Harlingen Duurzaam Verder Duurzaamheidsnotitie 2015 e.v.
Voorwoord Duurzaamheid staat breed in de belangstelling. Eind 2009 heeft de gemeenteraad van de gemeente Harlingen een kadernotitie duurzaamheidsbeleid vastgesteld. Inmiddels zijn we vijf jaar en al twee raadsperioden verder, de hoogste tijd om duurzaamheid weer eens onder de loep te nemen. Hoe ver is Harlingen gevorderd sinds de kadernotitie? Waar is ze tegenaan gelopen? Verstaan we nog steeds hetzelfde onder duurzaamheid? Op welke manier gaat de gemeente Harlingen dit verder oppakken? Waar gaat ze nu het accent leggen? Hoe pakken we de wensen uit het coalitieakkoord op? Etc. etc. In deze notitie legt de gemeenteraad vast hoe Harlingen de komende raadsperiode verder wil gaan met duurzaamheid. Het gaat om een praktische notitie die gericht is op het stellen van prioriteiten en accenten met de beschikbare middelen van waaruit acties kunnen worden benoemd. Doelstelling is de middelen zo efficiënt mogelijk in te zetten om op een praktische manier een bijdrage aan duurzaamheid te kunnen leveren.
1
Inhoudsopgave 1. De kaders en uitgangspunten 1.1. Wat is duurzaamheid 1.2. Uitgangspunten 1.3. De middelen
3 3 3 5
2. Een terugblik 2.1. Wat heeft de gemeente gedaan 2.2 Waar is de gemeente tegenaan gelopen
6 6 9
3. Waar staat Harlingen 3.1. De gemeentelijke duurzaamheidsindex 3.2. De belangrijkste conclusies
10 10 11
4. Hoe verder 4.1 De ambities
12 12
5. Wat gaat Harlingen doen 5.1. Gebouwde omgeving 5.2. Industrie en bedrijfsleven 5.3 Decentrale opwekking hernieuwbare energie 5.4. Zichtbare voorbeeldfunctie 5.5 Mobiliteit
13 13 15 15 17 18
6. Haalbaarheid 6.1. Inzet middelen
19 19
7. Samenvatting/overzicht acties
20
Bijlagen - De 10 pijlers van het energieakkoord met een samenvatting van pijler 1 en 3 - Een toelichting op de indicatoeren van de GDI
2
1. De kaders en uitgangspunten 1.1.
Wat is duurzaamheid in deze notitie?
Duurzaamheid is een breed en abstract begrip. Vaak wordt gesproken van de drie dimensies van duurzaamheid: Mens & maatschappij (people), Milieu & natuur (planet) en Economie (profit). Deze notitie vraagt een begrenzing van dit hele brede begrip. In de vorige kadernotitie heeft de gemeente als uitgangspunt genomen dat er een gezond evenwicht moet zijn tussen ecologische, economische en sociale factoren. Daarbij is vervolgens gesteld dat het economisch beleid, het milieubeleid en het ruimtelijk beleid allemaal componenten bevatten die betrekking hebben op de duurzaamheid. In de praktijk heeft dit ertoe geleid dat duurzaamheid zich heeft geconcentreerd op de dimensie planet en heeft energie- en klimaatbeleid centraal gestaan.
Ook voor in de nu voorliggende notitie blijft dit het uitgangspunt. In deze notitie blijft het brede begrip buiten beschouwing. Mens en maatschappij waar het gaat om minima, sociale zekerheid e.d. en ook economie waar het gaat om werkeloosheid e.d. blijven buiten de reikwijdte van deze notitie. Als er overlapping met klimaatbeleid is (NME, ondersteuning innovatieve initiatieven vanuit het bedrijfsleven e.d.) valt het wel binnen de bandbreedte van het begrip duurzaamheid. Vaak wordt in het kader van duurzaamheid ook het zgn. grijze milieu meegenomen , zoals alle milieuaspecten bij bedrijven. Dit valt onder het reguliere milieu- en RO-beleid en blijft ook buiten de reikwijdte deze notitie. Binnen het economisch, milieu en ruimtelijk beleid zoeken naar een gezond evenwicht tussen ecologische, economische en sociale factoren, waarbij de dimensie planet en in het bijzonder het energie- en klimaatbeleid centraal staat. 1.2
Uitganspunten
Het coalitieprogramma Op 14 mei 2014 heeft de gemeenteraad het coalitieprogramma 2014-2018 aangenomen. In dit coalitieprogramma heeft de gemeenteraad een aantal punten met betrekking tot duurzaamheid als in deze notitie bedoeld, nadrukkelijk benoemd. 1. De gemeente plaatst zonnepanelen op gemeentelijke gebouwen en bevordert de plaatsing daar waar de gemeente zeggenschap heeft. 2. Het gemeentebestuur let bij aanschaffen en aanbesteden op de duurzaamheidsaspecten. 3. De gemeente maakt haar voorbeeldfunctie zichtbaar. 3
4. De gemeente zoekt aansluiting bij de gemeente Leeuwarden bij het onderzoek naar de mogelijkheid van het plaatsen van zonnepanelen op het langparkeerterrein. Het Energieakkoord Onder leiding van de SER hebben verschillende partijen, waaronder de VNG, werkgevers- en werknemersorganisaties, natuur- en milieuorganisaties, maatschappelijke organisaties, financiële instellingen, in september 2013 in een Energieakkoord afspraken gemaakt over duurzame groei. Dit Energieakkoord rust op 10 pijlers. Binnen dit energieakkoord krijgt de gemeente een nadrukkelijke rol. Bij pijler 1 en 3 wordt een actieve inzet van de gemeenten gevraagd. - Pijler 1 Energiebesparing in de combinatie met de bebouwde omgeving, de industrie, de agrarische sector en het overige bedrijfsleven. Gemeenten en provincies geven prioriteit aan handhaving van de energieverplichtingen in de Wet milieubeheer. - Pijler 3 Decentrale opwekking van hernieuwbare energie met steun, waar nodig van gemeenten, provincies en rijksoverheid. In het Energieakkoord wordt gemeenten gevraagd een actieve rol te nemen bij de vormgeving van de 'energieke samenleving.' Met name door het besparen van energie in bebouwde omgeving en het bedrijfsleven en het faciliteren van initiatieven voor decentrale energieopwekking (pijler 1 en 3). In bijlage 1 staan de 10 pijlers op een rijtje met een uitgebreide samenvatting van de uitwerking van pijler 1 en 3.
Trias Energetica Dit is een drie-stappen-strategie die al in 1979 is ontwikkeld waarmee de volgorde van stappen naar een zo duurzaam mogelijke energievoorziening wordt aangeduid. In 1996 heeft Novem, een van de voorlopers van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) de drie stappenstrategie internationaal geïntroduceerd. Ook nu nog is deze strategie een internationaal uitgangspunt.
4
1.3
De middelen
Zowel voor wat betreft personele als financiële inzet, zijn de middelen beperkt. Er is geen structureel budget. De medewerker milieu heeft 100 tot 150 uur per jaar om te besteden aan (de coördinatie van) duurzaamheid. Voor overige medewerkers is niet expliciet capaciteit beschikbaar voor dit onderwerp. De komende periode zal hier geen verandering in komen. In 2011 heeft de gemeenteraad een budget van € 100.000,-- gereserveerd om in Harlingen een duurzaamheidslening in te voeren. Kort daarna heeft de Provincie Fryslân een duurzaamheidlening ingevoerd. Deze duurzaamheidslening heeft nagenoeg dezelfde voorwaarden als de regeling die de gemeente zou instellen. Daarom heeft de gemeente geen eigen regeling ingesteld en is het gereserveerde bedrag hier niet meer voor nodig. De gemeente heeft dit bedrag nu beschikbaar voor de uitvoering van deze notitie. Daarbij is het uitgangspunt dat dit beschikbare budget wordt ingezet voor invetseringen die terugverdienbaar zijn. Personele capaciteit is beperkt. Er is geen structureel budget. Het gereserveerde bedrag van €100.000,-- dat bestemd was voor een duurzaamheidlening is beschikbaar.
