Wethouder van Jeugd, Welzijn en Sport
drs. K.P. Klein
Gemeente Den Haag
Retouradres: Postbus 12600, 2500 DJ Den Haag
De voorzitter van de Commissie Samenleving
Uw brief van Uw kenmerk Ons kenmerk
BOW/2012.599 – RIS 254820 Doorkiesnummer E-mailadres Aantal bijlagen
4 Datum
6 december 2012 Onderwerp
Voortgang transitie jeugdzorg en doorontwikkeling CJG
De gemeenteraad stelde eind 2011 het Programma Jeugd en Gezin 2011 – 2014 (RIS 181549) vast. Daarin staan onze uitgangspunten voor de decentralisatie van de jeugdzorg, die als doel heeft jongeren sneller en effectiever te helpen door het zorgaanbod te ontschotten. Samengevat zijn onze uitgangspunten:
een op preventie gericht gezinsbeleid vanuit alle Haagse Centra Jeugd en Gezin (CJG); het versterken van het zelfoplossende vermogen van gezinsverbanden (en sociale omgeving); (jeugd)zorg wordt zoveel mogelijk gebundeld in (via) het CJG; in de sturing zitten prikkels (organisatorisch inhoudelijk en financieel) die leiden tot preventie, vroegsignalering en zorg op maat (zo zwaar als nodig en zo licht als mogelijk); het toepassen van het 1 kind/gezin, 1 plan principe.
Er is de afgelopen maanden veel gebeurd en op verschillende terreinen is vooruitgang geboekt, waarover wij u langs deze weg graag nader informeren. Het 4-stappenmodel, zoals beschreven in de commissiebrief van 9 februari 2012 (RIS 246420), is hierbij leidend: 1. 2. 3. 4.
Een intensievere samenwerking tussen de twee organisaties voor Jeugdgezondheidszorg (0-4 en 4-19). Het bundelen van verschillende vormen van ambulante zorg in het CJG. Integreren van de taken van Bureau Jeugdzorg in het CJG. Samenhang aanbrengen tussen het CJG aanbod en de gedwongen vormen van zorg en begeleiding.
In deze brief wordt u allereerst geïnformeerd over de landelijke en regionale ontwikkelingen in het kader van de decentralisatie. Hierbij komen het nieuwe regeerakkoord, de concept Jeugdwet, de voortgang van de regionale samenwerking in Haaglanden en het onderzoek van de Algemene Rekenkamer naar de CJGontwikkeling in Nederland aan de orde. De uitkomsten van dit laatst genoemde onderzoek zijn van belang voor de lokale uitwerking van de decentralisatie zoals het college dit voorstaat. Vervolgens wordt het advies van het bureau AEF over de toekomstige rol van het CJG toegelicht. Daarbij wordt aangegeven wat de visie van het college is en wat de consequenties zijn van het daadwerkelijk operationaliseren daarvan.
Inlichtingen bij
Jan Korff de Gidts Postadres: Postbus 12600, 2500 DJ Den Haag Bezoekadres: Spui 70, Den Haag Internetadres: www.denhaag.nl
Telefoon: 070 - 353 2250 Fax: 070 - 353 2390
BOW/2012.599
2
Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze Den Haag zich voorbereidt op de decentralisatie van de jeugdzorg. De doorontwikkeling van het CJG maakt daar een belangrijk onderdeel van uit. 1. Landelijke en regionale ontwikkelingen Regeerakkoord ‘Bruggen slaan’ Op 29 oktober 2012 presenteerden de fractievoorzitters van VVD en PvdA het regeerakkoord ‘Bruggen Slaan’. Het college ziet met genoegen dat ook het nieuwe Kabinet voortvarend en in volle omvang (inclusief jeugd-GGZ en de zorg in het gedwongen kader) met de decentralisatie van de jeugdzorg wil voortgaan. Ook wordt aangegeven dat consultatiebureaus verplicht kinderen doorsturen naar VVE bij taalachterstand. Het regeerakkoord bevestigt 2015 als datum van de overgang van verantwoordelijkheden. Financieel zijn er twee wijzigingen ten opzichte van het bestaande beleid: 1. Het heffen van eigen bijdragen voor jeugdhulp is van de baan. 2. Nieuw is een additionele korting van 150 mln. euro! De voorziene 10% korting wordt