gebiedsontwikkeling 4. Innovatiebeleid 5. Mobiliteit en infrastructuur 6. Klimaat en milieu 7. Demografische ontwikkeling
De Europese dossiers waar de focus op ligt:
Budget Review (1, 2, 4, 6) Regionaal beleid en Structuurfondsen (1, 2, 4) Gemeenschappelijk landbouwbeleid (1, 2) Better Regulation (3) e 8 Kaderprogramma (1, 4) Lissabonstrategie (1, 4) Mobiliteit en infrastructuur (5) Kopenhagen Klimaat Top en Klimaat adaptatie ( 6) Luchtkwaliteit: IPPC en NEC II (6) Demografische ontwikkelingen (7) Staatsteun (3, 4)
Wij focussen – met wisselende intensiteit – op de 11 hiernaast genoemde Europese dossiers. Daar waar mogelijk wordt: • • • •
Directe invloed rechtstreeks vanuit Gelderland of via IPO uitgeoefend: Regionaal beleid en Structuurfondsen, Better Regulation, Lissabonstrategie, Mobiliteit en infrastructuur Beïnvloed via lidmaatschappen van netwerken: Kopenhagen Klimaat Top, Klimaat adaptatie Geanticipeerd op ontwikkelingen: Staatsteun, luchtkwaliteit, demografische ontwikkelingen e Beïnvloed via Den Haag: Budget Review, 8 Kaderprogramma, Gemeenschappelijk landbouwbeleid.
Wij adviseren u kennis te nemen van de Lobbyagenda Europa 2010. ===== code: 833724
Inlichtingen bij mw. A. Tourabi, tel. (026) 359 86 55 e-mailadres:
[email protected]
Aan de leden van Provinciale Staten
Inleiding Europa neemt een prominente plaats in op onze agenda. Voor u ligt de vernieuwde Lobbyagenda Europa 2010. Alvorens wordt ingegaan op de Gelderse belangen in Europa wordt u in deze inleiding eerst in vogelvlucht meegenomen langs de op dit moment het meest in het oog springende ontwikkelingen. Aansluitend volgt een toelichting op deze notitie en wordt aan de hand van een leeswijzer een vooruitblik gegeven op de lobbyagenda. Op 2 september 2009 is het Europa-panel uit uw Staten voor het laatst bijeengekomen. Daar is de behoefte uitgesproken om vaker aan de hand van themabijeenkomsten geïnformeerd te worden. Zo is tijdens de Open Dagen in Brussel in oktober 2009 de Statencommissie Landelijk Gebied en Water op de hoogte gesteld van de Europese ontwikkelingen op landbouwgebied. Ook in 2010 is ons voorstel in overleg met u (onderdelen uit) de lobbyagenda 2010 in afzonderlijke bijeenkomsten toe te lichten. Europese ontwikkelingen in vogelvlucht! Het Europese speelveld is momenteel behoorlijk in ontwikkeling. Na veel tumult heeft Europa eindelijk op 1 december 2009 het – voor regionale overheden zo belangrijke – nieuwe 1 Lissabonverdrag geratificeerd. Tegelijkertijd heeft het gespeculeer over de vermeende kandidatuur van premier Balkenende voor het EU-presidentschap het nieuws lange tijd gedomineerd. Het Europees Parlement is zich nog aan het warmlopen na de verkiezingen van 2 juni 2009 en de Europese Commissie heeft zich nog maar net gepresenteerd. Bovendien is het einde van de economische crisis nog niet helemaal in zicht. Kortom, Europa verkeert in roerige tijden met veel onzekerheden over de toekomst. Wat vast staat is dat we midden in de begrotingsperiode 2007-2013 verkeren en dat de voorbereidingen voor de volgende periode van start zullen gaan. Deze keer staat voor het eerst in de geschiedenis van de EU ook het landbouwbudget ter discussie. Dit heeft potentieel ingrijpende consequenties voor de agrarische sector in onze provincie. Ook heeft de begrotingsdiscussie direct invloed op thema’s als regionaal beleid, innovatie, duurzaamheid, transport en klimaat en energie. De gevolgen van de economische en financiële crisis zijn nog niet helemaal te overzien. In Nederland heeft de Commissie Internationale samenwerking in het kader van de brede heroverwegingen ook als taak een bezuinigingsvariant voor te stellen met betrekking tot internationale klimaatuitgaven. Opvallend is echter dat de Europese Commissie een Europees Herstelplan (eind 2008) heeft gepubliceerd waarmee € 200 miljard in de Europese economie wordt geïnvesteerd, waaronder ook klimaatuitgaven. Onduidelijk is ook de toekomst van de structuurfondsen. Nederland zet in op een drastische hervorming van het EU-begrotingsbeleid. Het kabinet wil af van het ‘idiote’ landbouw- en structuurbeleid. Ook uit het nieuwe coalitieakkoord van Duitsland – tot nu toe een fervente voorstander van de structuurfondsen – lijkt de toekomst van de structuurfondsen ter discussie te staan. Deze ontwikkelingen maken het noodzakelijk om bewust en strategisch in Europa op te treden.
1
In het Verdrag wordt uitdrukkelijk verwezen naar regionaal en lokaal zelfbestuur. Daarnaast is ook de institutionele rol van het Comité van de Regio’s versterkt en krijgt Nederland er een nieuwe Europarlementariër bij. 2 In de bijlage is een lijst van de nieuwe commissieleden bijgevoegd evenals van de Nederlandse Europarlementariërs.
2
Doel van de notitie / toelichting De lobbyagenda Europa 2010 maakt duidelijk welke lobbyactiviteiten in Europa in 2010 worden verricht. De agenda heeft als vertrekpunt de eigen Gelderse beleidsdoelen die geraakt worden door Brusselse ontwikkelingen. De agenda brengt de Gelderse zichtbaarheid in Europa in beeld. Ieder jaar worden PS geïnformeerd over de prioritaire dossiers van het Huis van de Nederlandse 3 Provincies (HNP) . Deze prioritaire dossiers vormen het werkplan van het HNP en vloeien deels voort uit het werkplan van de Europese Commissie. In deze notitie wordt een verbinding gelegd met activiteiten van de Oost Nederlandse lobbyisten in het HNP en dossierhouders in Arnhem. We willen dit jaar een volgende stap zetten in het verbinden van de eigen beleidsdoelen met ontwikkelingen in Europa, de activiteiten van het HNP en de samenhang tussen Brussel en Den Haag. Het uitgangspunt hierachter is dat lobbydoelen moeten volgen uit de eigen beleidsdoelen; de verbinding tussen Den Haag en Brussel ligt in Arnhem (en Zwolle). Capaciteit en invloed in Brussel Onze capaciteit in Brussel in relatie tot de ontwikkelingen in EU-verband is uiterst beperkt. Veel dossiers worden dan ook in nauwe samenwerking met Overijssel opgepakt. Voor effectieve lobby moet zeer scherp afgewogen worden welke activiteiten wel en welke niet zinvol zijn. Het heeft geen zin om veel energie te steken in ontwikkelingen waar we geen of nauwelijks invloed op hebben. Een deel van de activiteiten in Brussel is dan ook het volgen van ontwikkelingen en scherp zijn op de invloed hiervan op onze beleidsdoelstellingen. Anders dan de lobby in Den Haag gaat het in Brussel dus veel meer om het meedoen in netwerken en monitoren van ontwikkelingen op het gebied van wetgeving en financieringsstromen. Daar waar mogelijk wordt via inhoudelijke bijdragen – zoals position papers – invloed uitgeoefend. Opzet Lobbyagenda Europa 2010 De opzet van de Lobbyagenda Europa is op basis van het voorgaande daarom als volgt: • Een samenvatting van de samenhangende strategie met focus op de Europese dossiers (hoofdstuk 1). • Een korte beschrijving van de beleidsvelden die geraakt worden door ontwikkelingen in Europa en welke EU-dossiers daarbij een rol spelen (hoofdstuk 2). • Een beschrijving van de meest relevante ontwikkelingen in Brussel (hoofdstuk 3). • Een beschrijving van de EU-dossiers die direct invloed hebben op onze beleidsvelden met een analyse van de ontwikkelingen in 2010, de mate van invloed en de strategie en aanpak (hoofdstuk 3). • In de bijlagen is een terugblik op 2009 opgenomen en zijn overzichten van de Europarlementariërs en de Europese Commissie, evenals een trendnotitie bijgevoegd. Tot slot Anders dan voorgaande jaren is op dit moment nog geen werkplan van de Europese Commissie. De installatie van de nieuwe Commissie is in februari 2010 voorzien. Wel is er door het HNP in de zomer van 2009 een trendnotitie opgesteld waarin wordt geanticipeerd op de hoofdlijnen van toekomstige beleidskeuzes in de EU en het belang daarvan voor de provincies. Verder dient hier nog aangemerkt te worden dat naast de in deze agenda genoemde onderwerpen vanzelfsprekend ook ruimte bestaat voor ad hoc initiatieven en onderwerpen die onmiddellijke aandacht vereisen.
