Zitting 1971-1972 - 11 5 0 0
HERDRUK!)
1
RIJKSBEGROTING VOOR HET DIENSTJAAR 1972 HOOFDSTUK XVI - CULTUUR, RECREATIE EN MAATSCHAPPELIJK WERK VERSLAG VAN EEN MONDELING OVERLEG Nr. 70
De vaste Commissie voor Cultuur, Recreatie en Maatschap* pelijk Werk had aanvankelijk besloten het categoraal opbouwwerk ten aanzien van een aantal groepen, te weten: Surinamers en Antillianen, woonwagenbewoners en Zuidmolukkers, in een openbare vergadering van de commissie met de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk te bespreken. In de openbare vergadering van de commissie op 9 maart 1972 bleek geen tijd te zijn voor een uitvoerige behandeling, zodat werd besloten tot een diepgaander bespreking in mondeling overleg met de bewindsman. Dit overleg vond plaats op 13 april. De Minister had zich daarbij doen vergezellen van een aantal hoofdambtenaren. De commissie heeft de eer omtrent dit overleg als volgt verslag uit te brengen. Surinamers en Antillianen
1 ) Ten gevolge van een misverstand was een op een aantal punten niet correcte tekst gepubliceerd.
Een lid van de P.v.d.A.-fractie veronderstelde de algemene problematiek van Surinamers en Antillianen bekend, ook uit het overleg dat ter zake in het verleden gevoerd is tussen Nederlandse, Antilliaanse en Surinaamse parlementsleden. Kort samengevat komt het erop neer dat zeer velen uit Suriname en de Antillen naar Nederland komen in de veronderstelling dat zij paradijsachtige toestanden zullen aantreffen. Zij ontvangen geen voorlichting vooraf over de werkelijkheid en worden hier niet of nauwelijks opgevangen of begeleid. De teleurstelling komt dan snel: huisvesting", onderwijs-, jeugd- en werkgelegenheidsproblemen. Ook gevallen van discriminatie zijn bekend. Deze problemen zijn in de Bijlmer het spectaculairst, omdat door de huisvestingsperikelen een concentratie van Surinamers en Antillianen plaatsvindt in een bovendien voor hen volstrekt onbekend woonmilieu. De betrokkenen zijn als het ware het slachtoffer van hun Nederlanderschap. Hun landsregering doet weinig aan voorlichting. Voor deze groepen is het uiterst belangrijk dat de Nederlandse Regering met spoed een beleid formuleert en uitvoert. Aan de betrokkenen wordt als groep gevraagd of gestreefd moet worden naar assimilatie (geheel opgaan in de Nederlandse bevolking) of dat het verblijf hier van tijdelijke aard zal zijn, met behoud van eigen culturele identiteit. Zo'n beslissing hoort echter bij het individu thuis, waarbij aangenomen mag worden dat velen voor integratie zullen kiezen, met behoud van eigen identiteit. De vraag is nu hoe dit gekanaliseerd moet worden. De bestaande organisaties schieten tekort. Welsuria krijgt subsidie van CRM, maar heeft niet het vertrouwen van de betrokkenen en maakt de indruk teveel van assimilatie uit te gaan. Moet die waarneming niet ertoe leiden andere organisaties te gaan steunen? Ook moet geconstateerd worden dat de inbouw van de opvang van rijksgenoten in de algemene samenlevingsopbouworganen zoals het SCAB mislukt is. Ondanks toezeggingen voor ruimere financiën bij de behandeling van de begroting van het Kabinet van de ViceMinister-President wordt nog steeds onvoldoende geld ter beschikking gesteld. 11 500 XVI
70
(2 vel)
2 Waarom moet in de Bijlmermeer de gedeeltelijke mankracht van vele welzijnswerkers voor de begeleiding van rijksgenoten besteed worden en zijn er niet een aantal fulltimers voor dat werk in dienst? Spontaan en zonder steun is er nu in de Bijlmer een Caraïbisch Centrum ontstaan. Het lid dat deze opmerking maakte drong krachtig aan op het herzien van de beslissing dat hiervoor geen overheidssteun gegeven wordt. Moet er zelfs geen uitbreiding aan gegeven worden? De Bijlmer heeft unieke problemen opgeroepen, maar de huisvesting is er tenminste van goede kwaliteit. Dit P.v.d.A.-lid drong er met de meeste klem op aan de hele opvang en begeleiding van Surinamers en Antillianen in de kortst mogelijke tijd uit het slop te halen om het ontstaan van verwerpelijke toestanden te voorkomen. Door een effectief en preventief beleid, ook ten aanzien van Nederlanders, valt nu nog erger te voorkomen. Van K.V.P.-zijde werd gevraagd hoeveel rijksgenoten er in de Bijlmer waren. Welsuria spreekt over 2000, anderen over 5000. Waar komen overigens de cijfers vandaan nu er geen aparte registratie bestaat? Kunnen ruimere financiën zonder meer ter beschikking komen of moet daarvoor in de begroting elders worden gesnoeid? Kan er iets gezegd worden over trage besluitvorming ten departemente over subsidieaanvragen? Dit lid stipte aan dat een apart probleem is dat de moderne woonwijken onleefbaar zijn voor jongeren die als blijvend onplaatsbaar in het arbeidsproces moeten worden beschouwd. Speciale aandacht is ook nodig voor schoolgaande kinderen omdat vaak beide echtgenoten moeten werken om de hoge huren te betalen. Een C.H.U.-lid vroeg of er een speciale training bestaat voor het onderwijzend personeel dat met Surinaamse en Antillaanse kinderen te maken heeft. Wat doet de speciale onderwijsconsulent in Amsterdam hieraan? De werkgelegenheid voor Antillianen en Surinamers baart zorgen; zo mislukken in Den Haag drie keer zoveel Surinamers en Antillianen in een nieuwe baan als Nederlanders. Is er op de Gemeentelijke Arbeidsbureaus een speciale afdeling voor hen, of gaan ze met alle andere gevallen de molen in? Is het overigens juist dat er een actieve werving van bejaardenhelpsters in Suriname gaande is of was? Wat vindt de Minister van de in Utrecht in oprichting zijnde Migrantenraad? Kan daar een rijkssubsidie voor gegeven worden? Een ander P.v.d.A.