Euro-Latin American Parliamentary Assembly Assemblée Parlementaire Euro-Latino Américaine Asamblea Parlamentaria Euro-Latinoamericana Assembleia Parlamentar Euro-Latino-Americana
EUROPEES-LATIJNS-AMERIKAANSE PARLEMENTAIRE VERGADERING Commissie politieke zaken, veiligheid en rechten van de mens
19.3.2009
WERKDOCUMENT over de bescherming van minderheden in de Europese Unie en LatijnsAmerika Corapporteur: Laura Franco (Parlacen)
DT\776547NL.doc
NL
AP100.519v01-00
NL
Inleiding Al bijna vanaf het begin der tijden heeft de mens de neiging groepen te vormen. Op die manier hebben mensen zich door de eeuwen heen om verschillende redenen verenigd. Zo waren er groepen met een economische, religieuze, sociale of politieke basis. Deze redenen zorgden op zichzelf al voor een gevoel van solidariteit. Het gevoel van eenheid en wederzijdse steun dat binnen een groep ontstaat – de leden voelen zich in een of ander opzicht gelijk aan elkaar – wordt identiteit genoemd. Op deze manier kunnen we een veelvoud aan identiteiten onderscheiden: geslacht (vrouwen of mannen onder elkaar), klasse (arbeiders onder elkaar, enz.), etniciteit (groepen met een eigen cultuur die ze van anderen onderscheidt), enz. De nationale identiteit is de gemeenschappelijke solidariteit die ontstaat tussen de leden van een groep die, hoewel ze tot verschillende sociale klassen behoren, de loyaliteit aan de groep boven iedere andere tussenliggende loyaliteit plaatsen. En op basis van dat gemeenschappelijke gebied van solidariteit ontstaat een aparte vorm van identiteit. De nationale identiteit komt tot stand op basis van etnische elementen die alle leden van de groep in meer of mindere mate gemeen hebben (taal, organisatievormen, gewoonten, religie, enz.). In dat geval heeft de identiteit als belangrijkste kenmerk dat het een politieke identiteit is. Het kenmerkende van de nationale identiteit is dat het hier identiteiten, verbintenissen en projecten betreft waarbij verschillende sociale klassen en/of gemeenschappen betrokken zijn, met als doel de vorming van een eigen grondgebied. Bovendien richt men zich met de nationale beweging ook op de oprichting van de staat. In overeenstemming met het voorgaande geven de etnische aspecten en het politieke project om een eigen staat of grondgebied tot stand te brengen of in stand te houden iedere natie een bepaald gezicht. Hierdoor onderscheidt deze natie zich van soortgelijke naties in de wereld en ontstaat er een speciale identiteit. Aangezien de term nationale identiteit is afgeleid van het woord natie, is er enige toelichting nodig bij het gebruik van deze term in onze huidige wereld. De natie: hoe is de natie zoals wij die nu kennen ontstaan? In een aantal Europese landen (bijvoorbeeld Spanje, Frankrijk, Engeland en Portugal) hebben zich twee ontwikkelingen voorgedaan die nauw met elkaar samenhingen: de opkomst van het kapitalisme in de economie en de versterking van de staat. Door de economische groei kon er op elk grondgebied een eigen interne markt ontstaan (met een gemeenschappelijke munt, een gericht economisch beleid, enz.). Door deze ontwikkelingen groeide er in deze gebieden, die als kleine vorstendommen waren georganiseerd, onder de bevolking en tussen de bevolking en de vorst een gevoel van nationale solidariteit. In een aantal gevallen leidde dit gevoel tot de strijd voor de oprichting van een eigen op basis van het grondgebied dat men bevolkte en de economische activiteiten die men beheerste. Vandaar dat de nationale markt een van de economische fundamenten van de natie vormt, de staat het belangrijkste politieke fundament is en het nationalisme het ideologische fundament is. Dit fenomeen werd gevoed door bewegingen als de Franse Revolutie van 1789, waarvan de principes de nationale bewegingen uit die tijd bleven inspireren (een van die principes, die tot op de dag van vandaag de boventoon voert in de nationalistische ideologie, is het zelfbeschikkingsrecht der volkeren, het recht dat volkeren hebben om over zichzelf te beschikken). In Latijns-Amerika kwam de vorming van deze nationale markt laat op gang, als AP100.519v01-00
NL
2/8
DT\776547NL.doc
