EUROPEES PARLEMENT COMMISSIE WERKGELEGENHEID EN SOCIALE ZAKEN
VRAGEN EN ANTWOORDEN VAN DE HOORZITTING MET MEVROUW ANNA DIAMANTOPOULOU, VOORGEDRAGEN COMMISSARIS VAN DE COMMISSIE BELAST MET WERKGELEGENHEID EN SOCIALE ZAKEN
DOC_NL\DV\380\380856NL.doc
PE 231.479
VRAGENLIJST voor de voorgedragen commissaris van de Commissie, mevrouw Anna Diamantopoulou
ALGEMENE VRAGEN
I.
Privé-belangen en beroepservaring
1.1
Welke aspecten van uw beroepservaring zijn naar uw mening van bijzonder belang voor uw toekomstige functie als lid van de Commissie belast met werkgelegenheid en sociale zaken?
Naar mijn mening zijn de volgende aspecten van mijn beroepservaring van bijzonder belang voor de toekomstige functie als lid van de Commissie: • Ervaring als verkozen politica, die als lid van een nationale regering onder meer de volgende taken heeft vervuld (regeerperiode 1996-1999): • Deelname aan de vergaderingen van de Raad van Ministers van de Europese Unie. • Privatisering van bedrijven in moeilijkheden, met bijgaande sociale dialoog en reïntegratie van ontslagen werknemers. • Invoering, debat en goedkeuring in het Griekse Parlement van wetten om de procedures voor de oprichting en het beheer van KMO’s en industriële ondernemingen te vereenvoudigen. • Uitwerking en toepassing van speciale programma’s, medegefinancierd door Communautaire middelen, om jongeren en vrouwen tot ondernemen aan te zetten. • Ervaring als door de regering aangesteld bestuurder in de overheidsadministratie (19851989, 1993-1996), onder meer bevoegd voor de uitwerking en de toepassing van plaatselijke en sectorale ontwikkelingsprogramma’s voor: • • • •
het opzetten van structuren voor levenslang leren op nationaal niveau, milieu en de verwerkende industrie, beroepsopleiding, in het bijzonder voor KMO’s, de aanpak van bijzondere behoeften voor bepaalde bevolkingsgroepen zoals zigeuners en personen met speciale noden, inclusief de ontwikkeling van de vereiste infrastructuur en de uitwerking en invoering van opleidingsprogramma’s op lange termijn.
• Ervaring als docent in het Hoger Technisch Onderwijs (1981-1984), in het bijzonder verdieping in de problemen betreffende de technische beroepsopleiding.
DOC_NL\DV\380\380856NL.doc
- 2/50 -
PE 231.479
• Ervaring als zelfstandig consulent inzake regionaal beleid (1989-1993), in het bijzonder de uitwerking van programma’s die regionale ontwikkeling combineren met werkgelegenheid en sociale cohesie. Het bevorderen van gelijke kansen voor mannen en vrouwen vormde de rode draad bij alle vermelde functies in de particuliere en de overheidssector. • In mijn studententijd was ik Voorzitter van de vrouwenverenigingen van de Universiteit van Thessaloniki (1976). • Tussen 1981 en 1985 was ik Voorzitter van de Afdeling Noord-Griekenland van de grootste Griekse vrouwenorganisatie. • In 1983 behoorde ik tot de drukkingsgroep die ijverde voor de herziening van het familierecht. • Ik was stichtend lid van het Europees Waarnemingscentrum voor Geweld tegen Vrouwen. • Tot slot was ik ook lid van het Internationaal Vrouwennetwerk dat wereldwijd politiek vervolgde vrouwen bijstaat.
1.2
Heeft u zakelijke of financiële belangen of andere verplichtingen die met uw toekomstige taken zouden kunnen botsen?
Neen. Sedert 1993, toen ik voorzitter werd van een overheidsorganisatie (EOMMEX – Griekse Organisatie van Kleine, Middelgrote en Ambachtelijke Ondernemingen), oefen ik geen enkele professionele of commerciële activiteit meer uit. Vanaf 1996 ben ik verkozen lid van het Griekse Parlement en oefen ik geen enkele andere professionele of commerciële activiteit uit.
II.
Onafhankelijkheid
2.1
Hoe zou u de omvang van uw verplichting om bij de uitoefening van uw taken volledige onafhankelijkheid te betrachten willen omschrijven?
De omvang van de verplichting om volledige onafhankelijkheid te betrachten, is vastgelegd in Artikel 213, lid 2, van het Verdrag. Ik beschouw het als mijn plicht niet alleen de letter maar ook de geest van deze bepalingen volledig te respecteren. Bijgevolg verbind ik mij ertoe, door de eed die ik voor het
DOC_NL\DV\380\380856NL.doc
- 3/50 -
PE 231.479
Europees Hof van Justitie zal afleggen, geen instructies van om het even welke regering, vereniging of organisatie te aanvaarden. Bovendien ben ik van oordeel dat mijn onafhankelijkheid wordt gewaarborgd: a)
door mijn verklaring betreffende al mijn financiële belangen;
b)
door mijn verbintenis dat er tijdens de ambtsperiode niet over deze toekomstige beroepsactiviteit zal worden onderhandeld, en dat ik de Commissie aan het eind van mijn ambtsperiode tijdig zal inlichten over de functie die ik nadien zal bekleden, waarbij ik beloof alle deontologische regels te respecteren.
2.2
Verplicht u zich af te treden indien de Voorzitter van de Commissie u hierom vraagt?
Artikel 219 van het Verdrag bepaalt dat de Commissie werkt onder de politieke leiding van haar Voorzitter. Dit vergt een klimaat van algemeen vertrouwen, niet alleen tussen de Commissarissen onderling, maar ook tussen de Commissarissen en de Voorzitter. Is de Voorzitter bijgevolg van oordeel dat ik zijn politieke leiding niet kan volgen en vraagt hij mij af te treden, dan zal ik mijn ontslag indienen.
III.
Toekomst van de Europese Unie
3.1
Langs welke lijnen zou de Europese Unie zich naar uw mening in de toekomst verder moeten ontwikkelen?
Het proces van de Europese integratie, • dat begon met een beleid voor de gemeenschappelijke markt, • dat werd voortgezet met de economische en sociale cohesie, de economische unie en de
eenheidsmunt, en • dat nu de weg van de politieke eenmaking is ingeslagen,
moet in de toekomst worden voortgezet. Hiertoe moeten we niet alleen het 'acquis' op economisch vlak consolideren en verder ontwikkelen, maar moeten we ook het sociale en het politieke aspect uitbouwen. We hebben behoefte aan:
DOC_NL\DV\380\380856NL.doc
- 4/50 -
PE 231.479
• een Europa met instellingen die dichter bij de burger staan en met burgers die dichter
bij de instellingen staan; • een Europa met een sterke politieke aanwezigheid op de internationale scène, met een
echt gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid; • een Europa waar de concurrentie tussen de bedrijven en de sociale solidariteit tussen de
burgers hand in hand gaan en elkaar wederzijds versterken; • een Europa waar plaats is voor alle Europese naties die wensen toe te treden en zijn
waarden en realisaties willen delen.
3.2
Welke lessen voor het toekomstig management van de Commissie trekt u uit de recente crisis in de Commissie?
Voor mij is de belangrijkste les deze die Voorzitter Prodi in zijn eerste toespraak tot het Europees Parlement heeft getrokken, met name dat er een onderscheid moet worden gemaakt tussen de rol van de Commissie als politiek orgaan (dit betreft het College van Commissarissen) enerzijds, en de Commissie als Europese administratie die het beleid uitstippelt, voorstelt en toepast onder begeleiding van haar politieke leiding anderzijds. Volgens mij overlapten deze rollen elkaar in het verleden, wat ertoe heeft geleid dat de grens tussen de diverse bevoegdheden is vervaagd. Ik ben van mening dat de politieke leiding niet alleen de politieke besluiten moet nemen aangaande zaken die uit de Verdragen voortvloeien, maar ook de politieke besluiten met betrekking tot de werkingsregels voor de administratie. De administratie van haar kant moet deze politieke besluiten van het College van Commissarissen stipt naleven, waarbij ze uitsluitend bevoegd en aansprakelijk is voor de administratieve uitvoering ervan. Ik ben van oordeel dat deze benadering de basis moet vormen voor de toekomstige werking van de Commissie; dit is trouwens het standpunt dat ik zal innemen bij de besprekingen over de hervorming van de Commissie, waarvoor mijn collega de heer Kinnock bevoegd is.
3.3
Welke maatregelen zult u treffen om de werkzaamheden van de Commissie doorzichtiger te maken en dichter bij de burgers te brengen?
Binnen het College van Commissarissen zal ik me samen met mijn collega’s inzetten om de werking van alle diensten, agentschappen en het College van Commissarissen volkomen transparant te maken en om ervoor te zorgen dat hun besluiten en activiteiten zo eenvoudig mogelijk aan de burger worden uitgelegd.
DOC_NL\DV\380\380856NL.doc
- 5/50 -
PE 231.479
Wat mijn bevoegdheden betreft, zal ik onmiddellijk bij al mijn diensten benadrukken dat ze bij alle werkzaamheden van het directoraat-generaal de transparantieregels moeten naleven. Inzake de voorlichting van de burger over de werkzaamheden van de Commissie, ondersteun ik het nieuwe communicatiebeleid van Voorzitter Prodi om onze besluiten gecoördineerder voor te stellen, waarbij gebruik wordt gemaakt van alle moderne informatie- en communicatiemiddelen. Bovendien ben ik van plan maatregelen te nemen om de procedures voor overleg met alle betrokken partijen uit te breiden en te intensiveren opdat ze actiever aan de besluitvormingsprocedures kunnen deelnemen. In een ruimer perspectief ben ik van oordeel dat alle instellingen moeten samenwerken om de burger beter in te lichten en hem meer inzicht te verschaffen in de werking van de Europese Unie. Zo heb ik bijvoorbeeld de indruk dat de belangrijke inspanningen van de Unie om de werkgelegenheid te stimuleren, die in 1997 in Amsterdam zijn begonnen en nadien in Cardiff en Keulen zijn voortgezet, nog niet goed tot de burger zijn doorgedrongen. Nochtans is dit van bijzonder groot belang, want zowel de actieve maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid als de behoefte aan een maximale sociale dimensie in het Europese integratieproces vergen niet alleen dat de burger beter is ingelicht, maar ook dat hij zijn belangstelling laat blijken, waardoor hij actief kan meewerken aan de uitvoering van dit beleid. De burger op dit vlak meer inzicht verschaffen in de werking van de Unie is bijgevolg niet louter een informatieplicht, maar maakt onverbrekelijk deel uit van de eigenlijke werkzaamheden van de Commissie.
3.4
Welke maatregelen zult u treffen, opdat de middelen van de Unie op de juiste wijze worden gebruikt en gecontroleerd?
Een correct gebruik van en een behoorlijk toezicht op de overheidsmiddelen zorgen niet alleen voor doeltreffende beleidsvormen die met deze middelen worden gefinancierd, maar staan ook borg voor een maximale politieke verantwoordelijkheid tegenover de belastingbetaler. Voor de communautaire middelen komt er bovenop deze twee elementen nog een derde factor, met name de verplichting om de toegevoegde waarde te bewijzen die Europa zijn burgers moet bieden. Bijgevolg zal ik als eerste maatregel zo goed mogelijk proberen te benadrukken, niet alleen bij mijn diensten die middelen beheren, maar ook bij de lidstaten, die in veel gevallen de hoofdverantwoordelijkheid dragen voor het beheer van deze middelen, dat er evenveel – of zelfs nog meer – aandacht moet worden besteed aan het
DOC_NL\DV\380\380856NL.doc
- 6/50 -
PE 231.479
behoorlijk toezicht op en het correct gebruik van communautaire middelen als voor nationale middelen het geval is. Afgezien van het bovenstaande basisbeginsel ben ik van oordeel dat het nodig is: a)
met betrekking tot de middelen van het Sociaal Fonds, toe te zien op de consequente toepassing van alle nieuwe regels die enerzijds voorzien in specifieke richtsnoeren voor de programmering door de lidstaten en anderzijds in meer controles zowel door de Europese administratie als door de nationale administraties;
b)
met betrekking tot de andere begrotingslijnen voor het sociaal beleid, enerzijds na te gaan in hoeverre deze met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel een reële waarde toevoegen aan de inspanningen van de lidstaten, en anderzijds te controleren of het beheer ervan in overeenstemming is met de door ons uitgevaardigde regels, onder meer of de Commissiediensten hiervoor over voldoende mensen beschikken.
Ten slotte, en dat is wellicht het belangrijkst, ben ik ervan overtuigd dat het waakzame oog van het Europees Parlement de Commissie en haar diensten alleen maar kan helpen om in hun opzet te slagen.
IV.
Democratische plicht tot rekenschap aan het Europees Parlement
4.1
Wat verstaat u onder uw plicht tot rekenschap aan het Europees Parlement?
Wat mijn plicht tot rekenschap aan het Europees Parlement precies inhoudt, is duidelijk vastgelegd in het Verdrag en in de gangbare en overeengekomen praktijken die de samenwerking tussen de instellingen van de Unie bevorderen. Volgens het Verdrag en de werkingsregels van het Europees Parlement is de verantwoordelijkheid van de Commissie collectief. Daarnaast ziet de Voorzitter overeenkomstig Artikel 219 op mijn persoonlijke verantwoordelijkheid toe. Ik meen dat de Voorzitter en de leden van de Commissie een grondig onderzoek moeten instellen naar elk punt van kritiek van het Europees Parlement op een welbepaalde Commissaris, niet alleen met betrekking tot het gevoerde beleid in het domein dat onder zijn of haar bevoegdheid valt, maar ook met betrekking tot de manier waarop het desbetreffende directoraat-generaal dit beleid uitvoert.
4.2
Hoe zou u de aard van uw persoonlijke verantwoordelijkheid met betrekking tot het management van uw toekomstige directoraat-generaal of directoratengeneraal, de samenwerking met andere DG's en met betrekking tot uw eigen implementatie van de collectieve besluiten van de Commissie willen omschrijven?
DOC_NL\DV\380\380856NL.doc
- 7/50 -
PE 231.479
Mijn grootste individuele verantwoordelijkheid voor het beheer van mijn directoraatgeneraal bestaat erin het beleid dat ik samen met mijn collega’s in het College voor mijn domein zal hebben uitgestippeld, met succes uit te voeren. Om dit doel te bereiken, ben ik van plan de uitvoering van het beleid systematisch te controleren, zonder mij evenwel in te laten met de administratieve afhandeling van zaken die tot de exclusieve bevoegdheid van de administratie behoren. Mocht ik een ernstig probleem vaststellen, dan ben ik van plan dit in het College ter sprake te brengen. Verder ben ik van mening dat ik een bijzondere individuele verantwoordelijkheid draag voor het bevorderen van de samenwerking met de andere DG’s, meer bepaald voor kwesties die verband houden met werkgelegenheid en gelijke kansen, die in feite in alle communautaire beleidsvormen aanwezig moeten zijn. Ik denk dat er hiervoor meer overleg tussen de diensten onderling moet komen om niet alleen de besluitvormingsprocedure maar ook de uitvoering van de collectieve besluiten van het College in goede banen te leiden.
4.3
In hoeverre acht u het uw plicht om aan het Europees Parlement desgevraagd informatie en specifieke documenten (ook vertrouwelijke stukken) te verstrekken en aan commissievergaderingen deel te nemen? Hoe denkt u bijvoorbeeld ervoor te zorgen dat het EP op tijd alle relevante documentatie over de werkgelegenheidsstrategie ontvangt, zodat het op cruciale momenten kan ingrijpen?
Ik meen dat het mijn plicht is het Europees Parlement alle beleidsinformatie te verstrekken, zowel schriftelijk als mondeling. Bovendien beschouw ik het als mijn plicht de vergaderingen van de bevoegde parlementaire commissies bij te wonen wanneer deze punten bespreken die onder mijn bevoegdheden vallen. Voor het verstrekken van informatie en specifieke documenten van vertrouwelijke aard aan het Europees Parlement, meen ik dat de regels die de aftredende Commissie heeft voorgesteld, een goede basis vormen voor bijzonder overleg tussen Commissie en Parlement. Voor het tijdig inlichten van het Parlement over de Europese werkgelegenheidsstrategie en het verstrekken van de desbetreffende stukken, meen ik dat er nood is aan volledige transparantie en aan naleving van de procedures die zijn vastgelegd in de Verdragen en de conclusies van de Europese Raden.