5
2. Een terugblik 2.1.
Wat heeft de gemeente Harlingen gedaan?
De vier speerpunten Vanuit de kadernotitie zoals de gemeenteraad die eind 2009 heeft vastgesteld, heeft de afgelopen periode een viertal speerpunten centraal gestaan: 1. openbare verlichting, 2. duurzaam inkopen, 3. gemeentelijke gebouwen 4. wonen. -Openbare verlichting Bij openbare verlichting is het aspect duurzaamheid volledig geïntegreerd in de reguliere werkzaamheden. Zo wordt bij vervanging nagenoeg overal LED-verlichting gebruikt. -Duurzaam inkopen Voor duurzaam inkopen heeft in 2011 een heel traject gelopen. In het aanbestedingsbeleid is het meegenomen. Het raamwerk staat. Er is beleid ontwikkeld en in het inkoopproces zijn de duurzaamheidscriteria van Agentschap.nl (de voorganger van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)) als minimale norm opgenomen. Een belangrijke en zichtbare stap is geweest de overgang naar CO2-neutraal vervaardigd papier. De gemeente Harlingen koopt 100% groene stroom in. Bij aanbestedingen telt de CO2-prestatieladder expliciet mee. Bij vervanging van het wagenpark wordt nadrukkelijk naar duurzame alternatieve gekeken. Zo zijn er twee aardgasauto’s aangeschaft.
-Gemeentelijke gebouwen Bij verschillende gebouwen, zoals bijvoorbeeld de schoolgebouwen zijn diverse duurzame voorzieningen getroffen. Voor de gemeentelijke kantoorgebouwen zijn energiescans gemaakt. Een deel van de aanbevelingen is doorgevoerd. Zo is zijn in de Groenlandsvaarder 6
voorzetramen geplaatst, is in het museum LED-verlichting aangebracht. Bij de Waddenhal zijn zonneboilers en een warmteterugwinningsinstallatie geplaatst. Waar mogelijk worden defecte lampen vervangen door LED-lampen. In de gebouwen aan de Westerzeedijk, het vierkant en het Museum vindt monitoring naar het gasverbruik plaats. -Wonen Voor wat betreft wonen, is met name aangesloten bij regionale/provinciale initiatieven. De rol van de gemeente zit meer in de voorlichtende sfeer. Zo is bijvoorbeeld de Friese Energiepremie gepromoot. Er zijn bijeenkomsten georganiseerd met o.a. de bouwvereniging en andere stakeholders. Uitkomsten zijn verwerkt in de woonvisie. De gemeente heeft in samenwerking met een aantal grote gemeenten in het land gewerkt aan een toolkit voor monumenten en duurzaamheid. Dit heeft niet geresulteerd in een uitvoerbare variant. Er is een budget vrijgemaakt voor een duurzaamheidslening. Deze is uiteindelijk niet ingevoerd omdat de provincie een vergelijkbare regeling heeft ingesteld. Daarnaast een opsomming - Uitgebreid NME-traject In 2012 heeft het project “Energie Efficiëntie” gelopen, een interactieve samenwerking tussen gemeente, installatiebedrijf Mensonides, DEC Nederland, RSG Simon Vestdijk en ROC Friese Poort - locaties Leeuwarden en Sneek. De basis voor dit educatieve project werd gevormd door de gemeentelijke energiescan van het kantoor aan de Waddenpromenade uit te werken in een educatieve ‘schaduwscan’, uitgevoerd door leerlingen. Daarnaast is m.b.v. het meetinstrument Plugwise met bijbehorende workshop een toolkit ontwikkeld om een verbinding te kunnen maken naar de thuissituatie van deelnemende leerlingen. Daarmee werd een ontmoeting tot stand gebracht tussen enerzijds de gemeentelijke energiescan en anderzijds het eigen energieverbruik bij leerlingen thuis.
-Duurzaamheidskrant In samenwerking met o.a. Flevodruk is drie maal een duurzaamheidkrant uitgebracht die huis-aan-huis is bezorgd. -PERS (Port Environmental Review System) Harlingen heeft een PERS certificaat bij Ecoports (EU) aangevraagd en gekregen. PERS is een van de instrumenten, door Ecoports ontwikkeld, om havens te helpen bij het realiseren van duurzame ontwikkeling en milieubescherming. 7
-LNG De gemeente heeft de ambitie om een LNG-station in Harlingen te realiseren. -Koplopersproject bedrijven duurzaamheid Harlingen doet mee aan het Koploperproject, een initiatief van de provincie Fryslân opgestart door het vml. projectbureau A7Westergo. Het is uitgegroeid tot een netwerk van duurzame bedrijven en organisaties in Fryslân die met elkaar samenwerken en een positieve impuls geven aan een gezonde en duurzame economie met als resultaat kostenbesparingen op energie, afval en mobiliteit, positieve publiciteit, uitbreiding van het netwerk, samenwerking, meer betrokkenheid medewerkers, meer inzicht in duurzaamheid en bredere kijk op de organisatie. -Stichting Duurzaamheid In de overeenkomst van verkoop van de aandelen Essent (Harlingen was aandeelhouder) is een door Essent ondertekende duurzaamheidsovereenkomst opgenomen, waarin bindende afspraken zijn gemaakt over investeringen in duurzame energieproductie in Nederland (via water, wind en bv. aardwarmte). Een aparte stichting ziet toe op de uitvoering van de gemaakte afspraken. Deze stichting vertegenwoordigt de voormalige aandeelhouders van Essent. - Klimaatverbond Harlingen is (passief) lid van het Klimaatverbond. -Convenant “Betongranulaat voor Granulaatbeton” Harlingen is lid van Noorden Duurzaam en de Ketentafel Beton Friesland en heeft het convenant “Betongranulaat voor Granulaatbeton” ondertekend, een afspraak over verduurzamen van de betonketen in de provincie Fryslân tussen partijen in die keten. In de vergaderingen van de Ketentafel Beton Fryslân wordt overlegd over de verduurzaming van deze keten. -Kraanwatergemeente Harlingen is kraanwatergemeente. In het gemeentehuis wordt nagenoeg alleen kraanwater geschonken.
-Green deal schone stranden Harlingen heeft De Green Deal Schone Stranden ondertekend. Dit is een overeenkomst tussen kustgemeenten, ondernemers en maatschappelijke organisaties die zich inzetten voor schone stranden. Deze overeenkomst beoogt om afstemming en samenwerking 8
gemakkelijker te maken. Daarnaast zijn er concrete acties vastgelegd, waarmee de partijen een extra bijdrage leveren aan schone stranden. Het gaat hierbij zowel om het schoon maken als het schoon houden van stranden. De deelnemende partijen voeren de afgesproken acties onder eigen naam uit. -Nacht van de nacht, dag van de duurzaamheid e.d. Harlingen doet mee aan jaarlijks terugkerende dagen waar duurzaamheid centraal staat. Ze organiseert en ondersteunt dan acties, zoals nachtelijke vaartochten op het Wad. - E-laadpunt Aan de Zuiderhaven heeft Harlingen een e-laadpunt geplaatst. - Bestuursakkoord/Green Deal Waterketen(FBWK) Sinds 2010 werkt Harlingen samen met de overige Friese gemeenten aan 'minder-meer' kosten in de afvalwaterketen, door samen met Wetterskip en buurgemeenten plannen en werkzaamheden op elkaar af te stemmen. Deelnemers van het FBWK worden geïnformeerd over best practices en verbeterde werkwijzen uit de regionale samenwerkingen en worden geholpen bij implementatie. De gesloten Green Deal met het Rijk helpt het FBWK om innovaties toe te passen in de waterketen, waarbij de focus ligt op duurzamer en doelmatiger. Ook de kennisinstituten op gebied van water, de Friese Wateralliantie, Noordelijke Hogeschool Leeuwarden en Van Hall-Larenstein, zijn via innovatie aangehaakt. Harlingen heeft de afgelopen periode veel geïnvesteerd in het aanleggen van een gescheiden rioolstelsel. - Het project duurzame energie in de landbouw In het kader van plattelânsprojecten Noardwest Fryslân heeft Harlingen meegedaan aan een project Duurzame energie en landbouw. Via veldonderzoek en voorlichting is de interesse bij landbouwers getoetst en is informatie gegeven over het besparen op het energieverbruik en het opwekken van eigen stroom. Ook is samenwerking in de ontwikkeling van nieuwe energie voorzieningen gestimuleerd. Deze opsomming geeft een goede indicatie van wat de gemeente heeft gedaan en is niet als limitatief bedoeld.