product van een langzaam en moeizaam proces, dat er uiteindelijk toe leidde dat de prekapitalistische samenlevingen de overgang naar het kapitalisme maakten. Het kapitalisme werd hier niet ingevoerd als gevolg van een revolutie. Aan het einde van de vorige eeuw had Latijns-Amerika te maken met een interne markt vol ongelijkheden en een zeer ongelijke nationale ruimte. Dit hele proces stokte door de manier waarop het kapitalisme in Latijns-Amerika zijn intrede deed. De bestaande afhankelijkheid verdiepte het ongelijke karakter van de LatijnsAmerikaanse ontwikkeling en bemoeilijkte de vorming van volledige nationale entiteiten. De vorming van de nationale staat in Latijns-Amerika moest aldus interne en externe obstakels trotseren die tot op de dag van vandaag nog niet volledig uit de weg zijn geruimd. Al in de zeventiende eeuw wordt duidelijk dat de commerciële burgerij de politieke verantwoordelijkheid van een staat op zich kan nemen en een hele bevolking tegen een vreemde mogendheid op kan zetten. Maar deze nationale beweging tegen iedere vorm van nationale onderdrukking en de oprichting van nationale staten, beslaat enkel de beginperiode van het kapitalisme (1750-1840). Als de interne markten eenmaal vorm hebben gekregen en het nationalisme gemeengoed is geworden, ontstaan er conflicten tussen de naties om de verdeling van de handel en de koloniën in de wereld (1870-1914). We zien dan dat "natie" een historische term wordt uit de tijd van het opkomende kapitalisme. De term kan echter verschillende belangen behartigen, afhankelijk van de manier of het moment waarop de term ter sprake komt. We zien ook dat de naties worden gevormd op basis van solidariteitsgevoelens (bijvoorbeeld een gemeenschappelijke herkomst) en door middel van conflicten (een oorlog of invasie). De nationale identiteit is opgebouwd uit materialen die door deze twee groepen elementen worden aangedragen. De definitie van natie als de politieke organisatie van bewoners van een bepaald gebied, is juist, maar beperkt: de natie is veel meer dan dat en omvat ook economische, politieke en ideologische aspecten, zoals het nationalisme. Natie is een begrip dat aan verandering onderhevig is en daarom is ook de identiteit die eruit voortvloeit steeds weer anders. De nationale identiteiten zijn hun grenzen aan het herdefiniëren. In LatijnsAmerika wordt door de wijd verbreide internationalisering die in de wereld gaande is een aantal ontwikkelingen in gang gezet. Met name de vergroting van de markten heeft belangrijke gevolgen waarop moet worden ingespeeld. Maar de werkelijkheid van LatijnsAmerika wordt gekenmerkt door diep gewortelde ongelijkheden die ondanks de modernisering en de economische groei blijven bestaan. Er moet iets worden gedaan om de mechanismen die bovengenoemde ongelijkheden hebben veroorzaakt en nog steeds veroorzaken de kop in te drukken. De gebruikelijke blik was altijd gericht op het bepalen van de rol die iedere factor of ieder historisch proces (etniciteit, geslacht en sociale klasse) apart vervulde bij het ontstaan en de instandhouding van ongelijkheden, maar er is een bredere analytische blik nodig om vast te stellen welke invloed deze factoren op elkaar uitoefenen bij de versterking van ongelijkheden. Als we geen nota nemen van deze kruispunten in de ongelijkheidsanalyse, ontstaat er een kunstmatige scheiding tussen de etnische aspecten en de geslachtsaspecten, waardoor een incompleet beeld ontstaat. Als we erkennen dat de oorspronkelijke bewoners van ZuidAmerika en de van oorsprong Afrikaanse bevolkingsgroepen als sociale groep in een situatie van marginaliteit en uitsluiting leven die tot uiting komt in een grotere mate van armoede en minder autonomie en politieke betrokkenheid, zouden we ons de centrale vraag moeten stellen DT\776547NL.doc
3/8
AP100.519v01-00
NL
of mannen en vrouwen die bij deze uitgesloten groepen horen, zich op verschillende wijze tot dit systeem van uitsluiting verhouden. De strijd om erkenning van verschillen, waardoor de groepsidentiteit op basis van geslacht of etniciteit nog wordt benadrukt, is een van de belangrijkste uitdrukkingen van het huidige politieke conflict geworden. Vanwege de heersende cultuur moeten zowel vrouwen als de indiaanse en van oorsprong Afrikaanse bevolking zich aan bepaalde communicatie- en interpretatiepatronen conformeren die bij een cultuur horen die hen volledig vreemd is, omdat deze ofwel op mannen is gericht ofwel Europees is georiënteerd. Deze culturele overheersing lijkt de aandacht af te leiden van de uitbuiting