-lid merkte op dat het categoraal opbouwwerk niet meer de juiste benadering geeft voor de problemen. De visie dat het hier om gewone Nederlanders gaat is onhoudbaar. Er is dus een registratie van deze mensen nodig om hun een aparte bescherming te bieden. Het besef dat zij in een vijandige, discriminerende maatschappij terecht gekomen zijn is een goed uitgangspunt. Er zal voor deze bevolkingsgroep veel meer onderwijsbegeleiding nodig zijn; zelfs zullen Surinamers en Antillianen ingezet moet worden als onderwijzers, opbouwwerkers, cultureel werkers, etc, waarbij meer mankracht moet worden ingezet, met andere methodieken. Het grote maatschappelijk gevaar van de instroming van Surinamers e:i Antillianen en trouwens ook van buitenlandse arbeidskrachten is naar de mening van dit P.v.d.A.-lid dat er een toenemende weerstand gewekt wordt onder „de blanke Nederlanders". Een ander C.H.U.-lid vond het opvallend dat stedenbouwkundige aspecten nauwelijks genoemd waren. Een hoogststedelijke woonvorm als in de Bijlmer is voor ons al nauwelijks te verwerken, laat staan voor Surinamers en Antillianen. Dit lid ontkende verder dat het om zo'n helemaal nieuwe situatie gaat. Nederland heeft een grote ervaring opgedaan met de succesvolle assimilatie van Nederlands-Indiërs. Van P.v.d.A.-zijde wordt nu wel gevraagd de Surinamers en Antillianen vrij te laten in de keuze tussen assimileren of integreren, maar de Indische Nederlanders is die keuze niet gelaten en in
vele andere landen met soortgelijke situaties bestaat die keuze niet, zonder dat dat nadelig is. Van DS'70-zijde werd opgemerkt dat er niet alleen geen adequate voorlichting gegeven wordt in Suriname over de Nederlandse samenleving, maar dat zelfs de indruk bestaat dat daar naar bepaalde rassen een bepaald veel te fraaie voorstelling wordt gegeven, opdat velen van één bevolkingsgroep naar Nederland zullen trekken en Suriname zullen overlaten aan andere rassen. Een K.V.P.-lid merkte vervolgens op dat er een soort toelatingsbeleid moet komen voor Surinamers en Antillianen. Studerenden zouden na afsluiting van hun studie terug moeten keren naar hun land van herkomst. Van P.v.d.A.-zijde sloot men geheel hierbij aan, met de kanttekening dat desondanks toch wel voor de hier verblijvende Surinamers en Antillianen een goede begeleiding nodig is. Een ander K.V.P.-lid zei ervaren te hebben dat de Surinamers en Antillianen hunkeren naar erkenning van hun eigen levenspatronen en cultuur. Zij zoeken een herstel van het vertrouwen in de Nederlandse overheid. Daarvoor zal veel onderzoek en studie nodig zijn, maar directe noodmaatregelen zijn nodig om rampen te voorkomen. De jeugdwerkloosheid is tot 40 pet. opgelopen; door leegloop dreigt straatschenderij. Op het Amsterdamse G.A.B. krijgen Surinaamse jongeren nu te horen dat zij in februari 1973 nog eens mogen terugkomen om te vragen of er werk is! Er moet dringend iets gedaan worden om deze jongeren op te vangen. Kunnen de vormingsinstituten cursussen gaan verzorgen, onder leiding van mensen uit de betrokken landen zelf? Ten slotte werd van P.v.d.A.-zijde nog gevraagd hoeveel Surinamers en Antillianen er in de oude wijken van Amsterdam wonen. Gaat de integratie daar sneller omdat men woont tussen een verzameling van andere verdrukte minderheden? Wordt in die oude wijken overigens wel iets aan begeleiding gedaan? De Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk zei dat deze problemen hem zo klemmend voorkwamen dat hij juist een aantal dagen besprekingen was gaan voeren met de lands-regeringen van Suriname en de Nederlandse Antillen over deze problemen. Binnenkort wordt in de Welzijnsraad uit de Raad van Ministers een rapport besproken over het welzijn van deze bevolkingsgroepen, waarin ook een vorm van migratieregulering is opgenomen ten einde de opvang en begeleiding te kunnen verbeteren. De Surinaamse regering wil harerzijds belemmeringen invoeren bij de migratie van niet-begeleide minderjarigen. Aangezien Nederlanders een visum nodig hebben om zich in andere landen van het Koninkrijk te vestigen, is bij de Regeringen van die landen de vraag opgekomen waarom Nederland niet eveneens visumplicht zou kennen voor rijksgenoten. De bewindsman bestreed dat in Suriname van overheidswege om welke reden dan ook bewust verkeerde voorlichting gegeven zou worden aan wie dan ook. Er zijn diverse commissies bezig de problemen te bestuderen en oplossingen te bestuderen. Zojuist is een rapport aangeboden over de werkgelegenheid en arbeidsbemiddeling, waarin ook de jeugdwerkloosheid en de rol van de G.A.B.'s besproken zijn. De Welzijnsraad zal verder binnenkort een advies bespreken over de voorlichting, met name in Suriname, waar een voorlichtingsbureau komt. Aan allen die daar een paspoort vragen wordt een vouwblad met voorlichting verstrekt. Ook de Wereldomroep en de Surinaamse pers besteden veel aandacht aan de Nederlandse omstandigheden. Waar het nu om gaat is dit alles te coördineren. Doel van het C.R.M.-beleid is integratie met behoud van culturele identiteit. Het verschil met de geassimileerde Indische Nederlanders is dat zij hier moesten blijven, terwijl voor de Surinamers en Antillianen integendeel terugkeer altijd mogelijk is. In het opbouwwerk wordt gestreefd naar het werken via een organisatie van de betrokkenen zelf. Die vormen echter geen eenheid (rassen, afkomst van diverse eilanden).
