Stichting Personeelspensioenfonds Cordares
Actuariële en bedrijfstechnische nota
Versie: 5 april 2012
I.
INLEIDING ................................................................................................. 2
II.
DE PENSIOENREGELING ............................................................................. 3
II.1. II.2. II.3. III.
AANSLUITING WERKGEVERS ............................................................................ 3 VERKRIJGING VAN DEELNEMERSCHAP ................................................................. 3 VERZEKERDE AANSPRAKEN EN OVERIGE DEFINITIES ................................................. 3 GOVERNANCE EN INTEGRAAL RISICOMANAGEMENT ............................... 7
III.1. GOVERNANCESTRUCTUUR ............................................................................... 7 III.2. SCHEMA VAN OPDRACHTVERLENING ................................................................... 8 III.3. BESTUUR .................................................................................................. 8 III.4. VERANTWOORDINGSORGAAN ........................................................................... 9 III.5. INTERN TOEZICHT .......................................................................................10 III.6. RISICOBELEID ALS KERN VAN DE BELEIDSVORMING ................................................10 III.7. RISICOBEHEERSKADER .................................................................................10 III.8. RISICOMANAGEMENTCYCLUS ..........................................................................11 III.9. ADMINISTRATIEVE ORGANISATIE ......................................................................12 III.9.1. Controlemechanismen .......................................................................12 III.9.2. Management informatie .....................................................................13 III.9.3. Ontwikkelingen binnen de beleggingsportefeuille ...................................13 III.10. PENSIOENADMINISTRATIE ...........................................................................14 III.11. CONTROLE EN CERTIFICERING ......................................................................14 III.12. GEDRAGSCODE .......................................................................................15 IV.
FINANCIËLE OPZET .................................................................................. 16
IV.1. INLEIDING ...............................................................................................16 IV.2. WAARDERING ACTIVA ..................................................................................16 IV.2.1. Algemeen .........................................................................................16 IV.2.2. Aandelen en andere niet vastrentende waardepapieren ..........................16 IV.2.3. Obligaties, hypotheken en leningen op schuldbekentenis ........................16 IV.2.4. Onroerend goed ................................................................................17 IV.2.5. Derivaten .........................................................................................17 IV.2.6. Alternatieve beleggingen ....................................................................17 IV.2.7. Vorderingen en overlopende activa ......................................................18 IV.3. WAARDERING PASSIVA .................................................................................18 IV.3.1. Technische voorzieningen...................................................................18 IV.3.2. Kortlopende schulden en overlopende passiva ......................................18 IV.4. ACTUARIËLE GRONDSLAGEN ...........................................................................19 IV.5. ALGEMENE RESERVE ....................................................................................20 IV.6. DEKKINGSGRAAD .......................................................................................21 IV.7. VEREIST EIGEN VERMOGEN ............................................................................21 V.
FINANCIËLE STURINGSMIDDELEN ........................................................... 23
V.1. ALGEMEEN ...............................................................................................23 V.2. PREMIE- EN TOESLAGBELEID ..........................................................................23 V.2.1. Premiebeleid Pensioenen ....................................................................24 V.2.2. Premiebeleid aanvullingsregelingen .....................................................24 V.2.3. Kostendekkende premie .....................................................................25 V.2.4. Premie bij vrijwillige voortzetting ........................................................26 V.2.5. Toeslagbeleid Pensioenen ...................................................................26 V.2.6. Moment vaststelling premies en toeslagverlening ..................................26 V.2.7. Economische Uitgangspunten .............................................................26 V.2.8. Continuïteitsanalyse ..........................................................................27 V.2.9. Toeslagenmatrix ...............................................................................28 V.3. BELEGGINGSBELEID ...................................................................................28 V.3.1. Inleiding ..........................................................................................28 V.3.2. Uitgangspunten ................................................................................28
abtn PPF V.3.3. Beleggingsorganisatie ........................................................................28 V.3.4. Strategisch beleggingsbeleid ..............................................................29 V.3.5. Tactisch beleggingsbeleid ...................................................................31 V.3.6. Valutarisico ......................................................................................33 V.3.7. Renterisico .......................................................................................33 V.3.8. Inflatierisico .....................................................................................34 V.4. KORTINGSBELEID ......................................................................................34 VI.
UITVOERINGSOVEREENKOMST ............................................................ 36
VII.
VERKLARING ......................................................................................... 37
Separate bijlagen: “Verklaring inzake beleggingsbeginselen” d.d. 5 april 2012 “Risicobeleid PPF versie 2.4” “Financieel crisisplan PPF Cordares” d.d. 5 april 2012
Versie: april 2012
-
1-
abtn PPF
I. Inleiding De Pensioenwet bepaalt dat het bestuur van een pensioenfonds een Actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn) opstelt. De Stichting Personeelspensioenfonds Cordares (het fonds) vermeldt in artikel 3 van de statuten dat het fonds werkt volgens een abtn betreffende het te voeren beleid, waarbij de financiële opzet en de grondslagen, waarop het rust, gemotiveerd omschreven zijn. Deze abtn beschrijft: −
de procedures en criteria voor de aansluiting van werkgevers en voor het verkrijgen van het deelnemerschap van werknemers;
−
de aanspraken die voor de deelnemers, gewezen deelnemers en hun nabestaanden voortvloeien uit de pensioenregeling;
−
de uit de aangegane verplichtingen voortvloeiende risico's;
−
de financiële opzet;
−
de financiële sturingsmiddelen;
−
de hoofdlijnen van de uitvoeringsovereenkomst
Deze abtn is vastgesteld in de bestuursvergadering van 5 april 2012 en vervangt de tot die datum geldende ABTN.
Versie: april 2012
-
2-
abtn PPF
II. IDe pensioenregeling De door het fonds uitgevoerde pensioenregeling is vastgelegd in een reglement dat is vastgesteld op 21 september 2006 en laatstelijk is gewijzigd op 26 januari 2012. De ingangsdatum van het reglement is 1 januari 2006.
II.1.
Aansluiting werkgevers
De aangesloten werkgevers omvatten de werkmaatschappijen van Cordares Holding N.V. en de ondernemingen en instellingen die vanwege een historische band met Cordares vrijwillig aangesloten zijn gebleven bij de Stichting met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 van de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet en artikel 122 van de Pensioenwet. Het betreft de volgende ondernemingen en instellingen: •
Stichting Technisch Bureau Bouwnijverheid (TBB);
•
Bouwinvest bv;
•
Stichting Economisch Instituut voor de Bouw (EIB);
•
Stichting Arbouw.
De aansluiting is geformaliseerd in een schriftelijke uitvoeringsovereenkomst.
II.2.
Verkrijging van deelnemerschap
Deelnemers zijn, voor zover zij de pensioendatum nog niet hebben bereikt, de werknemers die werkzaam zijn binnen de onderneming van een aangesloten werkgever. De werkgever heeft zich, op grond van de schriftelijke uitvoeringsovereenkomst, verplicht werknemers aan te melden als deelnemer bij het PPF. Het PPF heeft zich verplicht deze aangemelde werknemers te accepteren en voor hen pensioen te verzekeren, overeenkomstig de bepalingen van de geldende statuten en reglementen. Het bestuur is bevoegd vrijwillige voortzetting van de deelneming toe te staan overeenkomstig het bepaalde in het reglement.
II.3.
Verzekerde aanspraken en overige definities
Pensioenleeftijd
65 jaar, flexibele ingangsdatum tussen 55 jaar en 70 jaar.
Prepensioenleeftijd
62 jaar.
Pensioengrondslag
Gelijk aan het verschil tussen het vaste brutomaandsalaris verhoogd met – voor zover van toepassing - de in die maand genoten vakantietoeslag, de variabele inkomensbestanddelen en de in de CAO Cordares overeengekomen eenmalige uitkeringen, en een twaalfde deel van de franchise.
Pensioengrondslag oud
Gelijk aan het verschil tussen 13,96 maal het vaste bruto maandsalaris en de franchise op 31 december 2005 dan wel een eerdere uittreeddatum.
Franchise
De franchise is per 1 januari 2006 vastgesteld op 10/7de van het AOW-bedrag voor een gehuwde inclusief vakantietoeslag en wordt jaarlijks bij bestuursbesluit aangepast. Voor 2012 bedraagt deze franchise € 13.061,83.
Versie: april 2012
-
3-
abtn PPF Prepensioengrondslag
Gelijk aan 13,96 maal het vaste bruto maandsalaris op 31 december 2005 dan wel een eerdere uittreeddatum.
Ouderdomspensioen
De opbouw van het ouderdomspensioen bedraagt voor iedere kalendermaand met ingang van 1 januari 2006 2,25% van de pensioengrondslag in die kalendermaand; 2,00% (door keuzes eventueel verhoogd tot 2,25%) van de pensioengrondslag oud per deelnemingsjaar vanaf 1 januari 2002 tot 1 januari 2006; 1,75% van de pensioengrondslag oud per deelnemingsjaar tot 1 januari 2002.
Prepensioen
De opbouw van het prepensioen bedroeg 1,89% van de prepensioengrondslag per deelnemingsjaar vanaf 1 januari 2002 tot 1 januari 2006.
Nabestaandenpensioen
Het nabestaandenpensioen bedraagt voor iedere kalendermaand met ingang van 1 januari 2006 1,575% van de pensioengrondslag in die kalendermaand. Bij overlijden van de deelnemer vóór de pensioendatum is in beginsel een nabestaandenpensioen verzekerd van 49% van het laatste vaste bruto-maandsalaris vermenigvuldigd met 13,96 verminderd met de franchise en met inachtneming van de laatst geldende deeltijdbreuk. Dit bedrag kan zowel lager zijn (indien onvoldoende dienstjaren bereikt hadden kunnen worden) als hoger (als het reeds opgebouwde nabestaandenpensioen de 49% overstijgt).
Wezenpensioen
Gelijk aan het product van het aantal te bereiken deelnemingsjaren en 0,245% van het laatste vaste bruto-maandsalaris vermenigvuldigd met 13,96 en verminderd met de franchise; Bij overlijden van de deelnemer voor de pensioendatum is maximaal 14% van het laatste vaste brutomaandsalaris vermenigvuldigd met 13,96 verminderd met de franchise en met inachtneming van de laatste geldende deeltijdbreuk verzekerd met in achtneming van de fiscale grenzen; Uitkering tot het bereiken van de 21-jarige leeftijd van de wees, dan wel 27-jarige leeftijd voor een studerende wees. Verdubbeling voor volle wezen.
Invaliditeitspensioen
Voor deelnemers met WIA-uitkering in de zin van de Regeling inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten (IVA) geldt 5% van het laatste vaste bruto-maandsalaris tot ten hoogste het maximumdagloon vermenigvuldigd met 13,96 en met inachtneming van de laatst geldende deeltijdbreuk; 80% van het gedeelte van het salaris boven het maximumloon, dat ten grondslag ligt aan de WIAuitkering. Voor deelnemers met WIA-uitkering in de zin van de Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) geldt 10% van het laatste vaste brutomaandsalaris tot ten hoogste het maximumloon, dat ten grondslag ligt aan de WIA-uitkering,
Versie: april 2012
-
4-
abtn PPF vermenigvuldigd met 13,96 en met inachtneming van de laatste geldende deeltijdbreuk; 80% van het gedeelte van het salaris boven het maximumloon, dat ten grondslag ligt aan de WIA-uitkering; afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid wordt 10% respectievelijk 80% vermenigvuldigd met de volgende factoren:
Vrijstelling premiebetaling
Aanvulling geboren na 1949
Tussen 80% en 100%
100%
Tussen 65% en 80%
72,5%
Tussen 55% en 65%
60%
Tussen 45% en 55%
50%
Tussen 35% en 45%
40%
Tussen 0% en 35%
0%
Vrijstelling van de door de deelnemer verschuldigde premie, bij arbeidsongeschiktheid, op basis van een 6klassen systeem. Tussen 80% en 100%
100% van de premie
Tussen 65% en 80%
72,5% van de premie
Tussen 55% en 65%
60% van de premie
Tussen 45% en 55%
50% van de premie
Tussen 35% en 45%
40% van de premie
Tussen 0% en 35%
0% van de premie
Aanvullingsregeling voor deelnemers geboren na 1949, die voldoen aan voorwaarden. De regeling geeft, uitgaande van een maximaal dienstverband van 37 jaar, recht op een aanvulling op het ouderdomspensioen op basis van 1,89% maal het gecorrigeerd pensioenloon ultimo 2005 over alle jaren, waarin niet is gespaard voor vroegpensioen dan wel is deelgenomen aan de pensioenregeling; e.e.a. met inachtneming van een vroegpensioenrichtleeftijd van 62 jaar. De formule luidt: Cw = [C – ( A – B)] x 1,89% x PG x F waarbij geldt dat: A = de leeftijd van 62 jaar; B = de leeftijd van de deelnemer op 1 januari 2002; C = 37 jaar; PG = op 31 december 2005 geldende prepensioengrondslag; F = actuariële prepensioenfactor geldend op 31 december 2005. Het 55- recht is een aanvulling op het ouderdomspensioen en is bepaald door (fictief) aanvullend vroegpensioen te converteren naar een aanspraak op aanvullend levenslang ouderdomspensioen.
Versie: april 2012
-
5-
abtn PPF Aanvulling geboren vóór 1950
Aanvullingsregeling voor deelnemers geboren voor 1950, die voldoen aan de voorwaarden. De regeling geeft, uitgaande van een maximaal dienstverband van 37 jaar, recht op een tijdelijk ouderdomspensioen op basis van 1,89% maal het gecorrigeerde pensioenloon over alle jaren, waarin niet is gespaard voor vroegpensioen dan wel is deelgenomen aan de pensioenregeling; e.e.a. met inachtneming van een vroegpensioenrichtleeftijd van 62 jaar.
Aanvulling opbouw OP
Tijdens prepensioen wordt de opbouw van ouderdomspensioen met 3 jaar voortgezet met een opbouwpercentage van 1,75% van het laatste vaste bruto-maandsalaris vermenigvuldigd met 13,96 verminderd met de franchise, voor diegene die een uitkering ontvangt uit de aanvullingsregeling voor deelnemers geboren vóór 1950.
Uitruil op pensioendatum
Uitruil op de pensioendatum van nabestaandenpensioen in ouderdomspensioen danwel van ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen voor rechten opgebouwd vanaf 1 januari 2006. Uitruil van ouderdomspensioen naar nabestaandenpensioen is ook mogelijk bij einde deelneming;
Vervroeging/uitstel
De (gewezen) deelnemer heeft de mogelijkheid te kiezen voor een eerdere of latere ingang van het ouderdomspensioen en/of prepensioen, vervroeging niet eerder dan 55 jarige leeftijd en uitstel tot maximaal 70 jarige leeftijd.
Versie: april 2012
-
6-
abtn PPF
III. Governance en Integraal risicomanagement III.1.
Governancestructuur
Verschillende partijen spelen een rol bij de uitvoering van het risicomanagement van PPF. De governancestructuur geeft weer welke partijen betrokken zijn en wat hun rol in het risicomanagement van het fonds is. Figuur 1: Partijen betrokken bij risicomanagement
Versie: april 2012
-
7-
abtn PPF
III.2.
Schema van opdrachtverlening
Figuur 2: schema van opdrachtverlening van het fonds
Bestuur Stichting Personeelspensioenfonds Cordares
Advisering APG Investment Services Cordares Pensioenen
Certificering Ernst & Young: accountant Hewitt Associates: actuaris
Uitvoering pensioen en financiële administratie Cordares Pensioenen
Uitvoering en coördinatie beleggingen APG Investment Services
Financiële Administratie
Pensioen administratie Communicatie
III.3.
