ThiemeMeulenhoff Zorg Niveau h3
Verzorgen van mensen met een verstandelijke beperking Antwoordmodellen
Inhoudsopgave ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
1
2
Oriëntatie op de zorgvrager met een verstandelijke beperking
5
1.1
Een verstandelijke beperking Praktijk: Jolanda lacht, Jolanda huilt Praktijk: We willen het zelf doen…
5 5 5
1.2
Ontwikkelingen in de zorg voor mensen met verstandelijke beperkingen Praktijk: ‘Ze denken zeker dat ik gek ben, of zo’ Praktijk: Een slok op een borrel!
6 6 6
1.3
De zorgvrager met verstandelijke beperkingen Praktijk: Paardje rijden
7 7
1.4
Visie op de zorg Praktijk: Het Veerhuis
8 8
1.5
Zorgsettings Praktijk: Waarom bent u niet eerder gekomen, mevrouw? Praktijk: Waar zit Hennie? Praktijk: Lies baalt
9 9 9 9
De zorg voor mensen met een verstandelijke beperking
11
2.1
De verzorgende bij mensen met een verstandelijke beperking Praktijk: Harold en Victor vereenzamen
11 11
2.2
Het zorgproces in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking Praktijk: Dat durf je best! Praktijk: Vier mensen met een verstandelijke beperking
12 12 12
Coördinatie en kwaliteitszorg Praktijk: Slecht gekleed
14 14
2.3
3
Contextgebonden zorgverlening 3.1
De jonge zorgvrager met meervoudige beperkingen in de thuissituatie Praktijk: Heleen moet weg Praktijk: De klap
15
15 15 15
3.2
De zorgvrager met ernstige meervoudige beperkingen Praktijk: Martijn Praktijk: Jas aan
16 16 16
3.3
De zorgvrager met een niet-aangeboren hersenletsel Praktijk: Johnny krijgt veel aandacht Praktijk: Een activiteitenplan voor Samira
17 17 17
3.4
De zorgvrager met een genetische afwijking Praktijk: Joriek wil zelfstandig worden Praktijk: Gebrek aan structuur
19 19 19
3.5
De zorgvrager met epilepsie Praktijk: Jolanda
20 20
3.6
De zorgvrager met een autisme spectrum stoornis Praktijk: Communicatie Praktijk: Johny
21 21 21
3.7
De zorgvrager met probleemgedrag intramuraal Praktijk: Aankleden Praktijk: Buikpijn
23 23 23
3.8
De zorgvrager met ADHD Praktijk: Verder nog vragen over hoe het gaat?
24 24
3.9
De oudere zorgvrager, die dement en slechtziend is Praktijk: Lichtknop Praktijk: Bevestigen of confronteren?
25 25 25
1
Oriëntatie op de zorgvrager met een verstandelijke beperking Een verstandelijke beperking ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: JOLANDA LACHT, JOLANDA HUILT 1
Is er in het voorbeeld van Jolanda sprake van stoornissen? Zo ja, welke zijn dat dan? Stoornissen zijn: spraak- en taalstoornis, motorische stoornissen, psychologische stoornis.
2
Is er in het voorbeeld van Jolanda sprake van beperkingen? Zo ja, welke zijn dat dan? Beperkingen zijn: moeilijk lopen door spasmen, geen fijne motoriek, communicatie
3
Is er in het voorbeeld van Jolanda sprake van handicaps? Zo ja, welke zijn dat dan? Handicaps zijn: Jolanda kan niet voor zichzelf zorgen, heeft last van sstemmingswisselingen en zich niet uitdrukken in goede taal.
PRAKTIJK: WE WILLEN HET ZELF DOEN… 1
Pieter en Ingeborg hebben beiden verstandelijke beperkingen. Wat denk je: Hebben zij lichte, matige, ernstige of zeer ernstige verstandelijke beperkingen en waaruit kun je dat afleiden?
2
Mensen met verstandelijke beperkingen hebben behoefte aan ondersteuning. Welke ondersteuning biedt Thea in bovenstaand verhaal?
3
Past deze ondersteuning bij de mate van de verstandelijke beperkingen van Ingeborg en Pieter?
4
Stap in de schoenen van Pieter. Hoe zou jij het vinden om op deze wijze behandeld te worden?
5
Herschrijf het verhaal over Pieter en Ingeborg en beschrijf de ondersteuning die naar jouw mening gegeven moet worden.