3 Het is de bewindsman niet bekend, dat Welsuria naar assimilatie zou streven en daardoor geen vertrouwen meer geniet. Het Amsterdamse gemeentebestuur heeft wel voorgesteld óók subsidie te geven aan de stichting BEST. Dit plaatst de Regering voor een moeilijkheid omdat slechts één stichting subsidie kan krijgen. Gebruikelijk is dat het Rijk het advies van een gemeentebestuur volgt, zodat een en ander zou betekenen dat de steun aan Welsuria zou moeten worden ingetrokken. Dit heeft het gemeentebestuur van Amsterdam echter geheel niet voorgesteld. In Amsterdam verblijven rond 18 000 Surinamers en Antillianen, waarvan vermoedelijk 3000 in de Bijlmermeer. Het SCAB (samenlevingsopbouwwerk) heeft 10 medewerkers, waarvan er 3 werken ten behoeve van Surinamers en Antillianen. Er is overleg gaande over een uitbreiding van de werkzaamheden voor deze groepen. De uitbreiding van financiën voor de opvang en begeleiding was helaas niet genoeg voor het goed in stand houden van het bestaande werk. Wat betreft de trage besluitvorming ten departemente vroeg de Minister nadere gegevens opdat hij de klachten kan onderzoeken. Hij betwijfelde of het wel een goede gedachte is Surinaamse en Antilliaanse onderwijzers, welzijnswerkers etc. in Nederland aan te stellen voor hun landgenoten. Er zijn weinig van deze gespecialiseerde krachten en zij dienen bij voorkeur in hun eigen land te werken. Eigen organisaties zijn voor de begeleiding wel van groot belang omdat op die manier maximale participatie te verwachten is. Als duidelijk gemaakt wordt - zoals nu het geval is - dat een andere organisatie een betere participatie kan realiseren, moet bezien worden of omschakeling in het subsidiebeleid nodig is. Het is zeer moeilijk een regeling te bereiken die garandeert dat mensen die hier een opleiding genoten hebben, naar hun land zullen terugkeren. In de voorwaarden voor studiefinanciering is geregeld dat de bursalen binnen vijf jaar na afstuderen naar hun land terugkeren. Er is echter een afkoopregeling waar veelvuldig van gebruik gemaakt wordt. Van de zijde van de Minister werd ten slotte opgemerkt, dat de Utrechtse Migrantenraad een uniek experiment is om een gekozen orgaan in te bedden in het plaatselijk welzijnswerk. De gemeente Utrecht is hier intensief bij betrokken. De financiële aspecten zijn nog niet te overzien en subsidie is nog niet aangevraagd. Een P.v.d.A.-lid meende, dat de Minister blijkens zijn antwoorden de noodsituatie onvoldoende beseft. Rapporten en commissies zijn onvoldoende; voorlichting zal te laat effect hebben. De werkloosheid vooral onder de jeugd heeft voorspelbare effecten: leegloop, straatschenderij, druggebruik, criminaliteit en ten slotte stigmatisering van deze toch al gediscrimineerde groep. Met een snel en vooruitziend beleid is er misschien nog iets te voorkomen, niet met bezadigde reacties. De subsidiëring van initiatieven kan niet langer via Welsuria lopen, wil de overheid nog enige geloofwaardigheid behouden. Het is een misverstand, dat dit orgaan als overkoepelend lichaam door één andere organisatie vervangen kan worden. De diversiteit is daar te groot voor. BEST b.v. wil alleen een tehuis bieden. Dit lid vond het antwoord, dat drie functionarissen van het SCAB zich bezighouden met werk ten behoeve van Antillianen en Surinamers misleidend. Hun andere werkzaamlieden beslaan ongeveer 80 pet. van hun arbeidstijd. Een ander P.v.d.A.-lid verzocht de Minister schriftelijk uitvoerige informatie te verschaffen over de begeleiding van Surinamers en Antillianen in geheel Amsterdam. Weer een ander P.v.d.A.-lid besefte, dat het voor Suriname en de Antillen moeilijkheden zal geven als hier onderwijzers en welzijnswerkers uit die landen worden aangesteld voor hun landgenoten. Nederland zit nu echter met dat probleem en moet daar hoe dan ook een oplossing voor vinden. Nu het onderwijs aan Nederlandse kinderen te lijden heeft onder de aanwezigheid van Surinaamse en Antilliaanse leerlingen moet voor deze laatsten een aangepaste vorm van onderwijs ge-