daarmee 15% in 2017, startend in 2015 met extra 40 mln. Dit is een zorgwekkend onderdeel in het regeerakkoord. Concept Jeugdwet Het demissionaire kabinet heeft op 18 juli 2012 het concept van de nieuwe Jeugdwet openbaar gemaakt. Deze is te vinden op www.internetconsultatie.nl/jeugdwet. In bijlage 1 vindt u de door mij onderschreven reactie van de G4/G32 op deze wet. Een belangrijk kritiekpunt is het feit dat er ook in het nieuwe stelsel teveel gescheiden systemen met teveel detailvoorschriften blijven bestaan. Wij maken daarnaast ook een belangrijk punt van de open-einde financiering voor het gedwongen kader en de Jeugd-GGZ. Regionale samenwerking Bij de commissiebrief van februari dit jaar heeft u het startdocument ‘Akkoord van Wassenaar’ ontvangen. De negen Haaglanden gemeenten werken in dit kader samen in een klein regionaal transitiebureau, waaraan ook het stadsgewest deelneemt. Daar worden besluiten over lokaal, dan wel gezamenlijk, beleid na de transitie voorbereid. De betrokken wethouders zullen nog dit jaar, in een bestuurlijke conferentie, op hoofdlijnen afspraken maken over wat elke gemeente voor zichzelf zal organiseren en welke onderwerpen zij gezamenlijk uitwerken. Met name de inkoop van bovenlokale zorg en grensoverschrijdende jeugd hebben hierbij onze aandacht. Onderzoek Algemene Rekenkamer De Algemene Rekenkamer bracht op 13 juni jl. haar advies uit over de CJG’s in Nederland. Zij constateert dat het, door het ontbreken van een gedeeld referentiekader, nog niet goed mogelijk is om te beoordelen of de CJG’s doelmatig werken en werkelijk effectief zijn. Verder wordt geconstateerd dat de bekendheid van het CJG onder kinderen, jongeren en hun ouders in veel gemeenten nog onvoldoende is 1. Geadviseerde verbeterpunten zijn de risicosignalering (het tijdig vaststellen dat een kind problemen heeft) en de zorgcoördinatie (het afstemmen van de zorg tussen de diverse hulpverleners). Beide worden volgens de Algemene Rekenkamer belemmerd doordat er o.m. onvoldoende gebruik wordt gemaakt van de digitale Verwijsindex Risicojongeren, dat hulpverleners bij elkaar brengt. Veel CJG’s hebben nog teveel het karakter van een bedrijfsverzamelgebouw, waarin elke hulpverlener denkt en handelt vanuit zijn eigen organisatie of zorgdomein. Om het CJG op termijn zijn beoogde poortwachtersfunctie te kunnen laten vervullen in het nieuwe stelsel van de jeugdzorg, is aandacht vereist voor de hiervoor genoemde punten. Den Haag was een van de onderzochte gemeenten. De lokale Rekenkamer heeft hier, bij wijze van pilot, een belangrijke bijdrage aan geleverd. De Rekenkamer Den Haag heeft u het onderzoeksrapport op 28 oktober 2011 toegezonden (RIS 181477). Het College heeft u vervolgens op 13 december 2011 een reactie op dit rapport gestuurd (RIS 182044). 1
Iets meer dan de helft van de Hagenaars met thuiswonende kinderen tot 23 jaar weet wat het Centrum Jeugd en Gezin (CJG) doet (32%) of heeft ooit gehoord van het CJG (24%).Het consultatiebureau vormt de belangrijkste reden, waarom men naar het CJG gaat (52%). Daarnaast geeft een deel aan vanwege opvoedvragen (15%) of om advies (14%) een bezoek te brengen. Bron: stadsenquete 2012
BOW/2012.599
3