© ThiemeMeulenhoff
5
Verzorgen van mensen met een verstandelijke beperking
Ontwikkelingen in de zorg voor mensen met verstandelijke beperkingen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: ‘ZE DENKEN ZEKER DAT IK GEK BEN, OF ZO’ 1
Jijzelf hebt ook recht op Empowerment. Beschrijf wat Empowerment in jouw eigen leven betekent.
PRAKTIJK: EEN SLOK OP EEN BORREL!
6
1
In welke tijd zou jij willen leven als je in de schoenen van Jelle zou staan?
2
Ken jij ook een verhaal van iemand als Jelle. Schrijf dat verhaal op in de ik-vorm zoals: ik moet van Truus naar bed of ik ga maar naar bed want ik ben moe. Als je niemand persoonlijk kent dan mag je ook een verhaal verzinnen, maar het verschil in tijd en visie moet er duidelijk in naar voren komen.
© ThiemeMeulenhoff
Oriëntatie op de zorgvrager met een verstandelijke beperking
De zorgvrager met verstandelijke beperkingen
De zorgvrager met verstandelijke beperkingen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: PAARDJE RIJDEN 1
Stap in de schoenen van William en beschrijf in de ik-vorm een dag uit het leven van William. Gebruik hierbij de kenmerken van mensen met zeer ernstig verstandelijke beperkingen, zodat wat je beschrijft, strookt met de mogelijkheden en onmogelijkheden van William. Ter invulling en beoordeling van de docent. De student verwerkt dagelijkse terugkerende zaken zoals de adl, (gezamenlijke) activiteiten waaronder dagbesteding, specifieke zorg van andere hulpverleners. Liefst ook verwerking van betrokkenheid en inzet van ouders en familie . De vragen/opdracht kunnen mogelijk parallel worden uitgevoerd in subgroepjes per niveau van verstandelijke beperking.
© ThiemeMeulenhoff
7
Verzorgen van mensen met een verstandelijke beperking
Visie op de zorg ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: HET VEERHUIS
8
1
Waarom is het voor Johan belangrijk om te werken? Geef minimaal twee redenen aan. Werken is belangrijk omdat het deel uitmaakt van het gewone leven: naast wonen en hobby’s betekent werk een stuk zingeving, een zinvolle dagbesteding. Je maakt deel uit van de maatschappij en je draagt bij aan het welzijn van anderen. Werk betekent ook contacten met andere mensen: dat is ook belangrijk. Dit specifieke werk kan voor Johan eventueel een extra betekenis hebben. Als hij bijvoorbeeld gek is op water, is dit bij uitstek de plek voor hem.
2
Beschrijf de visie die achter dit werkproject zit. Het burgerschapsmodel. Vanuit deze visie zijn mensen met een verstandelijke beperking burgers met rechten en plichten. Ze hebben de keuze om het bestaan zelf in te richten en zelf vorm en inhoud te geven aan hun kwaliteit van bestaan. Zij krijgen allereerst ondersteuning vanuit het sociale netwerk en waar nodig vanuit het sociale vangnet, de professionele hulpverlener.
© ThiemeMeulenhoff
Oriëntatie op de zorgvrager met een verstandelijke beperking
Zorgsettings
Zorgsettings ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: WAAROM BENT U NIET EERDER GEKOMEN, MEVROUW? 1
Wat is een VTO-team en wat doet dat team? Een team van verschillende deskundigen op (para)medisch en opvoedkundig gebied, die vroegtijdige ontwikkelingsstoornissen proberen te herkennen en op grond daarvan een advies te geven.
2
Leg uit waarom het belangrijk is dat een VTO-team bekend is bij alle ouders. Je kunt dan eerder gebruikmaken van dit team; het kan de grenzeloze onzekerheid (een beetje) oplossen. Je kunt terecht bij deskundigen.
3
Wat maakt het uit dat Loes kind nummer drie is of kind nummer één? Ja, omdat de ouders nu meer in staat zijn de ontwikkeling van Loes te vergelijken met die van de andere kinderen, die een normale ontwikkeling hebben doorlopen.
PRAKTIJK: WAAR ZIT HENNIE? 1
Verhuizen is een ingrijpende gebeurtenis in een mensenleven. Wat verlies je als je verhuist? Je veiligheid. Omgeving, bekende mensen, eigen spulletjes, vaste structuren die (dreigen) te verdwijnen. Onzekerheid over wat er in de plaats komt.
2
Waar zou je Hennie gaan zoeken? Leg uit. Op weg naar haar vorige huis in de instelling op de centrumlocatie.
