KANTOOR ANTWERPEN Coveliersstraat 15 – 2600 Antwerpen – BELGIË tel. +32 3 270 92 92 - fax +32 3 270 92 68
[email protected] www.technum.be
VERSLAG WORKSHOP
Datum vergadering
09 02 2015
Plaats
VAC, Leuven
Referentie
P006933-42-077-01
Opsteller
Roxanne Adolphy, Bieke Cloet, Annick Gommers
Datum
10 02 2015
ONDERWERP Aftoetsing evaluatieresultaten / Aanbevelingen van het onderzoek ‘evaluatie steunverlening bedrijventerreinmanagement
1.
Agenda
De workshop vond plaats in 2 delen: 1. Aftoetsen van de resultaten van het evaluatie-onderzoek 2. Aftoetsen van de aanbevelingen zoals door het onderzoeksbureau werden geformuleerd en meer bepaalde volgende principes: a. Differentiatie in ondersteuning – afhankelijk van maturiteit b. Ondersteuning afhankelijk maken van KPI’s
2.
Bespreking conclusies evaluatie-onderzoek
Op elk van de tafels werd één schakel van de beleidstheorie besproken. Gevraagd werd om concrete voorbeelden te formuleren die de conclusies uit het evaluatie-onderzoek zouden weerleggen, nuanceren of onderbouwen. Hieronder wordt een overzicht gegeven van de voorbeelden die gegeven werden, alsook een korte conclusie vanuit de gegeven voorbeelden.
2.1.
Tafel 1: financiering BTV / parkmanagement
Conclusies uit het evaluatie-onderzoek: er bestaan BTV die opgericht zijn of blijven voortbestaan zonder financiering vanuit de VO. Maar: zonder deze financiering zouden door deze BTV weinig of minder acties worden ondernomen. Algemene vraag van één van de deelnemers: -
Wat is de meest efficiënte manier van beleidvoeren: ondersteunen BTV en BTM of andere beleidsinitiatieven? Misschien moet het verhaal breder bekeken worden en moeten we durven denken aan het anders inzetten van de middelen.
Antwoord vanuit de onderzoekers: efficiëntie is in die zin in de opdracht meegenomen dat via een checklist werd nagegaan of er elementen aanwezig waren in de call die aanzetten tot efficiënt gebruik van middelen.
Het behoorde niet tot de opzet van de opdracht dat efficiëntie vergeleken werd tussen het financieel ondersteunen van BTM versus andere initiatieven. Concrete voorbeelden ter onderbouwing: -
BTV van BT in Ieper (IEBEVE vzw), opgericht in 2009 – 2010 (oa. met middelen van AO). Initieel zonder middelen van AO, maar toen beperkt tot netwerking. Daarna wel middelen vanuit AO Ook acties uitgevoerd.
-
BTV van BT Wommelgem / Ranst (BeWoRa): zelfde verhaal. Bestond al afzonderlijk voor Wommelgem en Ranst (1995), in 2000 samengegaan en daarna een boost heeft gekregen (vb. voor uitvoeren studiewerk). Steun gaf mogelijkheid om te groeien en te professionaliseren.
-
Naast financiële ondesteuning is het handig een trekker te hebben (vanuit gemeente of vanuit regionale partners: unizo / voka) en is administratieve ondersteuning nodig.
-
Voorbeeld dat BTM ingebed zit in ondernemersclub. Stad investeert in personeel en er worden afspraken gemaakt rond inrichting voortuin (uniform beeld) en inritaanleg. Kosten gedragen door de bedrijven.
-
Ook zonder subsidies kan overleg met gemeente voort blijven bestaan en blijven acties genomen worden. Maar: 1 bedrijfsleider moet er dan alle energie instoppen.
-
De drive valt weg als er geen parkmanager meer is. Na een aantal jaren is het dan moeilijker om bedrijven te overhalen om lid te blijven. Als volledige subsidie zou wegvallen, zou het aantal leden ook beginnen dalen.
