ZITTING 1959—1960 — 5 7 0 0 RIJKSBEGROTING VOOR HET DIENSTJAAR
1960 HOOFDSTUK
VII A
NATIONALE SCHULD MEMORIE VAN TOELICHTING Nr. 2
Algemeen Een vergelijking van de ramingen voor het dienstjaar 1960 met die voor het dienstjaar 1959 vertoont het volgende beeld: Gewone Dienst Totale raming voor 1959 1960 Meer voor 1960 Buitengewone Dienst Totale raming voor 1959 1960 Meer voor 1960
ƒ 6 4 5 914 700 703 455 900 ƒ 57 5 4 1 2 0 0
ƒ 3 0 0 288 300 377 111 400 ƒ 76 823 100
De vermeerdering van de gewone dienst met miljoen vloeit voort uit: een hogere raming voor: rente en kosten van gevestigde schuld . . . ƒ rente en kosten van vlottende schuld . . . bijdrage aan de buitengewone dienst ten bedrage van de afschrijvingen op de activa van de Staat
rond f 57,5
50,— miljoen 4,7 miljoen 3 , - miljoen
ƒ 57,7 miljoen een lagere raming voor: overige rentelasten Saldo hogere raming
daling, tengevolge waarvan voor 1960 voor rente op de gevestigde binnenlandse schuld f 9,2 miljoen en voor rente op de gevestigde buitenlandse schuld f 3,5 miljoen minder behoeft te worden uitgetrokken dan voor het jaar 1959. Voorts is, tengevolge van de doorverkoop door de Internationale Bank voor Herstel en Ontwikkeling aan Nederlandse bankiers van rond $ 54 miljoen aan schuldbewijzen van de lening, in 1947 afgesloten met voornoemde bank, de commissie hierover komen te vervallen. Hierdoor is een besparing van f 2 miljoen verkregen. Onder de gevestigde buitenlandse schuld is opgenomen de lening, dd. 21 januari 1959 afgesloten met het Developmcnt Loan Fund te Washington, ten behoeve van de financiering van de huisvesting van Nederlandse emigranten in Australië, waarover in 1960 naar schatting een rente verschuldigd zal zijn van f 0,5 miljoen. Onder de voorwaarden waaronder deze lening door het Fund wordt verstrekt, is opgenomen de bepaling dat de als debiteur optredende Nederlandse Slaat de leningsgclden aan door Nederlandse emigranten in Australië op te richten „building societics" (coöperatieve woningbouwverenigingen) zal doorlenen in de vorm van rekening-courant kredieten (zie gedrukte stukken, zitting 1958/ 1959, nr. 5422). De van deze „building societies" op deze kredieten te ontvangen rentebedragen zullen worden gebracht ten gunste van de Middelen van het jaar van ontvangst. Het verschil tussen de rente, die van de „building societies" zal worden ontvangen, en de rente, die aan het Development Loan Fund verschuldigd zal zijn, maakt het — onvoorziene omstandigheden daargelaten — mogelijk, dat de aan de financiering van deze huisvesting verbonden kosten kunnen worden gedekt.
0,2 miljoen ƒ 57,5 miljoen
De vermeerdering van de buitengewone dienst met rond f 76,8 miljoen vloeit voort uit een hogere raming voor afIossing van gevestigde schuld. GEWONE DIENST Afdeling I. Gevestigde schuld en langlopende kredieten Na de indiening van de begroting voor het dienstjaar 1959 heeft de uitgifte plaatsgevonden van de 4 i % lening 1958, de 41 % onderhandse lening 1958, de 4± % lening 1959 en de 4} % lening 1959, waaruit voor de gevestigde binnenlandse schuld een nieuwe rentelast voortvloeit, welke voor 1960 in totaal f 87,8 miljoen beloopt. In laatstgenoemde lening is echter voor een bedrag van f 790,8 miljoen deelgenomen met schuldbewijzen/schuldregisterinschrijvingen van de 3 % lening per 1962—64. Dientengevolge is op de 3 % lening per 1962—64 f23,7 miljoen aan rente vrijgevallen, zodat uit hoofde van voornoemde emissies uiteindelijk f64,1 miljoen meer aan rente is uitgetrokken. Daarentegen ondergaat de gevestigde schuld door de periodiek op Staatsschuld plaatsvindende verplichte aflossingen en inkopen, alsmede door het in betaling geven van binnenlandse schuld ter voldoening van belastingaanslagen een
Afdeling IL
Rente en kosten van vlottende schuld
Door de daling van de rente op de geldmarkt is over de vlottende binnenlandse schuld een gemiddelde rente verschuldigd, welke i % lager is komen te liggen dan die welke voor 1959 is aangenomen. Door deze rentedaling enerzijds, en in aanmerking nemende de uitgifte van vlottende schuld wegens financiering van eigen tekorten anderzijds, is, consolidatie buitcn beschouwing latende, de rentelast van deze schuld f 1,9 miljoen lager geraamd. Als vlottende buitenlandse schuld is opgenomen het kortlopend krediet verleend door de Duitse Bondsrepubliek, welk krediet is voortgevloeid uit de toepassing van de liquidatiebepalingen van het verdrag inzake de oprichting van een Europese Betalingsunie. Hieruit vloeit een nieuwe rentelast voort, welke voor 1960 f6,6 miljoen beloopt.