Bestuur
Het bestuur van het fonds bestaat uit acht leden, waarvan vier leden van werkgeverszijde en vier leden van werknemerszijde. De leden van werkgeverszijde worden benoemd door Cordares. De leden van werknemerszijde worden benoemd na verkiezingen onder de deelnemers respectievelijk, wat betreft de twee werknemerszetels die worden bezet door pensioengerechtigden, onder de pensioengerechtigden. Alleen kandidaten die voldoende onafhankelijk zijn en die beschikken over voldoende deskundigheid en competenties worden toegelaten tot benoeming respectievelijk tot de verkiezingen. Het bestuur heeft een deskundigheidsplan waarin is vastgelegd dat bestuursleden hun deskundigheid op peil houden. Jaarlijks voert het bestuur een zelfevaluatie uit over het functioneren van het bestuur. De taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van het bestuur zijn vastgelegd in de statuten van het fonds. Het bestuur heeft, op grond van de statuten, onder meer de volgende verantwoordelijkheden: − − − −
het waken over de handhaving van de statuten, reglementen en overeenkomsten; toezien op uitvoering conform wet- en regelgeving; het besturen van het fonds; het beheren van het vermogen.
Versie: april 2012
-
8-
abtn PPF Het bestuur heeft, op grond van de statuten, onder meer de volgende bevoegdheden: − − − − − − −
het sluiten van overeenkomsten tot het verkrijgen, vervreemden of bezwaren van registergoederen; het opdragen van de uitvoering van het dagelijks beleid aan andere personen of instellingen; het opdragen van het beheer aan andere rechtspersonen; het sluiten van overeenkomsten met (her)verzekeringsmaatschappijen; het benoemen van commissies, die met een speciale taak of taken worden belast en waarvan de bevoegdheden bij bestuursbesluit worden geregeld; het benoemen van de accountant en de certificerend actuaris; het benoemen van andere externe deskundigen om advies uit te brengen.
Het bestuur stelt voorafgaande aan elke jaar een jaarplanning vast. Het bestuur vergadert in aanwezigheid van 1 of meer vertegenwoordigers van Cordares die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van door het bestuur genomen besluiten, binnen het kader van de uitvoeringsovereenkomst.
III.4.
Verantwoordingsorgaan
PPF beschikt over een verantwoordingsorgaan bestaande uit zes vertegenwoordigers van de werkgevers, van de deelnemers en van de gepensioneerden, dat de bevoegdheid heeft een algemeen oordeel te geven over: a. Het handelen van het bestuur aan de hand van het jaarverslag, de jaarrekening en andere informatie, waaronder de bevindingen van de visitatiecommissie van PPF; b. Het door het bestuur gevoerde beleid in het afgelopen kalenderjaar ten aanzien van bestuurszaken; c. Het beleid voor de toekomst; d. De wijze waarop het bestuur van PPF invulling geeft aan goed pensioenfondsbestuur als bedoeld in artikel 33 van de Pensioenwet. Voorts heeft het verantwoordingsorgaan het recht, gevraagd of ongevraagd, een advies uit te brengen aan het PPF-bestuur over de volgende onderwerpen: 1. De vaststelling en wijziging van de vergoedingsregeling voor bestuursleden; 2. Wijziging van het beleid van het PPF-bestuur ten aanzien van het verantwoordingsorgaan; 3. De vorm, de inrichting en de samenstelling van het interne toezicht als hierboven bedoeld; 4. De wijziging van het reglement van de klachten- en geschillenregeling van PPF; 5. De vaststelling en wijziging van het communicatie- en voorlichtingsbeleid van PPF. Het oordeel wordt, samen met de reactie van het bestuur daarop, bekend gemaakt en in het jaarverslag van PPF opgenomen.
Versie: april 2012
-
9-
abtn PPF
III.5.
Intern toezicht
PPF geeft invulling aan intern toezicht door de instelling van een visitatiecommissie bestaande uit drie onafhankelijke leden die op basis van een instructie van het bestuur de volgende taak heeft: a. Het beoordelen van de beleids- en bestuursprocedures, bestuursprocessen en de checks en balances binnen PPF; b. Het beoordelen van de wijze waarop het bestuur PPF aanstuurt; c. Het beoordelen van de wijze waarop het bestuur omgaat met de risico’s op lange termijn.
III.6.
Risicobeleid als kern van de beleidsvorming
De missie van het PPF is om te voorzien in het pensioen van zijn deelnemers. Het bestuur van PPF geeft in het beleid aan hoe het zijn strategie tot verwezenlijking van deze pensioendoelstelling tot uitvoer brengt. Bij alle activiteiten die PPF ontplooit voor de realisatie van de pensioendoelstelling krijgt het fonds te maken met risico’s. Het risicobeleid vormt daarom een belangrijk element van het financiële beleid, waarin wordt beschreven op welke het bestuur omgaat met de sturingsinstrumenten van het fonds (premie- en toeslagbeleid, het beleggingsbeleid, eventueel afstempelen). Het beleid is echter breder: in zijn risicobeleid geeft het bestuur tevens aan hoe het ”in control” wil zijn en dat raakt niet alleen het financieel beleid maar alle aspecten van het fonds. Het bestuur heeft zijn organisatie en processen zodanig ingericht dat het de doelstellingen van het fonds kan bereiken. Het beleid is er op gericht om weloverwogen risico’s te nemen. Dit betekent bijvoorbeeld enerzijds dat voor een bepaalde beleggingsallocatie wordt gekozen zodat niet alleen de gewenste risicoblootstelling wordt gerealiseerd maar ook voldoende beloning (rendement) wordt gegenereerd voor het gelopen risico. Anderzijds betekent dit dat risico’s die het behalen van de doelstellingen van het pensioenfonds bedreigen, worden beheerst. Risicobeleid vormt daarmee het hart van de beleidsvoorbereiding. Figuur 3: Van missie naar uitvoering
missie
strategie
beleid
organicontrol ---satie & --- & proces rapportage
assurance
Met het vaststellen van het risicobeleid stelt het bestuur enerzijds vast welke risico’s aanvaardbaar zijn gegeven de doelstellingen en de populatie van het fonds (risicohouding). Anderzijds zijn de beheersmaatregelen en –infrastructuur vastgesteld in het risicobeleid. Hieruit vloeien instructies en afspraken voort met uitvoeringsbedrijven die worden ingeschakeld voor de feitelijke uitvoering van pensioenadministratie en – communicatie en het vermogensbeheer.
III.7.
Risicobeheerskader
Het risicobeheerskader bevat alle onderkende risico’s en bijbehorende beheersmaatregelen van het fonds. Als leidraad hanteert PPF het model FIRM en de daarin benoemde risicocategorieën en risico-items. In het separate document ‘Risicobeleid PPF’ is het gehele risicobeheerskader opgenomen, waarin alle onderkende risico’s en beheersmaatregelen zijn benoemd. Tevens is als bijlage bij de abtn het
Versie: april 2012
-
10 -
abtn PPF Financieel crisisplan opgenomen. Dit plan beschrijft hoe het bestuur (in principe) zal omgaan met vooraf beschreven financiële crisissituaties. Hierbij moet vooral gedacht worden aan extreme fluctuaties in de dekkingsgraad of het bereiken van kritieke grenzen van de dekkingsgraad. Als zich daadwerkelijk een financiële crisis voordoet, zal het bestuur de concrete maatregelen altijd afstemmen op de aard van de crisis en de omstandigheden van dat moment. Een financieel crisisplan is daarom niet hetzelfde als een herstelplan.
III.8.
Risicomanagementcyclus
Het vormgeven en operationaliseren van het risicobeleid vindt plaats middels de risicomanagementcyclus. In onderstaande figuur is deze cyclus weergegeven. Figuur 4: Stappen uit de risicomanagementcyclus Vaststellen Vaststellen van van de de risico’s, risico’s, hun hun kans kans en en gevolg, en van de eigen risicotolerantie gevolg, en van de eigen risicotolerantie
Bijstellen Bijstellen aan aan de de hand hand van van praktijkervaring praktijkervaring
1
5
2
4 Monitoren/controleren Monitoren/controleren van van de de beheersmaatregelen beheersmaatregelen
Vaststellen Vaststellen van van passende passende beheersingsmaatregelen beheersingsmaatregelen
3 Uitvoeren Uitvoeren van van beheersmaatregelen beheersmaatregelen
Op basis van de strategie heeft het bestuur in 2009 (de eerste versie van) het risicobeleid vastgesteld. In het risicobeleid hanteert het bestuur een brede risicodefinitie, waarin de verschillende financiële- en operationele risico’s worden onderkend. Daarnaast staat in het risicobeleid hoe het bestuur omgaat met de risico ‘s, in analogie met FIRM, waarmee het fonds te maken krijgt bij de realisatie van de pensioendoelstellingen (stap 1). De keuze voor de wijze waarop met de risicoblootstelling wordt omgegaan, vloeit voort uit de eerder door het bestuur van het fonds vastgestelde risicohouding. Deze risicohouding vormt het uitgangspunt voor het vaststellen van de risicotolerantie; de maximale mate waarin het bestuur risico’s kan en wil nemen. Aan de hand van het gekozen risicoprofiel en de risicotolerantie1 wordt een concrete risicodoelstelling bepaald (bijvoorbeeld in de vorm van acceptabele range in variabiliteit van de dekkingsgraad of een bepaalde omvang van het surplus at risk) waarvan een risicobudget wordt afgeleid. Het bestuur zal het risicobudget vervolgens toewijzen aan de verschillende risicofactoren waaraan het fonds blootstaat. Binnen deze kaders zal het fonds haar activiteiten (keuzes ten aanzien van beleggingsmix, inrichting pensioenadministratie, de diverse operationele processen, e.d.) zodanig inrichten dat de risicoblootstelling aan de verschillende risicofactoren in lijn is met de gestelde kaders uit het risicobudget. Doordat PPF bij dergelijke keuzes een duidelijke afweging maakt ten aanzien van de bijdrage van de verschillende risico’s aan de realisatie van de
1
De risicotolerantie is het maximaal acceptabele risiconiveau gegeven de risicohouding en de karakteristieken van het fonds.
Versie: april 2012
-
11 -
abtn PPF pensioendoelstelling, gegeven de risicohouding, is het fonds in staat om kansen te benutten in termen van het nemen van risico’s die opbrengsten voortbrengen. Naast het benutten van risico’s met een positieve invloed, is het tevens van belang om risico’s te beheersen die een negatieve invloed hebben op het resultaat. Goed bestuur vereist aldus het vaststellen en uitvoeren van passende beheersmaatregelen (stap 2 en 3). Daarom worden naast de beslissingen over hoe om te gaan met de risico’s ook doelen gesteld ten aanzien van hun individuele bijdrage. In het risicobeheerskader worden alle onderkende risico’s, risicodoelen en bijbehorende beheersmaatregelen van PPF in meer detail beschreven. Als leidraad hanteert PPF het model FIRM en de daarin benoemde risicocategorieën en risico-items. Het gehele risicobeheerskader is opgenomen in het separate document ‘Risicobeleid PPF’. Door het inrichten van een goede informatievoorziening vindt periodiek monitoring plaats van de genomen maatregelen (stap 4) en wordt nagegaan of de risico-exposures zich binnen het toegewezen risicobudget bewegen conform de gestelde doelen, waarna eventuele bijstellingen plaatsvinden op basis van gewijzigde omstandigheden of uitkomsten (stap 5). Jaarlijks ontvangt het bestuur een rapportage over de opzet en het bestaan van alle beheersmaatregelen uit het risicobeleid. Over de status van vastgestelde tekortkomingen wordt elk kwartaal gerapporteerd. In het jaarverslag wordt over het risicobeleid en de bevindingen uit de jaarlijkse rapportage verantwoording afgelegd. Het bestuur van PPF verstrekt daarmee een In Control Statement. Uitbesteding van werkzaamheden naar pensioenuitvoeringsbedrijven (administratie of vermogensbeheer) brengt met zich mee dat de beheersingmechanismes binnen deze uitvoeringsbedrijven worden gekoppeld aan de beheersing vanuit het pensioenfonds zelf: het bestuur van het pensioenfonds blijft immers verantwoordelijk. Het risicobeleid biedt zodoende het kader waarbinnen het bestuur de agenda realiseert.
III.9. III.9.1.
Administratieve organisatie Controlemechanismen
In de contracten met externe deskundigen inzake uitbestede werkzaamheden heeft het bestuur clausules opgenomen inzake functiescheiding en verdere interne controlemaatregelen. Het bestuur delegeert aan de administrateur de taak toe te zien op de naleving van deze interne controlemaatregelen zowel intern als extern. Het fonds heeft een gedragscode opgesteld die voor bestuurders en andere betrokkenen voorschriften geeft ter voorkoming van belangenconflicten en van misbruik en oneigenlijk gebruik van de bij het fonds aanwezige informatie. PPF verlangt adequate controle mechanismen van de uitvoerende organisatie. Daartoe verzoekt zij aan haar opdrachtnemers een In Control Statement (ISAE3402) te overleggen over de beheersing van uitvoering van deze uitbestede werkzaamheden. Tevens heeft het fonds met de opdrachtnemers prestatieafspraken (SLA) gemaakt over de kwaliteit van de dienstverlening, waarover periodiek wordt gerapporteerd.
Versie: april 2012
-
12 -
abtn PPF
III.9.2.
Management informatie
Het bestuur vergadert zo dikwijls het bestuur dat wenselijk acht. Het bestuur wordt als volgt voorzien van managementinformatie: Door
Door middel van / naar aanleiding van
Administrateur
•
Gegevensverstrekking ten behoeve van de opstelling van de jaarrekening en de staten voor De Nederlandsche Bank;
•
Verspreiden van notulen ten behoeve van bestuursvergaderingen;
•
Kwartaalrapportage’s stand van zaken met betrekking tot administratieve verwerking en financiële risico’s middels Service Level Management (SLM-) rapportages;
•
Het tijdig informeren van het bestuur op zodanig wijze dat aan alle wettelijke eisen en verplichtingen wordt voldaan.
Adviserend actuaris
•
Actuariële adviezen waaronder adviezen ten aanzien van het premie- en toeslagbeleid.
Certificerend actuaris
•
Actuariële verklaring, inbegrepen de toereikendheidstoets (zie paragraaf VII.8);
•
Actuarieel verslag;
•
Kwartaalrapportages over de ontwikkeling en de resultaten uit het belegd vermogen;
•
Rapportage over de uitvoering van het beleggingsbeleid (zie paragraaf VII.6.3 hierna);
•
Voorstellen t.b.v. de jaarlijkse vaststelling van strategisch beleggingsbeleid.
•
Controle van de jaarrekening en staten DNB;
•
Rapportage omtrent zijn bevindingen.
Vermogensbeheerder
Accountant
III.9.3.
Ontwikkelingen binnen de beleggingsportefeuille
APG Investment Services rapporteert ieder kwartaal aan het bestuur over de ontwikkelingen binnen de beleggingsportefeuille. De rapportage wordt ondersteund door een analyse van de performance.
Versie: april 2012
-
13 -
abtn PPF
III.10.
Pensioenadministratie
Het fonds heeft het voeren van haar pensioenadministratie opgedragen aan Cordares Pensioenen. De omvang en kwaliteit van de te verrichten werkzaamheden is vastgelegd in een administratie-overeenkomst en een service-level agreement. Daarnaast wordt jaarlijks een Jaarcontract vastgesteld. In het Jaarcontract worden onder andere afspraken gemaakt over: -
de te leveren deelprestaties en het verlangde kwaliteitsniveau;
-
de delegatie van bevoegdheden voor de uitvoering van de regelingen;
-
de vertegenwoordiging tegenover derden;
-
vorm en inhoud van periodieke rapportages ter verantwoording en informatie.
Als administrateur heeft Cordares Pensioenen onder andere tot taak: -
Het administreren van de pensioenaanspraken en het verrichten van de uitkeringen;
-
Het adviseren van het bestuur op zodanige wijze dat aan alle wettelijke eisen en verplichtingen wordt voldaan;
-
het adviseren over en opstellen van benodigde juridische bescheiden van het fonds zoals reglement, statuten, overeenkomsten met derden en registratie bij de Kamer van Koophandel;
-
het voorbereiden van bestuursvergaderingen en het uitvoering geven aan/monitoring van de besluitvorming;
-
de controle op de naleving van de afgesloten contracten;
-
het verzorgen van de communicatie en het adviseren van het bestuur op dit gebied.