3
Van de dossiers zijn lobbyfiches beschikbaar op de intranetpagina van bureau lobby.
3
Hoofdstuk 1 Samenhangende aanpak met focus: Een samenvatting Inleiding In hoofdstuk 2 gaan we de Gelderse onderwerpen beschrijven die geraakt worden door Brussel. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 uitgebreid stil gestaan bij de Europese dossiers en ontwikkelingen. Per dossier zullen de afwegingen voor de Gelderse inzet inzichtelijk gemaakt worden met een uitgebreide analyse over de mate van invloed en de Gelderse strategie en aanpak. Voorafgaand hieraan volgt eerst een samenhangende strategie met focus op de Europese dossiers. Belang van focus Het is van essentieel belang om focus aan te brengen in de werkzaamheden in Brussel. Dit omdat zowel de mate van invloed als de beschikbare capaciteit beperkt zijn. Dit heeft vooral te maken met de Europese dynamiek. Brussel is nu eenmaal anders georganiseerd dan Den Haag. Om zo goed mogelijk van de bestaande mogelijkheden gebruik te maken zijn strategie en focus van groot belang. De samenhangende strategie en focus Wij focussen – met wisselende intensiteit – op de 11 Europese dossiers die in hoofdstuk 3 worden beschreven. De strategie bevat vier elementen. De dossiers zijn gekoppeld aan de betreffende strategie: •
Directe invloed rechtstreeks vanuit Gelderland of via IPO o Bij enkele dossiers hebben we een actieve vooral inhoudelijke rol. Hier is de mate van invloed groot. In die gevallen hebben we inhoudelijk een bijdrage (bijv. aan een position paper) aan het betreffende dossier kunnen leveren. Daar waar dit kan, maken we maximaal gebruik van deze mogelijkheid:
•
Regionaal beleid en Structuurfondsen Better Regulation Lissabonstrategie Mobiliteit en infrastructuur
Invloed via lidmaatschappen van netwerken o Voor enkele dossiers hebben we onze netwerken kunnen benutten om met andere regio’s samenwerking te zoeken en sterk te staan (inclusief voorbereiding inhoudelijke bijdragen): Kopenhagen Klimaat Top en Klimaat adaptatie
•
Anticiperen op ontwikkelingen o Om te anticiperen op Europese ontwikkelingen die gevolgen kunnen hebben voor Gelderland monitoren we bepaalde dossiers nauwlettend. Dit doen we zelf danwel via IPO: Staatssteun Luchtkwaliteit Demografische ontwikkelingen
4
•
Beïnvloeding via Den Haag o Tenslotte bestaat de mogelijkheid via Den Haag te beïnvloeden in die gevallen dat de mogelijkheden via Brussel beperkt zijn. Kennis van het speelveld en de besluitvormingsprocessen is een belangrijke voorwaarde. Beseffen wanneer lidstaten aan zet zijn is bepalend voor de juiste beïnvloedingsstrategie in Den Haag: Budget Review e 8 Kaderprogramma Gemeenschappelijk landbouwbeleid
Tot slot De koppeling van de dossiers aan de strategie is op basis van de analyse in hoofdstuk 3. Bij alle dossiers wordt te allen tijde rekening gehouden met de andere elementen van de strategie, zodat adequaat op nieuwe ontwikkelingen kan worden ingespeeld.
5
Hoofdstuk 2 Gelderse beleidsvelden beïnvloed door Brussel Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van de Gelders beleidsvelden die geraakt worden door ontwikkelingen in Europa en de EU-dossiers die daarbij een rol spelen. De Gelderse onderwerpen die geraakt worden door Europese dossiers zijn: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Regionaal beleid en Europese Structuurfondsen Vitaal Platteland Gebiedsontwikkeling Innovatiebeleid Mobiliteit en infrastructuur Klimaat en milieu Demografische ontwikkeling
1. Regionaal Beleid en Europese Structuurfondsen Doelstelling 2: GO-programma: Regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid Doelstelling 3: Interreg IVa, IVb, IVc: Europese territoriale samenwerking Situatieschets In de provincie Gelderland profiteert een groot aantal projecten van Europese subsidies vanuit de Europese Structuurfondsen. Dit zijn projecten die bijdragen aan Europese alsook Gelderse doelen. Het betreft voornamelijk projecten die bijdragen aan de innovatiekracht van het Gelderse MKB, en daarnaast projecten op het gebied van vestigingsklimaat, bereikbaarheid, milieu en leefomgeving. Naast het bedrijfsleven zijn ook kennisinstellingen, overheden en andere maatschappelijke organisaties betrokken in projecten. De programma’s (D2 + D3) leveren naar verwachting een totale investering van € 250 miljoen op in de periode 2007 – 2013 in Gelderland. Voor de D3 projecten geldt daarbij dat er nauw samengewerkt wordt met Duitse of andere Europese partners; een samenwerking die voor een groot deel afhankelijk is van de Structuurfondsen. De provincie Gelderland draagt de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van deze programma’s. De provincie Gelderland is management-autoriteit van het Europese programma ten behoeve van doelstelling 2 (GO-programma) voor de provincies Gelderland en Overijssel. We hebben daarbij bestuurlijk en ambtelijk zitting in diverse managementcommissies van de Interreg programma’s. Via deze posities is er ook invloed op projecten die ontwikkeld worden, de programma-structuur en direct contact met DG Regio in Brussel waar het beleid uiteindelijk ontwikkeld wordt. Provinciaal belang Gelderland en Oost Nederland hebben belang bij het behouden van Structuurfondsen. Het is een belangrijk financieel middel voor o.a. ons regionaal economisch beleid, maar ook voor gebiedsontwikkeling en stedenbeleid. Het biedt ook een Europees programmatisch kader dat helpt versnippering te voorkomen. Relatie Brussel De huidige Structuurfondsenperiode loopt (vanaf 2007) tot 2013 en de doelstellingen, budgetten en programma-structuren staan hiervoor vast. In 2010 start evenwel de discussie voor de volgende periode van 2014 – 2020. Er zal naar verwachting een verschuiving optreden in doelstellingen en budgetten in de Structuurfondsen, die direct effect hebben op de uitvoering en de financiering van Gelders beleid. In de lobby voor de Structuurfondsen voor de programmaperiode 2014-2020 is er een relatie met verschillende Europese dossiers. Dit zijn de Budget
6
e
Review, het Gemeenschappelijke Landbouw beleid, het 8 Kaderprogramma, het Cohesiebeleid en de Lissabonagenda. In hoofdstuk 3 worden de dossiers toegelicht. 2. Vitaal platteland Situatieschets Provincie Gelderland streeft een vitaal en duurzaam platteland na. De grondgebonden landbouw, met name de melkveehouderij, speelt hierin een grote rol. Niet alleen op het gebied van de werkgelegenheid en de bijdrage aan de regionale economie maar ook als beheerder van circa 80% van het buitengebied. Waarden als rust, openheid, natuur, landschap en cultuurhistorie zijn in Gelderland sterk verweven met de grondgebonden landbouw. Provinciaal belang Vanuit het Europese landbouwbeleid krijgt de grondgebonden landbouw ondersteuning. De vroegere productsubsidie is inmiddels omgezet in directe inkomenssteun. In Gelderland ontvangt de landbouw jaarlijks € 126 miljoen aan directe inkomenssteun. De grondgebonden (melk)rundveehouderij en de vleeskalverhouderij ontvangen de grootste steun. In de melkveehouderij bestaat het gemiddeld jaarinkomen voor 36% uit directe inkomenssteun, voor de vleeskalverhouderij is dit zelfs 80%. (Voorlopige cijfers Landbouw Economisch Instituut; lopende studie “Verdeling van de directe inkomenssteun aan boeren in Oost Nederland; nu en in de toekomst”.) Relatie Brussel De toekomst van het Europese landbouwbeleid is voor de volgende begrotingsperiode van 20142020 volop in discussie. Alle signalen wijzen erop dat de steun zal worden verminderd. De afbouw - op termijn naar 0 - zal grote gevolgen hebben voor het Gelders platteland. Bedrijven zullen beëindigen en de blijvers zullen zich richten op verdere schaaloptimalisatie. Natuur en landschapswaarden komen extra onder druk en in minder goed ingerichte gebieden kan de commerciële landbouw zelfs verdwijnen. 3. Integrale gebiedsontwikkeling Situatieschets De provincie werkt via ‘integrale gebiedsontwikkeling’ aan verbetering van de ruimtelijkeconomische structuur van Gelderland. Het gaat hierbij zowel om kaderstellend beleid als de provinciale structuurvisie, alsook om Gelderse projecten en programma’s als bijvoorbeeld Waalweelde, Park Lingezegen en Epe-Vaassen. In deze gebiedsontwikkeling hebben we te maken met Europese regelgeving variërend van staatssteun tot milieu- en natuurdoelstellingen. Daarnaast komen onze ontwikkelingsdoelstellingen gedeeltelijk overeen met Europese doelstellingen, bijvoorbeeld met betrekking tot klimaatadaptatie zoals in Waalweelde. Provinciaal belang De provincie heeft voor een succesvolle gebiedsontwikkeling er belang bij dat Europese sectorale regelgeving een integrale benadering mogelijk maakt. Onze provincie dient de mogelijkheid te hebben om Europese doelen te vertalen naar de eigen provinciale context. Dit betekent dat er ‘ruimte’ in besluitvormingsprocessen moet bestaan in Europese regelgeving en programma’s om deze slag te maken op provinciaal niveau. Hiervoor is in IPO-verband het project ExperimenteerRuimte GebiedsOntwikkeling (ERGO) gestart. Dit proces heeft als doel om samen met VROM en anderen actie te ondernemen om in Europees verband te bereiken dat de lidstaten en regio’s in gebiedsontwikkelingen mogen experimenteren met het flexibel omgaan met de Europese regelgeving met betrekking tot de leefomgeving in brede zin. Tussen IPO en VROM is een bestuurlijke afspraak gemaakt om het project bij de Europese Commissie onder de aandacht te brengen.