als fundamenteel mechanisme van onrechtvaardigheid en, daarmee, van politieke protestacties. In de praktijk speelt de strijd om erkenning zich vooral af in een sfeer van een toenemend aantal ongelijkheden, zowel binnen de landen als tussen de landen. Daarom moet het beleid op het gebied van herverdeling en erkenning worden samengevoegd in een sociaal gelijkheidsbeleid dat sociale, culturele en economische rechtvaardigheid verenigt in een voorstel dat alle vormen van ondergeschiktheid omverwerpt. Het is noodzakelijk weerstand te bieden aan het vals dilemma dat rechtvaardigheid zich slechts op de twee uiterste polen begeeft, zoals een zaak van sociale gelijkheid of exclusieve culturele erkenning, en aan de neiging om de begrippen etniciteit, geslacht en klasse los van elkaar te zien of er een hiërarchie in aan te brengen op grond van belangrijkheid. Manieren om het etnische verschil te begrijpen en ermee om te gaan De maatschappijen in de moderne wereld hebben weerstand moeten bieden aan het wantrouwen en de tegenstellingen die voortkomen uit het feit dat zij multiculturele samenlevingen zijn, gezien hun streven om samenlevingen te vormen die zo veel mogelijk op één lijn liggen met het gedachtegoed van culturele en politieke homogeniteit dat uit het paradigma van de moderniteit is ontstaan. Zeer recent zien we echter dat, na het succes van de indiaanse protestbewegingen in Latijns-Amerika en het ontstaan van de conceptuele ontwikkeling, die de bloei van de postmoderne visies en de dynamiek van de globalisering hebben gestimuleerd, er voorstellen worden ontwikkeld die zijn gericht op een herdefiniëring van de staten/natie om op een meer pluriforme en rechtvaardigere manier te kunnen inspelen op de behoeften en rechten van de verschillende etnische groeperingen die deel uitmaken van die staten/natie. Op dit moment worden in Latijns-Amerika in wezen twee benaderingen onderscheiden op basis waarvan men hoopt deze dialectiek te verenigen en op te lossen. assimilationisme (in het Guatemalteeks ook wel "verblanking" genoemd) en multiculturalisme (met als variant interculturaliteit). Assimilationisme en "verblanking" In de moderne wereld wordt bij het woord "natie" gedacht aan een denkbeeldige gemeenschap waarin alle leden zich een deel voelen of moeten voelen van een zelfde sociale eenheid met een gemeenschappelijke geschiedenis, cultuur en taal. Maar in de praktijk diende dit idee in bijna alle landen om bepaalde kenmerken, een geschiedenis en een identiteit aan gemeenschappen op te leggen die voorheen etnisch en cultureel van elkaar verschilden. Op die manier betekende de politieke overheersing van één groep over anderen ook culturele overheersing door middel van het gebruik van symbolen als een officiële taal en een vaderlandse geschiedenis, terwijl de culturele kenmerken van de rest van de groepen in de AP100.519v01-00
NL
4/8
DT\776547NL.doc
hoek van de musea en folklore werden weggestopt. Deze situatie ging samen met het idee van de "gelijkheid voor de wet" waarmee de hele sociale gemeenschap over één kam werd geschoren en er volledig voorbij werd gegaan aan het feit dat er mensen zouden kunnen zijn die niet beschikten over de culturele eigenschappen die als kenmerkend voor de "gehele" nationale gemeenschap werden beschouwd. Op die manier worden land, natie en cultuur een eenheid. In Latijns-Amerika blijven de etnische en culturele diversiteit en verschillen in afkomst door het klassenstelsel in de koloniën onlosmakelijk verbonden met sociale en economische ongelijkheden, en hier is nooit verandering in gekomen, ondanks het feit dat in een later stadium het liberale gedachtegoed van gelijkheid voor de wet ingang vond. Stilzwijgend werden politieke deelname en toegang tot voorzieningen geregeld op basis van culturele verschillen – het feit of men Spaans sprak of niet, de manier van kleden – en op basis daarvan ontstond het burgerschap en de ontkenning daarvan. Gegeven het feit dat de natie zichzelf als eenheid ziet, bestaat er weerstand tegen het bestaan van een cultuur die afwijkt van de officiële: de officiële taal zal het Spaans zijn, het geloof het katholicisme, het recht Romeins. Van daaruit ontstond het pleidooi om de oorspronkelijke bevolking te assimileren, d.w.z. ze op te nemen in de natie door ze Spaans te maken. Maar tegelijkertijd beschouwde men