Provinciale Staten
PS2009-247
STATENNOTITIE
Aan de leden van Provinciale Staten
HHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHH Zelfevaluatie Commissie van Onderzoek HHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHH
Beknopte samenvatting Statennotitie: De Commissie van Onderzoek heeft onderzoek gedaan naar de betekenis die zij heeft in het kader van de controlerende rol van Provinciale Staten. Het onderzoek is gedaan door deskresearch en vragen aan leden van Provinciale Staten. De commissie acht het behoud van een eigen Commissie van Onderzoek van groot belang om de controlerende, maar ook kaderstellende rol van Provinciale Staten, te versterken. Om tot een verdere versterking van de betekenis voor Provinciale Staten te komen, heeft de commissie een aantal aanbevelingen. ===== Aan de leden van Provinciale Staten Inleiding Voor u ligt het verslag van een evaluatie van de Commissie van Onderzoek uit Provinciale Staten van Gelderland. Door middel van dit onderzoek is geprobeerd een beeld te schetsen van de betekenis die de Commissie van Onderzoek heeft in het kader van de controlerende rol van PS. Dit rapport bestaat uit vijf hoofdstukken: - hoofdstuk 1: onderzoeksopzet - hoofdstuk 2: controlerende rol Provinciale Staten - hoofdstuk 3: onderzoeken Commissie van Onderzoek - hoofdstuk 4: ervaringen betrokkenen - hoofdstuk 5: conclusie en aanbevelingen
Hoofdstuk 1 Onderzoeksopzet De provincie Gelderland kent sinds mei 2004 een Commissie van Onderzoek, opvolger van de Commissie voor de Beleidsevaluatie. In essentie heeft de Commissie van Onderzoek tot taak onderzoek te doen naar doeltreffendheid van beleid. Daarnaast wordt onderzoek gedaan door de Rekenkamer Oost-Nederland, door Gedeputeerde Staten en door de accountant. Bij de coalitiebesprekingen na de verkiezingen in maart 2007 werd geconstateerd dat er inmiddels van een grote onderzoeksdichtheid gesproken kan worden. Naar aanleiding daarvan werd besloten om de Commissie van Onderzoek na twee jaar te evalueren. In het onderzoeksprogramma voor 2008 is daarom een zelfevaluatie opgenomen. De Commissie heeft deze evaluatie gericht op de betekenis die de Commissie heeft als instrument voor Provinciale Staten om hun controlerende taak uit te voeren. De zelfevaluatie is medio 2008 door de griffie met leden van de Commissie van Onderzoek uitgevoerd. Inlichtingen bij Peter Wannet, tel. (026) 359 86 76 e-mail
[email protected]
Probleemstelling De centrale vraag van dit onderzoek luidt als volgt: Wat is de betekenis van het instrument Commissie van Onderzoek binnen het kader van de controlerende rol van Provinciale Staten? Er is getracht deze hoofdvraag te beantwoorden aan de hand van de volgende deelvragen: 1. Welke instrumenten hebben PS tot hun beschikking om de controlerende rol uit te voeren? 2. Hoe voeren PS van andere provincies hun controlerende rol uit? 3. Wat is de Commissie van Onderzoek en wat is de doelstelling? 4. Welke onderzoeken heeft de Commissie van Onderzoek uitgevoerd tot nu toe? 5. Hoe zijn deze onderzoeken ontvangen in de functionele Statencommissies? 6. Wat zijn de ervaringen van Statenleden met de Commissie van Onderzoek? 7. Wat zijn de ervaringen van de (oud)leden van de Commissie van Onderzoek met deze commissie? Uitvoering van het onderzoek Om de eerste vijf deelvragen te beantwoorden is er desk-research gedaan. Voor het beantwoorden van deelvraag 6 en 7 zijn interviews gehouden. In onderstaand schema is aangegeven welke bronnen zijn gebruikt om de verschillende deelvragen te beantwoorden. Deelvraag
Bron
1. Welke instrumenten hebben PS tot hun beschikking om de controlerende rol uit te voeren?
Provinciewet, Wet dualisering, rapport Zonder wrijving geen glans, Handreiking voor controle door Provinciale Staten (rapport van de randstedelijke rekenkamer)
2. Hoe voeren PS in andere provincies hun controlerende rol uit?
websites andere provincies, telefonisch contact met griffies van andere provincies