2.2.
Waar is de gemeente Harlingen tegenaan gelopen?
De gemeente Harlingen heeft de afgelopen periode beslist niet stil gezeten, toch kan duurzaamheid beter uit de verf komen. Knelpunten liggen met name in het zichtbaar maken en de organisatorische sfeer. Belangrijke conclusie die uit de afgelopen periode getrokken kan worden, is dat de gemeente te weinig inzichtelijk heeft gemaakt. Vaak is het duurzaamheidaspect meegenomen zonder dat dit benoemd is. Haar voorbeeldfunctie heeft ze wel voor een groot deel genomen, maar ze heeft dit niet genoeg laten zien. Een belangrijke beperkende factor is de beschikbare capaciteit geweest. Daarbij ligt op dit moment het zwaartepunt van zowel de verantwoordelijkheid als de uitvoering te veel bij de duurzaamheidscoördinator. Harlingen heeft veel bereikt, zeker in relatie tot de beperkte capaciteit. Aandachtspunt is het beter laten zien van wat ze doet, waardoor Harlingen haar voorbeeldfunctie beter kan vervullen. 9
3. Waar staat Harlingen? 3.1.
De Gemeentelijke Duurzaamheidsindex
Door de Stichting Duurzame Samenleving (SDS) is de Gemeentelijke Duurzaamheidsindex (GDI) opgezet. Deze geeft een indicatie waar de gemeente staat. De Stichting is een non-profit organisatie zonder externe financieringsbronnen. De SDS heeft de status van ANBI instelling (Algemeen Nut Beogende Instellingen). De GDI is een voor alle gemeenten identiek instrument om duurzaamheid in beeld te brengen. Het is een relatief nieuw instrument dat nog volop in ontwikkeling is. De resultaten die op basis van dit instrument gepresenteerd worden zijn gebaseerd op data die afkomstig zijn uit openbare bronnen. Niet alle gebruikte gegevens zijn even betrouwbaar. Het gaat hier om een vrij simpele methode. Niettemin is het een instrument dat de discussie binnen de gemeente rond duurzaamheid kan ondersteunen en een indicatie geeft om de duurzaamheid in de gemeente verder te ontwikkelen. Voordeel ten opzichte van de overige duurzaamheidsmeters is, dat voor deze meter de gemeenten geen vragenlijsten hoeven in te vullen, maar gebruik wordt gemaakt van kwantitatieve gegevens afkomstig uit publieke bronnen. De GDI brengt de feitelijke situatie in beeld (terwijl bijvoorbeeld de Lokale Duurzaamheidsmeter zich vooral richt op beleidsvoornemens).
Het onderstaande spinnenweb laat aan de hand van de 24 indicatoren van de GDI zien hoe duurzaam -in de breedste zin van het begrip- de gemeente Harlingen is.
Het midden van het web geeft aan: niet duurzaam, de buitenste cirkel geeft aan: duurzaam. Hoe voller het web, hoe duurzamer de gemeente is. De scores van de eigen gemeente zijn blauw; de gemiddelde scores van alle 403 gemeenten worden weergegeven door de rode lijn.
In bijlage 2 staat een toelichting op de indicatoren. Een uitgebreide rapportage is te vinden via www.gdindex.nl meer specifiek via www.gdindex.nl/rapport_GDI20.pdf
10
3.2.
De belangrijkste conclusies
Gemiddeld scoort Harlingen goed in de GDI. Binnen de reikwijdte van deze notitie scoort Harlingen onder het landelijk gemiddelde op het gebied van energiebesparing (voor wat energiegebruik scoort Harlingen overigens wel weer zelfs iets beter dan het landelijk gemiddelde). Voor hernieuwbare energie staat Harlingen in de landelijke top 10 nagenoeg bovenaan. Dit heeft de gemeente Harlingen voor een groot deel te danken aan de Reststoffenenergiecentrale. Op het gebied van zonne-energie en overige duurzame energiebronnen scoort Harlingen binnen hernieuwbare energie iets boven het gemiddelde. Daarnaast scoort Harlingen voor afvalproductie onder het landelijk gemiddelde. Dit komt doordat het hier gaat om het totaal aan huishoudelijk afval (fijn + grof) dat resteert na bronscheiding. Omrin werkt relatief veel met nascheiding. Hierdoor ontstaat een vertekend beeld. Bij CO2 scoort Harlingen overeenkomstig het landelijke beeld laag. Het gaat hier om de CO2 uitstoot van woningen en publieke dienstverlening. Binnen de reikwijdte van deze notitie scoort energiebesparing gemiddeld laag. Met hernieuwbare energie staat Harlingen bovenaan in de top 10 van Nederland.
11
4. Hoe verder? 4.1.
De ambities
Voor de komende periode vraagt het energieakkoord een duidelijke rol van de gemeente. Deze rol wil Harlingen oppakken. Een belangrijke pijler uit dit akkoord en ook vanuit de Trias Energetica is energiebesparing. De afspraken uit het Energieakkoord over energiebesparing richten zich op zowel de gebouwde omgeving als op het vergroten van de energie-efficiëntie in de industrie en het bedrijfsleven. Omdat Harlingen bij energiebesparing in de GDI onder het landelijk gemiddelde scoort, vraagt dit extra aandacht. Een andere belangrijke pijler is het ondersteunen van decentrale opwekking van hernieuwbare energie. Harlingen scoort hier in de GDI al heel hoog. Omdat naast de Reststoffenenergiecentrale Harlingen gemiddeld scoort, heeft de gemeente hier vanuit het Energieakkoord nog steeds een rol. In de komende periode zal ze plaatselijke initiatieven op dit gebied verder ondersteunen en/of faciliteren. Harlingen wil haar score in de GDI in ieder geval handhaven en op het gebied van energiebesparing verbeteren tot in ieder geval het landelijke gemiddelde. Harlingen gaat haar voorbeeldfunctie beter zichtbaar maken. Dit is expliciet in het coalitieprogramma opgenomen. Vanuit de ervaringen is duidelijk dat dit nog de nodige aandacht vraagt. Harlingen wil de rol die ze op het gebied van energiebesparing en hernieuwbare energie in het energieakkoord krijgt nadrukkelijk oppakken. Energiebesparing vraagt daarbij extra aandacht. Harlingen wil haar score in de GDI in ieder geval handhaven en op het gebied van energiebesparing verbeteren tot in ieder geval het landelijke gemiddelde. Daarbij wil Harlingen nadrukkelijk haar voorbeeldfunctie zichtbaar maken. Omdat de middelen beperkt zijn, sluit Harlingen zoveel mogelijk aan bij lopende initiatieven vanuit het bedrijfsleven en trajecten die zijn of worden opgezet en gefinancierd vanuit andere overheidsinstanties, zoals de Provincie, het Rijk en de VNG. Zo loopt er via de FUMO een door de VNG gefinancierd traject om bij bedrijven beter te handhaven op duurzame maatregelen. Daarnaast schept Harlingen enige ruimte voor eigen ideeën. In het volgende hoofdstuk staat beschreven hoe Harlingen dit gaan aanpakken.
