Evaluatie uitbraak HPAI 2014
Met deze notitie wordt input gegeven voor de evaluatie van de bestrijdingsaanpak van de Aviaire Influenza H5N8 uitbraak vanaf 16 november 2014 in Nederland. Deze notitie is opgesteld door AVINED, de brancheorganisatie voor de Nederlandse pluimveesector, waarin vertegenwoordigd zijn de NVP, LTO/NOP, NEPLUVI en ANEVEI. De input van deze organisaties zijn in onderstaande reactie verwerkt.
Algemeen Sinds 2003 heeft de pluimveesector geen hoog pathogene AI uitbraak meer gehad. In de tussenliggende periode zijn er wel diverse laag pathogene uitbraken geweest. Ten opzichte van de uitbraak in 2003 zijn veel zaken beter verlopen en accurater aangepakt. Met dat verschil dat de uitbraak in 2003 gekenmerkt werd door uitbraken veroorzaakt door versleping, terwijl de besmettingen in 2014 nagenoeg allen via directe infectie vanuit het wild zijn veroorzaakt. AVINED heeft grote waardering voor al degenen die zich tijdens de uitbraak hebben ingezet om deze te bestrijden en/of om verdere verspreiding tegen te gaan. De kritische opmerkingen zijn bedoeld om de aanpak nog verder te verbeteren.
Samenvatting belangrijkste aanbevelingen vanuit de branchevertegenwoordigingen: -
Regionalisering alleen prudent toepassen Ruimere mogelijkheden vervoer dieren/producten gedurende standstill en regionalisering Plaatsing eendagskuikens tijdens standstill toestaan Tijdig opheffen ingestelde maatregelen AVINED als centrale gesprekspartner respecteren Tijdige communicatie over wetswijzigingen en aanleveren geconsolideerde versies Communicatie met derde Landen delen met branchevertegenwoordigers Snelle R&O’s van besmette bedrijven stimuleren en controleren Accuratere informatie van gemengde bedrijven Europese lobby om ophokplicht effectiever in te kunnen zetten als preventiemiddel Betere toepassingsmogelijkheden voor ongediertebestrijdingsmiddelen
1
Positieve punten 1. Snel en accuraat handelen van het ministerie na uitbraak van HPAI. Acties werden snel operationeel. Met name de eerste standstill was snel geïmplementeerd en sector had hier begrip voor. 2. De grote lijnen van het beleid waren duidelijk. 3. Open benaderingswijze tijdens het basisoverleg. Duidelijke uitleg en er was ruimte voor opmerkingen vanuit de sector. 4. Bereidwilligheid van het Ministerie om de export op gang te helpen, met name om Rusland open te krijgen voor export van broedeieren en eendagskuikens. 5. Het inzetten van 1 FTE (medewerker EZ) met als taak het openen van de grenzen na de AI uitbraak. 6. Het is positief dat de overheid tussentijds brieven met een stand van zaken heeft verzonden aan de verschillende landen in de wereld. De samenwerking waarbij NVE, nu COBK, kon aangeven welke landen er een brief moesten krijgen was natuurlijk zeer positief. Het zou nog gunstiger zijn als wij in plaats van alleen datum met briefnummer ( wat het nieuwe beleid is), ook de integrale brief kunnen krijgen. Hiermee kan nog effectiever gelobbyd worden.
Knelpunten en voorstellen ter verbetering 1. Standstill a. De standstill voor slachtrijp pluimvee betekende dat alle slachterijen stil kwamen te staan en dat op de betrokken vleeskuikenbedrijven het risico op welzijnsproblemen snel toenam. Door de standstill in combinatie met de regio indeling ontstond een achterstand in de slachtingen die niet zomaar kon worden ingelopen. De problemen werden later versterkt door de regionalisering. In bepaalde regio’s was een overschot aan slachtcapaciteit terwijl in andere regio’s de slachtrijpe kuikens niet konden worden weggeslacht. (Zie ook 3c). b. Tijdens de standstill periode is door het ministerie van EZ kortstondig een volledig vervoersverbod ingesteld, waardoor transport van eieren vanaf pakstations naar de retail (én vanaf een distributiecentrum (DC) naar de supermarkt) niet mogelijk was. Dit was naar onze mening in strijd met het draaiboek. In het draaiboek AI 2.0 is geen algeheel vervoersverbod vastgelegd, maar wordt een standstill beschreven als een vervoersverbod van en naar veehouderijen (ref: draaiboek vs 2.0 paragraaf 9.3). c. Een transportverbod langer dan 36 uur van eendagskuikens leidt tot welzijnsproblemen op de kuikenbroederijen. 2. Verbod op plaatsing van eendagskuikens en opfokdieren binnen Nederland na de 2e standstill a. Verbod op plaatsing van eendagskuikens en opfokdieren binnen Nederland na de tweede stand still was disproportioneel. Mede door deze regeling heeft het buitenland (EU lidstaten, waaronder België, Spanje, Frankrijk, Italië, Hongarije en Bulgarije) geweigerd om eendagskuikens vanuit Nederland te importeren en plaatsingen toe te staan. b. Het instellen van een opzetverbod van eendagskuikens is ingegeven vanuit een verdunningsstrategie, maar ook wetenschappers zijn niet overtuigd of de maatregel 2