7
Relatie Brussel Met de strategie betere regelgeving wil de EU er voor zorgen dat het regelgevingskader in de EU bijdraagt aan groei en banen, maar ook rekening blijft houden met de maatschappelijke en milieudoelstellingen en de belangen van de burgers en de overheidsinstanties. De EU wil er met haar beleid voor zorgen dat de bestaande en de nieuwe regelgeving eenvoudiger, beter en doeltreffender is en beter wordt nageleefd. Deze strategie biedt perspectief om het project “Experimenteerruimte Gebiedsontwikkeling (ERGO)” in Brussel te agenderen. 4. Innovatiebeleid Situatieschets Het Oost Nederlandse innovatiebeleid richt zich op twee aspecten, de ontwikkeling en ondersteuning van kennisclusters die tot de (inter)nationale top behoren (Food Valley, Health Valley en Innovatieplatform Twente) en brede stimulering van innovatie in het MKB. Provinciaal belang Voor een goed regionaal economisch beleid is het belangrijk dat regionaal, nationaal en Europees beleid elkaar aanvullen en versterken. Gelderland en Oost Nederland hebben er groot belang bij dat er nationaal en Europees ruimte is om onze rol te kunnen spelen. We hebben ook veel te bieden. Wij kunnen bijdragen aan een goede omgeving voor de topclusters. Daarnaast is duidelijk dat het MKB het best bereikt wordt op regionale schaal. Relatie Brussel De twee aspecten van ons innovatiebeleid komen terug in de Lissabonagenda. De topclusters e e e hebben veel te maken met het 7 en straks 8 kaderprogramma voor R&D. In het 7 kaderprogramma is een specifiek onderdeel Regions of Knowledge, waarin vooral Food Valley een vooraanstaande rol speelt. De brede innovatiestimulering heeft raakvlakken met het cohesiebeleid van de Europese Commissie. De huidige Structuurfondsen worden grotendeels (in Oost Nederland bijna € 100 miljoen) ingezet voor innovatie, met daarin budget voor de topclusters en voor brede innovatiestimulering in het MKB. Tenslotte is het dossier Staatssteun van grote invloed op ons economisch beleid. 5.
Mobiliteit en infrastructuur
5.1 Deltalijn Situatieschets In het Europese spoornetwerk is het traject van de Randstad via Utrecht en Arnhem naar de regio Rijn-Ruhr (en verder) een ontbrekende schakel. Om een volwaardige treinverbinding tussen de Randstad en Duitsland te realiseren is geen grootschalig project, maar een aaneenschakeling van slimme verbeteringsmaatregelen opgezet: de Deltalijn. Via een stapsgewijze aanpak wordt de kwaliteit en betrouwbaarheid van de verbinding verbeterd. Provinciaal belang De versterking van de spoorverbinding Randstad – Arnhem – Rijn-Ruhrgebied is zeer wenselijk. Zo wordt een bijdrage aan de economische versterking en positionering van metropool Randstad, Schiphol en het nationaal stedelijk netwerk Arnhem-Nijmegen geleverd, met Arnhem als HST-halte voor Oost-Nederland. Ook levert deze spoorwegverbinding een bijdrage aan versterking van de Randstedelijke en Oost-Nederlandse kenniseconomie met een impuls voor Triangel in Oost-Nederland en mogelijke versterking van de Duitse buurregio’s. Tenslotte kan een robuuste spoorwegverbinding een oplossing bieden voor de buitengewone gevoeligheid van het traject Utrecht-Arnhem-Duitse grens voor incidenten en vertragingen.
8
Relatie Brussel In februari 2009 is er door de Europese Commissie een groenboek over de Trans-Europese Netwerken Transport (TEN-T) gepubliceerd. Gelet op het belang voor o.a. de Deltalijn, robuuste achterlandverbindingen en het aansluiten van het regionale mobiliteitssyteem op de TEN-T hebben wij het initiatief genomen om vanuit de provincies in interprovinciaal verband een reactie op te stellen. Het is van belang voor Gelderland (en andere provincies) om goed te zijn aangesloten op de TEN-T's. De Deltalijn is in de IPO-reactie als belangrijk project genoemd. 5.2 Regionaal (grensoverschrijdend) vervoer Situatieschets Verkeer- en vervoer is van groot belang voor de economie, sociale cohesie en concurrentiekracht van de provincie Gelderland en de partners rondom Gelderland. Veel regelgeving in de transportsector komt uit Brussel. Wij moeten deze regelgeving als vervoersautoriteit tijdig signaleren en indien nodig beïnvloeden. Provinciaal belang Het is voor ons van belang dat er vanuit het vervoerbeleid van Brussel voldoende aandacht (beleid en programma’s) is voor de specifieke dimensie van regionale mobiliteit. 90% van de mobiliteit speelt zich immers af binnen een afstand van 40 km. Daarnaast heeft de provincie bevoegdheden op het gebied van verkeer en vervoer (zoals concessieverlening aan openbaar vervoerbedrijven) waardoor de provincie direct de mobiliteit kan beïnvloeden. Tot slot is het van belang dat Brussel voldoende aandacht schenkt aan regionaal grensoverschrijdend vervoer. Mobiliteit houdt immers niet op bij de grenzen. Dit is in Gelderland vooral zichtbaar in de relaties met NordRhein-Westfalen. Relatie Brussel a. De Europese Commissie heeft medio 2009 een mededeling Future of Transport uitgebracht. Kern van de mededeling is een duurzame toekomst voor het vervoer. Wij kunnen ons vinden in de toekomstige uitdagingen die de Commissie beschrijft. Regionale overheden kunnen als vervoersautoriteiten daarin een belangrijke rol spelen. In de mededeling ontbreekt wel het belang van verbetering van grensoverschrijdend (openbaar) vervoer. Dit is bij de Commissie onder de aandacht gebracht. Eén van de elementen uit het nieuwe mobiliteitsbeleid van de Europese Commissie is Intelligente TransportSystemen (ITS). ITS wordt ook voor het Gelderse mobiliteitsbeleid in toenemende mate van belang. Bij de verdere ontwikkeling van het Gelderse beleid en vooral de uitvoering daarvan kan gebruik worden gemaakt van de Europese ontwikkelingen op ITS-gebied. b. In het najaar 2009 heeft de Commissie een mededeling uitgebracht over het Actieplan Stedelijke mobiliteit. Thema's zijn: duurzaamheid, integraal beleid, focus op burgers, vergroening van stedelijk vervoer, versteviging financiering, kennisuitwisseling en optimalisering stedelijke mobiliteit. Deze thema’s komen ook in het provinciale beleid terug. c. Passagiersrechten: De Commissie heeft, ter vervolmaking van het vrij verkeer van personen, richtlijnen opgesteld voor passagiersrechten. Er zijn nu twee richtlijnen in behandeling inzake passagiersrechten in het busvervoer en scheep- en binnenvaart. In beide voorstellen zou het regionaal (openbaar) vervoer ook aan deze regels moeten voldoen. Dit levert disproportionele kosten en administratie lasten op voor de uitvoerende partijen. Ons doel is om in beide richtlijnen een uitzondering te bewerkstelligen voor regionaal (openbaar) vervoer. 6. Klimaat en milieu 6.1 Klimaat: Gelders Programma Aanpakken en Aanpassen Situatieschets Gelderland werkt met haar Integrale Programma Klimaat Aanpakken en Aanpassen (oktober 2008) aan de concrete klimaatdoelen.
