Wethouder van Sociale zaken, Werkgelegenheid, Wijkaanpak en Sport,
Rabin S. Baldewsingh
Gemeente Den Haag
Retouradres: Postbus 12600, 2500 DJ Den Haag
De voorzitter van Commissie Samenleving
Uw brief van Uw kenmerk Ons kenmerk
BSW/2015.222 – RIS 288906 Doorkiesnummer
14070 E-mailadres Aantal bijlagen
2 Datum
24 november 2015 Onderwerp
bestuurlijke stukken taaleis
Geachte voorzitter, Per 1 januari 2016 wordt de Participatiewet uitgebreid met de taaleis (via de Wet taaleis van 20 maart 2015). Deze uitbreiding betekent, kort weergegeven, dat de bijstandsgerechtigde gevraagd wordt aan te tonen dat hij de Nederlandse taal in voldoende mate beheerst (op 1F niveau, dat overeenkomt met 8 jaar Nederlands op het basisonderwijs). Voor zover hij dat niet kan aantonen, moet hij een taaltoets afleggen. Indien de bijstandsgerechtigde niet slaagt voor de taaltoets moet hij zich bereid verklaren de Nederlandse taal te leren. Het college moet vervolgens de voortgang monitoren. Indien de bijstandsgerechtigde onvoldoende inspanningen hiertoe pleegt, legt het college hem een specifieke maatregel op grond van de taaleis op. Voor bijstandsgerechtigden die al op 31 december 2015 recht op een bijstandsuitkering hebben, geldt de taaleis per 1 juli 2016. De taaleis heeft tot doel de uitstroom uit de bijstand naar werk te bevorderen en is een afspraak in het coalitieakkoord van het kabinet Rutte II in het kader van “Bruggen slaan”. Ik signaleer een aantal aandachtspunten ten aanzien van de taaleis. Aandachtspunten Wet taaleis - bij de uitvoering van het re-integratiebeleid binnen de gemeente Den Haag en de overige G4 gemeenten worden bijstandsgerechtigden al enige jaren op hun vaardigheid in de Nederlandse taal beoordeeld. Indien het gebrek aan taalvaardigheid re-integratie in de weg staat, worden bijstandsgerechtigden verplicht een taaltraject te volgen. Ook in het kader van participatie kan een taaltraject verplicht worden gesteld. Het beheersen van de Nederlandse taal is belangrijk om maatschappelijk te kunnen participeren en werk te kunnen krijgen. De uitbreiding van de Participatiewet met de taaleis brengt hierin geen verandering;
Inlichtingen bij
m.ververs Postadres: Postbus 12600, 2500 DJ Den Haag Bezoekadres: Spui 70, Den Haag Internetadres: www.denhaag.nl
Telefoon: 14070
BSW/2015.222
-
-
2
de wettelijke bepalingen van de taaleis behelzen een forse uitbreiding van uitvoerende taken door gemeenten, vooral op het terrein van handhaven. Daarom is door VNG bij de Kamerbehandeling een doorberekening van de uitvoeringskosten gepresenteerd. Dit bedrag was een veelvoud van de rijksbijdrage (macro 5 mln. euro). Ook doorrekeningen door de afzonderlijke G4 gemeenten van de verplichte wettelijke onderdelen resulteren in kosten die niet door de rijksbijdrage wordt gedekt. De gemeente Den Haag krijgt voor de uitvoering van de taaleis van het Rijk circa € 260.000,00 voor het jaar 2017; voor het jaar 2016 de helft van dit bedrag. Bovendien stelt het Rijk geen extra middelen beschikbaar voor taalonderwijs en vindt de komende jaren een verdere bezuiniging op het Participatiebudget plaats; een strikte uitwerking van de wettelijke taaleis betekent een ingrijpende wijziging van het huidige Haagse Dienstverleningsconcept, waarbij het monitoren van de taalinspanningen meer aandacht zou krijgen dan uitstroom naar werk.