DOC_NL\DV\380\380856NL.doc
- 8/50 -
PE 231.479
Hoe dan ook ben ik ervan overtuigd dat het inlichten van het Europees Parlement een sine qua non is om de Europese burger nauwer en actiever te betrekken bij het werkgelegenheidsbeleid.
4.4.
Belooft u om de pers geen enkel besluit van de Commissie mede te delen, voordat het EP hierover is ingelicht?
Ik beloof het Parlement over alle besluiten van de Commissie in te lichten. Verder verbind ik mij ertoe het Parlement in te lichten over de voorbereiding van besluiten in gevallen waar een sociale dialoog, informeel overleg met lidstaten, overleg met nietgouvernementele organisaties, enz. vereist is. Wat het inlichten van de pers betreft, meen ik dat de nieuwe aanpak die Voorzitter Prodi op dit vlak heeft aangekondigd, een zeer goede zaak is en dat het verstandig is na elke vergadering van de Commissie een persconferentie te houden.
DOC_NL\DV\380\380856NL.doc
- 9/50 -
PE 231.479
SPECIFIEKE VRAGEN
Inleiding Op de pagina’s die volgen, heb ik mijn standpunten en verbintenissen uiteengezet in antwoord op uw specifieke vragen. Dit is een unieke, waardevolle kans, die ik wens in te leiden met enkele algemene beschouwingen over mijn prioriteiten. Ten eerste wil ik benadrukken hoezeer ik gehecht ben aan het Europese sociale model en zijn waarden: democratie, rechtvaardigheid, participatie, sociale dialoog en alle mechanismen die de sociale solidariteit en de sociale cohesie schragen. De mens staat in dit sociale model centraal, wat meteen verklaart waarom het gebaseerd is op het beginsel van respect voor de menselijke waardigheid – op het werk en in de samenleving in haar geheel. Ik wil een actieve bijdrage leveren om dit model aan te passen aan de veranderingen die onze economieën en onze samenlevingen ondergaan, en ik wil mijn steun benadrukken aan de hervormingsprocessen die de laatste jaren inzake werkgelegenheid en sociaal beleid zijn begonnen. De hervorming van het Europese sociale model leidt niet tot afbouw van de solidariteit. Integendeel, ze versterkt deze nog. Een sociaal beleid en solidariteit zijn geen last voor de samenleving, maar wel sleutelelementen om de productiviteit te verbeteren. Sociale hervormingen dragen bijgevolg bij tot betere economische resultaten. Ik ben ervan overtuigd dat inzake thema’s zoals sociale cohesie, gelijkheid van beide geslachten, werknemersparticipatie en sociale verantwoordelijkheid van bedrijven, de Europese Unie over een enorm, te weinig benut potentieel beschikt waarmee we niet alleen meer banen kunnen creëren en de levensstandaard kunnen opdrijven, maar ook een voorbeeldige, duurzame en rechtvaardige samenleving kunnen ontwikkelen. Hiervoor moeten we echter onze manier van denken en van handelen veranderen. Onze ambities worden immers nog al te vaak beknot door voorbijgestreefde systemen en praktijken. Ik ben van mening dat de politieke wil om te moderniseren bestaat. De steun voor veranderingen moet echter nog op gang komen. Daarom ben ik van plan een actieve rol te spelen – samen met het Europees Parlement, mijn collega’s, de nationale regeringen, de sociale partners en de NGO’s – om deze hervormingen concreet gestalte te geven. Ten tweede moeten we oog hebben voor de nieuwe richtingen waarin onze economieën en samenlevingen evolueren. We moeten deze krachten onder controle krijgen door ons beleid
DOC_NL\DV\380\380856NL.doc
- 10/50 -
PE 231.479
te ontwikkelen en te structureren. Bij dit proces komen veel factoren kijken, niet in het minst de snel veranderende positie van de vrouw. Ik zie deze nieuwe oriënteringen voor het creëren van banen in de volgende domeinen: De informatiemaatschappij De technologie en de ermee gepaard gaande wereldwijde communicatie veranderen ons leven op tal van manieren – waarbij ze niet alleen ons werk beïnvloeden, maar ook onze levenswijze, onze relaties, onze ideeën en onze prioriteiten. De technologie is een sterke bron van vooruitgang. We moeten haar potentieel optimaal benutten om nieuwe arbeidsvormen te creëren, waarbij we er moeten voor zorgen dat deze overgang alle geledingen van de samenleving en alle regio’s ten goede komt. Leren leven met veranderingen Elk jaar verdwijnt zo’n 10 procent van de bestaande banen en komen er evenveel nieuwe banen bij. Herstructurering is een continu proces waarbij een permanente aanpassing van de vaardigheden en de modernisering van de arbeidsorganisatie en de arbeidsrelaties onontbeerlijk zijn. We moeten deze dynamiek positief aanwenden en een cultuur bevorderen die op de veranderingen vooruitloopt. De dienstensector Twee derde van onze werkgelegenheid situeert zich in de dienstensector. Al de werkgelegenheidsgroei van de afgelopen twee decennia vond in de dienstensector plaats. De kloof tussen Europa en de VS in termen van nieuwe banen is uitsluitend toe te schrijven aan de verschillen in de dienstensector. Deze gegevens leren ons veel voor onze toekomstige prioriteiten. Of ze nu gericht zijn op huishoudens, bedrijven of de samenleving in haar geheel, diensten spelen een centrale rol om onze economieën aan te passen, dynamisch te houden en nieuwe banen te scheppen. We moeten dit perspectief goed voor ogen houden voor al onze beleidsvormen en onze financiële steunstelsels. Plaatselijke ontwikkeling De meeste banen zijn plaatselijk en het plaatselijk niveau is tevens een sleutelelement voor solidariteit en cohesie. De kracht van de plaatselijke economie is van fundamenteel belang voor het scheppen van nieuwe banen. Deze kracht is het resultaat van het vertrouwen en de ambitie van de plaatselijke bevolking, en van het vermogen van de plaatselijke gemeenschap en de plaatselijke autoriteiten om de plaatselijke economische en sociale ontwikkeling te steunen. Het aanmoedigen van partnerschappen is bijgevolg van cruciaal belang om te komen tot geïntegreerde plaatselijke ontwikkeling. De Commissie heeft reeds meer dan anderhalf decennium geleden pionierswerk verricht op het vlak van plaatselijke tewerkstellingsinitiatieven en plaatselijke economie. We moeten ons in het kader van het nieuwe klimaat van de EMU opnieuw op dit thema toespitsen.
DOC_NL\DV\380\380856NL.doc
- 11/50 -
PE 231.479
Prioriteit voor de mens Ten slotte, maar daarom niet minder belangrijk, is het onze plicht oog te hebben voor de mens, in het bijzonder voor kwetsbare personen en slachtoffers van discriminatie. Dit vergt het stimuleren van gelijke kansen en van actieve maatregelen om discriminatie en sociale uitsluiting te bestrijden. 'Europa voor allen' mag geen holle slogan zijn, maar moet een politiek engagement en een realiteit zijn. Dit zal dan ook mijn taak zijn.
DOC_NL\DV\380\380856NL.doc
- 12/50 -
PE 231.479
WERKGELEGENHEID EN SOCIALE ZAKEN
1) a) Welke maatregelen moeten er volgens u op Europees niveau worden getroffen om het hoge werkloosheidspercentage onder met name jongeren en langdurig werklozen terug te dringen, en welke maatregelen zijn noodzakelijk om erop toe te zien dat economische groei tot werkgelegenheid en sociale cohesie leidt? Om het huidige hoge werkloosheidspercentage onder met name jongeren en langdurig werklozen terug te dringen, is er niet alleen nood aan economische groei, maar ook aan een zodanige verdeling van de vruchten van deze groei zodat deze nieuwe banen en sociale cohesie met zich brengt. Voor het ogenblik is aan alle eisen voldaan om deze doelstellingen te realiseren, op voorwarde echter dat we de middelen die de Verdragen ons hiervoor aanreiken, op de juiste manier coördineren. We hebben de grootste markt ter wereld, de eenheidsmunt, het beleid voor economische en sociale cohesie, en we beschikken eveneens over alle andere beleidsvormen die voor ontwikkeling en groei vereist zijn, zoals onderzoek en technologie, vervoer, milieu, plattelandsontwikkeling, enzovoort. Bovendien, en dit vind ik nog het belangrijkst, zijn we er ons van bewust dat werkgelegenheid een gemeenschappelijke Europese zorg is en dat de Gemeenschap haar bijdrage moet leveren tot een hoog werkgelegenheidspeil door de samenwerking tussen en de acties van de lidstaten aan te moedigen, te ondersteunen en aan te vullen. De eerste maatregel die we bijgevolg op Europees niveau moeten nemen, is ervoor te zorgen dat we met succes alle beleidsvormen uitvoeren die bijdragen tot ontwikkeling en groei. Volgens mij zal de grootste werkgelegenheidsgroei die uit al deze beleidsvormen voortvloeit, plaatsvinden in de sectoren nieuwe technologieën en informatiemaatschappij, milieu en plattelandsontwikkeling en in de dienstensector in het algemeen. Een andere belangrijke maatregel die we op Europees niveau moeten nemen, is te komen tot een geslaagde uitvoering van de werkgelegenheidsstrategie die we in 1997 in Luxemburg hebben goedgekeurd en sindsdien verder hebben uitgewerkt. Deze strategie bevat twee dimensies, met name: - een dimensie bestaande uit politieke processen op hoog niveau, inclusief de betrokkenheid van de Europese Raad, voor de uitwerking, de goedkeuring en de toepassing van het beleid, de speciale ECOFIN-Raden en de Raden voor sociale zaken, de dialoog met de Europese Centrale Bank, de dialoog met de sociale partners en de
DOC_NL\DV\380\380856NL.doc
- 13/50 -
PE 231.479
participatie van het Europees Parlement. Al deze processen moeten de Europese burger doen inzien dat werkgelegenheid voor de Unie werkelijk een prioriteit is. - de tweede dimensie – en deze is wellicht het belangrijkst – is de inhoud van de strategie zelf. Deze wordt geschetst in de richtsnoeren voor de werkgelegenheid, afgestemd op de algemene richtsnoeren voor het economisch beleid, in de nationale actieplannen voor werkgelegenheid en in de desbetreffende verslagen en aanbevelingen van de Commissie. Ten slotte moeten we aan de inhoud van dit werkgelegenheidsbeleid alle structurele veranderingen toevoegen die op alle markten, dus ook op de arbeidsmarkt, nodig zijn. Uit de werkgelegenheidsstrategie, inclusief voor jongeren en langdurig werklozen, vloeien tal van specifieke maatregelen voort. Daarom zal ik de nationale actieplannen van de lidstaten aandachtig onderzoeken – in het bijzonder deze die betrekking hebben op jonge en langdurig werklozen. Ik weet dat er belangrijke beleidsveranderingen zijn voorgesteld, die tot doel hebben tijdig en preventief te kunnen ingrijpen om de langdurige werkloosheid een halt toe te roepen. Ik wil er zeker van zijn dat deze beleidsvormen in de praktijk volledig worden uitgevoerd. Ook zal ik nauw samenwerken met mijn collega’s om het macro-economisch beleid en het werkgelegenheidsbeleid beter op elkaar af te stemmen en om ervoor te zorgen dat de veranderingen op de markt van producten en diensten gelijke tred houden met deze op de arbeidsmarkt. Ik kijk reeds uit naar de samenwerking met het Finse en het Portugese voorzitterschap om deze beleidsvormen te ontwikkelen. Ik weet dat het Portugese voorzitterschap volgend jaar in maart in Lissabon een bijzondere top zal bijeenroepen over werkgelegenheid, economische hervormingen en sociale cohesie. Ik zou willen dat de Commissie deze kans aangrijpt om met een eigen initiatief naar buiten te treden. Dit is één van de eerste punten die ik op de agenda zou willen zien van de Groep van Commissarissen bevoegd voor groei, mededinging en werkgelegenheid, die Voorzitter Prodi in het leven heeft geroepen.
b) Bent u van plan toe te zien op een daadwerkelijke mainstreaming van de werkgelegenheid in alle beleidsvormen op EU-niveau en ervoor te zorgen dat het Europees Werkgelegenheidspact van Keulen ten uitvoer wordt gelegd? Stemt u ermee in dat het EP bij deze procedure wordt betrokken? Zowel de mainstreaming van de werkgelegenheid in alle beleidsvormen als de tenuitvoerlegging van het Europees Werkgelegenheidspact zijn niet alleen mijn prioriteiten, maar ook deze van de geheel de Unie. Om dit alles in de praktijk om te zetten, is er politieke wil en interne organisatie nodig. Wat de mainstreaming van de werkgelegenheid in alle beleidsvormen betreft, zal ik mij inzetten om ervoor te zorgen dat al mijn collega’s beseffen hoe belangrijk deze thema’s
DOC_NL\DV\380\380856NL.doc
- 14/50 -
PE 231.479
zijn. Ik zal er ook voor zorgen dat mijn diensten inzake het thema arbeidsrelaties met de andere DG’s overleg plegen opdat de praktische stappen die voor het succes ervan cruciaal zijn, daadwerkelijk worden uitgevoerd. Volgens mij is het Europees Werkgelegenheidspact een actie van het hoogste niveau die al onze werkgelegenheidsprioriteiten behelst en in aanzienlijke mate kan bijdragen tot meer en betere banen in de Unie. In die zin dient het ook als test voor de politieke wil en het engagement van de lidstaten, die uiteindelijk de basis zal vormen om hun acties te beoordelen. De uitvoering ervan zal bijgevolg gewaarborgd worden door de permanente opvolging van de resultaten op werkgelegenheidsvlak. Wat tot slot de betrokkenheid van het Europees Parlement betreft, betreur ik het feit dat er in de procedures die op de Top van Luxemburg werden overeengekomen, geen specifieke rol voor het Parlement werd weggelegd. Nochtans ben ik ervan overtuigd dat het Parlement in de toekomst een even grote politieke rol zal spelen als in het verleden om de beleidsvormen na te streven en te ondersteunen die voor meer werkgelegenheid in de Europese Unie kunnen zorgen. Ik meen dat wij mettertijd op dit vlak steeds nauwer zullen samenwerken opdat alle belanghebbende partijen – regeringen, parlementen, sociale partners – volledig betrokken zijn bij het zoeken naar duurzame oplossingen.
c) Met welke bindende maatregelen overweegt u de evaluatie van de resultaten van de nationale beleidsmaatregelen voor de werkgelegenheid te ontwikkelen? Wanneer we het hebben over bindende maatregelen, moeten we een onderscheid maken tussen maatregelen die juridisch bindend zijn – en uiteraard moeilijk of zelfs onmogelijk uit te vaardigen zijn voor doelstellingen zoals meer werkgelegenheid – en maatregelen die politiek bindend zijn, in de zin dat regeringen eventueel verantwoording moeten afleggen wanneer ze hun verbintenissen niet nakomen. Op dit punt zijn de bepalingen uit het Verdrag van Amsterdam duidelijk. Ze bieden een stevige basis om na te gaan in welke mate er vorderingen zijn gemaakt, zowel bij de uitvoering van de globale werkgelegenheidsstrategie als bij de uitvoering van de nationale verbintenissen van de lidstaten. Dit lopend hervormingsprogramma bevat ook enkele meetbare indicatoren of doelstellingen. Dit zijn krachtige instrumenten om toe te zien op het beleid, en precies daarom is het van belang dat de Europese Raad van Wenen en van Keulen de Commissie en de lidstaten hebben verzocht om met deze indicatoren te blijven werken. Het succes van het hervormingsproces hangt af van de samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie. Zowel de doelstellingen als de voordelen zijn immers gemeenschappelijk.