12
5. Wat gaat Harlingen doen? 5.1.
De gebouwde omgeving
Harlingen heeft een stedelijk karakter en daarmee een relatief groot bebouwd gebied. Hier zijn volop kansen om te komen tot aanzienlijke energiebesparingen. Uitgangspunt is dat burgers en bedrijven zelf belang hebben bij en verantwoordelijkheid nemen voor energiebesparing. Gebiedsontwikkeling Duurzaamheid binnen de bebouwde omgeving begint bij de gebiedsontwikkeling en het planproces. Bij duurzame gebiedsontwikkeling verschuift het accent van kwantiteit naar kwaliteit, zowel bij nieuwbouwprojecten als bij herontwikkeling. Samenwerking staat centraal. Dat we toe moeten naar meer energiebesparing en een duurzame energievoorziening bij gebiedsontwikkeling staat niet meer ter discussie. In de komende periode start de gemeente Harlingen een project op om te kijken hoe ze hier zichtbaar invulling aan kan geven.
Inventariseren van de kansen hoe Harlingen zichtbaar invulling kan geven aan duurzame gebiedsontwikkeling en waar je ontwikkelingsplannen aan kunt toetsen. Bewustwording en ontzorging - Energieloket (ondersteuningtraject VNG) De VNG heeft een ondersteuningsprogramma ontwikkeld. Namens alle gemeenten in Fryslân heeft Leeuwarden een aanvraag ingediend om de verduurzaming van de particuliere woningmarkt op te pakken. Op 15 juli 2014 heeft de VNG de aanvraag goedgekeurd. Belangrijk doel is dat op 1 januari 2017 alle gemeenten in Fryslân over een Energieloket kunnen beschikken (centraal waar dat kan, lokaal als het moet) dat duurzaam kan voortbestaan. Door middel van het Energieloket worden gemeenten de intermediair tussen bedrijven en bewoners. Harlingen participeert in dit traject en wil aansluiten bij een centraal loket. Participeren in namens alle Friese gemeenten opgestart project om te komen tot een (centraal) energieloket. - Voorlichting en educatie Naast het gezamenlijk op te zetten energie-loket heeft Harlingen haar eigen individuele taak. Belangrijk instrument om de bewustwording te stimuleren, is voorlichting. Via plaatselijke 13
campagnes kunnen doelgroepen waar grote potentie tot energiebesparing zit, goed bereikt worden. Via plaatselijke publiciteit kunnen landelijke of regionale acties onder de lokale aandacht gebracht worden, zoals de verplichting van het energielabel. Naast voorlichting is educatie (NME) een belangrijk instrument. Harlingen gaat scholen actief wijzen op acties die worden aangedragen en daar waar mogelijk faciliteren. In de komende periode gaat Harlingen een plan opstellen waarin zij aangeeft hoe zij haar voorlichtende en educatieve rol beter gaat invullen. Plan opstellen hoe Harlingen de doelgroepen over mogelijkheden en acties met betrekking tot energiebesparing gaat voorlichten. Ze gaat NME-activiteiten actief onder de aandacht van scholen brengen.
Ondersteunen eigenaren van monumenten bij energiebesparing Een belangrijke doelgroep in Harlingen als het gaat om energiebesparing zijn de bewoners/eigenaren van monumenten en andere karakteristieke panden. In de voorgaande periode heeft Harlingen in samenwerking met een tiental andere grote monumentengemeenten gewerkt aan een Toolkit energieduurzaamheid en historische gebouwen. Deze toolkit was bedoeld om particuliere eigenaren en woningcorporaties verantwoorde oplossingsrichtingen te bieden voor het energieduurzamer maken van historische bebouwing zonder verlies van monumentale waarden. De toolkit bleek niet gebruiksvriendelijk, waardoor deze niet is ingevoerd. Harlingen gaat zich inzetten om de ontzorging van monumentenhouders weer op te pakken. Daarbij kijkt ze naar voorbeelden in het land zoals de Stichting De Groene Grachten, die voor Amsterdam een groene menukaart voor monumenten ontwikkelde. In de komende periode gaat Harlingen kijken of en hoe zij de monumenteneigenaren kan ondersteunen bij het zoeken naar passende mogelijkheden voor energiebesparing. Monumenteneigenaren ondersteunen bij het zoeken naar passende mogelijkheden voor energiebesparing.
14
Convenant Energiebesparing Huursector De partijen van het Convenant Energiebesparing Huursector committeren zich om de afgesproken doelstellingen van gemiddeld label B (corporaties) en 80% van de woningen minimaal label C (particuliere verhuurders) in 2020 te halen. Met dit akkoord is de gehele sector doormiddel van de brancheorganisatie Aedes akkoord gegaan. De Bouwvereniging heeft de in het kader van dit convenant beschikbare subsidie aangevraagd en gekregen. De subsidie wordt uitgewerkt in de Stimuleringsregeling energieprestatie huursector (STEP). De gemeente stimuleert de bouwvereniging uitvoering te geven aan dit convenant. Ze gaat hierover actief in gesprek met de Bouwvereniging om prestatieafspraken te maken. Deze zullen worden vastgelegd in het Lokaal Woonakkoord. In het Lokaal Woonakkoord afspraken maken met de Bouwvereniging over energiebesparing in de huursector.
5.2.
Industrie en bedrijfsleven
Handhaven energieverplichtingen in de Wet milieubeheer In de Wet milieubeheer is voor bedrijven de verplichting opgenomen om energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder uit te voeren. In het Energieakkoord is expliciet afgesproken dat deze verplichting beter uitgevoerd en gehandhaafd wordt, onder andere met behulp van concrete erkende maatregelenlijsten. Het toezicht op de bedrijven en instellingen die vallen onder deze verplichting is een verantwoordelijkheid van gemeenten, provincies en hun uitvoeringsdiensten. De gemeente Harlingen geeft prioriteit aan de handhaving van de energiebesparingsverplichting. De uitvoering ligt bij de Friese Uitvoeringsdienst Milieu en Omgeving (FUMO). Ook hiervoor heeft de VNG een ondersteuningstraject opgezet. De FUMO pakt dit op. Prioriteit geven aan de handhaving van de energiebesparingsverplichting bij bedrijven en het betreffende traject van de FUMO ondersteunen.
5.3.
Decentrale opwekking hernieuwbare energie
Coöperatieve initiatieven Een belangrijk onderdeel van het Energieakkoord vormt de decentrale opwekking van hernieuwbare energie door mensen zelf in de vorm van coöperatieve initiatieven. Burgers krijgen meer mogelijkheden om zelf hernieuwbare energie op te wekken. De gemeente wordt gevraagd lokale en regionale initiatieven waar nodig en mogelijk te ondersteunen. - Zonnepark op Oostpoort In Harlingen loopt het initiatief om op Oostpoort een zonnepark te ontwikkelen. Hiervoor is een de Coöperatie Zonnepark Harlingen U.A. opgericht. De gemeente heeft deze ontwikkeling geïnitieerd en ondersteunt de uitvoering actief.
15
- Waddenstroom.nl In Harlingen is Waddenstroom.nl actief. Zij levert groene stroom uit de regio, afkomstig van kleinschalige energieprojecten opgewekt door boeren, ondernemers en zelfopwekkers. Deze duurzame stroom kan gekocht worden door bedrijven en particulieren die ook graag duurzame energie willen gebruiken maar die zelf niet in de gelegenheid zijn duurzame energie op te wekken. Ze participeert ook in het Zonnepark Harlingen. - Us Koöperaasje Us Koöperaasje is de Friese Energiecoöperatie . Een energiecoöperatie oprichten is niet altijd even makkelijk. Waar nodig helpen ze plaatselijke initiatieven op weg. Ús Koöperaasje geeft informatie, deelt expertise en helpt graag. De gemeente gaat dorpen en wijken actief wijzen op Enerzjy Koöperaasje Fryslân. - Overige initiatieven Ook in de komende periode gaat de gemeente verdere aandienende initiatieven waar nodig en mogelijk ondersteunen. Belangrijk onderdeel voor de gemeente is de ruimtelijke randvoorwaarden creëren. Zonnepark Harlingen actief ondersteunen. Waddenstroom.nl en Us Koöperaasje onder de aandacht brengen en verdere aandienende initiatieven ondersteunen en waar nodig en mogelijk de ruimtelijke randvoorwaarden creëren.