3
Hoe kun je Hennie voorbereiden op de verhuizing? Bespreken, vooraf aan verhuizing al langsgaan naar het nieuwe huis, eventueel plaatjesboeken/verhalen over verhuizen. Samen met Hennie bespreken wat zij zou willen meenemen. Kortom er systematisch vroegtijdig naar toe leven. Gelet op haar ontwikkelingsniveau erop letten dat die termijn voldoende is, maar ook niet te lang duurt.
PRAKTIJK: LIES BAALT 1
Veel aandacht gaat altijd naar het kind met de verstandelijke beperking uit. Maar wat betekent het om een broer of zus met een beperking te hebben? Dat er veel, soms onevenredig veel aandacht uitgaat naar het kind met de verstandelijke beperking. Dat dat veel energie vraagt van de ouders. Dat het gedrag storend kan zijn.
2
De term voor broers en zussen van kinderen met een beperking is Brussen of Brusjes. Hoe kun je Brussen steunen? Ze betrekken en leren omgaan met hun broer of zus. Bijeenkomsten voor broers en zussen organiseren.
3
Wat zou jij doen als je deze moeder was? Eigen invulling van de student. Zeker moet aan bod komen dat het gezond is dat de moeder gewoon naar de stad gaat. Maar het moet gerespecteerd worden dat de moeder, bijvoorbeeld uit schuldgevoel ook (weleens) kiest voor de in de casus beschreven situatie.
© ThiemeMeulenhoff
9
2
De zorg voor mensen met een verstandelijke beperking De verzorgende bij mensen met een verstandelijke beperking ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: HAROLD EN VICTOR VEREENZAMEN 1
Met welke kerntaken van verzorgenden heeft Maria te maken? Het bieden van ondersteunende begeleiding.
2
Welke competenties heeft Maria nodig om de kerntaken op professionele wijze te kunnen uitvoeren? Competentie 17, 18 en 19.
© ThiemeMeulenhoff
11
Verzorgen van mensen met een verstandelijke beperking
Het zorgproces in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: DAT DURF JE BEST! 1
Hoe kan Denise Rieneke stimuleren om toch weer te gaan zwemmen? Denise kan eerst meegaan naar de zwemclub en daar een gesprek aangaan. Ze kan Rieneke ook leren om zich te weren tegen pesten.
PRAKTIJK: VIER MENSEN MET EEN VERSTANDELIJKE BEPERKING
12
1
Formuleer het probleem van Vincent volgens de gezondheidspatronen van Gordon. Vincent heeft een zelfstandidheidstekort in het doen van boodschappen. Hij heeft bij een proefneming laten blijken dat hij het nog niet zelfstandig kan.
2
Hoe kan verzorgende Ilse Vincent leren om zelfstandig de boodschappen te doen? Als de verzorgende steeds een stapje terug doet, leert Vincent om zelfstandig boodschappen te doen. Vincent kan leren om zelf een boodschappenbriefje te maken aan de hand van het menu en de voorraad die er is. Bij het boodschappen doen kan Ilse Vincent eerst leren om alles zelf op te zoeken en ook zelf af te rekenen. Een volgende stap kan zijn dat Vincent de boodschappen doet, terwijl Ilse buiten wacht.
3
Formuleer het gezondheidsprobleem van Marieke volgens de gezondheidspatronen van Gordon. Zintuiglijke onderprikkeling, ondervraging. Als gevolg van langdurige inactiviteit kan een zorgvrager met een zeer ernstige verstandelijke beperking oververmoeid raken, het is belangrijk deze vicieuze cirkel te doorbreken.
4
Wat kan Ulrike doen om het probleem te verminderen? Activiteiten ondernemen, bijvoorbeeld snoezelen, balspelletjes doen, gaan zwemmen, naar buiten gaan.
5
Formuleer het probleem van Sabine volgens de gezondheidspatronen van Gordon. Marieke heeft last van zintuiglijke overbelasting.
6
Wat kunnen Vivian en de ouders van Sabine doen om dit probleem te verminderen? Het is belangrijk dat Marieke in een rustige omgeving verkeert. Marieke wordt zintuiglijk snel overbelast, ze heeft last van te veel kleur, geluid en licht. De ouders kunnen erop letten dat ze met bezoek in een andere ruimte gaan zitten. De slaapkamer moet veel rustiger ingericht worden.
7
Formuleer het probleem van Bart volgens de gezondheidspatronen van Gordon. Bart heeft een zingevingstekort.
8
Hoe kan Doris Bart helpen met zijn probleem?
