Faculteit der Geesteswetenschappen
Nwsbrf#154 / 12.2012 1 4 5 6 7 7 8 10 13 14 14 15 16
Interview Gerard Nijsten Nieuws Onderzoek De Openbaring In en uit dienst Uit de bibliotheek Boek in beeld De Glinsterende Geest Column OR Promoties en Oratie Bijzondere Collecties SPUI25 Pioniers
Interview Gerard Nijsten
Een bedrijfsvoerder die college geeft Hij heeft ervaring als wetenschapper en als bestuurder. Een interview met Gerard Nijsten, op zijn tweede werkdag als Directeur Bedrijfsvoering van de FGw. ‘Ik zie ernaar uit om te werken op deze faculteit, die diep geworteld is in Amsterdam.’ Gerard Nijsten (1956) is van huis uit mediëvist en promoveerde in 1992 aan de Katholieke Universiteit Nijmegen op het proefschrift Het hof van Gelre: cultuur ten tijde van de hertogen uit het Gulikse en Egmondse huis (1371-1473), later in bewerkte vorm gepubliceerd onder de titel In the Shadow of Burgundy (Cambridge University Press). Hij onderzocht de samenhang tussen hof en cultuurpolitiek in de late middeleeuwen. ‘Er wordt al snel gedacht aan oorlogsvoering en diplomatie als het gaat over politiek en macht in de middeleeuwen. De rol van cultuur blijft vaak onderbelicht. Ik vroeg mij af hoe politiek bedreven werd en macht werd uitgeoefend door middel van cultuur. Dat is onder andere te onderzoeken met middelen en inzichten uit de antropologie en sociologie.’ Zijn centrale vraag spitste Nijsten toe op een hertogdom, dat in de historiografie onderbelicht was gebleven. ‘Over de graven van Holland was veel gepubliceerd, maar naar het hertogdom Gelre was relatief weinig onderzoek gedaan, hoewel het een groter gebied besloeg dan het graafschap Holland. Dat komt misschien deels door de ligging: Gelre ligt in het tegenwoordige grensgebied tussen Nederland en Duitsland;
voor beide landen is dit gebied perifeer.’ Niet alleen zijn onderwerp was nieuw, ook de bronnen voor zijn onderzoek waren eerder voor dit type vraagstelling nauwelijks gebruikt. ‘Ik onderzocht niet zozeer de kronieken van het Gelderse hof, als wel hun rekeningen, waarvan er duizenden bewaard waren gebleven. Aan de hand van vele meters archiefmateriaal heb ik stapje voor stapje een beeld kunnen reconstrueren van het functioneren van vorstelijke macht met behulp van vormen van cultuur. Een intocht houden in de stad; een stamboom creëren die teruggaat tot de Bataven; het organiseren van een banketten; en zelfs het dragen van juwelen: al die - soms triviaal ogende - cultuuruitingen hadden een duidelijke politieke intentie. Het ging om representatie en om propaganda, waardoor op een relatief goedkope manier werd bereikt dat men de vorst als landsheer accepteerde. Daartoe werden privézaken ingezet. Bij een vorstelijke geboorte of een sterfgeval bijvoorbeeld, luidden in het hele land op hetzelfde moment de klokken, om zo een idee van gemeenschap en saamhorigheid rondom de vorst te creëren. Dergelijke processen zijn interessant, ook omdat die in latere periodes zo duidelijk te herkennen zijn.’
Na zijn promotie werkte Nijsten tien jaar aan de Hogeschool Holland (voorloper van de Hogeschool Inholland), als docent geschiedenis van de middeleeuwen, cultuurgeschiedenis en culturele antropologie, voor studenten van de lerarenopleiding geschiedenis. Naast die bijna volledige aanstelling bleef Nijsten onderzoek doen. ‘Dat waren tropenjaren, maar mijn onderzoeksinspanningen mondden wel uit in een uitnodiging om als fellow-in-residence naar het NIAS te komen. Daar was ik de eerste docent van een hogeschool. Na het NIAS wilde ik graag verder met mijn onderzoek, maar aan een hogeschool was dat toen niet mogelijk. Naast onderwijs bestond er slechts één alternatief: management. Langzaamaan kreeg ik steeds meer managementtaken, waar ik plezier in had. Daarom ben ik daarin verder gegaan. Dat neemt overigens niet weg dat ik het verzorgen van onderwijs leuk ben blijven vinden, later aan de VU bleef ik jaarlijks enkele gastcolleges geven. Kennis delen, uitwisselen en erover in discussie gaan, dat vind ik nog steeds een van de mooiste dingen.’ Adviseren én uitvoeren In 2000 werd Nijsten hoofd van de afdeling contractactiviteiten aan de Vrije Universiteit. ‘Het doel was om financiën te acquireren met onderwijsgebonden activiteiten, zoals nascholingscursussen, training en advisering. Ik maakte beleid en werd afgerekend op de resultaten. Eigenlijk heb ik daar de basis gelegd voor mijn latere functie van Directeur Bedrijfsvoering.’ Vervolgens werd Nijsten benaderd om als procesmanager vorm te geven aan de voorgenomen fusie tussen de VU en de Hogeschool Windesheim. ‘Landelijk speelde op dat moment de discussie over het samengaan van hogescholen en universiteiten in een ‘Open Hoger Onderwijsruimte’. In vier zeer leerzame jaren hebben we de samenwerking tussen beide onderwijsinstellingen in de steigers gezet. Uiteindelijk is die samenwerking niet beklijfd, onder andere door de fysieke afstand en het einde van de politieke roep om fusies tussen hogescholen en universiteiten.’ Door deze bestuurlijke ervaring werd hij Strategisch adviseur van het College van Bestuur van de VU. ‘Die functie paste - achteraf bezien - niet zo goed bij mij. Aan adviseren alleen beleef ik weinig plezier: ik wil beleid ook uitvoeren en resultaten behalen.’ Nijsten solliciteerde na een half jaar naar de functie van Directeur bedrijfsvoering bij de Letterenfaculteit van de VU. Zes jaar lang heeft hij die functie aan de Boelelaan met veel plezier vervuld. Sinds 1 november bekleedt hij die functie aan onze faculteit. ‘Universiteiten zijn plekken waar kennis en expertise echt state of the art zijn. Je hebt er heel veel slimme, creatieve mensen. Hun denkkracht is heel goed te gebruiken, ook in een domein als dat van bedrijfsvoering. In mijn ogen zijn obp en wp te onderscheiden, maar niet te scheiden. Zo zal menig obp’er op de een of andere manier affiniteit hebben met onderUvA | Faculteit der Geesteswetenschappen
wijs en onderzoek. Zij werken immers aan een universiteit, niet in een koekjesfabriek. Niet zelden hebben obp’ers zelf aan een universiteit gestudeerd en weten zij dus goed hoe een academische instelling werkt. Omgekeerd zal een wetenschapper zich realiseren dat hij beter kan functioneren met steun van het ondersteunend personeel. Als de organisatie rommelig is, dan heb je daar als wetenschapper last van.’ Nijsten heeft aan beide kanten van het spectrum geopereerd en kan zich daardoor inleven in beide geledingen. ‘Dat lijkt mij een pre in deze functie, maar in die zin ben ik misschien niet de meest archetypische directeur. Mijn voorliefde voor kennis en wetenschap maakt dat ik oprecht enthousiast kan worden van een gepassioneerd verhaal of betoog van een wetenschapper.’ Aan de VU kon Nijsten zijn enthousiasme en zijn banden met de stad inzetten ter versterking van de letterenfaculteit. Zo was hij daar initiatiefnemer van de Premsela leerstoel voor design en mode, en nauw betrokken bij de ontwikkeling van masterprogramma’s als ‘Design Cultures’ en ‘Kunst en Markt’. Hij was initiator van het project Schrijver op locatie en heeft de valorisatieagenda van de faculteit op poten gezet, hetgeen resulteerde in een Geesteswetenschappen holding met daarbinnen een aantal BV’s. Aan de FGw hoopt hij zijn steentje bij te dragen. ‘Wanneer
‘Ideeën worden in de koffiekamer geboren’ ik daar mensen van binnen en buiten de faculteit met elkaar in contact kan brengen, dan zal ik dat niet nalaten.’ Vooraleerst kijkt Nijsten ernaar uit om de organisatie en haar mensen te leren kennen. ‘Uiteindelijk is een faculteit een verzameling mensen, een universitas, die in onderlinge samenwerking zorg draagt voor uitstekend onderwijs en onderzoek en op continuïteit van de faculteit is gericht, zowel organisatorisch als beleidsmatig.’ Samen optrekken De nieuwe Directeur Bedrijfsvoering kent meerdere Nederlandse universiteiten van binnenuit. ‘Zowel de Nijmeegse universiteit als de VU zijn campusuniversiteiten. Dat element is interessant, omdat ontmoeting daardoor meer vanzelfsprekend is. Dat heeft de UvA van oorsprong niet. Daarnaast zijn de RUN en de VU emancipatoire universiteiten: ze zijn opgericht ter emancipatie van een specifieke, religieuze bevolkingsgroep. Dat heeft in het verleden regelmatig geleid tot een blikveld dat was gericht op de eigen kring, enigszins naar binnen gekeerd en vaak bescheiden. De UvA is van origine een zelfbewuste stadsuniversiteit. Hoewel dit kan worden afgedaan als clichébeelden, die zijn achterhaald, duiden ze wel degelijk op een
cultuurverschil. Aan de VU is men iets meer geneigd zich kleiner te maken dan nodig is, naast de ‘stadse’ vanzelfsprekendheid of zelfverzekerdheid van de UvA. Dit doet zich bij de geesteswetenschappen in het bijzonder voor, is mijn indruk. In dat opzicht is er nog een staartje van een oud emancipatieproces aan de VU aanwezig.’ Nijsten ziet dit historisch bepaalde verschil echter wel afnemen. ‘Veel geesteswetenschappers aan de UvA zijn diep geworteld in het Amsterdamse. Als je ziet hoe diep de UvA in de aders van de stad zit, en welke netwerken hier zijn, dan heeft de FGw een voorsprong op de VU. Al moet gezegd dat de VU bezig is met een inhaalslag. De laatste jaren wordt de blik daar meer naar de stad gericht. En wat velen ook niet weten: in studentenaantallen groeien beide universiteiten naar elkaar toe: de VU heeft nu ruim 26.000 studenten, de UvA heeft er 32.000.’ Maar verschillen verdienen minder de aandacht. ‘Wat betreft het onderwijs liggen er volgens mij mogelijkheden tot samenwerking. In een domein als oudheid kunnen we elkaar versterken. In de toekomst kunnen we die samenwerking wellicht nog breder trekken, al moeten we dat zorgvuldig afwegen. Op onderzoeksgebied zie ik ook kansen voor domeinen als e-humanities, erfgoed of creatieve industrie.’