Daarin geeft het college aan in het rapport primair steun te zien voor het door Den Haag gevoerde beleid in de afgelopen jaren. De soms kritische opmerkingen in het overwegend positieve rapport zijn veelal te herleiden naar de ontwikkelingsfase van het CJG, maar vragen inderdaad nu wel om doorpakken. 2. De toekomstige CJG: gewenste eindsituatie Het college ziet als toekomstig model in ieder stadsdeel minimaal één CJG; de plek bij uitstek waar opvoeders, jeugdigen en professionals aankloppen voor advies en informatie over opgroeien en opvoeden. Waar nodig biedt het CJG ondersteuning en begeleiding op maat. Deze kan plaatsvinden in het CJG zelf, maar voor groepen die niet naar het CJG komen actief outreachend in de gezinnen en daarbuiten, zoals op school, op straat en via het internet. Daarbij wordt gewerkt vanuit het principe één gezin, één plan en één zorgcoördinator. Deze coördinator verenigt al het benodigde in één vast gezicht voor het gehele gezin. Het CJG voelt zich verantwoordelijk voor de gezinnen en hun kinderen in het betreffende stadsdeel. De kinderen zijn bekend, de risico’s zijn in beeld, de medewerkers krijgen de ruimte om verantwoordelijkheid te nemen en er is een proactieve werkhouding. Uitgangspunt vormt de kracht van het gezin, die moet worden versterkt en benut. Het CJG heeft hierbij uitstekende samenwerkingsrelaties met belangrijke partijen in het stadsdeel zoals onder andere scholen, huisartsen, het welzijnswerk (w.o. jongerenwerk), sportverenigingen en de politie. Op stedelijk niveau is er een nauwe samenwerking tussen CJG en Veiligheidshuis. Het CJG in het stadsdeel bestaat uit één organisatie voor preventie, vroegsignalering, het organiseren en deels uitvoeren van passende zorg. Dit zijn feitelijk de taken die nu worden uitgevoerd door de beide Haagse organisaties voor jeugdgezondheidszorg, de huidige CJG’s en het Bureau Jeugdzorg. Meer gespecialiseerde functies kunnen buiten een CJG op afroep worden ingezet. Denk hierbij aan jongerenwerk, geestelijke gezondheidszorg en residentiële zorg. Het CJG krijgt als missie mee preventie en vroegtijdige hulp zoveel mogelijk te bevorderen en stapeling van zorg te voorkomen door waar nodig direct passende zorg in te zetten. Het CJG krijgt hiervoor ook budgettaire sturingsmogelijkheden en in de sturing zitten prikkels (organisatorisch inhoudelijk en financieel) die leiden tot preventie, vroegsignalering en zorg op maat (zo zwaar als nodig en zo licht als mogelijk). Dat kan straks ook, omdat wij als gemeente verantwoordelijk worden voor alle vormen van jeugdhulp. Waar budgetten en verantwoordelijkheden nu nog belegd zijn bij het Rijk, het stadsgewest, de zorgverzekeraars en de gemeente en het beschikbare aanbod verdeeld is over verschillende instellingen die ieder hun eigen criteria en procedures hanteren, hebben wij de regie straks in één hand. 3. Advies AEF Adviesbureau Andersson Elffers Felix (AEF) is gevraagd advies uit te brengen over welk organisatiemodel voor het CJG het best passend is. Aan het advies van AEF ligt een door hen uitgevoerde sterkte/zwakte analyse ten grondslag (bijlage 2). AEF deed dit aan de hand van de volgende vier modellen: een verbeterde opzet van het huidige samenwerkingsmodel; het publiek organiseren van het CJG, als dienst of sector; het opdragen van CJG-taken aan een bestaande (jeugd)zorginstelling; het vormen van een zelfstandige organisatie voor het CJG. Uit de analyse van AEF komt naar voren dat het verder intensiveren van de samenwerking geen zicht biedt op de door ons gewenste doelen. Het vormen van één organisatie creëert de beste condities voor het realiseren van onze beleidsdoelstellingen. AEF heeft echter geconcludeerd dat een directe invoering hiervan een zeer ingrijpend proces is. Werknemers gaan immers over naar een nieuwe organisatie. Een dergelijke verandering geeft veel onzekerheid en kan in een overgangsperiode nadelig zijn voor de te leveren diensten. AEF adviseert daarom in eerste instantie een juridische samenwerkingsvorm (een consortium of coöperatie) te vormen van de huidige CJG-partners.