DOC_NL\DV\380\380856NL.doc
- 15/50 -
PE 231.479
De Commissie kan aanbevelingen richten tot de lidstaten. Ik zal deze mogelijkheid ongetwijfeld benutten. Ik hoop evenwel dat ik dit vooral zal kunnen doen om de lidstaten aan te moedigen en te stimuleren, en niet om ze sancties op te leggen.
d) Welke maatregelen denkt u te treffen om een einde te maken aan de sociale dumping? Binnen de interne Europese markt hebben we momenteel een vrij egaal sociaal veld aangezien alle 15 lidstaten het Sociale Hoofdstuk van het Verdrag hebben ondertekend. In dit opzicht denk ik dat er geen enkele Europese regering meer is die meent dat ze enig werkgelegenheidsvoordeel kan putten uit het ondergraven van de sociale of arbeidsnormen. Mochten er ondanks alles gevallen van flagrante sociale misbruiken aan het licht komen, dan zal ik niet aarzelen een onderzoek in te stellen en de nodige maatregelen te treffen, zowel inzake mededingingsbeleid als op het vlak van sociale en arbeidsnormen. Ik wil er immers voor zorgen dat de concurrentiekrachten in de Gemeenschap positief en niet negatief worden aangewend om bij te dragen tot meer werkgelegenheid. Sommigen maken zich ook zorgen over de sociale dumping die het gevolg is van de concurrentie van buiten de Unie, en niet zozeer van binnen de Unie. Voor mij is dit een heel ernstig probleem, dat niet alleen een economische maar ook een sociale dimensie heeft. Volgens mij zijn de economische argumenten voor protectionistische maatregelen echter niet overtuigend omdat de Unie veel voordelen haalt uit de vrije handelsconcurrentie.
2) Hoe zou u het Europese sociale model definiëren? Ik zie het Europese sociale model als een weerspiegeling van de manier waarop we de afgelopen vijftig jaar de economische en sociale vooruitgang hebben gecombineerd. Economische vooruitgang hangt af van doeltreffende concurrentie tussen bedrijven. Sociale vooruitgang hangt af van de solidariteit tussen burgers. Beide factoren hebben bijgedragen tot ons succes. Mededinging zonder solidariteit zou ons hebben herleid tot de wet van de jungle. Solidariteit zonder mededinging zou een recept voor stagnatie zijn geweest. Daarom ben ik voorstander van een markteconomie die werknemersrechten en sociale dialoog erkent, net zoals ik voorstander ben van sociale stelsels die fundamentele rechten en sociale cohesie garanderen. Vandaag de dag wordt het Europese sociale model erkend als een productieve factor voor economische prestaties en als een teken van een samenleving waar sprake is van cohesie. De sociale dialoog is een pijler van de democratie. De sociale partners hebben een centrale rol gespeeld bij de ontwikkeling van de succesvolle sociale stelsels en sociale betrekkingen waardoor we het hoofd konden bieden aan de voortdurende structurele veranderingen in
DOC_NL\DV\380\380856NL.doc
- 16/50 -
PE 231.479
onze economieën en samenlevingen, zonder daarbij de conflicten uit te lokken die sommige andere landen wel hebben gekend. In dit Europese model staat de mens centraal – niet alleen als schepper van inkomsten en rijkdom, maar ook als consument. Om deze reden kan de arbeidsmarkt niet als een gewone goederenmarkt worden behandeld. Bovendien dragen sociale bescherming en herverdeling van de rijkdom bij tot economische groei en sociale vooruitgang. Niettemin stond en staat dit model nog steeds voor grote uitdagingen. In het verleden was het niet altijd mogelijk de vruchten van de economische en sociale vooruitgang eerlijk te verdelen, en momenteel zijn enkele belangrijke elementen van het model – zoals pensioenen en aan het werk gekoppelde sociale zekerheid – dringend aan hervormingen toe om ervoor te zorgen dat ze betaalbaar blijven. Ik stel dan ook tot mijn genoegen vast dat de lidstaten steeds meer belangstelling tonen voor samenwerking op Europees niveau inzake hervorming van het sociaal beleid. Volgens mij zal het Europese sociale model – in al zijn diversiteit en met alle aan te brengen verbeteringen - centraal blijven staan voor onze Europese levenswijze en zal het een sleutelelement zijn dat ervoor moet zorgen dat kandidaat-landen op doeltreffende wijze tot de Unie kunnen toetreden.
a) Wat zijn de gevolgen werkgelegenheidsmarkt?
van
de
globalisering
voor
de
Europese
De EU maakt deel uit van de wereldeconomie. Ze is bovendien de grootste handelspartner ter wereld. Twee derde van de grensoverschrijdende handel van de EU vindt evenwel plaats tussen de lidstaten onderling, terwijl slechts één derde met de rest van de wereld gebeurt. In totaal is minder dan 10% van het BNP en de werkgelegenheid in de EU afhankelijk van deze externe vraag. Bijgevolg moeten de Europese burgers de mondialisering vanuit twee invalshoeken bekijken. De eerste is deze van de Europese integratie, de tweede deze van Europa’s betrekkingen met de rest van de wereld. Op EU-niveau pakken we de globalisering aan door integratieprocessen te bevorderen, de Europese instellingen te versterken en ons beleid hierop af te stemmen. Op wereldniveau pakken we de globalisering aan door internationale samenwerking aan te moedigen. De globalisering – in de zin van zich snel verspreidende technologie en kennis, en van elke vorm van snelle communicatie – heeft het veranderingsproces in een stroomversnelling gebracht. Dit heeft de structurele verandering bevorderd en de concurrentie doen toenemen. Nochtans heeft dit de betrekkingen tussen de lidstaten en de buitenwereld niet fundamenteel gewijzigd.
DOC_NL\DV\380\380856NL.doc
- 17/50 -
PE 231.479
Het belangrijkste gevolg van de globalisering voor de Europese werkgelegenheidsmarkt is dat we verplicht zijn onze normen op te drijven – meer investeren in mensen en technologie – om onze prominente positie in de wereldeconomie te behouden. Als we hierin slagen, zal onze levensstandaard stijgen. In het verleden hebben we dit tot ons aller economisch en sociaal voordeel gedaan en we zijn van plan dit in de toekomst over te doen. De Europese werkgelegenheidsstrategie anticipeert hier reeds op door de nadruk te leggen op meer vaardigheden en op een groter aanpassingsvermogen van bedrijven en werknemers.
b) Welke maatregelen moeten worden getroffen om ons model van sociale markteconomie te versterken en een evenwicht te scheppen tussen de EMU en de Europese sociale dimensie? De EMU is een buitengewone verwezenlijking met een enorm potentieel aan economische en sociale voordelen. We kunnen nu verder bouwen aan en genieten van de voordelen van de moeizaam bereikte stabiliteit en rationalisatie. De lage rente en een groter vertrouwen in de toekomst zullen ons in staat stellen meer groei en werkgelegenheid te creëren. Ik weet dat sommigen zich afvragen of de economie en de arbeidsmarkt in de EU in staat zullen zijn het versnelde tempo bij te houden van de structurele veranderingen die de EMU met zich zal brengen. Daarom zijn de hervormingen op Europese schaal die momenteel op de arbeidsmarkt en in de sociale zekerheid plaatsvinden zo belangrijk. Ze zullen ons immers in staat stellen sneller te groeien, nieuwe banen te creëren, de vaardigheden van de werknemers op te drijven en maximaal voordeel te halen uit onze technologische en wetenschappelijke vooruitgang. Dit houdt geen afzwakking van het Europese sociale model in, maar eerder de modernisering ervan. Als we blijven vasthouden aan structuren die niet mee-evolueren met de hedendaagse arbeidsbehoeften en de organisatie van de productieprocessen, komt ons sociaal model op de helling te staan. We moeten inzake veranderingen in de frontlinie blijven. We moeten ervoor zorgen dat onze socialezekerheidsstelsels de werkgelegenheid niet belemmeren en dat de arbeidsmobiliteit – tussen werk en woonplaats – kan verbeteren. Het Europese sociale en economische stelsel is er vrij goed in geslaagd de armoede in te dijken en te bestrijden en de werknemers in perioden van economische overgang zekerheid te bieden. Nu heeft het de taak ons te helpen Europa hogerop te brengen – om het groei- en werkgelegenheidspotentieel te benutten dat de EMU ons biedt. Ik zal nauw samenwerken met mijn collega’s Commissarissen die bevoegd zijn voor economische en monetaire zaken en voor mededinging, om ervoor te zorgen dat Europa zijn belangrijkste economische hervorming sinds de oprichting van de interne markt met succes doorstaat. Ik wil er niet alleen voor instaan dat de nodige structurele veranderingen
DOC_NL\DV\380\380856NL.doc
- 18/50 -
PE 231.479
plaatsvinden, maar ook dat we het werkgelegenheidspotentieel benutten en erin slagen deze structurele verandering op een doeltreffende en sociaal aanvaardbare wijze onder controle te houden.
c) Bent u ervoor dat de EU de eerbiediging van de Europese sociale normen en sociale wetgevingen in de lidstaten als voorwaarde stelt bij de nieuwe onderhandelingsronde in het kader van de Wereldhandelsorganisatie? Hoe denkt u hierbij bij te dragen tot de versterking van de instrumenten ter bestrijding van de kinderarbeid? Ik steun ten volle de verbintenissen van de EU ter bevordering van de democratie, de naleving van de mensenrechten en de rechtsorde. Dit engagement houdt ook de volledige naleving van de elementaire arbeidsnormen in. Er bestaat een internationaal erkend pakket minimale arbeidsnormen, in de vorm van de Conventies van de Internationale Arbeidsorganisatie. Ik wil dat de Commissie de IAO blijft steunen in haar inspanningen ter bevordering van de Verklaring over de fundamentele beginselen en rechten op het werk en het vervolg erop, die in 1998 in Genève werd goedgekeurd. In 1996 steunde de Commissie de oprichting van een werkgroep voor handels- en arbeidsnormen binnen de Wereldhandelsorganisatie. Dit voorstel kreeg evenwel niet genoeg steun, niet in het minst omdat veel ontwikkelingslanden er een verdoken vorm van protectionisme in zagen. Toch ben ik van oordeel dat de Commissie moet blijven ijveren voor meer samenwerking tussen de WHO en de IAO, en elk verzoek van de IAO moet steunen om bij de WHO als waarnemer te worden toegelaten. In afwachting van de ministerconferentie van Seattle zou ik hierover een open en constructieve dialoog met het Parlement willen aangaan om na te gaan hoe we het best kunnen proberen de arbeidsvoorwaarden te verbeteren van de miljoenen werknemers van wie de elementaire rechten met voeten worden getreden. Wat de versterking van de instrumenten ter bestrijding van de kinderarbeid betreft, bestaan er positieve stimuli binnen het Algemeen Preferentiestelsel van de Gemeenschap. De Gemeenschap beschikt dus reeds over een uitgebreid arsenaal beleidsvormen die tot doel hebben de gesel van de kinderarbeid te bestrijden. Het zal onze taak zijn ervoor te zorgen dat deze met de nodige kracht worden voortgezet en ontwikkeld.
4) Bent u bereid om de inhoud van het volgende sociale actieprogramma in nauwe samenwerking met het Europees Parlement vast te stellen? Ik ben me er zeer goed van bewust dat het Europees Parlement veel steun heeft verleend aan vorige sociale actieprogramma’s, inclusief het programma voor 1998-2000. Ik kijk dan ook uit naar uw steun en samenwerking in de toekomst.
DOC_NL\DV\380\380856NL.doc
- 19/50 -
PE 231.479
Ik ben van plan de resterende delen van het huidige programma zo snel mogelijk uit te voeren. Ik zal bijzondere aandacht besteden aan de eerste voorstellen die we zullen doen overeenkomstig de nieuwe bepalingen van het Verdrag van Amsterdam. Ik zal onmiddellijk beginnen met het voorbereidende werk voor een nieuw programma. Hier kijk ik uiteraard in het bijzonder uit naar voorstellen en een positieve inbreng van het Europees Parlement. Ik wil een ruim sociaal actieprogramma zien dat gekoppeld is en steun biedt aan het proces van de Europese economische en sociale vooruitgang en integratie. Ik wil de nadruk leggen op de modernisering van onze samenleving, het opdrijven van de sociale normen en het uitbouwen van meer werkgelegenheid die van een betere kwaliteit is. Ik kijk uit naar het debat over de reikwijdte van het programma, en over de inhoud van de specifieke voorstellen.
5) Welke ontwerprichtsnoeren en –voorstellen zult u bij het Parlement indienen om de gezondheid en veiligheid op de werkplek te verbeteren? Ik ben van oordeel dat gezondheid en veiligheid op de werkplek een zeer belangrijk onderdeel van mijn nieuwe verantwoordelijkheden zal zijn. Dit vormt immers een fundamenteel en reeds lang bestaand onderdeel van de bijdrage van de Europese Gemeenschap tot de sociale vooruitgang in de lidstaten. Ik ben van plan ervoor te zorgen dat dit in het licht van nieuwe risico’s en nieuwe omstandigheden, een centraal punt blijft op de agenda van het Europese sociale beleid. Maar er moet meer gebeuren. Ik denk dat de vier prioriteiten die zijn vastgelegd in het tussentijds verslag over het “communautair programma betreffende veiligheid, hygiëne en gezondheid op de werkplek (1996-2000)”, dat het Europees Parlement heeft onderzocht, een goede uitweg biedt. De eerste prioriteit die in dit verslag wordt geïdentificeerd, is ervoor te zorgen dat de Europese wetgeving beter functioneert. Dit betekent dat ze beter moet worden toegepast. De lidstaten hebben 95% van de Europese wetgeving inzake gezondheid en veiligheid in nationale wetgeving omgezet. Dit is op zich een zeer goede prestatie. We kunnen dit enkel nog verbeteren door meer nadruk te gaan leggen op de eigenlijke tenuitvoerlegging en de praktische toepassing. Hiervoor moeten we ons meer gaan toespitsen op het beoordelen van de uitvoering door de lidstaten, op de naleving op de werkplek, en op de inspanningen om dit effectief af te dwingen wanneer in de praktijk blijkt dat de regels niet worden toegepast. De tweede prioriteit bestaat erin de uitbreiding voor te bereiden. Hierbij is het belangrijk de aspecten van het sociale beleid goed uit te voeren, niet in het minst wat de fundamentele thema’s gezondheid en veiligheid op het werk betreft. Het is van belang dat de kandidaatlanden het acquis overnemen. Voor de werknemers in de huidige EU is het eveneens belangrijk te zien dat de uitbreiding leidt tot het verhogen van de normen, en niet tot een verlaging ervan of tot concurrentie die leidt tot de dood of de verwonding van werknemers.
DOC_NL\DV\380\380856NL.doc
- 20/50 -
PE 231.479
De derde prioriteit van de Commissie wil de mensen beter doen begrijpen dat er een duidelijk verband bestaat tussen de verbetering van de werkomgeving en werkgelegenheid. Maatregelen om de gezondheid en de veiligheid op de werkplek te verbeteren, dragen op twee manieren bij tot de werkgelegenheid. In de eerste plaats voorkomen ze ongevallen en ziektes, waarbij de productiviteit en de economische prestaties van de bedrijven toenemen. Het tweede aspect heeft betrekking op de tewerkstelling van mensen met een handicap. Mensen met een handicap mogen immers niet van de arbeidsmarkt worden uitgesloten. Het gaat hierbij niet louter om toegang tot werk en een rechtvaardige verdeling ervan. Het betreft hier een elementair thema van de Europese werkgelegenheidsstrategie: de productieve capaciteit van geheel het arbeidspotentieel opdrijven. De vierde prioriteit bestaat erin de nodige aandacht te besteden aan de mogelijke nieuwe risico’s van de nieuwe arbeidswereld. We moeten uitmaken welke de nieuwe trends zijn. Een eerste belangrijke nieuwe trend is de overgang van de klassieke economie naar een diensteneconomie. Een andere aspect waarmee we rekening moeten houden, is de steeds groter wordende groep werkende vrouwen. Een derde trend is de veroudering van de arbeidsbevolking. Een vierde factor is de ontwikkeling van nieuwe vormen van werkorganisatie. Nieuwe technologieën, nieuwe materialen en nieuwe vormen van werkorganisatie kunnen oude risico’s reduceren, maar kunnen ook tot nieuwe problemen leiden. Zoals reeds vermeld, heeft het Europees Parlement reeds bestaande Commissievoorstellen betreffende deze prioriteiten onderzocht. Ik zal deze voorstellen in detail bekijken, en ik zal de invloed ervan op grond van uw antwoorden onderzoeken. Bovendien wil ik ervoor zorgen dat gezondheid en veiligheid in de volgende ambtsperiode een centrale plaats blijven innemen op de agenda van het Europese sociale beleid.