Afdeling III.
Overige rentelasten
Door de voortgaande afwikkeling van inschrijvingen in het Grootboek voor de Wederopbouw zijn de renteverplichtingen aan oorlogsschadegerechtigden f 0,2 miljoen lager geraamd dan vorig jaar. I
5700
VIIA
1—-5 (2)
4 Afdeling IV. Overige uitgaven De bijdrage aan de buitengewone dienst, terzake van de afschrijvingen van de Staat is voor 1960 f 3 miljoen hoger geraamd dan voor 1959. Deze hogere raming is veroorzaakt door nieuwe investeringen enerzijds en beëindiging van afschrijvingen bij het bereiken van het ei.ide van de geraamde levensduur anderzijds.
e. Bedrag der 3 % Grootboekschuld 1946 op 1 mei en 1 november 1960 ƒ729 564 000 Rente a 3 % f.
ƒ 21 887 000
Gemiddeld uitstaand bedrag in 1960 der 3-34% lening 1947 ƒ1803 800000 Rente a 3 J %
BUITENGEWONE DIENST Afdeling I.
Gevestigde Schuld en langlopende kredieten
Aangezien na de indiening van de begroting voor het dienstjaar 1959 de uitgifte heeft plaatsgevonden van een viertal leningen is in de begroting voor het dienstjaar 1960 als nieuwe verplichting opgenomen de aflossing, in dat jaar verschuldigd, van de 41 % lening 1958 ad f 9,7 miljoen, van de 41 % onderhandse lening 1958 ad f 8 miljoen, van de 4} % lening 1959 ad f 12 miljoen en van de 4} % lening 1959 ad f47,6 miljoen, in totaal derhalve van f 77,3 miljoen. Bovendien is tengevolge van de wisselende aflossingspercentages van verscheidene binnenlandse leningen voor aflossing op deze leningen ongeveer f5,1 miljoen meer benodigd dan voor het jaar 1959. Daarentegen is door de regelmatig plaatsvindende aankopen op de 3—31 % lening 1947 het amortisatiebedrag van deze lening, hetwelk 21 r/<> bedraagt van het op 1 januari uitstaande bedrag, voor 1960 f 1,5 miljoen lager geraamd. Zoals reeds boven vermeld, is de bijdrage van de gewone dienst terzake van de afschrijvingen van de Staat f 3 miljoen hoger geraamd, waardoor het voor amortisatie en aflossing uitgetrokken bedrag f 3 miljoen lager komt te liggen dan bij gelijkgebleven aflossingen het geval zou zijn geweest. Wat betreft de buitenlandse schuld is in 1960 voor de eerste maal aflossing verschuldigd op de „Mutual Security Act"lcning groot $ 16 miljoen, waarmede naar raming f 0,4 miljoen gemoeid is. Op de lening afgesloten met de Internationale Bank voor Herstel en Ontwikkeling, welke volgens een bepaald schema wordt gedelgd, is voorts voor 1960 f 0,7 miljoen meer verschuldigd. Tegenover deze verhogingen staat dat op de Lend-Lcase schuld volgens schema in 1960 f 2,1 miljoen minder behoeft te worden afgelost dan in 1959.
ƒ 63 133 000
g. Bedrag der 3-3 i % onderhandse lening 1947 op I april 1960 ƒ 84 560 000 1 oktober 1960 81540 000 Rente a 3i %
ƒ
2 906 800
1 418 284 a ƒ 3,83= ƒ
5 432 100
h. Bedrag der 3 % Nederlandse Staatslening 1947, luidende in dollars, op 1 mei 1960 S 48 744 278 1 november 1960. . . 45 807 956 Rentea3%
$
/. Bedrag der 3 % Investeringscertificaten op 1 juli 1960 en 1 januari 1961 ƒ535 427 400 Rentea3%
ƒ 16 062 900
k. Bedrag der 3 % lening per 1962-64 op 1 juni en 1 december 1960 ƒ 3 0 5 446 700 Rentea3% ƒ 9 163 500 /. Bedrag der 3i % lening 1948 op 1 juni 1960 ƒ354 318 400 1 december 1960 348 914 000 Rente a 3i % (in aanmerking nemende dat op de kleine coupures de rente jaarlijks wordt uitbetaald) ƒ 11 428 200
De aan de ramingen ten grondslag liggende berekeningen worden hieronder waar nodig artikelsgewijs toegelicht.