BOW/2012.599
4
4. Nog intensiever samenwerken of fusie Het college deelt de opvatting van AEF over de risico’s bij het samenvoegen van organisaties en het effect daarvan op de kwaliteit van de hulp. Immers fuseren kost veel energie in alle geledingen van de betreffende organisaties. Toch is het college van mening dat er thans voldoende draagvlak en bestuurlijke condities aanwezig zijn om binnen het totaal van de Haagse zorg voor de jeugd voor het CJG te komen tot één organisatorische eenheid. Dit momentum wordt versterkt door de eenduidige keuze die het kabinet gemaakt heeft. Het door blijven gaan op de weg van gescheiden organisaties, het ontbreken van democratische controle en versnipperd aanbod betekent door blijven werken op de manier waar de afgelopen 40 jaar veel kritiek op bestond. Het nieuwe regeerakkoord is een flinke stimulans en bevestiging van deze keuze. Dit betekent dat het college ervoor kiest de getransformeerde taken van de beide jeugdgezondheidszorgorganisaties en van Bureau Jeugdzorg op basis van een fusie onder te brengen in één sterke CJGorganisatie. De meer gespecialiseerde functies worden met behulp van inkooprelaties en deels via fysieke samenwerking in het CJG hierop aangesloten. 5. Publiek of privaat Voor de gefuseerde taken van een dergelijke CJG-organisatie blijven dan drie keuzen over, te weten: - het publiek organiseren van het CJG, als dienst of sector; - het opdragen van het CJG aan een bestaande zorginstelling; - het vormen van een nieuwe zelfstandige organisatie voor het CJG. De fundamentele afweging hierbij is de vraag of het hier publieke of private taken betreft. De zorg voor kwetsbare kinderen en het garanderen van een veilig opvoedklimaat is in onze ogen een publieke taak. Het college vindt op basis van veiligheid, preventie en zorg voor het kind dat deze taken niet op afstand moeten worden geplaatst. Deze taken dienen rechtstreeks onder aansturing van het college en de democratische controle van de Gemeenteraad te worden uitgevoerd. Dat betekent dat de voorkeur van het college sterk uitgaat om de CJG’s binnen de gemeentelijke organisatie onder te brengen. De meer gespecialiseerde zorg blijft buiten deze gemeentelijke organisatie. Dit betreft de begeleiding en behandeling door bijvoorbeeld psychologen, psychiaters en orthopedagogen. Deze gespecialiseerde zorg wordt geleverd door een van de gespecialiseerde instellingen in onze regio zoals bijvoorbeeld De Jutters Groep, Jeugdformaat, Ipse, Middin en MEE. Een aantal van deze instellingen, alsmede het welzijnswerk hebben aangegeven, met behoud van hun eigen rechtspersoonlijkheid, ook een geïntegreerde zorgorganisatie te willen vormen. Deze instellingen zullen nauw blijven samenwerken in en vanuit de CJG’s. 6. De consequenties Voor de gemeentelijke organisatie heeft dit de volgende consequenties. Binnen de gemeentelijke dienst OCW wordt een sector CJG opgericht met in elk stadsdeel minimaal één CJG. Deze sector wordt verantwoordelijk voor de taken van de Jeugdgezondheidszorg (bewaken, beschermen en bevorderen van de gezondheid en de ontwikkeling van kinderen), voor het geven van informatie en advies tot en met de gezinsbegeleidende taken rond het veilig en gezond opgroeien van kinderen. De CJG’s zijn actief op de CJG locaties in de stadsdelen, op de scholen, in gezondheidscentra en het Veiligheidshuis. In het CJG worden het consultatiebureau van Jong Florence, de jeugdgezondheidszorg 4-19 van de GGD en (op termijn) de getransformeerde afdelingen van Bureau Jeugdzorg opgenomen. Het betreft een fusie waarbij een sector CJG ontstaat van ca. 380-530 fte: - 140 fte jeugdgezondheidszorg Jong Florence (0-4 jaar); - 90 fte jeugdgezondheidszorg GGD (4-19 jaar); - 150-300 fte Bureau Jeugdzorg.
