datum vergadering auteur telefoon
25 juni 2009
R.P.E. Eisenga 033 - 43 46 340
e-mail
[email protected]
afdeling
AZ
behandelend bestuurder M.S. Brouwer onderwerp agendapunt
Revolverend Fonds registratienummer
VOORSTEL AAN HET ALGEMEEN BESTUUR
Inhoud voorstel: Met onderhavig voorstel vraagt Dijkgraaf en Heemraden om instemming van het Algemeen Bestuur met de participatie in een fonds samen met de provincie Utrecht om de grondmobiliteit in het Utrechtse deel van de Gelderse vallei te vergroten. Vorig jaar heeft provincie Utrecht geconcludeerd dat de grondverwerving ten behoeve van de realisatie van de natuurdoelen niet snel genoeg gaat. Een deel van de oplossing is het beschikbaar hebben van financiële middelen die direct benut kunnen worden om ruilgronden aan te kopen. Op het moment dat deze gronden worden geruild en op de juiste locatie komen te liggen, zal het fonds financieel worden aangevuld vanuit de rechtmatige subsidiegelden. Het feitelijk “voorschieten” van geld door middel van dit fonds noemt men revolverend (wederkerig), vandaar de naam Revolverend Fonds. Omdat een deel van de natuurdoelen van de provincie samenhangen met doelen van het waterschap voortkomend uit de Kaderrichtlijn Water (KRW), is het waterschap gevraagd te participeren in het Revolverend Fonds. Onderhavig voorstel is een uitvloeisel van die vraag. Probleemstelling: Provincie Utrecht heeft in 2008 een onderzoek gestart naar de grondverwerving met betrekking tot het realiseren van de natuurdoelen in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Uit dat onderzoek heeft de provincie geconcludeerd dat het werk stagneerde. Grondverwerving blijkt een van de vertragende factoren bij het realiseren van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en de Ecologische Verbindingszones (EVZ) te zijn. Uit een analyse van Arcadis en DLG is gebleken dat “…bij voortzetting van de huidige aanpak van de grondverwerving zal bij de huidige grondmobiliteit maar ca. 260 ha in de periode 2007 – 2013 worden verworven. Hiermee wordt slechts 35% van de opgave uit de Agenda Vitaal Platteland gehaald. De grondverwerving voor de EHS zal in dit tempo pas ver na 2050 worden afgerond…”. In het advies van Arcadis en DLG is aangegeven dat de instelling van een Revolverend Fonds voor de aankopen van ruilgrond nodig is om slagvaardiger te kunnen optreden en daarmee de grondmobiliteit te verhogen. Provinciale Staten van Utrecht heeft eind 2008 het voorstel goed gekeurd om een dergelijk fonds in te richten voor een bedrag van 50 miljoen €. De helft van dit bedrag (25 miljoen €) is bestemd voor de Gelderse Vallei. SVGV is gemandateerd om dit geld aan te wenden voor de juiste doelen in het gebied van de Gelderse Vallei. De provincie heeft het waterschap gevraagd om te participeren in het Revolverend Fonds omdat het waterschap een van de belangrijke “afnemers” is van de aan te kopen gronden. Gedacht werd aan het beschikbaar stellen van een bedrag van 2,5 miljoen € in de vorm van een renteloze en risicovrije lening. Een dergelijk voorstel is behandeld in zowel D&H als in AB. Daar is goedkeuring gegeven om verder te gaan met het onderzoek naar de opzet voor een Revolverend Fonds en de participatie van het waterschap daarin, onder de voorwaarden dat 1. er een bestuurlijke betrokkenheid van het waterschap is bij de besturing van het fonds, en 2. dat de rente verkregen op het waterschapsdeel terug moet vloeien naar het waterschap.