© ThiemeMeulenhoff
De zorg voor mensen met een verstandelijke beperking
Het zorgproces in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking
Helpen zoeken naar zinvolle bezigheden, bijvoorbeeld vrijwilligerswerk, een sport of een club.. Bart heeft werkervaring en kan misschien ingeschakeld worden in het buurthuis of bij een club. Ook het inschakelen bij werkzaamheden in de sociowoning is een mogelijkheid. Het is belangrijk dat Bart zijn leven weer als zinnig en nuttig gaat zien. Het meest geschikt lijkt een bezigheid waarin Bart contact met mensen heeft.
© ThiemeMeulenhoff
13
Verzorgen van mensen met een verstandelijke beperking
Coördinatie en kwaliteitszorg ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: SLECHT GEKLEED
14
1
Verplaats je in de rol van moeder. Waarom is het belangrijk dat Marja er vlot uitziet? Ze wil dat haar kind er netjes uitziet, vlot, net als haar andere dochter. Ter compensatie van de verstandelijke beperking vinden ouders kleding extra belangrijk.
2
Wat verstaat moeder onder vlotte kleding? Valt een slobbertrui hieronder? Waarschijnlijk vind de moeder de slobbertrui niet vlot genoeg. Het past ook niet bij de feestdagen, want daarvoor halen ze haar op.
3
Verplaats je in Marja: is het voor haar belangrijk dat zij de slobbertrui aan mag houden? Ja, ze is er trots op dat ze die zelf heeft aan gedaan. Het is wel van belang dat de trui goed bij haar past. Keurige feestdagenkleding kan overigens veel complimenten van andere mensen/familie geven, wat ook van belang kan zijn. Zeker als ook de ouders er blij mee zijn.
4
Zijn er afspraken gemaakt in het team over de kleding van Marja? Wat denk je en waarom? Hoe kan het team in de toekomst deze botsing met moeder voorkomen? Kleding is een belangrijk aspect van de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. Als het goed is, is daar overleg met de ouders over geweest. Zo niet, wat waarschijnlijk is omdat het hier ‘fout’ loopt, dan is het zaak naar aanleiding van dit voorval om daar meteen afspraken over te maken.
© ThiemeMeulenhoff
3
Contextgebonden zorgverlening De jonge zorgvrager met meervoudige beperkingen in de thuissituatie ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: HELEEN MOET WEG 1
Hoe reageer je als begeleider? Welke adviezen kun je de moeder geven? Je luistert naar haar verhaal, toont begrip en oppert om Floris wat meer aandacht te geven door bijvoorbeeld eens iets leuks met hem alleen te gaan ondernemen. Ook wijs je erop dat de puberteit wellicht een rol speelt en dat kinderen uit een gezin zonder broertje of zusje met meervoudige beperkingen zich in de puberteit ook tegen dingen afzetten en ook vaak geen zin hebben thuis mee te helpen.
PRAKTIJK: DE KLAP 1
Als jij de begeleider bent die Marijns moeder aan de telefoon krijgt (je weet van het voorval de vorige dag), wat doe je dan? Wat zou je willen bereiken? Onderneem je zelf actie of laat je het aan Marianne over? Je zit in een lastig dilemma. Enerzijds wil je de relatie met je collega niet verstoren door tegen de ouder te ‘klikken’, anderzijds hebben de ouders het recht om te weten wat er gebeurd is. Je zou ervoor kunnen kiezen de ouders te vragen of het akkoord is dat ze straks teruggebeld worden, en vervolgens met je collega gaan praten en haar ervan proberen te overtuigen dat de ouders ingelicht moeten worden. Anders kan er niet aan een oplossing voor Marijn worden gewerkt, terwijl het toch om hem gaat. Het belangrijkste is dat de begeleider er blijk van geeft dat hij vindt dat de ouders geïnformeerd moeten worden.
© ThiemeMeulenhoff
15
Verzorgen van mensen met een verstandelijke beperking
De zorgvrager met ernstige meervoudige beperkingen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: MARTIJN 1
Aan wat voor soort activiteiten kun je denken in het geval van Martijn? Waarom denk je dat die activiteiten geschikt zijn? Je zou kunnen denken aan snoezelen, zwemmen, aanraken, masseren en dergelijke. Het moeten activiteiten zijn die de zintuigen aanspreken, omdat de adaptieve vaardigheden van Martijn niet ontwikkeld zijn.
PRAKTIJK: JAS AAN 1
16
Bedenk een manier om bij Marijke te bewerkstelligen dat ze het aandoen van de jas koppelt aan het wandelen. Je zou het zo kunnen opbouwen: eerst naar buiten gaan en dan de jas aantrekken - naar buiten gaan is duidelijk voor Marleen: dat betekent wandelen. Als ze niet huilt en het gaat een paar keer goed, kun je de actie verplaatsen naar de hal of de gang en uiteindelijk naar de woonkamer.