BOW/2012.599
5
Uit een eerste globale verkenning komt naar voren dat de samenvoeging van beide partijen mogelijk is. Om de kosten van een mogelijke fusie goed in beeld te krijgen is een gedegen onderzoek noodzakelijk waarbij o.a. een vergelijking zal worden gemaakt van de te onderscheiden functies i.r.t. de van toepassing zijnde CAO’s. Hierbij zal zicht gekregen moeten worden op de individuele gevolgen per werknemer (financieel en rechtspositie). Ondernemingsraden en bonden worden bij dit proces betrokken. Eerst na dit onderzoek is finale besluitvorming mogelijk. Het onderzoek moet uitwijzen of gekomen kan worden tot: - een doelmatige organisatie - realisatie binnen de budgettaire kaders van de decentralisatie - beheersing van financiële risico’s. Als blijkt dat het publiek organiseren van de CJG’s niet binnen het budget past, kan alsnog besloten worden een andere organisatievorm te kiezen Het Haagse college van B&W wordt direct verantwoordelijk voor en is aanspreekbaar op het CJG. Het college van B&W rapporteert aan de Gemeenteraad en de Inspectie2 over de kwaliteit van de geleverde zorg. 7. Projectmatige aanpak De vorming van de sector CJG zal projectmatig worden aangepakt. Binnen dit project zijn een drietal deelprojecten te onderscheiden: Oprichting sector CJG binnen dienst OCW Gezien het omvangrijke takenpakket, de omvang van het aantal medewerkers, de gewenste herkenbaarheid en eenduidige aansturing zal het College het CJG laten inrichten als aparte sector binnen de dienst OCW. Om alle eisen in het kader van de Wet Publieke Gezondheid te waarborgen, worden tussen de sectoren CJG en de GGD op verschillende niveaus nadere afspraken gemaakt om de noodzakelijke dwarsverbanden te leggen. Een kwartiermaker zal dit verder uitwerken en de benodigde voorbereidingen gaan treffen om deze sector op te richten. Dit omvat ook het nadere onderzoek naar de kosten van de nieuwe organisatie, het opstellen van een reorganisatieplan en het maken van een voorstel voor de gemeenteraad over deze organisatiewijziging. Fusie beide jeugdgezondheidszorg-organisaties Na oprichting van de sector CJG worden beide Haagse instellingen voor jeugdgezondheidszorg in deze sector ondergebracht in één organisatie. Nu nog kent Den Haag de situatie dat er voor de jeugdgezondheidszorg twee organisaties zijn: voor 0-4 jaar Jong Florence en voor 4-19 jaar de GGD/JGZ. De functie jeugdgezondheidszorg vormt in mijn visie de ruggengraat van het CJG. De opdracht waarvoor de jeugdgezondheidszorg de komende jaren staat, kan onmogelijk uitgevoerd worden binnen de huidige structuur van twee culturen en twee organisatiebelangen. Daarom voegen wij de twee huidige jeugdgezondheidszorg-organisaties samen in de sector CJG. De fusie van de jeugdgezondheidszorgorganisaties in het CJG gaat om ca. 90 en 140 fte en moet minimaal een jaar voor de daadwerkelijke decentralisatie gerealiseerd zijn. Hierdoor kunnen we ons zo optimaal mogelijk voorbereiden op de nieuwe taken van het CJG. Begin volgend jaar wordt hier een concrete start mee gemaakt. Overname taken Bureau Jeugdzorg Ook de meeste wettelijke taken van Bureau Jeugdzorg (passende hulp vinden voor kind of ouders, uitvoering van het Advies- en meldpunt kindermishandeling en crisisinterventie, toeleiding naar de Raad voor de Kinderbescherming en de uitvoering van jeugdbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering) zullen een plek krijgen in de sector CJG en binnen het CJG worden getransformeerd. De wijze waarop is sterk afhankelijk van de landelijke wetgeving en regionale samenwerking. Zo is nog veel onduidelijk over de positionering van de jeugdbescherming en jeugdreclassering. 2
Nadere invulling van regelgeving rond inspectie en toezicht wordt in de volgende versie van de ‘jeugdwet’ verwacht.
BOW/2012.599
6