Voorts is Cordares Pensioenen verantwoordelijk voor de dagelijkse advisering aangaande het financiële beleid van het fonds (onder andere met betrekking tot premie, financiering en de afstemming van verplichtingen en beleggingen) en het maken van het jaarwerk en van de technische analyse.
III.11.
Controle en certificering
Het bestuur heeft een externe accountant belast met de controle van de jaarrekening van het fonds. De accountant beoordeelt de opzet en de werking van de door het fonds getroffen beheersmaatregelen voor zover deze relevant zijn voor de controle van de jaarrekening. De accountant legt door middel van een managementletter aan het bestuur verantwoording af over zijn werkzaamheden en verstrekt een verklaring bij de jaarrekening. Het bestuur verbindt aan het fonds een adviserend actuaris en benoemt een certificerend actuaris. De adviserend actuaris is belast met het geven van advies aan het bestuur over de actuariële grondslagen en de financiële opzet waarop de uitvoering berust van hetgeen bepaald is in de pensioenreglementen met betrekking tot de te verstrekken pensioenen. De adviserend actuaris is belast met de vaststelling van de Voorziening Pensioenverplichtingen, de verlies- en winstrekening, het actuarieel verslag alsmede de actuariële verslagstaten. De door het bestuur aangestelde actuaris, ook wel certificerend actuaris genoemd, controleert de vaststelling van de Voorziening Pensioenverplichtingen en de technische analyse en verstrekt daarbij een (actuariële) verklaring.
Versie: april 2012
-
14 -
abtn PPF
III.12.
Gedragscode
Het fonds beschikt over een gedragscode die voor bestuurders en medewerkers van het fonds voorschriften geeft ter voorkoming van belangenconflicten en van misbruik en oneigenlijk gebruik van de bij het fonds aanwezige informatie. Het bestuur heeft een compliance officer aangewezen die is belast met het verschaffen van informatie en het houden van toezicht op de naleving van de gedragscode.
Versie: april 2012
-
15 -
abtn PPF
IV.
Financiële opzet
IV.1.
Inleiding
De balans van PPF ziet er als volgt uit:
Activa
Passiva
Belegd Vermogen
- Aandelen en andere niet vastrentende waardepapieren - Obligaties, hypotheken en leningen op
Algemene Reserve Technische voorzieningen
schuldbekentenis
- Onroerend goed - Derivaten - Alternatieve beleggingen
Vorderingen en overlopende activa
Schulden en overlopende passiva
Bovenstaande balansposten zullen in dit hoofdstuk behandeld worden, te beginnen met de activa. Aangegeven zal worden welke beleggingscategorieën PPF ter beschikking heeft en hoe deze activa gewaardeerd worden. Vervolgens komen de technische voorzieningen aan de orde, waarbij tevens de actuariële grondslagen behandeld zullen worden, op basis waarvan deze voorzieningen worden vastgesteld. Tot slot zal stil gestaan worden bij de samenstelling van de Algemene Reserve.
IV.2. IV.2.1.
Waardering activa Algemeen
De beleggingen worden gewaardeerd op basis van actuele waarde. Het resultaat wordt vastgesteld als totaal van de directe en indirecte opbrengsten en zowel gerealiseerde als ongerealiseerde waardestijgingen.
IV.2.2.
Aandelen en andere niet vastrentende waardepapieren
−
Aandelen en converteerbare obligaties Deze categorie wordt gewaardeerd op marktwaarde. Aandelen worden in belangrijke mate belegd in beleggingspools. De participaties in beleggingspools worden gewaardeerd tegen de netto vermogenswaarde per participatie.
−
Overige kapitaalbelangen Ten aanzien van de overige kapitaalbelangen vindt waardering plaats op marktwaarde.
IV.2.3.
Obligaties, hypotheken en leningen op schuldbekentenis
Deze categorie wordt gewaardeerd op actuele waarde. −
Obligaties Deze categorie wordt gewaardeerd op marktwaarde, inclusief opgelopen rente.
Versie: april 2012
-
16 -
abtn PPF Obligaties worden in belangrijke mate belegd in beleggingspools. De participaties in beleggingspools worden gewaardeerd tegen de netto vermogenswaarde per participatie. −
Hypotheken, leningen op schuldbekentenis en deposito’s Hypotheken en leningen op schuldbekentenis worden gewaardeerd op contante waarde van de toekomstige kasstromen, contant gemaakt op basis van de geldende marktrente.
IV.2.4.
Onroerend goed
Deze post is samengesteld uit de beleggingscategorieën: onroerende zaken in exploitatie en onroerende zaken via participaties. −
Onroerende zaken in exploitatie Deze categorie wordt gewaardeerd op de rendementswaarde conform de ROZ/IPDmethodiek. Zowel de ongerealiseerde als de gerealiseerde waardeverschillen worden direct in de staat van baten en lasten verantwoord.
−
Onroerende zaken via participaties Deze post bestaat uit deelnemingen in instellingen die beleggen in onroerend goed in binnen- en buitenland. De waardering vindt plaats op netto vermogenswaarde.
IV.2.5.
Derivaten
−
Interest rate swaps De waardering vindt plaats op marktwaarde. De marktwaarde is de resultante van de contante waarde van de toekomstige kasstromen, contant gemaakt op basis van de geldende swap rentecurve. Zowel de ongerealiseerde als de gerealiseerde waardeverschillen worden direct in de staat van baten en lasten verantwoord.
−
Interest rate swaptions De waardering vindt plaats op basis van een optie waarderingsmodel. Het optie waarderingsmodel maakt gebruik van de meest actuele marktdata voor het bepalen van de theoretische waarde.
−
Valutatermijncontracten De waardering vindt plaats op marktwaarde. Deze wordt bepaald door de waarde van de vreemde valuta tegen de termijnkoersen op afsluitmoment af te zetten tegen de waarde van de vreemde valuta tegen de termijnkoersen op balansdatum. Het verschil tussen deze twee waarden is de marktwaarde van de valutatermijncontracten. De gerealiseerde en ongerealiseerde resultaten op valutatermijncontracten worden verantwoord onder de indirecte beleggingsopbrengsten.
Derivaten met een negatieve waarde ultimo boekjaar worden opgenomen onder de Overige schulden en overlopende passiva.
IV.2.6.
Alternatieve beleggingen
−
Commodities De waardering vindt plaats op marktwaarde. Zowel de ongerealiseerde als de gerealiseerde waardeverschillen worden direct in de staat van baten en lasten verantwoord.
−
Hedge Funds, Private Equity en Infrastructuur De waardering vindt plaats op marktwaarde. Zowel de ongerealiseerde als de gerealiseerde waardeverschillen worden direct in de staat van baten en lasten verantwoord.
Versie: april 2012
-
17 -
abtn PPF
IV.2.7.
Vorderingen en overlopende activa
−
Nog te ontvangen opbrengst beleggingen Onder deze balanspost zijn onder meer opgenomen de nog te ontvangen huren. De waardering vindt plaats op nominale waarde, eventueel onder aftrek van een voorziening voor oninbaarheid.
−
Nog te ontvangen bijdragen van werkgevers en werknemers Deze post betreft onder andere de vorderingen op werkgevers inzake de premie. Deze vordering wordt gewaardeerd op nominale waarde.
IV.3. IV.3.1.
Waardering passiva Technische voorzieningen
De post bestaat uit de volgende drie onderdelen: de Voorziening Pensioenverplichtingen, Voorziening Aanvullingsregelingen en de Voorziening Toeslagverlening. -
Voorziening Pensioenverplichtingen De Voorziening Pensioenverplichtingen is het bedrag dat nodig is om dekking te bieden voor door verzekerden verworven pensioenrechten. De voorziening is door het fonds vastgesteld met gebruikmaking van de in de volgende paragraaf vermelde actuariële grondslagen en veronderstellingen.
-
Voorziening Aanvullingsregelingen In de voorziening aanvullingsregelingen zijn de verwachte lasten in verband met aanvullingen op de prepensioenuitkeringen opgenomen. Jaarlijks besluit het bestuur of er voldoende middelen beschikbaar zijn om het volgende jaar de verwachte aanvullingen op prepensioen toe te kunnen kennen, de zogenoemde jaarlaag. Naast de jaarlaag bestaat de Voorziening aanvullingsregelingen uit de verwachte premievrije opbouw (werkgeverspremie) van het ouderdomspensioen tijdens prepensioen. De jaarlaag is vastgesteld op dezelfde grondslagen als de Voorziening Pensioenverplichtingen. Bij de premievrije opbouw van het ouderdomspensioen tijdens prepensioen is tevens rekening gehouden met de kans dat de betrokken deelnemers op de datum van toekenning van de uitkering niet meer in dienst zijn.
-
Voorziening Toeslagverlening In de voorziening toeslagverlening zijn de middelen opgenomen die het bestuur beschikbaar heeft gesteld voor toeslag. Deze voorziening werd tot en met 2010 jaarlijks vastgesteld door het bestuur. Door de wijziging van het toeslagbeleid wordt vanaf 2011 de voorziening toeslagverlening niet meer jaarlijks aangevuld. De ultimo 2010 aanwezige voorziening ad 0,7 procent van de voorziening pensioenverplichtingen blijft beschikbaar voor toeslag. De voorziening neemt af met de toegekende toeslag. De voorziening toeslagverlening komt te vervallen zodra deze door toeslagverlening nihil is geworden.
IV.3.2.
Kortlopende schulden en overlopende passiva
−
Kort lopende schulden Onder deze balanspost zijn opgenomen de te betalen uitkeringen, waardeoverdrachten, belastingen en overige crediteuren.
−
Overlopende passiva Deze post betreft nog te betalen kosten, waardeoverdrachten, gelden inzake vastgoed en vooruit ontvangen opbrengsten.
Versie: april 2012
-
18 -
abtn PPF
IV.4.
Actuariële grondslagen
Bij de berekening van de Technische voorzieningen, de actuariële koopsommen en de doorsneepremie wordt uitgegaan van de volgende actuariële grondslagen: Sterfte
De overlevingskansen worden vastgesteld op basis van de AG-Prognosetafel 2010-2060. De sterftekansen worden voor hoofdverzekerden gecorrigeerd met de ervaringssterfte 2010 uitgegeven door Towers Watson. Voor medeverzekerden wordt geen ervaringssterfte toegepast.
Leeftijdsverschil
Voor de berekening van de voorziening voor het nabestaandenpensioen wordt de man verondersteld 3 jaar ouder te zijn dan de vrouw.
Gehuwdheidsfrequenties
Tot de leeftijd van 65 jaar wordt gereserveerd op basis van het onbepaalde-partner-systeem. De gehuwdheidsfrequenties (inclusief geregistreerd partnerschap) zijn hierbij tot 65 op 1 gesteld en nemen daarna af met de sterftekans van de medeverzekerde. Vanaf de leeftijd van 65 wordt gereserveerd op basis van het bepaalde-partner-systeem.
Rekenrente
Bij de berekening van de Technische voorzieningen wordt rekening gehouden met de marktrente zoals deze geldt op het berekeningsmoment. Hiervoor worden de door De Nederlandsche Bank beschikbaar gestelde rentetermijnstructuren (RTS-en) toegepast.
Netto premie
De actuarieel benodigde premie voor de ‘inkoop’ van onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioenregeling.
Premie wezenpensioen
De risicopremie voor het wezenpensioen bedraagt 0,65% van de netto premie.
Premie nabestaandenpensioen
De risicopremie voor het nabestaandenpensioen ingaand voor de pensioendatum bedraagt 7,5% van de netto premie.
Vrijstelling premiebetaling
De risicopremie voor de vrijstelling van premiebetaling bedraagt 3% van de netto premie.
Premie invaliditeitspensioen
De premie voor het invaliditeitspensioen bedraagt 1% van de pensioengrondslag.
Ontslagkansen
Met ontslagkansen is uitsluitend rekening gehouden in de Voorziening Aanvullingsregelingen op het ouderdomspensioen tijdens prepensioen.
Loonontwikkelingen
Met toekomstige loonontwikkelingen wordt in de Technische voorzieningen geen rekening gehouden.
Kosten
Voor de kosten van de uitbetaling van de pensioenen (excassokosten) worden de voorzieningen verhoogd met 3,0%. Voor de kosten van de administratie is 0,35% van de pensioengrondslag beschikbaar.
Versie: april 2012
-
19 -
abtn PPF Voor de arbeidsongeschikte deelnemers en verzekerden met premievrije rechten is 3% van het verzekerde jaarlijkse ouderdomspensioen, per toekomstig jaar tot de pensioendatum, beschikbaar voor administratiekosten. Wezenpensioen
Ter financiering van opgebouwde wezenpensioenen is de Voorziening pensioenverplichtingen van de niet ingegane ouderdomspensioenen verhoogd met 0,5%.
Arbeidsongeschiktheid
De in de toekomst te verwerven pensioenrechten worden volledig afgefinancierd op het moment dat een deelnemer aanspraak kan maken op premievrije bijboeking.
Betaling pensioenen
De uitkeringen worden per maand achteraf betaalbaar gesteld.
IV.5.
Algemene Reserve
Het fonds heeft pensioenaanspraken die voortvloeien uit een viertal regelingen: •
De pensioenregeling;
•
De voorwaardelijke aanvullingsregeling voor deelnemers geboren voor 1950;
•
De voorwaardelijke aanvullingsregeling voor deelnemers geboren na 1949;
•
Het invaliditeitspensioen.
Bij het bepalen van het premie- en toeslagbeleid worden de ouderdomspensioen- en invaliditeitspensioenregeling apart beschouwd ten opzichte van aanvullingsregelingen. De omvang van de Algemene Reserve is sturend voor het premiebeleid. De Algemene Reserve is dan ook voor het bepalen van de hoogte van de premie opgesplitst in twee afzonderlijke delen: i.
Reserve Pensioenen;
ii.
Reserve aanvullingsregelingen:
Ad i Reserve Pensioenen Aan de Reserve Pensioenen (RP) worden jaarlijks de volgende middelen toegevoegd dan wel onttrokken: • de beleggingsopbrengsten voor zover deze aan de Technische voorzieningen en de Reserve Pensioenen zelf toebehoren; • benodigde interest over de Technische voorzieningen; • de mutatie als gevolg van een nieuwe rentetermijnstructuur over de Technische voorzieningen; • de koopsommen benodigd voor de toegekende toeslag; • de benodigde buffers voor de jaarlagen; • overige (actuariële) resultaten (premie, sterfte, kosten etc.). Ad ii Reserve aanvullingsregelingen Deze reserve ontwikkelt zich door de toe te rekenen beleggingsopbrengsten, de premieinkomsten voor de aanvullingsregelingen minus de jaarlaag (inclusief opslag buffervereisten) in enig jaar en de eventuele verliezen/winsten op toekenningen van de aanvullingsregelingen. De reserve dient ervoor om een stabiele premie voor de aanvullingsregelingen te waarborgen. Hierdoor kan het voorkomen dat de reserve negatieve waarden aanneemt.
Versie: april 2012
-
20 -
abtn PPF
IV.6.