heeft bijgedragen aan de bestrijding. AVINED is van mening dat nadere analyse duidelijk moet maken wanneer en onder welke omstandigheden verdunningsstrategie effectief kan zijn, zeker gezien de grote kans op disproportionaliteit. c. Voor de periode dat kuikens niet afgeleverd mogen/kunnen worden en dus vernietigd worden, dient op voorhand een passende regeling voor vergoeding aanwezig te zijn. d. De standstill, zeker als die langer aanhoudt en/of wordt gevolgd door regionalisering met ingrijpende beperkingen, zoals eind 2014 en het opzetverbod van eendagskuikens brengen de continuïteit van de pluimveeslachterijen en de totale pluimveevleessector ernstig in gevaar. De vervoersbeperkingen vanwege de regionalisering en de onbalans in benodigde en beschikbare slachtcapaciteit leidde op veel vleeskuikenbedrijven tot te zware kuikens. De kans bestaat dat kuikens zelfs te zwaar worden voor de slachtlijnen voor vleeskuikens. e. Met de ervaringen uit 2014 vindt de pluimveesector dat het instellen van een algehele stand still, zeker als die langer aanhoudt en zonder uitzonderingen wordt toegepast, een te zware maatregel is. Conform het bestaande AI-draaiboek zou het transport van vleespluimvee (vleeskuikens en eenden) naar de slacht, ook tijdens een stand still, kunnen worden toegestaan. Uit voorzorg kan tijdens de stand still een klinisch onderzoek worden uitgevoerd voordat de dieren worden vrijgegeven voor de slacht, zodat hier eigenlijk geen risico van uit gaat. Op die wijze wordt het risico op het ontstaan van dierwelzijnsproblemen verkleind en blijft de economische schade beperkt. Verder moet rekening worden gehouden met het scenario dat een slachterij in een ingesloten gebied komt te liggen. In zo’n geval moet zo snel als mogelijk worden voorzien in een corridor zodat de aanvoer van levend pluimvee kan doorgaan. 3. Regionalisering a. De impact van regionalisering is zo enorm dat deze prudent moet worden ingezet. Zeker wanneer geen sprake is van versleping tussen bedrijven, zoals ook eind 2014 snel duidelijk werd, is regionalisering van het hele land een te zware maatregel die de normale bedrijfsvoering van de bedrijven in de pluimveesector volledig (en onnodig) ontregelt met hoge kosten tot gevolg. Daarnaast geeft de maatregel een verkeerd beeld naar het buitenland, alsof sprake is van een oncontroleerbare situatie. Dit kan de nodige repercussies hebben, zoals ook nu bleek uit het feit dat België dagenlang ten onrechte geen Nederlands slachtpluimvee heeft willen ontvangen en een 6-tal EU landen geen eendagskuikens wilden ontvangen. Voordat besloten wordt om regio’s in te stellen moet worden overwogen of minder zware maatregelen kunnen volstaan. Onduidelijk is waarom in dat kader bijvoorbeeld niet de mogelijkheid is gebruikt om (conform het AIdraaiboek) een bufferzone in te richten. Als toch moet worden overgegaan tot regionalisering, dan zou het vervoer van slachtrijp vleespluimvee voor de slacht uitgezonderd moeten worden. Dat voorkomt problemen en is een juist signaal naar de buurlanden. Als in eigen land de slacht uit de vrije regio’s ook in andere regio’s kan plaats vinden, dan heeft een buurland geen reden dat te weigeren (en vice versa). b. Als dan toch besloten wordt tot de indeling in regio’s, is het aan te bevelen beter na te denken over de wijze van indelen. Ook om het vanaf het begin mogelijk te maken om via corridors pluimvee tussen regio’s naar een slachterij te transporteren. Door bijvoorbeeld geen natuurlijke grens maar een snelweg als afscheiding tussen regio’s te kiezen, kan 3
c.
d.
e.
f.
g.
