Hennie Ploeg woont twee huizen verderop en heeft net als ik de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD) gevolgd. Zij begin jaren vijftig en ik eind jaren negentig. In het kader van de viering van het 70 jarig bestaan van onze opleiding, heb ik haar gevraagd om een keer in gesprek te gaan over onze opleiding zoals deze er destijds voor haar uitzag en wat dat in haar leven en loopbaan heeft betekend. Ze is geboren in 1921 en sinds enkele maanden staat haar bed beneden in de woonkamer. De aanleiding was ‘draaierigheid’ met een valpartij tot gevolg. De kans dat dit nogmaals gebeurt, wordt er niet kleiner op en een traplift behoort om redenen van architectonischesthetische aard, alsmede vanwege een vorm van gramnietigheid tegen een dergelijke huisaanpassing, niet tot de mogelijkheden. Het is maandagavond en ze ontvangt me in de zithoek aan de achterzijde van het huis, waar we in comfortabele fauteuils tegenover elkaar plaatsnemen. Wat maakte dat u destijds voor de opleiding MWD koos? Wij waren oorlogskinderen, zei mijn ene zus altijd. Dat waren wij. Zodoende zien onze opleiding en opvoeding er zeer verbrokkeld uit. Je kunt niet zeggen dat ik van de ene naar de andere opleiding ben gegaan. De lagere school heb ik nog in zijn geheel doorlopen. Dat wel. Daarna begon het te
brokkelen. Dan was er weer niks en dan was er weer wat. Toen ik dan eindelijk wel zover was ben ik uiteindelijk met mijn moeder naar een nog bezet Groningen geweest, naar de W.A. Scholtenstraat. Naar mevrouw Tonkens. Dat was volgens mij de eerste of tweede directrice. En daar ging ik naartoe, eigenlijk, om me te laten keuren voor de school. Maar ook, nou ja, wij wisten van niks en je had wel eens gehoord van de school voor maatschappelijk werk en mijn moeder had mij gevraagd om daar eens te gaan kijken. Dus mijn moeder met mij aan het handje, vanuit Assen. Maar toen waren er niet genoeg leerlingen en ging het hele feest niet door. Nou daar heb ik niet op gewacht en toen ben ik eerst op verschillende andere plaatsen geweest. Ik zat veel in het jeugdwerk. In de Vrijzinnig Christelijke Jeugdcentra (VCJ). Dat was een soort aanhangsel van de padvinderij en tja, daar deed ik vrijwilligerswerk.
Het begon met vrijwilligerswerk voor de Vrijzinnig Christelijke Jeugdcentra En na verloop van tijd las ik een advertentie in de krant die erop neerkwam dat ik er ook mijn baan van kon maken. Het hoofdkantoor van de VCJ stond in Utrecht, maar daar hingen toen nog niet meer dan een paar kampen onder. Ik was wel nieuwsgierig naar wat dat nou zou zijn, maar informatie was schaars.’
Je kon natuurlijk niet even googelen naar wat dat nou precies inhield. Er was nog geen foldertje. Niks. Wij wisten van niks. Hoe oud was u op dat moment? Mijn leeftijd heeft nooit iets betekend in relatie tot het volgen van een opleiding. Daar valt niks aan af te meten. Ik was altijd achter vanwege de oorlog. Ik ben zelfs nog een tijd coupeuse geweest. Daar heb ik ook nog een opleiding voor gevolgd. Vlak na de oorlog. Coupeuse? Ja. Naaister. Een naaister met een beetje meer flair. Maar ja, dat deed je omdat je wat meer doen wilde. Wij waren met een groot gezin en we moesten van ‘oud’ ‘nieuw’ maken, dus dat kwam goed uit. Je deed alles. Wij moesten ook aardappels rooien van de Duitsers. Toen zei mijn moeder: ‘ik kan je niet missen’ en toen bood mijn zus aan om te gaan. Ik heb al met al een heel andere jeugd gehad. En wat maakte dat u dan op enig moment voor een beroep in de sociale sector koos? Tja, dat zit erin of dat zit er niet in. Mijn zussen en ik waren natuurlijk ook altijd actief bij de zondagsschool en leidden allerlei clubjes. Maar, zoals mijn ene zus altijd zei: ‘wij zijn oorlogskinderen en wij tellen niet mee’. Ja wij tellen wel mee, maar zo hebben we het er wel eens over gehad. Dat je niks mocht en niks kon. In die oorlogstijd ging u niet naar school?