de indiaanse bevolking als onderontwikkeld en om die reden moest ze afgezonderd blijven van de "natie" en uitgezonderd van de voordelen van de "vooruitgang". Vandaar dat, hoewel in theorie de assimilationistische benadering wordt aangehangen, het de segregationistische benadering is die, weliswaar nooit openlijk geventileerd, wel degelijk bepalend is voor het sociaal gedrag. De spanning tussen beide zal het resultaat van de etnische ideologie in ieder land bepalen. Guatemala is in vergelijking met de buurlanden wellicht een wat bijzonder geval: daar heeft de natie zich nooit als halfbloed beschouwd, maar wordt sinds de breuk van de bevolking uitgegaan van twee etnische labels: het indiaanse en het blanke. Het multiculturalisme Het multiculturalisme als politieke doctrine heeft haar wortels in de ideologische revoluties die in de jaren zestig in de Verenigde Staten en Canada ontstonden en in de jaren zeventig en tachtig hun weg vonden naar Europa. De gedachte van het multiculturalisme kenmerkte zich door het zoeken naar een politieke uitweg voor de groeiende etnische en culturele diversiteit en de verschillen in afkomst in de postindustriële samenlevingen. Die aandacht voor cultuur en gemeenschappelijke identiteit is niet toevallig: al enkele tientallen jaren zijn er stemmen van groepen in de wereld te horen die respect eisen voor de kenmerken die hen onderscheiden, door aan te tonen dat in praktisch alle hedendaagse samenlevingen – ontwikkeld of niet – groepen bestaan die in cultureel opzicht verschillen. Opeens worden er vraagtekens gezet bij het idee van homogeniteit dat de basis vormde van de naties, zowel vanwege de feiten – de duidelijke diversiteit binnen gemeenschappen – als vanwege de druk van die groepen die tot dan toe werden buiten gehouden. Bijzonder belangrijk bij deze verandering waren de steeds sterker wordende migrantenstromen die rond de wereld ontstonden, waardoor mensen van verschillende culturen op een zelfde grondgebied terecht kwamen. Ook het feit dat de democratie in Latijns-Amerika als politiek systeem aan terrein won en algemeen werd ingevoerd, droeg ertoe bij dat er ruimte ontstond om de latente vraag om gelijkheid en deelname van de ondergeschikte groeperingen in de samenleving nu expliciet ten gehore te brengen. En ten slotte verminderde de beëindiging van de Koude Oorlog de ideologische verschillen, waardoor verschillen van culturele aard belangrijker DT\776547NL.doc
5/8
AP100.519v01-00
NL
werden. Daarnaast stelt ook de globalisering de landen voor ernstige uitdagingen over hoe ze zich tot de natie verhouden. De soevereiniteit van de natie wordt getart door de internationale kapitaalstromen en de opkomst van multinationals, handelsverdragen (zoals de NAFTA) en andere zaken. Het multiculturalisme bereikte zijn hoogtepunt in de jaren negentig van de twintigste eeuw en is gebaseerd op het argument dat diversiteit prima kan functioneren onder een liberaal bestuur dat naast de individuele rechten ook de groepsrechten erkent. De invoering van het multiculturele burgerschap van Will Kymlicka spitst zich toe op de analyse van de problemen in verband met nationale minderheden en etnische groepen die "binnen hun eigen nationale gemeenschap of etnische groep worden buitengesloten". Er worden drie soorten burgerschap onderscheiden die helpen een minderheid te beschermen tegen de economische of politieke macht van de samenleving waarin ze zijn opgenomen: –De speciale representatierechten voor een groep binnen de politieke instellingen van de gehele samenleving, die het minder waarschijnlijk maken dat een nationale of etnische minderheid genegeerd wordt bij beslissingen die het hele land aangaan. –De zelfbeschikkingsrechten die bevoegdheden toekennen aan kleinere politieke eenheden, zodat een nationale minderheid niet kan worden onder- of overschat door de meerderheid als er beslissingen worden genomen die van bijzonder belang zijn voor de cultuur van die minderheid, zoals vraagstukken op gebied van onderwijs, immigratie, ontwikkeling van hulpbronnen, taal en familierecht. –De polyetnische rechten die bepaalde culturele en religieuze praktijken beschermen die door de markt niet adequaat zouden kunnen worden gesteund (bijvoorbeeld het verstrekken van subsidies voor programma's die de talen en de kunst van de groepen stimuleren) of die (vaak