deze snelweg voor beide regio’s in gebruik blijven. Dit is bijvoorbeeld ook van belang om op een snelle manier (via een snelweg) en zonder onnodige overlast (met veel zwaar verkeer door grensdorpen rijden) het buitenland te bereiken. Daarmee wordt bovendien voorkomen dat diertransport onnodig vertraging oploopt. Bij de regio indeling en de instelling van corridors moet, indien er niet voor wordt gekozen het transport van slachtdieren (na klinische inspectie) mogelijk te maken, rekening worden gehouden met het type en het gewicht van het te slachten pluimvee en de beschikbare specifieke slachtcapaciteit (moederdieren, uitgelegde hennen, eenden e.d.). Maar dat is eigenlijk een onmogelijke opdracht. Bij het instellen van regio’s is vooraf geen contact gelegd met het bedrijfsleven, waardoor er onnodig onbalans was tussen slachtcapaciteit in regio C en A in relatie tot het aantal slachtrijpe vleeskuikens. Er is onnodig veel tijd gaan zitten in het bepleiten van corridors. Regio A was een langgerekt en grote regio. Bij het afbouwen van de maatregelen, bleven beperkingen voor regio A van kracht en in de rest van Nederland werden deze afgebouwd. In met name het zuidelijke deel van regio A ontstond onbegrip, omdat de afstand van het zuidelijke deel tot de BT-gebieden vele kilometers groter was, dan de afstand tussen BT-gebieden en regio B. Op enig moment was het toegestaan dat mest kon worden geëxporteerd, maar door de regionalisering ontstonden er wel onuitlegbare situaties. Zo kon een bedrijf vlak buiten het BT-gebied Kamerveen exporteren naar Duitsland, terwijl een bedrijf 60 km verderop in regio D dit niet mocht. Communicatie naar het buitenland bij een dergelijke maatregel is zeer belangrijk. Waar onvoldoende rekening mee is gehouden is dat andere landen het credo hanteren “wat u niet wilt dat u geschied, doe dat ook een ander niet”. Dat wil zeggen: het niet kunnen vervoeren naar Nederlandse bedrijven door de regionalisering, maar wel naar het buitenland zorgt voor twijfel of Nederland wel zijn eigen producten vertrouwt. In eerste instantie werd een slachterij onnodig in het gebied Kamperveen getekend doordat het gebied aan de uiterste grens op 17 km van de uitbraak erg ruim was genomen. Gelukkig is dat na interventie van de sector hersteld. Het is beter als dit soort gevallen voorkomen wordt. Hier kan AVINED in de toekomst een rol spelen.
4. Eén-op-één transport a. Onlogisch was dat met 1:1 transport afvoer van vleeskuikens wel mogelijk was, maar deze mogelijkheid was er niet voor uitgelegde leghennen en vleeskuikenouderdieren. Slachtcapaciteit was hiervoor beschikbaar en concurreert niet met slachtcapaciteit vleeskuikens. b. In de HPAI periode heeft het ministerie van EZ besloten om binnen de ingestelde vier regio’s alleen het vervoer van eieren toe te staan als de eieren rechtstreeks vervoerd werden naar een pakstation of eiproductenfabrikant. En dat dan volgens een door NVWA goedgekeurd hygiëneprotocol. Op 4 december is deze maatregel ingegaan en uiteindelijk is de maatregel pas op 22 januari 2015 opgeheven (terwijl het laatste BT gebied op 2212-2014 is opgeheven en regio’s B,C, en D al op 4-12 waren samengevoegd). De eierhandel heeft in deze periode veel schade opgelopen, die volgens een berekening van het LEI € 9 miljoen bedraagt. 4
c. De maatregel van het één-op-één transport is een te zware ingestelde maatregel die te lang van kracht is geweest. Andere Europese landen met vergelijkbare pluimveedichtheden hanteren deze maatregel niet. Notabene Duitsland heeft vergelijkbare pluimveegebieden en pluimveedichtheid en stelt alleen een beschermingsen toezichtsgebied rondom getroffen AI besmette bedrijven conform Europese regelgeving. Door zwaardere maatregelen in te stellen dan de Europese regelgeving voorschrijft, komt de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven onder druk te staan. d. Inachtneming van een NVWA goedgekeurd hygiëneprotocol voor het transport van eieren en trays behoort een voldoende garantie te zijn voor een gecontroleerde afvoer van eieren, zoals staat beschreven in het draaiboek AI 2.0 hoofdstuk 9.7 regionalisering. 5. Verzamellocaties consumptie eieren en broedeieren Door het instellen van de vier regio’s hadden pakstations veelvuldig te maken met lange afstanden die zij moesten afleggen naar een pluimveebedrijf om de eieren op te halen. ANEVEI zou graag het fenomeen verzamellocaties nader willen omschrijven. De verzamellocaties dienen te voldoen aan de eisen die zijn opgenomen in de Hygiënecode Eieren en zij dienen aangemeld te worden bij de hiertoe aangewezen instantie. 