2
‘Creatieve industrie bij uitstek in Amsterdam aanwezig’ Nijsten bepleit een bredere blik, over de grenzen van de universitaire wereld. ‘Het ministerie van Economische zaken heeft topsectoren benoemd. De enige topsector die duidelijk in het domein geesteswetenschappen ligt, is creatieve industrie. De gemeente Amsterdam heeft vervolgens zelf haar eigen cluster aan thema’s benoemd, en ook daar is creatieve industrie er een van. Dat is niet toevallig: Amsterdam is in Nederland dé stad van de creatieve industrie. Daarbij denk ik niet alleen aan musea, erfgoed en cultuur, maar ook aan mode-, reclame- of de gaming-industrie. Om zich daarmee te profileren heeft de gemeente Amsterdam sterke gesprekspartners nodig. Bij gebrek aan een branchevereniging in de creatieve industrie - die een kleurrijk, maar gefragmenteerd palet aan bedrijven en bedrijfjes omvat - zijn de VU en de UvA dé gesprekspartners bij uitstek voor het ministerie en de gemeente, vanwege dat uitgebreide netwerk in de creatieve industrie en vanwege hun snel groeiende Nwsbrf#154 / 12.2012
expertise in de digitalisering en ontsluiting van grote dataverzamelingen. Voor beide instellingen valt er winst te halen uit dit onderdeel van het topsectorenbeleid, in het bijzonder als er samenwerkingsverbanden kunnen ontstaan, niet alleen tussen UvA en VU, maar evenzeer met andere partners zoals de KNAW en private partijen. Zo kan Amsterdam nationaal en internationaal beter op de kaart worden gezet.’ Zin in de verhuizing Nijsten komt van een campusuniversiteit en hij gelooft in de voordelen van een clustering van de faculteit op één locatie. ‘De UvA is een echte stadsuniversiteit en voor de geestes wetenschappen is de binnenstad de natuurlijke habitat. Daar blijven we dan ook bij een verhuizing naar het Binnengasthuisterrein, terwijl door de clustering de ontmoeting vanzelfsprekender wordt dan nu. Daar zie ik naar uit. Het is bijna een metafoor: aan de VU heb ik gezien hoe ideeën in de koffiekamer
geboren worden.’ Vanuit het perspectief van de bedrijfsvoering ziet Nijsten ook praktische voordelen van huisvesting binnen één kwartier. ‘De verhuizing kan een goede aanleiding zijn om te kijken of dingen handiger georganiseerd kunnen worden. Op één locatie kun je bepaalde zaken samendoen waar ze anders op zes verschillende plekken moeten worden gedaan. Maar begrijp mij niet verkeerd: centraliseren is voor mij geen doel op zich. Ondersteuning moet vooral effectief zijn en het primaire proces dienen.’ Voor de buitenwacht zal de verhuizing naar het BGterrein volgens Nijsten de herkenbaarheid van de faculteit vergroten. ‘Het huisvesten van de FGw op een historische locatie in het hart van Amsterdam, zal onze internationale uitstraling ten goede komen.’ Ondanks deze voordelen is Nijsten zich bewust van de gemengde gevoelens over de huisvestingsplannen. ‘Er zullen vertrouwde banden doorbroken worden en dat zal in de ogen van sommigen verlies opleveren. Ik begrijp dat het lastig is om afscheid te nemen van iets dat ‘gewoon’ is. Maar als je oprecht durft te kijken naar de kansen die een verhuizing biedt en naar deze prachtlocatie, dan kan ik mij niet anders voorstellen dan dat je uiteindelijk voordelen zal zien.’ Melle van Loenen 3
Nieuws Nieuwjaarsborrel 14 januari, filmmuseum EYE Alle medewerkers van de faculteit zijn van harte uitgenodigd voor de nieuwjaarsborrel in de foyer van EYE, het nieuwe filmmuseum, op maandag 14 januari 2013 van 15.30 tot 18.00 uur. Om 16.15 uur houdt decaan Frank van Vree een nieuwjaarstoespraak en is er een gezamenlijke toost op het nieuwe jaar. Vervolgens kunnen belangstellenden deelnemen aan een rondleiding over de architectuur van het gebouw. Tijdens de borrel kan men op eigen gelegenheid een bezoek brengen aan de tentoonstelling over het werk van Oscar Fischinger (1900-1967). Deze Duits/ Amerikaanse filmmaker en kunstenaar maakte korte films die van grote invloed zijn geweest op de ontwikkeling van de animatiefilm, videoclip en computergraphics. - Maandag 14 januari | 15.30-18.00 uur | EYE het nieuwe filmmuseum - Aanmelden voor de nieuwjaarsborrel en rondleiding kan tot 7 januari 2013 via het digitale aanmeldformulier op: medewerker.uva.nl/fgw-nieuwjaarsborrel
Hoe gebruiken studenten ICT (in het onderwijs)? Sinds 2008 wordt bij de Faculteit der Geneeskunde jaarlijks een enquête over ‘ICT in het Onderwijs’ afgenomen onder studenten. Dit jaar is deze enquête ook afgenomen onder studenten van andere faculteiten aan de UvA. Met deze enquête werd geprobeerd inzicht te krijgen in het PC en smartphonebezit van studenten; hun gebruik van social media; hun gebruik van ICT-applicaties in het dagelijks leven; en tot slot inzicht in de behoefte van studenten aan ICT in het onderwijs. Nynke Bos (FGw) en Nynke Kruiderink (FMG) schreven het universitaire rapport over de enquête. De enquête is uitgezet in mei 2012 en ingevuld door 2167 studenten. Studenten van de FMG zijn het best vertegenwoordigd onder de respondenten (792), gevolgd door die van de FGw (486). Uit de resultaten: - Facebook blijft de leider in het social media landschap: 85% procent van de studenten heeft een profiel. Twitter lijkt studenten (nog) niet echt te bekoren: 70% van de studenten gebruikt Twitter niet. Professioneel netwerken lijkt nog niet zo belangrijk voor studenten: 65% heeft geen LinkedIn profiel. - Op basis van een ranking met vastgestelde onderwerpen hebben de studenten aangegeven waar volgens hen de prioritering binnen ICT in hun onderwijs moet liggen. Als hoogste scoort de vraag naar meer webcolleges, vooral bij de grotere opleidingen. Op de tweede plaats staat de wens voor meer digitale oefentoetsen. Dit verzoek staat vooral bij de faculteiten met de kleinere opleidingen op de eerste plek (FGw, FNWI). Opmerkelijk is het antwoord op de vraag
UvA | Faculteit der Geesteswetenschappen
naar behoefte aan contact met docenten buiten de collegezaal om: respondenten vonden dat niet werkelijk belangrijk. Deze contactwens komt op de één na laatste plaats. Op de derde plaats scoorde de vraag naar behoefte aan mobiele toegang tot UvA-diensten via een app. Studenten geven vooral aan mobiele toegang tot Blackboard te willen hebben en daarbinnen voornamelijk de mededelingen, dus niet zozeer mobiel toegankelijk lesmateriaal via PowerPoints. Ook de verschillende onderwijsmededelingen zouden via mobiel toegang toegankelijk moeten worden. n Zie voor het volledige rapport: ‘ICT-zaken’ onder medewerker.uva.nl/fgw
Onderzoek NWO Zwaartekracht subsidie voor ’Language in Interaction’ NWO heeft een subsidie toegekend van 27,6 miljoen euro aan het onderzoeksproject ‘Language in interaction’ in het kader van het zogeheten Zwaartekrachtprogramma van NWO. Met het programma wil Minister Bussemaker toponderzoek stimuleren en zij stelt in totaal 167 miljoen euro beschikbaar voor zes projecten. Het onderzoeksproject ‘Language in Interaction’ is een samenwerkingsverband tussen verschillende universiteiten, medewerkers van FGw participeren in het onderzoek. Het onderzoek wordt uitgevoerd in een samenwerkingsverband tussen het Institute for Logic, Language and Computation (FGw/FNWI, UvA), het Max Planck Instituut voor Psycholinguïstiek (Nijmegen) en het F.C. Dondersinstituut (Radboud Universiteit Nijmegen). Een van de mede-aanvragers is prof. dr. Johan van Benthem. Deelnemers van het ILLC aan dit project zijn Rens Bod (hoogleraar Computationele en Digitale Geesteswetenschappen) en Michiel van Lambalgen (hoogleraar Logica en Cognitie wetenschap). Het doel van het consortium Language in Interaction is onderzoek naar de unieke eigenschappen van de menselijke taal. Menselijke taal is in al zijn verschijnings vormen de basis van ons sociale en culturele leven. Tegelijkertijd is taal diep verankerd in ons brein. Om deze unieke eigenschap ten volle te begrijpen, moeten we taal onderzoeken van het niveau van genen en het brein, tot het niveau van sociale interactie en linguïstische structuren.
(Bungehuis, kamer 103; T 525 3896) en Hotze Mulder (Bungehuis, kamer 118A; T 525 3066). Zij zijn bereikbaar via het (nieuwe) adres:
[email protected]. - Voor inlichtingen, verwijzingen en achtergronden over promotiezaken: zie de facultaire informatie op uva.nl/fgw-onderzoek. Voor Engels zie: uva.nl/hum-research
NWO subsidie voor promotie Dilek Yamali NWO heeft aan mevr. Dilek Yamali (ILLC) een subsidie toegekend in het kader van het Mozaïek programma voor haar promotieonderzoek ‘Kant and Wittgenstein on Ethics: Rethinking the normative foundations of ethical and legal responsibility’. Haar promotor is Martin Stokhof, hoogleraar Taalfilosofie. Het Mozaïek programma heeft tot doel meer afgestudeerden uit minderheidsgroepen in de wetenschap te laten instromen. Het programma is in 2004 van start gegaan. In totaal waren er 211 aanvragen voor een subsidie in het kader van het Mozaïek programma in 2012, 41 daarvan zijn geselecteerd voor de tweede ronde en 20 aanvragen zijn toegekend. De subsidie bedraagt € 200.000 en heeft de vorm van een persoonlijke lumpsum grant.