Nee. Niks. Er was niks. Ja, er was hier en daar wel eens iets te doen. Mijn ene zus zat op de kinderverzorgingopleiding in Groningen en die kreeg haar diploma op grond van de helft van de lessen, omdat het niet anders kon. En de jongens waren hier zogenaamd in Groningen aan het studeren aan de HTS. Maar waarom? Omdat ze zo de ‘Arbeidseinsatz’ kon voorkomen. En wij verveelden ons de hele dag zodanig, dat we ’s avonds die jongens maar van de trein gingen halen. Ze begint hardop te lachen. En dan gingen we in een rij over de hele breedte van de straat lopen en dan kwam er een Duitse soldaat ons tegemoet en dan gingen we niet opzij. Nou, dat was een heldendaad hoor. Hahaha! En toen heb ik die coupeuseopleiding gevolgd en moest ik naar Den Haag voor het examen, maar mooi niet dat de trein reed. Dat was in de oorlog. Je moest toch wat. En voor de jongens was het nog veel erger. Die moesten uiteindelijk onderduiken om niet tewerkgesteld te worden. Ja, dat is onze jeugd geweest. Oorlog. Met hoeveel kinderen waren jullie thuis? We waren met acht kinderen, dus we konden ons met elkaar wel vermaken. Maar hoe dan? Geen radio, geen televisie uiteraard, geen niks, geen vermaak. Maar onze jongens waren nogal ondernemend en het gebeurde met enige regelmaat dat mijn moeder
weer een paar Duitsers aan de deur had omdat mijn broers met radiocontact of weet ik veel in de weer waren. Ze verstoorden de zender! Dat was onze jeugd. En als ik me nou bedenk dat ik negentig ben geweest. Dat is zo lang geleden. Hoe lang duurde het na de oorlog voordat u met die maatschappelijk werkopleiding begon? Nou, die opleiding begon heel sporadisch. Zo nu en dan een groepje van 8 dametjes van de middelbare school. Terwijl wij helemaal geen middelbare schoolkinderen waren. Wij hadden een heel andere jeugd gehad en heel andere dingen meegemaakt. Wij lachten een beetje zo om die jonge meiden. Die hadden wij niet zo hoog zitten. Toen ben ik dus eerst op een jeugdopleiding geweest op Kerk en Wereld1. Zegt je dat wat? Nee. Nou, dan kun je zien hoe dat dus allemaal alweer verdwenen is. Dat was een opleiding tot jeugdwerker van Kerk en Wereld. Ik weet niet eens of het er nog is. Dat duurde drie maanden. Daarna liep je dan drie maanden stage in Arnhem en vervolgens hadden wij in 1
Kerk en Wereld is op 20 november 1945 opgericht vanuit de Nederlandse Hervormde Kerk, in reactie op de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog en uit verlangen naar vernieuwing van de kerk. Sinds de oprichting heeft Kerk en Wereld veel waardevolle initiatieven opgestart die hun weg vonden in de samenleving of de kerk. Sinds 2003 heeft Kerk en Wereld geen eigen werkorganisatie meer, maar is Kerk en Wereld nog steeds actief op het grensvlak van geloof en samenleving. (Bron: www.kerkenwereld.nl)
Amsterdam nog weer drie maanden les op de school voor maatschappelijk werk. En wat leerde u daar? Vakken die maar te pas kwamen. Die denk ik ook nu nog in het eerste jaar zitten. Pedagogiek, speltechnieken, noem maar op. Ik vond het erg interessant. Wij moesten daar in één jaar leren wat men daar normaal gesproken in tweeënhalf jaar leerde. Wij begonnen ’s ochtends om acht uur en ’s avonds om zes uur hielden we pas weer op. Vijf dagen in de week? Jazeker. Ja, zo ging dat toen. Dat is een andere weekindeling dan vandaag de dag. De echte schooltijd houdt met twintig uur in de week zeker op. Ze zijn je lekker tegenwoordig! Nou moet ik wel zeggen dat het ook in mijn tijd al wel anders werd. Wij zijn nog begonnen in de Leliestraat hier in Groningen. Bij