Overleg staatssecretaris Om bovengenoemde redenen heb ik samen met mijn G4-collega’s in een overleg met de staatssecretaris van SZW op 12 september 2015 uitgesproken dat wij de taaleis overeenkomstig ons bestaand dienstverleningsconcept gaan uitvoeren. Dat wil zeggen: handelen naar de doelstelling van de wet, immers ik onderschrijf het belang van het beheersen van de Nederlandse taal voor een succesvolle uitstroom uit de bijstand naar betaald werk, echter met zo min mogelijk bureaucratie en bijkomende kosten. De staatssecretaris heeft mijn voornemen tot deze uitvoering ter kennisgeving aangenomen. In deze lijn is voorliggend raadsvoorstel tot vaststelling van de Verordening tot wijziging van de Verordening maatregelen, fraude en verrekenen bestuurlijke boete inkomensvoorzieningen Den Haag 2015 (hierna: Verordening RIS 288904) en de bijgevoegde Beleidsregel Taaleis Den Haag 2016, vastgesteld in de collegevergadering van 24 november 2015 (RIS 288905), tot stand gekomen. Daarbij is aangesloten bij de doelstelling van de wet: taal draagt bij aan uitstroom naar werk en bij het bestaande dienstverleningsconcept van de dienst SZW Den Haag. Met vriendelijke groet, Rabin Baldewsingh, wethouder
BSW/2015.222
3
Beleidsregel Taaleis In de beleidsregel zijn de volgende punten, in chronologische volgorde van het proces, neergelegd: Documenten Het proces start met het opvragen van documenten waarmee aangetoond wordt dat men de Nederlandse taal in voldoende mate beheerst. De wet geeft geen definitie van de verschillende documenten. De uitvraag gaat in per 1 januari 2016 bij nieuwe bijstandsaanvragen en voor het zittend bestand geldt een overgangstermijn tot 1 juli 2016. Een eenvoudig wijze van uitvraag is te werken met een eigen verklaring, waarin belanghebbende verklaart gedurende de leerplichtige leeftijd in Nederland te hebben gewoond. Daarmee wordt aangenomen dat 8 jaar Nederlandstalig onderwijs is gevolgd, zoals de wet vraagt. Dit voorkomt een uitvraag naar diploma’s en overgangsbewijzen, waar mensen niet altijd meer over beschikken. Een eigen verklaring is niet nodig als mensen beschikken over een inburgeringsdiploma of ander document dat aantoont dat men de Nederlandse taal beheerst. De eigen verklaring wordt steekproefsgewijs gecontroleerd; indien mocht blijken dat de verklaring ten onrechte is afgegeven door de bijstandsgerechtigde, wordt een boete opgelegd. De documentatie-uitvraag voor de taaleis gebeurt in principe aan de hand van een eigen verklaring van de belanghebbende, waarin de belanghebbende aangeeft dat hij/zij gedurende ten minste 8 jaar binnen de leerplichtige leeftijd (5-16) in Nederland woonachtig was of beschikt over een relevant diploma. Taaltoets De wet schrijft een toets voor, waarvan de kaders in het Besluit Taaltoets Participatiewet zijn bepaald. Deze uitgebreide toets moet altijd afgenomen worden, indien de documentatie niet aanwezig is. Dit voorschrift geldt ook voor mensen, waarvan bekend is dat zij vanwege niet verwijtbare factoren niet of nauwelijks in staat zijn om het Nederlands te verbeteren, omdat zij niet leerbaar zijn door bijvoorbeeld een verstandelijke beperking of om gezondheidsredenen. De wet geeft geen mogelijkheid voor categorale ontheffingen, maar dit voorschrift leidt tot hoge kosten en overbodige bureaucratie. Voor de bijstandsgerechtigden, waarvan al vooraf bekend is dat zij geen maatregel opgelegd krijgen, omdat er sprake is van niet-verwijtbare factoren, wordt in de beleidsregel een uitzondering gemaakt: deze bijstandsgerechtigden hoeven geen taaltoets af te leggen. De belangrijkste overwegingen bij deze keuze zijn: - Een actieve klantbenadering alleen vanuit het perspectief van de taalverplichting heeft geen toegevoegde waarde en leidt alleen tot hoge monitor- en handhavingskosten; - Mensen met multiproblematiek of problematische schulden moeten niet direct geconfronteerd worden met een handhaving- en maatregelregime; - Het is overbodig om mensen waarvan al bekend is dat zij niet leerbaar of dusdanig beperkt zijn dat de taaleis niet opgelegd kan worden op te roepen voor een toets. - De Wet taaleis is ingevoerd met als doel de uitstroom naar de arbeidsmarkt te bevorderen. Zolang een bijstandsgerechtigde een onoverbrugbare afstand tot de arbeidsmarkt heeft, zal het opleggen van de verplichting om de Nederlandse taal te leren, niet bijdragen aan zijn uitstroom. Zodra de belemmerende factoren zijn teruggedrongen, wordt alsnog de taaltoets afgenomen en de verplichting opgelegd om de Nederlandse taal te leren. Indien de bijstandsgerechtigde geen eigen verklaring kan afgeven dat hij ten minste 8 jaar binnen de leerplichtige leeftijd in Nederland woonachtig was, wordt een taaltoets afgenomen, voordat een bijstandsgerechtigde een taalverplichting opgelegd kan krijgen. Voordat deze toets wordt afgenomen zal eerst beoordeeld worden of het realistisch is om iemand een taalverplichting op te leggen. Belemmerende factoren kunnen onder meer zijn: beperkte leerbaarheid of een onoverbrugbare afstand tot de arbeidsmarkt.