Rendabel benutten industriële restwarmte In het energieakkoord is afgesproken dat rendabele benutting van industriële restwarmte hoge prioriteit verdient. Partijen komen met een samenhangend plan van aanpak om de potentie in Nederland te kunnen benutten. Hoewel hier niet expliciet een rol van de gemeente wordt gevraagd, speelt dit in Harlingen wel. Bij de reststoffenenergiecentrale gaat nog restwarmte verloren. Het rendabel benutten van de restwarmte van de Reststoffenenergiecentrale actief ondersteunen.
16
5.4
Zichtbare voorbeeldfunctie
Energie afnemen via zonnepark Oostpoort Om beter zichtbaar te maken dat de gemeente initiatieven voor het duurzaam opwekken van energie toejuicht en het zonnepark actief ondersteunt, heeft ze de intentie om 10% van haar elektrische energieverbruik via het zonnepark af te nemen. Ze onderzoekt de mogelijkheden en de haalbaarheid hiervan. Streven om 10% van haar elektrische energieverbruik via Zonnepark Harlingen af te nemen. Zonnepanelen op eigen gebouwen en langparkeerplaats Door het plaatsen van zonnepanelen laat de gemeente nadrukkelijk zien dat zij zich inzet voor duurzaamheid. Ze is hiermee een voorbeeld voor de eigen inwoners en bedrijven om zelf duurzame energie op te wekken. De gemeente beschikt over meerdere gebouwen die naar alle waarschijnlijkheid geschikt zijn om zonnepanelen op te plaatsen. De gemeente gaat deze locaties inventariseren op geschiktheid en haalbaarheid. Ze kijkt daarbij niet alleen naar het zelf plaatsen van zonnepanelen maar ook naar of en hoe ze haar daken aan coöperaties beschikbaar kan stellen. Niet alleen op daken, maar ook bij langparkeerterreinen kan gebruik worden gemaakt van zonnepanelen. Deze mogelijkheid neemt ze mee bij haar inventarisatie. Mogelijkheden inventariseren voor het plaatsen van zonnepanelen op gemeentelijke gebouwen en het langparkeerterrein. Biomassa Ook door de eigen groenafvalstromen expliciet duurzaam te laten verwerken, laat de gemeente zien dat ze duurzaamheid serieus neemt. De gemeente wil haar eigen groenafval expliciet beschikbaar stellen om het duurzaam te benutten, bijvoorbeeld voor het op een duurzame wijze produceren van warmte in de regio via biomassa. Ze gaat de haalbaarheid hiervan onderzoeken. Streven naar een zichtbare duurzame benutting van het eigen groenafval. Adviezen uit de energiescans De gemeente heeft een duidelijke voorbeeldfunctie op het gebied van het treffen van energiebesparende maatregelen bij haar eigen gebouwen. Voor de gemeentelijke kantoorgebouwen zijn energiescans gemaakt. Een deel van de aanbevelingen is al doorgevoerd. Van een gestructureerde aanpak is geen sprake. De gemeente gaat eerst inventariseren wat nu precies al aan maatregelen getroffen is. Daarna gaat ze kijken naar de energiebesparende maatregelen aan de eigen gebouwen die binnen 5 jaar terug verdiend kunnen worden. Vervolgens gaat ze kijken welke maatregelen binnen 10 jaar terug te verdienen zijn. Werk met werk aanpakken staat voorop. Op basis hiervan gaat ze een plan van aanpak opstellen. Inventariseren wat al is gedaan, wat via werk met werk is op te pakken, welke maatregel in 5 jaar terug te verdienen zijn en welke in 10 jaar. Op basis daarvan plan van aanpak maken.
17
Inkopen en aanbesteden De gemeente wil de markt voor duurzame producten stimuleren en het goede voorbeeld geven door zelf duurzame producten in te kopen. Duurzaam inkopen is ingevoerd bij de gemeente. Onduidelijk is hoe ver we staan en waar knelpunten liggen. Hiervoor gaat de gemeente een evaluatie houden van de resultaten van het inkoopbeleid op duurzaamheid. De resultaten van het inkoop- en aanbestedingsbeleid op duurzaamheid evalueren. Zichtbaar maken resultaten In het kader van haar voorbeeldfunctie heeft Harlingen al veel gedaan, vaak zonder dat dit zichtbaar is gemaakt. Naast de feitelijke nadrukkelijk zichtbare acties, zoals het plaatsen van zonnepanelen, is het in het kader van haar voorbeeldfunctie van belang dat ze vaker en beter laat zien wat ze doet. Ze gaat een richtlijn opstellen hoe ze haar resultaten beter zichtbaar gaat maken. Richtlijn opstellen hoe je je resultaten beter kunt laten zien.
5.5. Mobiliteit LNG LNG is één van de nieuwe duurzame brandstoffen. O.a. Doeksen heeft plannen om op LNG te gaan varen. LNG gaat een belangrijke plaats innemen. De gemeente denkt actief mee voor tanklocaties die naast voor de scheepvaart ook voor het vrachtverkeer geschikt zijn.
De ontwikkelingen actief volgen met de ambitie een small scale hub in Harlingen te krijgen E-laadpunten In Harlingen staat één openbaar elektrisch laadpunt voor auto’s. EVnetNL is als opvolger van stichting e-laad en verantwoordelijk voor dit laadpunt. Dit voldoet op dit moment aan de behoefte. Rijden op elektriciteit wint steeds meer terrein. Waarschijnlijk zal dit ene laadpunt straks niet meer aan de behoefte voldoen. De gemeente gaat dit evalueren. Evalueren en eventuele behoefte naar meer peilen 18
6. Haalbaarheid 6.1. Inzet middelen Deze notitie geeft een overzicht waar de gemeente Harlingen zich de komende jaren voor wil inzetten. Omdat de middelen beperkt zijn, is een efficiënte inzet van deze middelen nodig. Organisatie De uitvoering van en de verantwoordelijkheid voor de werkzaamheden moeten binnen de organisatie meer worden verdeeld en worden geborgd door een vast onderdeel te worden. Teamleiders moeten hier een grotere rol en verantwoordelijkheid in krijgen en nemen. Efficiënte inzet van de beperkte capaciteit wordt bereikt door voor het grootste deel te kiezen voor een ondersteunde en faciliterende rol en niet voor zelf uitvoeren. Daar waar de gemeente zelf uit gaat voeren, wil ze zoveel mogelijk gebruik maken van de inzet van stagiaires, maatschappelijke stages, e.d. De beperkte capaciteit blijft een risicofactor voor het behalen van de gewenste resultaten. Inzet financiële middelen De gemeente heeft eenmalig € 100.000,-- beschikbaar. Deze wil ze met name inzetten voor eigen acties die ze in het kader van haar voorbeeldfunctie gaat uitvoeren die kunnen worden terugverdiend via een lager energieverbruik, zoals het plaatsen van zonnepanelen of het uitvoeren van maatregelen uit de energiescans. Voor ondersteuning van initiatieven van derden door middel van een financiële bijdrage is in principe geen budget beschikbaar.
19
7. Samenvatting/overzicht acties In onderstaande tabel een overzicht van de acties voor de komende periode. Daarbij staat aangegeven voor wanneer deze staan gepland, de personele middelen die nodig zijn en of de actie voorkomt uit het Energieakkoord en/of het coalitieakkoord. Tabel 7:1 overzicht acties Wat gaan we doen?
