EUROPEES PARLEMENT
2009 - 2014
Commissie economische en monetaire zaken
2012/2234(INI) 19.11.2012
ONTWERPADVIES van de Commissie economische en monetaire zaken aan de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken inzake een agenda voor adequate, veilige en duurzame pensioenen 2012/2234(INI) Rapporteur voor advies (*): Thomas Mann (*) Procedure met medeverantwoordelijke commissie – Artikel 50 van het Reglement
PA\919723NL.doc
NL
PE500.553v01-00 In verscheidenheid verenigd
NL
PA_NonLeg
PE500.553v01-00
NL
2/6
PA\919723NL.doc
SUGGESTIES De Commissie economische en monetaire zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie werkgelegenheid en sociale zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen: Eerste pijler 1. richt de volgende principiële opmerkingen op de initiatieven 1, 2 en 10, die betrekking hebben op de eerste pijler van de pensioenregelingen; 2. is van mening dat het regelen van adequate en duurzame pensioenen uitsluitend de taak van de desbetreffende lidstaten is en dat de Commissie de lidstaten er – waar zulks nuttig is – toe zou moeten aanzetten hun stelsels kritisch onder de loep te nemen en ervaringen uit te wisselen; 3. roept de lidstaten die nog lacunes kennen op hun stelsels onverwijld aan te passen aan de bevolkingsontwikkeling; Initiatief 1 4. acht versterking van de sociale dimensie van de EU een goede zaak en onderstreept dat voor de onder initiatief 1 vallende gebieden het subsidiariteitsbeginsel geldt; Initiatief 2 5. is ingenomen met de geplande ondersteuning; Initiatief 10 6. is voorstander van de uitwisseling van ervaringen met betrekking tot individuele pensioenafrekeningen, zij het ten aanzien van de eerste, de tweede dan wel de derde pijler; Tweede pijler 7. richt de volgende principiële opmerkingen op de initiatieven 10, 11, 12, 14 en 17, die betrekking hebben op de tweede pijler van de pensioenregelingen; 8. onderstreept dat stelsels van de tweede pijler in het belang van de werknemers veilig moeten zijn; 9. onderstreept met nadruk dat de vormgeving van de tweede pijler in de verschillende lidstaten zeer sterk uiteenloopt; Initiatief 11 10. spreekt zich uit tegen harmonisering op EU-niveau van de regelgeving met betrekking tot de kwantitatieve of kwalitatieve waarborgen;
PA\919723NL.doc
3/6
PE500.553v01-00
NL
11. acht wat kwantitatieve en kwalitatieve waarborgen betreft alleen aanbevelingen van de Commissie nuttig die in hoge mate rekening houden met het uiteenlopende karakter van de stelsels en met het evenredigheidsbeginsel waar het gaat om de financiële, administratieve en technische belasting; 12. acht wat kwalitatieve waarborgmaatregelen betreft aanbevelingen over kwesties inzake bedrijfsbeheer en risicomanagement alsmede transparantie en verplichte openbaarmaking van informatie zinvol; 13. spreekt zich nadrukkelijk uit tegen in de gehele EU geharmoniseerde eisen met betrekking tot eigen kapitaal of beoordeling; is tegenstander van een hierop gerichte herziening van de pensioenfondsenrichtlijn (IORP-richtlijn); 14. onderstreept dat de toepassing van kwantitatieve Solvabiliteit-II-eisen op stelsels van de tweede pijler uitermate gevaarlijk is, daar deze stelsels als gevolg van stijgende kosten genoodzaakt zouden kunnen zijn in de toekomst lagere bedrijfspensioenen in het vooruitzicht te stellen of deze stop te zetten; onderstreept dat dit haaks op de belangen van de werknemers staat; stelt dan ook resoluut vast dat er geen voorschriften op EU-niveau over de toepassing van Solvabiliteit-II op stelsels van de tweede pijler mogen komen; 15. acht een verdere ontwikkeling van varianten van Solvabiliteit-II, bijvoorbeeld het Holistic Balance Sheet-model (HBS) zinvol, zij het met inachtneming van specifieke nationale behoeften en in de vorm van aanbevelingen; spreekt zich categorisch uit tegen regulering hiervan op EU-niveau; 16. spreekt zich uit tegen totstandbrenging van gelijke concurrentievoorwaarden tussen levensverzekeringen en stelsels van de tweede pijler, daar deze laatste geen financiële dienstverleners zijn en daarom absoluut niet kunnen worden vergeleken met levensverzekeringen; Initiatief 12 17. is van mening dat