6. Reiniging en ontsmetting getroffen pluimveebedrijven Getroffen pluimveehouders dienen, na de ruiming van hun dieren, de stallen te reinigen en ontsmetten volgens Europese regelgeving (2005/94 art. 48). Het reinigings- en ontsmettingsproces bestaat uit een voorlopige R&O en een definitieve R&O, waarvan de definitieve in twee delen is opgesplitst (2005/94 bijlage VI). Tussen deze laatste twee delen is een wettelijke wachttijd van zeven dagen opgenomen en tussendoor worden monsters genomen. Echter in de praktijk wordt de definitieve R&O te vaak uitgesteld door pluimveehouders. Het laatste bedrijf dat is ontsmet is drie weken later vrijgegeven dan nodig was, waardoor ook de export naar derde landen drie weken vertraging heeft opgelopen. Voor de handel en de export van eieren (en andere pluimveeproducten) naar derde landen is het van groot belang dat de definitieve R&O zo spoedig mogelijk wordt uitgevoerd. De exportpositie van Nederland is hiervan afhankelijk. Veel derde landen hanteren de OIE regelgeving waarin de OIE pas een vrijgave van AI geeft drie maanden nadat de laatste R&O is uitgevoerd. De pluimveesector is van mening dat de vrijgave van een land niet mag afhangen van pluimveebedrijven die hun wettelijke verplichtingen niet nakomen. Pluimveehouders moeten gestimuleerd worden om zaken zo snel als mogelijk op orde te krijgen. 7. Hygiëne a. In zijn algemeenheid is er groot draagvlak in de sector voor de strenge hygiënemaatregelen. De sector heeft daarom vanaf 4 december (tijdelijk) extra hygiëne eisen opgenomen in IKB en daarop is ook gecontroleerd en gehandhaafd. b. Ongedierte is een mogelijke besmettingsbron en een insleeprisico. Buitenwering is daarom van groot belang. Ongedierte dat pas binnen wordt bestreden heeft immers het virus al kunnen verspreiden. De gebruiksmogelijkheden van rodenticiden dienen hiervoor te worden verruimd. Goede communicatie en gebruikersprotocollen voor (professionele) ongediertebestrijders ontbreken op dit moment; er is in de praktijk veel onduidelijkheid
5
en er worden zelfs boetes opgelegd voor vermeend onterecht bestrijden van ongedierte buiten stallen. c. De bezoekersregeling was onvoldoende doordacht en zat onlogisch in elkaar. Er waren geen beperkingen voor laad- en vangploegen. Soms konden deze op dezelfde dag naar 2 bedrijven, terwijl bedrijfseigen personeel werkeloos thuis zat vanwege de bezoekersregeling. d. Entploegen mochten niet op de bedrijven komen. Ook hebben paraveterinairen niet de status gekregen om op bedrijven deze werkzaamheden te kunnen doen. Hierdoor konden geen exportcertificaten worden afgegeven en kon de, salmonellastatus niet worden bepaald. Ook de veterinair noodzakelijke handelingen konden niet verricht worden (waaronder 12-weekse enting). De enige beroepsgroep die deze werkzaamheden konden doen waren dierenartsen en deze beroepsgroep was overbelast. 8. Ophokplicht De sector was content met het instellen van een ophokplicht op het moment dat de eerste besmetting werd vastgesteld. Een moeilijke afweging was de afweging de ophokplicht op te heffen. Enerzijds was het risico van introductie vanuit de wilde vogelpopulatie niet geweken, maar anderzijds verliep de 12-weekse termijn die door Brussel is ingesteld om eieren van binnengehouden kippen nog als vrij uitloopeieren te kunnen verkopen. De sector pleit ervoor om (het liefst in Europees verband) in Brussel een intensieve lobby te voeren om vanuit veterinair oogpunt meer flexibiliteit te krijgen rondom het kunnen ophokken van kippen. 9. Mest Het vervoer van pluimveemest van bedrijven naar de verbrandingsinstallatie in Moerdijk (BMC) had eerder met goede hygiëne protocollen plaats kunnen vinden. De BMC heeft een opslaglocatie in Herweijnen, waarvan de opgeslagen mest was gedateerd van voor de uitbraak. Deze opslag is juist ingesteld om een aanvoerdip vanwege calamiteiten te kunnen overbruggen. Toch werd geen ontheffing verleend. 10. Communicatie a. De pluimveesector werkt samen in AVINED. AVINED heeft de communicatie met de overheid voor het grootste gedeelte gecoördineerd. De overheid vraagt om een centrale gesprekspartner en zij maakt hier gebruik van. Gelieve AVINED als zodanig dan ook te respecteren en tijdig te informeren. b. De overheid informeert AVINED voordat de pers geïnformeerd wordt. Overheid en betrokken onderzoeksinstellingen doen geen mededelingen (ook niet op social media) voorafgaand aan het persbericht van het Ministerie van EZ. De communicatie tussen NVWA, EZ, CVI, GD, en andere relevante partijen kan worden verbeterd. Wanneer NVWA bij een bedrijf met meerdere voertuigen, afzettingen, etc. actief is, dan is in de huidige tijd via persoonlijke contacten en sociale media de landelijke media en pers snel op de hoogte van verdenkingen en activiteiten. De sector wordt dan veelal als eerste benaderd voor informatie en/of reacties. In de communicatieprotocollen kan tijdige en gewenste informatie richting en vanuit EZ worden opgenomen.