Concrete voorbeelden ter weerlegging -
Niet alle BTV kunnen zo tot stand komen. Bij nieuwe zones zijn vb; de instapmogelijkheden niet voor iedereen dezelfde. Vb. inhoudelijk verhaal van landscaping is niet voldoende gekend. Er is geen eigen personeel om dit verhaal voldoende uit te leggen en dus is initiële financiële ondersteuning nodig.
-
Na opstart blijft BTM op matig pitje, mits uitzondering van een gedreven trekker (vzw Berg Op).
-
Parkmanager Waregem: net opgerichte BTV kan niet zonder ondersteuning, na oprichting: parkmanager blijft nodig om naar hogere doelen te gaan (faciliterende rol).
Neutraal: -
Bedrijvenvereniging in Knokke-Heist: bij geven van info over groene stroom en groepsaankopen, kwam er geen respons. Er zal waarschijnlijk ook weinig respons gekomen zijn indien er subsidies zouden zijn gegeven aan de BTV.
Algemeen wordt door een deelnemer gezegd dat als de verhouding van kosten / baten van BTM voldoende gunstig zou zijn voor bedrijven, BTM in dat geval vanzelf zou ontstaan en geen subsidies nodig zouden zijn vanuit vb. VO. De begunstigden zijn echter niet enkel de bedrijven, maar ook lokale overheden en de regionale overheid. Voordelen voor bedrijven zijn er, maar misschien niet groot genoeg om ook verdergaande acties uit te voeren die voor V.O. bijdragen aan de beleidsdoelstellingen. Algemene conclusies: -
Als er een gedreven bedrijfsleider is, is financiële ondersteuning vaak niet nodig om opgestart te geraken en de eerste acties te ondernemen.
-
Bij afwezigheid van deze gedreven bedrijfsleider, is financiële ondersteuning nodig om het geheel op gang te trekken.
-
In beide gevallen is financiële ondersteuning nodig om de ambitie te kunnen verhogen en blijvend iets te kunnen betekenen naar de verschillende begunstigen toe (ook bedrijven: zich waar maken).
2.2.
Tafel 2: Er worden acties uitgevoerd
Conclusies uit het evaluatie-onderzoek: -
het aandeel BT dat acties onderneemt is lager indien er geen BTV aanwezig is.
-
BT met BTV gaan ervan uit dat acties op een laag pitje gaan staan indien gesubsidieerde BTmanager wel zal vallen
Algemene conclusies: Elke deelnemer valideert deze stelling, maar de aanwezigheid van een trekker binnen de BV bepaalt het aantal en het succes van de acties. De score varieert van 7 tot 10. Concrete voorbeelden ter onderbouwing: -
BIN in Temse en Hamme (met BV), maar niet in Sint-Niklaas (geen BV);
-
Minder acties wanneer de parkmanager wegviel;
-
Haasdonk – Meer: beperkte parkmanagement structuur heeft geleid tot hogere lidmaatschap en acties;
-
Behalve acties, ook lobby naar de gemeente toe;
-
Signalisatie, opleidingen voor vrachtwagenbestuurders, netwerkevents waren onbestaande zonder BV. Idem: collectieve afvalophaling;
-
BT-manager gaat op zoek naar financiering voor acties;
-
Ondernemen van BTM-acties is niet de core business van zaakvoerders;
-
Acties zijn gedragen door alle bedrijven van het BT.
Concrete voorbeelden ter weerlegging: -
Een andere partij kan dit ook op gang trekken en voort organiseren, bijv. VOKA, POM, of een ambtenaar van de gemeente;
-
Er is vooral een trekker nodig;
-
Engagement primeert op de aanwezigheid van een gesubsidieerde BT-manager;
-
Netwerkevents (maar ook niet meer dan dat) ook zonder bedrijvenvereniging;
2.3.
Tafel 3: De acties leidden tot verduurzaming van het bedrijventerrein
Conclusies uit het evaluatie-onderzoek: -
Meeste acties betreffen transport en mobiliteit, lobbying, eco-efficiëntie
-
Potentieel bestaat om duurzame terreinen te vormen
-
Concrete realisaties hebben tijd nodig, zichtbare resultaten laten (soms) op zich wachten
Concrete voorbeelden ter onderbouwing: -
Op bestaande bedrijventerreinen inderdaad voornamelijk acties rond signalisatie, mobiliteitsvragen
en lobbying. Nieuwe parken kunnen meer ecogerichte en duurzame initiatieven nemen. -
Op bestaande terreinen minder duurzaamheidsacties, op nieuwe wel.