Pagina 1
Eerdere besluiten / beleidskaders: - Grondverwerving en Bijdrage Revolverend Ronds Vallei, D&H, d.d. 3-7-2008 - Grondverwerving en Bijdrage Revolverend Ronds Vallei, AB, d.d. 18-9-2008 Oplossingsrichting en alternatieven: Provincie Utrecht is de voorwaarden aan het opstellen waaronder SVGV kan beschikken over de middelen uit het Revolverend Fonds (RF). Dit stuk is als bijlage toegevoegd aan dit voorstel. Belangrijk uitgangspunt hierbij is dat allereerst sprake is van een pilotperiode met een termijn van twee jaar. Na deze twee jaar zal een evaluatie moeten uitwijzen of het Revolverend Fonds (onder deze voorwaarden) succesvol is geweest en dient te worden voortgezet. Met betrekking tot de deelname van het waterschap aan dit fonds zijn drie alternatieven bediscussieerd, namelijk: 1. Het waterschap stort 2,5 miljoen in het RF door overboeking naar de rekening van de provincie. Die 2,5 miljoen wordt toegevoegd aan die 25 miljoen waarover de SVGV onder de voorwaarden van het RF kan beschikken. Er wordt aldus geen onderscheid gemaakt tussen het provinciale deel en het waterschapsdeel. De rentebaten van die 2,5 miljoen komen ten gunste van de provincie en de risico’s ten laste van de provincie. De bijdrage van 2,5 miljoen blijft aldus zonder risico voor het waterschap volledig in tact. Na de pilotpriode van twee jaar zal het RF worden geëvalueerd waaronder de hier voorgestelde structuur met betrekking tot de deelneming van het waterschap. 2. Het waterschap stort 2,5 miljoen in het RF door overboeking naar de rekening van de provincie. Die 2,5 miljoen wordt toegevoegd aan die 25 miljoen waarover de SVGV onder de voorwaarden van het RF kan beschikken. Er wordt aldus geen onderscheid gemaakt tussen het provinciale deel en het waterschapsdeel. Het waterschap deelt in alle baten en lasten relatief (9,09%) mee. Dat wil zeggen dat zij voor 9.09% in ieder aankoopbedrag en in iedere waardemutatie (risico’s) deelneemt. De waardemutaties of risico’s, worden gevormd door waardestijgingen of waardedalingen van de aangekochte percelen. Onbekend is hoe groot dit risico is. Over het gemiddelde niet belegde deel zal de provincie jaarlijks een rentevergoeding betalen. Voordeel is het volledig “partner’ zijn in het RF. Nadeel is dat het waterschap bijvoorbeeld na de pilotperiode niet direct uit het RF kan stappen in die zin dat zij financieel betrokken blijft bij de reeds aangekochte gronden en opstallen zolang deze niet doorgeleverd zijn. 3. Ook zou voor het deel van het waterschap een apart (virtueel) fonds opgericht kunnen worden. Per aankoop zal dan bekeken moeten worden of het waterschap, de provincie of beide als voorfinancierder optreedt. Deze variant is erg ingewikkeld en roept veel vragen op, maar is niet onmogelijk. Variant drie heeft wegens de complexe afspraken die nodig zijn om dit functioneel te maken en omdat het huidig voorstel over een pilotperiode gaat niet de voorkeur. Blijven variant één en twee over. Voor de periode van de pilot wordt voorgesteld om variant één toe te passen. De argumenten hiervoor zijn de volgende: - de rente ligt op dit moment dusdanig laag dat nauwelijks sprake is van renteverlies. - de potentiële risico’s van het RF zijn niet bekent. Dit betekent dat mogelijk geld gewonnen of verloren kan worden. In de pilotperiode wordt duidelijk welke risico’s bestaan en wat de consequenties daarvan zijn. Na die periode kan het waterschap alsnog beslissen om risicodragend in het RF te stappen. - na de pilotperiode kan het waterschap zonder consequenties uit het RF stappen. In variant twee is dat niet mogelijk omdat een de bestede waterschapsmiddelen gekoppeld zijn aan gronden. Die middelen komen pas vrij als de gronden of geruild zijn en op de juiste plek liggen of als de gronden doorverkocht zijn. Dit kan enkele jaren duren. Met betrekking tot de besturing van het RF is het voorstel om gedurende de pilotperiode geen bestuurlijke organisatie in te richten. In de voorwaarden is helder opgeschreven tot hoever het mandaat van SVGV reikt. Aankopen die buiten het mandaat liggen dienen voorgelegd te worden aan de gedeputeerde Landelijk Gebied (dhr. Krol). De eerste bestuurlijke inbreng die betrekking heeft op het sturen van het RF is de evaluatie van de pilotperiode. Hier zal het waterschap deel vanuit maken. Verder zal op ambtelijk niveau actief contact zijn door de aankopersoverleggen. Daarnaast zal SVGV, op ambtelijk niveau, na één jaar een jaaroverzicht maken over de voortgang
Pagina 2
van het RF. Dit zal met het bestuur worden gecommuniceerd. Tevens heeft het waterschap een zetel in het bestuur van SVGV en op die wijze kan invloed worden uitgeoefend op de invulling van het RF. Consequentie van de besluitvorming voor geld, personeel en organisatie: Variant 1 heeft één tijdelijke, financiële consequentie: het waterschap dient een renteloze lening van 2,5 M€ over te maken op de rekening van provincie Utrecht. Dit bedrag is na twee jaar vrij opvraagbaar. De renteloze lening maakt deel uit van de totale financieringsbehoefte van het waterschap. De rente daarover, circa 90.000,= €/jaar (op basis van 3.75%, standaard en gemiddeld, intern rentepercentage) maakt deel uit van de totale rentelast en drukt op alle taken. Risico’s: Geen. Advies Dijkgraaf en Heemraden: Het advies van Dijkgraaf en Heemraden is om in te stemmen met variant 1: het beschikbaar stellen van een renteloze lening van 2,5 M€ aan provincie Utrecht voor een periode van twee jaar. De voorwaarden van het Revolverend Fonds zijn beschreven in “Pilot Revolverend Fonds”. Wel zal bij instemming een apart contract moeten worden opgesteld over het beschikbaar stellen en terugvorderen van genoemde renteloze lening.