3. Wat is de Commissie van Onderzoek en wat is de doelstelling?
Verordening op de Commissie van Onderzoek, memorandum instelling commissie
4. Welke onderzoeken heeft de Commissie van Onderzoek uitgevoerd tot nu toe?
Onderzoeksprogramma Commissie van Onderzoek 2008
5. Hoe zijn de onderzoeken ontvangen in de functionele Statencommissies?
Commissieverslagen, aangevuld met informatie uit de organisatie
6. Wat zijn de ervaringen van Statenleden met de Commissie van Onderzoek?
Vragenlijst voorgelegd aan Statenleden uit verschillende partijen en commissies: - dhr. Haijtink (CDA; ABF/LGW) - dhr. De Wit (PvdA, JZC) - dhr. Waltmans (VVD, ABF) - mw. Lewe (SP; ABF/LGW/MEZ) - dhr. Wijnia (GL, ABF) - dhr. Klein (SGP; ABF/RWM) - dhr. Roelofs, griffier
2
Deelvraag
Bron
7. Wat zijn de ervaringen van (oud)leden van de Commissie van Onderzoek met deze commissie?
Vragenlijst voorgelegd aan (oud-)leden van de Commissie van Onderzoek: - dhr. Hutten CDA) - mw. Van der Valk (PvdA) - mw. Van der Kolk(CU) - mw. Çegerek (PvdA) - mw. Prins (VVD) - dhr. Van den Heuvel (CU) - mw. Waardenburg (GL) - dhr. Holdijk (SGP) - dhr. Leisink (D66) - dhr. Van der Veer (PvdD)
1.1.1 Hoofdstuk 2 Controlerende rol Provinciale Staten Met de invoering van het dualisme is het takenpakket van Provinciale Staten nog eens benadrukt. Naast een kaderstellende en volksvertegenwoordigende rol hebben Provinciale Staten een controlerende rol. De controlerende rol houdt in dat Provinciale Staten de uitvoering van het beleid door Gedeputeerde Staten controleren. De wettelijke taken op dit gebied worden hieronder aangegeven. Wettelijke taken van Provinciale Staten PS zijn zoals gezegd verantwoordelijk voor de controle op de doeltreffendheid, doelmatigheid en rechtmatigheid van het provinciebestuur. De Provinciewet en het Besluit accountantscontrole provincies en gemeenten beschrijven welke taken PS hebben bij de controle. • PS stellen bij verordening regels op over periodiek onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid. • PS stellen bij verordening regels vast die waarborgen dat de rechtmatigheid van het financieel beheer en de inrichting van de financiële organisatie wordt getoetst. PS zijn daarbij verantwoordelijk voor het vaststellen van het normenkader en het toetsingskader voor de rechtmatigheidscontrole door de accountant. • PS hebben specifieke taken ten aanzien van de inrichting van de controle op het provinciaal handelen, zoals een verantwoordelijkheid voor het aanstellen van een accountant voor de provincie en voor het instellen van een rekenkamer of rekenkamerfunctie. Op basis van de provinciewet zijn PS verplicht een reglement van orde vast te stellen voor hun vergaderingen en andere werkzaamheden. In dat reglement wordt ook beschreven hoe controleinstrumenten kunnen worden ingezet. Wanneer zij dit nodig achten, kunnen PS besluiten het reglement aan te passen. Instrumenten Er zijn verschillende manieren waarop PS hun controlerende taak uit kunnen voeren. De randstedelijke rekenkamer heeft een onderzoek gedaan voor de provincie Flevoland, hieruit is de Handreiking voor controle door Provinciale Staten voortgekomen. In bijlage 1 is een tabel uit dit rapport opgenomen, waarin staat over welke informatie Provinciale Staten (kunnen) beschikken en wat zij daarmee kunnen doen om beleid te kunnen controleren en bij te sturen. Naast deze (schriftelijke) bronnen van informatie kan nog een aantal andere instrumenten worden onderscheiden die Provinciale Staten voor hun controlerende taak ten dienste staan. Op grond van artikel 151 Provinciewet kan een lid van Provinciale Staten Gedeputeerde Staten of de Commissaris van de Koningin mondeling of schriftelijk vragen stellen. In het Reglement van Orde Provinciale Staten en reglement op de Statencommissies is dit uitgewerkt in de artikelen 41 (interpellatie), 42 (schriftelijke vragen) en 43 (mondelinge vragen). In de jaarverslagen van de
3
griffie is te vinden hoe vaak en voor welke onderwerpen van deze instrumenten gebruik is gemaakt. Onderzoek In het kader van deze evaluatie zijn in Gelderland vooral drie soorten onderzoek relevant. Het betreft onderzoek door de Rekenkamer, door GS en door PS (Commissie van Onderzoek). Onderzoek door de Rekenkamer (art. 79 en art. 183-186 Provinciewet). Provinciale Staten hebben samen met Overijssel per 1 januari 2005 een onafhankelijke gemeenschappelijke Rekenkamer Oost Nederland ingesteld. De leden van de Rekenkamer zijn voor zes jaar benoemd. Het onderzoek van de rekenkamer richt zich op de doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid van het door het provinciebestuur gevoerde bestuur, derhalve van PS, GS en de CdK. De Rekenkamer is onafhankelijk en bepaalt zijn eigen onderzoeksprogramma. In bijlagen is een overzicht opgenomen van de onderzoeksonderwerpen van de Rekenkamer OostNederland tot nu toe. Onderzoek door GS (art. 217a Provinciewet). Gedeputeerde Staten moeten periodiek onderzoek verrichten naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het door hen gevoerde bestuur. Over de resultaten van dit onderzoek wordt bij de rekening schriftelijk