-
Transport: bewegwijzering, duurzaamheid: energiescans (vb thermische luchtbeelden laten maken, zonder directe winst op korte tijd, mogelijks wel individuele acties op langere termijn)
-
Mobiliteit: oplossing fileprobleem door aanpassen voorrangsregels op kruispunten langs de hoofdweg in het bedrijventerrein
-
Transport en mobiliteit: bewegwijzering, ontsluiting, … lobbyen inzake inrichting en riolering is constante actie, eco-efficiëntie beperkt (groepsaankoop energie niet gelukt, teveel bedrijven met verschillende noden), ook acties met beperkte van management mogelijk zoals beveiliging.
-
Eco-efficiëntie: collectief groenbeheer leidt tot samenhang en integratie, ecologische meerwaarde, gecontroleerde bestrijdingsmiddelen, waterbeheer,… maar dit heeft tijd nodig. De natuur past zich traag aan.
-
Goede ontsluiting is prioriteit nr 1 voor alle terreinen in het Waasland (en nu een probleem).
-
Concrete duurzame realisatie hebben tijd nodig, ook door onduidelijkheid over evolutie wetgeving in onder meer CO2 neutraliteit.
-
Veel beveiligingsacties, maar zijn deze ook duurzaam?
-
Duurzame samenwerking met sociale economie voor groenonderhoud, catering, strijkcentrales… heeft soms tijd nodig, maar één samenwerking kan leiden tot een olievlekeffect.
-
Veel mobiliteitsacties, zoals bewegwijzering, gemeenschappelijke parking, fietsen
-
Eco-efficientie: aankoop groene energie
-
Afval- en zwerfvuilophaling
-
CO2 neutraliteit: aanstellen 1 milieucoördinator voor alle bedrijven.
Concrete voorbeelden ter weerlegging: -
Goed gebruik van de ruimte, veel initiatieven waar iedereen baat bij heeft, zoals negatieve uitstraling verwijderen, zijn ook verduurzaming
-
Vb snelle resultaatsacties: bedrijven klagen over doorroestte openbare verlichtingspalen, ze worden geïnventariseerd, en via de gemeente aan netbeheerder overgemaakt en vervangen. Duurzame actie in het kader van beeldkwaliteit.
-
Samenaankoop zonnepanelen was een duurzame actie met een snel resultaat en grote winst.
Andere aangehaalde punten: -
Er is over het algemeen een goed ruimtegebruik. Waar er leegstand is, is dit niet altijd te wijten aan de aantrekkelijkheid. Leegstand vermijden heeft niet enkel te maken met de duurzaamheid van een bedrijfsterrein, vaak spelen ook andere elementen, zoals het ruimtelijk ordeningsbeleid. De opgelegde minimale kavelgrootte is niet altijd afgestemd op de vraag; zo zijn er heel wat vragen voor kleine percelen van lokale bedrijven terwijl de percelen groter dan 5000m² moeten zijn want bestemd voor regionale bedrijven.
-
Naast transport en mobiliteit, lobbying en eco-efficiëntie is ook beveiliging een actie die op de meeste terreinen voorkomt. Probleem is daarbij vaak dat ook bedrijven die niet mee betalen profiteren van beveiligingsfirma’s die aanwezig zijn. Erg efficiënte maatregelen voor beveiliging, zoals bedrijfswoningen, zijn dan weer niet overal mogelijk vanuit ruimtelijk ordeningsbeleid.
-
Begrip lobbying moet meer genuanceerd worden, is heel algemeen. Wat is concrete actie en wat is
praatclub? -
Grote bedrijven hebben meestal een bredere lange termijn visie dan kleine.
-
Het management van bedrijven is soms sterk verschillend, waardoor ook de betrokkenheid en inzet voor bedrijfsterreinmanagement sterk varieert. Bv als beslissingscentra volledig in Amerika liggen zal het hun vaak worst wezen, terwijl lokale bedrijfsleider wel geëngageerd zijn.