vonden worden opdat geen onoverkomenlijke tegenstellingen groeien tussen Nederlanders en de anderen. Van K.V.P.-zijde werd van de Minister de ondubbelzinnige uitspraak verlangd, dat er op korte termijn in de Bijlmer uitgebreide maatregelen genomen zullen worden om het vertrouwen in de overheid - in dit geval het Amsterdamse gemeentebestuur - te herstellen. Zo niet, dan kunnen hoogst ongewenste omstandigheden ontstaan. Van deze zijde bestond er overigens begrip voor dat het zeer bezwaarlijk is een reeks van organisaties van allerlei groeperingen en voor allerlei doeleinden te subsidiëren. Is dit probleem niet eenvoudig te ondervangen door de constructie van meerdere autonome organisaties onder één koepelorganisatie? De Minister wees erop, dat het opvang- en begeleidingswerk in Amsterdam juist door een koepelorganisatie verricht wordt, waartegen nu zoveel bezwaar gerezen is. Er wordt in Amsterdam nu gewerkt aan een diversificatie in het veld, o.a. door steun aan de stichting BEST, die overigens meer wil dan een tehuis oprichten. Het overleg met het SCAB is er op gericht de bestaande taken zo over de functionarissen te verdelen, dat enkelen van hen volledig beschikbaar zijn voor het werk ten behoeve van Surinamers en Antillianen. Het streven is en blijft gericht op goede verhoudingen. Het subsidiëren van organisaties voor de verschillende rassen werkt desintegrerend op de Surinaamse groep in Nederland en op de Surinaamse samenleving zelf. De jaarverslagen van Welsuria zijn erop gericht een overzicht te geven van de opvang en begeleiding in Amsterdam. Dat deze stichting het vertrouwen van de betrokkenen verloren zou hebben, nam de bewindsman zeer ernstig. Hij zal zich persoonlijk hieromtrent oriënteren. Aan de Commissie zal het resultaat van het overleg daaromtrent met het Amsterdamse gemeentebestuur meegedeeld worden. Het werken met één organisatie kan betekenen, dat als een bepaalde groep daarin de boventoon gaat voeren, andere groepen zich ten achter gesteld zullen voelen. Eerder dan het werken met onderscheiden organisaties komt dan in principe het bevorderen van samenwerking in één organisatie in aanmerking. De werving van arbeidskrachten in Suriname is inmiddels stopgezet. Het ging om meisjes uit de hoogste mulo-klassen, die verpleegster konden worden. De berichten over mededelingen van het G.A.B, aan jeugdige Surinamers dat zij over een jaar nog maar eens terug moeten komen zullen aan het Ministerie van Sociale Zaken voor onderzoek voorgelegd worden. Ten slotte werd van de zijde van de Minister opgemerkt, dat het instellen van een visumplicht voor de rijksgenoten de hoogste urgentie heeft. Woonwagenbewoners Van P.S.P.-zijde werd naar voren gebracht dat het woonwagenbeleid voortdurend op verzet stuit en tot incidenten aanleiding geeft. Zo zijn er juist weer ernstige moeilijkheden in Tiel geweet, terwijl in Kampen 15 volledig geïntegreerde gezinnen heengezonden zouden worden. De argumenten tegen het concentratiebeleid (gettovorming, slechte hygiëne, marktbederf) bekend veronderstellend, zei het lid dat deze opmerkingen maakte dat de huidige Woonwagenwet zijns inziens ingetrokken moet worden en dat men moet terugkeren tot de bepalingen van de oude wet van 1918. De bouw van de grote regionale kampen zou gestaakt moeten worden; in elke woonkern van enige omvang (1000 inwoners bijvoorbeeld) moet een standplaats voor zes wagens aangelegd worden, met een goede uitrusting. Ook bij kermissen etc. kunnen deze standplaatsen nuttig zijn. Als maatregel ter bevordering van de integratie zou vanwege de Minister van Binnenlandse Zaken bepaald moeten worden dan woonwagenbewoners na een verblijf van een half jaar in één gemeente, opgenomen worden in de bevolkingsboekhouding van die gemeente.