9
Provinciaal belang • stabilisering van het fossiele energieverbruik in 2015, daarna afname; • toename van het aandeel duurzame energie van 6% in 2010 tot 10% in 2015 en richting 20% in 2020; • naar een klimaatneutrale energiehuishouding in 2050 via steun aan energietransities; • bijdragen aan het klimaatbestendig maken van Gelderland door maatregelen op het gebied van water, natuur en stedelijke kwaliteit. Relatie Brussel Onze Gelderse ambities zijn in lijn met de nationale aanpak van Schoon en Zuinig (20% duurzame energie in Nederland in 2020) en het Brusselse Klimaat en Energie pakket dat eind 2008 is afgesproken in de Europese Unie. Echter, de internationale besluitvorming over klimaat en energie staat niet stil. Op de VN Klimaat Top in Kopenhagen in december 2009 is gezocht naar overeenstemming om tot een opvolger van het Kyoto Verdrag te komen, dat in 2012 afloopt. En in het net van kracht geworden Lissabonverdrag heeft energiebeleid een prominente rol gekregen. De Europese Commissie bereidt initiatieven voor om energiebesparing te versnellen. Deze ontwikkelingen hebben invloed op de Gelderse aanpak van het klimaatvraagstuk. De provincie Gelderland lobbyt voortdurend samen met het IPO, de VNG en de Europese koepelorganisatie van decentrale overheden (de CEMR) voor aandacht voor de rol en de verantwoordelijkheid van decentrale overheden.
6.2 Milieu: Luchtkwaliteit verbeteren Situatieschets Met het programma Lucht levert Gelderland een bijdrage aan het terugdringen van luchtverontreinigende stoffen zoals fijn stof. Provinciaal belang Het verbeteren van de luchtkwaliteit is in het belang van de gezondheid van alle Gelderlanders. Relatie Brussel In het kader van de nieuwe EU-wet Luchtverontreiniging heeft Nederland een derogatie gekregen om de EU grenswaarden op een later tijdstip te bereiken, maar inmiddels bereidt de Europese Commissie nieuwe wetgeving voor op het gebied van luchtverontreiniging.
7. Demografische ontwikkelingen Situatieschets De demografische ontwikkeling in Gelderland kenmerkt zich door de volgende ontwikkelingen: • krimp: de Gelderse bevolking groeit minder snel en zal vanaf ca. 2035 gaan afnemen. In enkele delen van Gelderland is dit proces al begonnen; • vergrijzing: het aantal ouderen (65+) gaat de komende jaren versneld groeien van 14% in 2005 naar 24% in 2035; • individualisering: het aantal huishoudens groeit van ruim 800.000 in 2005 naar ruim 900.000 in 2035. Het aantal eenpersoonshuishoudens zal toenemen; • afname (potentiële) beroepsbevolking (15-65 jarigen) van 65% van de bevolking in 2005 naar 58% in 2035. Provinciaal belang Bovenstaande ontwikkelingen hebben invloed op een aantal onderdelen van het provinciale beleid: economisch, sociaal, wat betreft mobiliteit, ruimtelijke ordening, de woningmarkt, etc. De provincie Gelderland streeft naar een acceptatie van krimp als aantrekkelijk perspectief voor gebiedsontwikkeling. Groeistrategieën moeten vervangen worden door krimpstrategieën. Oplossingen worden bij voorkeur bovenlokaal ontwikkeld en afgestemd. Investeringen moeten bijdragen aan de leefbaarheid van gebieden, bijvoorbeeld door
10
gerichte herstructurering van de woningvoorraad, voorzieningenaanbod, bedrijventerreinen en infrastructuur/mobiliteit. Mensen in staat stellen om zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen wonen en volwaardig te kunnen participeren in de samenleving is nog steeds één van de belangrijkste doelen van de provincie. Relatie met Brussel In Brussel wordt de verwachtte demografische ontwikkeling in Europa (krimp en vergrijzing) als belangrijke maatschappelijke opgave gezien. Nog onduidelijk is of dit ook leidt tot nieuw veranderend beleid, zoals bijvoorbeeld meer arbeidsparticipatie voor ouderen of steun voor leefbaarheids-programma’s. Gezien de directe relatie met Gelders beleid is het belang kansen die in Brussel ontstaan te benutten. Het jaar 2010 zal vooral verkennend zijn.
11
Hoofdstuk 3 Europese dossiers en ontwikkelingen Inleiding In dit hoofdstuk staan de Europese ontwikkelingen centraal. Er wordt stil gestaan bij de werkwijze in het Huis van de Nederlandse Provincies (paragraaf 3.1). Daarnaast worden de netwerken genoemd waarin Gelderland participeert, en wordt het belang ervan aangeduid (paragraaf 3.2). In paragraaf 3.3 komen vervolgens de afzonderlijke Europese dossiers aan bod. 3.1 Het Huis van de Nederlandse Provincies: Hoe is het georganiseerd? Het Huis van de Nederlandse Provincies, kortweg HNP, is een vereniging van de samenwerkende twaalf Nederlandse provincies in Brussel. Het bestuur van het HNP bestaat uit één lid van Gedeputeerde Staten per provincie, aangevuld met een voorzitter, momenteel de Commissaris van de Koningin in Zeeland, mevrouw Carla Peijs. De bestuursleden participeren ook in de bestuurlijke adviescommissie Europa van het IPO. De belangrijkste doelen van het HNP zijn: 1. de provinciale belangenbehartiging bij de instituties van de Europese Unie (Commissie, Raad, Parlement), de Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging (PV) en regionale kantoren en 2. het bevorderen van de kennis en het bewustzijn van de EU in de provincies. 35% gezamenlijkheid In IPO verband is afgesproken dat de lobbyisten samen werken aan die dossiers die door alle provincies van belang worden geacht. Hiertoe stelt het IPO jaarlijks een lijst op met gezamenlijke dossiers. De provinciale vertegenwoordigers besteden 35% van hun tijd aan deze gezamenlijke 4 dossiers. Voor de (in 2009 zeven) prioritaire dossiers is een dossierteam samengesteld bestaande uit een HNP-lobbyist, een medewerker van het IPO en een provinciale expert. Toekomstige huisvesting In december 2009 is door het HNP-bestuur besloten over de verhuizing van het HNP begin 2011 van het pand aan de Aduatukerstraat naar een vestiging in de Europese wijk. Het huidige pand voldoet niet meer aan de hedendaagse eisen. Bovendien kan door de fysieke nabijheid bij de Europese instellingen de lobby verder worden geprofessionaliseerd en efficiënter gemaakt. Gestreefd wordt naar het realiseren van ‘één Nederlands huis’, dat tevens een ontmoetingsplek is voor de Nederlandse regio’s. Trendnotitie Het HNP heeft in de zomer van 2009 de hoofdlijnen van toekomstige beleidskeuzes in de EU en het belang daarvan voor de provincies gebundeld in een trendnotitie (zie bijlage 4). De komende begrotingsperiode 2014 – 2020 wordt gezien als een overgangsperiode. Europa evolueert naar een ander soort begroting, waarin traditionele doelen, zoals landbouw en regionaal beleid, moeten inleveren ten gunste van nieuwe ambities die op het wereldvlak spelen: (gevolgen van) klimaatverandering, energie(zekerheid), demografische ontwikkelingen, externe veiligheid, onderzoek en innovatie.