Dekkingsgraad
De dekkingsgraad waarop de toereikendheid van het fonds zal worden getoetst wordt als volgt vastgesteld: Beschikbaar vermogen Technische Voorzieningen Waarbij het beschikbaar vermogen als volgt is opgebouwd: Balans Totaal
xxxx
-/- Reserve Aanvullingsregelingen -/- Schulden Beschikbaar vermogen
IV.7.
xxxx xxxx xxxx
Vereist eigen vermogen
Solvabiliteitstoets De solvabiliteitstoets bestaat uit twee stappen. De eerste stap is de uitgangssituatie. De tweede stap beoordeelt de situatie over één jaar gegeven enkele risico’s. Stap 1 De uitgangspositie van het eigen vermogen wordt bepaald als het verschil tussen het beschikbaar vermogen en de voorziening pensioenverplichtingen (zie paragraaf IV.6). Herstelplan dekkingstekort, herstel in drie jaar Wanneer het eigen vermogen kleiner is dan het minimale vereiste eigen vermogen zijnde circa 5% (in 2010: 4,3%) van de voorziening pensioenverplichtingen dan is het beleid er op gericht om dit tekort binnen drie jaar op te lossen. Stap 2 Naast de toets op het minimale vereiste eigen vermogen op het berekeningstijdstip als omschreven onder stap 1 dient het fonds met een betrouwbaarheid van 97,5% aan te tonen dat één jaar na het berekeningstijdstip nog aan de verplichtingen kan worden voldaan, waarbij rekening moet worden gehouden met mogelijke waardedalingen van de beleggingen. Voor die waardedalingen moeten solvabiliteitsreserves (zogenoemde buffers) worden aangehouden waarbij het fonds de keuze heeft uit de gestandaardiseerde methode welke wordt voorgeschreven door DNB (de Toezichthouder), dan wel een eigen risicomodel. De uitkomst van deze éénjaarstoets resulteert in het vereist eigen vermogen. Herstelplan reservetekort, herstel in vijftien jaar Wanneer het eigen vermogen uit stap 1 kleiner is dan het vereist eigen vermogen uit stap 2 dan wordt het beleid zodanig aangepast dat er geen tekort meer is binnen een periode van 15 jaar. Deze wijziging van beleid is het zogenaamde ‘herstelplan’. Dit hoeft niet te betekenen dat er geen toeslag verleend kan worden. Als het herstel maar in een periode van 15 jaar wordt gerealiseerd. Het bestuur heeft voor de toets vooralsnog gekozen voor de gestandaardiseerde methode van DNB.
Versie: april 2012
-
21 -
abtn PPF
1. De gestandaardiseerde methode Door DNB worden een aantal risicocategorieën benoemd die een voorgeschreven scenario ondergaan met een éénjaarsbetrouwbaarheid van 97,5%. Dit leidt tot onderstaande solvabiliteitsreserves, te weten: S1 : solvabiliteitsreserve renterisico (daling afhankelijk van duration); S2 : solvabiliteitsreserve aandelen (daling van 25% bij mature markets, private equity 30% en bij emerging markets 35%) en onroerend goed is gesplitst naar direct en indirect (daling van 15% respectievelijk 25%). Tevens wordt een correlatie van 0,75 verondersteld tussen de verschillende zakelijke waarden; S3 : solvabiliteitsreserve valutarisico (waardedaling van 20%); S4 : solvabiliteitsreserve commodities (daling van 30%); S5 : solvabiliteitsreserve kredietrisico (stijging van de credit spread met 40%); S6 : solvabiliteitsreserve verzekeringstechnisch risico doormiddel van een verzekeringsrisico opslag bestaande uit het procesrisico plus de wortel van de som van de onzekerheid rondom de sterftetrend (TSO) in het kwadraat en de negatieve stochastische afwijkingen van de theoretische sterfte (NSA) in het kwadraat. Voorgaande solvabiliteitsreserves worden in de volgende formule gecombineerd. De correlatie tussen rente en aandelen wordt daarbij op 0,5 gesteld, de overige correlaties op nul: 2
2
2
2
2
2
Totaal = √(S1 + S2 + 2 * 0,5 * S1 * S2 + S3 + S4 + S5 + S6 ) Er is voldoende eigen vermogen indien bovenstaand “Totaal” (= het vereist eigen vermogen) kleiner is dan het eigen vermogen uit stap 1. 2. Intern model In plaats van de gestandaardiseerde methode kan een pensioenfonds een intern solvabiliteit-toereikendheidsmodel gebruiken. Hierbij dienen ook een horizon van één jaar en een betrouwbaarheid van 97,5% toegepast te worden. DNB zal het model moeten goedkeuren en stelt eisen ten aanzien van de kwaliteit, de inbedding in de organisatie en de documentatie en rapportage aan DNB. Daarnaast zal ter vergelijking ook altijd de gestandaardiseerde toets uitgevoerd moeten worden. PPF heeft er vooralsnog voor gekozen om de gestandaardiseerde methode te gebruiken voor het vaststellen van de vereiste solvabiliteitsreserves van het fonds en rapportage hiervan aan DNB. Het fonds hanteert ook een eigen intern risicomodel, om de risico’s die het fonds loopt in kaart te brengen. Het interne risicomodel confronteert de balans van het fonds met marktrisicofactoren, zoals rentes, koersen en prijzen. Op deze manier wordt in kaart gebracht wat de impact is van het marktrisico op de financiële positie van het fonds. Het interne risicomodel wordt gebruikt om het feitelijke risicoprofiel van het fonds te monitoren en te toetsen aan het gewenste risicoprofiel, zoals dat wordt vastgelegd door het strategische beleggingsbeleid. Indien het feitelijke risico teveel afwijkt van het gewenste risicoprofiel, dan kan met het interne risicomodel getoetst worden welke aanpassingen in het beleid gemaakt kunnen worden om weer in lijn te komen met het gewenste risicoprofiel. Het gebruik van het interne risicomodel is dus tweeledig: toetsing van het feitelijke risicoprofiel (risicometing) en beleidsondersteunend (risicomanagement).
Versie: april 2012
-
22 -
abtn PPF
V.
Financiële sturingsmiddelen
V.1.
Algemeen
Teneinde invloed uit te kunnen oefenen de financiële positie, heeft het bestuur de beschikking over de volgende sturingsmiddelen: • • • •
Premiebeleid; Toeslagbeleid; Beleggingsbeleid; Kortingsbeleid.
Deze verschillende beleidsvormen zullen in dit hoofdstuk behandeld worden. Voorts wordt ingegaan op de continuïteitsanalyse, toeslagmatrix en -label
V.2.
Premie- en Toeslagbeleid
Voor de financiering van de pensioenregeling is de werkgever jaarlijks een doorsneepremie verschuldigd. Deze premie wordt gebaseerd op de totale lasten van de inkoop van nieuwe aanspraken en de opbouw van een bijbehorende beleggingsbuffer. Het Financiële Toetsingskader heeft daarbij invloed op het beleid. Er wordt een beleidsstaffel gehanteerd die stuurt op basis van vaste dekkingsgraden. Binnen het vigerende beleid en de vigerende regelgeving voldoen deze vaste dekkingsgraden aan de buffervereisten. Zodra blijkt dat dit niet (meer) het geval is zullen de vastgestelde sturingsdekkingsgraden zodanig worden herzien dat dit wel weer het geval is. Voor het premie- en toeslagbeleid dient de volgende staffel als leidraad: 100% + (Reserve Pensioenen / Technische voorzieningen) kleiner dan: 105% tussen: 105% en 125% groter dan: 125%
Versie: april 2012
Premie gedempte kostendekkende premie gedempte kostendekkende premie gedempte kostendekkende premie
Indexatie niet lineair volledig + eventueel inhaalindexatie
-
23 -
abtn PPF
V.2.1.
Premiebeleid Pensioenen
PPF onderscheidt de volgende premie-begrippen: 1. De kostendekkende premie: dit is de premie als bedoeld in artikel 128 lid 1 van de Pensioenwet, zoals die jaarlijks wordt vastgesteld; 2. De gedempte kostendekkende premie: dit is de premie als bedoeld in artikel 128 lid 2 van de Pensioenwet, zoals die jaarlijks wordt vastgesteld; 3. De feitelijke premie: deze premie is de premie die jaarlijks in rekening wordt gebracht, en is gelijk aan de gedempte kostendekkende premie, onder aftrek van de eventuele solvabiliteitsvrijval. De solvabiliteitsvrijval bij uitkeringen wordt in mindering gebracht op de gedempte kostendekkende premie. Deze vrijval wordt tot en met 2013 lineair afgebouwd. De solvabiliteitsvrijval wordt berekend door de verwachte uitkeringen van het komende boekjaar te vermenigvuldigen met de verwachte gemiddelde dekkingsgraad van het komend boekjaar. De feitelijke premie bedraagt voor 2012: Samenstelling feitelijke premie 2012 Inkoop pensioen (incl. risico-opslagen) Opslag voor Vereist Eigen Vermogen Opslag voor kosten Subtotaal Premie voor aanvullingsregelingen Subtotaal Af: vermindering in verband met solvabiliteitsvrijval Totaal
Premie 2012 als percentage van pensioengrondslag 20,6% 3,7% 0,4% 24,7% 3,6% 28,3% -/- 0,5% 27,8%
De feitelijke premie wordt uitgedrukt in een percentage van de som van de pensioengrondslagen. •
Lasten die verband houden met extra pensioentoezeggingen worden separaat, op voor mannen en vrouwen gelijke grondslagen van het fonds, vastgesteld en komen geheel voor rekening van de betreffende aangesloten werkgever;
•
De feitelijke premies zullen nimmer de wettelijke eisen mogen doorkruisen.
V.2.2.
Premiebeleid aanvullingsregelingen
De premie voor de aanvullingsregelingen wordt als volgt bepaald: Contante waarde verwachte lasten -/- Reserve aanvullingsregelingen Contante waarde pensioengrondslag tot 2021 Voor de aanvullingsregelingen wordt benadrukt dat alle toekomstige lasten, dus ook de lasten van de eindfinanciering in 2020, uit de premies worden betaald. Waarbij: •
De contante waarde wordt bepaald op basis van discontovoet van 4%;
•
In de verwachte lasten wordt rekening gehouden met VEV-opslagen zoals die op lange termijn gelden
Versie: april 2012
-
24 -
abtn PPF Om te grote schommelingen in de aanvullingspremies te voorkomen is de maximale premiesprong van 0,5% per jaar vastgesteld. De premie voor de aanvullingregeling kan maximaal 5% en minimaal 0% zijn. Jaarlijks wordt in de premie- en toeslagnota, welke het premie- en toeslagadvies voor het daaropvolgende jaar bevat, ook een advies uitgebracht over het toekennen van de jaarlagen voor de aanvullingsregelingen.
V.2.3.
Kostendekkende premie
Kostendekkende premie (artikel 128 lid 1 Pensioenwet) De kostendekkende premie bestaat uit de volgende onderdelen: a) De actuarieel benodigde premie voor de ‘inkoop’ van onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioenregeling en risicopremies (bijvoorbeeld premievrije bijboeking); b) Solvabiliteitsopslag voor het bereiken dan wel in stand houden van het vereist eigen vermogen; c) Een opslag voor de uitvoeringskosten (administratie en uitbetaling); Grondslagen De grondslagen die bij de berekening van de kostendekkende premie worden gebruikt zijn: • Overlevingstafels zoals gebruikt voor de vaststelling van de voorziening; • Een disconteringsvoet gelijk aan de actuele marktrente (rente termijn structuur). Gedempte kostendekkende premie (artikel 128 lid 2 Pensioenwet) Het fonds heeft een keuze met betrekking tot de disconteringsvoet voor de kostendekkende premie. De keuze bestaat uit: • Actuele marktrente (rente termijn structuur); • Historisch voortschrijdend gemiddelde rente (maximaal tien jaar); • Vastgestelde verwachte waarde. Bij keuze voor een van de twee laatstgenoemde mogelijkheden spreekt men van een gedempte premie. PPF baseert haar gedempte premie op een vaste disconteringsvoet van 4%. Deze wordt gemotiveerd vanuit de historisch voortschrijdend gemiddelde rente. In de jaarrekening dient de premie die gebaseerd is op de actuele marktrente, de kostendekkende premie, altijd gepubliceerd te worden. Daarnaast mag alleen van de actuele marktrente worden afgeweken wanneer het beleid van het fonds erop is gericht om structureel op of boven de evenwichtssituatie te zitten. De keuze moet goed onderbouwd zijn. De disconteringsvoet voor de gedempte premie mag op de lange termijn niet teveel afwijken van de gemiddelde realisatie. Er moet naar het oordeel van DNB sprake zijn van consistentie in beleid. Er mag met andere woorden niet tussentijds gewisseld worden. Ten slotte dient de disconteringsvoet een consistent geheel te vormen met de gewekte verwachtingen. Periodiek (2-jaarlijks, ingaande najaar 2011) zal in de premienota worden getoetst of de gekozen disconteringsvoet voldoet aan bovenstaande voorwaarden. Jaarrekening, verslagstaten en actuarieel verslag In het jaarverslag moeten drie premies worden opgenomen: • De kostendekkende premie op actuele marktrente; • De gedempte kostendekkende premie; • De feitelijk vastgestelde premie. In de verslagstaten moeten dezelfde premies als in de jaarrekening worden opgenomen.
Versie: april 2012
-
25 -
abtn PPF In het Actuarieel verslag dient de certificerende actuaris aan te geven of is afgeweken van de conform de richtlijnen vastgestelde kostendekkende premie. Indien sprake is van een afwijking dan dient de certificerende actuaris hier een oordeel over te geven.
V.2.4.
Premie bij vrijwillige voortzetting
De premie bij vrijwillige voortzetting wordt als volgt bepaald: Gedempte kostendekkende premie (inclusief premie voor de aanvullingsregelingen) zonder rekening te houden met de korting als gevolg van vrijval van de solvabiliteitsbuffer. De hierbijhorende premie op risicobasis voor het nabestaandenpensioen en invaliditeitspensioen is gelijk aan de componenten voor nabestaandenpensioen en invaliditeitspensioen in de gedempte premie verhoogd met een solvabiliteitsopslag voor het bereiken dan wel in stand houden van het vereist eigen vermogen.
V.2.5.
Toeslagbeleid Pensioenen
De aanspraken worden voorwaardelijk geïndexeerd met de loontrend van Cordares. De eventuele toeslagverlening wordt per 1 januari van enig jaar verleend. De toeslag wordt gebaseerd op de totale structurele loonsverhoging in het afgelopen jaar De toeslag is gelijk voor actieve en inactieve deelnemers. De toeslag wordt gefinancierd uit de Reserve Pensioenen aan het eind van het jaar voorafgaand aan de toeslagverlening tot zover de beschikbare middelen hierin dat toelaten. •
Inhaaltoeslag Indien in enig jaar de toeslag niet gelijk is aan de totale structurele loonverhoging ontstaat een achterstand in de toeslagen. PPF streeft ernaar achterstanden in de toeslagen later weer in te halen. Dit kan door een zogenaamde inhaaltoeslag. Inhaaltoeslag wordt gefinancierd uit de reserve pensioenen. De inhaaltoeslag is gelijk voor actieven en niet-actieven. Als de Reserve pensioenen groter is dan 25% van de Technische Voorzieningen kunnen er eventuele inhaaltoeslagen worden gegeven. De inhaaltoeslag is onbeperkt in hoogte en tijd voor zowel actieven als niet-actieven.
•
Het toeslagbeleid kan te allen tijde door het bestuur worden aangepast. Een eventuele aanpassing van dit beleid heeft nadrukkelijk ook betrekking op reeds ingegane pensioenen en op premievrije aanspraken.
V.2.6.
Moment vaststelling premies en toeslagverlening
Aan het eind van enig jaar worden de premies en toeslagverleningen voor het volgende jaar vastgesteld. Deze vaststelling zal gebeuren op basis van de verwachte vermogenspositie. Bij de schatting van de vermogenspositie per het einde van enig jaar worden de volgende uitgangspunten gehanteerd: • •
V.2.7.
De te hanteren rentestand voor de bepaling van de Technische voorzieningen wordt bepaald op basis van de gemiddelde rentetermijnstructuur zoals vastgesteld door DNB van 30 juni tot en met 30 september (4 maanden); De beleggingsopbrengsten in de laatste maanden worden gelijk gesteld aan de verwachte rendementen conform DNB-uitgangspunten.