Lonnie van Brummelen: subsidie Promoveren in de kunsten De stuurgroep van NWO Geesteswetenschappen heeft besloten om subsidie toe te kennen aan het promotieonderzoek ‘Dirfting Studio Practice - Return of the making in the thinking’ in het kader van het project ‘Promoveren in de kunsten’. Promotor van het onderzoek is Patricia Pisters, hoogleraar Filmwetenschap. De uitvoering van dit project is in handen van Lonnie van Brummelen, die studeerde aan de Rietveld Academie en de Rijksacademie. Aan de UvA studeerde zij filosofie. Het Fonds voor Beeldende Kunsten, Vormgeving en Bouwkunst (Fonds BKVB; sinds 1-1-2012 onderdeel van het Mondriaan Fonds) en NWO stelden voor 2012 twee promotieplekken ter beschikking die kunstenaars de gelegenheid bieden te promoveren. Het Fonds en NWO willen hiermee onderzoek en reflectie van kunstenaars en kunst bevorderen. De beoogde eindresul taten zijn een proefschrift en een artistiek eindproduct. De subsidie bedraagt maximaal € 225.000.
Veni-subsidie voor Jenny Audring Promotiezaken De formaliteiten rond het promoveren (toelating tot de promotie, samenstelling promotiecommissie, cum laude, enz.) zijn geregeld in het Promotiereglement van de UvA. Voor de meeste procedures is tussenkomst van de decaan van de faculteit vereist. - Contactpersonen voor promotiezaken in het Faculteitsbureau zijn Ingeborg Canisius
Dr. Jenny Audring kreeg van NWO een Veni-subsidie toegekend voor haar onderzoek ‘The Complexity of Gender’. Wat maakt taal ingewikkeld? Talen veranderen voortdurend. Soms ontwikkelen zij hierbij eigenschappen die door de volgende generaties kinderen moeilijk te leren zijn. Dit project onderzoekt aan de hand van verschillende talen wat grammatica makkelijk
4
of moeilijk maakt en waar de grenzen van leerbaarheid liggen. Audring zal haar onderzoek uitvoeren bij het ACLC. Bij het opstellen van haar aanvraag heeft zij gebruik gemaakt van een facultaire subsidie in het kader van de Regeling Ondersteuning Onderzoeksaanvragen. Veni maakt onderdeel uit van de Vernieuwingsimpuls van NWO, bestaande uit Veni, Vidi en Vici. Hiermee biedt NWO wetenschappers in verschillende stadia binnen hun carrière de mogelijkheid om grensverleggend onderzoek te doen. Het subsidie bedrag bedraagt € 217.500.
Borsje professor University Ulster Jacqueline Borsje is per 1 november benoemd tot Professor Medieval Irish Culture and Religion aan de University Ulster. Zij blijft daarnaast aan de UvA verbonden als ud Religiestudies.
Noordegraaf nieuwe trekker zwaartepunt Erfgoed Het onderzoekszwaartepunt Cultureel Erfgoed en Identiteit heeft vanaf 1 januari 2013 een nieuwe trekker. Profileringshoogleraar Erfgoed en Digitale cultuur Julia Noordegraaf neemt dan deze taak over van Frans Blom, die in de jaren 2011 en 2012 het zwaartepunt vorm gegeven heeft, het succesvolle dossier voor de nulmeting door het CvB heeft samengesteld en het Digital Heritage Seminar heeft opgezet. Hij blijft werkzaam in de organisatie van het zwaartepunt. De personele wisseling is het gevolg van recent beleid van het College van Bestuur, waarin is bepaald dat trekkers van zwaartepunten uit de hoogleraren worden gerecruteerd.
Nwsbrf#154 / 12.2012
Onderzoeksvisitatie FGw De zesjaarlijkse onderzoeksvisitatie is een goede aanleiding om de prestaties op onderzoeksgebied over de afgelopen zes jaar te inventariseren en kritisch tegen het licht te houden. Een commissie van negen vooraanstaande internationale wetenschappers heeft het onderzoek over de periode 2006-2011 van de facultaire onderzoekinstituten ACLC, ASCA en ICG onder de loep genomen, en bezocht in het kader hiervan op 5, 6 en 7 november onze faculteit. De commissie zal haar bevindingen over een aantal maanden in een uitgebreid rapport openbaar maken. René Boomkens, voorzitter van de commissie, had tijdens de presentatie van de (zeer) voorlopige bevindingen veel positiefs te melden. ACLC en ASCA werden genoemd als bloeiende, hechte onderzoeksgemeenschappen met een sterk internationaal karakter en een toonaangevende rol. Bij het ICG werd vooral stilgestaan bij de vooruitgang in de afgelopen drie jaar: de cohesie van en identificatie met het instituut zijn aanzienlijk toegenomen. Het Amsterdams Centrum voor de Studie van de Gouden Eeuw werd genoemd als schoolvoorbeeld van een succesvolle interdisciplinaire onderzoeksgroep. De commissie prees de manier waarop de faculteit als geheel in de afgelopen jaren heeft ingespeeld op extern opgelegd onderzoekbeleid, zoals de universitaire zwaartepunten en het nationale topsectorenbeleid. De faculteit heeft hier actief en creatief op gereageerd en heeft door de bundeling en stimulering van bestaand en nieuw onderzoek een sterke uitgangspositie op deze gebieden weten te creëren. Het gebruik van tijdelijke extra financiële middelen op dit vlak, zoals onderzoeksaanstellingen en seed money voor het schrijven van subsidieaanvragen, beoordeelde de commissie als zeer positief. De commissie ging in haar mondelinge rapportage ook in op de lopende heroverweging van de onderzoeksorganisatie. Enerzijds wees Boomkens erop dat de faculteit nu sterke merken kent en onderzoekinstituten waarin promovendi en staf zich thuis voelen. Anderzijds riep hij de faculteit op om na te denken over vergroting van de flexibiliteit in de organisatie en het verminderen van het effect van grenzen tussen onderzoekseenheden. Op 13 november werden ook de voorlopige resultaten gepresenteerd van de onderzoeksvisitatie van het interfacultaire ILLC, dat apart werd geëvalueerd. De voorzitter van die commissie, Ewan Klein, was bijzonder positief over de coherente onderzoeks agenda van het ILLC en de uitstekende internationale resultaten op het gebied van publicaties en externe financiering. Daarnaast benadrukte hij de gunstige effecten van het interfacultaire karakter van het instituut. Niet alleen kan het ILLC zo bogen
op de ondersteuning van twee faculteiten, ook speelt het instituut een mooie rol in de overbrugging van de kloof tussen de geestesen exacte wetenschappen. Uit beide visitaties kan gerust worden geconcludeerd dat de faculteit een stevige onderzoeksbasis heeft, van waaruit zij de toekomst met vertrouwen tegemoet kan zien.
5
De Openbaring
Chavannes-Mazel herleest Kris en Kurz
Elke maand (her)leest een geesteswetenschapper een belangrijk werk voor het eigen vakgebied. Belangrijk omdat het toonaangevend of baanbrekend was, een grote discussie opleverde, omdat het werk alom erkend is in de canon of juist voor de recensent persoonlijk een openbaring betekende.
Al op mijn derde verzamelde ik boeken. Ik sjouwde ze mee door het huis en legde de laatste aanwinst onder mijn hoofdkussen. We woonden in Djakarta in de vroege jaren ‘50 en elk pakketje uit Nederland bevatte iets plats en feestelijks. Later, terug in Nederland, bracht mijn vader op zijn reizen uit Londen ook steeds een boek voor me mee. Ik catalogiseerde ze, nummerde ze, en zette er met scheve letters mijn naam en adres in, het laatste steevast eindigend met Den Haag Nederland - Europa - Wereld - Heelal. Ik heb ze nog. Ernst Kris en Otto Kurz hadden me onmiddellijk als boekenwurm-in-de-dop bestempeld en vervolgens vraagtekens gezet bij de betrouwbaarheid van mijn anekdote. Hun studie Die Legende vom Künstler. Ein geschichtlicher Versuch (Wenen: Krystall Verlag 1934) naar ‘het raadsel van de kunstenaar’ ontkrachtte vele mythen en legenden over voorspelbaarheid van talent en jeugdig heldendom. Het begon allemaal toen Kurz een dissertatie over de beeldhouwer Franz Xaver Messerschmidt schreef en merkte dat Messerschmidt als kind schapen had gehoed, net als Giotto, Beccafumi, Zurbaran en Goya allemaal niet waar. Kurz was in Wenen een leerling geweest van Julius von Schlosser, die in 1924 zijn baanbrekende werk Die Kunstliteratur. Ein Handbuch zur Quellenkunde der neueren Kunstgeschichte had gepubliceerd. Ernst Kris was psychoanalyticus en een vriend van Freud. Kurz en Kris vroegen zich af hoe die herhaling van een jeugd als schapenhoeder te verklaren was. In geschreven bronnen als de Historia naturalis van Plinius en de Vite van Vasari ontdekten zij terugkerende patronen in de biografieën van beroemdheden. Zo is de mythe wereldwijd dat helden, geleerden
UvA | Faculteit der Geesteswetenschappen
en kunstenaars hun talent al in de wieg openbaren. Doodde de held Heracles niet al in zijn babybedje de twee slangen die de jaloerse Hera op hem af had gestuurd? Was Giotto niet een eenvoudige herdersjongen die het niet kon laten een schaap op een rots na te tekenen om zo bij toeval door Cimabue als geniaal schilder ontdekt te worden? Een aangeboren gave had hij bovendien, want alleen de natuur was hem tot leermeester geweest. Biografische motieven zouden we ze nu noemen en in plaats van historische feiten blijken het mythologische clichés. Een toevallig ontdekt talent, dat zich op jonge leeftijd openbaart, een bescheiden komaf met een geheimzinnige vader, en de aanwezigheid van onstuitbare creativiteit horen alle tot de topoi van de held-genie. Waar Kris en Kurz hun voorbeelden vooral in de Romeinse Oudheid en de Italiaanse Renaissance zochten, kunnen de topoi moeiteloos op hedendaagse kunstenaars worden toegepast. Eén aspect is nu anders. Waar vroeger geboorte en jeugd belangrijk waren voor mythevorming, leidt sinds Van Gogh ook de zelfdestructie - drugs, zelfmoord - tot heldendom. Herman Brood en André Hazes zijn recente voorbeelden. Het boek van Kris en Kurz maakte op mij als student kunstgeschiedenis een verpletterende indruk: contemporaine geschreven bronnen hoefden helemaal niet waar te zijn, erger, ze bleken naar psychologische wetmatigheden te verwijzen. Waar ik als aankomend kunsthistorica leerde hoe ik met het visuele beeld als bron moest omgaan en hoe het op de juiste manier te interpreteren viel, zo weinig wist ik van het juiste woord. Dat was een goede les. Nu zou ik graag willen dat historici, die prachtig geleerd hebben het woord te interpreteren, ook zo’n les leerden als het
om de betekenis van het beeld gaat. Te vaak slaan illustraties bij historische publicaties de plank mis. Het boek blijkt vandaag nog een gevoelige plek voor kunsthistorici te raken: al verscheen het in 1934, ik ben niet de enige die Kris en Kurz nog leest. De Engelse vertaling uit 1979 met een voorwoord van Ernst Gombrich heeft daarbij geholpen. Afgelopen november werd in Montreal een heel congres aan Kris en Kurz gewijd, en in de serie ‘Oogst’ van de NRC over de meest invloedrijke boeken uit de 20ste eeuw schreef Roelof van Gelder in 1998 hoe hij door het tweetal gefascineerd was geraakt. In zijn eerste zin schrijft hij: ‘kenners refereren eraan als “geniaal in zijn compactheid”, “economisch en informatief geschreven”, en zelfs als “een openbaring” [...] Het werk heeft iets van een “Geheimtip”, al is het uit 1934’. Die woorden onderschrijf ik. Claudine Chavannes-Mazel is hoogleraar Kunstgeschiedenis van de middeleeuwen. Ernst Kris und Otto Kurz: Die Legende vom Künstler. Ein geschichtlicher Versuch (Wenen: Krystall Verlag 1934).