m. Bedrag der 3i % Beleggingscertificaten op 1 april 1960 ƒ 15 042 700 1 oktober 1960 14 890 700 Rente a 3 i % (in aanmerking nemende dat op de kleine coupures de rente jaarlijks wordt uitbetaald) ƒ 486 800
Titel A. Gewone Dienst
n. Bedrag der 3J % onderhandse lening 1949 op 1 mei en 1 november 1960 ƒ450 000 000
AFDELING I. GEVESTIGDE SCHULD EN LANGLOPENDE KREDIETEN
Rente a 3 i %
Onderafdeling I. RENTE EN OVERIGE KOSTEN Paragraaf 1. Binnenland Artikel 1. Rente en kosten van Gevestigde Schuld. a. Bedrag der 2è % Nationale Schuld op 1 juli 1960 en 1 januari 1961 ƒ202 596 550
o. Bedrag der 3è % lening 19501 op 15 maart 1960 ƒ 180 555 100 Rente a 3i %
ƒ
5 065 000
b. Bedrag der 3 % Nationale Schuld op 1 maart en 1 september 1960 ƒ119 562 200 Rente a 3 %
ƒ
3 586 900
c. Bedrag der 3è % Nationale Schuld op 1 juni en 1 december 1960 ƒ 33 947 900 Rente a 3 è % d. Bedrag dei 3 % lening 1937 op 1 juli 1960 1 januari 1961 Rente a 3 %
ƒ
1188 200
ƒ216 289 300 208 989 300 ƒ
6 379 200
ƒ
5 868 100
p. Bedrag der 3i % lening 195011 op 15 maart 1960 ƒ 388 743 000 Rente a 3 i %
Rente a 2 è %
ƒ 14 625 000
ƒ 12 634 200
q. Bedrag der 3J % onderhandse lening 1950 op 1 mei 1960 ƒ 21 320 700 1 november 1960 20 965 300 Rente a 3i %
ƒ
687 200
r. Bedrag der 2\ % Belastingcertificaten op 15 februari 1960 ƒ
6 202 000
Rente a 2f % s. Bedrag der 1\% lening 1951 op 1 april 1960 1 oktober 1960 Rente a 3 J %
ƒ
170 600
ƒ161430 400 155 451 400 ƒ
5 545 500
5 /. Bedrag der 4 % onderhandse lening 1951 op 16 januari en 16 juli 1960 ƒ305 676 000 Rentea4%
ƒ 12 227 100
u. Bedrag der 4 % onderhandse lening per 1976 op 16 juli 1960 ƒ 16 900 000 Rente a 4 %
ƒ
v. Bedrag der 4 % onderhandse lening per 1976II op 2 december 1960 ƒ Rente a 4 %
676 000 120 000
al. Bedrag der 3 4 % lening 1956 op 1 mei 1960 1 november 1960
4 800
w. Bedrag der 4 % onderhandse lening per 1977 op 1 februari 1960 ƒ
160 000
ƒ
6 400
x. Bedrag der 4 % onderhandse lening per 1977II op 1 maart 1960 ƒ
10 000
Rente a 4 %
ƒ
400
y. Bedrag der 4 % onderhandse lening per 1977III op 1 november 1960 ƒ
70 000
Rentea 4 % z. Bedrag der 3 | % lening 1953 op 1 april 1960 1 oktober 1960 Rente a 3 | %
ƒ
2 800
ƒ168 946 000 163 977 000 ƒ
6 242 400
aa.Bedrag der 34 % lening 19531 op 1 maarten 1 september 1960 ƒ317 219 700 Rente a 34%
ƒ 11 102 700
ab. Bedrag der 3$ % lening 1953II op 1 maart en 1 september 1960 ƒ112 000 000 Rente a 34%
ƒ
3 920 000
ac. Bedrag der 3J % onderhandse lening 1954 op 1 februari 1960 ƒ 63 270 000 Rente a 3 4 %
ƒ
ƒ538 653 000 323 690 000 ƒ 17 263 100
ak. Bedrag der 3J % lening 1955II op 15 april en 15 oktober 1960 ƒ217 031000 Rente a 3 i % ƒ 7 053 600
ƒ
Rente a 4 %
aj. Bedrag der 3} % lening 1955 op 1 februari 1960 1 augustus 1960 Rente a 3 4 %
2 214 500
ad. Bedrag der 31 % lening 19541 op 15 februari 1960 15 augustus 1960 Rente a 3 i %
ƒ259 872 000 252 447 000 ƒ 8 325 200
ae. Bedrag der 34 % lening 1954II op 15 februari 1960 15 augustus 1960 Rente a 3 i %
ƒ131250 000 127 500 000 ƒ 4 204 700
af. Bedrag der 2# % Schatkistcertificaten op 1 maart en 1 september 1960 ƒ 398^00 000 Rente a2&% ƒ 10 458 000 ag. Bedrag der 2 | % Schatkistcertificaten op 1 maart en 1 september 1960 ƒ403 200 000 Rente a 2 | % ƒ 11 088 000 ah. Bedrag der 2? % Schatkistcertificaten op 1 maart en 1 september 1960 ƒ398 400 000 Rente a 2J % ƒ 11 454 000
ƒ353 485 000 341702 000
Rente a 34 %
ƒ 12 165 800
a/w.Bedrag der 44 % lening 1958 op 1 december 1960 Rente a 44 %
ƒ233 803 200 ƒ 10 521 200
an. Bedrag der 4 i % onderhandse lening 1958 op 1 december 1960 Rente a 44 %
ƒ192 000 000 ƒ 8 640 000
ao. Bedrag der 44 % lening 1959 op 16 februari 1960 Rente a 44 %