Wanneer
Personele middelen
Energiea kkoord
Inventariseren van de kansen hoe Harlingen zichtbaar invulling kan geven aan duurzame gebiedsontwikkeling en waar je ontwikkelingsplannen aan kunt toetsen. Participeren in namens alle Friese gemeenten opgestart project om te komen tot een (centraal) energieloket. Plan opstellen hoe Harlingen de doelgroepen over mogelijkheden en acties gaat voorlichten
2015
Ondersteuning stagiaire 50 uur
indirect
NME-activiteiten actief onder de aandacht brengen en waar nodig faciliteren. Monumenteneigenaren ondersteunen bij het zoeken naar passende mogelijkheden voor energiebesparing.. In het Lokaal Woonakkoord afspraken maken met de Bouwvereniging over energiebesparing in de huursector. Prioriteit geven aan de handhaving van de energiebesparingsverplichting bij bedrijven en het betreffende traject van de FUMO ondersteunen.
Doorlopend 20152016
Actief ondersteunen ontwikkelen Zonnepark Oostpoort Promoten en ondersteunen overige (coöperatieve) initiatieven decentrale opwekking hernieuwbare energie Rendabel benutten restwarmte actief ondersteunen
Coalitie progra mma nee
Uitvoering p.m. Passieve ja deelname p.m. ja ondersteuning stagiaire: 25 uur, uitvoering: 50 uur per jaar p.m. ja
nee
50 uur
ja
nee
25 uur ja Voor uitvoering 15 uur per jaar FUMO ja Ondersteuning 15 uur
nee
50 uur
ja
nee
Doorlopend
p.m.
ja
nee
2016 e.v.
p.m.
ja
nee
20152016 2016
2015 2020 Doorlopend 2015 2016 2015
20
nee
nee
nee
Haalbaarheid toetsen om 10% elektrisch verbruik via Zonnepark Harlingen af te nemen Mogelijkheden inventariseren om zonnepanelen op eigen gebouwen en langparkeerterrein te plaatsen Haalbaarheid toetsen om groenafval voor biomassa te benutten Inventariseren uitvoering energiescans en pva maken Inkoop- en aanbestedingsbeleid evalueren
2015
25 uur
ja
Indirect
2016 2017
250 uur
indirect
ja
2016
25 uur
indirect
indirect
2016
100 uur
indirect
indirect
2017
50 uur
indirect
ja
Richtlijn opstellen beter zichtbaar maken resultaten LNG ontwikkelingen volgen
20162017 2015 ev. 2017 2018
50 uur
nee
indirect
p.m.
ja
nee
50 uur
ja
nee
e-laadpunten evalueren
Voor wat betreft de personele middelen gaat het om een inschatting. De beschikbare financiële middelen (€ 100.000,--) worden in beginsel ingezet voor het treffen van maatregelen die terugverdienbaar zijn, zoals het plaatsen van zonnepanelen en het uitvoeren van maatregelen uit de energiescans. Voor de overige acties zijn de benodigde financiële middelen nihil of ze worden in de op te stellen plannen uitgewerkt.
21
Bijlage 1 De 10 pijlers van het Energieakkoord voor duurzame groei
1. Een besparing van het finale energieverbruik met 1,5 procent per jaar in de combinatie van bebouwde omgeving, de industrie, de agrarische sector en het overige bedrijfsleven. Gemeenten en provincies (opdrachtgevers van de Regionale UitvoeringsDiensten) geven prioriteit aan handhaving van de energiebesparingsverplichtingen in de Wet milieubeheer. 2. Opschalen van hernieuwbare energieopwekking. In combinatie met energiebesparing moet in 2020 14 procent van alle energie op een duurzame manier worden opgewekt, oplopend naar 16 procent in 2023. 3. Decentrale opwekking van hernieuwbare energie door burgers (in de vorm van coöperatieve initiatieven) met steun, waar nodig, van gemeenten, provincies en rijksoverheid. 4. Het Energietransportnetwerk moet klaar zijn voor een duurzame toekomst. 5. Een goed functionerend Europees systeem voor emissiehandel. 6. Afbouw capaciteit oude kolencentrales. Per 1 januari 2016 zullen drie centrales uit de jaren ’80 gesloten zijn, de resterende twee volgen per 1 juli 2017. 7. Een verlaging van de CO2-uitstoot in mobiliteit en transport van 17 procent ten opzichte van 1990 in 2030, oplopend naar een reductie van 60 procent in 2050. 8. Het verzilveren van werkgelegenheidskansen. Ingezet wordt op ten minste 15.000 extra arbeidsplaatsen in de periode 2014 tot en met 2020 in de bouw en de installatiesector en op termijn in de duurzame energiebranche. 9. Energie-innovatie en -export. Het streven is dat Nederland in 2030 in de top 10 staat in de mondiale CleanTech Ranking. 10. Een omvangrijk financieringsprogramma voor de enorme investeringen die nodig zijn voor de transitie die is vastgelegd in het akkoord.
Samenvatting van pijler 1 en 3 van het Energieakkoord voor duurzame groei 1. Energiebesparing Energiebesparing vormt een kernpunt en eerste pijler om te komen tot een duurzame energievoorziening. Energiebesparing draagt bij aan milieudoelstellingen, leidt tot een lagere energierekening, verbetert de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven en geeft een impuls aan de werkgelegenheid. Met dit akkoord willen partijen een besparing van jaarlijks gemiddeld 1,5 procent van het finale energieverbruik realiseren. Daarmee wordt naar verwachting ruimschoots voldaan aan de Europese richtlijn. Partijen zijn het eens over een maatregelenpakket waarvan het de verwachting is dat daarmee circa 100 PJ per 2020 kan worden bespaard . De afspraken over energiebesparing richten zich
22
zowel op de gebouwde omgeving, als op het vergroten van de energie-efficiëntie in de industrie, de agrarische sector en het overige bedrijfsleven. De afspraken over energiebesparing in mobiliteit en transport maken deel uit van pijler 7. Deze doelstelling wordt gekoppeld aan twee ijkmomenten: eind 2016 zal ten minste 35% zijn bereikt en eind 2018 zal ten minste 65% zijn bereikt. Indien blijkt dat we niet op koers liggen om de afgesproken doelen te halen, zullen aanvullende maatregelen worden genomen. Dit kunnen ook meer verplichtende en/of fiscale maatregelen of andere vrijwillige of niet-vrijwillige maatregelen zijn, waaruit meer zekerheid zal ontstaan rondom het bereiken van 100 PJ energiebesparing. Net als de in dit akkoord genoemde maatregelen richt het pakket zich op de energiegebruiker en daarmee niet op de leverancier. Gebouwde omgeving In de gebouwde omgeving zijn er volop kansen om te komen tot aanzienlijke energiebesparingen. Uitgangspunt is dat burgers en bedrijven zelf belang hebben bij en verantwoordelijkheid nemen voor energiebesparing. Daarom wordt gekozen voor een combinatie van voorlichting en bewustwording, ontzorging en financieringsondersteuning. Er komt een revolverend fonds voor energiebesparing in de gebouwde omgeving van circa € 600 mln. Dit nationaal energiebespaarfonds zal nog in 2013 van start gaan met het gedeelte dat zich richt op eigenaar-bewoners (en dus komen ook eigenaars van monumenten in aanmerking voor financiering uit het revolverend fonds), zodat het voor deze grote groep burgers mogelijk wordt om rendabele besparingsmaatregelen te nemen. Daarnaast krijgen energiebedrijven de mogelijkheid om klanten meer financieringsopties aan te bieden, waarbij leningen via de energierekening terugbetaald kunnen worden. Het Rijk treedt hiertoe in overleg met energiebedrijven en toezichthouders. Financieringsopties en eventuele toekomstige beleidsmaatregelen kunnen gebruik maken van het energieprestatiecertificaat, waarmee bijvoorbeeld koppeling mogelijk is met een gunstige financiering. Alle woningeigenaren en (ver)huurders die nog geen energielabel hebben, krijgen in 2014 en 2015 een indicatief energielabel van hun woning, op basis van een landelijke uniforme methodiek. Dit energielabel is een indicatie van de