© ThiemeMeulenhoff
Contextgebonden zorgverlening
De zorgvrager met een niet-aangeboren hersenletsel
De zorgvrager met een niet-aangeboren hersenletsel ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: JOHNNY KRIJGT VEEL AANDACHT 1
De ouders komen in aanmerking voor een financiële vergoeding voor hulp van twee uur per dag bij het gezin. Jij wordt gevraagd om het gezin te ondersteunen. Je krijgt van tevoren informatie over de gezinssituatie. Wat ga je doen voor je met het gezin gaat kennismaken? Zoek naar informatie over NAH. Zoek in de buurt waar jij woont naar woningen en/of instellingen waar mensen met NAH worden ondersteund. Op deze wijze doe je praktische kennis op, maar kun je ook afspraken maken over hulp en adviezen die jij zelf nodig hebt.
2
Bedenk wat jij in die twee uur per dag kunt betekenen voor de ouders, voor Stef en voor Johnny. Maak een weekprogramma van de meest geschikte tijden voor het gezin en beschrijf welke ondersteuning jij in die uren wilt geven. Voor de ouders ben je een verlichting van hun dagelijkse leven. Je neemt zorgen en praktische verzorging over. De ouders krijgen een beetje meer tijd voor zichzelf en voor Stef. Voor Johnny kun jij belangrijk worden in het samen doen van leuke dingen. Leuke dingen doen kan ook betekenen dat je probeert Johnny vaardigheden aan te leren. Bijvoorbeeld oefeningen waardoor Johnny zichzelf beter kan verzorgen, het leren van huishoudelijke taakjes of een hobby. Afhankelijk van de gezinsactiviteiten kun je de planning zo maken dat die het gezin het beste uitkomt. Doordeweeks ben je waarschijnlijk het meest welkom op momenten dat iedereen thuis is. In het weekend ligt dat weer anders. Probeer het programma zo samen te stellen dat in het leven van Johnny een beleving van dag- en weekritme ontstaat. Je bent tamelijk vrij om een programma te maken, dat wil zeggen er is met betrekking tot Johnny niet een bepaald voorschrift dat bepaalt wat je op een bepaalde dag wel of niet moet doen. Je hebt dus ruimte om een programma naar jouw idee te maken.
PRAKTIJK: EEN ACTIVITEITENPLAN VOOR SAMIRA 1
Maak een programma met de aandachtspunten voorspelbaarheid, herhaling en afwisseling van activiteiten en rust. Samira bezoekt het activiteitencentrum van 9.00 tot 16.00 uur. De activiteiten moeten kort duren. Zoek uit welke activiteiten ze kan doen en welke ze leuk vindt. Samira kan misschien met haar linkerhand met een computer werken. Leer haar internetten: dat biedt mogelijkheden om contact te maken. Daarnaast moet Samira vaak even tot rust komen, is er regelmatig tijd voor eten en drinken en voor een praatje. Met al deze gegevens stel je samen met Samira een dagprogramma samen.
2
Samira is in veel opzichten afhankelijk geworden van andere mensen. Zij heeft afgeleerd om voor zichzelf op te komen. Wat kun jij doen om Samira weerbaarder te maken? Jij kunt hierin veel betekenen. Het gaat om gewone en alledaagse dingen, zoals: • Leer Samira om keuzes te maken tussen activiteiten. • Leer Samira om zelf, in overleg met jou, haar dagprogramma samen te stellen. • Oefen met Samira in het oplossen van problemen. Wat doe je als je moe wordt? Hoe vraag je iemand om hulp? Hoe leer je zelfstandig drinken uit een aangepaste drinkbeker?
© ThiemeMeulenhoff
17
Verzorgen van mensen met een verstandelijke beperking
•
18
Leer Samira ‘ja’ en ‘nee’ zeggen als zij iets wel of niet wil. Samira is nu gewend dat anderen voor haar en over haar beslissen.