6) Welk belang hecht u aan de voortzetting van de bestrijding van zwart werk? Welk belang hecht u aan het beleid van integratie van de informele in de formele sector en hoe denkt u dit te bereiken? Ik denk dat het belangrijkste doel in verband met zwart werk erin bestaat de zwartwerkers met succes te integreren in de formele economie. Hiervoor is een globale en tevens flexibele strategie vereist, die is aangepast aan de bijzondere omstandigheden en problemen die in de diverse lidstaten moeten worden aangepakt. Ik ben me ervan bewust dat dit onderwerp reeds meermaals werd behandeld en ook gedeeltelijk aan bod is gekomen in het kader van de richtsnoeren van de Commissie inzake werkgelegenheid. Maar wellicht moeten we in sommige opzichten verder gaan, in het bijzonder wanneer deze problematiek rechtstreeks gekoppeld is aan het soort flagrante misbruiken van onze sociale en belastingstelsels die voortvloeien uit belastingontduiking en illegale immigratie.
DOC_NL\DV\380\380856NL.doc
- 21/50 -
PE 231.479
Deze problemen kunnen echter niet geïsoleerd worden aangepakt. Dit moet immers gebeuren in samenwerking met mijn collega’s commissarissen die verantwoordelijk zijn voor domeinen waar ook sprake is van illegaal werk.
7) Bent u bereid bij de onderhandelingen over de voorontwerpen van begroting voor meer sociale kredieten te vechten? Ik zal bij mijn collega’s steun zoeken voor meer kredieten, in het bijzonder voor de domeinen van het sociaal beleid waarvoor het Verdrag van Amsterdam ons nieuwe bevoegdheden toekent. Ik denk hier bijvoorbeeld aan de nieuwe bepalingen inzake antidiscriminatie en sociale uitsluiting, waarbij we belangrijke nieuwe initiatieven zullen moeten nemen met de nodige steun uit de begroting.
8) Welke stappen zult u ondernemen om erop toe te zien dat de bestaande wetgeving in de lidstaten volgens de regels ten uitvoer worden gelegd? Zult u het Europees Parlement regelmatig op de hoogte houden van problemen of overtredingen? Om doeltreffend te zijn, moet de communautaire regelgeving niet alleen worden omgezet in nationale wetgeving, maar moet ze ook doeltreffend en evenwaardig in alle lidstaten worden toegepast. Ik zal de bestaande procedures strikt toepassen om ervoor te zorgen dat dit het geval is, en het Parlement zal regelmatig worden ingelicht over de controle op de toepassing van de communautaire regelgeving. Ik kan u verzekeren dat ik waakzaam zal zijn om ervoor te zorgen dat dit beleid en deze praktijk doeltreffend worden uitgevoerd en dat ik met volledig respect voor het subsidiariteitsbeginsel, behoorlijk kennis zal nemen van alle tekortkomingen op het niveau van de lidstaten die mij worden gemeld.
9) a) De veranderingen in de Europese demografische situatie, het onaanvaardbare werkloosheidspercentage en de nieuwe gezinsstructuren behoren tot de belangrijkste factoren van het Europese debat over de hervorming van onze welzijnsmodellen. b) Welke maatregelen zijn naar uw mening nodig om de demografische ontwikkeling aan te pakken en welke maatregelen zou u treffen om een vergelijkbaar niveau van sociale bescherming in de lidstaten te bevorderen? De druk om de Europese welzijnsmodellen te hervormen, is een weerspiegeling van vele factoren: in het bijzonder de lage tewerkstellingsgraad in Europa – die ons vermogen heeft afgezwakt om onze welzijnsstelsels te financieren – en onze verouderende bevolking – die steeds zwaarder gaat wegen op onze welzijnsvoorzieningen. Tezelfdertijd worden we geconfronteerd met veranderende familiestructuren, waarbij meer en meer vrouwen willen
DOC_NL\DV\380\380856NL.doc
- 22/50 -
PE 231.479
of moeten gaan werken om hun verbintenissen na te komen en hun verwachtingen in te lossen. We moeten deze behoeften en uitdagingen beter op elkaar afstemmen. We moeten het werkgelegenheidspeil verhogen om de financiële druk op onze stelsels te verminderen. We moeten onze welvaartsbronnen ook efficiënter gaan aanwenden. Meer in het algemeen moeten we gaan kijken naar de sociale gevolgen van de demografische veranderingen op de langere termijn. Wat zal de verouderende beroepsbevolking betekenen voor de Europese werkgevers? Hoe zullen onze economieën en samenlevingen zich aanpassen om te voldoen aan de behoeften van een grotere groep oudere mensen? In welke mate zal de immigratie de ontwikkelingen in deze nieuwe context beïnvloeden? Welke impact zal de veranderende gezinsstructuur op de sociale uitsluiting hebben? Hoe zullen we sociale zekerheid verzoenen met meer verwachtingen op het vlak van meer individuele rechten? We moeten met al deze factoren rekening houden om acties te ontwikkelen in het kader van het volgende sociale actieprogramma. De nieuwe demografische verwachtingen – met een sterk aanzwellende groep gepensioneerden – heeft een bijzondere impact op de financiering door de sociale zekerheidsstelsels van de overheid. Alle lidstaten hebben af te rekenen met problemen binnen hun eigen nationale stelsels en ze gaan nu reeds steeds nauwer samenwerken op Europees niveau om doeltreffende antwoorden te vinden. Ik zal de verdere ontwikkeling van deze aanpak steunen en aanmoedigen in overeenstemming met de aanbevelingen van het verslag-Pronk. Zo kunnen we optimaal toegevoegde waarde putten uit acties op Europees niveau.
10) Wat denkt u te doen voor de harmonisatie van de sociale minimumnormen naar boven toe? De sociale minimumnormen zorgen voor een vangnet in onze samenleving. Ze kunnen niet worden gebruikt om een kwalitatief hoogstaand levenspeil te waarborgen, maar ze kunnen wel dienen om de armoede te beperken en om het respect voor de menselijke waardigheid te behouden. Sociale minimumnormen maken echter ook deel uit van de fundamentele rechten, en afgezien van het vangnet voor wie het slachtoffer dreigt te worden van sociale uitsluiting, omvatten ze ook de rechten van de werknemers om te worden ingelicht en geraadpleegd, en ook arbeidsomstandigheden, inclusief een behoorlijk evenwicht tussen flexibiliteit en zekerheid.
DOC_NL\DV\380\380856NL.doc
- 23/50 -
PE 231.479
Ik denk dat we alle mogelijkheden die het Verdrag ons aanreikt, moeten aangrijpen om minimumnormen vast te stellen in de sociale sfeer. Verder ben ik van oordeel dat het mijn plicht is de lidstaten aan te moedigen te erkennen dat hogere normen niet alleen goed zijn voor de sociale vooruitgang, maar ook belangrijk zijn voor de economische prestaties. Hier moet ik wel aan toevoegen dat de normen niet kunnen los gezien worden van de economische realiteit.
11) Zal de Commissie op grond van artikel 13 van het Verdrag van Amsterdam inzake niet-discriminatie voorstellen indienen die zowel betrekking hebben op de arbeidsmarkt als op andere aspecten van discriminatie (of zal zij deze van elkaar scheiden)? Ik ben van plan om de mogelijkheden uit het nieuwe Verdrag ten volle te benutten om de strijd tegen discriminatie te steunen. Ik zal rekening houden met de resultaten van het uitvoerige overleg dat de afgelopen 18 maanden heeft plaatsgevonden over de precieze toepassing van dit nieuwe artikel. Volgens mij moeten er drie domeinen worden aangepakt. Ten eerste hebben we discriminatie inzake werkgelegenheid. Dit is een domein waar discriminatie de grootste schade kan berokkenen. Om deze reden, en rekening houdend met de bestaande communautaire regelgeving inzake discriminatie op grond van het geslacht, zal ik een richtlijn voorstellen die discriminatie inzake werkgelegenheid verbiedt en waarbij alle categorieën gedekt zijn waarnaar wordt verwezen in artikel 13. Ten tweede zal ik gebruik maken van het gunstige klimaat dat het Parlement reeds jaren heeft geschapen om een bijkomende richtlijn voor te stellen ter bestrijding van rassendiscriminatie inzake werkgelegenheid en daarbuiten. Ten derde zal ik een actieprogramma voorstellen dat de regelgeving steunt en aanvult, waarbij aspecten aan bod zullen komen die niet door wetgeving alleen kunnen worden behandeld en dit op grond van alle redenen die in artikel 13 zijn vermeld.
12) Welke maatregelen en welke actieprogramma's denkt u in te voeren op het gebied van de gelijke kansen voor gehandicapten? Om te beginnen zou ik willen zeggen dat ik het eens ben met de resolutie van het Parlement over de evaluatie van het communautair programma Helios II. Onze eerste prioriteit moet erin bestaan de behoeften van gehandicapten op te nemen in algemene mainstreamingbeleidsvormen. Gehandicapt zijn mag immers niet als een afzonderlijke kwestie worden behandeld.
DOC_NL\DV\380\380856NL.doc
- 24/50 -
PE 231.479
De werkgelegenheidsrichtsnoeren vormen een goed voorbeeld van mainstreaming-steun voor gehandicapten, met specifieke, vroege steun voor jonge en volwassen werknemers die dreigen in de langdurige werkloosheid verzeild te raken. Ik ben van plan het beleid in deze richting verder te ontwikkelen. We moeten ervoor zorgen dat gehandicaptenzorg in al onze beleidsvormen wordt opgenomen - de werkgelegenheidsrichtsnoeren, de structuurfondsen met inbegrip van het communautair initiatief Equal en de richtlijnen en programma's betreffende nietdiscriminatie en sociale insluiting. Ik wil er in het bijzonder voor zorgen dat verklaring nr. 22 bij het Verdrag van Amsterdam over de behoeften van de gehandicapten in verband met de interne marktregelingen volledig wordt uitgevoerd. Ik zal mijn diensten dan ook vragen hiervoor de nodige mechanismen te ontwikkelen. Ik zal proberen gebruik te maken van de ervaring van gehandicaptenorganisaties om ons te helpen de Europese dimensie van dit beleid te ontwikkelen, en ik zal ernaar streven de Europese inspanningen die gericht zijn op gehandicapten, zichtbaarder te maken.
13a) Hoe zou u maatschappelijke uitsluiting definiëren? Er bestaat geen standaarddefinitie voor sociale uitsluiting. Nochtans is het ieder van ons bekend dat steeds meer mensen het gevaar lopen uitgesloten te worden ten gevolge van veranderingen op de arbeidsmarkt, in de gezinsstructuur en in de sociale zekerheidsstelsels. Sociale uitsluiting is een evoluerend probleem met meerdere dimensies, dat veelal wordt veroorzaakt door problemen inzake werkgelegenheid. Ontbering kan echter ook het gevolg zijn van een heel laag inkomen, een onaangepaste scholing en opleiding, een zwakke gezondheid, een gebrek aan behoorlijke huisvesting, en ook van andere sociale belemmeringen voor een beter leven zoals cultuur, toegang tot rechten, steun van de familie, deelname aan het maatschappelijk leven, enz. Ten slotte, en dat is minstens even belangrijk, moeten we de nieuwe vormen van isolatie en uitsluiting bestuderen die in een moderne samenleving ontstaan doordat bepaalde bevolkingsgroepen er niet in slagen zich aan te passen aan de nieuwe vormen van elektronische communicatie, evenals enkele andere nieuwe risico's die nauw verbonden zijn met de technologische ontwikkeling en kunnen leiden tot sociale isolatie. Doordat dit probleem zo complex is, wordt de omvang ervan vaak onderschat. We moeten ons vermogen ontwikkelen om meer feiten vast te stellen en we moeten ook efficiëntere beleidsantwoorden weten te vinden. Veel lidstaten ontwikkelen beleidsvormen die proberen alle mogelijke dimensies van het probleem aan te pakken. Het Europees Sociaal Fonds draagt bij tot deze aanpak en de diverse communautaire initiatieven hebben ook in aanzienlijke mate bijgedragen tot de bestrijding van sociale uitsluiting.
DOC_NL\DV\380\380856NL.doc
- 25/50 -
PE 231.479
b) Welke stappen zal de Commissie op grond van artikel 137 ondernemen om erop toe te zien dat de strijd tegen maatschappelijke uitsluiting op Europees niveau toegevoegde waarde krijgt? De beleidsinstrumenten ter bestrijding van sociale uitsluiting zijn in grote mate nationaal en lokaal. Nochtans kunnen acties op Europees niveau de inspanningen van de lidstaten ter bestrijding van sociale uitsluiting ondersteunen en aanvullen via hun beleidsvormen op het vlak van werkgelegenheid, sociale zekerheid, gezondheid, onderwijs, opleiding, huisvesting, justitie, enz. Het nieuwe Verdrag heeft ruimte gecreëerd voor acties op Europees niveau. Ik ben van plan de sociale insluiting te bevorderen binnen alle relevante communautaire beleidsinstrumenten, de samenwerking op Europees niveau aan te moedigen en na te gaan in hoeverre een kader van minimale voorwaarden kan helpen om voor alle Europese burgers het vooruitzicht van integratie in de samenleving te verbeteren.
14) Welke stappen denkt u te ondernemen om het voorstel voor een Handvest van de grondrechten dat de Europese Raad van Keulen heeft aangenomen, door te voeren en hoe denkt u het Parlement hierbij te betrekken? Voor mij is dit een heel belangrijke aangelegenheid en ik ben van plan al mijn bevoegdheden aan te wenden om er werk van te maken, in nauwe samenwerking met de voorzitter van de Commissie en met alle andere betrokken commissarissen. Het Handvest van 1989 bevat bepalingen die betrekking hebben op de rechten van de werknemers. Nu moeten we overstappen naar een Handvest voor alle burgers. Dit moet een brede waaier aan rechten dekken die niet enkel sociaal van aard zijn. Ik heb vastgesteld dat een zeer goede basis voor onze toekomstige werkzaamheden terug te vinden is in de twee globale verslagen van mevrouw Pintassilgo en de heer Simitis. Ik ben uiteraard voorstander van een grote betrokkenheid van het Europees Parlement. Ik ben ook van oordeel dat het van cruciaal belang is het maatschappelijk middenveld bij dit proces te betrekken en een dialoog aan te gaan met de sociale partners en de NGO's.
15) a) Op grond van het Verdrag wordt het Europees Parlement momenteel niet betrokken bij de procedure tot omzetting van de collectieve overeenkomsten in Gemeenschapsrecht. Desalniettemin heeft de Commissie het Europees Parlement en onze commissie altijd op de hoogte gesteld van de voortgang van de onderhandelingen op elk van de vier gebieden waarop de sociale partners overeenstemming hadden bereikt en die in Gemeenschapsrecht zijn omgezet. De Raad wachtte van zijn kant het officiële advies van het Parlement af alvorens het voorstel officieel goed te keuren. Denkt u dat het nuttig is deze praktijk te bekrachtigen in een officiële overeenkomst tussen het Parlement, de Commissie en de Raad? Zou u een verzoek van het Europees Parlement in deze zin actief steunen?
DOC_NL\DV\380\380856NL.doc
- 26/50 -
PE 231.479
Op dit punt ben ik een zeer grote voorstander van een zo open mogelijke en een zoveel mogelijk op een partnerschap gebaseerde aanpak. Hiertoe zal ik nauw samenwerken met het Europees Parlement om te komen tot een zo doeltreffend mogelijke regeling om tegemoet te komen aan de eisen van het Europees Parlement ter zake, met volle respect voor de autonomie van zowel de sociale partners als van het Verdrag zelf.
b) Hoe en in welke mate bent u bereid de Europese sociale dialoog politiek te steunen en te intensiveren? Ik verbind mij ertoe de Europese sociale dialoog te steunen en te versterken omdat het sociale partnerschap de sleutel is voor de modernisering van de werkplekken en het arbeidspotentieel in Europa. Ik ben van plan ervoor te zorgen dat de Commissie ten volle meewerkt om de sociale partners te helpen dit proces uit te voeren in al zijn dimensies. In een wereld die zo vlug verandert, vormt de sociale dialoog de sleutel voor de modernisering van de arbeidsorganisatie. Op dit punt denk ik dat het wenselijk is dat de sociale partners zelf bruikbare oplossingen uitwerken en de nodige compromissen afsluiten aan de onderhandelingstafel. Mocht dit echter niet lukken, dan hoeft het niet gezegd dat de Commissie de situatie zal bestuderen en de nodige initiatieven zal nemen. Ik zal dit doen door de sociale partners volledig te betrekken bij al onze werkdomeinen ter zake. Ik zal hen aanmoedigen om op Europees niveau hun eigen autonome belangen duidelijk te verwoorden en om initiatieven voor autonome acties te lanceren. Ik ben van oordeel dat de nieuwe instrumenten die het Verdrag van Amsterdam en de aanpasbaarheidspijler van de werkgelegenheidsstrategie bieden voor de sociale dialoog, nu ten volle moeten worden aangewend. Verder ben ik van oordeel dat de grootste verantwoordelijkheid voor de toepassing van deze instrumenten niet bij de Commissie ligt, maar wel bij de sociale partners zelf. De beste manier om de dialoog te versterken, is ze te gebruiken en ze goed aan te wenden. Mijn job zal erin bestaan dit gemakkelijker te maken en de mechanismen ervan te verbeteren telkens de behoefte hiervoor geïdentificeerd is.
c) Op welke wijze denkt u bij te dragen tot de ontwikkeling van de sectorale collectieve onderhandelingen? Ik denk dat de sectorale dimensie van de Europese sociale dialoog steeds belangrijker zal worden omdat we blijven zoeken naar sterke minimumnormen en grote productiviteit in de diverse en complexe domeinen van de Europese economische activiteit. De middelen hiervoor zullen hoofdzakelijk de volgende zijn: •
een duidelijke aanmoediging van de werkzaamheden in de 23 sectoren die reeds hebben gevraagd om dialoogcommissies op te richten op industrieniveau binnen dit nieuwe kader; en
DOC_NL\DV\380\380856NL.doc
- 27/50 -
PE 231.479
•
alle afdelingen van de Commissie samenbrengen met de sectorale sociale partners om hun dialoog over de onderhandelingen beter af te stemmen op de ontwikkeling en de uitvoering van de EU-beleidsvormen, niet in het minst de werkgelegenheidsstrategie.