ƒ400000000 ƒ 18 000 000
ap. Bedrag der 4J % lening 1959 op 1 juli 1960 Rente a 4 i %
ƒ1 190780000 ƒ 50 608 200
aq. Naar raming zal in 1960 verschuldigd zijn wegens papier, drukkosten, formulieren e.d ƒ Totaal rente en kosten
ƒ392 529 100
ar. Bij de voormelde berekeningen is uitgegaan van de stand der Staatsschuld op 1 januari 1959, verminderd met de in 1959 en 1960 verplichte aflossingen. Geen rekening is gehouden met de vermindering van de Staatsschuld door het in betaling geven ervan ter voldoening van belastingaanslagen, alsmede door amortisatie van deze schuld krachtens de wet van 9 november 1950 (Stb. K 494). Hierdoor zullen naar raming de renteverplichtingen in 1960 verminderen met . . zodat wordt uitgetrokken
100 000
529 100
ƒ392 000 000
Paragraaf 2. Buitenland Artikel 2. Rente en kosten van Gevestigde Schuld. a. Krediet, groot Can. $ 25 000 000, afgesloten met de Canadese Regering dd. 1 mei 1945, verhoogd dd. 5 februari 1946 tot Can. $ 125 000 000; per 30 april 1948 geconsolideerd Can. $ 123 949 275,97. Rente per 30 april 1960: 3 % van Can. $ 50 490 000 Can. $ 1514 700 3 i % van Can. $27 540 000 8_95_05_0 Can. $ 2 409 750 ƒ 9 398 100 b. Lening, groot $ 195 000 000, aangegaan met de Internationale Bank voor Herstel en Ontwikkeling dd. 7 augustus 1947. Rente a 3i "/„ per 1 april 1960 van $61 480 000 $ 999 050,— van B.frs. 14 595 800 . . . . B.frs. 237181,75 Rente a 3J % per I oktober 1960 van $57 970 000 $ 942 012,50 van B.frs. 13 765 500 . . . . B.frs. 223689,38 ƒ 7 469 300 Kosten 10 800 ƒ 7 480 100
6 c. Bedrag der 4 % lening 1950 op 1 april en 1 oktober 1960 Zw. frs 50 000 000 Rente a 4 % Zw. frs 2 000 000 en kosten . . . . ƒ
1 766 500
Artikel 3. Rente en kosten van langlopende kredieten in buitenlands geld.
ƒ
1 144 400
b. Krediet voor de aankoop van Surplusvoorraad van Amerikaanse Legergoederen, afgesloten met de Regering der Verenigde Staten dd. 28 mei 1947. Uitstaand bedrag op: 1 januari 1960 $ 10 125 500 1 juli 1960 9 875 500 Rente a 2 % $200 010
ƒ
766 100
c. Krediet, groot $ 50 000 000, afgesloten met de Export-Import Bank (Ie lening) dd. 22 september 1945. Uitstaand bedrag op: 1 juli 1960 $ 27 767 421 1 januari 1961 26 100 809 Rente a 2f % $ 629 735,65
ƒ
$ 658 259 ƒ 2 521 200 e. Krediet, groot $ 25 000 000, afgesloten met de War Assets Administration dd. 10 oktober 1947. $
ƒ
1 529 600
k. 41 % Lening, groot $ 3 000 000, afgesloten met het DeveIopment Loan Fund te Washington dd. 21 januari 1959, Wet van 12 maart 1959,5//). 95. De eerste rentebetaling op deze lening zal plaats hebben 6 maanden na de eerste opname. Aannemende, dat deze opname op 1 januari 1960 zal plaatsvinden en dat de gehele lening op 1 april 1960 zal zijn opgenomen, zal aan rente verschuldigd zijn: op 1 juli 1960 . . $ 55 780 op 1 januari 1961 63 750 $ 119 530 en kosten . . ƒ
AFDELING II.
477 000
RENTE EN KOSTEN VAN VLOTTENDE SCHULD
2 411900
d. Krediet, groot $ 50 000 000, afgesloten met de Export-Import Bank (2e lening) dd. 31 oktober 1945. Rente per 30 juni 1960: 3 % van $ 3 333 333,32 . . . . $ 49 727 3i % van $ 16 666 666,66 . . . . 290134 $ 339 861 Rente per 31 december 1960: 3 % v a n $ 1666 666,66 . . . . $ 25137 3 J % van $16 666 666,66 . . . . 293261 318 398
Uitstaand bedrag op: 1 juli 1960 en 1 januari 1961 . . .
M.S.A. lening, groot $ 16 000 000, afgesloten met de ExportImport Bank te Washington dd. 10 april 1952. Uitstaand bedrag op: 30 juni 1960 $ 16 000 000 31 december 1960 15 950 000 Rente a 2J % $ 399 370
a. Final Lend-Lease Settlement, gesloten ud. 28 mei 1947, grootS 48 000 000. Uitstaand bedrag op 1 juli 1960 $ 14 939 300 Rente a 2 % $ 298 786
/.