© ThiemeMeulenhoff
Contextgebonden zorgverlening
De zorgvrager met een genetische afwijking
De zorgvrager met een genetische afwijking ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: JORIEK WIL ZELFSTANDIG WORDEN 1
Je maakt deel uit van een team van drie begeleiders. Je wordt de verantwoordelijke persoon voor Joriek. Je wilt graag meewerken aan het meer zelfstandig worden van Joriek. Schrijf een kort plan waarin je beschrijft wat je allemaal gaat doen. Maak kennis met Joriek en beschrijf zijn sterke kanten (wat kan hij wel en wat wil hij graag) en zijn lichamelijke klachten. Stel vast waarin hij verzorging nodig heeft. Stel vast wat hij wil leren en wat hij kan leren. Bedenk een manier of een aantal manieren waarop Joriek kan leren. Betrek ook zijn buren bij de ontwikkeling en verzorging van Joriek. Zoek contact met zijn ouders. Ze moeten eigenlijk wat meer afstand nemen, maar ze hebben twintig jaar voor Joriek gezorgd en weten wat het beste voor hem is.Zorg ervoor dat de ouders een belangrijke rol blijven spelen, maar tegelijkertijd wat meer afstand nemen.
PRAKTIJK: GEBREK AAN STRUCTUUR 1
Asha moet over twee weken naar het ziekenhuis voor een heuponderzoek. Zij heeft namelijk al een half jaar last van een heup. Maak een plan waarin je beschrijft hoe je Asha de komende weken gaat voorbereiden op het ziekenhuisbezoek. Besteed veel aandacht aan de manier waarop je Asha informatie geeft. Gebruik plaatjes en andere hulpmiddelen (bijvoorbeeld internet) om informatie te geven over het heupgewricht, over welke onderzoeken worden gedaan. Laat Asha zelf ook meedenken over wat ze aan de dokter wil vragen, laat Asha zelf uitleggen (aan haar medebewoners, familie, op haar werk) wat er gaat gebeuren.
© ThiemeMeulenhoff
19
Verzorgen van mensen met een verstandelijke beperking
De zorgvrager met epilepsie ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: JOLANDA 1
Welke maatregelen neem je om te voorkomen dat er ongelukken gebeuren door Jolanda's absences? Er zijn verschillende maatregelen mogelijk zoals: • naast haar fietsen en haar goed in de gaten houden; • haar bij het oversteken van de weg af laten stappen en naast haar blijven; • erop staan dat ze de valhelm en de kniebeschermers draagt; • overwegen om haar een fiets met drie wielen te laten gebruiken. Deze maatregelen beschermen haar op verschillende manieren. Door naast haar te blijven en op haar te letten kun je ingrijpen als er een absence optreedt. De helm beschermt haar tegen mogelijke gevolgen van vallen. De driewieler maakt het risico op vallen met de fiets kleiner.
20
© ThiemeMeulenhoff
Contextgebonden zorgverlening
De zorgvrager met een autisme spectrum stoornis
De zorgvrager met een autisme spectrum stoornis ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: COMMUNICATIE 1
Beschrijf hoe het relationele aspect van de communicatie eruitziet, vanuit de student gezien.
2
Schrijf op een bord de volgende zin: ‘Mijn liefste ben je niet gelukkig’. Let erop dat je tijdens het schrijven de tekst niet uitspreekt. Vraag twee personen om deze zin, met een verschillende intonatie, hardop voor te lezen. Noteer de verschillen die je daarbij opvallen met betrekking tot de relatiedefinitie. Je zult ervaren dat de tekst twee totaal verschillende relatiedefinities kan opleveren. Je zult merken dat de ene persoon de zin zo leest dat hieruit blijkt dat hij zich zorgen maakt over het geluk van zijn liefste. Een andere persoon zal de zin zo lezen dat hieruit blijkt dat hij maar wat blij is dat deze persoon niet zijn geliefde is. De letterlijke taal is exact hetzelfde. Waar jij echter je pauze legt, je stem omhoog of omlaag laat gaan, maakt dat de relationele boodschap een totaal andere is.
PRAKTIJK: JOHNY 1
Waarom gaan de ouders van Johny ieder jaar naar precies dezelfde plek in Spanje en volgen ze iedere keer hetzelfde ritueel? Vanuit zijn informatieverwerkingsproblematiek ziet Johny de som der delen niet. Een ander huisje op een andere plek in een ander dorp is voor Johny een andere wereld. Deze wereld is voor hem totaal onbekend. Dit roept veel angst en onzekerheid op. Alles hetzelfde doen geeft hem houvast. Dit is voor hem voorspelbaar en dus veilig.
2
Waarom raakt Johny helemaal over zijn toeren als ze een dorpje verder moeten reizen in een iets ander huisje, zonder GTST? Waarom neemt hij de medicijnen uit Spanje niet die ongeveer hetzelfde zijn als de Nederlandse medicijnen? Ook GTST zorgt voor structuur en voorspelbaarheid. Voor ons is het logisch dat GTST niet overal te ontvangen is en we vinden het zalig om eens iets totaal anders mee te maken. Ook een andere baai aan dezelfde zee is voor Johny een onbekende wereld. Dit geldt ook voor de medicijnen. Hij ziet een ander flesje met een andere tekst. Voor hem is het daarom een onbekend en onveilig medicijn.
