Liturgie voor de morgendienst in kerkcentrum Open Hof Op 30 augustus 2015 om 10.00 uur Voorganger: ds. Klaas de Lange Organist: Cor van Kooten
Welkom en mededelingen Aanvangslied: Lied 216 : 1, 2 en 3 Dit is een morgen als ooit de eerste, zingende vogels geven hem door. Dank voor het zingen, dank voor de morgen, beide ontspringen nieuw aan het woord. Dauw op de aarde, zonlicht van boven, vochtige gaarde, geurig als toen. Dank voor gewassen, grassen en bomen, al wie hier wandelt, ziet: het is goed. Dag van mijn leven, licht voor mijn ogen, licht dat ooit speelde waar Eden lag. Dank elke morgen Gods nieuwe schepping, dank opgetogen Gods nieuwe dag.
Stilte, votum en groet Aansteken van de kaarsen en openen van de Bijbel
Zingen: Lied 280 : 1, 3 en 4 De vreugde voert ons naar dit huis waar ’t woord aan ons geschiedt. God roept zijn naam over ons uit en wekt in ons het lied. dit huis, dat alle sporen draagt van wie maar mensen zijn, de pijler die het alles schraagt, wilt Gij die voor ons zijn? Zal dit een huis, een plaats zijn waar de hemel open gaat, waar Gij ons met uw eng'len troost, waar Gij U vinden laat?
Beelden ter reflectie (in stilte! ) Zingen: Lied 281 : 1, 2, 5, 7 en 10 Wij zoeken hier uw aangezicht. God, houd uw oog op ons gericht: Kyrie eleison! Wanneer het donker ons verrast, houd ons dan in uw goedheid vast: Kyrie eleison! Dat ieder die zich tot U wendt de gloed van uw genade kent. Kyrie eleison! Gij hebt uw woord gestand gedaan: wij zijn met Christus opgestaan! Amen. Halleluja! Ontvlam in ons en vuur ons aan! Getroost zullen wij verder gaan. Amen. Halleluja!
Gebed Uitleg van de leiding van de Kindernevendienst
Inleiding op de lezingen met afbeeldingen Lezing:
1 Koningen 16 : 29 – 34
29 Achab, de zoon van Omri, werd koning van Israël in het achtendertigste regeringsjaar van koning Asa van Juda. Tweeëntwintig jaar regeerde hij in Samaria. 30 Achab deed wat slecht is in de ogen van de HEER; zijn gedrag was nog erger dan dat van zijn voorgangers. 31 Alsof het nog niet erg genoeg was dat hij het voorbeeld volgde van Jerobeam, de zoon van Nebat, nam hij Izebel tot vrouw, de dochter van koning Etbaäl van Sidon, en begon hij Baäl te vereren. 32 Hij liet in Samaria een tempel voor Baäl bouwen en richtte er een altaar voor hem op. 33 Ook maakte hij een Asjerapaal. Zo deed hij allerlei dingen waarmee hij de HEER, de God van Israël, tergde, meer nog dan de vorige koningen van Israël gedaan hadden. 34 In de tijd van Achab werd Jericho weer opgebouwd door Chiël uit Betel. Ten koste van zijn oudste zoon, Abiram, legde hij de fundamenten, en de poortdeuren bevestigde hij ten koste van Segub, zijn jongste zoon, zoals de HEER bij monde van Jozua, de zoon van Nun, had voorzegd.
Zingen: Psalm 2 : 1 Wat drijft de volken, wat bezielt ze toch? Wat is de waanzin toch die zij beramen? De groten staan gewapend tot de slag, de machtigen der wereld spannen samen. 't Is tegen het gezag van God de Here en tegen zijn gezalfde vorst gericht: Kom', zeggen zij, 'laat ons hun banden scheuren, tot alle macht in onze handen ligt'!
Lezing:
1 Koningen 17 : 1 – 6
1 De Tisbiet Elia uit Gilead zei tegen Achab: ‘Zo waar de HEER leeft, de God van Israël, in wiens dienst ik sta, de eerstkomende jaren zal er geen dauw of regen komen tenzij ik het zeg.’2 De HEER richtte zich tot Elia met de woorden: 3 ‘Ga weg van hier. Ga naar het oosten en zoek een schuilplaats in de wadi Kerit, aan de overkant van de Jordaan. 4 Drinken kun je uit de rivier, en ik heb de raven opgedragen je daar van voedsel te voorzien.’ 5 Elia deed wat de HEER hem had gezegd, hij ging weg en trok zich terug in de wadi Kerit, ten oosten van de Jordaan. 6 De raven brachten hem daar ’s ochtends en ’s avonds brood en vlees, en water dronk hij uit de rivier.