4 Er zou voorts snel een werkelijk modern wetenschappelijk onderzoek verricht moeten worden naar de wensen, opvattingen en motivaties van de woonwagenbewoners, terwijl in de adviescommissie woonwagenbeleid een aantal geïnteresseerde en deskundige buitenstaanders opgenomen moet worden. Tijdens de eerdergenoemde openbare commissievergadering waren de Minister een groot aantal vragen voorgelegd, die hem nu aanleiding gaven tot de volgende beschouwingen. De visie van Regering en parlement bij de behandeling van de Woonwagenwet is in zoverre aan de thans gebleken bezwaren aangepast dat naast de grote regionale kampen ook kleinere staanplaatsen daarbuiten mogelijk zullen blijven voor tien tot vijftien wagens. Of deze nuancering van het beleid nu wel of niet een ombuiging is - waarnaar gevraagd was noemde de bewindsman een woordenspel. Van belang is dat Regding en parlement van mening zijn dat er niet alléén regionale kampen moeten zijn. Het reeds aangekondigde wetsontwerp tot wijziging van artikel 10 van de Woonwagenwet (beroepsmogelijkheid openen) zal naar verwachting in juni de Kamer bereiken. Daar waar (tijdelijke) overbezetting van kampen geconstateerd wordt zullen overloopplaatsen aangelegd moeten worden. In Assen doet zich anderzijds het probleem voor dat het kamp zwaar onderbezet is. Een deel van dit kamp wordt nu van de rest afgeschermd. Als de onderbezetting zich voortzet, zal het kamp definitief verkleind worden. Aangezien in Drenthe bovendien veel woonwagenbewoners hun wagen verlaten en in een huis gaan wonen, is sluiting op den duur niet ondenkbaar, tenzij er velen uit het westen naar het kamp in Assen zouden trekken. Voor zover pastorale werkers een aandeel leveren in het professionele maatschappelijk werk ten behoeve van woonwagenbewoners, kan daarvoor subsidie verleend worden. De overheid kan echter niet de pastorale zorg zelf financieren. De inspraak van woonwagenbewoners is voor verbetering vatbaar, zeker bij de ontwikkeling van het genuanceerde regionale beleid. De gelegenheid voor verbetering doet zich nu voor omdat de commissie ex artikel 38 van de Woonwagenwet opnieuw samengesteld moet worden. De nieuwe benoemingen zullen recht doen aan de groeperingen die thans representatief geacht kunnen worden voor de woonwagenbewoners, die zich sterk aan het organiseren zijn. Wat betreft de nu gelaakte publikatie van gegevens voor het rapport inzake de beroepsstructuur van de woonwagenbewoners: publikatie van het rapport zr.1 geschieden na overleg met vertegenwoordigers van de woonwagenbevolking. Dit rapport moet gezien worden als een steekproef, niet als een alles omvattend fundamenteel onderzoek. Conclusies kunnen er niet voldoende uit getrokken worden. Helaas zijn enkele delen uit het rapport reeds in de openbaarheid gekomen voordat het overleg plaatsvond. Onderzocht wordt of er nog meer scholen met buitengewoon onderwijs voor de kinderen van woonwagenbewoners moeten komen. De voordelen van dit aangepaste onderwijs boven dat van de gewone basisopleiding zijn duidelijk: niet alleen is het onderwijs ingesteld op de specifieke problemen van deze bevolkingsgroep, maar ook is bv. de leerlingenschaal veel lager. De Minister beaamde dat degenen die de Woonwagenwet in de praktijk uitvoeren voor een zware taak staan. Op zijn verzoek /.al de Vereniging vnn Nederlandse Gemeenten oriëntatiedagen beleggen voor beheerders en secretarissen van de coördinatiecommissics. De bewindsman zag geen aanleiding stappen te ondernemen die ertoe zouden moeten leiden dat de salarissen van de betrokken wethouders extra verhoogd worden. Er kunnen vele redenen zijn die een bepaalde wethoudersportefeuille verzwaren en er is geen reden om in juist dit geval daar een bijzondere financiële tegemoetkoming voor te geven. Een D'66-lid informeerde hierna of al een beslissing genomen was over de uitkering van de f 15 000 subsidie voor apparaatskosten voor woonwagenorganisaties. De bewindsman antwoordde direct dat hier nog geen schot in is gekomen omdat
met de drie betrokken organisaties geen overeenstemming bereikt kan worden. Het D'66-lid betreurde het dat rog geen beslissing is genomen. De Landelijke Vereniging is allang zoveel groter dan de twee andere dat die voor het subsidie in aanmerking komt. Hij zei vervolgens te moeten constateren dat het woonwagenbelcid in zijn totaliteit mislukt is - met inbegrip van het daaraan verbonden bijstandsbeleid dat nu helaas niet ter bespreking is. Uit eigen wetenschap, opgedaan tijdens vele particuliere bezoeken aan woonwagenkampen, voorspelde hij dat te verwachten is dat binnenkort de spanningen zich in ernstige ongeregeldheden zullen ontladen. De nuanceringen in het beleid geven geen enkele oplossing want het beleid zelf is fout. De uitvoering is bovendien volstrekt ondoorzichtig door de verbrokkeling over de verschillende bestuurslagen, departementen en C.R.M.-afdelingen en door de bemoeienissen van organisaties als Divosa en de V.N.G. De vooroordelen tegen woonwagenbewoners zijn bovendien bij de bestuurders te groot om een goede uitvoering te mogen verwachten, en de onkunde en onbegrip is nauwelijks voorstelbaar. Het beleid onder de ambtsvoorgangster van de Minister was naar de mening van dit lid onjuist maar tenminste rechtlijnig. Met de nuancering is nu aan de fouten de onzekerheid toegevoegd doordat uit machteloosheid lose toezeggingen gedaan worden, die door een zwak en ongeïnteresseerd ambtenarenapparaat op diverse bestuurlijke niveaus niet tot uitvoering gebracht worden. Heeft de Minister wel de wil en de macht om een actief beleid op dit punt op te leggen? Er bestaan nu ongeveer 35 regionale kampen, er zijn er ongeveer tien in voorbereiding en over een even groot aantal moet nog beslist worden. Als de zogenaamde nuancering niet snel ter hand genomen wordt zijn alle toezeggingen overbodig omdat er niets meer te nuanceren is. De kwestie van het woonwagenkamp in Kampen noemde dit lid de test-case voor de geloofwaardigheid van de Minister. Slechts als de betrokken, in de Kampener samenleving geïntegreerde gezinnen, mogen blijven kan de schijn opgehouden worden dat er een verstandig beleid gevoerd wordt. Behalve de gemeente blijkt in dit geval namelijk geen instantie van mening te zijn dat deze gezinnen verplaatst moeten worden. Een P.v.d.A.