3
Wil Johny zijn vader echt kwaad maken door te zeggen dat hij zal proberen om iets minder vaak te slaan? Vanuit het ontbreken van een adequate theory of mind kan Johny zich nauwelijks inleven in de gevoelens en gedachten van zijn ouders. Vader minder vaak slaan ervaart Johny als een hele verbetering. Het is volgens hem een voorbeeld van zijn inspanning om de situatie te verbeteren. Vader zegt toch dat hij geen vier keer in elkaar geslagen wil worden! Om te begrijpen en te voelen dat je iemand domweg niet slaat, moet je minimaal het vermogen hebben je in te leven in de ander. Wanneer Johny aangeeft zijn best te doen om minder vaak te slaan, ervaart vader dit als een cynische en gewetenloze opmerking. Hoewel dit door Johny zeker niet zo bedoeld is. Hij wil vader beslist niet kwaad maken. Hij wil aan zijn wensen
© ThiemeMeulenhoff
21
Verzorgen van mensen met een verstandelijke beperking
tegemoet komen. Dat vader dan ook nog weg loopt zonder afscheid te nemen is voor Johny totaal onbegrijpelijk. 4
22
Waarom wordt Johny steeds kwader als zijn vader aangeeft dat hij het zat is om op eieren te lopen en vindt dat Johny spijkers op laag water zoekt? Jongeren met autisme begrijpen vaak geen beeldspraak. Johny ziet letterlijk voor zich dat vader op eieren loopt en daar begrijpt hij helemaal niets van. Wat heeft dat nu met de vakantie te maken en wie loopt er nou op eieren? Overigens, ook al heeft hij wel in Spanje aan zee gewandeld, hij zocht helemaal geen spijkers. Volsterkte onzin! Wat zou hij met spijkers moeten? Zelfs al zou hij ze nodig hebben, die zoek je toch niet in zee. Johny ziet dat vader rood aanloopt wanneer hij zegt dat hij vindt dat vader onzin uitkraamt. Dat pa hartstikke boos is, ontgaat hem volledig.
© ThiemeMeulenhoff
Contextgebonden zorgverlening
De zorgvrager met probleemgedrag intramuraal
De zorgvrager met probleemgedrag intramuraal ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: AANKLEDEN 1
Wat is volgens jou de oorzaak van het zelfbeschadigende gedrag van Marian? De pijn aan haar schouder en de frustratie over verlies van zelfredzaamheid.
2
Kun je een oplossing voor dit probleem bedenken? Bijvoorbeeld: Marian gaat bloesjes en sweaters met een rits aan de voorkant dragen. Die kan ze wel zelf aandoen. Probleemgedrag heeft altijd een reden. In dit geval spelen zowel pijn als verlies aan zelfstandigheid een rol. Veel zorgvragers kunnen hun frustratie niet op een andere wijze uitdrukken. Het is dus van belang om te zoeken naar de reden van probleemgedrag zoals automutilatie, en te proberen om daar iets aan te doen.
PRAKTIJK: BUIKPIJN 1
De situatie met Henk is helemaal uit de hand gelopen. Hoe had je dat kunnen voorkomen, gebruikmakend van de uitgangspunten van gentle teaching? Henk niet tegen zijn wil naar zijn werk sturen. Wel aandacht eraan besteden: erover praten, erachter proberen te komen wat hem dwars zit. Proberen na te gaan of er echt sprake is van buikpijn, of dat er misschien iets is gebeurd op het werk. Minstens 2 van de 4 uitgangspunten zouden in het antwoord terug moeten komen: respect, tonen, ruimte geven, rationeel zijn, realistisch zijn.
© ThiemeMeulenhoff
23
Verzorgen van mensen met een verstandelijke beperking
De zorgvrager met ADHD ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: VERDER NOG VRAGEN OVER HOE HET GAAT?