4
De HNP prioritaire dossiers voor 2009 zijn: Herziening EU begroting; Budget Review Toekomst regionaal beleid na 2013 Groenboek territoriale cohesie Lissabonstrategie; onderzoek naar bijdrage individuele provincies Herziening Europees landbouwbeleid Klimaat en energiebeleid Betere regelgeving / administratieve lasten
12
Samenwerking met regio’s Ook diverse steden en regio’s zijn in meer of mindere mate actief in Europa. Zo hebben Twente en Stadsregio Arnhem-Nijmegen zelfs een eigen vertegenwoordiger in Brussel, gevestigd in het HNP. Door ons wordt altijd het belang van de gezamenlijkheid benadrukt. Te veel verschillende geluiden leiden tot verdere versnippering en verlies van focus en zijn schadelijk voor de positie van Oost Nederland en de gezamenlijke profilering. Daarom proberen wij ook zo veel mogelijk te bemiddelen voor, en samen te werken met andere regio’s (zoals in oktober 2009 tijdens de Open Dagen in Brussel met de Achterhoek en de Stedendriehoek) die geen Brusselse vertegenwoordiging hebben. Maar we kunnen dit niet afdwingen. 3.2 Belang van netwerken In Europees verband hebben we verschillende posities: •
•
Als regionale overheid behartigen we onze belangen via het IPO en het HNP. In deze context is ook ons lidmaatschap van het Comité van de Regio’s relevant. Maar in Brussel doen we meer dan alleen belangen behartigen. Als regio zijn wij onderdeel van Europa. Van ons wordt dan ook (door Commissie en Parlement) een actieve bijdrage verwacht. Onze bijdrage is zichtbaar via de verschillende lidmaatschappen van netwerken. Via de netwerken proberen we dus enerzijds onze belangen te behartigen en met onze partners meer invloed op dossiers te krijgen en anderzijds geven we invulling aan onze verantwoordelijkheid als Europese regio en partner.
Hieronder worden de netwerken genoemd waarin Gelderland participeert: • De Werkgemeenschap van Europese Grensregio’s (WGEG of AEBR: Association of European Border regions). o In dit netwerk werken grensregio’s en grensoverschrijdende samenwerkingsverbanden samen. Gelderland is lid van het dagelijks bestuur. Lidmaatschap sinds 2009. • De Vereniging van Regio’s in Europa (VRE of AER: Assembly of European Regions). o De VRE is het grootste netwerk van regionale overheden in Europa, bestaande uit meer dan 270 regio’s uit 33 verschillende landen. Deze vereniging zet zich onder meer in voor subsidiariteit en regionale democratie. Lidmaatschap sinds 2009. • Partenalia o Dit netwerk is gericht op de ontwikkeling van Europese territoriale samenwerking, sociaal beleid en economie en innovatie. Gelderland is lid van de Political Council. Lidmaatschap sinds 2006. • De CEMR: Council of European Municipalities and Regions o De CEMR is een netwerk van koepelorganisaties van regionale overheden en gemeenten. IPO en VNG participeren beide in dit netwerk. Wij zijn alleen ambtelijk via IPO betrokken bij de CEMR. Via deze netwerken hebben we met verschillende Europese regio’s permanente relaties. Hierdoor is er op natuurlijke wijze toegang tot verschillende potentiële partners voor projecten. 3.3 Europese dossiers en ontwikkelingen De in hoofdstuk 2 beschreven Gelderse dossiers worden geraakt door verschillende Europese dossiers en ontwikkelingen. In deze paragraaf worden alle Europese dossiers inclusief een beschrijving van de huidige trends toegelicht. Daarnaast worden de ontwikkelingen in 2010 geduid en wordt de mate van invloed op het dossier en de strategie en aanpak weergegeven. Hierdoor worden per Europees dossier de afwegingen voor de Gelderse inzet inzichtelijk gemaakt. Al eerder is al genoemd dat de beschikbare capaciteit beperkt is. De mate van inzet wordt dan ook bepaald door de afwegingen: welke consequenties zijn er voor ons, welke invloed
13
hebben we en wat zijn de actuele ontwikkelingen. De genoemde afwegingen passeren bij alle onderstaande dossiers de revue. De volgende Europese dossiers komen aan de orde:
Budget Review Regionaal beleid en Structuurfondsen Gemeenschappelijk landbouwbeleid Better Regulation e 8 Kaderprogramma Lissabonstrategie Mobiliteit en infrastructuur - TEN-T - Future of Transport - Passagiersrechten - Actieplan stedelijke mobiliteit Kopenhagen Klimaat Top en Klimaat adaptatie Luchtkwaliteit: IPPC en NEC II Demografische ontwikkelingen Staatsteun
Budget Review (DG Budget) Ongeveer 80 procent van de EU-uitgaven bestaat uit subsidies die de overheden van de lidstaten voor de EU verdelen. Het meeste hiervan gaat traditioneel naar landbouw en investeringen in de armere regio’s. De verwachting is dat de toekomstige EU uitgaven anders zullen worden besteed. De meerjarenbegroting 2014-2020 is een overgangsbegroting. De hoogte van, en de gekozen prioriteiten binnen de nieuwe begroting hebben dan ook grote consequenties voor alle dossiers die voor de provincie van belang zijn. De trends die worden waargenomen is dat de directe inkomenssteun in de landbouw afgebouwd zal worden ten faveure van de plattelandsontwikkeling, en dat met de Structuurfondsen vooral de armere regio’s in Europa worden ondersteund. Naar verwachting zal er wel meer geld gaan naar innovatie, concurrentievermogen, onderzoek en maatregelen op het gebied van klimaat, milieu en energie. Ontwikkelingen in 2010 De begroting van de EU wordt vanaf 2013 herzien. Mate van invloed Hoewel decentrale overheden op dit dossier praktisch geen directe invloed kunnen uitoefenen, is het belangrijk dit dossier nauwlettend te volgen met het oog op de gevolgen voor de verschillende deelterreinen. Strategie en aanpak Gezien de geringe mate van directe invloed van regio’s op de Budget Review wordt dit dossier via het IPO gevolgd. Regionaal Beleid en Europese Structuurfondsen (DG Regio) De Europese Structuurfondsen zijn voor ons een belangrijke financiële bron. De Europese Unie voert eigen regionaal beleid in Europa, waarbij de Unie zich richt op de ontwikkeling van regio’s. Dit is het zogenaamde Cohesiebeleid. Dit beleid wordt uitgevoerd door een aparte Directoraat Generaal: DG Regio. De Structuurfondsen zijn een instrument hierbij. In het debat over de nieuwe Europese begroting lijkt het voortzetten van het Cohesiebeleid in zijn huidige vorm een van de belangrijkste discussiepunten te worden. Rijkere lidstaten zouden geen Structuurfondsen meer moeten ontvangen. Bij de hervorming van het Cohesiebeleid staat de (economische) toegevoegde waarde van het beleid nadrukkelijk op de agenda. Daarnaast ligt de vraag op welke
14