16 a) Hoe denkt u de civiele dialoog voort te zetten met de NGO's die in de EU actief zijn op het gebied van het sociaal beleid? Ik zal een sterke relatie blijven uitbouwen met de sectorale sociale NGO's en met het platform van Europese sociale NGO's om te kunnen genieten van hun ervaring en ook om ervoor te zorgen dat ze deelnemen aan het ontwikkelingsproces van het sociaal beleid. Verder ben ik van plan de civiele dialoog te helpen ontwikkelen door de contacten te steunen tussen de NGO's en de andere actoren, in het bijzonder de sociale partners. Voor de toekomst zie ik hier een aantal mogelijkheden. De eerste betreft een afzonderlijk voorstel over de civiele dialoog. Alvorens na te gaan of het opportuun is een afzonderlijk voorstel over de civiele dialoog in te dienen en welke vorm dit zou moeten aannemen, wil ik de resultaten afwachten van de werkzaamheden van de interdienstengroep van de Commissie en van het verzoek van het Parlement aan de Commissie om een voorstel hierover in te dienen. Pas dan zal ik specifieke acties ter zake ondernemen. Verder ben ik het met veel NGO's eens dat het opnemen van een verwijzing in het Verdrag naar de sociale dialoog, in het bijzonder met betrekking tot de sociale NGO's, meer zekerheid zou bieden voor de positie van de sociale NGO's en ook meer klaarheid zou scheppen over hun relatie met de Commissie. Ik zal dan ook de inspanningen van de NGO's steunen om ervoor te zorgen dat een dergelijke verwijzing wordt opgenomen bij de volgende herziening van de Verdragen. In de nabije toekomst zullen de NGO's een sleutelrol bekleden in de nieuwe programma's die zijn gebaseerd op artikel 13 (bestrijding van discriminatie) en artikel 137 (bestrijding van sociale uitsluiting) van het Verdrag, in voorbereidende acties en in de daarop volgende uitvoering ervan. De NGO's zijn eveneens belangrijke partners bij de inspanningen voor gelijkheid tussen beide geslachten. Mijn doel bestaat erin ervoor te zorgen dat de NGO's betrokken worden, in het bijzonder via het platform van Europese sociale NGO's en de andere Europese NGO's en netwerken, bij de besprekingen over het volgende sociale actieprogramma. Ten slotte zal ik proberen de civiele dialoog te ontwikkelen tussen de NGO's en het Directoraat-generaal Werkgelegenheid en sociale zaken, door te kijken waar het nuttig en opportuun kan zijn om vertegenwoordigers van de NGO's te hebben in verbindingscommissies of werkgroepen op hoog niveau.
DOC_NL\DV\380\380856NL.doc
- 28/50 -
PE 231.479
b) Tussen de overheids- en de particuliere sector bevindt zich een ingewikkeld systeem, deels commercieel, deels niet commercieel en meestal niet winstgevend. Coöperaties, verzekeringen, verenigingen zijn deels essentiële elementen van onze huidige productiestelsels, deels scheppers van nieuwe arbeidsplaatsen in de aanverwante diensten, bij de wederopneming op de arbeidsmarkt. Hoe beoordeelt u het belang van deze sector en acht u het nodig er een wettelijk kader aan te geven en deze te stimuleren? Deze sector is heel belangrijk want de sociale economie in al haar diversiteit telt ongeveer tien miljoen werknemers, is goed voor 5% van alle werkgelegenheid in Europa, waarbij vaak nieuwe jobs en nieuwe economische activiteiten worden gecreëerd. Het is bovendien ook een belangrijke factor voor het arbeidsmarktbeleid in veel lidstaten, vaak via bemiddeling op de arbeidsmarkt, wat meestal in handen is van niet-gouvernementele diensten en vrijwilligersverenigingen. Het antwoord op de vraag hoe wij, in de Europese instellingen, deze sector het best kunnen helpen ontwikkelen, bevat meerdere elementen. Ten eerste kijk ik uit naar de resultaten van het proefprogramma inzake werkgelegenheid van het Europees Parlement waarvan de conclusies binnenkort bekend zullen zijn. Ik zal ervoor zorgen dat de Commissie de nodige lessen trekt uit dit programma. Ten tweede verwijst de ondernemerschapspijler van de werkgelegenheidsstrategie ook naar de sociale economie. Ik zal ervoor zorgen dat het belang van de sector weerspiegeld is in de wijze waarop de lidstaten reageren op de desbetreffende richtsnoeren. Ten derde hangt het ervan af hoe we de werkgelegenheidsstrategie en de nieuwe structuurfondsen op elkaar afstemmen, voor partnerschapsinitiatieven in het algemeen en voor de sociale economie in het bijzonder. Ik zal de lidstaten, regio's, plaatselijke autoriteiten en NGO's aanmoedigen om dit nieuwe potentieel voor de ontwikkeling van de lokale economie ten volle te benutten. Ik zal er ook voor zorgen dat de netwerk- en uitwisselingscapaciteit van de Gemeenschap wordt bevorderd. En ik zal nauw met mijn collega's samenwerken om ervoor te zorgen dat dit belang wordt weerspiegeld in de bredere bijdrage van de Commissie tot ondersteuning en ontwikkeling van de ganse waaier organisaties die deze sector vormen. Wat het wettelijk kader betreft, liggen al enige tijd Commissievoorstellen op tafel voor een Europees statuut voor NGO's, maar het was bijzonder moeilijk een compromis te vinden. Bovendien kunnen er bepaalde problemen optreden in sommige lidstaten, maar niet in alle. Dus moeten we nog verder werken aan een specifiek Europees statuut voor NGO's. Het belangrijkste is echter dat de sociale economie in de lidstaten wordt aangemoedigd. Dit betekent dus dat het belangrijkste doel erin bestaat in elke lidstaat te komen tot een goed wettelijk statuut, de sector in staat te stellen tot volle bloei te komen en de openbare en particuliere sector aan te moedigen er constructief mee samen te werken.
DOC_NL\DV\380\380856NL.doc
- 29/50 -
PE 231.479
c) De overheidsdiensten verschillen in de verschillende lidstaten en zijn een belangrijke factor voor de werkgelegenheid en de ruimtelijke ordening. Welke ideeën en voorstellen zullen worden geopperd om bij te dragen tot de ontwikkeling van de samenwerking tussen de overheidsdiensten in de Europese Unie? Ik ben het ermee eens dat de overheidsdiensten een cruciale rol moeten spelen voor het economisch en sociaal welzijn van de Unie. Ik denk dat de Commissie op dit vlak twee belangrijke rollen te vervullen heeft. Ten eerste moet ze modernisering en een klantvriendelijke houding aanmoedigen. Moderne overheidsdiensten – inclusief de Commissie – moeten uitgaan van het feit dat ze bestaan voor het welzijn van het publiek, en niet omgekeerd. Ik wil dat deze houding verder wordt ontwikkeld, bijvoorbeeld in de openbare werkgelegenheidsdiensten waar samenwerking tussen de Commissie en de nationale en regionale diensten al vrij goed is uitgebouwd. Ik zal deze samenwerking nog intenser maken omdat dit van cruciaal belang is voor de preventieve aanpak waarop de Europese werkgelegenheidsstrategie is gebaseerd. De tweede rol betreft de ontwikkeling van een ruimer beleid en EU-steun. Mijn dossiers vragen dat ik samenwerk met nationale, regionale en plaatselijke autoriteiten op het vlak van thema’s zoals daar zijn plaatselijke ontwikkeling, sociale uitsluiting, gezondheid en veiligheid, arbeidsmarktmaatregelen, sociaal partnerschap, sociale zekerheid en gezinsbeleid. Op Europees vlak denk ik dat het erop aankomt waarde toe te voegen aan de bekwaamheid van nationale en plaatselijke autoriteiten om openbare diensten aan te bieden. Dit betekent dat we hen moeten helpen problemen en antwoorden te vergelijken, ervaringen en lessen uit te wisselen en samen te werken inzake gemeenschappelijke belangen en nieuwe uitdagingen. Dit is een ondergewaardeerd maar belangrijk onderdeel van de Europese samenwerking. Ik zal ervoor zorgen dat deze waarde beter wordt begrepen en beter wordt benut om ieder van ons te helpen zijn rol te spelen om de Europese overheidsdiensten te steunen en te verbeteren.
17) Hoe denkt u de gelijke kansen van mannen en vrouwen in het algemeen te verbeteren? Welk belang hecht u in deze context aan de "gender mainstreaming"? Het bevorderen van gelijke kansen tussen mannen en vrouwen is een basisdoelstelling van de Gemeenschap waarbij reeds aanzienlijke vooruitgang is geboekt. Nochtans blijft er nog een aanzienlijke kloof bestaan tussen de werkgelegenheid voor vrouwen en voor mannen, vooral wat het werkloosheidspercentage en de arbeidsvoorwaarden betreft en ook inzake toegang tot de volledige waaier carrièremogelijkheden en carrièreontwikkeling. Daarom meen ik dat er nood is aan een tweeledige benadering van het thema gelijkheid tussen vrouwen en mannen. Dit vergt zowel mainstreaming van gelijkheidsdoelstellingen in alle beleidsdomeinen als de ontwikkeling van specifieke acties voor vrouwen, om de reeds
DOC_NL\DV\380\380856NL.doc
- 30/50 -
PE 231.479
lang bestaande ongelijkheden weg te werken die nog steeds een groot deel van het economische en sociale leven in de EU kleuren. Sinds het nieuwe Verdrag kunnen nu bijkomende stappen worden gezet om gelijke kansen te bevorderen in alle communautaire beleidsvormen, en dit zowel in termen van mijn eigen bevoegdheden als wat de bevoegdheden van het College in zijn geheel betreft. Elke commissaris is terecht bevoegd voor het bevorderen van gelijkheid binnen zijn of haar beleidsdomein. Ik verbind mij ertoe een actieve rol te spelen binnen de Groep van commissarissen bevoegd voor gelijkheid van de geslachten opdat de invloed van dit College ten volle kan worden aangewend. Wat mijn eigen verantwoordelijkheden betreft, ben ik van plan voort te bouwen op het aanzienlijke potentieel dat de pijler gelijke kansen van de werkgelegenheidsstrategie in dit opzicht biedt. Ik zal er ook voor zorgen dat de mainstreaming een feit is in de drie andere pijlers van de strategie. En ook zal ik ervoor zorgen dat de mainstreaming wordt toegepast op alle voorstellen inzake sociaal beleid en structuurfondsen waarvoor ik verantwoordelijk ben.
18) Hoe meent u dat de noodzakelijke verenigbaarheid van het gezins- met het beroepsleven in alle beleidsmaatregelen kan worden opgenomen? Ik denk dat er meer moet gebeuren om ervoor te zorgen dat het verband tussen beleidsvormen die beogen gezins- en beroepsleven te herenigen, beter wordt begrepen en beter wordt aangebracht. Dit is niet alleen belangrijk om de vrouwen beter in staat te stellen deel te nemen aan het beroeps- en gezinsleven, maar ook om het voor mannen mogelijk te maken in te spelen op de eisen die worden gesteld aan een modern gezin. Daarom zal ik ervoor zorgen dat we ons niet louter beperken tot de arbeidsmarkt, opdat het beleid ter zake niet onmogelijk wordt gemaakt door belemmeringen in andere communautaire beleidsdomeinen die betrekking hebben op belastingen, sociale zekerheid, arbeidsorganisatie, enz. Ik zal me baseren op de werkgelegenheidsrichtsnoeren voor 1999 en de lidstaten verzoeken een gezinsvriendelijk beleid te ontwikkelen, evenals op het feit dat iedereen beter moet inzien dat andere beleidsvormen deze doelstelling moeten ondersteunen, in het bijzonder met betrekking tot de verbetering van de kwaliteit en de toegang tot zorgverlening. Verder zal ik me baseren op de positieve flexibiliteit inzake arbeidsorganisatie die de richtsnoeren bevorderen, en ook op de mogelijkheden die dit biedt om zowel vrouwen als mannen te helpen om gezins- en beroepsleven beter met elkaar verenigen. De sociale partners moeten hierbij een belangrijke rol spelen. De eerste twee overeenkomsten die op Europees niveau werden bereikt inzake ouderschapsverlof en deeltijds werken, en de eruit voortvloeiende richtlijnen, zijn een waar succes. We moeten daar kracht uit putten om deze aanpak en benadering verder te ontwikkelen.
DOC_NL\DV\380\380856NL.doc
- 31/50 -
PE 231.479
Ik zal al deze punten samen met de sociale partners en de lidstaten actief voortzetten, in het bijzonder door de nationale actieprogramma’s van de lidstaten en het gemeenschappelijk werkgelegenheidsverslag van nabij te onderzoeken om te kijken wat er tot dusver is gerealiseerd en welke initiatieven er nog nodig zijn om zowel vrouwen als mannen te steunen in hun inspanningen om arbeids- en gezinsleven met elkaar te verzoenen.
19) Hoe denkt het Commissielid de regeringen van de lidstaten aan te moedigen om de bepalingen van het nieuwe Artikel 6 (opneming van de milieudimensie en alle beleidsmaatregelen van de Unie) te verwerken in hun nationale actieplan en in de structuurfondsen? Ik zal de lidstaten aanmoedigen om de bepalingen van het nieuwe Artikel 6 in hun nationale actieplannen en structuurfondsen op te nemen door de communautaire agenda te doordringen van mijn overtuiging dat de beleidsvormen van de lidstaten en de EU om iets aan het milieu te doen, ons ook kunnen helpen om meer banen te creëren. Ik kijk reeds uit naar de samenwerking met mijn collega’s commissarissen om deze grote positieve correlatie tussen onze milieudoelstellingen en onze werkgelegenheidsdoelstellingen te bevorderen. Onze grootste milieuproblemen worden veroorzaakt door de aanmaak van energie, door het transport, door bepaalde industrieën en door de landbouw. We hebben echter behoefte aan goederen, transport en voedsel afkomstig van de landbouw. De uitdaging bestaat erin manieren te vinden om deze goederen en diensten anders te gaan voortbrengen. De oplossing hiervoor moeten we zoeken in nieuwe investeringen, met inbegrip van investeringen inzake milieu, en in nieuwe vaardigheden. Mijn boodschap aan de lidstaten is dat wanneer we dit inzien, dit aan de basis moet liggen van al onze beleidsbeslissingen omdat we moeten samenwerken met de nationale plannen en de structuurfondsen om oude investeringen en technologieën te vervangen door nieuwe investeringen en nieuwe vaardigheden. Bijgevolg ben ik van plan de bepalingen van Artikel 6 aan te grijpen om sterk de nadruk te leggen op de relatie tussen milieu en werkgelegenheid. Verder ben ik van plan ervoor te zorgen dat de Commissie nagaat hoe deze principes in de lidstaten in praktijk zijn gebracht door te kijken in welke mate de werkgelegenheidsrichtsnoeren zijn toegepast. Ik zal er ook op toezien dat deze doelstellingen terug te vinden zijn in de beoordeling van de huidige programma’s in het kader van het Sociaal Fonds. Tot slot zie ik nog een andere rol weggelegd voor de Commissie, met name experts en beleidsmakers van verschillende ministeries samen te brengen om een gestructureerde dialoog op gang te brengen, ervaringen uit te wisselen en de beste methoden te identificeren om bekommernissen inzake werkgelegenheid en milieu in alle beleidsvormen op te nemen.