verslag aan PS uitgebracht. Het college onderzoekt hierbij of de nagestreefde beleidsdoelen tegen zo gering mogelijke kosten worden bereikt en of het resultaat van het beleid beantwoordt aan wat er met het beleid werd beoogd en of de gestelde beleidsdoelen worden verwezenlijkt. Provinciale Staten stellen bij verordening de regels voor het onderzoek door GS (Verordening onderzoeken doelmatigheid en doeltreffendheid Gelderland). In de bijlagen is een overzicht opgenomen van de onderzoeksonderwerpen van GS (art. 217a) tot nu toe. Onderzoek door PS d.m.v. een commissie voor beleidsevaluatie of Commissie van Onderzoek. Tot 2002 werden er in Gelderland verschillende onderzoeken gedaan door de Commissie voor Beleidsevaluatie. De Commissie voor Beleidsevaluatie heeft aan het eind van de periode onderzocht of deze commissie daadwerkelijk bijgedragen heeft aan het bevorderen van de doeltreffendheid van het Gelders beleid. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat de commissie wel degelijk een toegevoegde waarde heeft gehad en voortgezet zou moeten worden in de volgende periode. In die volgende periode (2003-2007) werd dat de Commissie van Onderzoek. Bij besluit PS2005-325 van 26 mei 2004 stelden Provinciale Staten met vaststelling van de Verordening op de Commissie van Onderzoek Gelderland 2004, een Commissie van Onderzoek in. De commissie is (artikel 2 van de verordening) "belast met de voorbereiding van de programmering van onderzoeken naar de doeltreffendheid van provinciaal beleid, (het toezicht op de deugdelijke) uitvoering van deze onderzoeken, de doorgeleiding van de onderzoeksresultaten naar Provinciale Staten, de beleidsmatige vertaling van de onderzoeksresultaten ten behoeve van Provinciale Staten, alsmede het periodiek nagaan van de implementatie en doorwerking van de onderzoeksresultaten.” Het doel van de Commissie van Onderzoek is dus om te onderzoeken of en in welke mate de beoogde effecten van een bepaald provinciaal beleid of product ook daadwerkelijk door provinciaal handelen worden bereikt, ofwel of het doeltreffend is. De uitkomsten van onderzoek kunnen worden gebruikt om de koers van het beleid aan te passen. De Commissie van Onderzoek kan daarmee worden gezien als een onderzoeksinstrument om inhoud te geven aan zowel de controlerende als kaderstellende rol van Provinciale Staten. Jaarlijks stellen Provinciale Staten het onderzoeksprogramma van de Commissie van Onderzoek vast. In de regel zijn hierin 2 à 3 onderzoeken opgenomen. Voor uitvoering van onderzoek is een jaarlijks budget van € 122.000,- beschikbaar. De commissie is altijd binnen dit budget gebleven. Volledigheidshalve wordt ten slotte nog gewezen op de mogelijkheid voor fracties om zelf onderzoek uit te voeren. Hoewel deze mogelijkheid te zien is als de vierde soort onderzoek
4
wordt hier in de praktijk weinig nadruk op gelegd. Onderzoek door de fracties kan in vele verschillende vormen en gradaties voorkomen. De fracties in Provinciale Staten ontvangen jaarlijks een financiële bijdrage als tegemoetkoming in de kosten voor het functioneren van de fractie. De fracties mogen deze bijdrage besteden ter bestrijding van algemene kosten verbonden aan de werkzaamheden van de fractie voor Provinciale Staten, waaronder onderzoek.
onderzoek doeltreffendheid onderzoek doelmatigheid onderzoek rechtmatigheid vaststelling onderzoeksprogramma
Rekenkamer x x x Rekenkamer
GS x x
CvO x
GS
PS
Afstemming onderzoek Op verschillende wijzen en in verschillende gremia vindt afstemming plaats met betrekking tot voorgenomen onderzoeken. Op grond van artikel 3 van de Verordening op de Commissie van Onderzoek overlegt de commissie met Gedeputeerde Staten over het concept-jaarprogramma. In de Verordening op de Rekenkamer Oost-Nederland is geregeld dat minimaal een maal per jaar overleg plaats vindt. En Gedeputeerde Staten geven in de begroting aan welke onderzoeken zij voornemens zijn uit te voeren. Voorts is er nog het zogenaamde afstemmingsoverleg tussen GS, accountant, Rekeningcommisssie en rekenkamer. Ook daarin zijn voorgenomen onderzoeken onderwerp van gesprek. Andere provincies Een van de deelvragen van dit onderzoek is hoe PS van andere provincies hun controlerende rol uitvoeren. Om deze vraag te beantwoorden, is op websites van de 11 andere provincies gezocht naar het bestaan van een commissie van onderzoek/beleidsevaluatie. Bij onduidelijkheid op de website zijn de Statengriffies gebeld. In onderstaand schema worden de uitkomsten van deze zoekactie weergegeven: Provincie Drenthe
Commissie van Onderzoek nee
Rekenkamer Noordelijke Rekenkamer
Friesland
nee
Noordelijke Rekenkamer
Groningen
nee
Noordelijke Rekenkamer
Noord-Holland
nee cie beleidsevaluatie is opgeheven bij aansluiting bij Randstedelijke rekenkamer. Rekeningcommissie heeft nog wel budget voor onderzoek. nee
Randstedelijke Rekenkamer
Zuid-Holland Noord-Brabant
ja, commissie beleidsevaluatie. Eind vorige periode is een meta-evaluatie uitgevoerd. PS hebben besloten commissie deze periode te handhaven, omdat GS nog onvoldoende vorm gaf aan art. 217a Prov.wet onderzoeken.