6
In en uit dienst In dienst
25 Jaar dienstjubileum
november 2012
december 2012
- mw. Marieke Benoist BA, student-assistent Taalbeheersing, argumentatietheorie en retorica - mw. Lonnie van Brummelen, promovendus ASCA - dhr. Eelke Hermens MA, ontwikkelaar web-research Mediastudies - dhr. Penn Ip MA, onderzoeksmedewerker Onderzoek - dhr. Robin Jansen, student-assistent Philosophy and Public Affairs - dhr. dr. Gerard Nijsten, directeur bedrijfsvoering - mw. drs. Loes Opgenhaffen, onderwijs/ onderzoeksmedewerker GARS - dhr. Maarten Sepers BA, assistent ICT GARS - dhr. Camille Welie MA, promovendus ACLC - mw. mr. Dilek Yamali MA LLM, promovendus ILLC
- dhr. prof. dr. Wyger Velema, uhd Geschiedenis, in dienst 01.12.1987
december 2012 - dhr. prof. dr. Robin Boast hoogleraar Mediastudies
januari 2013 - dhr. Ingmar Reesing MA, promovendus ICG
Uit dienst november 2012 - mw. Yvonne van Baal, student-assistent Nederlandse taalkunde, in dienst 01.09.2012 - mw. Anoek Berkhout, secretaresse Kunst-, religie- en cultuurwetenschappen, in dienst 19.04.2011 - mw. Michelle van Bokhorst, studentassistent Nederlandse taalkunde, in dienst 01.09.2012 - mw. Inger de Bruin MA, beleidsmedewerker afdeling Onderzoek, in dienst 01.05.2012 - mw. dr. Stephanie Solt, onderzoeker Logic and Language, in dienst 01.03.2012 - mw. Judith Westerveld BA, studentassistent Nederlandse letterkunde, in dienst 15.07.2012 - mw. Marlijn Meijer BA, student-assistent Nederlandse taalkunde, in dienst 16.09.2012 - dhr. drs. Hein Goeyens, promovendus ASCA, in dienst 01.09.2008 - dhr. dr. Jacques Boogaart, ud Muziek wetenschap, in dienst 01.09.2002
Uit de bibliotheek Afgelopen voorjaar is op verzoek van het faculteitsbestuur een deel van het beheer van de Mediatheek in het P.C. Hoofthuis door de bibliotheek overgenomen (zie daarvoor ook de Nieuwsbrief van afgelopen juli). Inmiddels is de collectie leermiddelen en ondersteunende woordenboeken overgeplaatst naar de bibliotheek en wordt daar geïntegreerd in de desbetreffende talencollecties. Het materiaal wordt ook successievelijk opgenomen in de catalogus van de bibliotheek, maar tot dat helemaal gereed is blijft de mediatheekcatalogus gewoon beschikbaar. Aanvragen van het materiaal gebeurt op de gebruikelijke wijze, maar nu via de balie van de bibliotheek op de eerste etage in het P.C. Hoofthuis. Voor het beschikbaar stellen van nieuw materiaal voor het taalonderwijs kunnen medewerkers vanaf heden direct contact opnemen met hun ‘eigen’ vakreferent. Deze zal vervolgens de aanschaf en beschikbaarstelling voor haar rekening nemen, net zoals dat voor het reguliere bibliotheekmateriaal gebeurt. Voor de afzonderlijke talen(groepen) zijn dit de betreffende contactpersonen: - Arabisch en Hebreeuws: Agnes van Diepen - Duits en Scandinavische talen: Caroline Godfried - Engels en Gebarentaal: Joke Sterringa - Nieuwgrieks: Ewa Zakrzewska - Romaanse talen: Margriet van Oerle - Slavische talen: Laetitia Hamel De voormalige mediatheekmedewerkers hebben in de afgelopen maanden op verschillende plekken in de bibliotheekorganisatie stage gelopen (of lopen dat nog) ter oriëntatie op een toekomstige werkplek binnen die organisatie. Naar verwachting zal dat voor alle betrokkenen binnen afzienbare termijn tot een definitieve plaatsing leiden. Voor alle andere ICT-gerelateerde onderwijsaangelegenheden waarvoor u zich vroeger tot de balie van de Mediatheek wendde (bijv. de DIDO-studio), kunt u voortaan terecht bij het Humanities IT-lab van de faculteit (
[email protected]). Voor eventuele vragen over de integratie van de Mediatheek in de UB kunt u altijd contact opnemen met de projectleider Patrick Beekveldt (T 525 4762,
[email protected]). Mediatheek: uba.uva.nl/diensten/zoeken/hoe-vind-ik/ geluidsmateriaal.html
december 2012 - mw. Eva Coomans, medewerker personeelsbeheer, afdeling Personeel en Organisatie, in dienst 01.03.1977 - dhr. drs. Dirk Damsma, docent Geschie denis, in dienst 01.01.1979 - dhr. dr. Olaf Koeneman, ud Nederlandse taalkunde, in dienst 01.08.2008
Nwsbrf#154 / 12.2012
7
Boek in beeld
The Making of the Humanities. Volume II From Early Modern to Modern Disciplines
De publicaties in deze rubriek zijn de afgelopen periode toegestuurd aan de redactie van de Nieuwsbrief. Toegezonden boeken worden bewaard tot de eerstvolgende facultaire Boekenborrel, waar de boeken worden tentoongesteld. Boekenborrels vinden tweemaal per jaar plaats ter ere van de auteurs. Na de Boekenborrel worden de daar getoonde publicaties geretourneerd aan de eigenaars.
- Rens Bod, Jaap Maat en Thijs Weststeijn - Amsterdam University Press: Amsterdam, 2012 - ISBN 978 90 8964 455 8
Recentelijk verschenen publicaties van de hand van wetenschappers van de faculteit kunnen worden opgestuurd t.a.v. de redactie van de Nieuwsbrief, Spuistraat 210 (kamer 0.06), 1012 VT Amsterdam.
Rens Bod is hoogleraar Computationele en Digitale geesteswetenschappen, Jaap Maat is docent Wijs begeerte, Thijs Weststeijn is uhd Erfgoedstudies.
Een beschrijving van een ingezonden boek, waarin in maximaal 100 woorden voor niet-vakgenoten wordt aangegeven waar het boek over gaat, en wat het belang of het bijzondere van het boek is, kan worden gestuurd aan:
[email protected]. In aanmerking voor deze rubriek komen boeken die via een officieel erkende uitgeverij zijn verschenen. Ook dissertaties van medewerkers van de faculteit die langs officiële kanalen in boekvorm zijn verschenen, kunnen worden ingezonden. Syllabi komen niet in aanmerking.
Er wordt vaak gesteld dat rond 1800 de alfawetenschappen een ‘humanisering’ van hun onderwerpen en methodes ondergingen. The Making of the Humanities Vol. 2 toont echter aan dat het strikte onderscheid tussen mens- en natuurwetenschappen de uitkomst was van een proces dat al in de zeventiende eeuw begon. Als er al sprake was van een revolutie, dan vond deze eerder op een institutioneel dan op een conceptueel niveau plaats. Dit is het tweede deel van de serie gewijd aan de geschiedenis van de geesteswetenschappen.
Legal argumentation theory: Cross-Disciplinary perspectives - Christian Dahlman en Eveline Feteris (eds.) - Springer: Dordrecht, 2012 - ISBN 978 94 007 4669 5 Dit boek biedt een overzicht van recente ontwikkelingen in de theorievorming over juridische argumentatie, geschreven door vertegenwoordigers van verschillende disciplines zoals de argumentatietheorie, rechtsfilosofie, logica en artificiële intelligentie. Het boek bevat bijdragen van auteurs die representatief zijn voor de verschillende juridische en academische culturen waarbinnen onderzoekers op het terrein van juridische argumentatie werken. De thema’s van het boek hebben betrekking op argumentatietechnieken, verschillende typen argumentatie, vormen van juridische argumentatie, de relatie tussen juridische argumentatie en waarheid, de rol van constituerende en regulerende regels in juridische argumentatie. Eveline Feteris is uhd Taalbeheersing, argumentatie theorie en retorica.