6
c. Voor pluimveesector is het belangrijk om een speciaal “basis” overleg te krijgen met het AI crisisteam naast het “brede” basisoverleg. Nu wordt er veel naast het basisoverleg geregeld met de pluimveesector, dit zou gestructureerd kunnen worden. d. Voorafgaand aan het instellen van AI maatregelen, die afwijken van protocollen opgenomen in het draaiboek, moeten deze met de ons omringende landen worden afgestemd. Voorkomen moet worden dat buurlanden besluiten om geen pluimvee meer toe te laten vanuit de vrije regio’s in Nederland. Ook voor derde landen geldt dat deze snel moeten worden geïnformeerd over de genomen maatregelen en over de redenen waarom deze worden genomen. e. Met het oog op het beperken van de economische gevolgen van de AI uitbraken voor de pluimveevlees verwerkende bedrijven (in hun exportactiviteiten) is het van groot belang dat transparant, maar ook zeer duidelijk, wordt gecommuniceerd over de bestrijdingsactiviteiten en stand van zaken richting exportbestemmingen. Brieven die worden gestuurd aan de autoriteiten in die (derde) landen moeten worden gedeeld met de sector, zodat deze ook kunnen worden gebruikt in de contacten met de importeur. Het kan ook helpen als het bedrijfsleven de brieven kan screenen op mogelijke onvolkomenheden. f. Tevens met het oog op het beperken van de gevolgen voor de sector is het wenselijk dat de autoriteiten zo spoedig mogelijk een verklaring uitgeven waaruit blijkt dat de consumptie van pluimveevlees en eieren, die in de handel zijn of gebracht worden zonder meer veilig is. g. Daarnaast voorkomt een algemene verklaring vanuit de overheid dat vlees dat is verhit volgens OIE geen enkel risico meer vormt m.b.t. AI, veel vragen van klanten uit andere landen en daarmee ook problemen aan de grens waarbij partijen met verhitte producten worden aangehouden. h. Een wijziging van regelgeving moet tijdig worden gecommuniceerd. Dat moet gebeuren door middel van een vooraankondiging, dan wel door de aangepaste regelgeving op tijd te publiceren. Bij publicatie van regelgeving, of bij het vaststellen van de ”uitvoeringsbepalingen” moet rekening worden gehouden met de tijd die bedrijven nodig hebben om daaraan te kunnen voldoen. In veel gevallen werd de regelgeving te laat gepubliceerd en kwam daardoor te laat naar buiten en/of de vertaalslag naar de praktijk bleek niet eenduidig. Een aantal voorbeelden: i. Naar aanleiding van de tweede uitbraak in Ter Aar op 20 november werd een standstill afgekondigd die om 14:00 in werking trad. De slachterijen is te kennen gegeven dat wagens met slachtpluimvee uiterlijk 15:00 uur op de slachterij moesten zijn. Aan deze termijn kon in een aantal gevallen onmogelijk worden voldaan. Hier is in de handhaving gelukkig coulant mee omgegaan maar het heeft tot veel onduidelijkheid en onrust geleid bij het bedrijfsleven. Beter was het geweest om in de uitvoering vast te stellen dat al het pluimvee van bedrijven waar op dat moment werd geladen nog mocht worden afgevoerd naar een slachterij. ii. Aanvankelijk werd gesteld dat met de vrachtwagens naar het kantoor RDW gereden moest worden om gestickerd te worden. Pas (vele telefoontjes) later werd aangegeven dat e.e.a. ook met de juiste documenten geregeld kon worden.
7
Het is zaak dit soort informatie tijdig naar de uitvoerende diensten en de actoren in het bedrijfsleven, zoals de branche organisaties, te communiceren. iii. Op zondag 23 november is op diverse RDW vestigingen de hele dag personeel beschikbaar geweest omdat er regelgeving zou komen. Omdat pas rond 16:00 uur bekend werd onder welke voorwaarden de stickers konden worden uitgegeven en de RDW-kantoren om 17:00 uur werden gesloten, heeft een aantal bedrijven geen stickers meer kunnen halen. Gevolg was dat pas de maandagmorgen daarna stickers konden worden opgehaald en het transport pas laat op gang kon komen. Dit moet worden voorkomen. iv. Het werd op een moment mogelijk te transporteren vanuit C naar A via een corridor. Daarvoor moeten auto’s gestickerd worden. De regelgeving kwam pas om 16:30 vrij, terwijl de kantoren om 17:00 uur sloten en lagen die stickers( die nodig zijn voor de betrokken slachterijen) op meer dan een uur rijden. Overleg met de RDW heeft geresulteerd in het op