Zingen: Tussentijds 47 : 1 en 2 Tijd van vloek en tijd van zegen tijd van droogte tijd van regen dag van oogsten tijd van nood tijd van stenen tijd van brood. Tijd van liefde nacht van waken uur der waarheid dag der dagen toekomst die gekomen is woord dat vol van stilte is. Tijd van troost en tijd van tranen tijd van mooi zijn tijd van schamen tijd van jagen nu of nooit tijd van hopen dat nog ooit. Tijd van zwijgen zin vergeten nergens blijven niemand weten tijd van kruipen angst en spijt zee van tijd en eenzaamheid.
Lezing:
1 Koningen 17 : 7 – 16
7 Maar doordat het almaar niet regende in het land, viel de rivier na verloop van tijd droog. 8 Toen richtte de HEER zich tot Elia met de woorden: 9 ‘Ga naar Sarefat, in de buurt van Sidon, en neem daar je intrek. Ik heb een weduwe daar opgedragen je van voedsel te voorzien.’ 10 Elia ging op weg naar Sarefat, en toen hij bij de stadspoort aankwam, zag hij een weduwe die bezig was hout te sprokkelen. Hij riep haar en vroeg of ze een kommetje water voor hem wilde halen, zodat hij zijn dorst kon lessen. 11 Terwijl ze wegliep om water te halen, riep hij haar na of ze ook een stuk brood voor hem wilde meenemen. 12 ‘Zo waar de HEER, uw God, leeft,’ antwoordde zij, ‘ik heb niets meer in voorraad, alleen een handjevol meel in de pot en een restje olijfolie in de kruik. Kijk, ik heb net een paar takken geraapt om iets te eten te maken voor mij en mijn zoon. Als dat op is, zullen we van honger sterven.’ 13 Maar Elia zei: ‘Maak u niet ongerust. Doe wat u van plan was, maar bak van wat u in huis hebt eerst iets voor mij en kom me dat brengen. Daarna kunt u voor uzelf en uw zoon iets klaarmaken, 14 want dit zegt de HEER, de God van Israël: Tot op de dag dat ik weer regen op de aarde zal laten vallen, zal er meel in de pot zijn en zal de oliekruik niet leeg raken.’ 15 De vrouw ging naar huis en deed wat Elia had gezegd. En ze hadden elke dag te eten, zij, Elia en haar familie. 16 Er was meel in de pot en de oliekruik raakte niet leeg, zoals de HEER bij monde van Elia had beloofd.
Zingen: Tussentijds 47 : 3 Wie aan dit bestaan verloren nieuw begin heeft afgezworen wie het houdt bij wat hij heeft sterven zal hij ongeleefd. Tijd van leven om met velen brood en ademtocht te delen wie niet geeft om zelfbehoud leven vindt hij honderdvoud.
Lezing:
1 Koningen 17 : 17 – 24
17 Enige tijd later werd het kind van Elia’s gastvrouw ziek, en wel zo ernstig dat ten slotte alle leven uit hem week. 18 Toen zei de vrouw tegen Elia: ‘Wat heb ik u misdaan, godsman? Bent u soms naar me toe gekomen om mijn zonden aan het licht te brengen en mijn zoon te doden?’ 19 ‘Geef mij uw zoon,’ zei hij, en hij nam de jongen van haar schoot en droeg hem naar boven, naar de kamer die hij in gebruik had, en legde hem op zijn eigen bed. 20 Toen riep hij de HEER aan en vroeg: ‘HEER, mijn God, waarom treft u juist deze weduwe, die mij gastvrijheid verleent, door haar zoon te doden?’ 21 Hij strekte zich driemaal over het kind uit, daarbij de HEER aanroepend met de woorden: ‘HEER, mijn God, laat toch de levensadem in de borst van dit kind terugkeren.’ 22 De HEER verhoorde Elia’s smeekbede: de levensadem keerde terug in de borst van het kind, en het leefde weer. 23 Elia nam het kind op, droeg het naar beneden en gaf het aan zijn moeder terug. ‘Kijk, uw zoon leeft,’ zei hij. 24 Toen zei de vrouw tegen Elia: ‘Nu weet ik dat u door God gezonden bent en dat u werkelijk namens de HEER spreekt.’