136406
Onderafdeling I. BINNENLAND Artikel 4, sub a. Rente en kosten van schatkistpapier. Daar het uiteraard niet mogelijk is reeds ten tijde van de indiening van de begroting voor het dienstjaar 1960 rekening te houden met alle factoren, welke van invloed zullen zijn op het beloop van de vlottende schuld in dat begrotingsjaar, kan slechts een globale raming worden ontworpen van de wegens uitstaand schatkistpapier in 1960 verschuldigde rente. Naar raming zal, verdere consolidatie buiten beschouwing latende, in 1960 gemiddeld aan schatkistpapier uitstaan een bedrag van ca. ƒ4900 miljoen. Voor 1960 een gemiddelde rente aannemende van 2 7 / 8 %, zal op voornoemd papier aan rente verschuldigd zijn een bedrag van ƒ 141 miljoen Voorts wordt ten laste van dit onderdeel gebracht de rente verschuldigd over de gelden van Rijksfondsen e.a., gestort in 's Rijks kas. Deze rentelast zal in 1960 naar raming bedragen 38 miljoen
15 700
Totale rentelast ten laste van dit onderdeel komende ƒ 179 miljoen
ƒ. E.C.A. lening, groot $ 129 500 000, afgesloten met de ExportImport Bank te Washington dd. 28 oktober 1948. Uitstaand bedrag op: 30 juni 1960 $122 540 000 31 december 1960 121380 000
Artikel 5. Rentevergoeding aan het Gemeentefonds wegens de over afgesloten dienstjaren gevormde reserve van dat fonds. De raming van het artikel is gebaseerd op een over afgesloten dienstjaren gevormde reserve van rond ƒ 452 miljoen bij een rentepercentage van 2£.
R e n t e a 3 % $ 4 092,15
Rente a 2J % $ 3 048 881
ƒ
ƒ 11 677 300
g. E.C.A. lening, groot $ 4 000 000, afgesloten met de ExportImport Bank te Washington, dd. 6 oktober 1950. Uitstaand bedrag op: 30 juni 1960 $ 3 785 716 31 december 1960 3 750 002 Rente a 2J % $ 94 193
ƒ
360 800
h. Lening door de Internationale Bank voor Herstel en Ontwikkeling verstrekt aan de Maatschappij tot Financiering van het Nationaal Herstel N.V., waarvan de verplichtingen ten laste van het Rijk komen. Uitstaand bedrag op: 1 juni 1960 $ 2 107 984,73 1 december 1960 1 871 484,73 Rente a 3 % $ 59 692 en kosten
ƒ
304 900
Onderafdeling II. BUITENLAND Artikel 6. In 1960 zal aan rente en kosten over het krediet, verleend door de Duitse Bondsrepubliek, verschuldigd zijn 2i % van D.M. 260 847 455,40 = D.M. 7 173 305 f 6 588 500 AFDELING III. OVERIGE RENTELASTEN Artikel 7. Rente over de reserves van Staatsbedrijven. Artikel 10 van de Bedrijvenwet (Stb. 1928, 249) bepaalt dat een Staatsbedrijf reserverekeningen kan vormen, terwijl een bedrag gelijk aan de tegoedschrijvingen aan reserverekeningen aan het Rijk dient te worden uitgekeerd. Ingevolge artikel 7, 5e lid, van de Bedrijvenwet wordt over de aan het Rijk uitgekeerde bedragen aan de Staatsbedrijven rente vergoed. Geraamd wordt dat de terzake aan het Rijk uitgekeerde bedragen in 1960 zullen belopen ƒ 110 000 000 4 i % rente hierover is
f
4 950 000
7 e. Op 1 november 1960 zal van de 3 % Grootboekschuld 1946 4/89e deel van het per 1 oktober daaraan voorafgaande uitstaande bedrag de/er schuld worden afgelost. Het op I oktober 1960 uitstaande bedrag wordt geraamd op ƒ729 564 000
Artikel 8. Rente aan oorlogsschudegerechtigden. a. In 1960 zal in het Grootboek voor de Wederopbouw gemiddeld zijn ingeschreven wegens rentedragende bijdragen in de oorlogsschade aan vaste goederen ƒ 1 1 000 000 3 è % rente hierover bedraagt
ƒ
385 000
b. Op 1 januari 1961 zal naar raming aan opbouwobligaties uitstaan een bedrag van ƒ
3 500 000
2i % rente hierover bedraagt
ƒ
87 500
c. De gemiddelde stand voor 1960 van de rekeningcourant met de Herstelbank wordt geraamd op ca. ƒ 0,8 miljoen. In verband hiermede is de verschuldigde rente a 2,16% geraamd op. . . . ƒ
17 300
Artikel 10. Rente wegens uitgestelde betaling van uitkeringen inzake de vlootreconstructie 1946. Door bijzondere omstandigheden is een uitkering inzake de vlootreconstructie 1946 nog niet afgewikkeld. Daar niet met volle zekerheid kan worden aangenomen dat de afwikkeling daarvan in 1959 zal plaatsvinden, is veiligheidshalve dit artikel voor het jaar 1960 uitgetrokken voor Memorie. AFDELING IV. OVERIGE UITGAVEN Artikel 13. Bijdrage aan de Buitengewone Dienst. Het geringe verschil met het voor het dienstjaar trokken bedrag is de resultante van de verhoging van nieuwe investeringen en de verlaging wegens van afschrijvingen bij het bereiken van het einde raamde levensduur.