locatie kantoor houden (ook al omdat geen flexibiliteit werd geboden door overheidsgebouwen tijdelijk langer open te stellen). De medewerking van RVO en RDW in deze is uitstekend, maar dat dit door NEPLUVI moest worden geregeld is niet echt een teken dat pro-actief werd meegedacht van overheidszijde. . v. Er gelden regels voor het omstickeren van auto’s (24 uur stil staan), waardoor niet zomaar een dag in een ander gebied gereden kan worden. Daar moet of in de regelgeving of in de uitvoering rekening mee gehouden worden. vi. Ook over de afbouw van maatregelen moet tijdig en duidelijk worden gecommuniceerd. Zo was het onduidelijk op welk moment de regionalisering zou worden opgeheven. Dat was (in ieder geval) van belang met het oog op het afvoeren van een koppel leghennen waar zich welzijnsproblemen voordeden vanuit het oude compartiment A naar een leghennenslachterij. i. In een situatie waarbij de ene uitbraak op de andere volgt wordt regelgeving regelmatig ingesteld, opgeheven en/of aangepast. Een goed overzicht is belangrijk om duidelijkheid voor het bedrijfsleven te creëren, naleving te optimaliseren maar ook om “fouten” in de regelgeving te herkennen. Regelgeving wordt raadselachtig wanneer alleen de juridische wijzigingsteksten worden gecommuniceerd. Zeker wanneer het bedrijfsleven zit te wachten op versoepelingen en door louter de juridische wijzigen te communiceren er interpretatiediscussie ontstaat. AVINED acht het daarom noodzakelijk dat de overheid verplicht ook geconsolideerde versies van de regelgeving bijhoudt en direct publiceert. j. Bij aanpassing van regelgeving (hoe klein ook) moet hierover worden gecommuniceerd. In de “Regeling maatregelen regio’s bestrijding vogelgriep 2014” die zondag 23 november werd gepubliceerd stond een fout in de gebiedsbeschrijvingen. Op maandag 24 november werd het betreffende document op de site van het ministerie vervangen (versie2) waarin een poging werd gedaan om deze fout te herstellen. Hierover werd echter door het ministerie niet gecommuniceerd, terwijl het wel consequenties kan hebben voor bedrijven die in het betreffende gebied gevestigd zijn. k. Bekendmaking van de maatregelen na de afbouw van de 2e standstill op zondag, gaf de maandag onduidelijkheden bij de NVWA; zij wisten op vragen van het bedrijfsleven niet aan te geven wat wel en niet kon. De interne communicatie kan op dit punt verbeterd worden. 8
l.
Betere communicatie naar de sector toe. Als voorbeeld: bij de 2e uitbraak gonsde het al van de geruchten omdat de NVWA slachterijen de opdracht had gegeven te stoppen met laden, terwijl er nog geen officiële bekendmaking was of de sector informeel op de hoogte was gebracht.
11. Kwaliteit regelgeving in relatie tot communicatie a. Met het oog op het draagvlak voor en duidelijkheid van de regelgeving moet deze, naast redelijk en proportioneel, ook kloppen. Gedurende de periode waarin de H5N8 uitbraken zich voordeden werd veel regelgeving opgesteld, gewijzigd en ingetrokken. Hierbij zijn enkele fouten ontstaan die voor onwenselijke onduidelijkheid zorgden. i. In de eerste beschrijvingen van de regio’s zaten fouten. Met name in de beschrijving van de regiogrens tussen B en D zat een storende fout die tot onduidelijkheid heeft geleid. Er is daarna een nieuwe versie op internet geplaatst onder hetzelfde nummer en zonder dat dit werd gemeld. Ook in die versie stonden nog fouten. ii. Op enig moment had een aantal regelingen ingetrokken moeten zijn, maar was dat nog niet gedaan. b. Voor slachtingen uit het BT-gebied gelden extra regels. Binnen de NVWA is dit niet goed naar de betreffende afdelingen gecommuniceerd. Daardoor is er te lang onduidelijkheid gebleven en moesten op het laatste moment nog zaken geregeld worden (zoals het printen van etiketten voor de consumentenverpakkingen). Door onduidelijkheid van de regels is het ook voor de handhaving in het veld zeer lastig goed en efficiënt te handelen. In overleg met de betreffende afdeling van de NVWA is er van weerskanten wel alles aan gedaan om e.e.a. toch op tijd rond te krijgen. Ook de protocollen hiervoor dienen al klaar te liggen. c. Het ministerie heeft naar mening van de sector te laat en te langzaam de regelingen afgeschaald en hiermee de sector onnodig belast met extra kosten en extra druk. Tevens is hierdoor regelmatig dierwelzijn in gedrang gekomen (bijv. eendagskuikens die niet geplaatst zijn en vernietigd zijn, opfokhennen welke te laat/niet overgeplaatst zijn en hierdoor werd een hogere bezetting gecreëerd. Een ander voorbeeld van extra belasting en kosten is de 1-op-1 regeling. 