mr. G.P. Dalhuisen, secretaris
D.J. Veldhuizen, wnd. dijkgraaf
Beslissing bestuur:
Pagina 3
CONCEPT Kader Revolverend Fonds en Mandaat Aankopen Onroerend Goed. juni 2009
Versie 10 juni 09 Aanleiding Op 19 januari 09 hebben PS besloten een Revolverend Fonds in te stellen van €50 mln waarvan €25 miljoen ten behoeve van aankopen in SVGV-gebied en 25 miljoen voor de overige ILG-gebieden. (zie Statenvoorstel dd 25 november 2008 (PS2009RGW01)
De Provincie Utrecht (PU) heeft in het kader van de bestuursovereenkomst met het Rijk in het kader van de herinrichting van het landelijk gebied (ILG) de opgave om 2844 hectare in de periode tot 2013 te hebben gerealiseerd. Het Rijk heeft voor de realisering - en daarmee de aanschaf van gronden gelden beschikbaar gesteld.
Het Rijk heeft in 2006 een beschikking afgegeven waarin ze ruim 220 miljoen beschikbaar stelt ter uitvoering van de bestuursovereenkomst tussen Rijk en Provincie. In totaal heeft het rijk hiervan € 87 mln beschikbaar gesteld voor grondverwerving. Het Rijk stort het investeringsbudget landelijk gebied periodiek op de provinciale Groenfonds rekening muv ruim € 30 mln die via een aparte regeling (PNB) loopt. DLG/BBL koopt namens de Provincie Utrecht gronden in het kader van de agenda vitaal platteland(AVP). Dat doet DLG/BBL met financiële voorschotten die ze van de Provincie ontvangt. De Provincie verrekent de aan DLG/BBL betaalde voorschotten met de rijksmiddelen (investeringsbudget landelijk gebied) die ten behoeve daarvan bij het Groenfonds zijn ondergebracht.
Door deze verrekening wordt het Groenfondssaldo verlaagd, waardoor de rentebaten op deze rekening lager uitvallen. De rentebaten worden elk kwartaal als opbrengst geboekt in het programma Landelijk Gebied. De gronden worden door DLG/BBL - in opdracht van de Provincie - aangeschaft en komen in eigendom van BBL, die deze gronden en eventuele opstallen ook beheert of zelfs tijdelijk exploiteert. Om de Provincie Utrecht in een betere onderhandelingspositie te brengen bij de aanschaf van gronden in het kader van de ILG/AVP-doelstelling, is het gewenst over zgn ruilgronden te beschikken waarmee mn nieuwe natuur en landbouwstructuurverbetering gemakkelijker gerealiseerd kunnen worden. In beperkte mate heeft de Provincie Utrecht tot nu toe ruilgronden aangekocht en gefinancierd uit de ILG-gelden. Om nu versnelling aan te brengen in de realisatie van de ILG-doelstelling, is een hogere R.V.B. Kroon
4
grondmobiliteit noodzakelijk hetgeen met een actiever aankoopstrategie inzake ruilgronden gestimuleerd kan worden. Met het thans door PS ingestelde Revolverende Fonds wordt beoogd de besluitvorming met betrekking tot (ruil-)grondaankopen en de voorfinanciering daarvan, te versnellen. Aldus wordt daarmee een oplossing geboden voor het ingewikkelde probleem van financiering van de AVP-doelen. Voorts is bij aanschaf van gronden/gebouwen niet altijd op dat moment helder voor welk doel deze ingezet zullen worden en leidt dit veelal mede - vanwege de ingewikkelde financieringsstructuur van de AVP-doelen die niet is toegesneden op de integrale gebiedsbenadering - tot onnodige vertraging. Om deze vertraging te voorkomen is er behoefte aan een fonds waaruit voorfinanciering kan plaatsvinden. Daar komt bij dat er mogelijk (tijdelijke) bezuinigingen op het ILG-budget zullen plaatsvinden voor zover het grondaankopen betreffen. Het Revolverend Fonds biedt de mogelijkheid om desondanks krachtdadig door te gaan met de aankoop van (ruil-)gronden. In het navolgende wordt de structuur en werking van het RF beschreven (doel, omvang, risico’s, mandatering1 mbt grondaankopen in het algemeen, verantwoording en toezicht e.d.). Het Handelingskader Revolverend Fonds en Mandaat Aan- en Verkopen Onroerend Goed is niet alleen van toepassing op de aankoop en doorlevering van grond- en gebouwen die uit het Revolverend Fonds worden voorgefinancierd, maar ook indien deze rechtstreeks uit de definitieve financieringsbron worden aangeschaft, zulks om te bewerkstelligen dat er één regime van toepassing is. Uitgangspunten Mede omdat het RF een pilot is voor (vooralsnog) twee jaar en versnelling in de realisatie van de AVPdoelstelling geboden is, is getracht de opzet en werking van het RF zo eenvoudig mogelijk te houden en bovendien zoveel mogelijk aan te sluiten bij bestaande regelingen en procedures.