-
Probleem van bedrijventerreinen die over gemeentegrenzen heen lopen: niet iedere gemeente heeft dezelfde duurzaamheidsambities. Is een taak die voor de intercommunales weggelegd is.
-
Problemen met overnachtende en wachtende vrachtwagenchauffeurs.
-
Uitwisselen restromen soms moeilijk te realiseren.
Algemene conclusies: Conclusies worden bevestigd, wel wordt er benadrukt dat er ook andere acties zijn die niet transport en mobiliteit, lobbying, eco-efficiëntie betreffen, ook met snelle resultaten, maar niet altijd de meer ambitieuze duurzaamheid. Er is volgens de groep ook een onderscheid tussen nieuwe en bestaande bedrijventerreinen: nieuwe terreinen kunnen door een aangepaste inrichting en afgestemd uitgiftebeleid sneller overgaan tot meer ambitieuze duurzaamheidsdoelstellingen in het bedrijfsterreinmanagement doordat er reeds een goede basis is (fysisch en juridisch). De score varieert van 7 tot 8.
3.
Bespreking voorstel aanbevelingen
De bespreking gebeurde plenair per tafel. In onderstaande wordt puntsgewijze ingegaan om een aantal bevindingen, aandachtspunten, enzovoort. Het onderwerp van discussie was voor elk van de tafels hetzelfde.
3.1.
Principe differentiatie
3.1.1.
Tafel 1
Algemene opmerking: misschien beter spreken van ambitieniveaus dan van maturiteit. Dit hangt soms samen: hogere maturiteit hoger ambitieniveau. Maar zeker niet altijd. Een opstartende BTV kan een hoog ambitieniveau hebben (vb. naar aanleiding van een knelpunt dat ze ondervinden). -
Ondersteuning van parkmanager is zeker noodzakelijk, en meer nog in de latere maturiteitsfasen dan in de eerdere maturiteitsfasen. Bij hoog ambitieniveau wordt het vaak te ingewikkeld voor een BTV of een parkmanager om de projecten op te zetten (inhoudelijk niet sterk genoeg) – intercommunale of POM of … kan hier een rol spelen.
-
Op het terrein is er duidelijk onderscheid te maken in ‘maturiteit’ van BT inzake BTM. Soms verloopt dit echter niet lineair en kunnen sprongen gemaakt worden (ook ‘terug’, vb. bij wegvallen van de ervaren parkmanager).
-
Het is moeilijk om algemeen een tijdsduur op de verschillende maturiteitsfasen te plakken. Vb. uitgifte van BT kan lang duren en daardoor ook de eerste maturiteitsfase.
-
Noden m.b.t. niet-financiële ondersteuning: kennisuitwisseling – vb. over welke acties succesvol waren op andere BT.
-
Aandachtspunten: Financiële ondersteuning voor de parkmanager vanuit VO daalt daar waar ambitie hoger wordt en rapporteringseisen misschien eveneens hoger worden. Er wordt veel verwacht van de ledenbijdrage: moeilijk om op lange termijn vol te houden, want je moet je steeds blijven bewijzen naar de leden toe (nl. ze moeten hun lidgeld er uit
kunnen halen). Bijdrage vanuit lokale overheden: hoe beïnvloedt dit de functie van BTV als ‘lobby’ – of ‘gemeenschappelijke stem’? Wie gaat controleren? Flexibiliteit is belangrijk. Dit mag niet ‘stram’ worden toegepast. Een goede structuur is belangrijk, maar er moeten uitzonderingen mogelijk zijn. Financiële ondersteuning voor studiewerk: het zou niet beperkt mogen blijven tot studies die opbrengsten genereren voor de bedrijven. Moet ook verder gaan.
3.1.2.
Tafel 2
Ook hier: Algemene opmerking: misschien beter spreken van ambitieniveaus dan van maturiteit. Bepaalde BT zijn tevreden met de acties in maturiteitsfase 1 -
Ook hier: Het is moeilijk om algemeen een tijdsduur op de verschillende maturiteitsfasen te plakken. Maar, voor fase 1 kan dit wél, als het na 2 à 3 jaar nog niet in gang geschoten is, is het een verloren zaak…
-
Onderscheid in maturiteitsniveaus wordt aangevoeld als ‘artificieel’. Elke BT heeft zijn eigenheid.