Economische Uitgangspunten
In het navolgende overzicht worden de economische uitgangspunten gepresenteerd zoals deze voor verschillende lange termijn strategische analyses worden gebruikt. De “gebonden” set geeft de verwachtingswaarden weer zoals het fonds deze gebruikt voor het herstelplan en de continuïteitsanalyse. Voor het herstelplan en de continuïteitsanalyse worden door de toezichthouder (De Nederlandsche Bank) bindende
Versie: april 2012
-
26 -
abtn PPF voorwaarden opgelegd ten aanzien van de te hanteren parameters. De “gebonden” set is in overeenstemming met de richtlijnen uit de Regeling parameters pensioenfondsen. De “ongebonden” set bevat de rendementsaannamen zoals deze voor bijvoorbeeld ALM studies gehanteerd kunnen worden. Het bestuur is verantwoordelijk voor het vaststellen van deze set van verwachtingswaarden, waarbij zij geadviseerd wordt door de beheerder. De “ongebonden” set is niet onderhevig aan voorwaarden van de toezichthouder. Strategische Beleggingsmix PPF Cordares
GEBONDEN rendement (meetkundig):
ONGEBONDEN rendement (meetkundig):
Gewicht: Vastrentende waarden Core treasuries Euro Plus Treasuries Inflation Linked Bonds Credits
44% 0,0%
4,5%
4,7%
15,5%
4,5%
4,7%
7,5%
4,5%
4,4%
21,0%
4,5%
5,0%
26,0%
7,0%
7,5%
5,0%
7,0%
9,6%
7,0%
7,1%
Aandelen
31%
Equity Developed Equity Emerging Vastgoed
10%
Real Estate
10,0%
Alternatieve beleggingen
15%
Commodities
4,0%
6,0%
6,0%
Hedge Funds (incl GTAA)
4,0%
7,5%
6,9%
Private Equity
4,0%
7,5%
8,7%
Infrastructure
2,0%
7,5%
6,0%
Opportunities
1,0%
7,5%
7,0%
5,9%
6,3%
Totale portefeuille
100%
Totaal rendement: Valutahedge (alleen dollar, pond, yen): Rentehedge (money duration)
100% 75%
Voor inflatie worden de volgende uitgangspunten gehanteerd: Looninflatie: 3% Prijsinflatie: 2% Het renteafdekkingsbeleid wordt uitgedrukt als percentage van het renterisico van de netto-verplichtingen. Het renterisico van de netto-verplichtingen wordt gedefinieerd als het renterisico van de verplichtingen minus het renterisico van de vastrentende waarden portefeuilles.
V.2.8.
Continuïteitsanalyse
De continuïteitsanalyse heeft als doel het gevoerde beleid van het fonds ten aanzien van de beleggingen, de toeslag en de premie in onderlinge samenhang en in relatie met de verplichtingen met een tijdshorizon van 15 jaar te toetsen op de beheersbaarheid van risico’s met betrekking tot de aanvaardbare geachte kansen ten aanzien het optreden van respectievelijk een dekkingstekort, een reservetekort, toeslagkortingen en nietkostendekkende premies.
Versie: april 2012
-
27 -
abtn PPF De methodiek is vergelijkbaar met een ALM-studie met een tijdshorizon van 15 jaar waarbij ook verschillende aannames worden gemaakt ten aanzien van ondermeer rendementen en inflatie. Een fonds heeft beperkte vrijheid deze zelf te bepalen. De DNB zal de aannames toetsen en beoordelen. De centrale grootheid in de continuïteitsanalyse is de aanwezige solvabiliteit, zowel in absolute zin als ten opzichte van de gewenste solvabiliteit. Daarnaast kan de analyse gebruikt worden om vast te stellen in hoeverre de toeslagambitie gerealiseerd wordt. Alleen indien de toeslagambitie niet in gevaar is, kan premiekorting worden verleend. De continuïteitsanalyse wordt standaard eens in de drie jaar uitgevoerd en zal tevens uitgevoerd worden bij wijziging van beleid, significante wijziging van risico’s/de financiële positie en wanneer DNB dit verlangt. Na enkele jaren zullen de gerealiseerde resultaten vergeleken te worden met de resultaten uit de in het verleden uitgevoerde continuïteitsanalyse. Deze verschillenanalyse zal gemaakt worden om de gekozen aannames te kunnen evalueren.
V.2.9.
Toeslagenmatrix
De nieuwe toeslagenmatrix is in werking getreden per 1 januari 2009. Vanaf dat moment wordt naar de deelnemer de voorwaardelijkheidsverklaring gecommuniceerd bij elke wijziging van de situatie van de deelnemer, zoals bij de startbrief, toeslagverleningsbrief, waarde-overdracht, scheiding en jaarlijks op de UPO naar de deelnemers. Zowel actieve als inactieve deelnemers van PPF zijn ingedeeld in de categorie D1. Onder deze categorie worden voorwaardelijke toeslagen gefinancierd uit overrendementen.
V.3. V.3.1.
Beleggingsbeleid Inleiding
Dit hoofdstuk beschrijft de uitgangspunten voor het te voeren beleggingsbeleid. Daarnaast wordt de beleggingsorganisatie binnen het fonds, de beleggingsmix en het te voeren beleid voor financiële derivaten nader omschreven.
V.3.2.
Uitgangspunten
Het bestuur hanteert de volgende uitgangspunten voor het beleggingsbeleid: De middelen van het fonds worden belegd in genoteerde aandelen, participaties in private equity, hedgefunds, commodities, onroerend goed en in vastrentende waarden. Naast de beleggingscategorieën waarin mag worden belegd, zijn de beleggingsrichtlijnen vervat in: • bandbreedtes waarbinnen de waarde van de deelcategorieën zich mag bevinden als gevolg van marktbewegingen en het beleid van de vermogensbeheerder; • benchmark-indices van de deelcategorieën. De Verklaring inzake beleggingsbeginselen is in een separate bijlage bij deze abtn gevoegd. Deze verklaring is vastgesteld op 22 september 2011.
V.3.3.
Beleggingsorganisatie
Het bestuur heeft voor het vermogensbeheer een overeenkomst gesloten met APG. Het fonds heeft haar beleggingen deels ondergebracht in beleggingsfondsen van APG. Door de deelname in verschillende beleggingsfondsen realiseert het bestuur van het pensioenfonds op basis van haar risicoprofiel de gewenste asset allocatie. Deze beleggingsfondsen zijn fondsen voor gemene rekening, waarin identieke beleggingen van de opdrachtgevers van APG zijn ondergebracht. Door de inrichting van de fondsen is een strikte scheiding tussen het vermogen van de opdrachtgevers en het
Versie: april 2012
-
28 -
abtn PPF vermogen van de beheerder van de fondsen aangebracht. Daarnaast kan het Personeelspensioenfonds ook beleggingen op eigen naam aanhouden. In alle gevallen is een strikte scheiding aangebracht tussen het vermogen van het fonds en het vermogen van de beheerder. De opzet van de beleggingsfondsen is zodanig dat PPF de eigen allocatie naar de beleggingsfondsen kan bepalen. Herschikking van middelen en uittreding door het fonds is voor liquide beleggingscategorieën op elk gewenst tijdstip mogelijk. Bij uittreden worden de beleggingen van de deelnemer verkocht en wordt afgerekend met de uittredende deelnemer. Maandelijks wordt de netto vermogenswaarde van de beleggingsfondsen op basis van de onderliggende beleggingen, tegen marktwaarde, bepaald. Ook voor de beleggingen van het fonds die op eigen naam plaatsvinden vindt maandelijks de waardering tegen marktwaarde plaats. APG brengt ieder kwartaal verslag uit aan het bestuur over het gevoerde beleggingsbeleid. De beheerder van de APG beleggingsfondsen stelt jaarlijks een jaarrekening per beleggingsfonds op. Deze wordt voorzien van een accountantsverklaring voorgelegd aan de participanten.
V.3.4.
Strategisch beleggingsbeleid
Het strategisch beleggingsbeleid van het fonds is gebaseerd op door het fonds uitgevoerde ALM-studies en wordt periodiek vastgesteld door het bestuur. In 2010 is een ALM-studie verricht. Het strategisch beleggingsbeleid is vastgelegd in de lange termijn normatieve portefeuille, met inbegrip van een relevant geachte benchmark voor elke beleggingscategorie. Tevens is er voor 2012 een normatieve portefeuille vastgesteld, met als uitgangspunt dat de norm voor 2012 naar de lange termijn norm toegroeit. De lange-termijn normatieve portefeuille en de normatieve portefeuille voor 2012 kennen de volgende verdeling naar beleggingscategorieën:
Vastrentende waarden Core treasuries Euro Plus Treasuries Inflation Linked Bonds Credits Aandelen Equity Developed Equity Emerging Vastgoed Real Estate Alternatieve beleggingen Commodities Hedge Funds (incl GTAA) Private Equity Infrastructure Opportunities Alternative inflation Totale portefeuille
Strategische beleggingsmix: 44% 0,0% 15,5% 7,5% 21,0% 31% 26,0% 5,0% 10% 10,0% 15% 4,0% 4,0% 4,0% 2,0% 1,0% 0,0% 100%
Normatieve beleggingsmix 2012: 43% 6,0% 12,0% 5,0% 20,0% 34% 27,0% 7,0% 10% 10,0% 13% 4,0% 4,0% 2,0% 1,0% 0,0% 2,0% 100%
In onderstaande tabel zijn de benchmarks beschreven van de beleggingcategorieën waarin PPF belegt.
Versie: april 2012
-
29 -
abtn PPF Benchmarks Beleggingscategorie
Benchmark 2012
Equity Developed
Van 1 januari t/m 31 maart: Equity Developed FGR benchmark Van 1 april t/m 31 december: Samengesteld volgens: • 90% Equity Developed FGR benchmark • 10% Equity Developed Minimum Volatility FGR benchmark
Equity Developed FGR
Equity Developed Minimum Volatility FGR
Samengesteld volgens: • 50% MSCI Europe • 50% MSCI World ex Europe beide Netto Dividend Index en unhedged in euro MSCI World Minimum Volatility - Netto Dividend Index en unhedged in euro
Equity Emerging
MSCI Emerging Equity Netto Dividend Index
Real Estate
NAV gewogen samengesteld volgens: • Strategic Real Estate benchmark • Tactical Real Estate benchmark • Real Estate heritage benchmark
Strategic Real Estate
NAV gewogen samengesteld volgens regionale NCREIF en IPD property indices
Tactical Real Estate Real Estate heritage
NAV gewogen samengesteld volgens regionale FTSE EPRA/NAREIT indices NAV gewogen samengesteld volgens regionale NCREIF en IPD property indices 2
Commodities
S&P GSCI Total Return Index USD
Hedge Funds
NAV gewogen samengesteld volgens: • Hedge Funds pool benchmark • GTAA pool benchmark
Hedge Funds pool
USD Libor 1 maand + 3,5%
GTAA pool
NAV gewogen samengesteld volgens: • USD Libor 1 maand + 3,5% • Eonia swap index 1 maand + 3,5%
Private Equity
NAV gewogen samengesteld volgens: Thomson Venture Economics Fund [vintage year]
Infrastructure
Samengesteld volgens: • 40% NAV gewogen samengesteld volgens regionale Barclays Treasury indices • 60% NAV gewogen samengesteld volgens regionale UBS Infrastructure & Utilities indices
2
Voor de Europese beleggingen in de Real Estate heritage worden representatieve regionale IPD indices als benchmark gebruikt. Specifiek voor “ING Dutch Residential Fund IV” en “Museumplein” is dat ROZ/IPD Netherlands.
Versie: april 2012
-
30 -
abtn PPF Core Treasuries FGR
Customized Barclays Euro-Aggregate Treasury Index met de volgende wegingen: • 60% Duitsland • 20% Frankrijk • 20% Nederland
Euro Plus Treasuries FGR
Barclays Euro-Aggregate Treasury Index
Inflation Linked Bonds
Barclays Euro Government Inflation Linked Bond Index
Credits
Samengesteld volgens: • 46% Barclays Euro Agg ex-Treasuries • 46% Barclays US Agg ex-Treasuries • 5% High Yield benchmark • 3% JP Morgan EMBI Global Diversified
High Yield
Samengesteld volgens: • 85% Merryll Lynch Master II High Yield Constrained US non Financials • 15% Merryll Lynch High Yield Constrained EU non Financials
Alternative Inflation
Barclays French Government Inflation Linked Index 5-10 Years
V.3.5.
Tactisch beleggingsbeleid
Naast de normportefeuille stelt het bestuur per beleggingscategorie bandbreedtes vast voor de herbalanceringsstrategie. De herbalanceringsstrategie is gebaseerd op een neutraal gewicht voor iedere beleggingsstrategie met daaromheen gedefinieerde binnenste en buitenste bandbreedtes. Op het moment dat op een maandelijks evaluatiemoment voor een beleggingscategorie de buitenste bandbreedte is doorbroken zal de allocatie minimaal dienen te worden teruggebracht naar de binnenste bandbreedte. De herbalanceringsstrategie staat ook toe dat een allocatie al wordt teruggebracht richting het neutrale gewicht voordat de buitenste bandbreedte wordt overschreden. De beslissing om de allocatie verder terug te brengen richting het neutrale gewicht dan de binnenste bandbreedte, of eerder dan dat de buitenste bandbreedte is overschreden, valt binnen het mandaat van de uitvoerder (APG). De beslissing is onderhevig aan factoren zoals; visie ten aanzien van de relatieve aantrekkelijkheid van beleggingscategorieën, marktomstandigheden, tracking error, transactiekosten en operationele kosten. Het neutrale gewicht dat gebruikt wordt voor de herbalancering is voor alle liquide beleggingscategorieën gelijk aan de normallocatie. Equity Developed en Core Treasuries vormen hierop de uitzondering omdat deze de rol van ‘funding asset’ voor de illiquide beleggingen vervullen. Dit houdt in dat zolang allocaties naar illiquide beleggingen nog niet gedaan kunnen worden, de allocaties tijdelijk ten gunste vallen aan Equity Developed en Core Treasuries. Equity Developed geldt als funding asset voor Real Estate, Hedge Funds, Private Equity en Infrastructure. Core Treasuries geldt als funding asset voor Credits en Alternative Inflation. Als Core Treasuries niet toereikend is als funding asset, dan zal Euro Plus Treasuries voor het resterende deel als funding asset fungeren. Zodra Credits zijn buitenste bandbreedte heeft bereikt zal Credits ook als een liquide beleggingscategorie gaan gelden in de herbalanceringmethodiek en is Core Treasuries niet langer de funding asset voor deze beleggingscategorie. Het neutrale gewicht voor een funding asset is gelijk aan de normallocatie van de funding asset plus het verschil tussen de normallocaties voor illiquide beleggingen waarvoor de beleggingscategorie als funding asset fungeert en de feitelijke allocaties naar deze beleggingen.
Versie: april 2012
-
31 -
abtn PPF In de onderstaande tabel voor de herbalanceringmethodiek zijn de bandbreedtes gedefinieerd ten opzichte van het neutrale gewicht van de (liquide) beleggingscategorieën in de normportefeuille. Bandbreedtes Beleggingscategorieën
Buiten bandbreedte
Binnen bandbreedte
Equity Developed
3,0%
1,5%
Equity Emerging
2,0%
1,0%
Commodities
1,0%
0,5%
Treasuries
2,0%
1,0%
Core Treasuries
2,0%
1,0%
Euro Plus Treasuries
2,0%
1,0%
Inflation Linked Bonds
1,0%
0,5%
Credits
2,0%
1,0%
Overlay
3,0%
1,5%
De bandbreedtes voor Treasuries zijn op totaal niveau weergegeven; ten opzichte van het totaal van Core Treasuries en Euro Plus Treasuries. De afzonderlijke beleggingscategorieën binnen Treasuries hebben ook bandbreedtes om te voorkomen dat er te grote afwijkingen ontstaan op FGR niveau. In de tabel is ook de bandbreedte voor Overlay weergegeven. De norm allocatie naar Overlay is 0%. Wanneer de waarde van de Overlay zich op een maandelijkse evaluatiedatum buiten de buitenste bandbreedte begeeft, zal deze minimaal worden teruggebracht naar de binnenste bandbreedte. Voor de verschillende beleggingscategorieën worden (maximale) tracking errors gehanteerd. Tracking error is een maatstaf voor de afwijkingen van de benchmark. De tracking error is gebaseerd op de volatiliteit van het verschil in het rendement van de beleggingen en dat van de benchmark van de desbetreffende beleggingscategorie. Een tracking error van 0% geeft aan dat er in het geheel niet mag worden afgeweken van de benchmark. Naarmate de tracking error verder oploopt nemen de kansen op een outperformance toe, net als het risico op een slechter rendement dan de benchmark. De afgesproken tracking errors zijn terug te vinden in onderstaande tabel.