5
Randstedelijke Rekenkamer Zuidelijke Rekenkamer
Flevoland
nee
Randstedelijke Rekenkamer
Utrecht
nee
Randstedelijke Rekenkamer
Zeeland
nee er was een commissie van onderzoek die veranderd is in rekeningcommissie toen de rekenkamer kwam. In maart 2007 is de rekeningcommissie ook opgeheven. nee
Rekenkamer Zeeland
Limburg Overijssel
Gelderland
nee in 2007 is de commissie beleidsevaluatie opgeheven na een zelfevaluatie. ja, commissie van onderzoek zelfevaluatie in 2008
Zuidelijke Rekenkamer Rekenkamer Oost-Nederland
Rekenkamer Oost-Nederland
De algemene tendens bij de provincies is dat met de instelling van de Rekenkamer een commissie beleidsevaluatie of commissie van onderzoek opgeheven is, omdat dit overbodig zou zijn naast deze rekenkamer. Wel hebben (bijna) alle provincies een rekeningcommissie die toezicht houdt op financieel gebied. 1.1.2 Hoofdstuk 3 Onderzoeken door de Commissie van Onderzoek Om een beeld te krijgen van de onderzoeken die de Commissie van Onderzoek gedaan heeft sinds deze ingesteld is, is er een quick scan gedaan naar de acht onderzoeken die door de Commissie van Onderzoek tot nu toe uitgevoerd zijn. Daarin zijn de volgende punten meegenomen: - De opdracht (wie heeft het onderzoek gedaan, wat was het doel van het onderzoek, wat waren de onderzoeksvragen?) - De uitkomst van het onderzoek (wat is het antwoord op de hoofdvraag?) - De aanbevelingen die uit het onderzoek voortkomen (voor wie zijn de aanbevelingen bedoeld?) - Wat is de reactie/actie in de functionele commissie geweest? Interactief beleid (PS 2006-467) In 2005 heeft de Commissie van Onderzoek een onderzoek uitgevoerd naar de bijdrage van interactief beleid aan de strategische plannen. Naar aanleiding van dit onderzoek zijn drie aanbevelingen gedaan: - Doorgaan met de interactieve aanpak van planprocessen, maar het voortaan wel beter voorbereiden en inkaderen - Vergroten van transparantie en politieke betrokkenheid - Toezien op de uitvoering van het beleid om de positieve waardering voor de interactieve aanpak te waarborgen De leden van de Commissie van Onderzoek onderschrijven de conclusies en aanbevelingen. Zij gaan er vanuit dat GS uitvoering geeft aan de aanbevelingen. Op 13 september 2006 is het onderzoek in de Commissie Algemeen Bestuur besproken. De commissie was tevreden over het onderzoek en de treffende conclusies. Belangrijk is dat PS en GS de aanbevelingen als leerpunten voor zichzelf zien. Vanuit GS is toen gezegd dat de aanbevelingen meegenomen zouden worden in richtlijnen voor interactief beleid. GS zijn inderdaad met de aanbevelingen aan de slag gegaan. De
6
aanbevelingen uit dit onderzoek zijn vertaald in een Handreiking Interactieve beleidsvorming, een leermodule interactieve beleidsvorming en raadpleegfunctie op inter- en intranet. In december 2006 is er een Statennotitie geschreven met de naam Burgerparticipatie: interactieve beleidsvorming naar aanleiding van het onderzoek (PS2006-965). In het burgerjaarverslag 2006 wordt het volgende hierover vermeld: “Burgers, bedrijven en belangenorganisaties die betrokken zijn geweest bij interactieve planprocessen hebben per saldo een positief beeld van de interactieve aanpak.” Afrekenbaar cultuurbeleid (PS 2006-518) In het voorjaar van 2006 is een sprintonderzoek uitgevoerd waarin onderzocht is of en in hoeverre het cultuurbeleid zoals vastgelegd in Verbindingen 2005-2008 voldoende afrekenbaar geformuleerd is en of resultaten van eerder onderzoek door de Commissie voor Beleidsevaluatie voldoende zijn verwerkt. Conclusie van het onderzoek is dat de provincie al een hele slag gemaakt heeft. Uit het onderzoek kwamen de volgende aanbevelingen naar voren: - De in gang gezette wijze van beleidsbeschrijving van het cultuurbeleid voortzetten. - Zorg voor afstemming tussen het beleidsplan en de programmabegroting. - Toets de effecten van beleid ook in de praktijk, bijvoorbeeld door werkbezoeken af te leggen. Op 18 oktober 2006 is het onderzoek besproken in de Commissie Welzijn. De fracties hebben het onderzoek unaniem geprezen en zich achter de aanbevelingen geschaard, met name aanbeveling 3. In hun reactie van 27 juni 2006 geven Gedeputeerde Staten aan verheugd te zijn dat het onderzoeksrapport de omslag in de manier waarop het huidige cultuurbeleid is vormgegeven, zo positief beoordeelt. Naar aanleiding van de aanbevelingen 1 en 2 merken GS op daar al uitvoering aan te geven. Daarbij wordt opgemerkt dat de culturele werkelijkheid zich minder gemakkelijk in cijfers laat vatten dan Gedeputeerde Staten dachten. Na het onderzoek is het aantal werkbezoeken omhoog gegaan. Volgens de secretaris van de commissie JZC vloeit dit niet direct voort uit de aanbeveling die gedaan is in het onderzoek. De toename van het aantal werkbezoek is meer te danken aan organisaties in het veld. Zij hebben de commissie vaker uitgenodigd