beleidsthema’s het regionale beleid zich richt (b.v. innovatie, klimaat, energie, plattelandsontwikkeling) en waar het Europese regionale beleid aanvullend kan zijn op het eigen beleid. Ontwikkelingen in 2010 In 2014 start een nieuwe periode van regionaal beleid. De discussie over wat dan de focus van dit nieuwe regionaal beleid en het bijbehorend budget zou moeten zijn start in 2010. De nieuwe Eurocommissaris van DG Regio zal in 2010 de ideeën presenteren en in het najaar van 2010 verschijnt het vijfde Cohesieverslag waarin de eerste ‘outline’ van het nieuwe Cohesiebeleid zal worden geschetst. Mate van invloed Omdat het beleid van DG regio zich dus ook richt op de provincies, hebben de provincies verantwoordelijkheid in de uitvoering van de programma’s van DG Regio. Daarnaast betrekt DG Regio de provincies in beleidsontwikkeling. De provincie Gelderland kan zelf en via het IPO nu invloed uitoefenen via de uitvoering van de huidige programma’s maar ook via consultaties van DG Regio. Strategie en aanpak De ontwikkeling van dit dossier is erg belangrijk voor ons. Gezien de rol van de provincie in dit dossier zijn we ook in de positie invloed uit te oefenen. De invloed is echter beperkt tot de invulling van de programma’s. De discussie over de vraag of er geld beschikbaar komt vindt namelijk plaats in de Budget Review, en daar hebben we als gezegd, beperkte invloed op. Daarom is het van belang ook in Den Haag te pleiten voor het belang van de inzet en de mogelijkheden van Structuurfondsen voor Nederland en de regio’s in Nederland. Gemeenschappelijk landbouwbeleid (DG Budget en DG Landbouw) De toekomst van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) is volop in discussie. Het GLB is, na het regionaal beleid, de grootste uitgavenpost van de Europese begroting. Alle signalen wijzen erop dat het landbouwbudget wordt verlaagd. Dit komt voort uit de mondiale afspraken om alle markt- en prijsondersteuning aan de landbouw af te bouwen en met de wens vanuit Europa aan nieuwe opgaven te gaan werken zoals duurzame groei, innovatie, klimaat en energie. Als lidstaten niet bereid zijn hun afdracht aan Brussel te vergroten zal de ruimte voor nieuwe uitdagingen gevonden moeten worden binnen bestaande budgetten. De Europese commissie (DG Budget) heeft in een eerste notitie al aangegeven een verschuiving te zien van middelen voor oud richting nieuw beleid. De begrotingsperiode 2014-2020 wordt gezien als een overgangsperiode waarin het gemeenschappelijk landbouwbeleid voor een deel zal worden afgebouwd. Naast deze Brusselse discussie speelt ook een verandering bij de nationale implementatie van het GLB. De directe inkomenssteun is in Nederland gebaseerd op historische rechten ofwel alleen dié ondernemers welke in het verleden producten produceerden waarop steun van toepassing was, krijgen thans steun. De Europese Unie vereist een verdere loskoppeling. Steun zal niet meer historisch bepaald zijn maar gekoppeld worden aan cultuurgrond; een hectarepremie. Europa laat de lidstaten de ruimte hoe zij deze omslag vorm willen geven. De minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit geeft in de zogenaamde “houtskoolschets” aan de directe inkomenssteun te willen benutten om ondernemers te willen belonen die maatschappelijke diensten leveren welke door de markt niet of onvoldoende worden beloond. Deze invulling van de nationale premies moet nog worden bepaald en is voor Gelderland van het grootste belang. Ontwikkelingen in 2010 De verwachting is dat eind 2010 de contouren van het hervormde landbouwbeleid al zichtbaar zullen zijn. Hierin zal het totale budget waarschijnlijk lager zijn en zal de directe inkomenssteun (sterk) verminderd of afgebouwd worden. De herijkte beleidsdoelen zullen waarschijnlijk komen te liggen op natuurbeheer, biodiversiteit, ecosysteemdiensten en klimaatdoelstellingen. Begin 2010 wordt de uitkomst van het Oost Nederlandse onderzoek ‘Verdeling van de directe inkomenssteun aan boeren in Oost Nederland; nu en in de toekomst’ verwacht. Op basis van dit onderzoek zullen wij een standpunt innemen en aan uw Staten voorleggen.
15
Mate van invloed Als het gaat om de discussie die in het kader van de Budget Review speelt hebben we als Gelderland beperkt invloed. Hiervoor zijn de lidstaten verantwoordelijk. De lidstaten zijn ook verantwoordelijk voor de overgangsperiode zoals hierboven beschreven. Gezien het grote belang van dit dossier zal er zowel nationaal als internationaal actief in dit dossier worden opgetreden. Strategie en aanpak De Gelderse strategie is erop gericht om de geldstromen te behouden en de middelen meer gericht in te zetten ten behoeve van duurzaamheidsontwikkeling en maatschappelijke diensten om daarmee een economisch vitaal en leefbaar platteland te behouden. Op dit moment moet onze aandacht, al dan niet in IPO verband, vooral op Den Haag worden gericht. Better Regulation (Secretariaat-Generaal) Met de strategie betere regelgeving wil de EU er voor zorgen dat het regelgevingskader in de EU bijdraagt aan groei en banen, maar ook rekening blijft houden met de maatschappelijke en milieudoelstellingen en de belangen van de burgers en de overheidsinstanties. De EU wil er met haar beleid voor zorgen dat de bestaande en de nieuwe regelgeving eenvoudiger, beter en doeltreffender is en beter wordt nageleefd. Binnen het programma voor betere regelgeving worden alternatieven onderzocht voor wet- en regelgeving (zoals zelfregulering of mederegulering door de wetgever en de belanghebbenden). Dit biedt perspectief voor het streven van Gelderland (in IPO verband en samen met VROM) naar meer afwegingsruimte en experimenteerruimte bij gebiedsontwikkelingen (ERGO). Ontwikkelingen in 2010 Het ERGO-experiment sluit aan op de beweging die in de Crisis- en Herstelwet (CHW) in gang wordt gezet. De daarin tot 2014 verlengde Interimwet Stad- en Milieubenadering biedt gelegenheid tot het afwijken van bepaalde Nederlandse milieukwaliteitsnormen. De regeling in de CHW voor een experiment met ontwikkelingsgebieden biedt mogelijkheden voor het vrijmaken van milieuruimte voor nieuwe ontwikkelingen, waarbij tijdelijk afwijken van Nederlandse milieunormen is toegestaan. Deze verkenning gaat een stap verder en beoogt experimenteerruimte om (al of niet tijdelijk) geclausuleerd afwijken van Europese regelgeving mogelijk te maken. In 2010 worden de verdere voorbereidingen voor het ERGO-project getroffen. De start met de experimenteerfase is voorzien per 2011. Mate van invloed Het IPO onderneemt samen met VROM en anderen actie om in Europees verband te bereiken dat de lidstaten en regio’s in gebiedsontwikkelingen mogen experimenteren met het flexibel omgaan met de Europese regelgeving met betrekking tot de leefomgeving in brede zin. Gezien de initiatiefrol is de mate van invloed dus groot. Strategie en aanpak In de Gelderse gebiedsontwikkeling hebben we te maken met Europese regelgeving van staatssteun tot milieu- en natuurdoelstellingen. Veranderingen in de toepassing van deze regelgeving hebben directe invloed op de gebiedsontwikkeling in Gelderland. Onze strategie is erop gericht de veranderingen nauwlettend te monitoren en via ERGO actief in te zetten op een flexibele werkwijze. e
8 Kaderprogramma (DG Onderzoek en Innovatie) e Het 8 Kaderprogramma is van belang voor ons innovatiebeleid en heeft relaties met de Structuurfondsen en de Lissabonstrategie (nu EU2020). Het Kaderprogramma is gericht op onderzoeks- en kennisinstellingen en bedrijven en heeft als doelstelling innovatie te bevorderen. Kenniscentra in Gelderland profiteren in belangrijke mate van deze geldstroom. De vormgeving e en uitvoering van het nieuwe 8 Kaderprogramma heeft dan ook invloed op innovatieve ontwikkelingen in Gelderland en is daarmee gerelateerd aan de inzet van een deel van de Structuurfondsen vanuit DG Regio.