-lid sloot zich hierbij aan. Aangezien het eerdergenoemde D'66-lid noch bij de begrotingsbehandeling, noch bij de openbare commissievergadering, noch tijdens dit mondeling overleg naar zijn mening voldoende uitvoerig kon spreken, verzocht hij de Minister op korte termijn aan de Kamer een zeer uitvoerige nota toe te zenden over het woonwagenbeleid en alle daaraan verbonden aspecten. Wil deze nota bevredigend zijn, dan zal daarin een totale beleidswijziging aangekondigd moeten worden. Een K.V.P.-lid was veel minder somber over het woonwagenbeleid dan de vorige sprekers. Als er naast de 55 regionale kampen voldoende kleine standplaatsen blijven is er geen aanleiding het beleid af te keuren. Enige soepelheid van de zijde van de gemeentebesturen zou echter welkom zijn. Kan de gemeenten duidelijk gemaakt worden dat het niet aangaat de gemeentelijke kampen leeg te slepen en te slopen op de dag dat een regionaal kamp geopend wordt? Verder informeerde dit lid of ook subsidie verleend wordt als een pastoraal werker slechts een gedeeltelijke dagtaak heeft in het maatschappelijk werk ten behoeve van woonwagenbewoners. Acht de Minister de wijze waarop het schouwen van woonwagens verricht wordt, wel bevredigend? De indruk bestaat dat dit zeer slordig gebeurt, mede omdat er niet of nauwelijks richtlijnen voor bestaan. Dit lid sloot zich aan bij de opmerking over het opnemen in het bevolkingsregister omdat daardoor onder meer sneller een huis toegewezen kan worden als een gezin de woonwagen wil verlaten. Een A.R.P.-lid zei het eens te zijn met de nuanceringen die de Minister in het beleid had aangebracht. Helaas zijn er echter in de uitvoering nog wel eens fouten gemaakt. De op-
5 lossing voor de gerezen problemen moet zeker niet gezocht worden in een terugkeer naar de oude wet, want daar kleefden nog veel ernstiger bezwaren aan. De ervaringen met de regionale aanpak van de bijstandsverlening aan deze bevolkingsgroep deden dit lid pleiten voor experimenten met regionale bijstandsverlening voor andere groepen die in specifieke omstandigheden verkeren. Hij wees erop dat het uiteraard gewenst is dat de wethouderswedde naar grootte van de gemeente geüniformeerd blijft. In kleine gemeenten waar een wethouder geen volle dagtaak heeft kan een omvangrijke bijstandsverlening aan woonwagenbewoners echter wel eens onevenredig veel aandacht van een wethouder vragen. Ambtenaren kunnen in bepaalde omstandigheden extra toelagen krijgen, terwijl ook burgemeesters in bijzondere gevallen hoger gehonoreerd blijken te worden dan overeenkomt met de grootte van hun gemeente. Is het mogelijk het vertrek uit de woonwagen naar een huis te stimuleren? Kan het voor de gemeenten makkelijker gemaakt worden aan zulke wensen tegemoet te komen door extra woningen in de gesubsidieerde sector ter beschikking te stellen? Een C.H.U.-lid sloot hier op aan met de vraag of bekend is welk percentage woonwagenbewoners een huis zoekt. Een P.v.d.A.-lid vroeg zich af of men iemand een verwijt kan maken dat het woonwagenbeleid niet geworden is wat men er van gehoopt had. Het is zeer de vraag of iemand de problemen had kunnen voorzien die zijn en zullen ontstaan. De aard van de betrokken bevolkingsgroep maakt dat het zeer moeilijk is een indruk van de eigen wensen te krijgen. De omstandigheden en ook de inzichten van de bestuurders zijn snel gewijzigd. In deze omstandigheden hoeft het geen verwondering te wekken dat de plannen van de Regering geen succes zijn geworden. Dit is dan ook reeds eerder onderkend. Een bijstelling van het beleid is gevolgd, hetgeen duidelijk erkend moet worden door de Regering. De thans voorgenomen nuanceringen waren voor dit lid aanvaardbaar. Aan eea omvangrijke nota had dit lid geen behoefte, en evenmin leken totale beleidswijzigingen hem in het belang van de woonwagenbewoners te zijn. Allen die bij het woonwagenbeleid betrokken zijn, zullen hun aandacht volledig nodig hebben om het voorgenomen beleid tot een succes te maken. Wel sloot dit lid zich aan bij de dringende vraag naar een betere coördinatie tussen de verschillende bestuurslagen en advieslichamen. De Minister deelde bij de aanvang van de beantwoording mee dat hij reeds een dringend beroep op de gemeente Kampen en op gedeputeerde staten van Overijssel had gedaan om de beslissing ten aanzien van het ontruimen van de standplaats in Kampen opnieuw in overweging te nemen. Een wetenschappelijk onderzoek zoals van P.S.P.-zijde gevraagd was, is naar de mening van deskundigen die het onderzoek zouden moeten uitvoeren, op dit moment niet uitvoerbaar. Nog afgezien van de onrust die zou ontstaan door het houden van enquêtes onder een groot deel van de woonwagenbewoners, is niet te verwachten dat veel medewerking verkregen zou worden. Van een terugkeer naar de oude wet wilde de Minister niet weten. Nog maar vier jaar geleden is de huidige wet tot stand gekomen. De gemeentelijke verantwoordelijkheid onder toezicht van de provinciale besturen is daarin doelbewust gehandhaafd. Er zijn zeer weinig bevoegdheden voor de Staat in voorzien: mede-financiering en het geven van aanwijzingen in enkele gevallen aan de provincies zijn de belangrijkste instrumenten in handen van de Ministers. Door middel van de wet wilde men kampen mogelijk maken met go;d geoutilleerde staanplaatsen, met goed onderwijs en met goede maatschappelijke voorzieningen. Onder handhaving daarvan is het beleid nu in die zin gewijzigd dat ook kleinere kampen in diverse gemeenten zullen blijven bestaan, juist omdat daarmee tegemoet wordt gekomen aan de wensen van betrokkenen en omdat een beter inzicht is ontstaan in de relaties van vele woonwagenbewoners met een plaatselijke samenleving. Bovendien wordt door invoering van een beroepsrecht een betere toepassing van artikel 10 van de wet bevorderd.