Taal en Taalwetenschap. Tweede, herziene editie - Anne Baker, Jan Don en Kees Hengeveld (red.) - Wiley-Blackwell: Malden, 2012 - ISBN 978 0 470 67213 6 Dit boek, de tweede, sterk herziene editie van de oorspronkelijke uitgave uit 2002, geeft een brede introductie in de taal wetenschap in al haar facetten. Niet alleen de structuur van taal krijgt ruime aandacht,
UvA | Faculteit der Geesteswetenschappen
ook de taalgebruiker en de taalgemeenschap komen uitgebreid aan bod. Het boek bevat voorbeelden uit meer dan 100 talen en is probleemgestuurd van opzet. De oorspronkelijke hoofdstukken werden geschreven door een team van Amsterdamse taalkundigen. Anne Baker is hoogleraar Algemene taalwetenschap, Jan Don is ud Nederlandse taalkunde, Kees Hengeveld is hoogleraar Algemene taalwetenschap.
8
Gewogen oordelen. Essays over argumentatie en recht - E.T. Feteris, H. Kloosterhuis, H.J. Plug, J.A. Pontier, C.E. Smith (red.) - Boom: Den Haag, 2012 - ISBN 978 90 8974 690 0
Heritage under Siege. Military Implementatation of Cultural Property Protection Following the 1954 Hague Convention - Joris D. Kila - Brill: Leiden, 2012 - ISBN 978 90 04 21568 9 Heritage under Siege is het resultaat van internationaal multidisciplinair onderzoek naar militaire implementatie van bescherming van cultureel erfgoed in het geval van een (militair) conflict. Het boek behandelt de praktische uitvoerbaarheid en de ideale perspectieven en juridische grenzen van de Haagse conventie van 1954. Ook wordt de huidige stand van zaken van erfgoed bescherming besproken.
Het onderzoek naar juridische argumentatie is een typische interdisciplinaire activiteit waarbij de jurist in dialoog met de argumentatietheoreticus, de logicus, de psycholoog, de filosoof en de informaticaspecialist antwoorden formuleert op nieuwe vragen. Vragen over de doorwerking van het internationale recht, de legitimiteit van rechtspraak, het bewijs in strafzaken en de kwaliteit van wetgeving, kunnen zo vanuit verschillende perspectieven worden benaderd. In Gewogen oordelen komen die perspectieven goed tot hun recht. De essays en de kritische co-referaten bieden een representatief beeld van het onderzoek naar juridische argumentatie in Nederland. Eveline Feteris en José Plug zijn respectievelijk uhd en ud Taalbeheersing, argumentatietheorie en retorica.
Joris Kila is onderzoeker bij Algemene cultuurwetenschappen.
Pioniers in schaduwbeeld. Het eerste parlement van Nederland 1796-1798 - Joris Oddens - Vantilt: Nijmegen, 2012 - ISBN 978 94 6004 109 9 Op 1 maart 1796 was het Binnenhof het toneel voor een bijzondere gebeurtenis, namelijk de oprichting van het eerste democratisch verkozen parlement van Nederland. Een groep bevlogen pioniers zonder ervaring kreeg tot taak een grondwet te ontwerpen en tegelijkertijd leiding te geven aan een door en door verdeeld land. Aan de hand van officiële bronnen, opiniebladen, brieven en memoires werkt Joris Oddens de eerste Nederlandse parlementariërs opnieuw tot leven. Hoe gaven zij invulling aan het nieuwe ambt van volksvertegenwoordiger? En met welke strategieën boden zij als achttiende-eeuwers het hoofd aan de uitdagingen van de representatieve democratie? Joris Oddens is promovendus Geschiedenis.
Divided Dreamworlds? The Cultural Cold War in East and West - Peter Romijn, Giles Scott-Smith, Joes Segal (eds.) - Amsterdam University Press: Amsterdam, 2012 - ISBN 978 90 8964 436 7 Hoe heeft cultuur bijgedragen aan het wegvallen van ideologische grenzen tussen Oost en West? De auteurs analyseren onder meer het interieurontwerp in Oost- en West-Duitsland, de Russische visie op
Nwsbrf#154 / 12.2012
genetica, de Amerikaanse culturele diplomatie tijdens en na de Koude Oorlog en de rol van popmuziek. Deze vernieuwende studie legt enkele opvallende paradoxen bloot over de productie en de beleving van cultuur in Oost en West en biedt fascinerende inkijkjes in de spanningen, rivaliteit en schaarse momenten van samenwerking tussen de twee machtsblokken. Peter Romijn is hoogleraar Geschiedenis van de 20e eeuw.
9
‘Berg de Amsterdam’ NRC Handelsblad bericht op 10 oktober over de Nederlandse maritieme archeologie. Voor de kust van Hastings ligt al 263 jaar het VOCschip ‘Amsterdam’, dat in 1749 verging. Zowel in Nederland als in het Verenigd Koninkrijk wordt er nauwelijks naar het schip omgekeken. En dat is jammer, zo betoogt Jerzy Gawronski, hoogleraar Maritieme en urbane archeologie van de late middeleeuwen en de vroegmoderne periode, in het bijzonder de stad Amsterdam. ‘Een Nederlands bergingsbedrijf als Mammoet zou het wrak kunnen lichten in een brok zand. Daarna zou het naar Nederland kunnen, waar het op een goede plek in een aquarium door archeologen langzaam wordt blootgelegd en onderzocht.’ Voor de hoge kosten die gemoeid zijn met de opgraving ziet hij mogelijkheden. ‘Natuurlijk, berging kost geld. Maar op den duur ben je zo goedkoper uit dan met onderzoek ter plekke. Want je kunt entreegeld heffen, net als nu in Zweden gebeurt bij de ‘Wasa’, die in 1628 bij Stockholm zonk, en in Groot-Brittannië bij de ‘Mary Rose’, een zestiende-eeuws oorlogsschip dat nu in Portsmouth ligt.’
De Glinsterende Geest
Middeleeuwse souq in vlammen opgegaan Op 2 oktober bericht het Radio 1 Journaal over het in vlammen opgaan van de Middeleeuwse souq in Aleppo. Deze markt staat op de Werelderfgoedlijst van Unesco, vlakbij de citadel, die in augustus zwaar beschadigd raakte door bombardementen. Joris Kila, onderzoeker bij Algemene cultuurwetenschappen, wordt gevraagd naar de waarde van het monument. ‘De souq zijn een netwerk van steegjes en kleine winkeltjes, die bestaan vanaf ongeveer 1200. Het zijn een van de weinige souqs in het Midden-Oosten die nog gedeeltelijk een originele dakbedekking hebben. Het is een monument dat nu onherstelbaar verloren dreigt te zijn.’ Het is volgens Kila mogelijk om mensen of groeperingen verantwoordelijk te houden en hen te straffen en de schade op hen te verhalen. ‘Daarvoor is het verdrag van Den Haag van 1954. Syrië is een partij in dat verdrag, daarom is het wel curieus dat het regeringsleger de zaak daar heeft beschoten en beschadigd. Een krijgsmacht die dat verdrag heeft ondertekend, mag geen erfgoed vernietigen of beschadigen zonder wat men military necessity noemt. Militaire leiders of individuen kunnen in theorie voorgeleid worden in Den Haag aan het internationaal strafhof.’
UvA | Faculteit der Geesteswetenschappen
Wetenschap wordt bedreven binnen de muren van de universiteit, de vruchten van de wetenschap mogen gelukkig ook daarbuiten worden geplukt. Wetenschappers, ook die van de Faculteit der Geesteswetenschappen, zijn regelmatig in het nieuws. Omdat hun onderzoek interessante en soms direct toepasbare resultaten heeft opgeleverd, of om vanuit hun expertise actuele ontwikkelingen te becommentariëren. Deze rubriek biedt een (onvolledig) overzicht van berichten in en optredens voor de media. De redactie roept alle geesteswetenschappers op zelf melding te maken van nieuwsberichten en mediaoptredens via
[email protected].
James Bond ziet Abraham Op 3 oktober bericht NRC Handelsblad over de vijftigste verjaardag van James Bond. In 1962 maakte de acteur Sean Connery zijn debuut als de Britse geheim agent op het witte doek met de film Dr. No. Christoph Lindner, hoogleraar Mediastudies, schreef twee boeken over Bond. Hij ziet het filmicoon als een supermerk. ‘Bond is consumentisme. Hij belichaamt een fantasie van excessieve gulzigheid en consumentenoverdaad maar functioneert ook, in de echte wereld, als een alomtegenwoordig spektakel dat eindeloos kan worden aangepast om van alles te verkopen: van films, boeken en games tot bier, horloges en boterhamtrommeltjes. Bond is in de loop der jaren minder een filmfenomeen geworden.’ Lindner stelt dat James Bond is ingebed in onze populaire cultuur. ‘Tegenwoordig is de release van een nieuwe Bondfilm een evenement, net als de Olympische Spelen of de lancering van de nieuwste iPhone. En veel mensen vinden het belangrijk onderdeel te zijn van dat evenement. Mijn motto voor Bond is dat hij “exclusively for everybody” is, een contradictie. Hij is hypermannelijk, beschikt over een exquise smaak, versiert de mooiste vrouwen en bezoekt de meest exotische plekken. Maar alles is zo verpakt dat deze exclusiviteit voor iedereen beschikbaar wordt.’ 10
De populariteit van ASMR-video’s Op 16 oktober in de Volkskrant aandacht voor het fenomeen Autonomous Sensory Meridian Response (ASMR). ASMRvideo’s wonnen de afgelopen maanden sterk aan populariteit op YouTube. Deze filmpjes, waarin jonge vrouwen bijna onhoorbaar fluisteren en zachte geluidjes maken, veroorzaken bij daarvoor gevoelige mensen een ontspannen gevoel, dat zich uit in tintelingen van kruin tot vingertoppen. Volgens Henkjan Honing, hoogleraar Muziekcognitie, is dit verschijnsel moeilijk te onderzoeken. ‘Wel is bekend dat mensen op een soortgelijke manier op muziek kunnen reageren. Mensen die kippenvel krijgen van muziek, maken het gelukshormoon dopamine aan. Dat gebeurt ook bij dingen met een evolutionaire noodzaak, zoals eten en seks.’ Over de evolutionaire oorzaak van het ontspannende gevoel dat ASMR-fans juist bij fluisteren ervaren, kan Honing alleen speculeren. Wellicht moeten we terug naar onze jeugd. ‘Ouders spreken vaak automatisch op zachte toon een soort brabbeltaal tegen hun kinderen, in de wetenschap wordt dit ‘motherese’ genoemd. Er zijn theorieën dat het een restant is van onze voorouders, overgebleven uit de tijd dat we nog geen taal hadden. Ik noem het ook wel brabbelmuziek. Het is ritmischer en melodieuzer dan spraak en baby’s halen een geruststellende boodschap uit de klanken.’