om te kunnen lobbyen. Bij de commissie is de afgelopen periode wel veel aandacht gekomen voor cultuur, onder andere als gevolg van ontwikkelingen op rijksniveau die invloed hebben op provinciaal beleid. De beleidskaders die in de Statenvergadering van 28 mei 2008 besproken zijn, zijn daar een voorbeeld van. De aanbeveling heeft hier dus niet zozeer aan bijgedragen. De afstemming tussen beleidsplan en programmabegroting wordt per 2009 gerealiseerd: er is een nieuw beleidsplan Cultuur 20092012 op 28 mei 2008 door PS vastgesteld en op basis daarvan wordt de programmabegroting bijgesteld. Beschrijving wettelijke zorgtaken (PS 2006-961) Dit betrof een in 2005/2006 uitgevoerd onderzoek gericht op de vraag wat de wettelijk aan de provincie opgedragen taken op het gebied van de zorg zijn en wat de doeleinden van provinciaal beleid in dat verband zijn. Conclusie uit het onderzoek is dat door de provincie Gelderland meer taken worden uitgevoerd dan strikt wettelijk voorgeschreven, Provinciale Staten hebben daar met de vaststelling van het Meerjarenplan Sociaal Beleid mee ingestemd. Uit het onderzoek komen twee aanbevelingen naar voren: - Neem bij een bijstelling van het positionpaper WMO de eigen provinciale beleidsdoelstellingen als uitgangspunt; - De commissie geeft in overweging om beleidsplannen en programmabegroting zoveel mogelijk een-op-een op elkaar af te stemmen. De onderzoeksbevindingen zijn eind oktober voor wensen en bedenkingen aan Gedeputeerde Staten gezonden. Gedeputeerde Staten gaven aan dat de onderzoeksrapportage een helder en reëel beeld van de (ruim geformuleerde) wettelijke taken van de provincie beschrijft, en dat er veel veranderingsprocessen gaande zijn. Een van die veranderingen betreft de invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Gedeputeerde Staten benadrukken dat Gelderland kiest
7
voor een proactieve taakopvatting met betrekking tot uitvoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Het onderzoek is op 10 januari 2007 besproken in de Commissie Welzijn. De commissie gaf aan tevreden te zijn met de resultaten van het onderzoek en stelde voor de resultaten onder de aandacht te brengen van de nieuwe leden van Provinciale Staten, zodat de uitkomsten meegenomen zouden kunnen worden in het nieuwe Statenakkoord. Gelderland dichterbij (PS 2007-131) PS hebben in het Statenakkoord onder meer als doel geformuleerd het vertrouwen van de burger in de (provinciale) overheid verder te verbeteren. Gelderland dichterbij dan je denkt is het motto in dat kader. Mede met het oog op de verkiezingen in maart 2007 heeft de Commissie van Onderzoek Probit opdracht gegeven medio 2006 onderzoek te doen naar de vraag of de provincie Gelderland na de verkiezingen in 2003 voor burgers en andere partijen nu echt dichterbij is gekomen. Conclusie is dat veel instrumenten zijn ingezet om de provincie Gelderland dichterbij de burger te brengen, maar dat het aan heldere, haalbare doelstellingen ontbrak. Daardoor kan ook niet worden getoetst welke effecten precies zijn bereikt. Het campagneplan voor de Provinciale Statenverkiezingen op 7 maart 2007 voorziet in een duidelijke doelstelling voor wat betreft het opkomstpercentage en het percentage kiezers voor wie de campagne een stimulans vormde om daadwerkelijk te gaan kiezen. Het onderzoek is voor de verkiezingen in 2007 aan Provinciale Staten gezonden. De onderzoeksresultaten zijn betrokken bij de opstelling van de overkoepelende communicatiestrategie voor 2007-2011 en het nieuwe PS communicatieplan, die beide in de commissie ABF van januari 2008 zijn besproken. De aanbevelingen van het onderzoek zijn onder meer het doen van evaluaties, klanttevredenheidsonderzoeken en duidelijkere doelstellingen in de communicatieplannen. Deze aanbevelingen over evaluaties, klanttevredenheidsonderzoeken en het duidelijk formuleren van doelstellingen hebben de aandacht gekregen van de afdeling communicatie. Sinds 2008 evalueert de afdeling Communicatie haar producten en diensten conform een onderzoeksprogramma. In het Coalitieakkoord 2007-2011 is meer geld vrijgemaakt voor communicatie (€2 miljoen). De onderzoeken worden uit deze begroting gefinancierd. Er kan geconcludeerd worden dat het onderzoek van de Commissie van Onderzoek zijn impact heeft in de ambtelijke organisatie. Bij de verschillende onderzoeken die de afdeling Communicatie uitvoert wordt verwezen naar het onderzoek Gelderland dichterbij. Daarna is in het Coalitieakkoord ook duidelijk uitgesproken dat “…. de inzet van bestaande communicatiemiddelen kritisch wordt bezien op effectiviteit”. Dit heeft ertoe geleid dat structureel onderzoek één van de uitgangspunten van het overkoepelende communicatiebeleid is geworden. Plattelandsontwikkeling (PS 2007-669) Om er voor te zorgen dat de provincie haar regisseursfunctie over de plattelandsontwikkeling