energieprestatie van een woning en dient voor bewustwording. Het voornemen is om in 2013 een overeenkomst te sluiten tussen het rijk en de VNG over een actieve ondersteuning van gemeenten bij lokale en regionale energiebesparing en –opwekking. De partijen van het Convenant Energiebesparing Huursector committeren zich om de afgesproken doelstellingen van gemiddeld label B (corporaties) en 80% van de woningen minimaal label C (particuliere verhuurders) in 2020 te halen. Het rijk stelt in dat kader € 400 miljoen subsidie beschikbaar voor verhuurders in de sociale huursector ten behoeve van investeringen in energiebesparing voor de periode 2014-2017 met als doel een bijdrage te leveren aan de doelstellingen van het Convenant. Deze maatregel stimuleert een substantiële investeringsgolf op korte termijn om huurwoningen energie-efficiënt te maken. De € 400 miljoen komt ter beschikking van de verhuurders in 2018 en 2019 en wordt gedekt door een tijdelijke verhoging van de energiebelasting. Deze energiebelastingverhoging wordt lastenneutraal mogelijk gemaakt door de voorziene lagere uitgaven van de SDE+-gelden vanaf 2018, zoals later beschreven onder grootschalige hernieuwbare opwekking. De beschikbaarheid en inzet van deze middelen hangt af van de nog te bereiken overeenstemming tussen het kabinet en de sociale huursector over het woonbeleid. Mocht er uiteindelijk geen overeenstemming worden bereikt dan zullen deze middelen ingezet worden in de koopsector. Voor alle vormen van maatschappelijk en overig vastgoed geldt dat er een onafhankelijk expertisecentrum komt ter ondersteuning en identificatie van de meest effectieve maatregelen op het terrein van energie-efficiëntie. Ook wordt de Wet milieubeheer (verplichting om energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder uit te voeren) door substantiële verbetering beter uitgevoerd en gehandhaafd, onder andere met behulp van concrete erkende maatregelenlijsten. Gemeenten en provincies (opdrachtgevers van de Regionale Uitvoeringsdiensten) geven prioriteit aan handhaving van de energiebesparingsverplichting in de Wet milieubeheer. Ten slotte
23
wordt een pilot uitgevoerd gericht op continuering in 2016 met een zogenaamd ‘EPKsysteem’ (Energie Prestatie Keuring), waarbij dit systeem als effectieve hulp voor ondernemingen kan bijdragen aan de realisatie en handhaving van maatregelen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder, conform de Wet milieubeheer. In najaar 2015 wordt de werking op specifieke punten geëvalueerd. Bij de evaluatie door de partijen zal naast effectiviteit ook worden bezien of de EPK-pilot positief wordt ervaren door ondernemingen en overheid. Bij een positief resultaat voor beide wordt het EPK-systeem in 2016 ingevoerd in de sectoren waarvoor uit de pilot blijkt dat de EPK werkt. Industrie, de agrarische sector en het bedrijfsleven De industrie, de agrarische sector en het bedrijfsleven als geheel zien een vergroting van de energie-efficiëntie als een kans om de concurrentiepositie van energie-intensieve bedrijven te versterken, werkgelegenheid te creëren en de klimaatdoelen kosteneffectief te kunnen realiseren. De energie-intensieve industrie heeft de ambitie in internationaal verband leidend te zijn op het terrein van energie-efficiëntie. Er komt een onafhankelijke expertisecentrum dat bedrijven en financiers ondersteunt in het identificeren van de meest effectieve maatregelen op het terrein van energie-efficiëntie in de industrie en agrosectoren. Het dreigende wegvallen van WKK draagt hier niet aan bij. Ook voor de industrie, de agrarische sector en het bedrijfsleven geldt dat de Wet milieubeheer beter wordt uitgevoerd en gehandhaafd. De grote energie-intensieve bedrijven spannen zich samen met de overheid in om het MEE-convenant aan te vullen met een raamwerk van bedrijfsspecifieke (één-op-één) afspraken. Deze zijn gericht op verbetering van de energie-efficiëntie en concurrentiepositie van de betrokken bedrijven. Ook voor MJA3bedrijven en overige bedrijven (niet-MEE-bedrijven) komt er een EPK-pilot met evaluatie, zoals hiervoor beschreven bij de gebouwde omgeving. Om meer middelen beschikbaar te houden voor investeringen in energiebesparing en energie-efficiëntieverbetering in het bedrijfsleven zal de EIA-regeling zoveel mogelijk worden gericht op investeringen in energiebesparing. De bedoeling is om projecten die in de toekomst een SDE+-subsidie aanvragen niet meer tegelijkertijd in aanmerking te laten komen voor de EIA. Er wordt een oplossing gevonden voor hernieuwbare opwekkingstechnologieën die nu nog wel en straks niet meer door de EIA worden gedekt, indien de SDE+ en het overige instrumentarium onvoldoende oplossing bieden. De doelstelling hierbij is dat vanuit investeringsoverwegingen de continuïteit niet in gevaar komt. EZ rondt dit in de herfst van 2013 af. Rendabele benutting van industriële restwarmte verdient hoge prioriteit, en partijen komen met een samenhangend plan van aanpak om de potentie in Nederland te kunnen benutten. Mogelijkheden voor een regionale warmte-infrastructuur worden hierbij onderzocht voor een aantal gebieden in Nederland, gebruikmakend van en vergelijkbaar met de voorstellen die hiertoe al gedaan zijn vanuit de regio Rotterdam. Er is breed draagvlak voor een ambitieus programma voor energiebesparing in de glastuinbouw. Sector, overheid en milieuorganisaties spreken af dat een verbeterd CO2sectorsysteem in deze sector uiterlijk ingaat per 1 januari 2015. Met de glastuinbouwsector is afgesproken dat in aanvulling op het huidige beleid een energiebesparing per 2020 van 11 PJ wordt gerealiseerd. 2 Dit betekent niet dat de energieleveranciers geen rol kunnen spelen bij de maatregelen die onderzocht worden.
3. Decentrale opwekking Een belangrijk onderdeel vormt de decentrale opwekking van hernieuwbare energie door mensen zelf, en in de vorm van coöperatieve initiatieven, de derde pijler van het akkoord. Burgers krijgen meer mogelijkheden om zelf hernieuwbare energie op te wekken en lokale en regionale initiatieven worden waar nodig en mogelijk door gemeenten, provincies en de rijksoverheid ondersteund. Per 1 januari 2014 wordt een belastingkorting van 7,5 ct/kWh ingevoerd voor hernieuwbare energie die in coöperatief verband of door een vereniging van eigenaren (VvE) wordt opgewekt en gebruikt door kleinverbruikers en waarbij de leden van de coöperaties/VvE’s en de installatie(s) zich in een zogenaamde ‘postcoderoos’ (viercijferige postcode plus aangrenzende postcodes)
24
bevinden. Partijen zijn het met elkaar eens dat moet worden gestreefd naar een zo eenvoudig en efficiënt mogelijke uitvoering van deze regeling. Energieleveranciers zullen in overleg met het Rijk afspraken maken over een zo simpel mogelijke uitvoering. Partijen spreken af dat de kosten die leveranciers moeten maken om deze kortingsregeling uit te voeren, in rekening gebracht kunnen worden bij energiecoöperaties, VvE's of de aangesloten leden, die het voordeel van deze regeling genieten. Bij eventuele bijstelling van de belastingkorting wordt met het oog op investeringszekerheid de continuïteit voor bestaande gebruikers via een overgangsregeling geborgd. De belastingkorting wordt gedekt door een verhoging van de energiebelasting. De regeling wordt over vier jaar geëvalueerd op basis van gebruik.