Leydesdorf over Sobibor herdenking In NRC Handelsblad van 11 oktober betoogt Selma Leydesdorf, hoogleraar Oral history en cultuur, dat Joden in de Tweede Wereldoorlog op grotere schaal verzet boden dan tot nu toe werd aangenomen. Leydesdorf roept op het concentratiekamp Sobibor in dat licht te herdenken. ‘Op 14 oktober werd herdacht dat op diezelfde datum in 1943 de mensen in opstand kwamen die waren ingedeeld in het kleine werkkamp van Sobibor. Het gaat om een groep ‘uitverkorenen’ die niet onmiddellijk werd vermoord.’ De herdenking van de opstand van Sobibor wordt sinds 1999 in leven gehouden door de Stichting Sobibor, die in 1999 werd opgericht door kampoverlevende Jules Schelvis. ‘Die stichting herdenkt bovendien de opstand, maar ik zou het breder willen zien. Ik pleit ervoor de opstand te plaatsen binnen de steeds meer bekend wordende traditie van verzet, in navolging van de moderne historiografie. Er was veel meer verzet dan wij lange tijd wisten. De laatste vijftien jaar is, als gevolg van de immense hoeveelheid archieven die sinds de val van het communisme beschikbaar zijn gekomen, een revisie van de geschiedschrijving ter hand genomen. Terwijl wij Nederlandse historici gewend zijn ons op het verhaal over nazimisdaden te concentreren, lijken we te vergeten dat de vervolging van Joden - en ook van anderen natuurlijk in 1945 in grote delen van Europa niet ophield. Een moderne herdenking dient deze nieuwe kennis van grootschalig verzet te integreren.’
Nwsbrf#154 / 12.2012
Separatisme door de economische crisis? In Goedemorgen Nederland op 17 oktober aandacht voor een vermeend verlangen van verschillende Europese regio’s naar onafhankelijkheid. De groeiende macht van Brussel en de economische crisis zouden separatisten wind in de zeilen geven. Joep Leerssen, hoogleraar Europese studies, wordt gevraagd naar zijn visie op het separatisme. ‘Vaak zie je dat regionale verschillen binnen een land heel goed te beheersen blijven, zolang de regering een beetje de verdelende rechtvaardigheid hanteert, zoals wij dat in Nederland bijvoorbeeld met Friesland doen. Dan is er geen reden voor separatistische tendensen. Pas als een regering zich niets aan minderheden gelegen laat liggen, dan ontstaan dit soort processen.’ Volgens Leerssen speelt de economische crisis een rol in het streven naar onafhankelijkheid. ‘Rond 1800 is het idee opgekomen dat iedere cultuur idealiter in zijn eigen autonomie zou moeten huizen. Door economische crisis en door allerhande onzekerheden waardoor het gezag van de staat op de tocht komt te staan, zie je dat minderheden zeggen: “eigenlijk kunnen we het beter zelf doen.” De soep wordt echter vaak niet zo heet gegeten als die wordt opgediend. ‘Er is een aantal regio’s in Europa dat met meer of minder gevoel van ressentiment naar hun land kijkt. Maar als een land tolerant met zijn regionale verscheidenheid omgaat, dat kan accommoderen, dan gaat het gewoon goed.’
Had Jezus een vrouw? Op 18 oktober bericht kennislink.nl over een onderzoek naar de echtheid van een stukje papyrus, waarop Karen King, historica aan Harvard University, een fragment van een onbekend evangelie had ontdekt. Op dat stuk papyrus zou Jezus zich hebben gericht tot ‘mijn vrouw’. Voorlopig onderzoek wees uit dat het om een authentiek documentje ging, het Vaticaan sprak echter van een vervalsing. Volgens King is dit evangelie in de vierde eeuw na Christus geschreven, mogelijk als kopie van een vroegere tekst uit de tweede eeuw. In elk geval is het geen historisch bewijs voor de stelling dat Jezus een vrouw had. King is van mening dat het fragment aantoont dat sommige vroege Christenen rekening hielden met de mogelijkheid dat Jezus een vrouw had. Jan Willem van Henten, hoogleraar Uitlegging van het nieuwe testament, de vroeg-christelijke letterkunde en de joods-hellenistische literatuur, stelt dat het hier waarschijnlijk een vervalsing betreft. ‘Ik ben altijd sceptisch geweest over deze ontdekking, omdat de context van deze vondst onbekend is. Onderzoek naar het materiaal en de inkt is wat mij betreft het eerste wat zou moeten gebeuren. Zolang dat niet gedaan is, blijf ik argwanend en denk ik in eerste instantie aan een vervalsing. De hypothese dat er geknipt en geplakt is uit de vertaling van een ander evangelie is, op grond van een gemeenschappelijke fout, aantrekkelijk.’
11
Het eerste parlement van Nederland
De Amsterdamse wisselbank In de Leeuwarder Courant en het Limburgs Dagblad van 20 oktober en 6 november aandacht voor het proefschrift Geld in Amsterdam. Wisselbank en wisselkoersen, 1650-1725, waarop Pit Dehing (ICG) op 19 oktober promoveerde. Nadat Amsterdam vanaf eind zestiende eeuw een internationaal handelscentrum was geworden, streefde het stadsbestuur uit het oogpunt van economische ontwikkeling een stabiele financiële markt na. In 1609 werd daartoe de Amsterdamse Wisselbank opgericht. De bankinstelling zetelde in het stadhuis, het huidige Paleis op de Dam. Het werd een centrale bank voor de hele stad, ter vervanging van de vele kassiers die vaak goede munten innamen en afgesleten en bijgevijlde munten teruggaven. De ‘moeder der centrale banken’, tevens de voorganger van De Nederlandsche Bank, hanteerde een centrale, waardevaste munt, waarmee iedereen kon rekenen. Belangrijk: het geld dat de klanten op de rekeningen hadden staan, zat ook werkelijk in kas. Handelaren konden er hun buitenlandse valuta en goudklompjes omruilen voor een tegoed in bankguldens. In de chaotische economie van de Gouden Eeuw vormde de Wisselbank een stabiele factor, waardoor Amsterdam als internationaal financieel handelscentrum aan aantrekkingskracht won. Dat bood het stadsbestuur enige grip op de economische politiek, maar Dehing betwijfelt of het verstand daarbij altijd zegevierde: ‘Door de vele ambtenwisselingen, regeringsveranderingen en wisselende onderlinge krachtsverhoudingen waren monetaire besluiten eerder resultante van politieke strijd dan van studeerkamerverhandelingen.’
UvA | Faculteit der Geesteswetenschappen
Op 30 oktober bericht de Volkskrant over de promotie van Joris Oddens (ICG), die een proefschrift schreef over het eerste democratisch verkozen parlement uit de Nederlandse geschiedenis. Aan het einde van de achttiende eeuw werd een machtsvacuüm in de Nederlanden beslist in het voordeel van de patriotten. Oddens: ‘Het land werd lange tijd geregeerd door de Prins van Oranje en een groep regenten op lokaal niveau. Burgers pikten dat niet langer en wilden hun eigen volksvertegenwoordigers kiezen. Dat lukte uiteindelijk, met ingehuurde hulp van het Franse leger. Op 1 maart 1796 werd op het Binnenhof het eerste democratisch gekozen verkozen parlement geïnstalleerd.’ Het parlementaire politieke bestel stond in die dagen nog in de kinderschoenen. ‘Alle macht was aan het parlement, dat uit 126 gekozen individuen bestond, ieder met een eigen mening. Een grondwet, vergaderprocedures; het moest allemaal nog uitgevonden worden, door een groep bevlogen burgers zonder parlementaire ervaring. De staat was bovendien een enorm bedrag verschuldigd aan het Franse leger, dat geholpen had bij het verdrijven van de voormalige machthebbers.’ Politieke partijen bestonden nog niet en hoewel de parlementariërs daardoor over een relatief grote autonomie beschikten, konden zij niet overal mee wegkomen. ‘Lastige parlementariërs konden ook zonder pardon worden opgesloten in Paleis Huis ten Bosch, waar toen genoeg kamers vrij waren sinds de vlucht van de Oranjes.’
Databases en de Amerikaanse presidentsverkiezingen In het Financieele Dagblad van 3 november wordt Ruud Janssens, hoogleraar Amerikanistiek, geïnterviewd naar aanleiding van de Amerikaanse verkiezingen. Volgens Janssens moet men zich niet blindstaren op opiniepeilingen of de rol van social media. De kwaliteit van de databases van de campagneteams van beide presidentskandidaten is naar Janssens mening van groter belang. Volgens hem is dat een onderbelicht element in de presidentsverkiezingen. Janssens: ‘Je moet precies weten wie je moet benaderen. Ik sprak onlangs met een Amerikaan die tijdens de vorige campagne in het team van Obama zat. Toen ik hem vroeg naar Obama’s slimme gebruik van sociale media zei hij: Volkomen irrelevant. We wonnen de strijd vanwege onze database.’ Overheidsdatabases zijn vrij toegankelijk, maar voor commerciële gegevens moet flink worden betaald en dat doet het Obamateam ook. Wie surft naar de website van Obama wordt gevraagd om met zijn Facebook-gegevens in te loggen, die weer worden gekoppeld aan andere bestanden. Zo werd een database samengesteld, op basis waarvan kiezers gericht werden benaderd. ‘Omdat in de regel maar 50% van de mensen naar de stembus gaat, moest je kiezers zien te verleiden de deur uit te gaan. Daarom werden partijleden gerekruteerd die leerden één-op-één-gesprekken aan de telefoon te voeren. Dat bleek uiteindelijk essentiëler dan handig gebruik van social media.’