kan waarmaken en de jaarlijks beschikbare middelen zo goed mogelijk worden besteed, is in 2002 gestart met een jaarlijkse programmeringcyclus voor het gebiedsgerichte plattelandsontwikkelingsbeleid. Centraal in deze cyclus staan de Kaderbrief, de gebiedsprogramma’s en het Provinciaal Uitvoeringsprogramma (PUP). De daadwerkelijke invulling van het PUP vindt plaats op basis van de ingediende subsidieaanvragen uit de regio’s. De Commissie heeft in het najaar van 2006 onderzoek uit laten voeren door PWC gericht op de vraag of er wel voldoende projecten in het kader van de Kaderbrief Platteland uit het veld komen en welke rol de programmabureaus daarbij spelen. De commissie komt tot de conclusie dat de hoeveelheid projecten voldoende ondersteunend is aan de uitvoering van het beleid en dat de programmabureaus moeten worden voortgezet. Deze zijn over het algemeen redelijk effectief als schakel in de uitvoering van het plattelandsontwikkelingsbeleid. Aanbevelingen richten zich op
8
de positie van Provinciale Staten, de programmabureaus, de interne organisatie en draagvlak voor de uitvoering. In algemene zin herkennen Gedeputeerde Staten de conclusies van het onderzoek en kunnen zij zich vinden in de aanbevelingen. PWC adviseerde om Provinciale Staten goed te informeren over de ontwikkelingen in het kader van de Wet investeringsbudget landelijk gebied. Op 20 juni 2007 is er een bijeenkomst geweest om dit te bewerkstelligen. De aanbeveling is dus reeds overgenomen. Andere aanbevelingen hadden betrekking op de rol van gemeenten en waterschappen, competentieontwikkeling van medewerkers en het SMART formuleren van meetindicatoren. Het rapport bevestigde het beeld dat de dienst al had van de toestand en van de gewenste ontwikkeling. Er zijn daarom geen specifieke acties ondernomen op basis van het rapport. Betrokkenheid Europa (PS 2007-670) Europese samenwerking heeft als vertrekpunt de eigen provinciale doelen. Doeltreffende en resultaatgerichte samenwerking met Brussel en Nordrhein-Westfalen dient te worden gezocht, aldus het Statenakkoord 2003-2007 De Gelderse aanpak. De Commissie van Onderzoek heeft eind 2006 een onderzoek uit laten voeren door PWC dat betrekking heeft op de eerstgenoemde doelstelling. Zo is gekeken naar de meerwaarde van het EU-bureau en het bureau in Brussel en naar de randvoorwaarden om beschikbare Europese subsidies voor de jaren 2007-2013 te benutten. De commissie komt tot de conclusie dat de huidige organisatiestructuur voldoende grip biedt en toereikend is om subsidiegelden optimaal te benutten. Ook concludeert de commissie dat Statenleden onvoldoende grip ervaren met betrekking tot Europese zaken. De commissie geeft een aantal aanbevelingen om de betrokkenheid van Provinciale Staten bij Europese zaken te vergroten. De eindrapportage van de commissie is besproken in de vergadering van de Commissie Algemeen Bestuur en Financiën op 12 december 2007. Besloten werd de aanbevelingen van de Commissie van Onderzoek, naast die van de voormalige Commissie Europese Aangelegenheden, over te nemen. Zo worden de prioritaire Europese dossiers tegenwoordig behandeld in de commissie ABF en andere relevante commissies. Verder zijn er verschillende werkbezoeken geweest in het kader van Europa, zowel voor alle Statenleden als voor een kleine delegatie. Een bezoek aan Brussel door de commissie RWM staat voor het najaar op de agenda. In 2009 zal Europa aangedragen worden als onderwerp voor een Gelders debat. De Commissie Europese Aangelegenheden is inmiddels opgeheven, nu is er een Europapanel ingesteld. Dit panel zou ervoor moeten zorgen dat de Statenleden meer betrokken raken bij Europa, bijv. d.m.v. het organiseren van bijeenkomsten. Regionale Samenwerkingsprogramma’s (PS 2008-47) De besturen van de zes Wgr-gebieden in Gelderland zijn voor Gedeputeerde Staten aanspreekpunt en partner in het RSP-proces. Verschillende malen hebben Provinciale Staten hun twijfels geuit over de betrokkenheid van gemeentebesturen en -raden bij de totstandkoming van de contracten. Bij de commissie leefde de vraag of het uiteindelijk, met het oog op democratische legitimatie van besluiten en de eigen doelstellingen van de provincie, wel een goede werkwijze is om de keus bij de regio te leggen. In de tweede helft van 2007 heeft de commissie hiernaar onderzoek uitgevoerd. Er is een zestal aanbevelingen uit dit onderzoek naar voren gekomen. De aanbevelingen zijn overgenomen. Particulier Natuurbeheer In het Statenakkoord stond met betrekking tot particulier natuurbeheer beschreven dat de Staten agrarisch natuur- en landschapsbeheer structureel willen stimuleren. De commissie wilde onderzoek doen naar de uitvoering van het beleid in de praktijk en of wordt gehandeld volgens de afspraken/protocollen. In december 2007 werd een startnotitie voor dit onderzoek besproken.