1959 uitgeten gevolge beëindiging van de ge-
Dienvolgens wordt voor 1960 voor aflossing uitgetrokken ƒ 32 789 400 d. De 3—3i % lening 1947 wordt, behalve door voldoening van aanslagen in de Vermogensaanwasbelasting en de Vermogenshelling, gedelgd door inkoop ter beurze tot maximaal 2i % per jaar van het op 1 januari van elk jaar uitstaande bedrag der lening, ingeval en voor zover de beurskoers te Amsterdam daalt beneden 97 %. Aangezien thans niet valt te voorzien hoe de koers zich in 1960 zal ontwikkelen is zekerheidshalve voor 1960 voor aflossing uitgetrokken het maximale bedrag: 2è % van ƒ 1 809 438 700 ƒ 45 236 000 e. De 3-3 £ % onderhandse lening 1947 wordt gedelgd in jaarlijkse termijnen, elk groot ƒ 3 020 000. Dienovereenkomstig wordt voor 1960 geraamd ƒ 3 020 000 ƒ. De 3 % lening 1947, luidende in dollars, wordt gedelgd in 10 jaarlijkse termijnen van 1 %en daarna in 30 jaarlijkse termijnen van 3 % van het geplaatste bedrag der lening. Het geplaatste bedrag is groot $ 97 877 400. Dienvolgens wordt voor 1960 voor aflossing uitgetrokken $ 2 936 322 a ƒ 3,83 . . . ƒ 11 246 200 g. De 3 i % lening 1948 wordt aanvangende 1 juni 1959 gedelgd in 10 jaarlijkse termijnen van l i %, 10 jaarlijkse termijnen van 2 % , 10 jaarlijkse termijnen van 3 % en 10 jaarlijkse termijnen van 3J %. Derhalve wordt voor 1960 geraamd ƒ 5 404 400 h. De 3 % Investeringscertificaten worden, behalve door voldoening van aanslagen in de Vermogensaanwasbelasting en de Vermogenshcffing, gedelgd door voldoening van die belastingaanslagen, welke met geblokkeerd tegoed kunnen worden voldaan. Bovendien zal, aanvangende 1 januari 1959, deze schuld worden afgelost in 10 jaarlijkse termijncn. Voor 1960 wordt geraamd ƒ 66 928 500
Titel B. Buitengewone Dienst
/'. AFDELING I. GEVESTIGDE SCHULD EN LANGLOPENDE KREDIETEN Onderafdeling II. AMORTISATIE EN AFLOSSING Paragraaf 1. Binnenland Artikel 16. Amortisatie en aflossing van Gevestigde Schuld. a. Artikel 3 van de wet van 9 november 1950 {Stb. K 494) bepaalt dat jaarlijks op de begroting van Staatsuitgaven een bedrag wordt uitgetrokken voor de inkoop, tot ten hoogste de parikoers, van gevestigde Nationale Schuld en wel gedurende de jaren 1951 t/m 1961 ƒ 2 0 miljoen per jaar, gedurende de jaren 1962 t/m 1971 ƒ 10 miljoen per jaar en in 1972 en volgende jaren ƒ 5 miljoen per jaar. Uit dezen hoofde is derhalve voor amortisatie in 1960 uit te trekken een bedrag van ƒ 20 000 000 b. De delging van de 3 % lening 1937 vindt plaats door jaarlijkse aflossing op 1 juli van ten minste 0,886 % van het uitgegeven bedrag der lening, verhoogd met het bedrag van de door de verplichte aflossingen vrijgevallen rente. Dienvolgens beloopt de raming voor 1960 0,886% van ƒ 429 543 700 . . ƒ 3 805 757 Verhoogd met 3 % van ƒ 116 215 564 3486 467 Afgerond op een vijftigduizendvoud
ƒ
7 292 224
ƒ
7 300 000
De 3} % Beleggingscertificaten worden, behalve door voldoening van aanslagen in de Vermogensaanwasbelasting en de Vermogensheffing, gedelgd door voldoening van die belastingaanslagen, welke met geblokkeerd tegoed kunnen worden voldaan. Bovendien zal, aanvangende 1 april 1959, jaarlijks op deze schuld worden afgelost en wel in 10 jaarlijkse termijnen van 1 %, 10 jaarlijkse termijnen van 2 %, 10 jaarlijkse termijnen van 3 % en 10 jaarlijkse termijnen van 4 %. Voor 1960 wordt geraamd . . . . ƒ 152 000
k. De 3 J % onderhandse lening 1949 wordt gedelgd in 10 jaarlijkse termijnen van 1%, lOjaarlijkse termijnen van lè % en 30 jaarlijkse termijnen van 2£ %. Dienovereenkomstig wordt voor 1960 geraamd ƒ 7 500 000 /. De 3 | % lening 19501 wordt gedelgd in 15 jaarlijkse termijnen van 1 %, lOjaarlijkse termijnen van IJ %, 5 jaarlijkse termijnen van 3 % en lOjaarlijkse termijnen van 5è %. Mitsdien wordt voor 1960 geraamd ƒ 1984 200 m. De 3 | % lening 1950II wordt op overeenkomstige wijze gedelgd als de 3± % lening 19501. Derhalve wordt voor 1960 geraamd ƒ 4 272 000 n. De 3i % onderhandse lening 1950 wordt gedelgd in lOjaarlijkse termijnen van 1 %, lOjaarlijkse termijnen van 1 i % en 30 jaarlijkse termijnen van 2i %. Dienovereenkomstig wordt voor 1960 geraamd ƒ 355 400 o. De 2\ % Belastingcertificaten worden gedelgd door voldoening van aanslagen in de vermogensbelasting, de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting. Aangezien niet is te voorzien tot welk beloop Belastingcertificaten tot laatstgenoemd doel zullen worden aangewend, wordt dit onderdeel uitgetrokken voor Memorie I
5700
VII A
1—5 (3)
8 p.