12. Overig a. Op de bedrijven waar uitbraken zijn geconstateerd is het van belang te zoeken naar mogelijke aanwijzingen voor bronnen. Indien dode eenden worden gezien dicht bij het bedrijf dan kan het zinvol zijn die te onderzoeken. Dit schijnt niet gedaan te zijn. Zo zou ook op een besmet bedrijf gekeken kunnen worden naar mest van wilde vogels. Hierover heeft het pluimveebedrijfsleven graag duidelijkheid en in het kader van risico-analyse en preventie is er grote behoefte in de sector om hierover duidelijkere procesafspraken te maken. b. Er is op een slachterij een partij geslachte eenden geblokkeerd (afkomstig van het bedrijf dat kort daarna besmet bleek te zijn). De betreffende slachterij is niet geïnformeerd over het vervolg en de afhandeling van deze blokkade, eventueel onderzoek en financiële afwikkeling. Tijdens een audit, die werd uitgevoerd tijdens de uitbraak, werd de partij
9
gezien en werd zonder uitleg gesommeerd de partij in een auto te laden ter vernietiging. Met onbegrip is hierop gereageerd vanuit de sector en biedt ruimte voor verbetering.. c. De afvoer van slachtpluimvee uit de ingestelde gebieden heeft door onduidelijkheid van procedures en eindigheid van geldigheidstermijnen (PCR) nogal eens voor betrokken partijen tot zeer vervelende onduidelijkheid en onzekerheid geleid. d. De afvoer van slachtafvallen e.d. vanaf slachterijen heeft enkele keren tot problemen geleid, omdat het bij de handhavers niet duidelijk was hoe te handelen en het vanuit de NVWA ook niet snel kon worden geadresseerd. Daardoor zijn vrachtwagens onnodig en onnodig lang geblokkeerd. e. In het kader van het beantwoorden van vragen afkomstig van overheden van landen waarnaar we graag willen exporteren is er tijdig informatie van de kant van NVWA nodig over de gebieden, aantallen bedrijven en dieren per bedrijf en de resultaten van onderzoek. Je zou verwachten dat deze informatie in maart 2015 wel beschikbaar is, maar het blijkt zeer lastig de betreffende informatie van NVWA naar EZ te krijgen. De informatie die wordt aangeleverd blijkt niet met elkaar te rijmen. Daardoor loopt het beantwoorden van de vragen vertraging op en kan de export ook pas zoveel later op gang komen. De administratie dient er zo op ingericht te zijn dat deze informatie al voordat er een vraag gesteld wordt beschikbaar is en klaar ligt. f. In de eerste dagen hebben NVWA en NZO oude lijsten gebruikt welke bedrijven naast pluimvee ook melkvee houden. Daardoor werd bij sommige bedrijven ten onrechte geen melk opgehaald. Geadviseerd wordt om de procedures hieromtrent aan te scherpen om tijdig over de juiste adresbestanden te kunnen beschikken. AVINED is databasebeheerder van het KIP-systeem, waarin alle pluimveebedrijven zijn vastgelegd, en kan hierin een rol spelen.
Verbeterpunten (in willekeurige volgorde) 1. Standstill: Voorgesteld wordt het AI draaiboek als volgt aan te passen: a. tijdens een periode van standstill het transport van eieren vanaf een pakstation naar de Retail en Distributiecentrum naar supermarkt toestaan. b. ophalen van eieren op pluimveebedrijven buiten bt-gebieden toestaan volgens een door NVWA goedgekeurd hygiëneprotocol. c. Het transport van eendagskuikens vanaf kuikenbroederijen moet mogelijk gemaakt worden 36 uur na ingang van de standstill. Dierwelzijn wordt hiermee gewaarborgd, terwijl het veterinaire risico bij transport vanaf de kuikenbroederij nagenoeg nihil is. d. Wanneer na een periode van standstill 1:1 transport wordt ingesteld: Ophalen van eieren bij meerdere pluimveebedrijven achtereenvolgend binnen een regio is toegestaan volgens een NVWA goedgekeurd hygiëneprotocol. Het proces gaat dan als volgt: Met gereinigde auto naar pluimveehouder, daar wielen e.d. ontsmetten, eieren laden, auto door wasstraat en ontsmetten en naar een volgende pluimveehouder. En pas naar het pakstation als de auto vol is.
10
2.
3.
4.
5.
6.
7. 8. 9.