-
Noden m.b.t. niet-financiële ondersteuning (kennisuitwisseling) wordt als erg belangrijk aanzien. Voor sommigen is een website niet voldoende (te passief), voorkeur voor een aanspreekpunt, voor anderen is dit dan weer wel voldoende. Dit kan een belangrijke taak van vb. de POM’s zijn.
-
Er is onvoldoende kennis / communicatie over de Vlaamse beleidsdoelstellingen;
-
Voor bepaalde BT, afhankelijk van de grootte en de typologie, is een parkmanager meer bij aanvang, dan wel bij latere maturiteitsfasen nodig;
-
Naarmate het ingewikkelder wordt wanneer de BT stijgen in maturiteitsniveaus, dalen de subsidies. Dit is contra-intuïtief. Opmerking opdrachthouder nadien: het hoeft geen absolute vermindering te zijn van financiële ondersteuning, we lieten in de figuur een vermindering in aandeel van bijdrage vanuit de VO zien. En naast de ondersteuning voor de parkmanager, draagt de VO ook financieel bij voor studies of uitvoeren van acties.
3.1.3.
Tafel 3
Iedereen erkent dat er een differentiatie is in type bedrijventerreinen / ontwikkelingsfases van bedrijfsterreinmanagement en in de nood die deze dan ook hebben. -
Verschillende types ondersteuning zijn zeker nodig en logisch. Wel is er ook een belangrijk verschil tussen bestaande bedrijventerreinen en nieuwe, waar er met een gerichter uitgiftebeleid en financiering sneller aan verregaandere bedrijfsterreinmanagement en duurzaamheidsacties kan gewerkt worden. Ook is er een relatie tussen het aantal bedrijven op een terrein / betrokken bij het bedrijfsterreinmanagement en de nodige omvang van de ondersteuning.
-
Er zijn zeker verschillende maturiteitsfases. Zeker het begin is moeilijk, en er ontbreekt op dat ogenblik juridische ondersteuning. Ook bij de gemeentes is de kennis vaak beperkt, ook bij notarissen. Dit is ook een knelpunt bij een uitgiftebeleid, waarbij een juridische basis kan gelegd worden voor deelname aan bedrijfsterreinmanagement.
-
Tijdsduur van de fases is sterk verschillend van terrein tot terrein (groot / klein; nieuw / oud). Er kan wel een zekere tijdshorizon opgemaakt worden.
-
Naast kennisondersteuning is kennisuitwisseling zeer belangrijk. Er is niet zozeer nood aan
iemand die het voor hen doet, wel aan een uitwisselingsplatform waarbij duidelijk is wie wat reeds onderzocht heeft of weet en kan gecontacteerd worden om kennis uit te wisselen. Deze uitwisseling kan echter tegen het belang van private actoren ingaan – private parkmanagers hebben er geen baat bij hun kennis te delen. -
Er is ook nood aan een overkoepelende organisator voor acties die enkel op een grotere schaal kunnen plaatsvinden. Er zijn bedrijfsterreinverenigingen die verschillende terreinen verenigen, maar daarnaast is samenaankoop of overkoepelende samenwerking soms interessant, hoewel ieder terrein ook eigen noden en accenten heeft.
-
Aandachtspunten bij de verschillende types van ondersteuning:
-
o
Vanuit bedrijventerreinmanagement aandacht voor diverse managementstijlen
o
Kennis bij gemeentes, notarissen en dergelijke nodig
o
Algemeen zijn de bedrijven zich te weinig bewust van de voordelen van terreinmanagement, een betere bekendheid en verspreiding van goede voorbeelden zou bijdragen tot een grotere steun van bij de aanvang, de ‘verkoopbaarheid’ van BTM moet beter worden.
o
Maturiteitsfase 4, een parkmanager zonder steun van Agentschap Ondernemen, kan theoretisch maar er zijn nog geen praktijkvoorbeelden. Opmerking van opdrachtnemer achteraf: er zullen enkele voorbeelden van zelfbedruipende BTM opgenomen worden in eindrapport.
o
Het vereist een zeker schaalniveau om een parkmanager zelf bedruipend te maken. Vraag is of dit realistisch is.
o
Akkoord dat bedrijven ook moeten bijdragen, soms is lidmaatschap van bedrijvenvereniging te vrijblijvend en dan heb je ‘free-riders’.
o
Wordt er gedacht aan BIT? In een Vlaamse gemeente zou BIT worden toegepast.