DOC_NL\DV\380\380856NL.doc
- 32/50 -
PE 231.479
20) a) Kunt u ons aangeven welke initiatieven u denkt te nemen bij de bestrijding van de kinderarbeid? Ik ben van plan ervoor te zorgen dat de Commissie met alle beschikbare middelen de strijd tegen kinderarbeid voortzet. Ik hecht enorm veel belang aan de naleving van het verbod op kinderarbeid en ook op een doeltreffende uitvoering van alle bepalingen van richtlijn 94/33/EG betreffende de bescherming van jongeren op het werk, dat het verbod op kinderarbeid eigenlijk nog strikter maakt, in alle lidstaten van de Europese Unie. Op wereldvlak ben ik voorstander van sterke internationale instrumenten om een einde te maken aan kinderarbeid en andere vormen van kindermisbruik. Meer bepaald verbind ik mij ertoe concrete maatregelen te nemen die tot doel hebben kinderarbeid buiten de EU af te schaffen, dit via speciale handelsvoordelen voor landen die in aanmerking komen voor het algemeen preferentiestelsel, overeenkomstig de Conventie van de IAO betreffende de minimumleeftijd en via steun voor het internationaal programma van de IAO tot afschaffing van kinderarbeid.
b) Welk project overweegt u bovendien te bevorderen ten behoeve van de bekrachtiging van een sociale cultuur voor kinderen en jongeren? Binnen de bevoegdheden van de EU kunnen we het leven en de toekomstperspectieven van kinderen en jongeren op tal van manieren verrijken. Sommige ervan hebben betrekking op acties om jongeren de idealen mee te geven van een vreedzaam en cultureel verscheiden Europa, en om hen in staat te stellen de landsgrenzen te overschrijden en andere culturen te leren kennen, dit op een wijze die onze ouders alleen maar kunnen benijden. Onze kinderen zullen het best gewapend zijn om de toekomst van de EU uit te maken wanneer we hen nu deze kansen bieden. Bouwen aan één Europese ruimte waarin jongeren voelen dat ze dezelfde kansen hebben op het vlak van werkgelegenheid, onderwijs, opleiding en nascholing, d.w.z. door hun vaardigheden en creativiteit voortdurend te ontwikkelen, is een elementaire factor om dit doel te bereiken. Zo’n eengemaakte Europese ruimte mag echter niemand uitsluiten en moet bijgevolg over doeltreffende integratiemechanismen beschikken. Daarom zal ik me sterk toeleggen op de invloed die we kunnen hebben op het leven van de kinderen en jongeren die momenteel niet delen in de economische en sociale vooruitgang van de EU. Kinderen en jongeren zijn de grootste slachtoffers van sociale uitsluiting en armoede in gezinnen. In veel gevallen biedt werkgelegenheid een oplossing voor werklozen, en bijgevolg ook voor de levenskansen van hun gezin. Bepaalde aspecten van sociale uitsluiting die een hypotheek leggen op de toekomst van kinderen en jongeren, houden echter geen verband met de arbeidsmarkt: huisvesting, gezondheid, discriminatie, onderwijskansen, regionale verschillen, armoede die van de ene DOC_NL\DV\380\380856NL.doc
- 33/50 -
PE 231.479
generatie op de andere overgaat. De verantwoordelijkheid om deze problemen aan te pakken, ligt bij de lidstaten, en de stelsels die deze problemen moeten bestrijden, bestaan reeds in de lidstaten. Het is niet de taak van de EU om nieuwe stelsels uit te vinden of om de verantwoordelijkheid van de lidstaten inzake sociale uitsluiting over te nemen. Wel ben ik van oordeel dat we de jongeren duidelijk moeten maken wat er bij de opbouw van Europa is gerealiseerd, want zij zijn het die ons werk zullen voortzetten, net zoals wij vandaag het werk van de generatie voor ons voortzetten. Daarom ben ik van plan na te gaan hoe de instrumenten waarover ik beschik, het best kunnen worden aangewend om de Europese burger een maximale toegevoegde waarde te geven die afkomstig is uit de sociale dimensie van de Europese integratie. Het is mijn bedoeling ervoor te zorgen dat de voordelen die de samenwerking in al deze beleidsdomeinen biedt, worden gebruikt om de toekomstperspectieven van al onze kinderen en jongeren te verbeteren. 21) Welke initiatieven denkt u op sociaal en werkgelegenheidsgebied voor de kandidaat-landen te ontplooien teneinde deze zo goed mogelijk op hun toekomstige integratie voor te bereiden en hun sociaal model te versterken? Een aantal kandidaatlanden hebben recentelijk hun standpunten inzake het acquis communautaire op sociaal gebied kenbaar gemaakt. Hoe zou u reageren op eventuele verzoeken om uitzonderingsmaatregelen of verlenging van de overgangsperioden voor de omzetting van de gezondheids- en veiligheidswetgeving? Het acquis is niet alleen een elementair onderdeel van de toetredingsplichten, maar ook van de voordelen van toetreding. Dat is mijn uitgangspunt. De kandidaat-landen willen immers tot de EU toetreden omdat wij succesvolle, stabiele samenlevingen en economieën hebben. De reden waarom wij de economische en sociale vooruitgang hebben geboekt waarvan zij nu wensen te genieten, is dat ons sociaal model in zijn diverse vormen de EU en haar lidstaten in staat heeft gesteld voortdurend structurele veranderingen te ondergaan in de economie en de samenleving, zonder te vervallen in extremisme of afscheiding, wat anderen, inclusief enkele van onze handelspartners, wel hebben moeten doorstaan. Precies daarom moeten de kandidaat-landen het sociale acquis volledig overnemen en bij hun toetreding toepassen en afdwingen. Hierin is ook het acquis inzake sociaal beleid inbegrepen, gaande van gezondheid en veiligheid op de werkplek tot de Europese werkgelegenheidsstrategie. Als we hierin slagen, biedt dit zowel voor de EU als voor de kandidaat-landen voordelen. Het naleven van strenge normen bewijst de burgers en de werknemers in de kandidaat-landen dat de toetreding tot de Unie leidt tot een verhoging van de kwaliteit en tot een daling van de risico's in de arbeidsomgeving. Het bewijst de werknemers in de EU eveneens dat de uitbreiding voor hen geen synoniem is van een afbrokkeling van de sociale normen. Deze aspecten van de uitbreiding moet iedereen goed voor ogen houden.
DOC_NL\DV\380\380856NL.doc
- 34/50 -
PE 231.479
De richtlijnen inzake gezondheid en veiligheid zijn een elementair onderdeel van het acquis. Mocht hiervoor evenwel een uitzonderlijke, gegronde reden bestaan, dan is het standpunt van de EU dat overgangsmaatregelen altijd een uitzondering moeten blijven, beperkt in tijd en omvang, en vergezeld van een plan met duidelijk omschreven fasen voor de volledige toepassing van het acquis. Ze mogen niet leiden tot wijzigingen van de regels of de beleidsvormen van de EU, de feitelijke werking ervan verstoren of belangrijke verstoringen teweegbrengen voor de concurrentie in de interne markt. Ik verbind mij ertoe de kandidaten - nationale autoriteiten, sociale partners, NGO's en andere belangrijke actoren - te helpen om de EU-regelgeving te begrijpen en toepassingsmechanismen te ontwikkelen, inclusief de gevolgen van het acquis voor de rol van de sociale partners. Deze steun verloopt hoofdzakelijk via het PHARE-programma, waarvan het mogelijke sociale element sterk zal worden uitgebreid vanaf 2000. Ik zal me ook inzetten om ervoor te zorgen dat de nieuwe landen geleidelijk meer betrokken worden bij de programma's en activiteiten inzake sociaal beleid - in het bijzonder de werkgelegenheidsstrategie - waarbij ik de sociale en civiele dialoog wil bevorderen als essentiële elementen van het Europees sociaal model.
DOC_NL\DV\380\380856NL.doc
- 35/50 -
PE 231.479
COMMISSIE RECHTEN VAN DE VROUW EN GELIJKE KANSEN
1.a) Welke nieuwe wetgevingsinitiatieven overweegt het voorgedragen Commissielid voor te leggen om de kloof tussen de geslachten te verkleinen, ook buiten het beroepsleven? Ik ben van plan de mogelijkheden die de nieuwe gelijkheidsbepalingen van het Verdrag van Amsterdam bieden, ten volle te ontwikkelen. Ik zal een voorstel indienen op basis van Artikel 141, dat voorziet in een versterking van de bestaande wetgeving inzake gelijke kansen. Terzelfder tijd hoop ik ook het gender-mainstreamingbeleid in praktijk om te zetten, zoals dit is bepaald in Artikel 3, lid 2, van het Verdrag. Verder ben ik van plan een vijfde communautair programma voor de gelijkheid van de geslachten voor te stellen. Dit zou een bijzonder ambitieus programma moeten zijn dat rekening houdt met alles wat tot vandaag werd gerealiseerd en nog meer aandacht besteedt aan de mainstreaming. Om een doeltreffende toepassing van de bestaande regelgeving inzake gelijkheid te waarborgen, zal ik de rol benadrukken van de Commissie als hoedster van het communautaire acquis. In al deze domeinen zal ik de steun zoeken van het Europees Parlement.
1.b) Overweegt zij maatregelen opdat de bestaande wetgeving correct wordt toegepast? De toepassing van de communautaire wetgeving is in hoofdzaak de verantwoordelijkheid van de lidstaten. Binnen mijn bevoegdheidsdomein zal ik de uitvoering van de communautaire regels van nabij volgen en indien nodig een inbreukprocedure inleiden.
1.c) Zal zij de methode van benchmarking of iedere andere betere methode toepassen om dit doel te bereiken? Ik denk dat we de methode van indicatoren en benchmarks, die nu in de werkgelegenheidsrichtsnoeren voor 1999 wordt gebruikt, kunnen ontwikkelen om de beleidsvormen voor gelijke kansen verder uit te diepen. We hebben een vrij goed beeld van de gender-kloof inzake de werkgelegenheid, die momenteel ongeveer 25 miljoen jobs bedraagt. Er zijn verdere inspanningen nodig om de statistische gegevens te verbeteren opdat we precies kunnen nagaan welke de salariskloof is tussen de geslachten. De beschikbare bronnen met geharmoniseerde en vergelijkbare gegevens zijn een uitstekend instrument, maar moeten nog verder worden verbeterd. Ik ben van plan de sociale partners nauw te betrekken bij de besprekingen over de wijze waarop we de gender-kloof inzake werkgelegenheid en salaris kunnen reduceren en uiteindelijk wegwerken.
DOC_NL\DV\380\380856NL.doc
- 36/50 -
PE 231.479
1.d) Welke instrumenten en wetgevingsinitiatieven kan het voorgedragen Commissielid voorstellen om tot de verenigbaarheid van het gezins- met het beroepsleven te komen? Het verenigen van gezins- en beroepsleven is een van de belangrijke domeinen waar nog veel werk aan de winkel is op het vlak van gelijke kansen. Ik verheug mij over de historische, eerste overeenkomst tussen de sociale partners over ouderschapsverlof en over de richtlijn die eruit voortvloeit, wat een heel belangrijke prestatie was op dit vlak. Ook de overeenkomst over deeltijdwerk vormt een doorbraak. Tevens ben ik blij dat de werkgelegenheidsrichtsnoeren voor 1999 er bij de lidstaten sterk op aandringen om een gezinsvriendelijk beleid te ontwikkelen en uit te voeren. Ik zal de nationale actieprogramma's van de lidstaten en het gezamenlijke werkgelegenheidsverslag van de Commissie grondig onderzoeken om na te gaan wat er tot op heden is verwezenlijkt en welke initiatieven er nog nodig zijn. De oprichting en een betere toegang tot goede zorgvoorzieningen, niet alleen voor kinderen maar ook voor alle andere zorgbehoevenden, is een ander belangrijk aspect. Daarnaast moeten we nagaan hoe het debat over de organisatie van het werk kan opschieten. Arbeidstijdregelingen en het vinden van het juiste evenwicht tussen flexibiliteit en zekerheid zijn van fundamenteel belang om de verantwoordelijkheden inzake arbeid en gezinsleven te verzoenen.
2.a) Hoe en op welke wijze denkt het voorgedragen Commissielid ervoor te zorgen dat gelijke kansen en het begrip "gender mainstreaming" worden opgenomen in alle voorstellen voor richtlijnen en verordeningen betreffende de communautaire activiteiten? Binnen mijn eigen bevoegdheidsdomein ben ik van plan ten volle gebruik te maken van de nieuwe verplichting uit het Verdrag om in alle communautaire beleidsvormen de gelijkheid van geslachten te bevorderen. Ik zal mijn diensten vragen een pro-actieve houding aan te nemen en erop toe te zien dat alle richtlijnen en verordeningen goed zijn voorbereid vooraleer ze op de agenda van de Commissie worden geplaatst. Verder reken ik erop dat mijn collega's en hun medewerkers de Verdragsverplichtingen zullen naleven en ik zal mijn best doen om de vooruitgang die mijn collega's hebben geboekt, aan te moedigen, te steunen en te controleren.
2.b) Had het voorgedragen Commissielid reeds de gelegenheid om deze kwestie te bespreken met haar toekomstige collega's in de Commissie, om ervoor te zorgen dat een succesvol mainstreaming-beleid wordt gevoerd? Ja. Op de eerste vergadering van de voorgedragen commissarissen werd immers afgesproken een permanente groep van commissarissen voor gelijke kansen op te richten. Ik reken sterk op de beloftes van Voorzitter Prodi. De heer Prodi zal deze groep voorzitten
DOC_NL\DV\380\380856NL.doc
- 37/50 -
PE 231.479
en ik zal alles in het werk stellen om binnen deze groep de samenwerking met mijn collega's te versterken om de vooruitgang van de Gemeenschap op dit vlak te versnellen. Ik weet dat er reeds een interdienstengroep voor gelijkheid bestaat, die fungeert als forum voor het uitwisselen van ervaringen tussen de diensten en als "laboratorium" om nieuwe beleidsdomeinen en -methoden voor de ontwikkeling van gelijkheid tussen de geslachten in de beleidsvormen van de Gemeenschap voor te stellen. Momenteel wordt ook gewerkt aan een systeem dat moet beoordelen in hoeverre wetgevings- en beleidsvoorstellen een invloed hebben op de geslachten; dit systeem bevat ook de vereiste controlemechanismen (zogenaamde gender proofing-procedures). Ik zal de werkzaamheden van deze groep met alle mogelijke middelen steunen. Verder zal ik op regelmatige basis zorgen voor een coherente rapportering over alle vooruitgang, wat zowel moet dienen voor controledoeleinden tijdens de werkzaamheden als voor het evalueren van de resultaten.
3.a) Is het voorgedragen Commissielid bereid de Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen te betrekken bij de werkzaamheden van de Werkgroep gelijke kansen? Ik denk dat een nauwe samenwerking tussen de parlementaire Commissie rechten van de vrouw en niet alleen de commissaris belast met de gelijkheid van de geslachten, maar ook met de Groep van commissarissen, van vitaal belang is voor de ontwikkeling van een Europees beleid voor gelijkheid van de geslachten, en ik zal absoluut mijn rol vervullen om deze samenwerking uit te breiden.
3.b) Hoe zal het voorgedragen Commissielid ervoor zorgen dat het gender- en het gelijkekansenbeleid efficiënt worden gecoördineerd en gevoerd en dat wordt gezorgd voor voldoende personeel en middelen? Wat de coördinatiemechanismen betreft, ben ik ervan overtuigd dat de Groep van commissarissen voor gelijke kansen en de interdienstengroep hiervoor zullen instaan. Aan begrotingszijde moeten we over voldoende middelen beschikken om specifieke instrumenten te ontwikkelen waarmee we de gevolgen van de gender-mainstreaming kunnen beoordelen. Inzake personeel leeft het idee dat alle DG's een intern coördinatiemechanisme instellen om in de respectieve beleidsvormen acties voor de gelijkheid tussen de geslachten te ontwikkelen en te controleren.
3.c) Hoe overweegt zij de in het verslag van de Rekenkamer over de financiering van projecten voor vrouwen aangegeven tekortkomingen te verhelpen?