16
Ontwikkelingen in 2010 e e Het 8 Kaderprogramma volgt het huidige 7 programma op en zal in 2010 worden e vormgegeven. Met het 8 Kaderprogramma zal een structuurwijziging worden doorgevoerd die van grote invloed is op de budgetverdeling. Kennis- en onderzoeksinstituten dienen internationaal te gaan samenwerken in conglomeraten, waarbij één instelling de leidende partner zal zijn. Deze instelling wordt ook verantwoordelijk voor de verdeling en verantwoording van het budget. Verder zal het onderzoek, meer dan tot op heden, gericht worden op de overige Europese doelstellingen zoals onder meer opgenomen in de Lissabonstrategie (EU2020). Mate van invloed Partijen uit Oost Nederland zoals Food Valley, Health Valley, Innovatieplatform Twente, de e Universiteit Twente, WUR, en Radboud Universiteit zijn nauw betrokken bij het huidige 7 Kaderprogramma. De verwachting is dat deze betrokkenheid ook in het nieuwe programma e wordt voortgezet. Provincies zijn zelf geen partij in het 8 Kaderprogramma. Strategie en aanpak Oost Nederland heeft in dit dossier flink wat te bieden. Onze strategie is er dan ook op gericht om in Brussel (en op zekere hoogte ook in Den Haag) het belang van de regio te benadrukken en onze partners te steunen. Wij zullen blijven aangeven wat de regio kan bijdragen en bieden e aan het 8 Kaderprogramma. Lissabonstrategie (Secretariaat-Generaal) De Lissabonstrategie is van belang voor ons innovatie-, transport- en klimaatbeleid. Ondanks de wereldwijde economische crisis staat het voornemen om van Europa de best draaiende economie ter wereld te maken nog stevig overeind. Verwacht wordt dat de nieuwe Europese Commissie niet alleen structuurhervormingen zal bepleiten, maar ook accenten zal toevoegen om mensen te behouden voor de arbeidsmarkt. Het Europarlement zal de Commissie vragen om de strategie socialer te maken. Tegelijkertijd stelt het klimaat eisen aan onze technologie (schoner, minder energie-intensief). Meer aandacht voor kennis, onderzoek en ontwikkeling in de Lissabonstrategie betekent een stevige steun in de rug voor innovatie en bevordert duurzaamheid. De Commissie stimuleert de vorming van excellente kennisclusters. Hiervoor is samenwerking binnen en over de grenzen nodig. Ecologie en duurzaamheid blijken momenteel belangrijke thema’s om de provinciale kracht in breder Europees verband te organiseren. Ontwikkelingen in 2010 In het onlangs uitgebrachte werkdocument van de Europese Commissie wordt EU2020 gebruikt als opvolger van de Lissabonstrategie. De Commissie benoemt drie prioritaire thema’s: 1) de meerwaarde van kennis als basis van groei, 2) kansen bieden in een samenleving die niemand uitsluit en 3) een competitieve en groenere netwerkeconomie creëren. De eerste opdracht die de Commissie voor zich ziet is een uitweg te vinden uit de crisis en overkoepelende exitstrategieën te ontwikkelen om te komen tot evenwichtige en duurzame groei en een gezond fiscaal beleid. De nieuwe Commissie komt naar verwachting in 2010 met een nieuwe voorzet voor de agenda. Mate van invloed De provincie heeft geen directe invloed op de ontwikkeling en totstandkoming van de agenda zelf. Wel bereiden IPO, VNG en het rijk gezamenlijk een reactie voor op het Commissiedocument. Als het gaat om de vertaling van de agenda in programma’s als Structuurfondsen en e het 8 Kaderprogramma is er wel invloed op de inhoud. Aanpak en strategie Gezien de beperkte directe invloed van de provincie op de Lissabonstrategie wordt dit dossier in IPO verband gevolgd. In deze context kan worden opgemerkt dat de Lissabonagenda ons ook kan helpen onze positie in nationaal verband te versterken. Immers, de agenda heeft invloed op alle programma’s in de EU.
17
Mobiliteit en infrastructuur (DG Transport) Transport en Mobiliteit zijn de komende jaren nadrukkelijk in beeld, zowel waar het gaat om de economische component (“zonder vervoer staat alles stil”) als waar het de gevolgen voor milieu en klimaat betreft. In hoofdstuk 1 zijn verschillende Europese dossiers benoemd die raken aan Gelderse ontwikkelingen. - TEN-T In februari 2009 is er door de Europese Commissie een groenboek over de Trans-Europese Netwerken Transport (TEN-T) gepubliceerd. Het is van belang voor Gelderland (en andere provincies) om goed te zijn aangesloten op de TEN-T's. Daarvoor moeten een aantal ontbrekende schakels worden opgelost/aangelegd (zoals de Deltalijn). Een integrale benadering bevordert de aanbinding van Gelderland aan het Europese kernnetwerk van economische centra en zorgt er voor dat er ook vanuit Europa aandacht is voor het onderliggende mobiliteitssysteem. De integrale benadering sluit aan bij de deur tot deur benadering zoals die in het provinciale mobiliteitsbeleid wordt gehanteerd. Ontwikkelingen in 2010 De verdere ontwikkeling en uitwerking van het nieuwe TEN-T vindt doorlopend in 2010 plaats. Mate van invloed Gelet op het belang voor o.a. de Deltalijn, robuuste achterlandverbindingen en het aansluiten van het regionale mobiliteitssyteem op de TEN-T hebben wij in 2009 het initiatief genomen om vanuit de provincies in interprovinciaal verband een reactie op te stellen. De interprovinciale reactie is ook gecommuniceerd en ingebracht in verschillende gremia die hebben gereageerd, zoals de AEBR en et het Comité van de regio’s. De mate van invloed is dus groot. Strategie en aanpak De strategie is erop gericht voortdurend inbreng te blijven leveren aan de verdere ontwikkeling en uitwerking van het nieuwe TEN-T. Daar waar mogelijk wordt de lobbyboodschap ofwel via IPO of vanuit Gelderland zelf ingebracht in de discussies rond de nieuwe TEN-T zowel op internationaal als op nationaal niveau (in lijn met hetgeen o.a. is gebeurd via de IPO-reactie op het Groenboek). - Future of Transport De Europese Commissie heeft medio 2009 een mededeling Future of Transport uitgebracht. Het initiatief is verbonden aan het Witboek Transport uit 2001 en de Mid-Term Review daarvan uit 2006. Doel van het initiatiefvoorstel is om een breed debat te stimuleren over transportscenario’s met een horizon van 20 tot 40 jaar en om instrumenten te ontwikkelen voor de technische ondersteuning van een duurzame transportbenadering. Kern van de mededeling is een duurzame toekomst voor het vervoer: naar een geïntegreerd, technologiegeleid en gebruikersvriendelijk systeem. Ontwikkelingen in 2010 De verdere ontwikkeling en uitwerking van het nieuwe vervoersbeleid vindt doorlopend in 2010 plaats. Ook in 2010 organiseert de EC verschillende bijeenkomsten (conferenties, workshops) ter voorbereiding op het nieuwe TEN-T. Vanuit Gelderland zal worden deelgenomen aan bijeenkomsten om het Gelderse belang in te brengen en te bewaken. Mate van invloed Gelderland heeft (samen met het IPO) gereageerd op het groenboek. De interprovinciale reactie is ook gecommuniceerd en ingebracht in verschillende gremia die hebben gereageerd zoals het Comité van de regio’s en de Werkgemeenschap van Europese Grensregio’s. Ook hier weer is de mate van invloed groot. Strategie en aanpak De strategie is erop gericht voortdurend inbreng te blijven leveren aan de verdere ontwikkeling en uitwerking van het nieuwe vervoersbeleid.