De 34 % lening 1951 wordt gedelgd in 5jaarlijkse termijnen van 2 %, 5 jaarlijkse termijnen van 3 %, 5 jaarlijkse termijnen van 4%, 5 jaarlijkse termijnen van 5 %en 5 jaarlijkse termijnen van 6 %. Dienovereenkomstig wordt voor 1960 geraamd ƒ 5 979 000
q. De 3 j % lening 1953 wordt gedelgd in *,0 jaarlijkse termijnen. Dienovereenkomstig wordt voor 1960 geraamd ƒ 4 969 000 r. De 31 % lening 19531 wordt gedelgd in 30 jaarlijkse termijnen, afwisselend 3 %, 4 % en 3 % per jaar. Mitsdien wordt voor 1960 geraamd ƒ 11 895 800
Paragraaf 2. Buitenland Artikel 19. Amortisatie van Gevestigde Schuld. a. Het krediet, afgesloten met Canada, groot Can. $ 123949275,97, wordt in 27 jaarlijkse termijnen, te beginnen in 1950, afgelost. Voor 1960 wordt derhalve voor aflossing geraamd Can. $ 4 590 000 ƒ 17 901 000
t. De 34 % onderhandse lening 1954 wordt gedelgd in 50 jaarlijkse termijnen. Mitsdien wordt voor 1960 geraamd . ƒ 1 406 000
b. Ingevolge de Leningovereenkomst, gesloten met de Internationale Bank voor Herstel en Ontwikkeling ,moet de daarbij aangegane lening in halfjaarlijkse termijnen worden afgelost in het tijdvak 1 april 1953 t/m 1 oktober 1972, overeenkomstig het aflossingsplan. De termijnen, vervallende van 1 oktober 1966 t/m 1 oktober 1972, zijn reeds vervroegd afgelost. Voor 1960 wordt vpor aflossing geraamd $ 7 078 000 ƒ 26 967 200 B.frs 1 660 600 126 200
u. De 3i % lening 19541 wordt gedelgd in 40 jaarlijkse termijnen. Dienovereenkomstig wordt voor 1960 geraamd ƒ 7 425 000
ƒ 27 093 400
v. De 3£ % lening 1954II wordt gedelgd in 40 jaarlijkse termijnen. Mitsdien wordt voor 1960 geraamd ƒ 3 750 000
Artikel 20. Aflossing van langlopende kredieten in buitenlands geld.
w. De 3J % lening 1955 wordt gedelgd in 40 jaarlijkse termijnen. Mitsdien wordt voor 1960 geraamd ƒ 14 963 000
a. Hetkrediet, afgesloten met de Export-Import Bank(lste lening), wordt vanaf 1 juli 1946 afgelost in 60 halfjaarlijkse termijnen. Voor 1960 wordt derhalve voor aflossing geraamd $ 1 666 612 ƒ 6 349 800
s. De 34% lening 1953II wordt op overeenkomstige wijze gedelgd als de 3 4 % lening 19531. Derhalve wordt voor 1960 geraamd ƒ 4 200 000
x. De 3i % lening 1955II wordt gedelgd in 30 jaarlijkse termijnen afwisselend 3 % , 4 % en 3 % per jaar. Mitsdien wordt voor 1960 geraamd ƒ 9 979 000 y.