onbedoeld) worden benadeeld door de geldende wetgeving (bijvoorbeeld de ontheffing van de wet op de zondagssluiting of kledingrichtlijnen die botsen met een bepaald geloof). Door dieper in te gaan op het idee van politieke rechten, verschuift het principe van gelijkheid voor de wet van het individuele naar het collectieve, en wordt er dus vanuit gegaan dat een deel van de bevolking niet over "universele" rechten beschikt, zoals spreken en aangesproken worden in de eigen taal. Daarom wordt voorgesteld rechten te erkennen die "specifiek" zijn voor een groep, aangezien deze groep in bepaalde opzichten "anders" is. Maar deze basisideeën kunnen zich in verschillende vormen uiten en komen in wezen voort uit twee tradities. In de Noord-Amerikaanse formulering richt men zich op de immigranten. Na de mislukking van het assimilationistische gedachtegoed – de melting pot – wordt het bestaan van andere culturen aanvaard, ervan uitgaande dat de mensen in vrede naast elkaar kunnen leven met een aantal gemeenschappelijke nationale regels. Politieke deelname wordt gestimuleerd vanuit de verschillende, gelabelde identiteiten. In Europa wint deze doctrine terrein met de erkenning van het bestaan van volken, "naties" die concrete ruimten innemen, met eigen geschiedenissen en identiteiten die politieke erkenning vereisen. In Latijns-Amerika worden beide tradities gecombineerd. Een aantal oorspronkelijke bewoners zet een proces in gang om te komen tot internationale staten waarin de oorspronkelijke bewoners een aantal politieke rechten krijgen in verband met hun status van "onderdrukte natie". Maar deze staten hebben altijd volgens de logica van de multiculturele naties gewerkt en altijd erkend dat ze uit AP100.519v01-00
NL
6/8
DT\776547NL.doc
verschillende bevolkingsgroepen zijn opgebouwd die een reeks culturele rechten eisen. Elk van deze opvattingen doorbreekt op een andere manier de vergelijking volgens welke staat, natie en cultuur gelijk worden gesteld en iedere opvatting heeft zo zijn eigen politieke consequenties. In Latijns-Amerika neemt deze doctrine een concrete vorm aan als de conflicten met de oorspronkelijke bewoners een reeks eisen opleveren die worden erkend door de Verenigde Naties in Verdrag 169 van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO): het leven in een situatie van binnenlandse kolonisatie en de vraag om wettelijke erkenning van hun bestaan, het recht culturele uitingen te beoefenen waarmee ze zich onderscheiden en een vorm van politieke vertegenwoordiging waardoor er rekening met hen wordt gehouden Naar aanleiding van deze eisen veranderden de Latijns-Amerikaanse landen in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw hun wetgevingen en werd er een politieke stroming in gang gezet die als "multicultureel" zou kunnen worden omschreven. Deze doctrine streeft ernaar de gevolgen van de toepassing van de homogeniserende liberalisering te herstellen door het bestaan van de cultureel afwijkende groepen binnen de nationale staten open en wettig te erkennen en deze wetenschap te gebruiken als basis van een aantal rechten waar de groep collectief gebruik van zal kunnen maken. Daarom baseert deze handelswijze zich op de "politiek van erkenning" van deze groepen en op de tenuitvoerlegging van een reeks politieke maatregelen die de uitoefening van de culturele verscheidenheid en politieke participatie waarborgen als onlosmakelijk deel van deze groepen. Het politieke voorstel van het multiculturalisme streeft er niet naar de verschillen tussen mensen uit te wissen – wat de liberale inzet van de gelijkheid was –, maar het gaat er nu om wat al eerder bestond te voorzien van een nieuwe, en dit keer positieve inhoud: de groep en de kenmerkende elementen van die groep. Om die reden wordt het verschil niet weggemoffeld of genegeerd, maar juist versterkt. In het geval van Guatemala, waar de inheemse bevolking in de meerderheid is, komt dat bijvoorbeeld tot uitdrukking in een veranderde houding ten opzichte van verschillende culturele aspecten van de Maya-identiteit die vroeger met minderwaardigheid en achterstand in verband werden gebracht en die nu als tekenen van echtheid en authenticiteit worden gezien: de "dialecten" worden "Maya-talen", de "verafgoding" wordt "Maya-spiritualiteit" en de "heksen" worden "geestelijke gidsen van de Maya's". Op