BSW/2015.222
4
Om reden van doelmatigheid en doeltreffendheid wordt de taaltoets modulair afgenomen. In de praktijk betekent dit dat de module schrijfvaardigheid het eerste wordt getoetst, omdat dit het zwaarste onderdeel is. Als de bijstandsgerechtigde niet slaagt voor deze module, worden de resterende modules, te weten spreek-, gespreks-, luister-, en leesvaardigheid, niet meer afgenomen. De taaltoets wordt modulair afgenomen Bereidverklaring/taalverplichting Conform de Participatiewet moet de bijstandsgerechtigde zich, binnen een maand nadat het college te kennen heeft gegeven dat hij de Nederlandse taal in onvoldoende mate beheerst, bereid verklaren om de Nederlandse taal te leren. Het college bepaalt voor de bijstandsgerechtigde op welke wijze hij de Nederlandse taal moet leren in het eerstvolgende contactmoment in het kader van de arbeidsinschakeling (waarin afspraken over het te volgen re-integratie of participatietraject worden gemaakt). De inspanning is persoonsgebonden en afhankelijk van de wijze waarop taalondersteuning plaatsvindt. De inspanning wordt in het volgende contactmoment beoordeeld. De wet veronderstelt monitoring per elke 6 maanden; echter het Haagse dienstverleningsproces kent een inrichting, waarbij uitkeringsgerechtigden in hun route naar werk veel vaker een contactmoment hebben. De monitoring van de taalinspanning is gekoppeld aan een participatie of re-integratietraject Overgangsbepaling zittend bestand bijstandsgerechtigden Ook voor het zittend bestand wordt geen taaltoets afgenomen bij degenen van wie op de voorhand kan worden gezegd dat verwijtbaarheid ontbreekt. Tevens wordt aangesloten bij de huidige dienstverlening waarbij het uitgangspunt is dat situaties meestal veranderlijk zijn en dat we met “Klant op Koers” (contactmoment voor zittende bestand in het kader van de arbeidsinschakeling) bezien of mensen weer in staat zijn tot activering/re-integratie. Naar aanleiding van “Klant op Koers” kan alsnog de taaltoets plaatsvinden en/of een taalverplichting worden opgelegd. Daarnaast wordt geen taaltoets afgenomen bij degenen die per 1 juli 2016 in een traject naar betaalde arbeid zitten. Deze groep krijgt in dat kader en voor zover noodzakelijk toch al een intensief taaltraject aangeboden. Raadsvoorstel tot wijziging van de Verordening In het raadsvoorstel tot wijziging van de Verordening zijn de volgende punten vastgelegd: Maatregel bij niet bereidverklaring, In het kader van de taaleis is in de Participatiewet opgenomen dat de bijstandsgerechtigde die niet binnen een maand een bereidverklaring geeft om de Nederlandse taal te leren, een maatregel opgelegd krijgt van 20% voor de duur van maximaal zes maanden. In het voorliggend raadsvoorstel wordt voorgesteld deze bepaling in de verordening op te nemen. Als de bijstandsgerechtigde zich niet bereid verklaart om de Nederlandse taal te leren, wordt een maatregel opgelegd van 20% voor de duur van maximaal zes maanden. Maatregel in verband met geen inspanning tot het leren van de Nederlandse taal De Participatiewet heeft per 1 januari 2016 een apart maatregelregime voor bijstandsgerechtigden, die onder de taaleis vallen en zich onvoldoende inspannen. Dit regime geldt naast de maatregelen voor het niet nakomen van de geüniformeerde verplichtingen die per 1 januari 2015 in de Participatiewet van kracht zijn. Het college kiest ervoor om alleen de maatregelen voor de geüniformeerde verplichtingen te hanteren. Hiermee wordt samenloop van maatregelenregimes voorkómen. Bovendien biedt dit rechtsgelijkheid tussen bijstandsgerechtigden die de Nederlandse taal moeten leren op grond van de Wet taaleis en bijstandsgerechtigden die ten behoeve van hun algemene re-integratie of participatie de Nederlandse taal moeten leren.