De 34% lening 1956 wordt gedelgd in 30jaarlijkse termijnen, afwisselend 3 %, 4 % en 3 % per jaar. Derhalve wordt voor 1960 geraamd ƒ 11 783 000
z. De 44 % lening 1958 wordt gedelgd in 25 gelijke jaarlijkse termijnen. Mitsdien wordt voor 1960 geraamd ƒ 9 741 800 aa. De 44 % onderhandse lening 1958 wordt gedelgd in 25 gelijke jaarlijkse termijnen. Derhalve wordt voor 1960 geraamd ƒ 8 000 000 ab. De 44 % lening 1959 wordt gedelgd in 30 jaarlijkse termijnen, afwisselend 3 %, 4 % en 3 % per jaar. Derhalve wordt voor 1960 geraamd ƒ 12 000 000 ac. De 4} % lening 1959 wordt gedelgd in 25 gelijke jaarlijkse termijnen. Derhalve wordt voor 1960 geraamd . ƒ 47 631 200 Het totaal der voor amortisatie en aflossing geraamde bedragen beloopt ƒ359 910 900 Bijdrage van de Gewone Dienst ten bedrage van de afschrijvingen op de activa van de Staat (exclusief eigendommen van de bedrijven en het Scheepvaartfonds) af: zodat wordt uitgetrokken
66 000 000 ƒ293 910 900
Artikel 17. De in hun recht erkende eigenaren van schuldbewijzen der in 1947 geconverteerde leningen, die wegens het ontbreken van hun stukken in 1947 niet in de gelegenheid waren gebruik te maken van het aan de houders van zulke schuldbewijzen verleende keuzerecht, worden op grond van het Besluit Herstel Rechtsverkeer alsnog in de gelegenheid gesteld vorenbedoeld recht uit te oefenen. Aangezien thans niet is te voorzien tot welk bedrag door zulke eigenaren aflossing zal worden gekozen, is dit artikel uitgetrokken voor Memorie Artikel 18. Versterkte aflossing. Na de opheffing van Hoofdstuk VII A 2 wordt de aflossing van gevestigde schuld tengevolge van het in betaling geven daarvan ter voldoening van aanslagen in de buitengewone heffingen ten laste van dit artikel gebracht. Aangezien niet valt te voorzien of en zo ja tot welk beloop gevestigde schuld tot voornoemd doel zal worden aangewend, wordt dit artikel uitgetrokken voor Memorie
b. Het krediet, afgesloten met deWar Assets Administration, groot $ 621 707, waarvan in 1950 werd afgelost $ 51 345 en in 1951 $ 24 450, wordt vervolgens afgelost in 12 gelijke jaarlijkse termijnen, te beginnen 1 januari 1952. Voor 1960 wordt derhalve voor aflossing geraamd $45 469 ƒ 173 300 c. Ingevolge de Lend-Lease overeenkomst, afgesloten dd. 28 mei 1947 (Stb. I 181), alsmede de Fulbright-overeenkomst, afgesloten dd. 17 mei 1949 (Stb. J 260), wordt de op deze overeenkomst aangegane schuld afgelost als volgt: 1. Gezien artikel 6, sub B, van voornoemde LendLease overeenkomst wordt het uitstaande bedrag van de verschuldigde totale hoofdsom afgelost in dollars in 30 jaarlijkse termijnen, te beginnen op 1 juli 1951. Het per 1 juli 1960 uitstaande bedrag van de totale hoofdsom zal naar raming bedragen $ 24 814 800. Voor 1960 wordt derhalve voor aflossing geraamd $ 1 181 650 a ƒ 3,81 ƒ
4 502 100
2. Gezien artikel 7, sub A, lid 3, van de LendLease overeenkomst en artikel 11 van de Fulbright-overeenkomst, betreffende het verstrekken van Nederlands Courant ten behoeve van onderwijsprogramma's wordt jaarlijks $ 250 000 afgelost op de schuld uit hoofde van de Lend-Lease overeenkomst. Voor 1960 wordt derhalve voor aflossing geraamd $ 250 000 a ƒ3,80 ƒ
950 000 5 452 100
d. Hetkrediet, afgesloten met de Export-Import Bank (2e lening), wordt vanaf 30 juni 1951 afgelost in 30 gelijke halfjaarlijkse termijnen. Voor 1960 wordt derhalve voor aflossing geraamd $ 3 333 333,32 ƒ 12 700 000 e. Ingevolge het Canadese Settlement, dd. 9 mei 1949, moet de daarbij vastgestelde schuld groot Can. $ 5 733 966,70 afgelost worden in 10 gelijke jaarlijkse termijnen, te beginnen 31 december 1952. Voor 1960 wordt derhalve voor aflossing geraamd Can. $573 397 ƒ 2 236 300
9 f.
De lening door de Internationale Bank voor Herstel en Ontwikkeling verstrekt aan de Maatschappij tot Financiering van het Nationaal Herstel N.V. wordt afgelost in halfjaarlijkse termijnen gedurende de periode 1 december 1952 t/m 1 juni 1964, welke aflossingsverplichtingen ten laste van het Rijk komen. Ingevolge het aflossingsschema wordt voor 1960 voor aflossing geraamd $ 473 000 ƒ 1 802 200
g. De E.C.A. lening, groot $ 129 500 000, afgesloten met de Export-Import Bank te Washington, dd. 28 oktober 1948, wordt vanaf 30 juni 1956 afgelost in 56 halfjaarlijkse termijnen. Voor 1960 wordt voor aflossing geraamd $ 2 320 000 ƒ 8 839 200 h. De E.C.A. lening, groot $ 4 000 000, afgesloten met de ExportImport Bank te Washington, dd. 6 oktober 1950, wordt vanaf 30 juni 1956 afgelost in 56 halfjaarlijkse termijnen. Voor 1960 wordt voor aflossing geraamd $71 428 ƒ 272 200
j.
De M.S.A. lening, groot $ 1 6 000 000 afgesloten met de Export-Import Bank te Washington dd. 10 april 1952 wordt van 30 juni 1960 af t / m 31 december 1983 afgelost in halfjaarlijkse termijnen. Voor 1960 wordt voor aflossing geraamd $ 100 000 ƒ 381000
Nevens deze memorie wordt weder overgelegd een overzicht van de samenstelling van de Nationale Schuld op 1 juli 1959. De Minister van Financiën, ]. ZIJLSTRA.
)0