Zingen: Lied 825 : 3 en 8 Hij blies ons van zijn adem in. Hij, hemelhoog verheven, heeft ons in Adam één begin, één levensdoel gegeven: te wonen op zijn aarde, waar het goed is, goed om met elkaar in zijn verbond te leven. God heeft zich zelf ons toegewend: een man verscheen op aarde, een mens, in wie Hij onherkend zich aan ons openbaarde. In Hem als in een tempel heeft de God gewoond die eeuwig leeft, de ongeëvenaarde.
Lezing:
1 Koningen 18 : 1 – 3, 5 – 8 en 16 – 18
1 Voor er drie jaren verstreken waren, richtte de HEER zich opnieuw tot Elia, met de woorden: ‘Ga je opwachting maken bij Achab. Ik zal weer regen op de aarde laten vallen.’ 2 Elia ging dus op weg naar de koning. Intussen was de hongersnood in Samaria zo groot geworden, 3 dat Achab zijn hofmeester Obadja ontboden had. Deze Obadja had groot ontzag voor de HEER. (…) 5 Achab zei tegen Obadja: ‘Ga alle bronnen en rivieren in het land langs. Misschien is er ergens gras te vinden, zodat we onze paarden en muildieren in leven kunnen houden en het vee niet hoeven af te maken.’ 6 Ze namen ieder een deel van het land voor hun rekening: Achab ging de ene kant uit, alleen, en Obadja de andere kant, ook alleen. 7 Onderweg kwam Obadja Elia tegen. Toen hij hem herkende, boog hij diep voorover en vroeg: ‘Bent u het, Elia, mijn heer?’ 8 ‘Jazeker,’ antwoordde Elia. ‘Ga uw meester zeggen dat Elia eraan komt.’ (…) 16 Obadja zocht Achab op en vertelde hem dat Elia eraan kwam. Achab ging Elia tegemoet, 17 en zodra hij hem in het oog kreeg riep hij uit: ‘Bent u het, Elia? U, die Israël in het ongeluk hebt gestort?’ 18 Elia antwoordde: ‘Ik heb Israël niet in het ongeluk gestort, dat hebt u zelf gedaan, u en het koningshuis van uw vader, omdat u de geboden van de HEER naast u hebt neergelegd en de Baäls bent gaan vereren.
Zingen: Psalm 2 : 4 O machtigen, o koningen, wees wijs. Laat u gezeggen, rechters zonder rede. Vrees God den Heer en dien Hem naar zijn eis, verheug u bevend, zoek bij Hem uw vrede. Kus toch de zoon, opdat gij niet te gronde gaat op uw weg. Te licht wordt hij getart en kan zijn gramschap tegen u ontbranden. Maar zalig zijn die schuilen aan zijn hart.
Verkondiging Zingen: Lied 653 : 1, 2, 3 en 7 U kennen, uit en tot U leven, Verborgene die bij ons zijt, zolang ons ’t aanzijn is gegeven, de aarde en de aardse tijd, – o Christus, die voor ons begin en einde zijt, der wereld zin!
Gij zijt het brood van God gegeven, de spijze van de eeuwigheid; Gij zijt genoeg om van te leven voor iedereen en voor altijd. Gij voedt ons nog, o hemels brood, met leven midden in de dood. Gij zijt het water ons ten leven; de bronnen van de eeuwigheid zijn ons ter lafenis gegeven, zijn doorgebroken in de tijd. O Gij, die als een bron ontspringt in elk die tot U komt en drinkt. O Christus, ons van God gegeven, Gij tot in alle eeuwigheid de weg, de waarheid en het leven, Gij zijt de zin van alle tijd. Vervul van dit geheimenis uw kerk die in de wereld is.
Dankgebed en voorbeden Collectes Slotlied: Lied 425 Vervuld van uw zegen gaan wij onze wegen van hier, uit dit huis waar uw stem wordt gehoord, in Christus verbonden, tezamen gezonden op weg in een wereld die wacht op uw woord. Om daar in genade uw woorden als zaden te zaaien tot diep in het donkerste dal, door liefde gedreven, om wie met ons leven uw zegen te brengen die vrucht dragen zal.
Zegen