BSW/2015.222
5
Indien belanghebbende, ondanks zijn verklaring bereid te zijn vaardigheden te verwerven in de Nederlandse taal, geen inspanningen verricht tot het verwerven van vaardigheden in de Nederlandse taal, wordt een maatregel op grond van de geüniformeerde verplichtingen toegepast : Artikel 18, vierde lid onder f luidt: het verkrijgen en behouden van kennis en vaardigheden, noodzakelijk voor het naar vermogen verkrijgen, het aanvaarden of het behouden van algemeen geaccepteerde arbeid. Artikel 18, vierde lid onder h luidt: het gebruik maken van door het college aangeboden voorzieningen, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling en mee te werken aan onderzoek naar zijn of haar mogelijkheden tot arbeidsinschakeling Dit betekent dat een bijstandsgerechtigde bij onvoldoende inspanning om de Nederlandse taal te leren een maatregel kan krijgen van 100% van een maand. Bij het vaststellen van de hoogte van de maatregel wordt uiteraard rekening gehouden met de individuele omstandigheden van de bijstandsgerechtigde, zoals diens financiële mogelijkheden. Verder worden in het raadsvoorstel nog geregeld: recidive, herziening en samenloop. Gevolgen van de Haagse uitwerking van de taaleis voor de bijstandsgerechtigden in Den Haag Door de Beleidsregel en het voorstel voor wijziging van de Verordening vindt de uitvoering van Wet taaleis in het verlengde plaats van de huidige uitvoering van de verplichtingen in het kader van reintegratie en participatie. Er wordt zorgvuldig omgegaan met het opleggen van de taalverplichting en er wordt rekening gehouden met de beperkte leerbaarheid van een deel van de bijstandsgerechtigden: - Bijstandsgerechtigden worden alleen getoetst op het al dan niet beheersen van het niveau 1F, als ze geacht worden in staat te zijn de Nederlandse taal te kunnen leren; - Een taalverplichting wordt gekoppeld aan een re-integratie- of participatietraject; - Bijstandsgerechtigden die binnen één jaar na uitstroom uit de bijstand weer instromen worden niet nogmaals getoetst. Verwacht wordt dat circa 34% van de nieuw ingestroomde bijstandsgerechtigden niet voldoet aan het door de Wet taaleis vereiste niveau 1F. Dit betreft circa 2.300 personen. Van degenen die op 31 december 2015 bijstandsgerechtigd zijn, zullen er naar verwachting 5.000 á 7.000 op grond van de Wet taaleis worden verplicht een inspanning te leveren om de Nederlandse taal te leren. Taalaanbod De wet verplicht de uitkeringsgerechtigde om de taal te beheersen, maar verplicht de gemeente niet om de uitkeringsgerechtigde een taaltraject aan te bieden en stelt hiervoor ook geen middelen ter beschikking. Het is mogelijk dat met de invoering van de Wet taaleis de behoefte naar taaltrajecten bij bewoners zal stijgen. In dat geval is een extra toeloop te verwachten bovenop het bestaande taalaanbod in Den Haag. Daarnaast staan de 100 plekken die nu door de dienst SZW worden gefinancierd onder druk door de verdere bezuinigingen op het Participatiebudget. Het is nog onbekend of deze gecontinueerd kunnen worden. Er is een aantal ontwikkelingen om deze druk op het taalaanbod te verlichten: - In nauwe afstemming met de dienst OCW wordt bezien of de bestaande middelen effectief ingezet kunnen worden om het taalaanbod toegankelijk te maken voor de doelgroep in het kader van de taaleis. Zo wordt er een alternatief leerprogramma ontwikkeld. Hiervoor wordt vanuit de dienst OCW aan het ROC Mondriaan een opdracht gegeven. - In nauwe samenwerking met OCW zal worden gezocht naar methodes om ook de groep met een zeer grote afstand tot de arbeidsmarkt de taal te kunnen laten leren. Ook wordt bekeken of de inzet van taalmaatjes (vrijwilligers) verder kan worden gestimuleerd. In december kom ik met een taaloffensief dat ik afstem met wethouder KIJO.
BSW/2015.222
6
Onderkend wordt dat door de verplichting die bijstandsgerechtigden wordt opgelegd om de Nederlandse taal te leren, een voldoende en voldoende gevarieerd taalaanbod de komende jaren zeer van belang is. Financiële gevolgen Voor de uitvoering van de taaleis stelt het rijk onvoldoende middelen ter beschikking. In 2016 zijn, dankzij de aanvullende middelen die het college ter beschikking heeft gesteld, voldoende middelen aanwezig om deze in 2016 uit te voeren. Voor de jaren 2017 en verder is dat met de huidige inzichten nog niet het geval. In de komende tijd zal ik actief blijven werken aan een zo efficiënte en goedkoop mogelijke invoering van de taaleis. In 2016 zal ik tevens meer ervaring opdoen met de uitvoering van de taaleis en kan ik een betere schatting van de noodzakelijke kosten en activiteiten maken. Bovendien zet ik het gesprek met het rijk (middels de VNG) voort om de hoogte van de ter beschikking gestelde uitvoeringskosten ter discussie te stellen. Bij de begrotingsvoorbereiding 2017 zal ik de uitvoering van de taaleis op zowel inhoud als financiële consequenties kunnen herijken.