25
Bijlage 2 Toelichting indicatoren Toelichting indicatoren en sub-indicatoren 1. Minima Omschrijving: % personen in particuliere huishoudens met een inkomen lager dan 105% van het sociaal minimum, langer dan 1 jaar Bron: CBS Jaar: 2011 Doel: 0% 2. Onderwijs Omschrijving: % voortijdig schoolverlaters in voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs Bron: Kinderen in Tel, Databoek 2014, Verwey-Jonkerinstituut Jaar: 2012 Doel: 0% 3. Sociale Zekerheid Omschrijving: Aantal uitkeringen sociale zekerheid per 1000 inwoners (excl. volksverzekeringen en ziektewet) Bron: CBS Jaar: 2012 Doel: Minimum waarde 4. Gender gelijkheid Omschrijving: Arbeidsparticipatie vrouwen in % van de potentiële beroepsbevolking vrouwen Bron: CBS Jaar: Gemiddelde over 2010-2012 Doel: Het maximum in Nederland van de arbeidsparticipatie van mannen (90%) 5 A. Ernstig overgewicht volwassenen Omschrijving: % volwassenen (> 19 jaar) met ernstig overgewicht Bron: Gezondheidsmonitor 2012 van elke GGD Jaar: 2012 Doel: 0% volwassenen met ernstig overgewicht 5 B. Overgewicht kinderen Omschrijving: % kinderen (2 – 20 jaar) met overgewicht, per GGD regio Bron: CBS Jaar: Het gemiddelde over 2008 – 2011 Doel: 0% kinderen met overgewicht 6. Sport Omschrijving: % van de bevolking onder dan 19 jaar dat voldoet aan de NNGB norm – Nederlandse Norm Gezond Bewegen (tenminste 5 dagen per weekmatig intensieve lichamelijke activiteit) Bron: Gezondheidsmonitor 2012 van elke GGD
26
Jaar: 2012 Doel: de hoogste waarde 7. Burgerparticipatie Omschrijving: Opkomstpercentage Gemeenteraadsverkiezingen 2014 Bron: Kiesraad Jaar: 2014 of de meest recente Gemeenteraadsverkiezing Doel: 100% 8. Veiligheid Omschrijving: Aantal geregistreerde misdrijven per 1000 inwoners Bron: CBS Jaar: 2013 Doel: Geen misdrijven 9. Water Omschrijving: Biologische kwaliteit oppervlaktewater Bron: Kader Richtlijn Water Jaar: 2009 Doel: Kwaliteit Zeer goed = 9 10 A. Luchtkwaliteit – NO2 Omschrijving: Voor bevolking gewogen jaargemiddelde concentratie van NO2, in µg/m3 Bron: NSL – Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit Jaar: 2011 Doel: Jaargemiddelde 40 µg/m3 NO2 10 B. Luchtkwaliteit – PM10 Omschrijving: Voor bevolking gewogen jaargemiddelde concentratie van PM10, in µg/m3 Bron: NSL – Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit Jaar: 2011 Doel: Jaargemiddelde 40 µg/m3 PM10 11. Natuur Omschrijving: Natuurkwaliteit van de land- en wateroppervlakten in relatie tot de totale oppervlakte van de gemeente Bron: CBS, PBL, Compendium voor de Leefomgeving Jaar: 2010, of 2008 indien er geen data voor 2010 zijn Doel: 15% Deze indicator geeft een beeld ‘hoeveel natuur’ elke gemeente heeft, zowel land als water. We houden daarbij rekening met de natuurkwaliteit van die gebieden, zoals de CBD (Convention of BiologicalDiversity) voorstelt. Het doel van 15% natuur komt voort uit de CBD-targets, dat in 2020 15% van de oppervlakte hersteld moet zijn, d.w.z. een kwaliteit van 100% moet hebben. De oppervlakte natuur moet dan, rekening houdend met de kwaliteit van de gebieden, tenminste 15% bedragen. Voor de kwaliteit van landnatuur is, anders dan voor water, nog niet veel lokale informatie per gemeente beschikbaar. Daarom is teruggevallen op landelijk gemiddelde getallen. Hierdoor is de uiteindelijke berekening van de Natuurkwaliteit slechts een eerste benadering, die verdere verfijning behoeft. Voor elke gemeente is de oppervlakte genomen van recreatiegebied, incl. parken en plantsoenen, bos en open natuurlijk terrein, agrarisch gebied excl. glastuinbouw en binnen- en buitenwater, als % van de totale oppervlakte van de gemeente. Hierbij zijn voor de natuurkwaliteit factoren (Bron: Compendium voor de Leefomgeving, PBL) toegepast voor de gemiddelde natuurkwaliteit per soort gebied:
27
• • • •
recreatiegebied: 20% bos en open natuurlijk terrein: 40% agrarisch gebied: 5% binnen- en buitenwater: de biologische kwaliteit oppervlaktewater conform indicator 9 – Water. 12. Afvalproductie Omschrijving: totaal ingezamelde hoeveelheid grof + fijn huishoudelijk afval Bron: Afvalmonitor Jaar: 2012 Doel: 100 kg per inwoner 13. Hergebruik Omschrijving: scheidings-percentage grof + fijn huishoudelijk afval Bron: Afvalmonitor, Omrin Jaar: 2012 Doel: 100% 14. Energiegebruik Omschrijving: Het energiegebruik van woningen (elektriciteit, gas en warmte), publieke dienstverlening (elektriciteit en gas) en wegverkeer (excl. autosnelwegen). kWh per inwoner per jaar Bron: Klimaatmonitor Jaar: 2012 Doel: De minimumwaarde van 8373 kWh per inwoner Publieke dienstverlening omvat: Openbaar bestuur en defensie, Onderwijs, Gezondheids- en Welzijnszorg, Kunst, amusement en recreatie, Overige dienstverlening. 15. Energiebesparing Omschrijving: De energiebesparing van woningen (elektriciteit, gas en warmte) en publieke dienstverlening(elektriciteit en gas)over de periode 2010 – 2012, in %. Bron: Klimaatmonitor Jaar: 2012 Doel: 15% over 2010 – 2012 16. CO2 uitstoot Omschrijving: De CO2 uitstoot van woningen en publieke dienstverlening in ton CO2 per inwoner Bron: Klimaatmonitor Jaar: 2012 Doel: Geen CO2 uitstoot 17. Hernieuwbare energie Omschrijving: De productie van hernieuwbare energie in kWh per inwoner per jaar, omvattende warmte en elektriciteit voor alloceerbare locaties en vervoer, incl. meestook in centrales en excl. warmtewinning uit buitenlucht, geothermie en zonneboilers Bron: Klimaatmonitor Jaar: 2012 Doel: 4000 kWh per inwoner per jaar 18. Vervoerswijze Omschrijving: Het percentage van het aantal verplaatsingen per dag dat niet met de auto plaatsvindt, dus met openbaar vervoer, per fiets of lopend. Bron: KpVV dashboard Duurzame mobiliteit
28
Jaar: het gemiddelde over de jaren 2004 – 2008 Doel: 67%, d.w.z. dat het aandeel van de auto niet meer dan een derde bedraagt 19. CO2 uitstoot wegverkeer Omschrijving: De uitstoot van CO2 door wegverkeer excl. autosnelwegen in ton CO2 per inwoner Bron: Klimaatmonitor Jaar: 2012 Doel: Geen CO2 uitstoot 20. Werkloosheid Omschrijving: De totale werkloosheid uitgedrukt als het aantal WW-uitkeringen per 1000 inwoners van 15 tot 65 jaar Bron: CBS Jaar: 2012 Doel: Geen werkloosheid 21. Jeugdwerkloosheid Omschrijving: Percentage niet-werkende werkzoekende jongeren van 16 t/m 22 jaar Bron: Verwey-Jonker Instituut Jaar: 2010 Doel: 0% 22. Werkgelegenheid Omschrijving: De verandering van het aantal banen van werknemers in de jaren 2008 tot 2012, in % Bron: CBS Jaar: 2012 Doel: Geen omschreven doelstelling 23. Solvabiliteitsratio Omschrijving: De verhouding Eigen Vermogen/Vreemd Vermogen van de gemeente Bron: CBS Jaar: 2012 Doel: Hoogste van Nederland 24. Heffingen – OZB-tarief Omschrijving: Het gemiddelde OZB-tarief Bron: Ministerie BZK, Directie Bestuur, Democratie en Financiën Jaar: 2014 Doel: Laagste van Nederland
29