9
naar aanleiding daarvan concludeerde de commissie dat het onderwerp momenteel al in ruime belangstelling van de commissie Landelijk Gebied en Water en Gedeputeerde Staten staat. Besloten werd Gedeputeerde Staten te verzoeken de onderzoeksvragen te beantwoorden in de bij de behandeling van de Statennotitie Voortgang particulier natuurbeheer (PS 2007-529) toegezegde notitie rond de realisering van de Ecologische Hoofd Structuur, en nu van dit onderzoek af te zien. Concessieverlening openbaar vervoer De commissie heeft eind 2008 een onderzoek uitgevoerd naar concessieverlening in het openbaar vervoer. Hoofdconclusies van het onderzoek zijn: a. De formele rol van PS in het Gelderse stads- en streekvervoer is beperkt, een grotere betrokkenheid van PS (door GS) kan een positieve bijdrage leveren aan het Gelderse OV; b. Een zorgvuldig proces van aanbesteding en concessieverlening organiseren is belangrijk; c. Concessiebeheer zal verder moeten worden geprofessionaliseerd. De commissie geeft PS in overweging met het ROCOV in overleg te treden om tot informatieuitwisseling en afstemming te komen. Voorts pleit de commissie er bij Gedeputeerde Staten voor Provinciale Staten meer te betrekken bij het openbaar vervoer door nadrukkelijker onderwerpen ter consultatie/afstemming te agenderen en periodiek te rapporteren over de voortgang van het concessiebeheer en de mate waarin beleidsdoelstellingen worden gerealiseerd. Het onderzoek is in maart 2009 in de commissie MEZ besproken. Hoofdstuk 4 Ervaring betrokkenen Om een breder beeld te geven dan alleen de feitelijke informatie over de onderzoeken, is een vragenlijst voorgelegd aan leden van Provinciale Staten, de griffier, oud- en huidige leden van de Commissie van Onderzoek. De leden van Provinciale Staten waren afkomstig uit verschillende fracties en commissies. Aan de Statenleden is gevraagd: - Bent u bekend met het bestaan van de CvO? Vindt u dat er voldoende bekendheid aan de commissie en aan onderzoeken wordt gegeven? - Wat vindt u van de onderzoeksprogramma’s (de onderwerpen) van de CvO)? Hoe kijkt u aan tegen de invloed die u daar als lid van PS op heeft? - Heeft (voorgenomen) onderzoek door de CvO er naar uw mening aan bijgedragen dat het onderwerp op de politieke agenda kwam? - Bent u als commissielid/woordvoerder betrokken geweest bij een onderzoek? Bij welk onderzoek was dat? En heeft het onderzoek naar uw mening voldoende aandacht gehad in de functionele commissie? - Hoe beoordeelde u de kwaliteit van dat onderzoek? Waren bijv. de aanbevelingen voldoende toegespitst op PS en GS? - Ziet u iets terug van doorwerking van onderzoeken? Bij wie ligt volgens u primair de taak om uitkomsten van onderzoek te monitoren? CvO, GS, functionele commissies, individuele fracties? - In hoeverre acht u de CvO van belang als instrument van PS om invulling te geven aan controlerende en kaderstellende rol? Aan de (oud) leden van de Commissie van Onderzoek is voorts gevraagd: - Hoe ervaart u het opstellen van het onderzoeksprogramma? - Bij een aantal onderzoeken is gewerkt met referentieleden. Hoe heeft u dit ervaren? - Hoe kijkt u aan tegen de doorlooptijden van onderzoek? - Acht u het jaarlijks beschikbare budget voor onderzoek voldoende? - Hoe kijkt u aan tegen de samenstelling (alle fracties) van- en betrokkenheid van leden bij de Commissie?