Naar schatting gaat het om een overgang van 150 tot 300 fte. Deze zullen vanaf 2013, geleidelijk gedetacheerd en vervolgens in 2015, in het CJG opgenomen worden. 8 Gespecialiseerde jeugdzorg Naast de taken die vorm worden gegeven in de sector CJG bestaan nog andere functies die van belang zijn voor de jeugd. Concreet gaat het over het jongerenwerk en het AMW vanuit de Haagse welzijnsinstellingen, de praktische thuisbegeleiding door thuiszorgorganisaties, ambulante begeleiding en behandeling door o.a. Jeugdformaat en de Golfbreker (De Jutters). Zij gaan gezamenlijk een consortium vormen. In dit ‘consortium jeugdzorg’ geven de verschillende organisaties onder één identiteit uitvoering aan de feitelijke zorg. Dit zal zo veel als mogelijk wel fysiek vanuit de CJG-locaties geschieden, maar niet worden ingebed in de gemeentelijke organisatie. In dit verband wordt op een later moment ook naar de taken van MEE en eventuele andere of nieuwe zorgpartijen gekeken. Anders dan in de huidige praktijk, hebben burgers in de toekomst dus met veel minder verschillende organisaties te maken. Het hier geschetste model zal met de betrokken instellingen worden gesproken en een en ander zal nader worden uitgewerkt op detailniveau. 9. Stedelijke en bovenlokale taken Er zijn taken die zich niet of in mindere mate lenen voor het decentrale niveau van het stadsdeel of de wijk, maar straks ook wel onder de gemeentelijke verantwoordelijkheid vallen. Het Meldpunt Kindermishandeling, het Steunpunt Huiselijk Geweld en het Crisisteam zijn hiervan voorbeelden. Ook de beschikbaarheid van bepaalde expertise kan soms beter stedelijk of bovenlokaal georganiseerd worden. Uitgangspunt blijft wel dat stedelijke of bovenlokale taken altijd in nauwe samenhang met de decentrale CJG’s worden ingezet. Zorg binnen een zorginstelling (residentieel) en zeer specialistische zorg, worden ook in de toekomst afgenomen van (veelal) bovenlokaal werkende organisaties. De toeleiding naar deze vormen van zorg verloopt wel via het CJG, evenals de nazorg na een periode van opvang of detentie. Wanneer sprake is van een maatregel op last van de kinderrechter (jeugdbescherming en/of jeugdreclassering), vindt het college dat de (externe) gezinsvoogd die deze uitvoert, vooral toezichthoudend zou moeten zijn. Het dagelijkse casemanagement in het gezin zou vanuit de CJG-gezinsbegeleiding kunnen worden geleverd, mits de gezinsbegeleider opereert binnen de wettelijke verantwoordelijkheid en onder gezag van de gezinsvoogd. Het college onderzoekt de consequenties van deze visie momenteel in de praktijk. Een belangrijk aandachtspunt daarbij is het belang van een positief imago van het CJG. Het college wil in onze communicatie vooral benadrukken dat het CJG er is om te helpen bij gezinsvraagstukken, groot en klein. Voor wat betreft kinderbeschermingsmaatregelen en de jeugdreclassering willen we (via een pilot) onderzoeken hoe we het proces van melding effectief en efficiënt kunnen organiseren, welke partijen daarbij een rol kunnen en moeten spelen en hoe de rolverdeling tussen deze betrokken partijen moet zijn. Een aantal van deze partijen is namelijk ook al actief in het Veiligheidshuis. De noodzakelijke verbindingen tussen meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling, het CJG en het Veiligheidshuis zijn dan ook onderdeel van nadere uitwerking. Bijzondere aandacht is vereist voor de kleine groep kinderen, waaronder kinderen jonger dan 12 jaar, die een risico lopen om te ontsporen. Voor hen volstaat een alleen op preventie gerichte benadering niet. Het is zaak deze kinderen op jonge leeftijd te herkennen en vroeg van intensieve, zo nodig verplichte, hulp te voorzien. In samenwerking met straatcoaches, forensische en andere deskundigen op het terrein van jeugd werken wij aan methoden om zowel de vroegherkenning als de hulpverlening vorm te geven. Deze doelgroep stelt bijzondere eisen aan het handelen van het CJG en andere organisaties in de keten om deze kinderen te vinden en passend in te grijpen, eventueel via de kinderrechter. CJG’s zullen een spilfunctie gaan innemen in die domeinen waar kinderen te vinden zijn, op school, op straat en thuis.