de pensioenrechten bij insolventie overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 2008/94/EG veiliggesteld moeten zijn; 18. acht het zinvol dat de Commissie een overzicht opstelt van nationale waarborgsystemen en –maatregelen en dat zij optimale methodes voor eenvoudige, goedkope en evenredige procedures aanbeveelt; Initiatief 14 19. is ingenomen met het feit dat er een praktijkcode wordt opgesteld, mits deze tot doel heeft een overzicht te bieden van optimale methodes en aanbevelingen met betrekking tot waarborgsystemen en –maatregelen; Initiatief 17 20. acht het een goede zaak dat wordt nagedacht over de invoering van een grensoverschrijdende traceringsdienst voor de tweede pijler; PE500.553v01-00
NL
4/6
PA\919723NL.doc
21. wijst erop dat volgens de OESO de mobiliteit tussen lidstaten gering is en dat slechts 3% van de EU-burgers in de beroepsgeschikte leeftijd in een andere lidstaat van de EU woont1; 22. onderstreept dan ook dat diensten voor grensoverschrijdende tracering alleen nuttig zijn als zij buitengewoon efficiënt, in juridisch en administratief opzicht slank en uitermate economisch opgezet worden; Derde pijler 23. richt de volgende principiële opmerkingen op de initiatieven 9, 10, 13, 18, 19 en 20, die betrekking hebben op de derde pijler; 24. stelt vast dat omvang, verspreiding en vormgeving van de derde pijler in de afzonderlijke lidstaten aanzienlijk verschillen; 25. onderstreept dat het handhaven van adequate pensioenvoorzieningen in de solidaire eerste pijler de hoogste prioriteit in de lidstaten zou moeten hebben en dat de derde pijler bij de verlichting van de demografische druk een aanvullende rol kan spelen; spreekt zich uit tegen een ontmanteling van de eerste pijler ten gunste van de derde pijler; 26. betreurt het dat stelsels van de derde pijler soms duurder, riskanter en ondoorzichtiger zijn dan stelsels van de eerste en de tweede pijler; dringt aan op stabiliteit, betrouwbaarheid en duurzaamheid voor de derde pijler; 27. merkt op dat een pensioenregeling van de derde pijler in sommige lidstaten alleen openstaat voor degenen die over voldoende inkomen beschikken om de premie te kunnen betalen; dringt er daarom op aan de acceptatie en toegang van personen met een laag of gemiddeld inkomen tot de derde pijler te verbeteren; 28. onderstreept dat de Commissie in het Groenboek niet duidelijk heeft gemaakt op welke rechtsgrondslag reguleringsplannen voor de derde pijler zouden berusten, en beschouwt dit als een essentieel manco; Initiatief 9 29. wijst met betrekking tot initiatief 9 op de absolute noodzaak om het subsidiariteitsbeginsel te eerbiedigen; 30. acht een evaluatie van optimale methodes alsmede voorstellen voor het optimaliseren van stimulansen een nuttige zaak; 31. verzoekt de Commissie onderzoek te verrichten naar de crisisbestendigheid van op kapitaal gebaseerde stelsels van de derde pijler en aanbevelingen te doen over terugdringing van de risico's; 32. stelt voor op nationaal niveau wettelijke kostenbeperkingen bij het afsluiten, beheren, 1
OECD (2012), “Mobility and migration in Europe”, S. 63. In: OECD Economic Surveys: European Union 2012, OECD Publishing.
PA\919723NL.doc
5/6
PE500.553v01-00
NL
wisselen van aanbieder of wisselen van type overeenkomst te toetsen en hierover aanbevelingen te doen; Initiatief 13 33. spreekt zich uit tegen vrijwillige gedragscodes met betrekking tot kwaliteit en consumentenvoorlichting en -bescherming in de derde pijler en roept de lidstaten nadrukkelijk op deze terreinen zelf te reguleren; Initiatief 18 34. roept de Commissie en de desbetreffende lidstaten op tot overeenstemming te komen; 35. beschouwt ook discriminerende belastingen als grote hinderpalen voor de mobiliteit en wenst dat deze snel worden weggenomen; Initiatief 19 36. acht een onderzoek naar aan het contractrecht gerelateerde belemmeringen nuttig; 37. verzoekt de Commissie de sociale partners via de bestaande structuren adequaat bij een en ander te betrekken; Initiatief 20 38. onderstreept dat stelsels van de eerste pijler die niet duurzaam zijn, grote risico's inhouden voor de nationale begrotingen.
PE500.553v01-00
NL
6/6
PA\919723NL.doc