het Noorderplantsoen in de buurt. Daar zat de oude school. Een prachtige plek. Het was een oude lagere school. Wij vonden het daar leuk, maar het werd er te klein. Er waren daar geloof ik maar één of twee lokalen. Maar wij waren het eerste jaar waar ook mannen toegelaten werden. En wij waren dus ook al wat ouder. Ik had die hele riedel van Amsterdam enzovoorts dus ook al achter de rug. Plus een hele hoop ervaring in het jeugdwerk, maar dat riep toch vragen bij me op. Dan had ik bepaalde activiteiten met verschillenden groepen kinderen al zo vaak gedaan en dan begon ik me af te vragen: wat moet ik nou
weer eens beginnen? Je kon het zo gek niet bedenken. Het moest niet te paternalistisch worden, maar het moest wel een beetje moraliserend en dan gaf ik er ook nog 12 uur catechisatie naast. Want we waren ook nog christelijk georiënteerd. Dat deed ik dan op verschillende scholen en eigenlijk vond ik dat heel leuk. Les geven? Ja. En ik vond het wel spannend. En dat vond het schoolhoofd ook. Die bekeek mijn eerste schreden in het onderwijs met argusogen. Ik zei hem in mijn brutaliteit dat ik het zou waarderen als hij niet achterin de klas zou gaan zitten. Je moest wel voor je mening opkomen. ‘Waarom niet?’, vroeg die directeur mij dan en dan zei ik hem dat ik me dan onvrij zou voelen. Dat gold natuurlijk ook voor die kinderen, maar die konden dat moeilijk tegen hem zeggen. En als ik dan liedjes zong met die kinderen, kon die man het toch niet nalaten om de klas binnen te stormen, maar dat was dan ook weer een generatiekloof tussen hem en mij. Dit zal zo in de zestiger jaren geweest zijn. U heeft tijdens een eerder gesprek verteld dat u ten tijde van de watersnoodramp, in 1953, in opleiding was. Ja. En dat was dus een gecombineerde opleiding van mannen en vrouwen. Die mannen kwamen allemaal van die kampen voor vorming buiten schoolverband. De ontspoorde jeugd werd daar
naartoe gestuurd. Tja, dat moest allemaal een beetje gekerstend worden in die tijd hè. Die mannen hadden ook al de nodige praktijkervaring en kregen nu op de opleiding ook wat theorie. En dan was er nog een stelletje dat zo van de middelbare school erbij kwam. Daar vertelde ik eerder over. U bedoelt die wat jongere dames? Ja. Dat was voor Miep ook niet makkelijk hoor. Haar naam is gevallen. Marie Kamphuis. Beschermvrouwe, hoeder, moeder van onze opleiding en naamgever van de Marie Kamphuisborg. Door Hennie steevast aangeduid als ‘Miep’. Heb jij jufrouw Duivendak nog meegemaakt? Nee. Annie Mettau? Nee. Ook niet meer? Nee. Ik ben halverwege de jaren negentig de opleiding gaan volgen. Oh. Je hebt Marie Kamphuis ook niet meegemaakt? Nee. Ze verheft haar stem. Nou, dan heb je toch wel wat gemist! Dat wil ik graag aannemen. Ik heb uiteraard wel het een en ander over haar gehoord en gelezen, maar vertelt u eens. Wat was dat voor iemand? Miep was een persoon. Ze was lesbisch en ging één keer in de zoveel tijd naar
Duitsland en daar had ze een vriendin. Nou ja, dat interesseerde ons verder geen bal. En zij was daar open over? Zij? Nee. Daar heeft ze nooit over gesproken. Daar praatte je niet over. Als je het mij vraagt was de helft van mensen op de opleiding lesbisch. Zou de opleiding dat wat aantrekken? Ik weet het niet. Ik weet niet of de opleiding aanleiding geeft. Wij namen het van Miep voor kennisgeving aan, maar je wist eigenlijk niet eens wat het inhield. Wij ook niet. Een heleboel dingen werden aangestipt, maar we zouden de grootste bok nog wel hebben kunnen schieten als het aankwam op onze mening over homoseksualiteit.