DOC_NL\DV\380\380856NL.doc
- 38/50 -
PE 231.479
Ik sta volledig open voor alle suggesties van de Rekenkamer om het beheer van de maatregelen inzake gelijke kansen te verbeteren. Ik weet dat mijn diensten in dit opzicht reeds concrete stappen hebben ondernomen. Ik zal zorgen voor een volledige beoordeling van de tot op heden geboekte resultaten en indien nodig zal ik de genomen maatregelen nog uitbreiden.
4. Steunt het voorgedragen Commissielid het verzoek van het Europees Parlement om een vijfde actieprogramma voor gelijke kansen voor te leggen en zo ja, welke zullen de prioriteiten en de financiële behoeften van een dergelijk programma zijn? Ja ik steun dit verzoek van het Parlement. Ik ben ten volle overtuigd van het belang van de dubbele benadering voor de gelijkheid van de geslachten, met name via gendermainstreaming en via de ontwikkeling van specifieke acties voor vrouwen, om komaf te maken met reeds lang bestaande discriminatie in alle belangrijke domeinen van onze samenleving. De structuur van het programma zal bijgevolg deze benadering weerspiegelen en zal alle bestaande beleidsmaatregelen en -instrumenten verder ontwikkelen om er een efficiënter geheel van te maken. Volgens mij moet het programma er anders uitzien dan in het verleden. In plaats van een klein programma met een beperkt budget, denk ik dat het een ruim kader moet zijn dat alle beleidsvormen en acties op Europees niveau omvat. Ik zou willen benadrukken dat het belangrijk is ervoor te zorgen dat het Europees Parlement en alle andere Europese instellingen en sociale actoren nauw betrokken worden bij het opstellen van het vijfde programma. 5. Gezien de nieuwe bepalingen van het Verdrag van Amsterdam verwierp het Parlement het voorstel van de Commissie tot wijziging van richtlijn 76/207/EEG betreffende de gelijke behandeling bij de toegang tot werkgelegenheid en beroepsopleiding. Overweegt het voorgedragen Commissielid een nieuw voorstel te doen voor een richtlijn die beoogt ervoor te zorgen dat er in de praktijk volledige gelijkheid is tussen mannen en vrouwen op de arbeidsmarkt en zo ja, wanneer zal dit voorstel worden ingediend? Het feit dat het Verdrag van Amsterdam speciale bepalingen bevat om in de praktijk te zorgen voor volledige gelijkheid, is een vooruitgang. Deze bepalingen zijn gericht tot de lidstaten, die ten behoeve van het ondervertegenwoordigde geslacht maatregelen voor positieve acties kunnen behouden of vastleggen om loopbaandiscriminatie te voorkomen of te compenseren. De lidstaten beschikken dus over een krachtig instrument om te zorgen voor echte gelijke behandeling. Niettegenstaande deze verbetering zal ik de verspreiding van informatie aanmoedigen over de nieuwe interpretatie van positieve acties, die is geëvolueerd van streven naar gelijke kansen tot het instellen van een volledige gelijke behandeling in de praktijk. In deze context ben ik van plan overeenkomstig Artikel 141, lid 3, een voorstel uit te werken, dat onder meer een bepaling zal bevatten die van de lidstaten eist dat ze de
DOC_NL\DV\380\380856NL.doc
- 39/50 -
PE 231.479
Commissie inlichten over de maatregelen voor positieve acties die ze krachtens Artikel 141, lid 4 hebben genomen. Ik zal mijn diensten bovendien vragen om op grond van de verkregen informatie periodiek een verslag op te stellen betreffende de positieve acties.
6. Is het voorgedragen Commissielid bereid een positief actieplan voor te leggen om een einde te maken aan de onvoldoende vertegenwoordiging van vrouwen bij de besluitvormingsprocedure in de communautaire instellingen en zal zij het Europees Parlement jaarlijks een verslag voorleggen over de bereikte resultaten? Ik zal deze vraag op de agenda plaatsen van de permanente groep van commissarissen voor gelijke kansen en ik zal mijn collega die bevoegd is voor de hervorming van de Commissie en mijn collega die bevoegd is voor de betrekkingen met de andere Europese instellingen, vragen om in die zin te handelen.
7. Wat is het voorgedragen Commissielid van plan om te zorgen voor gelijke behandeling van mannen en vrouwen in nationale socialezekerheidsstelsels, aangezien werknemers nog steeds kunnen worden gediscrimineerd in overheidsstelsels wat betreft pensioengerechtigde leeftijd en overlevingspensioenen, ook al is dit waarschijnlijk niet meer het geval bij socialezekerheidsstelsels voor werknemers? Ik ben het met u eens dat we de discriminatie in de socialezekerheidsstelsels moeten bestrijden. In 1987 heeft de Commissie een voorstel gedaan om de gelijke behandeling van mannen en vrouwen uit te breiden tot de sociale zekerheid. Ondanks de steun van het Parlement, is hierover binnen de Raad de vereiste unanimiteit nog niet bereikt. Ik stel voor dit probleem opnieuw te bestuderen om na te gaan welke de kansen zijn om werkelijk vooruitgang te boeken in deze materie. Het Europese Hof van Justitie heeft bepaald dat verschillende pensioenleeftijden in de socialezekerheidsstelsels van werknemers niet overeenstemmen met de Europese wetgeving en de desbetreffende communautaire regelgeving werd dan ook in die zin gewijzigd. Als we realistisch zijn en rekening houden met het standpunt van de lidstaten over de mogelijkheid om de pensioenleeftijden gelijk te schakelen, dan zal elke nieuwe wetgevende maatregel in dit opzicht wellicht ook een overgangsperiode moeten bevatten. Bovendien moeten we rekening houden met bepaalde financiële gevolgen, en ik kan me best voorstellen dat sommige vrouwen terecht hopen dat ze vroeger met pensioen kunnen gaan. Nochtans denk ik dat het belangrijk is hiermee van start te gaan door een signaal te geven in het belang van de vrouwen die verkiezen te blijven werken tot aan dezelfde pensioenleeftijd als mannen, niet alleen omdat werk een middel is om een inkomen te verwerven, maar ook omdat het een middel is om deel te nemen aan het maatschappelijk leven. Wat de overlevings- en gezinsuitkeringen betreft, lijkt het me een flagrante schending van het gelijkheidsbeginsel dat het salaris van een vrouw niet dezelfde rechten op een overlevingsuitkering met zich brengt als het salaris van een man. Graag had ik gehad dat
DOC_NL\DV\380\380856NL.doc
- 40/50 -
PE 231.479
het Parlement mij steunt in mijn pogingen om de lidstaten ervan te overtuigen dat we ook op dit vlak bepaalde vooruitgang moeten boeken.
8. Richtlijn 93/104/EG van de Raad van 23 november 1993 betreffende bepaalde aspecten van de organisatie van de arbeidstijd, die in 1996 in werking trad, stelde bepaalde aspecten van nachtwerk vast. Wat zijn volgens het voorgedragen Commissielid de negatieve gevolgen van deze richtlijn en van de nationale wetgeving ter zake voor vrouwen? Welke mogelijke acties denkt zij te ondernemen om deze mogelijke gevolgen te verhelpen? In het algemeen ben ik van oordeel dat vrouwen en mannen precies dezelfde kansen moeten krijgen inzake toegang tot om het even welke job. Dit houdt onder meer in dat vrouwen niet beroofd mogen worden van de mogelijkheid om toegang te hebben tot nachtarbeid indien ze dit wensen, en evenmin mogen ze worden uitgesloten van werk in sectoren waar nachtarbeid wordt verricht. Verder ben ik van oordeel dat zwangere of pas bevallen vrouwen bijzondere bescherming moeten genieten, in het bijzonder wanneer we het hebben over nachtarbeid. Ik ben dan ook van plan ervoor te zorgen dat de lidstaten de desbetreffende communautaire regelgeving ten volle toepassen.
9. Is het Commissielid van mening dat gelijke kansen voor mannen en vrouwen beter kunnen worden bereikt door nationale belastingwetten? Belasting- en uitkeringsstelsels hebben inderdaad hun invloed op de gelijkheid van de geslachten. Ze hebben een impact op de werkgelegenheidsgraad van vrouwen, op het aantal vrouwen die werkloos zijn en op hun inkomen. De werkgelegenheidsrichtsnoeren erkennen dit arbeidspotentieel en ik weet dat de lidstaten zich ertoe hebben verbonden om de nationale uitkerings- en belastingstelsels te herzien en indien nodig te heroriënteren met de bedoeling de werkgelegenheid van vrouwen te doen toenemen en nieuwe banen te creëren. In de toekomstige nationale actieplannen voor werkgelegenheid zal ik kijken of ik materiaal kan vinden waaruit blijkt dat de lidstaten hun belasting- en uitkeringsstelsels zodanig organiseren dat ze bijdragen tot minder discriminatie tussen de geslachten inzake werkgelegenheid.
10. Hoe zal het voorgedragen Commissielid ervoor zorgen dat de positie van vrouwen in ontwikkelingslanden wordt bevorderd door de desbetreffende directoratengeneraal en hoe denkt zij de tenuitvoerlegging van de conclusies van relevante VNconferenties door derde landen en lidstaten te controleren?
DOC_NL\DV\380\380856NL.doc
- 41/50 -
PE 231.479
Ik weet dat er reeds een passend beleidskader bestaat om de gelijke behandeling van de geslachten in de ontwikkelings- en samenwerkingsactiviteiten van de Gemeenschap te bevorderen, en ook om de bepalingen van het Verdrag van Amsterdam na te leven. In 1995 heeft de Raad een resolutie over gelijke behandeling aangenomen en in 1998 werd de vereiste wetgevende basis vastgesteld om hiervoor een nieuwe begrotingslijn te creëren. Bovendien is de bevordering van gelijkheid tussen beide geslachten een centraal element in het onderhandelingsmandaat voor de overeenkomst na Lomé tussen de Unie en de ACSlanden. Bij gevolg denk ik niet dat het nodig is bijkomende politieke verklaringen af te leggen. Zoals ik het zie, is de gestelde vraag toegespitst op de methode die zal worden bereikt om ervoor te zorgen dat dergelijke verplichtingen in de praktijk daadwerkelijk worden uitgevoerd, en hoe ik als commissaris ervoor zal zorgen dat de andere DG's deze verplichtingen naleven. Het is inderdaad zo dat de uitvoeringsprocedure in het verleden enkele gebreken vertoonde en dat ze dus moet worden bijgeschaafd. Ik weet ook dat het Directoraat-generaal ontwikkeling een actieplan zal opstellen voor mainstreaming van gelijke behandeling in de ontwikkelingssamenwerking. Het vastleggen in 1998 van de vereiste wetgevende basis voor de nieuwe begrotingslijn was een nuttige stap omdat het actieprogramma een sterker Europees optreden vergt om grote activiteiten te ontplooien en om de vooruitgang ervan in derde landen te controleren. Uit mijn informatie blijkt tevens dat het Directoraat-generaal ontwikkeling in het kader van de ontwikkelingssamenwerking een team Europese experts inzake gelijke kansen heeft samengesteld. Hierdoor beschikken we over een mechanisme om te controleren welke vooruitgang de lidstaten hebben geboekt in het kader van hun eigen beleid ter bevordering van gelijke behandeling, en dit vereenvoudigt ook de gedachtewisseling over deze vooruitgang. Ik acht het dan ook nuttig dat mijn medewerkers hier een oogje in het zeil houden. Het is mijn bedoeling nauwe contacten te onderhouden met mijn collega's van het Directoraat-generaal ontwikkeling en van andere DG's om ervoor te zorgen dat ze systematisch controleren welke vooruitgang is geboekt.
11. Commissielid Flynn heeft beloofd de Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen van het Europees Parlement te betrekken bij de Conferentie Peking +5. Zal het voorgedragen Commissielid deze belofte houden? Ja. Ik weet dat de Commissie in december 1999 een belangrijke conferentie zal organiseren om de lidstaten bij te staan bij de herziening van vijf jaar toepassing van het actieplatform dat in 1995 in Peking werd goedgekeurd. Deze conferentie richt zich tot regeringsvertegenwoordigers, vertegenwoordigers van de Europese instellingen, nationale centra voor gelijkheid, gender-experts en vrouwenorganisaties. De conferentie zal een forum zijn om te bespreken hoe de in Peking gedane beloften kunnen worden voortgezet in
DOC_NL\DV\380\380856NL.doc
- 42/50 -
PE 231.479
de Europese Unie en in de lidstaten. Ze zal ook dienen als interne voorbereiding van de EU op de speciale bijeenkomst van de Algemene Vergadering van de VN, die in juni 2000 de vijfjaarlijkse revisie zal houden over de opvolging van de beloften van Peking. Ik kan u verzekeren dat de Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen van het Europees Parlement zal worden uitgenodigd om deel te nemen aan de stuurgroep, die verantwoordelijk is voor de technische voorbereiding en begin september van start zal gaan.
12. Het Europees Parlement analyseerde herhaaldelijk de gevolgen van de uitbreiding voor vrouwen en wees o.a. op de ernstige sociale problemen waarmee de oost- en midden-Europese landen hebben te kampen, het feit dat zij transito- en bestemmingslanden, alsmede landen van oorsprong zijn van de vrouwenhandel voor de prostitutie enz. Het Parlement deed verschillende voorstellen om de rechten van vrouwen te bevorderen. Hoe zal het voorgedragen Commissielid vrouwenkwesties en vrouwen bij de uitbreidingsprocedure steunen? Ik weet dat het belangrijk is vragen met betrekking tot de situatie van de vrouwen in de kandidaat-landen op te nemen in de onderhandelingen over de uitbreiding. De kandidaatlanden moeten de bepalingen inzake de gelijke kansen niet alleen naleven, maar ze moeten ook het gelijkheidsbeginsel in hun eigen beleidsvormen toepassen. Ik zal een conferentie op hoog niveau beleggen om een sterk signaal te geven ter ondersteuning van het engagement van de nieuwe Commissie inzake gelijke kansen en om het thema gender-gevoelige beleidsvormen bovenaan de uitbreidingsagenda te plaatsen. Via de contacten die de Commissie heeft opgebouwd met de ministeries die in de kandidaat-landen bevoegd zijn voor vrouw en gezin, weet ik dat er al enige vooruitgang is geboekt om de mensen van deze problemen bewust te maken. Ik heb me laten zeggen dat de Commissie tijdens de verkennende vergaderingen hoe dan ook sterk de nadruk heeft gelegd op deze punten. Verder weet ik dat sommige kandidaat-landen (Hongarije, Litouwen, Roemenië) reeds deelnemen aan het vierde actieprogramma voor gelijke kansen voor mannen en vrouwen. Ik verheug mij over deze initiatieven. Ik zal mijn diensten vragen de in deze landen geboekte vooruitgang te blijven controleren, en te helpen de nodige structuren uit te bouwen en de vrouwengroeperingen in de kandidaat-landen slagvaardiger te maken en duidelijk aan te geven of de daad werkelijk bij het woord wordt gevoegd. Zoals ook het Parlement reeds heeft benadrukt, is vrouwenhandel die gericht is op de seksuele uitbuiting van vrouwen een van de ergste vormen van schending van de rechten van de vrouw. Het feit dat vrouwen tot prostitutie worden gedwongen, is niet alleen een zaak voor de landen van Midden- en Oost-Europa die transit- of bestemmingslanden zijn bij deze handel. Maar het is ook een aangelegenheid van de lidstaten, die de gastlanden zijn. Op dit vlak is een bijzondere samenwerkingsinspanning vereist inzake justitie en interne zaken, waarvoor mijn collega Vitorino bevoegd is.
DOC_NL\DV\380\380856NL.doc
- 43/50 -
PE 231.479
Hierbij moet worden opgemerkt dat er reeds bepaalde initiatieven lopen, in het bijzonder de programma's DAPHNE en STOP, die een waardevolle bijdrage zijn voor deze zaak. De beslissing van de Raad van afgelopen december, met name om seksuele uitbuiting van vrouwen en kinderen op te nemen in de definitie van mensenhandel van de EuropolConventie, biedt ons nieuwe bevoegdheden om dit probleem aan te pakken. Ik zal de heer Vitorino mijn volle steun verlenen en nauw met hem samenwerken om bruikbare maatregelen uit te werken die de Unie in staat stellen de vrouwenhandel te bestrijden.