18
- Passagiersrechten De Commissie is, ter vervolmaking van het vrij verkeer van personen, erg druk bezig met het veilig stellen van passagiersrechten. Het gaat bijvoorbeeld over voorzieningen voor gehandicapten, opvang/geld terug bij (ernstige) vertraging of als er vertraging optreedt bij luchtreizen doordat voor- en natransport per bus niet soepel en op tijd verloopt. Dit zijn op zich zaken die van belang zijn voor een efficiënt en soepel verloop van de mobiliteit. Vraag is wel of dit door de Commissie moet worden geregeld, gelet op de proportionaliteit van maatregelen. We willen als provincies(s) zeker stellen dat de definities voor het type scheepvaart en busvervoer waar de passagiersrechten voor gelden, zo worden vastgesteld dat streekvervoer en kleine veerpontjes er niet onder vallen. Ontwikkelingen in 2010 De verdere ontwikkeling en uitwerking van passagiersrechten vindt doorlopend in 2010 plaats. Op dit moment zijn in het Europese Parlement amendementen ingediend over het expliciet kunnen uitsluiten van regionaal/stad-streek- openbaar vervoer. Indien deze amendementen worden aangenomen is het waarschijnlijk dat de Nederlandse wetgever van deze uitzondering gebruik gaat maken. Mate van invloed Er zijn voldoende gremia en mogelijkheden om het Gelderse belang over het voetlicht te brengen. Strategie en aanpak De strategie is erop gericht de ontwikkelingen nauwlettend te volgen en de lobbyboodschap zelf maar ook in IPO verband in te brengen in de discussies rond passagiersrechten op internationaal en nationaal niveau (zoals o.a. gebeurd is bij de Permanente Vertegenwoordiging in Brussel). - Actieplan stedelijke mobiliteit In het najaar 2009 heeft de Commissie een mededeling uitgebracht over het Actieplan Stedelijke mobiliteit. Thema's zijn: duurzaamheid, integraal beleid, focus op burgers, vergroening van stedelijk vervoer, versteviging financiering, kennisuitwisseling en optimalisering stedelijke mobiliteit. Deze thema’s komen ook in het provinciale beleid terug. Ontwikkelingen in 2010 Een voorstel van het actieplan ligt nu ter besluitvorming bij Raad en Parlement. De verdere ontwikkeling en uitwerking van het actieplan stedelijke mobiliteit vindt doorlopend in 2010 plaats. Mate van invloed De mate van invloed is groot omdat er voldoende gremia en mogelijkheden zijn om het Gelderse belang over het voetlicht te brengen. Strategie en aanpak De aanpak is erop gericht de ontwikkelingen nauwlettend te volgen en bij de verdere uitwerking van het actieplan stedelijke mobiliteit het regionale perspectief en de regionale ‘haakjes’ in te brengen in de discussie en ervoor zorgen dat dit wordt opgenomen in het uiteindelijke actieplan stedelijke mobiliteit. Kopenhagen Klimaat Top & Klimaat adaptatie (DG Klimaat, DG Energie) In Europa is er meer en vooral blijvende aandacht voor het klimaatbeleid. Er worden vanuit Europa meer innovatiegelden beschikbaar gesteld voor nieuwe technologieën en ontwikkelingen op het gebied van verbetering van het klimaat. De regio’s krijgen in Europa een steeds belangrijker rol bij het halen van de klimaatdoelstellingen, vooral in het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen (mitigatie). Op de VN Top in Kopenhagen (december 2009) werd geprobeerd overeenstemming te krijgen over de grote lijnen van een wereldwijde klimaatverdrag als opvolger van het Kyoto- Protocol dat in 2012 afloopt. Doordat de Amerikaanse regering van president Obama haar voorstellen voor klimaatwetten (20 % reductie in 2020 ten opzichte van 2005) nog niet door de Amerikaanse Senaat aanvaard heeft gekregen en de Chinese overheid verdergaande afspraken tegenhield
19
zijn er slechts op hoofdlijnen afspraken gemaakt, waarbij op de VN Klimaat top eind 2010 in Mexico verder gesproken en onderhandeld zal worden. Ontwikkelingen in 2010 De verwachting is dat de Europese wettelijke afspraken uit december 2008 om 20 % broeikasgassen te verminderen ten opzichte van 1990 en om 20 % duurzame energie te realiseren in 2020 niet zullen worden aangescherpt tot 30 % reductie na de VN Top in Kopenhagen. Wel is er de verwachting dat de Europese Commissie verdergaande wettelijke maatregelen voor energiebesparing zal voorstellen in 2010. Op het gebied van klimaat adaptatie heeft de Europese Commissie laten weten dat zij tot 2012 geen wettelijke maatregelen zal voorstellen. Zij vindt het op dit moment belangrijker om lokale, regionale en nationale maatregelen op het gebied van klimaat adaptatie te stimuleren en te inventariseren. Deze aanpak ondersteunt Gelderland van harte. Mate van invloed Er zijn voldoende mogelijkheden om het provinciale belang nationaal en internationaal onder de aandacht te brengen. De provincie Gelderland lobbyt samen met het IPO, de VNG en de Europese koepelorganisatie van decentrale overheden (de CEMR) voor het opnemen van de rol en verantwoordelijkheden van decentrale overheden in de opvolger van het Kyoto verdrag. Concreet wordt er gewerkt aan een gezamenlijk standpunt van de provincies. Strategie en aanpak De strategie is erop gericht om de ontwikkelingen nauwlettend te volgen en daar waar mogelijk aandacht te vragen voor de regio’s die uiteindelijk verantwoordelijk zijn voor het fysiek implementeren van de klimaatmaatregelen. Luchtkwaliteit: IPPC II en NEC II (DG Milieu) De nieuwe Europese trend is dat de gezondheid van de mens steeds meer leidend wordt voor de uitwerking van milieuregelgeving. Luchtkwaliteit is daarvan een sprekend voorbeeld. De industriële uitstoot van grote bedrijven is in Europa sinds 1996 geregeld door de zogeheten IPPC richtlijn. De provincie is voor dit soort bedrijven bevoegd gezag. De EU wetgeving van deze IPPC richtlijn wordt nu herzien en zal voornamelijk leiden tot een stroomlijning en verduidelijking van de bestaande IPPC wet, maar niet tot wezenlijke aanscherping leiden in Nederland.De luchtkwaliteit in Gelderland zal ingrijpender beïnvloed worden door de op stapel staande NEC II richtlijn. Ontwikkelingen in 2010 In de in ontwikkeling zijnde NEC II richtlijn zal de Europese Commissie in de loop van 2010 voorstellen het plafond in heel Nederland voor luchtverontreinigende stoffen als ammoniak, zwaveldioxide, stikstofdioxide en vluchtige organische stoffen in 2020 te verlagen. Ook is het waarschijnlijk dat er een nieuw plafond komt voor fijn stof. Vanuit het IPO wordt gewerkt aan een nieuw/herzien position paper. Mate van invloed Deze dossiers worden in IPO verband opgepakt. Er is een interbestuurlijk dossierteam van Rijk, provincie en gemeenten actief. Strategie en aanpakDe strategie is erop gericht de ontwikkelingen al dan niet in IPO verband nauwlettend te volgen om tijdig te kunnen anticiperen op nieuwe ontwikkelingen. Demografische ontwikkelingen Demografische ontwikkelingen in Europa (krimp en vergrijzing) worden als één van de grote toekomstige uitdagingen gezien naast klimaat en economische groei. Ontwikkelingen in 2010 Tot nu toe heeft de Commissie één mededeling uitgebracht met betrekking tot het opvangen van de gevolgen van de vergrijzing. Nog onduidelijk is of dit ook leidt tot nieuw beleid. Mate van invloed Een bestuurder van de Nederlandse delegatie is in het Comité van de Regio’s aangewezen als rapporteur.
20
Strategie en aanpak Gezien de directe relatie met Gelders beleid is het belangrijk kansen die in Brussel ontstaan te benutten. Het jaar 2010 zal vooral verkennend zijn. Staatssteun (DG Mededinging) Op grond van het Europese recht ligt grotendeels vast welke ondernemingen en werkvelden wel gesubsidieerd mogen worden en welke niet. Artikel 87 lid 1 van het EG-Verdrag bepaalt namelijk dat staatssteun verboden is. Door middel van staatssteun kan de provincie ondernemingen bevoordelen ten opzichte van ondernemingen uit andere lidstaten. Dit kan concurrentievervalsend werken op de gemeenschappelijke markt. Eén van de basisdoelen van de Europese Unie is het bereiken van economische en sociale vooruitgang door een goed werkende interne markt en vrije concurrentie. Daarom zijn alle overheden in Europa gehouden de handelen overeenkomstig de Europese staatssteunregels. Ontwikkelingen in 2010 Eind 2008 heeft de Europese Commissie in verband met de financiële en economische crisis een aantal tijdelijke maatregelen getroffen. Hierdoor hebben decentrale overheden meer ruimte om staatssteun te verlenen aan ondernemingen die door de crisis zijn getroffen. De maatregelen kunnen tot eind 2010 worden toegepast. In 2010 worden er geen nieuwe ontwikkelingen op het gebied van staatssteun verwacht. Mate van invloed Vanuit Gelderland is er beperkte invloed op het dossier staatssteun. Strategie en aanpak Wij monitoren de Europese ontwikkelingen omtrent staatssteun via het HNP/IPO en Europadecentraal. Ook is er een steunpunt Europees recht binnen de provincie Gelderland, waardoor onder andere deskundigheid op het gebied van staatssteun is geborgd. Advies: Wij adviseren u kennis te nemen van de Lobbyagenda Europa 2010. Arnhem, 19 januari 2010 - zaaknr. 2010-000578 Gedeputeerde Staten van Gelderland C.G.A. Cornielje - Commissaris van de Koningin drs. P.P.L. Kalmthout - secretaris
+++++
21