Versie: april 2012
-
32 -
abtn PPF Tracking errors Beleggingscategorie
Tracking error 2012
Equity Developed FGR
2,5%
Equity Developed Minimum Volatility FGR
4,0%
Equity Emerging
3,5%
Real Estate
Strategic Real Estate Pool: niet van toepassing Tactical Real Estate Pool: 3,5% Heritage: niet van toepassing
Commodities
Volatiliteitslimiet van 3,0% van de NAV voor alpha strategieën
Hedge Funds
Volatiliteitslimiet 12,5%
Global Tactical Asset Allocation
Volatiliteitslimiet 22,5%
Private Equity
Niet van toepassing
Infrastructure
Niet van toepassing
Alternative Inflation
Niet van toepassing
Core Treasuries FGR
0,5%
Euro Plus Treasuries FGR
1,0%
Inflation Linked Bonds
1,25%
Credits
2%
V.3.6.
Valutarisico
Het lange termijn strategische valutabeleid van het fonds bestaat uit de afdekking van de valutarisico’s die het fonds loopt uit hoofde van zijn beleggingen in grotere vreemde valuta’s (US dollar, Britse pond, Japanse yen). Door middel van valutatermijncontracten worden deze valutarisico’s voor 100% afgedekt. Voor 2012 heeft PPF valutabeleid geformuleerd dat afwijkt van het strategische valutabeleid. Vanaf 1 februari 2012 worden de valutarisico’s van de US dollar, het Britse pond, de Japanse Yen en de Zwitserse Frank voor 80% afgedekt. Tot 1 februari 2012 bestaat het valuta-afdekkingsbeleid uit het voor 100% afdekken van het valutarisico van de US dollar, Britse pond en Japanse yen, overeenkomstig het lange termijn strategische valutabeleid.
V.3.7.
Renterisico
Als gevolg van de waardering van de verplichtingen op marktwaarde (verplicht ingevolge het FTK) is het fonds gevoelig voor veranderingen in de marktrente als gevolg van een mismatch in rentegevoeligheid tussen verplichtingen en beleggingen. Teneinde de rentegevoeligheid van de beleggingsportefeuille meer af te stemmen op die van de verplichtingen is in 2006 gestart met de opbouw van een swapportefeuille met als streven uiteindelijk te komen tot een money duration match van 75% van de netto verplichtingen (verplichtingen minus vastrentende waarden). Ultimo 2011 was de renteafdekking gebracht tot het niveau van ca. 46%. Het beleid is om de renteafdekking uit te breiden afhankelijk van de ontwikkeling van de 30-jaars (par) swaprente naar de beoogde 75%. In onderstaande tabel is weergegeven bij welke renteniveaus de beoogde uitbreiding zal plaatsvinden, en naar welk niveau. Afdekking renterisico
Beleggingsplan 2012
Bandbreedte
Rente < 3,93%
50%
47% - 53%
Rente > 3,93%
55%
52% - 58%
30 jaars swaprente
Versie: april 2012
-
33 -
abtn PPF Rente > 4,5%
65%
62% - 68%
Rente > 5,0%
75%
72% - 78%
Er geldt een bandbreedte voor de netto renteafdekking. Als de feitelijke renteafdekking zich op een maandelijkse evaluatiedatum buiten de genoemde bandbreedte bevindt dan zal de afdekking worden teruggebracht naar een niveau binnen de bandbreedte.
V.3.8.
Inflatierisico
Het inflatierisico houdt in dat de beleggingen van PPF onderhevig kunnen zijn aan negatieve waardeontwikkelingen door veranderingen van de inflatie. Het inflatierisico is alleen aanwezig voor onverwachte veranderingen van de inflatie, aangezien verwachte veranderingen al door de financiële markten zijn verwerkt in de waardering van financiële instrumenten en de verplichtingen (via de rentetermijnstructuur waartegen de verplichtingen gewaardeerd worden). Onverwachte veranderingen van de inflatie kunnen ertoe leiden dat de koopkracht van de beleggingen afneemt. Vanwege de ambitie van PPF Cordares om de pensioenuitkeringen te laten meegroeien met de loon-/prijsinflatie, heeft het bestuur beleid geformuleerd om de inflatiegevoeligheid van de beleggingen beter in lijn te brengen met de inflatiegevoeligheid van de verplichtingen. Enerzijds belegt PPF Cordares in beleggingscategorieën met een directe link met inflatie zoals Inflation Linked Bonds en Alternative Inflation. Anderzijds wordt er belegd in beleggingscategorieën waarvan wordt verwacht dat de rendementen op lange termijn meebewegen met inflatie, zoals vastgoed, grondstoffen en infrastructuur. Voor deze beleggingscategorieën impliceren historische data echter dat de correlatie met inflatie op korte horizonnen laag of zelfs negatief is. Voor langere horizonnen (10+ jaar) zijn er veelal pas (significante) positieve correlaties waar te nemen. De inflatiebescherming is dus pas voor langere horizonnen waarneembaar. De normering voor de beleggingscategorieën die een link met inflatie hebben is op categorieniveau vastgesteld, er geldt geen normering voor het totaal aan beleggingen dat een link heeft met inflatie.
V.4.
Kortingsbeleid
Op het moment dat een kortetermijnherstelplan van kracht is, stelt PPF Cordares ieder jaar vast of het zich nog boven het kritische herstelpad bevindt. Indien de dekkingsgraad van PPF Cordares ultimo enig jaar gelegen is onder het kritische herstelpad, zal het bestuur vaststellen of alle sturingsmiddelen reeds ten volle zijn ingezet (met de beperking dat de inzet hiervan de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of werkgevers niet onevenredig schaadt) dan wel dat een korting op pensioenaanspraken overwogen moet worden. Het bestuur raadpleegt, voorafgaand aan een besluit hierover, de cao-partijen, verantwoordingsorgaan en visitatiecommissie. Na raadpleging neemt het bestuur een gemotiveerd besluit over een (voorgenomen) korting van pensioenaanspraken en/of inzet van andere sturingsmiddelen om tijdig het dekkingstekort op te kunnen heffen. Indien (enkel of onder meer) een voorgenomen besluit tot korten wordt genomen, zal het fonds, bij gebleken onafwendbaarheid hiervan, na de wettelijk vastgestelde termijnen, overgaan tot het korten van pensioenaanspraken. Bij de besluitvorming over een te nemen kortingsmaatregel richt het bestuur zich naar de belangen van alle bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, de pensioengerechtigden en de werkgevers. Het bestuur houdt daarbij rekening met de volgende aspecten: o De belangen van de deelnemers, slapers, gepensioneerden of de werkgevers worden niet onevenredig geschaad. o De kortingsmaatregel is op zichzelf en in samenhang met de andere herstelmaatregelen niet disproportioneel en onredelijk.
Versie: april 2012
-
34 -
abtn PPF o
De mogelijkheden om in toekomst de kortingsmaatregel te compenseren.
o
De (verwachte) ontwikkelingen in het verleden en de toekomst.
o Een objectieve rechtvaardiging voor het verschil in behandeling van verschillende groepen belanghebbenden. Hierbij zal het bestuur gebruik maken van ondersteunende analyses die inzicht geven in de (inkomens)effecten van de kortingsmaatregel voor de verschillende groepen. PPF Cordares hanteert in beginsel een uniforme, procentuele korting, waarbij alle opgebouwde pensioenaanspraken en –rechten van alle (gewezen) deelnemers en gepensioneerden met hetzelfde percentage worden gekort. Aan de hand van analyses van (inkomens)effecten gaat het bestuur na of dit beleid in voldoende mate evenwichtig is. PPF Cordares streeft ernaar een toegepaste korting in de toekomst ongedaan te maken. Het herstel van een korting maakt integraal onderdeel uit van het kortingsbeleid en zal worden vastgesteld behorende bij de vorm van de kortingsmaatregel. Gelet op de ernst van korten (het aantasten van nominale pensioenen), ligt het in de rede kortingen éérst ongedaan te maken alvorens wordt overgegaan tot het verlenen van toeslagen. Toeslagverlening is als het ware het ‘tweede’ doel van het fonds: welvaartsvast houden van pensioenen. Maar daaraan vooraf gaat het borgen van de nominale pensioenaanspraken. Vandaar de prioritering van herstel van kortingen boven toeslagverlening. Aan de hand van onderbouwende analyses gaat het bestuur na of de wijze van het ongedaan maken van een korting in voldoende mate evenwichtig is. Draaiboek te volgen stappen: In het kortingsproces kunnen de volgende stappen worden onderkend: 1.
Vaststellen noodzaak tot aanvullende maatregelen.
2.
Nagaan mogelijkheid andere aanvullende sturingsmiddelen dan korten.
3. Raadplegen van partijen die betrokken zijn bij het totstandkoming van CAO Cordares. 4.
Vaststellen noodzaak tot korten.
5.
Vaststellen omvang korting.
6.
Invulling korting en toetsing evenwichtige belangenafweging.
7.
Invulling compensatiemogelijkheden toekomst.
8.
Opstellen nieuw herstelplan.
9.
Voorlopig kortingsbesluit.
10.
Informatieverplichtingen vanuit Pensioenwet.
11.
Definitief kortingsbesluit (effectuering).
Gedurende het proces zal communicatie richting de (gepensioneerde) deelnemers doorlopend onder de aandacht staan.
Versie: april 2012
-
35 -
abtn PPF
VI.
Uitvoeringsovereenkomst
Het PPF heeft conform artikel 25 van de Pensioenwet uitvoeringsovereenkomsten gesloten met de werkgevers. Hierin is geregeld welke rechten en plichten de werkgevers hebben jegens het PPF. De belangrijkste afspraken in deze overeenkomsten zijn: 1. Werkgevers melden nieuwe werknemers aan bij het PPF, en geven tijdig mutaties in deelnemersgegevens door; 2. Werkgevers voldoen tijdig de premies aan het PPF op basis van de door het PPF verstrekte facturen, en verwerken op correcte wijze de deelnemersbijdragen in de salarissen; 3. Partijen verplichten zich tot het getrouw naleven van het pensioenreglement en de statuten; 4. Aan werkgevers wordt jaarlijks een jaarrekening verstrekt, die in overeenstemming is met de eisen van de accountant, de certificerend actuaris en het bestuur van het PPF. 5. Per werkgever zijn afspraken geformuleerd over (de voorwaarden) waaronder eventuele collectieve waardeoverdrachten kunnen plaatsvinden. De uitvoeringsovereenkomsten zijn voor het laatst vernieuwd op 1 januari 2008 en gelden voor de duur van 5 jaar. De overeenkomsten worden stilzwijgend verlengd met 2 jaar indien partijen niet ten minste 1 jaar voor afloop van de overeenkomst deze overeenkomst opzeggen. Tussentijdse opzegging is toegestaan bij faillissement of surseance van betaling van partijen, danwel in geval van toerekenbare tekortkomingen in de nakoming van de overeenkomst.
Versie: april 2012
-
36 -
abtn PPF
VII. Verklaring Hierbij verklaart het bestuur van Stichting Personeelspensioenfonds Cordares dat het werkt volgens het gestelde in deze abtn.
Amsterdam, Stichting Personeelspensioenfonds Cordares.
______________________
______________________
dhr. A.W.I.M. van der Wurff
dhr. A.G. Oerlemans
Separate bijlagen: “Verklaring inzake beleggingsbeginselen” d.d. 5 april 2012 “Risicobeleid PPF versie 2.4” “Financieel crisisplan PPF Cordares” d.d. 5 april 2012
Versie: april 2012
-
37 -
Stichting Personeelspensioenfonds Cordares Verklaring inzake beleggingsbeginselen
abtn PPF 1. Inleiding De verklaring beschrijft de door het bestuur vastgestelde uitgangspunten voor het beleggingsbeleid van de Stichting Personeelspensioenfonds Cordares (PPF). Met deze verklaring wordt invulling gegeven aan hetgeen daaromtrent is aangegeven in het kader van de Europese pensioenrichtlijn en de per 1 januari 2007 van kracht geworden Pensioenwet. De in deze verklaring behandelde onderwerpen zijn voortdurend onderwerp van discussie, binnen het bestuur van PPF en daarbuiten. Derhalve zal deze verklaring periodiek worden herzien, in ieder geval om de drie jaar en voorts indien er sprake is van een belangrijke wijziging van het beleggingsbeleid. Met deze verklaring wil het bestuur informatie over haar beleid aan de deelnemers, actieven en niet-actieven, en gepensioneerden verstrekken. 2. Organisatie 2.1. De stichting PPF is een ondernemingspensioenfonds als bedoeld in artikel 7 van de Pensioenwet verbonden aan Cordares Holding NV. Voorts is een 4-tal werkgevers op vrijwillige basis aangesloten overeenkomstig het overgangsrecht bij invoering van de Pensioenwet. De stichting heeft als doel gelden bijeen te brengen om bij ouderdom en overlijden pensioenen of uitkeringen te verstrekken aan (gewezen) werknemers en hun nabestaanden. Via de stichting is voor de deelnemers ook een aanvullende uitkering bij invaliditeit verzekerd. 2.2. De pensioenregeling •
De pensioenregeling van de stichting is vastgelegd in een pensioenreglement.
2.3. Enkele Kerncijfers Ultimo 2010 bedroeg het aantal deelnemers aan de stichting ruim 5.600 personen. Deze kunnen als volgt worden onderverdeeld: ca. 1.200 actieven, ca. 100 arbeidsongeschikten, 3.000 gewezen deelnemers en ca. 1.300 pensioengerechtigden. De verplichtingen van de stichting bedroegen ultimo 2010 ruim Euro 571 miljoen. Hiertegenover stonden de beleggingen waarover de stichting beschikt. De waarde van deze beleggingen bedroeg ultimo 2010 ca. Euro 641 miljoen. De verhouding tussen de beleggingen en de verplichtingen van de stichting kan worden uitgedrukt in de dekkingsgraad. Dit is een maatstaf voor de financiële positie van de stichting. Ultimo 2010 bedroeg de dekkingsgraad 112,3%. 2.4. Taken en verantwoordelijkheden in het beleggingsproces Het bestuur van de stichting werkt conform het bepaalde in artikel 3 van de statuten van PPF volgens een actuariële en bedrijfstechnische nota betreffende het te voeren beleid. Onderdeel van deze nota vormt de beschrijving van de integrale toepassing van de financiële sturingselementen van het bestuur zijnde het premie-, indexatie – en beleggingsbeleid. Deze sturingselementen worden door het bestuur van de stichting vastgesteld, waarbij voor het beleggingsbeleid geldt dat dit op hoofdlijnen geschiedt. In hoofdstuk 3 wordt hier nader op ingegaan. De uitvoering van het beleggingsbeleid is onder verantwoordelijkheid van het bestuur opgedragen aan de uitvoeringsorganisatie APG. APG draagt zorg voor het integrale beleggingsbeleid in overeenstemming met de door het bestuur vastgestelde beleggingsplannen. De uitvoeringsorganisatie adviseert het bestuur over het vast te stellen strategisch beleggingsbeleid (= lange termijn beleggingsbeleid) en vervolgens jaarlijks over het te voeren beleggingsbeleid op korte termijn in de vorm van een beleggingsplan, dat mede is gebaseerd op het door het bestuur vastgesteld strategisch beleggingsbeleid. Dit strategisch beleggingsbeleid is afgeleid van de in opdracht van het bestuur periodiek uitgevoerde ALM studies. In een ALM studie wordt de afstemming tussen de (toekomstige) verplichtingen en de samenstelling van de beleggingen onderzocht. In hoofdstuk 3.2 wordt hier nader op ingegaan. Het bestuur laat zich bij de beoordeling van de door de uitvoeringsorganisaties ingediende plannen adviseren door een onafhankelijke Beleggingsadviescommissie.