A. Algemeen 1. Doel. Doel van het fonds is om uit het fonds de (ruil-)grondaankopen (incl. eventuele gebouwen) in het kader van AVP voor te financieren en daarmee een oplossing te bieden voor de ingewikkelde financiering van de AVP-doelen waardoor een versnelling in de realisatie van de doelen bewerkstelligd kan worden. 2. Definitie . In concreto maakt het fonds het mogelijk: • ruilgronden en gebouwen aan te kopen / te financieren en deze op voorraad te houden voor de doelrealisatie via ruiling; • de aankoop van grond en gebouwen voor te financieren die ter plekke nodig zijn voor de realisatie van EHS, maar waarvan de definitieve financiering nog niet vaststaat of nog niet beschikbaar is; • de aankoop van gronden en gebouwen voor te financieren waarvoor pas bij doorlevering voor doelrealisatie de middelen beschikbaar komen. 3. Het RF is in feite een virtueel fonds, gesplitst in genoemde 2x 25 miljoen. Er wordt geen reserve daartoe op de balans gevormd of een aparte bankrekening. In het kader van AVP kan uit de Algemene Middelen een beroep gedaan worden tot een bedrag van € 50 miljoen (trekkingsrechten). 4. Er vindt geen bevoorschotting vanuit het RF plaats aan BBL. De Provincie Utrecht vervult de kassiersfunctie en zal voorzien in de betaling van de benodigde bedragen ten behoeve van de koop door overboeking aan BBL. De PU zal op een aparte balansrekening voor bedoelde bedragen een vordering op BBL opnemen. 5. Één en ondeelbaar. Vanuit het provinciale Revolverende Fonds is er geen principieel onderscheid tussen beide deelfondsen (2x 25 miljoen + mogelijk de bijdrage van de WV&E), zij het dat aan SVGV verstrekkender mandaat gegeven wordt met eigen handelingsvrijheid. 6. De aangekochte (ruil-) gronden en -gebouwen dienen uiteindelijk doorgeleverd (doorverkocht/geruild) te worden – in beginsel binnen een termijn van drie jaar- waardoor de gelden weer terugvloeien in het fonds (het revolverende karakter).
1
Daar waar in de tekst “mandaat” staat, kan dit ook als “volmacht”worden begrepen.
R.V.B. Kroon
5
7.
Het Handelingskader Grond dd 18 december 2006 is van toepassing tenzij dit kader geheel (of gedeeltelijk) opzij wordt gezet door een door het college van GS vastgesteld Aankoop Strategie plan (ASP) als bedoeld in artikel 1.b. van genoemd handelingskader voor zover in dit document niet expliciet anders bepaald is.
B. Deelname Waterschap V&E 1) Het waterschap stort € 2,5 miljoen in het RF door overboeking naar de rekening van de provincie2. Die € 2,5 miljoen wordt toegevoegd aan die €25 miljoen waarover de SVGV onder de voorwaarden van het RF kan beschikken. Er wordt aldus geen onderscheid gemaakt tussen het provinciale deel en het waterschapsdeel. De rentebaten van die 2,5 miljoen komen ten gunste van de provincie en de risico’s ten laste van de provincie. De door de provincie ontvangen rente is als het ware de risicovergoeding. De bijdrage van 2,5 miljoen blijft aldus zonder risico voor het waterschap volledig in tact. Na de pilot periode van twee jaar zal het RF worden geëvalueerd waaronder de hier voorgestelde structuur mbt de deelneming van het waterschap. C. Eigendom en beheer 1) De gronden (plus eventuele opstallen) komen in juridisch eigendom van BBL en in economisch eigendom van de PU. De PU loopt aldus het financiële risico. 2) Tegenover iedere aankoop staat dan in beginsel voor het koopbedrag een vordering van de provincie op BBL. (De balanspositie blijft daarmee ongewijzigd, zij het met alleen een verschuiving van liquide middelen naar vlottende activa.) 3) De gronden en opstallen zullen in beheer worden gegeven aan BBL. D. Rente en Risico. 1) De rentekosten op geïnvesteerde gronden worden ten laste gebracht van de Algemene Middelen. 2) De renteopbrengsten op het niet belegde vermogen van het RF komen ten gunste van de Algemene Middelen. Dit en het vorige punt, gebeurt vanzelf omdat het RF deel uitmaakt van de Algemene Middelen. 3) Het eventuele positieve saldo na afloop van de pilot ten gevolge van winsten of verliezen bij doorlevering ten gevolge van waardestijgingen, komen ten gunste van de algemene middelen en het negatieve saldo ten laste van de reserve uit het Stimuleringsfonds ad €5 miljoen3. 4) Van grote aankopen (>€500.000,-) dient een financiële risico-inschatting gemaakt te worden door BBL. 5) Het totaal aan risico’s dient te samen met het resultaat (saldo gerealiseerde winsten en verliezen) het negatieve bedrag van €5 miljoen als bedoeld onder punt D 3, niet te overschrijden. E. bestemmingswijzigingen. 1) Waardedalingen tengevolge van bestemmingswijzigingen (wijziging bestemmingsplan, splitsing percelen, splitsing grond/opstallen, sloop etc) worden beschouwd als kosten en worden doorberekend aan het betreffende programma/project. 2) Voornemens na aankoop tot splitsing of bestemmingswijziging die waardedaling ten gevolge hebben, dienen aan de verantwoordelijke gedeputeerde Landelijk Gebied ter besluitvorming te worden voorgelegd. F.