10
Een totaaloverzicht van de reacties is in de bijlagen opgenomen. Samengevat komen de reacties op het volgende neer. - De Commissie van Onderzoek heeft voldoende bekendheid, hoewel een enkele geïnterviewde vindt dat er meer bekendheid aan de commissie en/of haar onderzoeken gegeven mag worden. - De gekozen onderwerpen en onderzoeksprogramma’s alsmede de invloed daarop wordt eveneens als positief ervaren. Sommigen zouden meer onderbouwing willen van de gekozen onderwerpen en wat meer onderzoek willen naar de onderwerpen die andere provincies onderzoeken en welk beleid het meest effectief is. - De meningen verschillen over de vraag of het onderzoek er toe heeft geleid dat het onderwerp op de agenda van de politiek is gekomen en of het onderwerp in de desbetreffende Statencommissie voldoende aandacht heeft geregen. - De kwaliteit van de onderzoeken wordt door iedereen als goed ervaren, hoewel de stijl soms wat formeel en ambtelijk is. Ook zouden de aanbevelingen soms scherper geformuleerd mogen worden. - Niet iedereen ziet iets terug van de doorwerking van de onderzoeken. Bij de monitoring van de uitkomsten van het onderzoek zien de meesten een taak weggelegd voor de Commissie van Onderzoek of de desbetreffende Statencommissie. - De geïnterviewden zijn het er over eens dat de Commissie van Onderzoek een belangrijk instrument is, waarbij een aantal van mening is dat het instrument beter benut kan worden. - (oud) commissieleden ervaren het opstellen van het onderzoeksprogramma als wisselend. Men zou er ook voor kunnen kiezen geen programma op te stellen, maar de actualiteiten te onderzoeken. - De (oud) leden die met referentieleden hebben gewerkt vonden dat (als aanvulling) prima. - De doorlooptijden van het onderzoek en het beschikbare budget worden als goed ervaren. - De samenstelling van de commissie wordt goed gevonden, maar de betrokkenheid van een aantal fracties zou beter kunnen.
Hoofdstuk 5 Conclusie en aanbevelingen De centrale vraag van dit onderzoek gaat over de betekenis van het instrument Commissie van Onderzoek binnen het kader van de controlerende rol van Provinciale Staten. Op basis van de uitkomsten van de deskresearch en de reacties op de vragen komt de commissie tot de volgende conclusie en aanbevelingen. De vergelijking met andere provincies wijst uit dat Gelderland met een Commissie van Onderzoek naast de Rekenkamer, een redelijk uitzonderlijke positie in neemt. Het beeld uit de enquête is echter helder. Het behoud van een eigen Commissie van Onderzoek wordt van groot belang geacht om de controlerende, maar ook kaderstellende rol van Provinciale Staten, te versterken. De commissie sluit zich bij dit beeld aan. Om tot een verdere versterking van de betekenis van de Commissie van Onderzoek voor Provinciale Staten te komen, heeft de commissie bovendien een aantal aanbevelingen. Aanbevelingen met betrekking tot betrokkenheid Provinciale Staten Om bekendheid en betrokkenheid bij (leden van) Provinciale Staten te vergroten pleit de commissie ervoor onderzoeksrapportages op de agenda van Provinciale Staten te plaatsen, analoog aan de behandeling van rekenkamerrapporten. Ook ziet de commissie een oplossing in een ambassadeursfunctie van de leden van de commissie binnen hun eigen fractie. Terugkoppeling uit de fracties zou dan een vast agendapunt voor de Commissie van Onderzoek moeten zijn. Aanbevelingen met betrekking tot onderzoeksprogramma Uit de enquête komt naar voren dat de commissie meer in zou moeten kunnen spelen op actualiteiten. De commissie stelt voor een onderzoeksprogramma voor te bereiden waarin één
11
onderzoek vastligt en de overige onderzoeken (in de praktijk zal dat er ook één zijn) over te laten aan de actualiteit. Het vast te leggen onderzoek zou zich dan vooral moeten richten op kaderstelling of in de toekomst te nemen besluiten. In dat verband is het van belang te beschikken over een door Gedeputeerde Staten aan te leveren lange termijn agenda. De bepaling van actuele onderwerpen kan bij de terugkoppeling uit de fracties, zie de aanbeveling hiervoor, aan de orde komen. Aanbeveling met betrekking tot doorwerking In het jaarlijkse onderzoeksprogramma van de commissie wordt reeds een terugblik gegeven op eerder uitgevoerde onderzoeken. De commissie stelt voor daarin explicieter een beeld te geven van de doorwerking van onderzoeken. Vervolgens zou het aan PS c.q. de functionele commissies moeten zijn om naar aanleiding daarvan eventueel actie te ondernemen in de vorm van agendering of vragen. Aanbeveling met betrekking tot samenstelling commissie Het verdient aanbeveling om de Commissie van Onderzoek statenbreed te houden en alle fracties hierin te laten participeren. Gebeurt dit niet, dan zal de Commissie aan effectiviteit inboeten en is de kans groot dat er voortdurend discussie zal zijn over de uitkomsten van het onderzoek. Aanbevelingen met betrekking tot bekendheid De commissie voert haar werkzaamheden primair ten behoeve van Provinciale Staten uit. Dit neemt niet weg dat een bredere bekendheid van onderzoeksresultaten kan bijdragen aan effectiviteit en doorwerking. Om die reden beveelt de commissie aan over ieder onderzoek een persbericht uit te brengen en de informatie op de provinciale website uit te breiden. Verder geeft de commissie in overweging na te denken over de jaarlijkse uitreiking van een pluim voor het beste, meest heldere Statenvoorstel.
Arnhem, 4 maart 2009 - zaaknr. 2009-005857 Commissie van Onderzoek A.J. Prins voorzitter
+++++
12