1
abtn PPF De verdeling van de taken en verantwoordelijkheden met betrekking tot het beleggingsbeleid kan schematisch als volgt worden weergegeven: Taak Vaststelling strategische beleid Advisering strategisch beleid Tactisch (= korte termijn) beleid Beheer beleggingen
Verantwoordelijkheid. Bestuur PPF Beleggingsadviescommissie APG APG
Het bestuur van PPF heeft eisen gesteld aan de uitvoeringsorganisatie. Deze zijn vastgelegd in uitbestedingsovereenkomsten. Hierin is ondermeer vastgelegd met welke periodiciteit en op welke wijze gerapporteerd dient te worden aan het bestuur. In hoofdstuk 4 is dit nader uitgewerkt. Het bestuur van PPF legt ieder jaar in de jaarrekening en het jaarverslag van PPF verantwoording af over het door haar gevoerde beheer van het pensioenvermogen en geeft inzicht in de financiële positie van de stichting. 2.5. Medewerkers van de uitvoeringsinstellingen APG draagt er zorg voor dat zij in alle aan haar gedelegeerde fasen van het beleggingsproces beschikt over de deskundigheid, die is vereist voor een professioneel beheer van de beleggingen en de beheersing van de aan de beleggingen verbonden risico’s. APG beschikt over een interne gedragsregeling (ook wel complianceregeling genoemd). Kern hiervan is dat de schijn van belangen verstrengeling tussen uitvoeringsorganisatie en haar opdrachtgevers enerzijds en de individuele medewerker anderzijds vermeden dient te worden. De uitvoeringsorganisatie beschikt over een compliance officer, die door de directie is aangewezen. Deze compliance officer is beschikbaar voor de medewerkers voor het beantwoorden van specifieke vragen op het gebied van gedragsregels. De medewerkers zijn voorts verplicht enkele specifieke zaken voor te leggen aan de compliance officer. Aan de hand van deze informatie ziet deze functionaris toe op een goede naleving van de gedragsregels. Zonodig adviseert hij de directie over toe te passen arbeidsrechtelijke sancties. 3. Beleggingsbeleid 3.1. Doelstelling Bij de vaststelling en de uitvoering van het beleggingsbeleid staan de belangen van de deelnemers centraal. Dit betekent dat zowel bij de vaststelling van het beleid als bij de uitvoering de financiële positie van PPF mede in de beschouwing wordt betrokken. Daarnaast maakt PPF keuzes bij het vaststellen van zijn beleggingsbeleid. In de kern zijn deze keuzes gebaseerd op onze beleggingsovertuigingen. Deze bieden PPF sturing bij de vaststelling en uitvoering van het beleggingsbeleid. De beleggingsovertuigingen van PPF luiden als volgt; • • • • • • •
•
Beleggingsrisico wordt beloond; de risico’s van beleggen kunnen worden beheerst binnen het integrale risicomanagement van het fonds. Diversificatie is een ‘free lunch’; gespreid beleggen biedt mogelijkheden om de rendementrisico verhouding van de portefeuille als geheel te verbeteren. Financiële markten zijn niet altijd efficiënt en daarvan kunnen beleggers profiteren. Waarderingen vallen in de loop van de tijd terug naar een gemiddelde. Wie vroeg inspeelt op nieuwe beleggingstrends, behaalt een voordeel. Onze lange termijn horizon biedt extra kansen voor rendement. Goed bestuur en maatschappelijk verantwoord beleggen zijn belangrijk. Bij het verantwoord beleggen worden aspecten op het gebied van milieu, maatschappij en corporate governance (goed ondernemingsbestuur) bij beleggingsprocessen betrokken omdat dit bijdraagt aan een beter risicoprofiel. Kostenbewuste uitvoering van beleggingen biedt extra toegevoegde waarde.
Teneinde de beoogde pensioenuitkeringen zowel op korte, als op lange termijn veilig te stellen wenst het bestuur de middelen op verantwoorde en solide wijze te beleggen. Daarbij wordt, binnen vastgestelde risicogrenzen, bij voortduring gestreefd naar het creëren van een situatie waarbij: -
Nominale pensioentoezeggingen worden waargemaakt; De nominale aanspraken geïndexeerd kunnen worden op basis van de loonontwikkeling bij Cordares; Een aanvaardbare premie (laag en stabiel) mogelijk is; Rekening gehouden wordt met een aanvaardbaar risico van onderdekking; Een zo hoog mogelijk rendement op het belegde vermogen kan worden behaald.
2
abtn PPF Het bepalen van een koers, waarbij bovenstaande – soms onderling concurrerende - doelen worden nagestreefd, impliceert een afweging van risico’s. Deze risicoweging vraagt nog meer explicitering. Het bestuur gaat hier in het najaar van 2011 uitvoering aan geven. 3.2 Vaststelling beleggingsbeleid Zoals beschreven in 2.4 vormt het beleggingsbeleid één van de sturingsinstrumenten van het bestuur van de stichting. Teneinde dit beleggingsbeleid op een verantwoorde wijze vast te stellen is het noodzakelijk een samenhangende benadering te hanteren waarbij ook de andere sturingselementen in de analyse en besluitvorming van het bestuur worden betrokken. Bij deze analyse wordt een lange termijn benadering gekozen, waarbij vervolgens bij de vaststelling ook rekening gehouden wordt met het voorgeschreven financieel toetsingskader dat meer aandacht vraagt voor korte termijn fluctuaties in de financiële positie van de stichting. In de praktijk wordt deze analyse verricht met behulp van in opdracht van de stichting uitgevoerde ALM studies, waarin de afstemming tussen de (toekomstige) verplichtingen en de samenstelling van de beleggingen wordt onderzocht tegen de achtergrond van verschillende economische scenario’s. Het bestuur stelt aan de hand van deze ALM studies en gehoord de beleggingsvoorstellen van de uitvoeringsorganisatie en het advies van de Beleggingsadviescommissie het strategisch beleggingsbeleid vast. De lange termijn normatieve portefeuille op basis van de ALM studie luidt: Beleggingscategorie
Lange termijn norm
Vastrentende waarden Aandelen Vastgoed Alternatieve beleggingen Totaal
44 31 10 15 100
Met het vaststellen van het strategisch beleggingsbeleid is een besluit genomen over ondermeer de gewenst vermogenssamenstelling naar beleggingscategorieën zulks met inbegrip van een relevant geachte benchmark (vergelijkingsmaatstaf) voor elke beleggingscategorie. Op basis van het door het bestuur vastgestelde strategisch beleggingsbeleid adviseert de uitvoeringsorganisatie vervolgens jaarlijks over het te voeren beleggingsbeleid op korte termijn in de vorm van een beleggingsplan. Het bestuur stelt, gehoord de adviezen van de Beleggingsadviescommissie, het jaarlijks beleggingsplan vast. Naast de normportefeuille stelt het bestuur per beleggingscategorie de bandbreedte vast waarbinnen de uitvoeringsorganisaties, waaraan het bestuur de uitvoering van het beleggingsbeleid heeft opgedragen, gemandateerd zijn tot uitvoering van het tactisch beleggingsbeleid. Daarmee is de normportefeuille en de tactische beleidsruimte voor de uitvoeringsorganisatie voor in principe één kalenderjaar vastgelegd. 3.3
Beleggingsrisico’s
Aan het beleggen van de middelen van de stichting op de internationale geld- en kapitaalmarkten en in vastgoed zijn inherent risico’s verbonden. Dit betreft algemene risico’s zoals deze tot uitdrukking komen in waardefluctuaties van de beleggingen, de risico’s samenhangend met veranderingen in de waarde van de valuta en de rente en onzekerheden ten aanzien van opbrengsten. Voorts is sprake van kredietrisico’s. Tenslotte zijn aan de uitvoering van de beleggingen ook operationele risico’s verbonden. Risicobeheer heeft bij vaststelling en uitvoering van het beleggingsbeleid daarom een steeds belangrijkere functie gekregen. In deze aanpak wordt het beleggingsrisico beheerst door een complex van maatregelen. Deze aanpak bestaat ondermeer uit afstemming van de beleggingen op de verplichtingen, vergaande spreiding van de beleggingen naar de verschillende beleggingscategorieën (aandelen, vastrentende waarden, vastgoed en alternatieve beleggingen) alsmede een voldoende geografische spreiding waarbij een optimale opbrengst/risicoverhouding wordt nagestreefd en het totale risico wordt verminderd. Het bestuur van de stichting heeft voorts besloten tot afdekking van alle valutarisico’s die de stichting loopt uit hoofde van zijn beleggingen in Amerikaanse dollar, Japanse yen en Britse pond.
3
abtn PPF Ingevolge het financieel toetsingskader worden ook de verplichtingen van de stichting gewaardeerd op basis van marktrente. Als gevolg daarvan is de stichting gevoeliger voor veranderingen in de marktrente met name voor zover er een verschil is in duration (maatstaf voor de rentegevoeligheid van een obligatieportefeuille of een serie van toekomstige kasstromen zoals bijvoorbeeld de verplichtingen van een pensioenfonds) van de beleggingen ten opzichte van die van de verplichtingen van de stichting. Daarom is door het bestuur een beleid geformuleerd dat er op is gericht de rentegevoeligheid van de beleggingen meer af te stemmen op die van de verplichtingen van de stichting. Specifieke sturing op marktrisico’s vindt plaats met behulp van onder andere standaarddeviatie, tracking error en “value at risk” (VAR). Standaarddeviatie is een maatstaf voor spreiding van beleggingsopbrengsten (gebaseerd op historische waarnemingen). De tracking error geeft de afwijking weer ten opzichte van een afgesproken vergelijkingsmaatstaf. Value at risk geeft het verwachte maximale verlies van een financieel product weer over een specifieke tijdshorizon, gegeven een bepaald betrouwbaarheidsniveau. Teneinde specifieke sturing op marktrisico’s te kunnen realiseren zijn door APG op basis van besluitvorming van het bestuur van de stichting in de mandaten van de (externe) vermogensbeheerders voor kapitaalmarktbeleggingen grenzen gesteld aan het risico dat binnen portefeuilles van vastrentende waarden en aandelen mag worden gelopen. Operationele risico’s worden beheerst door scherp toegepaste functiescheiding van en binnen de door het bestuur aangewezen uitvoeringsorganisatie. Deze uitvoeringsorganisatie ziet er op toe dat ook de door hen ingeschakelde externe vermogensbeheerders voldoen aan te stellen eisen op het gebied van administratieve organisatie. Controle op de procesvoering en de risicomaatregelen wordt bij de uitvoeringsorganisaties uitgevoerd door de door de stichting aangewezen externe accountant, die hierover rechtstreeks aan het bestuur rapporteert. 4. Rapportage en verantwoording De uitvoering van het beleggingsbeleid is door het bestuur van PPF opgedragen aan APG. APG rapporteert, op basis van de met het bestuur van de stichting afgesloten uitbestedingsovereenkomsten per kwartaal over de voortgang van de beleggingen, de beleggingsresultaten en de waarde van de beleggingen. Hiervoor heeft APG een adequate vermogensbeheeradministratie ingericht. De beleggingen en de verplichtingen van PPF worden op actuele (markt) waarde gewaardeerd. Op basis hiervan wordt per kwartaal de dekkingsgraad bepaald. De rapportage omvat de navolgende onderwerpen: -
Waarde van de totale beleggingsportefeuille en de verschillende subportefeuilles; Beleggingsresultaat van de totale portefeuille en de verschillende subportefeuilles in vergelijking met het (fictieve) resultaat van de normportefeuille; Afwijkingen van de samenstelling van de feitelijke portefeuille en de normportefeuille; De netto positie van de beleggingen in niet - Euro valuta; De ontwikkeling van de dekkingsgraad; Mate waarin sprake is van een verschil in rentegevoeligheid (zogenaamde rente mismatch) tussen de beleggingen en de verplichtingen.
In een separate rapportage wordt gerapporteerd over de kwaliteit van de uitvoering in termen van tijdigheid, juistheid en volledigheid alsmede over de kosten van de uitvoering.
4
abtn PPF 5. Maatschappelijke verantwoordelijkheid Maatschappelijk verantwoord beleggen Beleid inzake verantwoord beleggen Het fonds heeft een beleid ten aanzien van verantwoord beleggen. Dat beleid heeft drie doelstellingen: • • •
het verbeteren van het financiële rendement, met inachtneming van de risico's; blijk te geven van maatschappelijke verantwoordelijkheid; bijdragen aan de waarborging van de integriteit van de financiële markten.
Om de doelstellingen te realiseren, steekt PPF veel energie in het analyseren van de relaties tussen duurzaamheidsaspecten enerzijds en rendement en de lange termijn risico’s anderzijds. Corporate governance Corporate governance is een integraal onderdeel van het beleid betreffende maatschappelijk verantwoord beleggen. Het begrip corporate governance wordt veelal gebruikt om aan te duiden hoe een onderneming goed, efficiënt en verantwoord geleid moet worden. Het beleid van PPF schrijft dan ook voor dat directies van ondernemingen waarin het fonds belegt, aangesproken kunnen worden op de manier waarop zij hun ondernemingen besturen. Als zij tekort schieten in de ogen van het fonds, zal PPF haar invloed uitoefenen om verbeteringen aan te brengen. Dit kan door middel van een directe dialoog, maar ook door te stemmen tijdens aandeelhoudersvergaderingen. Stembeleid PPF beschouwt de uitoefening van zijn stemrechten op de aandeelhoudersvergaderingen van ondernemingen waarin het belegt als essentieel onderdeel van zijn taak als verantwoord belegger. Op deze manier oefent PPF invloed uit op het ondernemingsbeleid van een onderneming. Ook participeert PPF in samenwerkingsverbanden met een aantal institutionele beleggers om op deze manier zijn positie te versterken in de dialogen met ondernemingen. Uitsluitingen PPF verwacht van ondernemingen dat zij handelen met respect voor de uitgangspunten van de VN Global Compact. PPF belegt niet in producten die verboden zijn volgens de Nederlandse wet of internationale regelgeving. Het fonds investeert niet in bedrijven die direct betrokken zijn bij de productie van landmijnen, clustermunitie, afvuursystemen hiervoor en in chemische of biologische wapens. Ook sluit PPF beleggingen uit in ondernemingen die betrokken zijn bij producten of diensten die in Nederland in brede kring als verwerpelijk worden beschouwd. Tot slot Met deze verklaring wil het bestuur van PPF informatie over haar beleid verstrekken aan de deelnemers, actieven en niet-actieven en gepensioneerden.
Amsterdam, 5 april 2012
A.W.I.M. van der Wurff Werkgeversvoorzitter
A.G. Oerlemans Werknemersvoorzitter
5
abtn PPF
RISICOBELEID STICHTING PERSONEELSPENSIOENFONDS CORDARES (PPF)
VERSIE 2.4
Risicobeleid PPF
Pag. 6
abtn PPF VERSIEBEHEER VERSIE
AANPASSINGEN
1.0
VASTSTELLINGS -DATUM
5 MAART 2009
1.0A
17 JUNI 2010
AANVULLENDE
AFGESTEMD MET
BEHEERSMAATREGELEN OPGENOMEN NAAR AANLEIDING VAN BESTUURSVERGADERING JUNI
2010.
17
2.0
9 DECEMBER 2010
HOOFDSTUKKEN GOVERNANCESTRUCTUUR EN RISICOMANAGEMENTCYCLUS OPGENOMEN.
2.1
17 FEBRUARI 2011
ENKELE OPMERKINGEN VOORTVLOEIEND UIT DE BESTUURSVERGADERING
2.2
3 MAART 2011
VAN 9 DECEMBER 2010 (TER VASTSTELLING VAN VERSIE 2.0). ENKELE OPMERKINGEN VOORTVLOEIEND UIT DE BESTUURSVERGADERING
2.3
9 JUNI 2011
VAN 17 FEBRUARI 2011 (TER VASTSTELLING VAN VERSIE 2.1). STUKKEN UIT DE ABTN MBT RISICOMANAGEMENT
OPGENOMEN IN HET BELEID.