12
Column OR Veel aandacht voor de Amerikaanse verkiezingen In het Algemeen Dagblad van 8 november constateert James Kennedy, hoogleraar Nederlandse geschiedenis, dat de Amerikaanse verkiezingen in Nederland op veel publieke aandacht mogen rekenen. ‘Een secretaresse op de faculteit vertelde me dat ze haast niet naar het nieuws over de Amerikaanse verkiezingen kon kijken, zó spannend vond ze het. De stembusgang in de VS is niet alleen interessant voor een paar liefhebbers. Nee, de verkiezingen leven onder een groot deel van de Nederlandse bevolking.’ Dat verbaast de hoogleraar, omdat naar zijn mening Nederland voor Amerika niet zoveel meer betekent. ‘De Verenigde Staten bemoeien zich de laatste jaren steeds minder met Europa. Bij het oplossen van de eurocrisis zijn ze nog wel betrokken. Maar het buitenlandse beleid van de Amerikanen richt zich vooral op China en andere delen van Azië. Overigens is dat een trend die al is ingezet bij het einde van de Koude Oorlog. Europeanen en Amerikanen drijven veel handel en delen dezelfde waarden. De VS en Europa vinden de NAVO allebei even belangrijk en de landen zijn het eens over de sancties voor Iran. Maar échte aandachtspunten als economie en strijdkrachten, ja, die zijn verschoven naar andere delen van de wereld.’
Over ‘Ik heb zoiets van…’ In de wetenschapsbijlage van NRC Handelsblad van zaterdag 10 november aandacht voor het boek Quotatives. Cross-linguistic and crossdisciplinairy perspectives (Amsterdam/Philadelphia, 2012) van Ingrid van Alphen, ud Taalwetenschap, en Isabelle Buchstaller. In dat boek onderzocht Ingrid van Alphen quotatieven, een aankondiging van een uitspraak die vaak clichématig is. Voorbeelden zijn uitdrukkingen als ‘ik heb zoiets van’ en ‘I’m like’. Dergelijke uitspraken zijn niet nieuw. Volgens Van Alphen zijn de vrouwen niet de initiatoren van dit woord geweest. ‘Het is in Nederland begonnen bij hoog opgeleide witte mannen. De schilder Vincent van Gogh ‘voelde’ in een van zijn brieven al ‘zoo iets van’, schreef hij in 1875. En Simon Carmiggelt ‘had’ in 1951 ‘zoiets van.’ Het gebruik van quotatieven is een wereldwijd fenomeen: markeerders komen terug in zowel het Engels, Duits, Frans, Japans, Russisch, Italiaans, Hebreeuws en alle Scandinavische talen. Hoewel de afkeer van uitdrukkingen als ‘vinden van’ en ‘denken van’ groot is, worden mensen die zo praten juist aardiger ingeschat dan anderen. Waarom gebruiken mensen quotatieven? ‘Wij zitten nu in een fase van taalverandering en dat verklaart gelijk de weerstand van mensen. Maar dit type citeren is dus niet nieuw. Wij lopen zelfs een beetje achter bij Afrikaanse talen, daar is een langere orale traditie.’
Nwsbrf#154 / 12.2012
Research based onderwijs De kwaliteit van het onderwijs moet omhoog. Alles moet omhoog behalve onze rekeningen en de ruimte die we innemen. Het studierendement moet omhoog, de medewerkerstevredenheid, de studententevredenheid, het geld dat we aftappen uit de verschillende geldstromen en het onderzoek dat we weten te valoriseren. Maar laten we ons nu even beperken tot de kwaliteit van het onderwijs. Iedereen zal het er over eens zijn dat de kwaliteit van het onderwijs goed moet zijn, maar wat is er mis met de kwaliteit van ons onderwijs dat hij omhoog moet? Antwoorden op die vraag gaan twee kanten op: de kant van de buitenwacht en de kant van de dreigende gevaren. Het wordt steeds belangrijker dat het onderwijs niet alleen van hoge kwaliteit is, maar dat we dat ook kunnen aantonen. Vandaar de kwaliteitszorgcycli, de verplichte BKO voor docenten, de richtlijnen toetsen enzovoort en zo verder. De dreigende gevaren schuilen in al het andere dat ook meer en beter moet. Hoe verhoog je het onderwijsrendement zonder de kwaliteit te verlagen? En hoe voorkom je dat de beste onderzoekers vrijgesteld worden van onderwijstaken als het zaak wordt om ons onderzoek zo sterk mogelijk te profileren en daarop zoveel mogelijk geld binnen te halen? Zodra rendementsverhogingen het hoogste doel worden ligt het zo ver mogelijk doorvoeren van arbeidstaakverdelingen voor de hand. Iedereen doet waar hij of zij het beste in is. Onderwijstalenten gaan meer lesgeven en onderzoek talenten meer onderzoek doen. Om het verwijt te pareren dat daarmee de academische kwaliteit van het onderwijs in gevaar komt is vanuit het CvB de term ‘research based’ onderwijs geïntroduceerd. Zoveel mogelijk onderwijs moet gegeven worden door docenten die zelf onderzoek doen, en zoveel mogelijk ook over het onderzoek waarbij zij zelf zijn betrokken. Als medezeggenschap zijn wij het daar van harte mee eens. Het is alleen de vraag hoe je dit streven het beste realiseert. Hoogleraren meer inzetten in het onderwijs, zodat ook docenten tijd krijgen voor onderzoek, of docenten onder druk zetten om in hun eigen tijd te promoveren? Het voorgenomen besluit Aanvullende ‘Benoemings- en bevorderingseisen Wetenschappelijk Personeel FGw’ deed het ergste vermoeden. Met name voor personeel dat laag in de universitaire hiërarchie staat werden de eisen opgeschroefd. Aan de knop van docenten en promovendi valt blijkbaar het makkelijkst te draaien. Wij hebben het besluit afgewezen. We misten een zorgvuldige probleemanalyse, en een uitwerking van eerdere voornemens om een betere match na te streven tussen wensen van medewerkers en belangen van de faculteit. Tijd voor een meer ‘research based’ beleid!
13
Promoties en Oraties
16 januari 2013
Promotie: mw. A.M. Schleiner (Anne-Marie), Taal- en letterkunde /ASCA Ludic Mutation: The Player’s Power to Change the Game. Promotor: mw. prof. dr. Mireille Rosello Agnietenkapel, 10.00 uur
Promotie: dhr. P. Brandon (Pepijn), Geschiedenis, Archeologie en Regiostudies/ICG Masters of War. State, Capital, and Military enterprise in the Dutch Cycle of Accumulation (1600–1795). Promotores: dhr. prof. Leo Noordegraaf. prof. dr. Marcel van der Linden; co-promotor: mw. dr. Marjolein ‘t Hart Agnietenkapel, 14.00 uur
6 december
24 januari 2013
Promotie: mw. A.S. Seidl (Anna), Taal- en letterkunde/ASCA Unterwegs zu W.G. Sebald: Eine Raumpoesie. Promotor: dhr. prof. dr. Christian Moser; copromotor: mw. dr. Carla Dauven- van Knippenberg Agnietenkapel, 12.00 uur
Promotie: mw. B.M. Lafleur (Brenda), Taal- en letterkunde /ASCA Imaging Settlement and Displacement: At Home in KA-NA-TA. Promotor: mw. prof. dr. Mieke Bal Agnietenkapel, 10.00 uur
5 december
7 december Promotie: dhr. T. van den Berg (Thijs), Taal- en letterkunde /ICG History of Our Connected Future: Dystopia, Telecommunication Technology and Space. Promotor: dhr. prof. dr. Christoph Lindner; copromotor: mw. dr. Joyce Goggin Agnietenkapel, 10.00 uur
24 januari 2013 Promotie: dhr. H. Glaude (Herby), Taal- en letterkunde/ ACLC Werktitel: Aspects de la syntaxe l’haïtien. Promotores: dhr. prof. dr. Enoch Aboh, mw. prof. dr. Anne. Zribi-Hertz; co-promotor: dhr. prof. dr. Kees Hengeveld Agnietenkapel, 12.00 uur
7 december Promotie: mw. S. Bacchini (Sylvia), Neerlandistiek/ACLC Eerste hulp bij tweede taal. Experimentele studies naar woordenschatdidactiek voor jonge tweede-taalverwervers. Promotor: dhr. prof. dr. Folkert Kuiken; copromotores: dhr. dr. Rob Schoonen, mw. dr. Dorian de Haan Aula, 11.00 uur
13 december Promotie: dhr. A. Jackob (Alexander), Wijsbegeerte/ASCA Theater und Bilderfahrung in den Augen der Zuschauer. Promotor: dhr. prof. dr. Josef Früchtl; copromotor: dhr. prof. dr. Christopher Balme Agnietenkapel, 14.00 uur
14 december | oratie Prof. dr. Rens Bod Het einde van de Geesteswetenschappen 1.0 Aula, 16.00 uur
20 december Promotie: mw. T.M. Bauduin (Tessel), Kunst-, religie- en cultuurwetenschappen/ICG The Occultation of Surrealism: A study of the Relationship between Bretonian Surrealism and Western Esotericism. Promotor: dhr. prof. dr. Wouter Hanegraaff Agnietenkapel, 16.00 uur
10 januari | oratie Prof. dr. Jesper Eidem Whereto West Asian Archaeology. Aula, 16.00 uur
11 januari 2013 Promotie: mw. D.M. Hooghiemstra (Daniela), Geschiedenis, Archeologie en Regiostudies/ICG De geest in dit huis is liefderijk. Het leven en De Werkplaats van Kees Boeke (1884-1966). Promotor: dhr. prof. dr. Niek van Sas; co-promotor: prof. dr. Herman von der Dunk Aula, 13.00 uur
UvA | Faculteit der Geesteswetenschappen
Bijzondere Collecties
Carré 125 jaar: Koninklijk Circus én Theater Tot en met 20 januari 2013 Carré, het theater aan de Amstel, bestaat dit jaar 125 jaar. Ooit begonnen als circus is het uitgegroeid tot het eerste podium van ons land. De tentoonstelling schetst een beeld van de roemruchte geschiedenis. Van het circus van oprichter Oscar Carré tot aan de onemanshows van Toon Hermans en Herman van Veen. 1001 vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis 15 februari-20 mei 2013 Een tentoonstelling over de meest opmerkelijke vrouwen die Nederland gekend heeft. Van avonturiersters, honger wonders, spionnes en reuzinnen tot schrijfsters, sport legendes, zakenvrouwen en vorstinnen. Bijzondere objecten, geschriften en illustraties brengen hun levens in beeld. Tegelijk met de tentoonstelling verschijnt het boek 1001 vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis, geschreven door meer dan 250 deskundige auteurs en onder redactie van Els Kloek. Alfred Russel Wallace (100 jaar) 28 juni-22 september 2013 Het is in 2013 honderd jaar geleden dat de bekende naturalist en ontdekkingsreiziger Alfred Russel Wallace is overleden. Met het tentoonstellingsproject ‘Between the Lines of Wallace and Weber. In search of new species in the Indonesian Archipelago’ brengen de Bijzondere Collecties in samenwerking met het Wereld Natuur Fonds het actuele thema van biodiversiteit in Indonesië in historisch perspectief. Uitgangspunt zijn de fenomenale ontdekkingen die daar door de natuuronderzoeker Alfred Russell Wallace (1823-1913) en de zoöloog Max Weber (1852-1937) zijn gedaan.