Aandachtspunten bij bepalen maturiteit: o
Oppassen dat er geen doel wordt gecreëerd om tot een andere fase over te gaan dat een doel om een doel wordt.
3.2.
Principe KPI’s
3.2.1.
Tafel 1
Voornaamste discussiepunt rond het werken met KPI’s was dat het de taken van de BTV / parkmanager niet mag verzwaren. Het moet zo gemakkelijk mogelijk gemaakt worden. Reactie opdrachtnemer: momenteel moet er ook gerapporteerd worden indien subsidies ontvangen worden; in het geval van implementatie van deze aanbevelingen zou deze rapporteringslast zeker niet hoger mogen zijn, integendeel – het zou zo gemakkelijk mogelijk gemaakt moeten worden. Andere discussiepunten: -
Resultaatsverbintenissen zullen soms moeilijk zijn (vb. bedrijven engageren zich niet graag als resultaatsverbintenissen tegenover staan). Deze moeten dan goed gekozen en geformuleerd worden. Als resultaatsverbintenissen niet mogelijk zijn inspanningsverbintenissen.
-
Er wordt gesuggereerd dat er gekeken kan worden naar de punten die in de BREEAM certificatie belangrijk zijn: rapportering zou hierop afgestemd kunnen worden (alsook de keuze van de acties). Als dit zo ontworpen wordt, is de stap ook kleiner voor BT om daarna een BREEAM certificaat aan te vragen.
3.2.2.
Tafel 2
-
Voorkeur voor eenvoudige en ruime KPI’s, bijv. aantal initiatieven. Aandeel leden is niet eenvoudig (maar wel doenbaar) omdat dit niet altijd met de realiteit overeenstemt (bijv. magazijnen);
-
Ook hier: Resultaatsverbintenissen zullen soms moeilijk zijn (vb. bedrijven engageren zich niet graag als resultaatsverbintenissen tegenover staan);
-
Ook hier: voorkeur voor inspanningsverbintenissen – omdat er dan ook rekening kan gehouden worden met overmacht.
3.2.3.
Tafel 3
-
KPI’s zijn een algemeen kader, per terrein zullen ze erg terreinafhankelijke specifieke invulling moeten kunnen krijgen (ieder terrein heeft andere noden en dus ook andere acties die niet veralgemeend kunnen worden).
-
Zowel inspanningsverbintenissen als resultaatsverbintenissen zijn nodig. Inspanningsverbintenissen zijn interessant voor de beginfase, gedurende 1 of 2 jaar, dan moeten er resultaten kunnen voorgelegd worden.
-
Voorbeelden van KPi’s:
-
o
Fase 1: aantal aangesloten bedrijven (moeilijk te bepalen hoeveel, 50% is vb. erg hoog)
o
Fase 1: organisatie van 1 of 2 netwerkmomenten
o
Fase 1: Kennismakingsoverleg met overheden die betrokken partij zijn bij het bedrijfsterrein (gemeente, maar desgevallend ook AWV, WenZ, ..)
o
Fase 3: uitvoeren van x-aantal duurzaamheidsacties
o
Mogelijkheid voor bonussysteem: indien sneller resultaat extra ondersteuning (belang van voorbeeldrealisaties)
Aandachtspunten bij het werken met KPI’s: o
Verschillende overheden met verschillende financieringsmogelijkheden (zeker gemeentes hebben niet dezelfde mogelijkheden)
o
Verschillende financiering bij grensoverschrijdend (gemeente, maar ook gewest!)
o
Erg verschillende acties per terrein, maatwerk mogelijk?