BOW/2012.599
7
10. Interactie Zoals bekend verkeert de jeugdzorg sinds lange tijd in een periode van heroriëntatie en reorganisatie. Het nieuwe regeerakkoord houdt vast aan de ingeslagen weg van het vorige kabinet. Het college is hier tevreden over aangezien wij in de tussentijd op deze wijze hieraan verder gewerkt hebben. Wij hebben hierdoor geen tijd verloren. De gezinnen in de samenleving en de hulpverleners verdienen een duidelijke en vaste koers richting toekomst. Ik ben er van overtuigd dat wij veel kunnen leren van de ervaring van ouders, de jeugd zelf en hulpverleners in de praktijk. Deze ervaring moet worden aangeboord om mee te nemen in het transitieproces. Gelet hierop zijn de volgende onderdelen te benoemen: Het CJG-ouderpanel waar ouders hun opvattingen en adviezen over het functioneren van het CJG kunnen indienen. Dit digitale ouder-/klantpanel wordt periodiek over uiteenlopende onderwerpen geraadpleegd; het professionalspanel waar hulpverleners in de Jeugd(gezondheids)zorg, politie en onderwijs kunnen aangeven welke problemen en hobbels in de transitie moeten worden opgelost. Aan de samenstelling van dit panel wordt momenteel gewerkt. Dit doet de gemeente Den Haag samen met de Haagse Hogeschool en de Academische Werkplaats Jeugd Zuid Holland Noord; ook het perspectief van de jeugd zelf wordt meegenomen. De Haagse Jongerenambassadeurs hebben positief gereageerd op mijn uitnodiging om betrokken te zijn bij de vormgeving van de transitie. Naast de Haagse Jongerenambassadeurs zal ik ook de input van huidige cliëntenraden in de (jeugd)zorg benutten. Zo heeft het Expertisecentrum Jeugd, Samenleving en Opvoeding (JSO) een top 10 samengesteld van aanbevelingen voor gemeenten over de transitie jeugdzorg (zie bijlage 4). Deze is gebaseerd op gesprekken met cliënten in de (jeugd)zorg uit Zuid-Holland. Aan de hand hiervan zal met cliënten (jongeren en ouders), een vertaalslag gemaakt worden voor de gemeente Den Haag. Ik verwacht van deze drie groepen belangrijke input te krijgen om het proces goed in te richten en de praktijk van alledag en de werkelijkheid van de straat in te brengen. Op deze manier wil ik een top 10 samenstellen van prioriteiten die in de praktijk leven en die moeten worden aangepakt. 11. Afname 15% budget Wij verwachten het financiële verdeelmodel nog steeds in de meicirculaire van 2013. In het regeerakkoord is met de overdracht van de verantwoordelijkheid een korting voorzien gefaseerd klimmend naar 15%. Deze lijkt bovenop de bezuinigingen te komen die momenteel ook al aan de zorginstellingen worden opgelegd. Dit impliceert dat het college en de instellingen voor de zware opgave staan om de noodzakelijke zorg te kunnen blijven bieden met fors gereduceerde middelen. Op dit moment kan nog niet concreet worden aangegeven hoe het college de besparingen gaat realiseren. De uitwerking van dit vraagstuk zal lopen langs een aantal lijnen: - voor bepaalde onderdelen van vooral jeugd- en opvoedhulp toepassen van de WMO-kaders; - door vroegtijdige inzet escalatie (en dus hoge kosten) voorkomen; - stapeling van zorg voorkomen door vroegtijdig ingrijpen met passende zorg; - slim samenwerken met het streven naar een minder versnipperd uitvoeringsveld; - efficiencymaatregelen in de sfeer van overhead, huisvesting en overbodige bureaucratie. Wij verwachten pas in de loop van 2013 een meer concrete uitwerking te kunnen presenteren. 12. Tot slot De planning voor Den Haag en de regio hangt nauw samen met de agenda van het Rijk en de besluiten die op landelijk niveau worden genomen. De invoeringsdatum is volgens het nieuwe regeerakkoord 2015. Wij blijven de decentralisatie daarom voortvarend oppakken. De hoofdlijnen van de wet zijn bekend en we weten wat ons te doen staat.
BOW/2012.599
8
Inmiddels zijn ook verschillende pilots opgestart die al werken met (delen van) de nieuwe uitgangspunten (zie bijlage 3 voor een overzicht). De ervaringen uit de pilots worden gebruikt bij de herinrichting van de werkprocessen. Alles wat we in gang zetten rond de zorg voor de jeugd, willen we in relatie brengen tot de vraag aan welke maatschappelijke resultaten deze zorg straks moet gaan bijdragen. Momenteel wordt gewerkt aan de eerste verkenningen in dit kader, zowel lokaal als binnen een samenwerkingsproject met het Rijk. Wij zullen u van de vorderingen op de hoogte houden. Met vriendelijke groet, de wethouder van Jeugd, Welzijn en Sport, Karsten Klein
BOW/2012.599
Bijlage 1
9
Reactie G4/G32 op concept Jeugdwet