Besluitvorming/mandatering/verantwoording SVGV.
1) Doel is SVGV meer slagkracht te geven mbt het doen van aankopen van (ruil-)gronden en eventuele gebouwen. Enerzijds wordt dat bewerkstelligd door de instelling van het Revolverend Fonds en anderzijds doordat SVGV een ruimer mandaat krijgt met eigen handelingsvrijheid en wel als volgt: 2
Het waterschap V&E heeft aangegeven in beginsel bereid te zijn met €2,5 miljoen deel te nemen aan het RF. In dat geval zullen de trekkingsrechten van SVGV niet 25 maar €27,5 miljoen zijn. Op dit moment is eea uitsluitend ambtelijk met V&E besproken en wordt definitieve besluitvorming afgewacht.. 3 . (NB: op dit moment is nog slechts de helft in het Stimuleringsfonds aanwezig en dienen ook risico’s van andere, niet AVP-aankopen daaruit gedekt te worden. Aan PS zal nog verzocht worden de risicovoorziening voor de volledige 5 miljoen tbv het RF beschikbaar te stellen. )
R.V.B. Kroon
6
2) SVGV wordt tot een bedrag van €5 miljoen per transactie gemandateerd (ruil-)gronden en gebouwen aan te schaffen, te verkopen of te ruilen; 3) SVGV heeft trekkingsrechten tot €25 miljoen uit het fonds (+ eventueel de bijdrage ad €2,5 miljoen van het Waterschap V&E). 4) SVGV heeft de inspanningsverplichting om het RF op peil te houden (resterende trekkingsrechten + waarde gronden en gebouwen dienen samen € 25 (cq € 27.5 miljoen te zijn). 5) SVGV is gemachtigd om namens de PU als opdrachtgever van BBL op te treden om taxaties te laten verrichten, risico-inschatting te laten maken, onderhandelingen te voeren, tot aankoop, verkoop of ruil en tot transport over te gaan van (ruil-) gronden met eventuele gebouwen etc. Dit laatste in afwijking op het Handelingskader Grond punt 3.2. 6) SVGV kan bij wijze van uitzondering taxaties door andere instanties dan BBL laten verrichten. Jaarlijks zal SVGV in haar verantwoording aan het college van GS gemotiveerd aangeven in welke mate en om welke reden zij andere instanties daartoe heeft ingeschakeld. 7) SVGV dient voor aankopen > €500.000 het BBL in te schakelen voor het maken van een risicoinschatting. SVGV heeft evenwel de bevoegdheid bij een andere instantie een second opinion in te winnen. Indien SVGV de uitkomst van de second opinion wil overnemen, dient zij dat ter goedkeuring voor te leggen aan de gedeputeerde Landelijk Gebied. 8) Deze mandatering wordt mede ingekaderd door de jaarlijkse aankoopplannen van SVGV welke goedkeuring behoeft van GS. 9) In afwijking op het bepaalde in artikel A7 van het Kader Revolverend fonds, wordt het Handelingskader Grond dd 18 december 2006 tijdelijk opzij gezet door de in de bijlage opgenomen Handelingskader Onroerend Goed SVGV in afwachting van het nog te verschijnen Aan- en verkoopstrategieplan voor onroerend goed in de Vallei/Utrecht Oost. 10) Buiten het mandaat liggen: a) Aankopen boven de € 5 miljoen. b) Aankopen waarbij het financiële risico bij doorlevering boven de €200.000,00 komt. (Risico= maximaal verlies X kans). c) Aankopen waardoor het totale lopende risico binnen het SVGV gebied de €2,5 miljoen overstijgt. d) Aankopen waarvan vermoed mag worden dat deze politiek/maatschappelijk gevoelig kunnen liggen. e) Aan- en verkopen die strijdig zijn met het Handelingskader dan wel het aankoopstrategieplan, indien aanwezig en goedgekeurd door GS. f) Verkopen die >5% onder de boekwaarde liggen en andere handelingen die (kunnen) leiden tot waardevermindering. 11) Aankopen die buiten het mandaat liggen, dienen aan de Gedeputeerde Landelijk Gebied ter goedkeuring voorgelegd te worden. Gedeputeerde Landelijk Gebied is daartoe door GS gemandateerd. 