14
SPUI25 Behandeling van asielaanvragen buiten de EU: uit het oog, uit het hart? De toestroom van asielzoekers is al jaren een hoofdpijndossier voor politici. Om de asielzoekersproblematiek aan te pakken wordt in steeds meer gevallen overwogen om asiel verzoeken buiten de Europese Unie af te handelen. Maar mag dat en is dat wenselijk? Een debat met Theo Veenkamp, Judith Sargentini en Maarten den Heijer, onder leiding van Marjoleine Zieck. n maandag 3 december, 17.15-19.00 uur KNAW Tweegesprek: stemmen van Afrika in Nederland Tweede editie van de serie Stemmen van Afrika in Nederland. Hoogleraar muziekcognitie Henkjan Honing en musicus Neco Novela gaan met elkaar in gesprek over het gedeelde verleden en de gemeenschappelijke toekomst van Afrika en Europa. Ditmaal staat de muziek centraal. Moderator: Wim Brands. n dinsdag 4 december, 16.00-18.00 uur
Lunchlezing. ‘Meeschrijven aan het laatste hoofdstuk’ - literatuur en de euthanasiediscussie Het debat over euthanasie en hulp bij zelf doding is genoegzaam bekend uit kranten en tijdschriften, van televisie en radio. Levensbeëindiging speelt echter ook steeds vaker een rol in de kunsten, waaronder de literatuur. Zodoende hebben literaire werken de potentie om bij te dragen aan publieke debatten en meningsvorming over dit belangrijke en heikele thema. Met Wouter Schrover. n dinsdag 18 december, 12.15-13.00 uur Drie stipendia voor onderzoek rond Cultuur & Identiteit De KNAW nodigt jonge onderzoekers in de geesteswetenschappen uit om te vertellen waarnaar volgens hen onderzoek moet worden gedaan op thema’s als cultuur en identiteit, mondialisering en technologisering. n woensdag 30 januari, tijd n.n.b.
Lunchlezing. Pijn en medelijden in vroegmodern Engeland Pijn kent een culturele geschiedenis. In het laatmiddeleeuwse katholicisme gold lichamelijke pijn als een vorm van imitatio christi, en daarmee als een weg naar het heil. Deze gedachte werd tijdens de vroegmoderne periode (ongeveer 1550-1700) verworpen door protestantse theologen, die de spirituele betekenis van lijden trachtten te herdefiniëren en in te perken. Met Jan Frans van Dijkhuizen. n donderdag 6 december, 12.15-13.00 uur Letteren &cetera De literaire talkshow van het Nederlands Letterenfonds, waarin directeur Pieter Steinz iedere maand drie auteurs interviewt in SPUI25. Ditmaal: Christiaan Weijts, Saskia Goldschmidt en Peter Delpeut. n vrijdag 7 december, 17.00-18.30 uur Uitreiking Nationale Schrijfwedstrijd Feestelijke middag rond de bekendmaking van de winnaar van de Nationale Schrijf wedstrijd, een initiatief van NWO/ZonMw, in het kader van de bevordering van begrijpelijkheid van communicatie. Thema dit jaar is de preventieve gezondheidszorg. n donderdag 13 december, 16.00-19.00 uur Symposium Wetenschapsfilosofie Door wetenschappelijke verklaringen is ons begrip van de wereld enorm toegenomen, en het streven naar begrip is een belangrijke motivatie om wetenschap te bedrijven. Maar hoe werkt wetenschappelijk begrijpen? Een symposium met Edwin Koster, Henk W. de Regt, Victor Gijsbers en Frank Hindriks. n maandag 17 december, 13.30-18.00 uur
Nwsbrf#154 / 12.2012
15
Pioniers Ze is van de computationele musicologie, een exact onderdeel binnen de muziekwetenschap. Aline Honingh, post-doc onderzoeker Computationele muziekwetenschap: ‘Ik onderzoek welke informatie uit een muziekstuk belangrijk is voor de classificatie in genre en stijl, en dus welke informatie in een muziekrepresentatie zou moeten zitten om te kunnen classificeren.’
Aline Honingh studeerde natuurkunde, maar was al op jonge leeftijd muzikaal actief. ‘Toen ik tijdens mijn studie keuzevakken volgde bij Muziekwetenschap, werd ik gegrepen door de combinatie van muziek en de exacte wetenschappen.’ Honingh besloot zich te specialiseren in de computationele musicologie en promoveerde in 2006 aan de UvA op haar proefschrift The Origin and Well-Formedness of Tonal Pitch Structures. ‘In de natuurkunde worden formele onderzoeksmethoden gebruikt. Concepten binnen de muziekwetenschappen zijn vaak alles behalve formeel. Er bestaat bijvoorbeeld geen eenduidige definitie van een toonladder, of van een “goede” melodie. Dat vind ik fascinerend.’ Sinds 2009 werkt Honingh samen met Rens Bod aan het VICI-project Integrating cognition, dit jaar ging haar VENI-project Representing music: a new basis for computational musicology van start. Daarnaast coördineert zij een project binnen het Center for Digital Humanities. ‘Sinds de jaren zestig spelen computers een steeds grotere rol in wetenschappelijk onderzoek, maar tot voor kort waren computationele methoden in de musicologie nog nauwelijks geïntegreerd. Daar lijkt nu langzaamaan verandering in te komen. Het vakgebied Music Information Retrieval (MIR), dat zich erop richt bepaalde informatie automatisch uit muziek te halen, bestond al enige tijd, maar werd vooral uitgeoefend aan het informaticadepartement.’ In haar VENIonderzoek speelt dit vakgebied een rol. ‘Ik onderzoek verschillende representaties van muziek, zoals een stuk bladmuziek, een audiofile of een MIDI-file. Daarbij vraag ik
me af welke informatie uit muziek belangrijk is voor de classificatie in genre en stijl, en dus welke informatie in een representatie zou moeten zitten om te kunnen classificeren. Bij het herkennen van ballroomdansmuziek bijvoorbeeld verwacht je dat aspecten als ritme en metrum een grote rol spelen. Verrassend genoeg kan die muziek ook grotendeels herkend worden op basis van toonhoogte. Met dit onderzoek wil ik uitvinden welke muzikale componenten bijdragen aan het classificatieproces en in welke mate, zodat de definitie van een genre op basis van formele kennis kan worden vastgesteld.’ Enigszins gerelateerd aan dit onderzoek is het project Musical Similarity, dat binnen het Center for Digital Humanities wordt uitgevoerd. Honingh en onderzoeksassistent Bruno Rocha werken in samenwerking met audiosoftware-ontwikkelaar Elephantcandy aan een mobiele applicatie, die “gelijkende” muziek kan vinden en aanbevelen. Dergelijke apps bestaan al, maar maken vooral gebruik van metadata, die door gebruikers aan de muziek worden toegekend. ‘Onze tool onderscheidt zich doordat de gebruiker zelf kan kiezen welke gelijkenis of verschillen hij in het muziekstuk zoekt. Gelijkendheid wordt in onze applicatie opgedeeld in aspecten
als ritme, tempo en timbre. Een hardloper die aan de hand van muziek in hetzelfde tempo wil blijven lopen, zonder de hele tijd hetzelfde liedje te horen, kan met onze tool specifiek zoeken op muziek met hetzelfde tempo.’ Die noviteit sluit aan bij een ontwikkeling in het musicologische vakgebied. ‘Ik ben van mening dat je eerst onderzoek moet doen naar deelgelijkenissen in muziek, zoals op ritme en toonhoogte. Op basis van die bevindingen kun je in de toekomst mogelijk spreken van een algemeen concept van gelijkendheid.’ Bachelorstudenten Muziekwetenschap worden sinds dit jaar ook geschoold in de computationele musicologie. Zij moesten daarvoor zelf programmeren met behulp van software. ‘Ik verwachtte veel weerstand, maar dat bleek ten onrechte. Studenten waren nieuwsgierig naar de technologie achter muzikale tools. In de belevingswereld van studenten is de kloof tussen alfa en bèta niet meer zo groot als ik had verwacht. Aan het eind van de cursus spraken de deelnemers zelfs een voorkeur uit voor meer practica.’ Honingh hoopt dit in de toekomst te realiseren. ‘Ik denk dat de tijd nu rijp is voor meer computationele musicologie in de Muziekwetenschap.’ Melle van Loenen
De Nieuwsbrief FGw is een uitgave van het Dagelijks Bestuur van de Faculteit der Geesteswetenschappen | #154 / 12.2012 | archief www.hum.uva.nl/nieuwsbrief eindredactie Mas Fopma, Melle van Loenen (student-assistent), tel. 020-525 5336,
[email protected] | verspreiding en abonnementen
[email protected] deadline kopij Nieuwsbrief 155 12.01.2013 | vormgeving www.crasborn.nl foto’s Eduard Lampe