M.a.w. de rit naar het pakstation er tussen uithalen; en bij transport tussen twee pluimveehouders steeds een strikt R&O protocol toepassen. Verbod op verplaatsing eendagskuikens en opfokdieren: a. Voorbereiden (in een periode zonder uitbraken) van de mogelijkheid om tijdens een standstill te kunnen slachten (na klinische inspectie, waarbij alle dieren uit de stal naar de slacht worden afgevoerd), ook in slachterijen in andere regio’s. In plaats van een crisis is dan sprake van een gecontroleerde goed uitvoerbare bestrijding, die in de praktijk is getest, zodat aantoonbaar sprake is van een aanvaardbare crisismaatregel. b. Plaatsing buiten het 10 km gebied van eendagskuikens moet mogelijk zijn, ongeacht de gebiedsindeling. De aanpak in 2014 was te veel gericht op de uitbraak van 2003 en geënt op het voorkomen van extra plaatsingen/ruimingen. In deze crisis waren de uitbraken lokaal en niet veroorzaakt via verslepingen. Communicatie a. Communicatie tussen crisisteam en NVWA CoA verliep erg moeizaam. Afspraken tijdens basisoverleg en crisisteam kwamen niet door naar NVWA CoA. Dit gaf onnodig tijdsverlies. (Bijv. transport van broedeieren was niet duidelijk omschreven, terwijl dit in basisoverleg was toegezegd – maar werd niet uitgevoerd) b. Informatie nummer RVO was te breed georiënteerd. Het zou beter passen om dit informatie nummer op te splitsen in twee nummers: een algemeen informatienummer en een speciaal informatie nummer voor de pluimvee sector. Met name naar de sector werd niet voldoende, accuraat en soms zelfs foute informatie verstrekt. c. Toen er geen nieuwe verdenkingen meer kwamen, stopte de communicatie tussen ministerie en het bedrijfsleven. Terwijl behoefte was aan follow up. Dus ook in de afbouwfase is er grote behoefte aan actuele informatie uitwisseling. Ten aanzien van regionalisering is het aan te bevelen de deelcompartimenten te actualiseren, inclusief de varianten om samen te voegen. Vanwege inmiddels gewijzigde infrastructuur, zoals wegnummering, kloppen in ieder geval een aantal beschrijvingen niet meer. Om de sector niet onnodig schade te laten lijden vanwege vertraging in het vrijgeven van getroffen bedrijven door het uitstellen van reiniging en ontsmetting wordt voorgesteld pluimveehouders pas een DGF vergoeding te verstrekken nadat de derde R&O correct is uitgevoerd binnen een vastgesteld termijn. De regie op naleving wordt bij voorkeur door de NVWA gedaan. De huidige EU regels die een ophokperiode voor vrije uitloopkippen maximeren tot 12 weken worden als knellend ervaren omdat geen flexibiliteit wordt geboden de lengte van de ophokplicht aan te passen aan de veterinaire risico’s. De sector pleit voor een gezamenlijke lobby in Europees verband om de ophokplicht effectiever als preventiemiddel in te kunnen zetten. In het AI draaiboek de mogelijkheid op nemen om verzamellocaties voor eieren en broedeieren te melden. Duidelijkere en verantwoorde afspraken over mestaanvoer (inclusief de tussenopslag in Herweijnen) naar BMC Moerdijk. In het AI draaiboek opnemen dat entploegen en paraveterinairen noodzakelijke handelingen per ontheffing kunnen uitvoeren. Desnoods in het geval van regionalisering op basis van geaccordeerd hygiëneprotocol en alleen bepaalde werkzaamheden laten verrichten binnen een regio.
11
10. Een vertegenwoordiger van AVINED is het aanspreekpunt voor de overheid voor de communicatie tussen pluimveesector en crisisbeleidsteam ten behoeve van knelpunten en/of aanpassingen in de regelgeving. 11. Gezien de dynamiek van de infrastructuur en ketenstructuren is het aan te bevelen periodiek het draaiboek te updaten naar aanleiding van dergelijke om ten tijde van een crisis onnodige belemmeringen te voorkomen. Wellicht kan eens per jaar of 2 jaar een korte evaluatie van de actualiteit plaatsvinden. Voortschrijdende inzichten kunnen dan ook worden verwerkt, zodat te allen tijde het meest optimale plan van aanpak voor bestrijding van een uitbraak met een besmettelijke dierziekte kan worden gevolgd. 12. Het opeenvolgen van de verschillende en aanvullende regelingen gaf een onduidelijk overzicht van het geheel door de manier hoe deze gepubliceerd zijn. a. Ruim voor het aflopen van een standstill periode moet duidelijk zijn wat regelgeving na de standstill wordt. b. Verbeteren van de leesbaarheid van de regelingen door het uitschrijven van de aanvullende regelingen ipv verwijzingen. Of publiceer geconsolideerde regelingen. 13. De uitgevoerde regelgeving AI aanpassen voor een duidelijk beleid voor broedeieren en eendagskuikens. 14. De uitgevoerde regelgeving AI miste een duidelijk beleid voor het transport van veevoeders naar fokbedrijven (basisfokbedrijf, GGP en GP bedrijven). Deze transporten worden nu al onder strikte voorwaarden gedaan, maar met het opdelen in regios werd dit een moeilijk verhaal. Later is ontheffing verleend, maar dit ging niet soepel. a. Ook de bezoekersregeling heeft te lang aangehouden. Deze regeling zou eerder afgeschaald kunnen worden. b. Consequentie van bovengenoemde disproportionaliteit (zie 2b) van de gehanteerde bestrijdingsaanpak heeft ertoe geleid dat zowel door de media als het buitenland de situatie in Nederland veel ernstiger werd beoordeeld, met alle gevolgen van dien. Met name de uitdunningstrategie is in het buitenland niet begrepen. c. Aanvragen van ontheffingen bij het crisisteam verliep moeizaam. Onze indruk was dat dit ontstond doordat 1 persoon alles moest afhandelen en hierdoor sommige urgente gevallen onnodig zijn vertraagd en forse welzijnsproblemen ontstonden.
12