BOW/2012.599
10
BOW/2012.599
11
BOW/2012.599
Bijlage 2 (aparte bijlage)
12
Sterkte/zwakte analyse en adviesrapport AEF
BOW/2012.599
13
Bijlage 3 Beschrijving pilots Proeftuin en Haagse Samenwerking In de zogenaamde CJG Proeftuin is in stadsdeel Leidschenveen-Ypenburg ervaring opgedaan met de werkwijze van de toekomstige CJG-basisorganisatie. Het werken als één integraal CJG team met een gedeelde opdracht, maakte dat de juiste hulpverlening snel kon worden ingezet. Deze werkwijze wordt nu over heel Den Haag uitgerold. Een vergelijkbare pilot in dit kader vormt de Haagse Samenwerking (HS). Binnen 15 geselecteerde gezinnen stagneert de hulpverlening, zonder dat de situatie is gestabiliseerd. Er bestaan binnen de HS voor deze gezinnen geen excuses meer om níet direct te handelen. Dit heeft zowel betrekking op het geïndiceerde als op het lokale veld. De voorlopige resultaten wijzen ook hier op de winst en het verschil dat het multidisciplinaire karakter van het HS team maakt. Pilots gedwongen kader De gemeente krijgt in het nieuwe stelsel de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en de jeugdreclassering. Dat betekent in elk geval dat de gemeente toeleidt naar de Raad voor de Kinderbescherming indien een maatregel noodzakelijk wordt geacht. Het gedwongen kader is niet alleen ingewikkeld, het is vanwege de belangen en de veiligheid van kinderen ook een gevoelig terrein. Om bovenstaande verantwoordelijkheid te kunnen dragen, moet een aantal aspecten op voorhand goed geregeld zijn. Deze hebben vooral betrekking op een effectieve samenwerking tussen het CJG, het Veiligheidshuis, de Raad voor de Kinderbescherming en het openbare domein van de stadsdelen. Wij starten begin 2013 met twee pilots. Binnen de pilot Dwang- en Drangtafel onderzoeken we hoe het proces van melding effectief en efficiënt moet worden georganiseerd, welke partijen daarbij een rol kunnen en moeten spelen en hoe de rolverdeling tussen deze betrokken partijen moet zijn. De tweede pilot richt zich op de betrokkenheid van de gemeente bij de jeugdreclassering. Hierin wordt onderzocht hoe de lokaal beschikbare informatie over jeugdigen die voor jeugdreclassering in aanmerking komen, al op voorhand kan worden meegenomen bij het advies van de Raad voor de Kinderbescherming en het (verplichte) hulptraject. Ook wordt onderzocht of de kennis die verzameld is door de jeugdreclassering kan worden gebruikt ten bate van de hulpverlening aan het gezin van de gestrafte jeugdige. Voor preventie van vergelijkbare problematiek bij jongere broertjes en zusjes, is dit essentieel. Pilots op scholen Het onderwijs wordt in toenemende mate geconfronteerd met leerlingen met meervoudige problematiek. Scholen ervaren eveneens dat de draagkracht van ouders/verzorgers in dit opzicht vaak tekort schiet. Voor deze leerlingen en hun ouders is de ondersteuning vanuit de interne zorgstructuur op school onvoldoende. Deze leerlingen kunnen vaak ook niet goed terecht bij de (geïndiceerde jeugd)zorg. Voor een deel vindt dit zijn oorzaak in het lang aanbieden van niet passende zorg, door het ontbreken van een juiste analyse en door het ontbreken van motivatie voor hulp. Dit kan al vanaf de basisschoolleeftijd een rol spelen en zodoende binnen het MBO al behoorlijk verzwaard zijn. Het is daarom van belang om, veel sneller dan nu het geval is, passende hulp in te zetten. Door het aanwijzen van één vast aanspreekpunt uit het CJG op school is de verwachting dat sneller een juiste maatregel kan worden ingezet. Een tweede belangrijke ontwikkeling is het daadwerkelijk uitvoeren van de zorg op de school. Op tal van plaatsen wordt ervaring opgedaan met de fysieke aanwezigheid in school van hulpverleners van o.a. Jeugdformaat en De Golfbreker (De Jutters).
BOW/2012.599
14
Pilot gemeentelijke geïntegreerde dienstverlening Momenteel loopt een pilot integrale aanpak multiprobleemhuishoudens binnen de gemeentelijke organisatie. Doel ervan is zestien multiprobleemhuishoudens (deels met kinderen) duurzaam te verbeteren. Een tweede doel is tot verbeteringen te komen in de gemeentelijk dienstverlening door ketenoverstijgend te werken. Betrokken ketens zijn: het Veiligheidshuis, Den Haag op Maat (DHOM), CJG en het Centraal Coördinatiepunt voor (maatschappelijke opvang (CCP). Leren hoe dit kan, gebeurt aan de hand van de concrete ervaringen in de zestien probleemhuishoudens. De pilot moet in de eerste helft van 2013 een werkwijze opleveren die kan worden ingebed in nieuwe of bestaande structuren.