Als je het mij vraagt was de helft van de mensen op de opleiding lesbisch. Zou de opleiding dat wat aantrekken? Wat was de functie van Marie Kamphuis binnen de opleiding toen u deze volgde? Ze was docent. En de jonkies van de opleiding lagen altijd als hondjes bij haar voor de deur. Ze was voor hen een soort moederfiguur. Want dat was ze toch ook. We hadden twee of drie vaste docenten en dan nog een hele schare docenten van buitenaf. Mensen uit de praktijk die les gaven? Ja.
En tijdens de opleiding vond de watersnoodramp plaats en raakten jullie daarbij betrokken? Ja. Wij zaten naar de radio te luisteren en toen hoorden we dat het gebeurd was. Op de opleiding hoorden we er de volgende dag nog meer over. En Miep vond het wel wat voor ons. Wij moesten hals over kop naar Schouwen Duivenland, maar eerst nog kleding uitzoeken. Goede regenkleding. Daarna werden we met een bus opgepikt en het was in plaats van de lessen, dus we gingen gewoon.
In plaats van de lessen te volgen, hielpen wij de slachtoffers van de watersnoodramp Met alle studenten? Ja. Met de hele groep. Niemand van ons was ooit in die contreien geweest. Het was een vreselijk rampgebied. Één grote ravage. Wij werden ingekwartierd en ik herinner me nog goed dat Miep goedkeuring moest geven aan wie bij wie mocht verblijven. Moet je nagaan! Waren we toch al volwassen mensen. En we hebben daar van alles gedaan. Gedurende weken. Wat dan zoal? Schadeformulieren invullen en vooral mensen aanhoren. Iedereen liep leeg bij ons. Het was keihard werken. Eerst een eind fietsen, maar je voelde je wel een beetje uitverkoren en je kon echt iets betekenen. Miep kwam af en toe een dagje over en ging dan na of iedereen nog goed met iedereen overweg kon. En dat was wel nodig. Want we werden wel wat
prikkelbaar door de vermoeidheid. Wel mooi dat de opleiding zo een bijdrage aan het getroffen gebied wist te combineren met het bieden van een leerervaring. Ja. Heel mooi. Tegenwoordig gaan ze naar ontwikkelingslanden. En wij waren met een hele groep. En die moest naar de ene boer en die moest naar een andere boer. Ze hadden niks meer en sommigen hadden natuurlijk ook een verlies te verwerken. Hoe lang heeft u al met al op de opleiding gezeten? Drie-en-een-half jaar. Zolang duurde het. En nu? Nog steeds zoiets. Vier jaar officieel. Afhankelijk van hoe hard je je best doet? Zeker, maar het is ook afhankelijk van je vooropleiding en je praktijkervaring. Oh ja. Dat was bij ons ook wel aan de orde. Maar we werden ook naar de gekste plaatsen gestuurd hoor. Mijn vriendin was zo’n type die kwam echt met mensen te werken van het soort uit dat liedje ‘mien fa die leupt met de petereuliumwoagn’ En mien moe die leupt erachteran… Ja! En dan moest ze daar naartoe, maar dan wilde ze ook mee met die kar. We hadden ook eens een soort dagstage en dat was bij de sociale dienst. Dat was toen een ruige bende. Allemaal ambtenaren. Geen maatschappelijk werkers. En dan kwam mijn vriendin
daar stage lopen en die mannen vonden dat prachtig. Dan dachten ze dat ze haar wel even te grazen konden nemen door haar naar de hoerenbuurt te sturen. Maar dacht je dat zij dat erg vond? Helemaal niet. Dat vond ze prachtig! Een stukje spanning. Wat een verhalen! En dan ging zij met die man mee op de petroleumkar en dan zat ik in dat gezin om die moeder te leren hoe ze haar huishouden beter kon runnen. Was het, zoals weleens wordt gesuggereerd, zo dat een maatschappelijk werker destijds ‘het volk’ kwam vertellen hoe het moest en hoe het heurde? Dat lag aan jezelf denk ik. Van Miep hoefde dat niet. Die was niet zo moraliserend. Ze was wel van het mensen bij de hand nemen en ze wat leren. Geef ze geen vis, maar leer ze vissen. Dat idee? Dat is een mooie uitdrukking. Ja. Zoiets. En op enig moment was u klaar met de opleiding. Hoe zag toen vervolgens uw loopbaan eruit? Ja. Naast diverse stages was die opleiding op een gegeven moment klaar. Maar weet je wat zo mooi was? Nee. Je moet tegenwoordig bedelen om een baan, maar toen wij klaar waren met de opleiding, die toen aan het einde van de Korreweg zat, toen was er werk in overvloed. Als ik hoor hoe het vandaag de dag toegaat, dan valt me daar de mond van open. Maar als ik