die manier maakt het multiculturalisme het mogelijk dat de cultuur en de identiteit de pijlers van de politieke rechten en plichten gaan vormen. Anderzijds strijdt het multiculturalisme weliswaar voor respect en "tolerantie" ten opzichte van culturele diversiteit, maar de bestaande racistische of discriminatoire houdingen in de samenleving worden daarmee niet uitgeroeid. Daarnaast is er de neiging vastomlijnde regels te maken voor bepaalde gemeenschappen. In de Verenigde Staten moeten kinderen van immigranten bijvoorbeeld de Engelse taal leren, maar Amerikaanse kinderen zijn niet verplicht de vreemde talen te leren die door kinderen in hun eigen klas worden gesproken. Ten slotte is het van belang te benadrukken dat binnen de rechten van etnische minderheden het Verdrag 169 van de Internationale Arbeidsorganisatie inzake inheemse en in stamverband levende volkeren in onafhankelijke landen uit 1989 een belangrijk internationaal juridisch instrument op dit gebied is. Het Verdrag bevat hoofdstukken over verschillende onderwerpen, waaronder thema's als: grondgebieden, in dienst nemen van personeel en werkomstandigheden, professionele vorming, ambachtswerk en de landbouwsector, sociale zekerheid en gezondheid, onderwijs en onderwijsmiddelen, grensoverschrijdende contacten DT\776547NL.doc
7/8
AP100.519v01-00
NL
en samenwerking. Het Verdrag is van toepassing op: a)
in stamverband levende volkeren in onafhankelijke landen die zich vanwege hun sociale, culturele en economische omstandigheden onderscheiden van andere takken van de nationale gemeenschap en die geheel of gedeeltelijk leven volgens eigen gewoonten of tradities of aan de hand van speciale wetgeving.
b) volkeren in onafhankelijke landen die als inheems worden beschouwd vanwege het feit dat ze afstammen van volkeren die het land of de geografische regio waartoe het land behoorde, bewoonden ten tijde van de verovering of de kolonisatie of de vaststelling van de huidige staatsgrenzen en die, los van hun juridische status, hun eigen sociale, economische, culturele en politieke instellingen behouden. en veronderstelt er rekening mee te houden dat: l.
het bewustzijn van de inheemse of tribale identiteit als fundamenteel criterium zal worden beschouwd om te bepalen op welke groepen de bepalingen van het onderhavige Verdrag van toepassing zijn.
2.
het gebruik van de term "volkeren" in dit Verdrag niet moet worden geïnterpreteerd in de zin dat het enige gevolgtrekking heeft wat betreft de rechten die aan een dergelijke term kunnen worden toegeschreven in het internationaal recht.
Intussen werd tijdens de eerste zitting van de 60ste Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (Thema 68 van het rapport van de VN-Mensenrechtenraad, Verklaring van de Verenigde Naties over de Rechten van Inheemse volken, Algemene Vergadering van de VN van 2007) de VN-Verklaring over de Rechten van Inheemse Volken aangenomen, met als leidraad de bedoelingen en beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties, en goed vertrouwen in de nakoming van de verplichtingen aanvaard door de staten overeenkomstig het Handvest. In deze Verklaring wordt bevestigd dat inheemse volken gelijk zijn aan alle andere volken, onder erkenning van het recht van alle volken om zich te onderscheiden, zich als onderscheidend te beschouwen en als zodanig gerespecteerd te worden. In deze Verklaring wordt tevens bevestigd dat alle volken bijdragen aan de diversiteit en rijkdom van beschavingen en culturen, die tezamen het gemeenschappelijk erfgoed van de mensheid vormen. Bovendien bevestigt de Verklaring nogmaals dat inheemse volken hun rechten moeten kunnen uitoefenen zonder enige vorm van discriminatie. Bovendien toont de Verklaring de overtuiging dat de erkenning van de rechten van inheemse volken harmonieuze en coöperatieve relaties tussen de staten en de inheemse volken zal bevorderen, gebaseerd op de beginselen van recht, democratie, respect voor mensenrechten, non-discriminatie en goede trouw, waarbij de staten worden aangemoedigd om te voldoen aan al hun verplichtingen en deze effectief ten uitvoer te brengen zoals ze van toepassing zijn op inheemse volken krachtens internationale instrumenten, met name verplichtingen gerelateerd aan mensenrechten, in overleg en samenwerking met de betrokken volken.
AP100.519v01-00
NL
8/8
DT\776547NL.doc