13. Artikel 141, lid 1, van het nieuwe Verdrag bepaalt dat het beginsel van gelijke beloning van mannelijke en vrouwelijke werknemers niet alleen voor gelijke arbeid maar ook voor gelijkwaardige arbeid wordt toegepast. Krachtens Artikel 137, lid 1, vijfde streepje, bevordert de EU de gelijke kansen van mannen en vrouwen op de arbeidsmarkt en de gelijke behandeling op het werk. Artikel 141, lid 3, beoogt de gelijke behandeling van mannen en vrouwen in werkgelegenheid en beroep, met inbegrip van het beginsel van gelijke beloning voor gelijke of gelijkwaardige arbeid. Hoe zal het voorgedragen Commissielid bijdragen tot de naleving van deze nieuwe principes? Het is inderdaad een feit dat vrouwen voor gelijk werk of gelijkwaardig werk vaak minder verdienen dan hun mannelijke collega's. Ik ben me bewust van wat de Commissie tot nu toe op dit vlak heeft verricht. Ik zal alle mogelijkheden onderzoeken opdat de Commissie haar nieuwe wetgevende bevoegdheden uit het nieuwe Verdrag kan aanwenden om de situatie in de Europese Unie te verbeteren. Ik ben me er echter goed van bewust dat elke actie op Europees niveau wel degelijk een reële toegevoegde waarde moet hebben.
14. Hoe zal het voorgedragen Commissielid, gezien de lage opkomst bij de Europese verkiezingen, betere informatie verstrekken over en voor vrouwen in Europa? Ik zal mijn eigen diensten vragen een informatie- en communicatiestrategie uit te werken die betrekking heeft op mijn bevoegdheidsdomeinen, waartoe deze dimensie ook behoort. Ik zal de kwestie vrouweninformatie en gelijke kansen op de agenda van de Groep van commissarissen plaatsen, waarbij ik mijn collega's commissarissen zal aanmoedigen om de geschikte communicatiestrategieën te ontwikkelen. Ik zou de vrouwen in alle EU-acties een duidelijker gezicht willen geven en ik reken hiervoor op de uitgebreide steun van het Europees Parlement. 15. Is het voorgedragen Commissielid, gezien haar mogelijke beroeps- of persoonlijke achtergrond en ervaring met vrouwenbewegingen in Europa, bereid om:
DOC_NL\DV\380\380856NL.doc
- 44/50 -
PE 231.479
- een nieuwe analyse te doen van de actuele situatie van vrouwen in Europa; - een strategisch debat te entameren over de respectieve rollen van de EU en de lidstaten bij de aanpak van het vrouwenprobleem? Ik denk dat de vrouwengroeperingen een belangrijke invloed hebben gehad op het beleid in de Unie, waarbij de belangrijkste wellicht de opname is van de mainstreaming en de positieve acties in het Verdrag van Amsterdam. Zonder de gezamenlijke bevordering en de bundeling van de belangen van de verschillende niet-gouvernementele organisaties in de Europese vrouwenlobby, zou het Verdrag inzake vrouwenrechten niet zo sterk zijn geweest als het vandaag is. De vrouwengroeperingen hebben een belangrijke rol te vervullen om de vrouwen in staat te stellen hun belangen te verwoorden, gelijke rechten af te dwingen en de nationale regeringen en de Commissie te verzoeken acties te ondernemen ten gunste van de vrouwen. Ze werken samen op transnationaal niveau en kunnen bijgevolg de veranderingen stimuleren via informatie over de beste gebruiken in de diverse lidstaten. De Europese vrouwengroeperingen werken reeds samen met gelijkaardige groeperingen in de kandidaatlanden en helpen de vrouwen in deze landen om hun stem te laten horen en te doen respecteren.
DOC_NL\DV\380\380856NL.doc
- 45/50 -
PE 231.479
BIJDRAGE VAN DE PARLEMENTAIRE COMMISSIE ECONOMISCHE EN MONETAIRE ZAKEN VOOR DE HOORZITTING MET MEVROUW DIAMANTOPOULOU
1)
Hoe overweegt u voor de best mogelijke coördinatie te zorgen tussen de werkgelegenheidsrichtsnoeren en de globale economische richtsnoeren? Gelooft u niet dat het absoluut noodzakelijk is het tijdschema voor de indiening van deze twee documenten te wijzigen, teneinde reeds hun technische complementariteit te waarborgen?
Allereerst moeten wij erkennen dat de coördinatie tussen de globale economische richtsnoeren en de werkgelegenheidsrichtsnoeren is vastgelegd in het Verdrag, en moeten we ervoor zorgen dat deze wordt nageleefd. De globale economische richtsnoeren omschrijven de hoofdelementen van de globale EU-strategie voor groei en werkgelegenheid. De werkgelegenheidsrichtsnoeren leggen de oriënteringen vast voor de arbeidsmarktaspecten van deze strategie en zorgen ervoor dat zij aanleunen bij een gezond macro-economisch beleid en bij de economische hervorming van de goederen-, dienstenen kapitaalmarkten. In deze context zal ik al mijn steun verlenen aan een goede coördinatie tussen beide bundels richtsnoeren. Volgens mij moeten wij ten volle de mogelijkheden voor synergie benutten die worden geboden door de werkgelegenheidsrichtsnoeren voor 1999 en door de globale economische richtsnoeren. Ook de mogelijke complementariteit moet worden benut, bijvoorbeeld met betrekking tot de rol van de sociale partners. De werkgelegenheidsrichtsnoeren zijn vooral gericht op de verantwoordelijkheid van de sociale partners bij het onderhandelen over overeenkomsten voor levenslang leren en over moderne vormen van arbeidsorganisatie. De globale richtsnoeren voorzien eveneens in een rol voor de sociale partners bij de onderhandeling over de evolutie van de loonovereenkomsten. Volgens mij is de betrokkenheid van de sociale partners van cruciaal belang voor het succes van deze strategie, en ik ben van oordeel dat de permanente werkgelegenheidscommissie hiervoor het geschikte forum is. De speciale bijeenkomst van de Europese Raad in maart 2000 en het forum dat erop zal volgen - waaraan ook het EP zal deelnemen - zal gericht zijn op de inspanningen en de vooruitgang die inzake deze punten is geboekt. Wat het tijdschema voor beide bundels richtsnoeren betreft, is het zo dat het streven naar synergie tussen de werkgelegenheidsrichtsnoeren en de globale economische richtsnoeren niet inhoudt dat ze op hetzelfde ogenblik moeten worden goedgekeurd. Volgens het huidige tijdschema kunnen de Commissie, de Raad en de Europese Raad het ganse jaar door werken aan de diverse elementen van de geïntegreerde EU-werkgelegenheidsstrategie. Ik heb dan ook de indruk dat het momenteel niet nodig is om hieraan iets te wijzigen.
DOC_NL\DV\380\380856NL.doc
- 46/50 -
PE 231.479
2)
Welke rol kan het Europees Parlement met name via zijn bevoegde commissies (economische en werkgelegenheid) spelen bij de macro-economische dialoog die de Top van Keulen besloot te ontwikkelen?
Ik beschouw de macro-economische dialoog waartoe in Keulen werd besloten als een belangrijke stap om te komen tot een hoge werkgelegenheidsgraad in de Gemeenschap. De politieke documenten van het Europees Parlement en van zijn verantwoordelijke commissies, in het bijzonder de standpunten van het Parlement over de globale economische richtsnoeren en de werkgelegenheidsrichtsnoeren, zullen op waardevolle wijze bijdragen tot het verloop van de macro-economische dialoog. Via een permanente gedachtewisseling zal de Commissie rekening houden met deze standpunten wanneer ze een optimale beleidsmix uitwerkt voor economische groei en een hoge mate van werkgelegenheid. Een eerste beoordeling van de via de macro-economische dialoog bereikte vooruitgang zal plaatsvinden tijdens het forum in de lente van 2000, dat de procedures van Keulen, Cardiff en Luxemburg zal evalueren. Het Europees Parlement zal worden uitgenodigd om actief deel te nemen aan dit forum en op deze wijze bij te dragen tot het bevorderen van verdere vooruitgang.
3)
Hoe stelt u zich de interactie voor tussen het begrotings- en het monetaire beleid en de ontwikkeling van de inkomsten?
Ik denk dat de ontwikkelingen inzake budgettair, monetair en loonbeleid zullen aanleunen bij de strategie die in de globale economische richtsnoeren is uiteengezet. Het klimaat is hiervoor immers geschikt. De regeringen hebben geleidelijk hun tekorten teruggedrongen, de sociale partners hebben herhaaldelijk loonovereenkomsten afgesloten en de monetaire autoriteiten zijn erin geslaagd prijsstabiliteit te waarborgen. Naar alle verwachtingen zal de groei volgend jaar aanzwengelen, wat het voor de begrotingsautoriteiten makkelijker zal maken om te komen tot fiscale consolidatie en tegelijkertijd speelruimte te creëren voor het geval er in de toekomst een cyclische vertraging optreedt. De lancering van het Europees werkgelegenheidspact zal volgens mij de diverse deelnemers helpen om de grondredenen van de economische strategie van de EU beter te begrijpen en bijgevolg ook in die zin te handelen. Ik weet welk belang het Parlement hecht aan het partnerschapsproces bij de ontwikkeling van ideeën, beleidsplannen en acties. Ik ben me ook bewust van de ambitieuze ideeën van het Parlement op het vlak van de globale economische richtsnoeren en van de
DOC_NL\DV\380\380856NL.doc
- 47/50 -
PE 231.479
werkgelegenheidsrichtsnoeren. Deze benadering moet inderdaad dienen om een beleidsmix te formuleren, waarbij de voorwaarden worden geschapen voor meer particuliere en openbare investeringen en waarbij tegelijkertijd wordt gezorgd voor meer duurzame groei en werkgelegenheid. Investeren in mensen is hierbij van kapitaal belang en net als het Parlement ben ik van oordeel dat de mogelijkheden die worden geboden door de trend inzake loonevoluties in de toekomst verder kunnen worden aangegrepen. Ten slotte wil ik u meedelen dat ik met belangstelling nota heb genomen van de suggestie van het Parlement dat werknemers de kans zouden moeten hebben om te participeren in de winst en het kapitaal van hun onderneming. Ik zal uw ideeën over winstdeling beslist bespreken met mijn collega's in het College en misschien kunnen we deze wel samen bekijken met de globale benadering van de modernisering van de arbeidsorganisatie.
4)
Welke prioriteit geeft u aan de herziening van de belastingstelsels en de sociale dienstverlening in het kader van de strategie ten behoeve van de schepping van arbeidsplaatsen?
We stellen vast dat er vorderingen zijn in de onderhandelingen over het belastingbeleid, en ook dat de lidstaten zich ertoe hebben verbonden de belastingstelsels te herzien. Het belastingbeleid maakt deel uit van de globale strategie voor meer banen. De lidstaten moeten een ruime waaier beleidsdomeinen herzien om het jobpotentieel van diensten ten volle te benutten zoals overigens wordt gevraagd door de werkgelegenheidsrichtsnoeren, en ik beschouw het als een van mijn belangrijkste taken om samen met mijn collega's in de Commissie na te gaan hoe we de lidstaten hierbij doeltreffend kunnen steunen, in het bijzonder in arbeidsintensieve diensten. Ik ben van oordeel dat het Europese werkgelegenheidspotentieel enkel ten volle kan worden ontplooid als de structuur van belastingstelsels met succes wordt geheroriënteerd om te streven naar werkgelegenheidsgroei en om bij te dragen tot een stijging van zowel de vraag naar als het aanbod van arbeid. Belastingverlagingen op zich zijn geen oplossing voor de werkloosheid. Deze kunnen enkel nuttig zijn als ze worden toegepast binnen het kader van een reeks beleidsvormen die elkaar wederzijds aanvullen en versterken. Ik kan u verzekeren dat ik met mijn collega's in de groep voor groei, mededinging en werkgelegenheid zal bespreken hoe de nodige hervormingen van onze belastingstelsels kunnen bijdragen tot betere voorwaarden om nieuwe banen en economische activiteiten te creëren. Wat de sociale dienstverlening betreft, lijkt de vraag naar althans sommige van deze diensten verband te houden met de mate waarin vrouwen buitenshuis werken, en niet zozeer met de eigendomsstructuur van deze diensten (openbaar of particulier). Daarom ben ik van oordeel dat deze materie nauw verbonden is met het bevorderen van werkgelegenheid voor vrouwen. Tegelijkertijd mogen wij uiteraard niet uit het oog verliezen dat we moeten zorgen voor meer kwaliteit in de jobs die we vrouwen aanbieden.
DOC_NL\DV\380\380856NL.doc
- 48/50 -
PE 231.479
Met mijn collega's zal ik bespreken welke verdere maatregelen de Commissie kan nemen om acties van de lidstaten aan te moedigen die bedoeld zijn om de uitbreiding van de dienstensector te ondersteunen. De sociale economie beschouw ik als een belangrijke bron voor het creëren van nieuwe banen, die doeltreffender moet worden gesteund door maatregelen inzake werkgelegenheidsbeleid. Verder is er behoefte aan politieke interventie om de juiste voorwaarden te scheppen om de lokale actoren in staat te stellen meer jobs te creëren, opdat de beroepsbevolking die het meest door structurele veranderingen wordt getroffen, van deze nieuwe banen kan genieten.
5)
Wat vindt u in dit verband van het initiatief van de Commissie om de BTW op arbeidsintensieve diensten te verlagen?
Ik ben het met velen van u eens dat de hoge belastingen op arbeid een belemmering vormen voor de werkgelegenheid en in het bijzonder bijdragen tot de stijging van het zwart werk in onze economieën. Bepaalde types van lokale dienstverlening zoals deze die zijn bedoeld in het Commissievoorstel, worden negatief getroffen door dergelijke hoge belastingen. Daarom zijn inspanningen om de belastingdruk op dergelijke dienstverlenende arbeid te verminderen steeds welkom. Volgens mij is de door de Commissie voorgestelde oplossing, met name de lidstaten de mogelijkheid bieden op dit vlak te experimenteren, een goede oplossing. Ik hoop dan ook dat de Raad binnenkort met een gepaste oplossing zal komen. Ik ben ervan overtuigd dat wij allen veel kunnen leren uit experimentele beleidsvormen ter zake. Ik zal in contact blijven met mijn collega's in de Commissie die bevoegd zijn voor belastingen en economische zaken om te zien wat er moet gebeuren om dit nieuw stelsel succesvol te laten verlopen en om ervoor te zorgen dat er een grondige evaluatie komt van zijn potentieel.
6)
Hoe kunnen uws inziens infrastructuurprojecten op grote schaal bijdragen tot de vermindering van de werkloosheid in de Unie?
Wij mogen niet vergeten dat een van Europa's grootste zwakheden een laag investeringspeil in het algemeen is. Daarom moeten wij streven naar een globaal hoog investeringspeil. Met dit voor ogen is het belangrijk te kijken naar de effecten op de werkgelegenheid van investeringen in infrastructuur, en dit niet alleen tijdens de uitvoering van de infrastructuurwerken, maar ook daarna. De korte-termijneffecten op de werkgelegenheid kunnen groot zijn tijdens de uitvoeringsfase van de investeringen. Maar de globale bijdrage tot de werkgelegenheid en tot de groeicapaciteit van de Unie kan nog groter zijn eens de projecten klaar zijn en
DOC_NL\DV\380\380856NL.doc
- 49/50 -
PE 231.479
functioneren, d.w.z. op de lange termijn. Investeringen in infrastructuurwerken bijvoorbeeld kunnen leiden tot minder ongelijkheden tussen de regio's en kunnen ook de toegankelijkheid verbeteren voor perifere en minder ontwikkelde regio's, waarbij de cohesie binnen en tussen de lidstaten wordt vergroot. Bijgevolg hecht ik veel belang aan investeringen in infrastructuur. Als commissaris belast met werkgelegenheid en sociale zaken zijn investeringen in mensen voor mij echter minstens even belangrijk om de werkgelegenheid te doen toenemen en om onze innoverende capaciteiten aan te wenden. Waar infrastructuur ook communicatie en informatietechnologie omvat, kunnen investeringen in mensen zelfs een voorwaarde zijn om de mogelijkheden die de infrastructuurinvesteringen bieden, optimaal of op zijn minst beter te benutten. Het is immers een feit dat zonder te investeren in mensen, er weinig kans bestaat dat meer economische groei en meer vraag naar arbeid worden vertaald in minder werkloosheid. Om meer en betere jobs te creëren, moeten we investeringen in zowel infrastructuur als mensen beschouwen als een sleutelelement voor economische en werkgelegenheidsgroei.
DOC_NL\DV\380\380856NL.doc
- 50/50 -
PE 231.479