terugdenk aan toen, dan valt me de mond ook open. Dan hadden we net een les gehad en dan zei de docent: ‘jullie moeten even naar de bibliotheek gaan, want daar staat een afgevaardigde van dit en van dat’ en dan stonden ze ons daar gewoon met open armen op te wachten. Ze stonden voor ons in de rij. Dat is nu wel anders. Zo raar! Waar koos u voor? Ik was al ingewijd in het kerkelijk maatschappelijk werk en daar ben ik in verder gegaan. Beperkte dat werk zich tot de leden van die kerkgemeenschap? Nee. Wij hielpen iedereen in de hele stad Groningen. En mijn vriendin en ik vonden het wel prettig om hier in de stad te blijven. We hadden de jaren ervoor al genoeg gezworven door het land en vonden het wel even best zo. En toen konden we eerst geen onderdak krijgen. Wij kregen nergens een huis. Meer dan één kamer was voor ons niet weggelegd. Grotere huizen waren voor de gezinnen. Dat je als werker met een drukke baan ook een goede plek nodig had, kwam niet in ze op. En toen zei op enig moment iemand tegen ons: ‘probeer het eens samen’. En zo zijn mijn vriendin en ik op het idee gekomen om samen te gaan wonen. En toen kregen we een plek aan het Droppingsveld, bij het spoor. Dat was een mooie flat. Later zijn we hier gaan wonen. Waar hebben jij en je vrouw elkaar eigenlijk leren kennen?
Op de opleiding. Voor mij nog steeds de meest waardevolle ‘opbrengst’ uit die periode. Dat vroeg ik me nog af. Hebben jullie elkaar daar ook leren kennen? Ja. Zo is het gekomen. Nou ja. We waren allebei al een beetje ontworteld hoor. Mijn vriendin heeft in de verpleging in Utrecht gewerkt en ik had voor mijn opleiding ook al in Utrecht en Amsterdam gezeten, maar dat heef ons geen kwaad gedaan. Anders waren we denk ik wat provinciaal gebleven. En we hadden geen OV-jaarkaart! En nu beginnen de studenten al te zeuren dat ze ochochoch alles weer moeten terugbetalen. Wat moesten wij dan? Nou? Moesten jullie je opleiding zelf betalen? De opleiding maatschappelijk werk? Ja. Ja. Dat moesten we allemaal zelf betalen. Miep zorgde voor het toegangsbewijs en vervolgens moesten we het zelf betalen. We kregen wel een studiebeurs, maar als je dan ging werken werd die beurs later weer maandelijks van je salaris ingehouden. Dat lijkt op het idee van het huidige sociale leenstelsel. Ja. En ochochoch moet je ze nu eens horen. Ja. Ik snap het enerzijds ook wel weer. Als een voorziening die er een bepaalde periode wel geweest is, wegvalt. Dan voelt dat toch een beetje als een verlies. Ja. Wij moesten er eerst om bedelen. Ik was al aan het
werk geweest als jeugdleidster en helemaal vrij van mijn ouders. En toen moest ik ineens mijn vader weer laten tekenen voor het volgen van de opleiding. Want ik moest zijn handtekening hebben. Dat vond hij wel wat vreemd hoor. Op zijn zachtst gezegd. Nog even terug naar het werk. Wat vond u nou leuk aan het werk als maatschappelijk werkster? Nou kijk. Ik geloof wel dat ik het werk heb gekregen dat ik van binnenuit bedoelde. Want ik ben er ook maar ingerold uiteindelijk. Ik dacht dat wel leuk werk was, maar ik ben niet uit overtuiging maatschappelijk werker geworden, maar ja. Daar lagen mijn kansen. En dan moet je het geluk hebben om mensen te treffen zoals Miep Kamphuis die dan ook wat in je ziet. Dan kom je er steeds meer in te zitten.