24
1
Welke gedragsproblemen van Hannes zijn belangrijke gedragsproblemen, welke zijn lastige gedragsproblemen en welke zijn typische ADHD-problemen? Belangrijke gedragsproblemen belemmeren duidelijk de ontwikkeling van de jongere. Voorbeelden hiervan zijn zeer grof taalgebruik, door de klas rennen waardoor studeren onmogelijk wordt of kleine winkeldiefstallen. Lastige gedragsproblemen zijn superirritant maar niet echt ontwikkelingsbedreigend. Zaken als de jas onder de kapstok, wiebelen op de stoel en de pen aan en uit klikken. Gedragsproblemen die typisch zijn voor ADHD zijn de slechte concentratie, het impulsieve reageren en het overbeweeglijke, zoals het doen zonder te denken, het reflexmatig reageren op 'durf je niet', het wiebelen op de stoel en de jas onder de kapstok gooien. Grof taalgebruik heeft nauwelijks iets te maken met ADHD. Het grof worden tegen leraren en moeder heeft meer te maken met de negatieve kijk op relaties vanuit de eeuwige correcties (dertien in tien minuten x de uren die Hannes wakker is) en sancties, maar staat in principe los van impulsiviteit, slechte concentratie en overbeweeglijkheid.
2
Welke adviezen zou Monique aan zijn moeder kunnen geven? Na de nodige psycho-educatie kan Monique de moeder helpen met het onderverdelen van de gedragsproblemen waarbij zij de moeder leert om via de principes van operante conditionering te reageren op de belangrijke gedragsproblemen en via suggesties en adviezen maar niet via straf op de lastige gedragsproblemen. Monique kan moeder en Hannes met de ADHD-problemen helpen door het indelen van het huiswerk waarbij zij de tijden van studeren en vrije tijd structureert en afwisselt en bij het studeren zo veel mogelijk gebruikmaakt van de computer. Daarnaast kan Monique haar helpen bij het verminderen van een teveel aan prikkels tijdens het studeren en kan haar leren hoe zij haar zoon kan voorstructureren in dergelijke situaties. Verder kan Monique met haar overleggen of het trainen van sociale vaardigheden niet zinvol zou zijn. Hierbij zou ze dan vooral aandacht kunnen besteden aan het adequaat uiten van boosheid. Diverse bureaus jeugdzorg verzorgen deze trainingen.
3
Wat kan Monique doen aan de gedragsproblemen op de school? Het is zeker niet de taak van de ambulante begeleidster om psycho-educatie op school te gaan geven. Wat Monique wel kan doen, is contact opnemen met de school en zien of er misschien vragen zijn rondom de ADHD en de verstandelijke beperking van Hannes. Zij kan eventueel adviseren een deskundige op dit gebied te raadplegen waardoor er meer begrip komt voor de aandoening van Hannes en de bijbehorende aanpak van deze kinderen op school.
4
Lijkt judo jou een goede keus voor Hannes? Judo is in principe een perfecte keuze. Het vraagt om een gedisciplineerde maar haast reflexmatige manier van reageren. Snelheid en beweeglijkheid is gewenst. Ook is het in deze sport vaak veel gemakkelijker om de aandacht er goed bij te houden, omdat de actie enorm prikkelend is. De 'kicks' die deze sport met zich meebrengt, zijn sociaal geaccepteerd. Andere vechtsporten als karate en boksen zijn vaak weer minder geschikt, omdat deze kinderen deze technieken vaak impulsief en oneigenlijk gebruiken waardoor de ongelukken vaak niet te overzien zijn. Het 'doen voor het denken' kan dan gevaarlijke vormen aan nemen.
© ThiemeMeulenhoff
Contextgebonden zorgverlening
De oudere zorgvrager, die dement en slechtziend is
De oudere zorgvrager, die dement en slechtziend is ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: LICHTKNOP 1
Hoe kun je het probleem voor Albert oplossen? Veel oefenen om de weg te vinden, tastzin laten gebruiken. Denk ook aan een blindenstok. Verder valt te denken aan fel gekleurde lichtschakelaars en een systeem waarbij het licht aangaat als de deur opgaat. Een combinatie van het werken aan de zelfstandigheid van Albert door vaardigheden te trainen en aanpassen van de omgeving waardoor het makkelijker wordt verdient hier de voorkeur.
PRAKTIJK: BEVESTIGEN OF CONFRONTEREN? 1
Hoe zou je kunnen reageren volgens de ROT-methode en volgens de validatiemethode. Welke methode heeft jouw voorkeur? Bij de ROT-methode probeer je mevrouw Meijer bij de realiteit te halen, door erop te wijzen dat Janus niet in de kamer is. In de validatiemethode ga je mee in haar beleving. Je kunt vragen stellen als ‘wat doet Janus dan?’ of ‘is hij zo vervelend dan?’. Bij mensen in een vergevorderd stadium van dementie verdient meestal de validatiemethode de voorkeur. Ze komen moeilijk meer uit hun eigen wereld en als je dat forceert, kan dat tot onrust, frustratie en angst leiden.
© ThiemeMeulenhoff
25