Bij deze bijstelling van het beleid - een bijstelling die overigens wel zeer snel volgt op de invoering van de wet - wordt echter niet getornd aan de gemeentelijke verantwoordelijkheid. Veel machtsmiddelen voer het afdwingen van beslissingen heeft de rijksoverheid niet op grond van de huidige wet. Door overleg wordt echter veel bereikt De bewindsman noemde het betoog van het D'66-lid over onbegrip en onkunde van de uitvoeiders van de wet (gemeentebesturen, ambtenaren) gedeeltelijk schromelijk overdreven en gedeeltelijk onjuist. In verreweg de meeste gevallen verloopt alles naar tevredenheid, ook naar de mening van de woonwagenbewoners zelf. In de Nederlandse bestuursstructuur worden zeer veel aangelegenheden behandeld door Rijk, provincies en gemeenten gezamenlijk en elk voor hun eigen deeltaak. Niet in te zien valt waarom dit juist bij het woonwagenbeleid extra moeilijkheden zou geven. Bij ieder van die onderwerpen kan het gebeuren dat een gemeentebestuur onverstandig handelt, zo ook hier. Van de zijde van het departement wordt zeer krachtige ondersteuning gegeven aan de gemeenten om beleidsfouten te voorkomen of om de gevolgen op te vangen als er buiten medeweten van bet departement moeilijkheden ontstaan zijn. De Minister erkende dat het van groot belang is dat wconwagenbewoners nu opgenomen kunnen worden in de bevolkingsadministratie van de gemeente waar zij reeds enige tijd verblijven. Hij zegde toe dit met zijn ambtgenoot van Binnenlandse Zaken te zullen bespreken. Ook de kwestie van de wethouderssalariëring zou hij onder diens aandacht brengen. Het schouwen van woonwagens heeft hij reeds besproken met de provinciale besturen, die daar de verantwoordelijkheid voor dragen. Als een pastoraal werker een gedeeltelijke dagtaak vindt als professioneel maatschappelijk werker voor woonwagenbewoners kan subsidie verleend worden, echter alleen voor die taak, niet voor pastoraal werk. Er wordt reeds hoge prioriteit verleend aan het verstrekken van een huis aan woonwagenbewoners die daarom vragen. Dit is echter de taak van de gemeenten. Om financiële belemmeringen weg te nemen is op de begroting van C.R.M, een garantie-artikel opgenomen. Onbekend is hoeveel woonwagenbewoners overwegen een huis te gaan vragen. De Minister toonde zich verheugd over de genuanceerde instemming die zijn beleid van P.v.d.A.-zijde verworven had. Het leek hem duidelijk dat niet verheeld wordt dat het woonwagenbeleid omgebogen is. Het is denkbaar dat dit proces verder gaat als meer of andere knelpunten zich blijken te ontwikkelen. Een nota over het woonwagenbeleid wilde hij niet toezeggen. Wel zal het woonwagenbeleid de nodige aandacht krijgen in de memorie van toelichting bij de begroting voor 1973. Zuid-Molukkers Een C.H.U.-lid was van mening dat het regeringsbeleid ten opzichte van de Zuidmolukkers de laatste jaren geslaagd is. Het streven naar integratie met behoud van eigen identiteit heeft succes. Conflicten ontstaan vooral rond de jeugdigen die zich in een dubbele polarisatie bevinden: naar de Nederlandse samenleving en naar de ouderen uit de eigen groep, die de plaatsen in de wijkraden bezetten. Is het juist dat er enige spontane beweging in de richting van assimilatie te bespeuren is, o.a. door meer gemengde huwelijken en door naturalisatie-aanvragen? De Zuidmolukse kerken spelen een centrale rol in deze groep. Steun aan deze kerken is een effectief middel voor samenlevingsopbouw, vandaar dat van de zijde van CRM de voorgangersopieiding gesubsidieerd wordt. Deze subsidiëring zal echter op 1 januari 1974 aflopen. Het lid dat deze opmerkingen maakte drong erop aan de regeling te verlengen. Is de indruk juist dat Zuidmolukse kinderen nogal makkelijk naar vormen van buitengewoon onderwijs verwezen worden? Zou het niet veel beter voor de integratie zijn om hen met wat meer moeite in het gewone onderwijs te houden?