12) SVGV dient ten behoeve van de grondtransacties gebruik te maken van het Prisma-systeem van de provincie en SVGV is verantwoordelijk voor tijdige invoering van de gegevens en de juistheid en volledigheid van de invoer. 13) SVGV informeert de ambtelijke organisatie van de provincie tijdig gedurende het gehele aankooptraject. Hierdoor kan de provincie (marginaal) toetsen op welke wijze de gemandateerde bevoegdheden worden toegepast en of concrete grondtransacties politiek gevoelig kunnen liggen. 14) Tav percelen die langer dan 3 jaar op voorraad staan, kan de gedeputeerde Landelijk Gebied na overleg met SVGV opdracht geven tot verkoop. 15) Verantwoording over de aankopen en verkopen (of ruil) vindt jaarlijks achteraf plaats door SVGV. In die verantwoording dient in ieder geval opgenomen te worden: a) Begin-en eindstand ruilgronden (aantal percelen, aantal ha gekocht en doorgeleverd, voor welk doel en eveneens in geld (actuele marktwaarde)uitgedrukt. b) Begin-en eindstand gebouwen (aantal gekocht, doorgeleverd tegen welke waarde) c) Welke percelen niet (meer) inzetbaar zijn voor de beleidsdoelen. d) Belegd risicobedrag (begin- en eindstand) e) Resultaat op het fonds f) Begin - en eindstand realisatie AVP in ha en geld. g) Ten behoeve van het Waterschap Vallei & Eem dient inzicht gegeven te worden in het rendement van het RF met betrekking tot de realisatie van de ecologische verbindingszones (EVZ). Daartoe dient een R.V.B. Kroon
7
overzicht te worden opgeleverd waarin duidelijk is hoeveel hectares grond voor EVZ is verworven en welk deel daarvan toe te wijzen is aan het RF. G. Mandatering/besluitvorming overige AVP gebieden. 1) Ten aanzien van de overige AVP gebieden (niet zijnde SVGV)vindt geen (ruimere) mandatering” plaats. Belangrijkste reden daartoe is dat versnippering van de helft van het fonds (€25 miljoen) over die vijf gebieden niet zinvol is en zelfs belemmerend zal gaan werken. Het fondsbeheer (bewaking plafond van € 25 miljoen, risicobewaking (€ 2,5miljoen max.) etc) dient op een centraal punt binnen de provincie belegd te worden (afdeling ILG). 2) De huidige procedures blijven nagenoeg ongewijzigd, zij het dat aan- en verkopen van (ruil-)gronden (+ eventuele opstallen) die voorheen aan GS ter goedkeuring werden voorgelegd, thans aan de verantwoordelijke gedeputeerde ter besluitvorming dienen te worden voorgelegd die daartoe door GS is gemachtigd. H. Toezicht en verantwoording. Gedeputeerde Financiën houdt namens Gedeputeerde Staten financieel toezicht op het RF en toezicht op de juiste toepassing. 2. De gedeputeerde landelijk Gebied is inhoudelijk bestuurlijk verantwoordelijk voor de aan-en verkopen van (ruil-) gronden. 3. Jaarlijks vindt via de jaarcyclus verantwoording plaats aan PS. De jaarrekening van de provincie vermeld in de paragraaf Grondzaken de afzonderlijke voorgenomen en werkelijk aangekochte percelen, de grootte, de aankoopdatum, de aankoopwaarde (of actuele waarde indien deze duidelijk afwijkt) op ultimo het verslagjaar vergeleken met de beginstand van dat jaar (mutatieoverzicht) plus, ten slotte, het restant van de trekkingsrechten waarover nog beschikt kan worden. 4. BBL zal jaarlijks een accountantsrapport dienen te overhandigen met daarin aangegeven haar oordeel over de juistheid en volledigheid van de door BBL aan de Provincie Utrecht verstrekte verantwoordingsinformatie (grondboekhouding in geld en in concrete percelen per gebied ). Hierover zullen nadere afspraken met BBL gemaakt worden. 1.