Ik zei tegen Miep Kamphuis: denkt u nou werkelijk dat er nog iets is dat u niet van mij weet? Ik heb het zelfs opgebracht om Miep te vragen of ze mij wilde superviseren. Ze zat ook in het bestuur van het kerkelijk maatschappelijk werk, waar ik werkte. Dat was supervisie voor moeilijke gevallen. Toen heeft ze me wel indringend gevraagd of ik het niet vervelend zou vinden om dan met haar ook die zaken te bespreken die ik anders niet met haar zou bespreken. Ik zei tegen haar: denkt u nou echt dat er nog iets is dat u niet van mij weet?
Wat vond u moeilijke gevallen in uw werk? De echt sociaal zwakke gezinnen. Die waren aan de ene kant eigenlijk niet moeilijk, omdat ze meegaand waren. Maar ze waren zo zwak en als ik terugdenk aan de omstandigheden waaronder die mensen leefden, of moesten leven en de tegenwerking die ze soms kregen, dan word ik weer boos. Dan moet je je voorstellen dat zo’n groot gezin woonde in een huis met één kamer met twee bedsteden erin en dan nog een heel klein zoldertje. Zes of zeven kinderen. Een vent die altijd werkloos was en die vrouw maar schipperen en doen. Die moesten dus een ander huis hebben, maar de selectie daarvoor was in gemeentelijke handen. Niet de sociale dienst, maar een aparte afdeling. Dat gezin mocht dan ook wat spullen hebben uit ‘het brokkenhuis’. Dat was allemaal spul van overledenen en dat in opslag was. Dan vroeg ik voor zo’n gezin katoenen dekens, want die kon die vrouw tenminste wassen. Met al die bedplassende kinderen. Maar nee, dat moesten dan van de gemeente perse van die dikke gestikte dekens worden. Want dan hadden ze aan één genoeg. En dan kreeg zo’n gezin van lieverlee een andere woonruimte en dan zaten ze binnen de kortste keren met de bedden onder de vlooien. En dan riep zo’n medewerker van de gemeente: ‘zie je wel, die viezeriken’. En dan zei ik nee, had ze maar naar de winkel gestuurd voor goede dekens! Daar kan ik nog boos om worden. Je maakt van alles mee.
Wat vindt u van de ‘participatiegedachte’ die in onze samenleving en de zorg- en welzijnsector tegenwoordig hoogtij viert? Weet je wat ik dacht toen ik dat las? Wat zal ik een best leven tegemoet gaan hier in het buurtje! Dan staat er straks voortdurend iemand op de stoep om te vragen of ze iets voor me kunnen doen. Stel je voor. Mij de kop gek zeuren. Daar zit ik niet op te wachten. Dat is misschien niet goed, maar ja. Het is wel het dominante idee in de sociale zakenpolitiek en in de welzijnssector van nu. Ik heb toch het idee dat het een manier is waarop de overheid zich drukt. Als het maar geen geld kost. Heeft de opleiding u gevormd? Ja en nee. Ik heb er vooral veel theorie opgestoken. Maar echt gevormd ben ik veel meer door het leven. Het werk en het leven. Mijn vriendin was wel meer van het studeren en die is later ook nog de voortgezette opleiding gaan doen. Ze was veel leergieriger. Als ik het over moest doen, zou ik denk ik een wat meer creatieve opleiding gaan volgen. Ik had wel willen weten of ik het als schilder had kunnen maken. Door Jelco Caro