6 Is het mogelijk alsnog een poging aan te wenden om enige zendtijd voor de Zuidmolukse bevolkingsgroep te verkrijgen binnen het NOS-programma? Van D'66-zijde werd gevraagd wanneer het wetsontwerp voor de zogenaamde faciliteitsregeling ingediend zal worden. Hoe staat het met terugkeer naar Indonesië? Wat wordt daar aan Nederlandse en Indonesische zijde aan gedaan? Wordt bij het integratiebeleid rekening gehouden met eventuele terugkeer naar Indonesië? Een P.v.d.A.-lid was van mening dat de grootste problemen ten aanzien van deze groep in de toekomst door de autochtone Nederlandse bevolking veroorzaakt zullen worden. De terugkeer naar Indonesië zal een zijns inziens te verwaarlozen randverschijnsel blijven. Is op enigerlei wijze aan de Zuidmolukkers duidelijk te maken dat het geen zin heeft van de Nederlandse bevolking of Regering te verlangen dat hun politieke stellingname onderschreven wordt, maar dat de vrijheid die stellingname uit te dragen het hoogst bereikbare is? Wat deed de Regering om de eigen identiteit van deze groep te behouden of te versterken nu assimilatie niet in aanmerking komt? Zullen de kerken blijvend ondersteund worden; zal de kennis van de eigen taal bevorderd worden? De Minister stelde voorop dat het beleid sterk gericht is op een integratie in onze samenleving vanuit een bewustzijn van eigen identiteit. Erkenning van die eigen identiteit is basis van het beleid. Van Nederlandse zijde moet ook het recht op het hebben van een eigen ideaal erkend worden, echter zonder dat instemming verwacht mag worden. Het Nederlandse cultuurpatroon kan een verrijking zijn voor de eigen identiteit, zoals vooral de jongere Zuidmolukkers ontdekken. Voor hen ontstaan dan de spanningen omdat zij zich door hun andere ervaringen anders opstellen dan de oudere generatie, terwijl anderzijds de Nederlandse samenleving tegenover hen niet altijd positief ingesteld is. Van enig streven naar assimilatie is niet gebleken. Incidentele verschijnselen als een naturalisatieaanvrage mogen niet als een beginnende assimilatie van de groep uitgelegd worden. Het is niet onmogelijk dat in de toekomst steun nodig is voor het behoud van de eigen taal, maar op dit moment levert een goede kennis van het Nederlands meer problemen op. Anders dan van C.H.U.-zijde verondersteld werd zal de subsidiëring van de voorgangersopleiding pas op 1 januari 1975 aflopen. Aan de interkerkelijke organisatie ICCAN wordt een ruime financiële ondersteuning gegeven, waarmee door de vijf ICCAN-functionarissen veel nuttig werk verricht wordt, ook in opbouwwerk. De bewindsman betreurde het dat het initiatief van zijn ambtsvoorgangster om zendtijd te verkrijgen voor de Zuidmolukse bevolkingsgroep geen resultaat heeft gehad doordat het de diverse Molukse organisaties niet mogelijk bleek een regeling te maken voor het gebruik van deze tijd. Als op hem vanuit de Zuidmolukse bevolkingsgroep een beroep zou worden gedaan alsnog te helpen bij het verkrijgen van zendtijd, zou hij daar positief op willen ingaan als enige zekerheid wordt geboden dat aan de verscheidenheid die ook in deze groep bestaat, geen afbreuk gedaan wordt.
De Badan Persatuan is voor een gesprek met de Minister uitgenodigd. Dit overleg wordt nu op ambtelijk niveau met deze organisatie voorbereid. Een moeilijkheid is dat Badan Persatuan het alleenvertegenwoordigingsrecht van alle Zuidmolukkers opeist tegenover de overheid, hetgeen niet recht zou doen aan de feitelijke bestaande situatie. In dit overleg zal ook de ontwerp-faciliteitenregeling betrokken worden, die bijna gereed is. De voorlichting over terugkeer, werd van de zijde van de Minister verklaard, geschiedt door de Indonesische ambassade. De terugkeer wordt door Nederland gefinancierd. Na aankomst in Djakarta worden de gezinnen in een goed opvangcentrum ondergebracht, waar een „screening" plaatsvindt. De Indonesische regering stond niet afwijzend tegen het Nederlandse voorstel deze screening reeds hier of op de boot onderweg te laten plaatsvinden. De terugkeer is alleen dan een succes indien men zich zeer goed voorbereid heeft. Er is werkloosheid in Indonesië, en op Ambon is weinig werkgelegenheid voor jonge gezinnen. Over steun van de Indonesische regering kan alleen met lof gesproken worden. De beide regeringen zijn tot de conclusie gekomen dat terugkeer van de Keiëzen alleen uitvoerbaar is als er een groot ontwikkelingsproject op de Kei-eilanden gestart wordt. Hierover wordt momenteel overleg gevoerd. Aldus vastgesteld 20 juni 1972. EGAS KLEISTERLEE AARDEN VAN DIJK VOOGD VAN DER SPEK WOLFF VERDIJK PADT-JANSEN SCHOLTEN VAN DER SANDEN GARDENIERS-BERENDSEN WILBERS VERWOERT MEIJER KEJA VAN LEIJENHORST.