I. Relatie andere regelingen. 1. Handelingskader Grond. Van toepassing voor zover in deze regeling niet anders bepaald. 2. Handboek “financieel beheer ILG”. (De mandaatregeling DLG/BBL blijft ongewijzigd. Wat wijzigt is dat SVGV namens de PU opdrachtgever wordt van BBL))
a) b) c) d) e) f) g)
J. Evaluatie. Twee jaar (en tussentijds na een jaar) na de feitelijke start van het fonds zal deze op doelmatigheid en effectiviteit worden geëvalueerd. Mogelijke evaluatiecriteria: Omloopsnelheid van het fonds (hoeveelheid gekochte en doorgeleverde ha) Hoeveelheid gerealiseerde ha in het kader van de ILG doelstelling cq overige AVP doelen.(het uiteindelijke doel) Resultaat op het Revolverend Fonds (winst/verlies) Werkafspraken en procedures PU/Gebiedscommissies/BBL Mandaatregeling SVGV Verantwoordingsinformatie Constructie deelname WV&E in RF
-----------------------------
R.V.B. Kroon
8
Bijlage bij Handelingskader Revolverend fonds en Mandaat Onroerend Goedaankopen
Handelingskader onroerend goed SVGV 1. Algemeen De provincie heeft de aan- en verkoop van onroerend goed, sloop van gebouwen en de inzet van instrumenten voor alle reconstructiedoelen in de Gelderse Vallei/Utrecht-Oost gemandateerd aan de SVGV. Dit betreft aan- en verkopen ten laste van ILG-, AVP- en Revolverend Fonds middelen. Het onroerend goed komt in juridisch eigendom van BBL en in economisch eigendom van de provincie Utrecht. Voor deze mandatering en de hieraan gestelde voorwaarden wordt verwezen naar het Kader Revolverende fonds en Mandaat aankopen onroerend goed (juni 2009). Aan- en verkopen die buiten het mandaat liggen, dient de SVGV ter goedkeuring voor te leggen aan de gedeputeerde Landelijk Gebied. In dit Handelingskader Onroerend Goed SVGV worden in aanvulling op deze uitwerking regels gegeven voor de aan- en verkoop van onroerend goed door de SVGV voor alle reconstructiedoelen in de Gelderse Vallei/Utrecht Oost. Dit Handelingskader Onroerend Goed SVGV komt in de plaats van het Handelingskader Grond d.d. 18 december 2006. Aan- en verkopen die buiten de regels van dit Handelingskader onroerend goed SVGV vallen, dient de SVGV eveneens ter goedkeuring voor te leggen aan de gedeputeerde Landelijk Gebied. 2. Grondprijsbeleid De aankoop van onroerend goed door de SVGV vindt zoveel mogelijk plaats op vrijwillige basis en wel zodanig dat daarvan geen marktverstorende werking uitgaat. Richtlijn voor de grondprijs is dat deze ligt onder de op dat moment geldende 25% duurste grondprijzen binnen het totale agrarische verkoopvolume in de regio. 3. Volledige schadeloosstelling a. De SVGV kan volledige schadeloosstelling inzetten in de door de provincie vastgesteld prioritaire gebieden. Hiervoor is het noodzakelijk dat middels een bestuurlijk afspraak tot onteigening kan worden overgegaan. b. De SVGV kan volledige schadeloosstelling inzetten voor verwervingen die ze uitvoert voor andere partijen (gemeenten, waterschappen) waarvoor die partijen volgens hun eigen regelgeving onteigening van toepassing hebben verklaard. 4. Doorlevering aan terreinbeherende organisaties t.b.v. realisatie van de EHS a. In gebieden binnen de EHS waar de voorkeursstrategie verwerving is (zie provinciale notitie ‘Van grondverwerving naar meer particulier natuurbeheer’), worden de gronden doorgeleverd aan de terreinbeherende organisatie (NM, HUL of SBB) die daarvoor volgens de provinciale invloedssferenkaart voor in aanmerking komt. b. De terreinbeherende instantie is verantwoordelijk om binnen de kaders van het natuurgebiedsplan, het Reconstructieplan en de Agenda Vitaal Platteland de beoogde inrichting te realiseren. c. Doorlevering aan Het Utrechts Landschap (HUL) en Natuurmonumenten (NM) geschiedt tegen de historische kostprijs. d. Doorlevering aan Staatsbosbeheer (SBB) gebeurt om niet. 5. Doorlevering aan waterschap Vallei en Eem (WVE) t.b.v. de realisatie van natte ecologische verbindingszones (EHS) Gronden die nodig zijn voor de realisatie van natte ecologische verbindingszones (die deel uitmaken van de EHS), worden op basis van de Waterovereenkomst tussen provincie en WVE bij voorrang doorgeleverd aan WVE. 6. Doorlevering t.b.v. particulier natuurbeheer (EHS) a. In gebieden binnen de EHS waar de voorkeursstrategie particulier natuurbeheer is (zie provinciale notitie ‘Van grondverwerving naar meer particulier natuurbeheer’), worden de gronden in eerste instantie aangeboden aan particulieren ten behoeve van de realisatie van de EHS. b. Doorlevering aan een particulier is alleen mogelijk indien de particulier bij de eerstvolgende mogelijkheid subsidie ‘functieverandering SN’ aanvraagt en binnen 8 maanden na de verleningsbeschikking van de Dienst R.V.B. Kroon
9
Regelingen een kwalitatieve verplichting (met welke inhoud en met wie ????) aangaat, die notarieel wordt vastgelegd. In de koopovereenkomst wordt een ontbindende voorwaarde opgenomen ter zekerstelling dat de grond door de particulier daadwerkelijk in nieuwe natuur wordt omgezet en als zodanig wordt beheerd. c. Indien, nadat de gronden actief ter aankoop zijn aangeboden aan particulieren, de gronden niet zijn verkocht, worden de gronden doorgeleverd aan de terreinbeherende organisatie (NM, HUL of SBB) die daarvoor volgens de provinciale invloedssferenkaart voor in aanmerking komt. Artikelen 4c en d zijn in dat geval van overeenkomstige toepassing. 7. Uitruilen en afstoten van ruilgronden/BBL-gronden a. Door middel van een projectmatige aanpak bepaalt de SVGV, voor zover de gronden niet gelegen zijn in de EHS (voor gronden binnen de EHS zijn de artikelen 4, 5 en 6 van toepassing), welke ruilgronden/BBL-gronden worden uitgeruild voor de realisatie van reconstructiedoelen, welke gronden worden verkocht voor de realisatie van reconstructiedoelen en welke gronden worden afgestoten. Ruilen, verkopen en afstoten vindt plaats tegen de actuele marktwaarde. b. Indien gronden worden afgestoten, worden in eerste instantie de provincie, respectievelijk gemeenten, gemeenten en rijksoverheden in staat gesteld de gronden tegen de actuele marktwaarde te kopen. 8. Kavelruil a. Een kavelruil is een overeenkomst waarbij drie of meer partijen gronden inbrengen en toegedeeld krijgen. De te onderscheiden loten inbreng en toedeling van de diverse partijen vertegenwoordigen een waarde op basis waarvan verrekend wordt tussen en met partijen. BBL kan aan een kavelruil deelnemen om gronden in een aankoopgebied te verkrijgen, eventueel tegen inbreng van BBL-grond uit haar bezit. Maar zij kan zich ook juist laten onderbedelen om een grondpot ten behoeve van die kavelruil in te zetten en de aangekochte grond via dit instrument te vervreemden. De verdeling van de aangekochte gronden onder de deelnemers op basis van een kavelruilovereenkomst vindt plaats bij notariële akte. De BBL-inbreng en toedeling vindt plaats op basis van de actuele marktwaarde. b. Door middel van een een projectmatige aanpak bepaalt de SVGV waar kavelruil wenselijk is en of hiervoor een kavelruilcoördinator wordt ingeschakeld. c. SVGV legt deelname van BBL aan een kavelruil aan de gedeputeerde Landelijk Gebied van de provincie ter goedkeuring voor, wanneer het BBL-lot uitstijgt boven de mandateringsgrens. 9. Beheer van het onroerend goed Gronden en geboeuwn die zijn verworven om bepaalde reconstructiedoelen te realiseren maar nog niet direct kunnen worden aangewend, moeten tijdelijk worden beheerd. DLG zal dit beheer uitvoeren. In veel gevallen zal het voor gronden gaan om kortdurende geliberaliseerde verpachting. Hierbij kan meerdere jaren aan dezelfde ondernemer worden verpacht of jaarlijks van gebruiker worden gewisseld. Dit kan van gebied tot gebied variëren. Een andere mogelijkheid is een bruileenovereenkomst. De tijdsduur kan nader tussen partijen worden bepaald. Hier staat echter geen geldelijke vergoeding tegenover. Handelingslijn Jaarlijks legt DLG een uitgifteplan m.b.t. de tijdelijk te beheren gronden en gebouwen voor aan de SVGV. SVGV besluit hierover. Gronden binnen de EHS worden zoveel mogelijk in beheer gegeven bij de desbetreffende terreinbeheerder of particulier die in de nabijheid van het perceel een overeenkomst in het kader van de Subsidieregeling Natuurbeheer (SN) heeft. Het beheer van de gronden binnen de EHS wordt zoveel mogelijk afgestemd op het beoogde natuurdoel voor die gronden en de aangrenzende percelen. Het beheer van de gronden buiten de EHS sluit zoveel mogelijk aan bij de reconstructiedoelen. DLG gaat daarbij uit van de bovengenoemde pachtmogelijkheden, dan wel de meest gerede pachtvormen op basis van het pachtrecht. DLG hanteert marktconforme prijzen bij pacht, ingebruikgeving e.d. Na goedkeuring van het uitgifteplan geeft SVGV opdracht aan DLG het tijdelijk beheer van het betreffende BBL-bezit uit te voeren. Voor het beheer van gebouwen zullen er per gebouw afspraken worden gemaakt tussen BBL/DLG en SVGV. Gedacht kan worden aan bruikleen, anti-kraak (via een organisatie hiervoor) en tijdelijke verhuur op basis van de leegstandswet. - De kosten van het beheer van BBL-gronden en de inhuur van aankopers worden gedekt uit de BBL exploitaitie-inkomsten. Daarnaast worden (grotere) uitgaven als investering op de betreffende percelen/gebouwen geboekt, hetgeen een kostprijsverhogend werking heeft bij overdracht voor de historische kostprijs.
R.V.B. Kroon
10
R.V.B. Kroon
11