2.4
19 AUGUSTUS 2011
AANPASSING NAV GECONSTATEERDE TEKORTKOMING UIT RAPPORTAGE
Risicobeleid PPF
FIRM-
- PPF BESTUUR - ACCOUNTMANAGEMENT CORDARES PENSIOENBEHEER - PPF BESTUUR - ACCOUNTMANAGEMENT CORDARES PENSIOENBEHEER - Accountmanagement APG Investment Services - RISKMANAGEMENT CORDARES PENSIOENBEHEER - PPF BESTUUR - ACCOUNTMANAGEMENT CORDARES PENSIOENBEHEER - Accountmanagement APG Investment Services - Riskmanagement Cordares Pensioenbeheer - Accountmanagement Cordares Pensioenbeheer - Riskmanagement Cordares Pensioenbeheer - Accountmanagement Cordares Pensioenbeheer - Riskmanagement Cordares Pensioenbeheer - Accountmanagement Cordares Pensioenbeheer - Commissie Risicobeheer en ALM - Accountmanagement Cordares Pensioenbeheer - Commissie Risicobeheer en ALM
GEÏNFORMEERD
- Riskmanagement APG Investment Services
- Accountmanagement APG Investment Services - Riskmanagement APG Investment Services - Accountmanagement APG Investment Services - Riskmanagement APG Investment Services - Accountmanagement APG Investment Services - Riskmanagement APG Investment Services - Accountmanagement APG Investment Services - Riskmanagement APG Investment Services
Pag. 7
abtn PPF INHOUD 1. INLEIDING RISICOBELEID PPF ....................................................................... 9 1.1. ONDERDELEN RISICOBELEID................................................................................. 9 1.2. IN CONTROL STATEMENT .................................................................................... 9 2. GOVERNANCESTRUCTUUR ............................................................................ 10 3. RISICOMANAGEMENTCYCLUS ....................................................................... 12 3.1. RISICO-IDENTIFICATIE EN WEGING........................................................................12 3.2. BEHEERSMAATREGELEN VASTSTELLEN .....................................................................12 3.3. IMPLEMENTEREN .............................................................................................13 3.4. MONITOREN ..................................................................................................13 4. RISICOBEHEERSKADER ................................................................................ 14 4.1. MATCHING- EN RENTERISICO ..............................................................................14 4.2. MARKTRISICO ................................................................................................16 4.3. KREDIETRISICO ..............................................................................................17 4.4. VERZEKERINGSTECHNISCH RISICO ........................................................................18 4.5. OMGEVINGSRISICO ..........................................................................................18 4.6. OPERATIONEEL RISICO ......................................................................................19 4.7. UITBESTEDINGSRISICO .....................................................................................20 4.8. IT-RISICO ....................................................................................................20 4.9. INTEGRITEITSRISICO ........................................................................................21 4.10. JURIDISCH RISICO .........................................................................................22 4.11. SOLVABILITEITSBEHEER ...................................................................................22 BIJLAGE I
TOELICHTING OP RISICO’S (CONFORM FIRM).............................. 24
BIJLAGE II VERANTWOORDELIJKHEDENMATRIX (RACI) PER RISICOCATEGORIE ........................................................................................... 30
Risicobeleid PPF
Pag. 8
abtn PPF
1. Inleiding risicobeleid PPF Het Personeelspensioenfonds Cordares (PPF) is een ondernemingspensioenfonds. Het risicobeleid is gedefinieerd vanuit het bestuur en is zodoende ook van toepassing op instanties waaraan het bestuur activiteiten heeft uitbesteed.
1.1. Onderdelen risicobeleid
Het lopen van risico’s hoort bij de uitvoering van een pensioenregeling. Beheersing van deze risico’s is hierin van wezenlijk belang. PPF hanteert een systematische aanpak om risico’s te beheersen. Het doel is daarmee te komen tot integraal risicomanagement. In dit document is het beleid voor integraal risicomanagement van PPF vastgelegd. Dit beleid bestaat uit de structuur, werkwijze en het risicobeheerskader: - De governance structuur: bevat een overzicht van alle betrokken partijen bij het risicomanagement van het fonds en welke rol(len) zij vervullen. - De risicomanagementcyclus: beschrijft het model en de aanpak die PPF hanteert om invulling te geven aan risicomanagement. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een Plan, Do, Check, Act cyclus gericht op risicomanagement. - Het risicobeheerskader: bevat alle relevante onderkende risicocategorieën inclusief het te voeren beleid en bijbehorende beheersmaatregelen. Tevens is hierin benoemd middels welke rapportages het bestuur over (de beheersing van) haar risico’s wordt geïnformeerd. Dit deel komt voort uit het vorige beleidsdocument (versie 1.0) en is op enkele punten aangepast en uitgebreid. In dit beleidsdocument is tevens het aanvullende beleid en beheersmaatregelen opgenomen die het bestuur heeft vastgesteld in de bestuursvergadering van 17 juni 2010. Het geactualiseerde beleid is voorgelegd in de bestuurvergadering van 9 december 2010 ter uitvoering van de afspraak die is gemaakt in paragraaf 4.5, tweede onderdeel, van het Jaarcontract Pensioenadministratie 2010.
1.2. In Control Statement
Een samenvatting van het risicobeleid wordt in de jaarrekening van het fonds opgenomen. Daarnaast zal het fondsbestuur in het jaarverslag een uitspraak doen over de mate waarin het risicobeleid in het verslagjaar volgens haar eigen constatering voldoende heeft gewerkt. Daarmee geeft het fondsbestuur zelfstandig een In Control Statement af.
Risicobeleid PPF
Pag. 9
abtn PPF
2. Governancestructuur De governancestructuur van het risicomanagement wordt bepaald een interne en externe partijen van het fonds PPF. Elke partij heeft een eigen rol en verantwoordelijkheid met betrekking tot risicomanagement: • •
•
• • •
•
3 4
Het bestuur is eindverantwoordelijk en beleidsmakend voor het gehele risicomanagement. Een externe visitatiecommissie vervult op verzoek van het bestuur de taak van intern toezicht. Zij is daarin verantwoordelijk voor: 3 o het beoordelen van beleids- en bestuursprocedures en -processen en de checks en balances binnen het fonds; o het beoordelen van de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd en; o het beoordelen van de wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een algemeen oordeel te geven over: 4 o het handelen van het bestuur aan de hand van het jaarverslag, de jaarrekening en andere informatie, waaronder de bevindingen van de visitatiecommissie van het fonds; o het door het bestuur gevoerde beleid in het afgelopen kalenderjaar ten aanzien van bestuurszaken; o het beleid voor de toekomst en; de wijze waarop het bestuur van het fonds invulling geeft aan goed pensioenfondsbestuur als bedoeld in artikel 33 van de Pensioenwet. Daarnaast adviseert het verantwoordingsorgaan het bestuur desgevraagd of uit eigen beweging over: o Vaststelling en wijziging van de vergoedingsregeling voor bestuursleden; o Wijziging van het beleid ten aanzien van het verantwoordingsorgaan; o Vorm, inrichting en samenstelling van het interne toezicht als bedoeld in artikel 33, lid 1, sub b van de Pensioenwet; o Wijziging van het reglement van de klachten- en geschillenregeling als bedoeld in artikel 20 van de statuten van PPF; o Vaststelling en wijziging van het communicatie- en voorlichtingsbeleid van PPF. De compliance officer heeft de verantwoordelijkheid voor het monitoren van en rapporteren over de integriteit. De beleggingsadviescommissie (BAC) is verantwoordelijk voor het monitoren van het beleggingsbeleid. De vermogensbeheerder is verantwoordelijk voor het uitvoeren van het beleggingsbeleid. Tevens is hij verantwoordelijk voor het beheersen van en rapporteren over integriteit, operationeel en IT-risico bij de vermogensbeheerder. o De compliance officer van de vermogensbeheerder is verantwoordelijk voor het monitoren van en rapporteren over de integriteit. o De operationeel risicomanager van de vermogensbeheerder is verantwoordelijk voor het monitoren van en rapporteren over het operationeel en IT-risico. o De financieel risicomanager van de vermogensbeheerder is verantwoordelijk voor het monitoren van en rapporteren over de uitvoering van het beleggingsbeleid. De bestuursondersteuner is verantwoordelijk voor het monitoren van de financiële opzet, het actuarieel beleid en het juridisch beleid.
Deze taakomschrijving is conform de instructie van de visitatiecommissie. De taakomschrijving is conform het reglement van het verantwoordingsorgaan.
Risicobeleid PPF
Pag. 10
abtn PPF De accountmanager is verantwoordelijk voor het toezien op de uitvoering van het bestuursbeleid en bestuursbesluiten. o De juridisch adviseur voorziet het bestuur van advies over haar juridisch beleid. o De adviserend actuaris adviseert het bestuur over de financiële opzet en het actuarieel beleid en vervult daarin een monitorende rol. De pensioenadministrateur is verantwoordelijk voor het uitvoeren van de pensioenadministratie. Tevens is hij verantwoordelijk voor het beheersen van en rapporteren over integriteit, operationeel en IT-risico bij de pensioenadministrateur. o De compliance officer van de pensioenadministrateur is verantwoordelijk voor het monitoren van en rapporteren over de integriteit. o De operationeel risicomanager van de pensioenadministrateur is verantwoordelijk voor het monitoren van en rapporteren over het operationeel en IT-risico. Daarnaast adviseert de operationeel risicomanager het bestuur over het inrichten van integraal risicomanagement en verzorgt hij de rapportages aan het bestuur over het integraal risicomanagement. De externe accountant vervult een toetsende rol en verstrekt een oordeel ten aanzien van de financiële opzet, het actuarieel en juridisch beleid in het kader van de financiële verslaglegging van het fonds. Hij maakt daarbij gebruikt van de rapportages van de certificerend actuaris die een toetsende en certificerende rol heeft ten aanzien van de financiële opzet en het actuarieel beleid van het fonds. o
•
•
Onderstaand volgt een schematische weergave van deze governancestructuur. De rol die elke partij vervult per onderkende risicocategorie, is weergegeven in Bijlage II. Schematische weergave van de risicomanagement governancestructuur van PPF
Risicobeleid PPF
Pag. 11
abtn PPF
3. Risicomanagementcyclus Risicomanagement is een continue taak van het bestuur. Eenmalig beleid formuleren is daarin niet voldoende. PPF hanteert voor de invulling van haar risicomanagement een risicomanagementcyclus die bestaat uit vier stappen: - Risico-identificatie en weging - Beheersmaatregelen vaststellen - Implementeren - Monitoren
3.1. Risico-identificatie en weging
Risicomanagement start bij het identificeren van de risico’s die het fonds loopt. PPF hanteert als leidraad het risicomodel FIRM, waarin elf categorieën met onderliggende risico-items zijn gedefinieerd. Indien noodzakelijk kunnen andere risico’s die belangrijk worden geacht of in de praktijk naar voren komen, aan dit model worden toegevoegd. De geïdentificeerde risico’s worden vervolgens gewogen. Het fonds hanteert als uitgangspunt een kwalitatieve schatting aan de hand van een vierpuntsschaal. Waar mogelijk wordt gebruik gemaakt van een kwantitatieve schatting. 5 De kwalitatieve schatting maakt de verschillen in zwaarte van de risico’s inzichtelijk en geeft het risicoprofiel van het fonds zichtbaar. PPF hanteert als uitgangspunt eens in de drie jaar elke risicocategorie te herbeoordelen en opnieuw te wegen. Bestuursleden en betrokkenen wegen de risico’s aan de hand van vragenlijsten en/of interviews. Op basis van de resultaten stelt het bestuur de definitieve weging vast. Indien ontwikkelingen in de markt, omgeving of binnen het fonds daartoe aanleiding zijn, wordt de weging van risico’s op ad hoc basis bijgesteld.
3.2. Beheersmaatregelen vaststellen
De weging van de risico’s en de gewenste risicohouding (de norm) van het bestuur vormen de basis voor het formuleren van beheersmaatregelen. Afhankelijk van de risicoweging zullen meer of zwaardere beheersmaatregelen moeten worden getroffen om het risico tot het gewenste niveau (de norm) te mitigeren. Het bepalen of de beheersmaatregelen voldoende zijn (de mate van beheersing), zal het bestuur indien nodig doen aan de hand van scores. Zij hanteert daarbij een vierpuntsschaal. Het vaststellen van toereikende beheersmaatregelen gebeurt aansluitend op het herijken van risico’s (minimaal eens per drie jaar). Het scoren van de mate van beheersing gebeurt door bestuursleden en betrokken aan de hand van vragenlijsten en/of interviews. Op basis van de resultaten stelt het bestuur de definitieve score vast en bepaald daarmee of de gedefinieerde beheersmaatregelen toereikend zijn of moeten worden aangevuld. Veranderende omstandigheden of uitvoering van bepaalde werkzaamheden kunnen tevens aanleiding zijn beheersmaatregelen te herdefiniëren of aan te vullen.
5
Voor de financiële risico’s zijn hiervoor modellen beschikbaar. De niet-financiële risico’s zullen vooralsnog alleen op kwalitatieve wijze worden geschat.
Risicobeleid PPF
Pag. 12
abtn PPF Risicobeheerskader De gewogen risico’s en gedefinieerde beheersmaatregelen vormen samen het risicobeheerskader van het fonds. Het huidige risicobeheerskader is gebaseerd op de weging van risico’s in 2008 en de (geactualiseerde) beheersmaatregelen die 17 juni 2010 door het bestuur zijn vastgesteld. In hoofdstuk 4 is per risicocategorie weergegeven welke beheersmaatregelen door het bestuur zijn vastgesteld.
3.3. Implementeren
In een (herijkt) risicobeheerskader kunnen beheersmaatregelen zijn opgenomen die in de praktijk nog niet bestaan. Het implementeren van beheersmaatregelen is een onmisbaar onderdeel om te zorgen voor een beheerste besturing van het pensioenfonds en uitvoering van de pensioenregeling. Afhankelijk van de aard van beheersmaatregelen kan de implementatie ervan enige doorlooptijd vergen. PPF hanteert als uitgangspunt een kwartaal als maximale implementatietijd voor beheersmaatregelen. Het implementeren van geherdefinieerde of aanvullende beheersmaatregelen vindt plaats nadat de beheersmaatregelen zijn vastgesteld. Dit is derhalve niet gebonden aan een bepaalde frequentie. De accountmanager van het fonds ziet erop toe dat de vastgestelde beheersmaatregelen (vastgelegd in een bestuursbesluit) worden geïmplementeerd.
3.4. Monitoren
Het toetsen van het vastgestelde risicobeheerskader is het sluitstuk van de risicomanagementcyclus. Daarmee wordt het bestuur informatie verschaft over de actuele situatie van de beheersing van haar onderkende risico’s. PPF hanteert als uitgangspunt dat eenmaal per jaar een integrale toets plaatsvindt op het risicobeheerskader. De risicomanagers van de opdrachtnemers verzorgen de rapportage op basis van een toets op de verstrekte informatie van de verschillende betrokkenen (zie governancestructuur). Het bestuur neemt kennis van de inhoud van de rapportage en stelt deze vast. Voor elke tekortkoming die uit de integrale toetsing blijkt, wordt opvolging vastgesteld door het bestuur. Dit kan een bijstelling van de risicoscore of beheersmaatregelen zijn, of het vereisen van implementatie van reeds vastgestelde maatregelen. De accountmanager ziet toe op deze opvolging. Elk kwartaal verzorgen de risicomanagers van de opdrachtnemers een follow-up van de tekortkomingen en status van bijbehorende opvolging. Onderdelen van de rapportage In de integrale rapportage zijn de risicocategorieën en de bijbehorende beheersmaatregelen opgenomen. Daaraan toegevoegd zijn de bevindingen en conclusie van de risicomanagers naar aanleiding van de toetsing opgenomen. De toetsing vindt plaats in opzet en bestaan: Opzet: er wordt getoetst in hoeverre het risicobeheerskader is vertaald naar concrete afspraken, plannen en nader ingevuld beleid. Bijvoorbeeld door middel van vastgelegde afspraken met opdrachtnemers in een Service Level Agreement of een opgesteld beleggingsplan. Bestaan: er wordt getoetst in hoeverre het beleid ook daadwerkelijk in de praktijk is gebracht. Bijvoorbeeld door middel van het verstrekken van SLM-rapportages of een beleggingsrapportage van de opdrachtnemer(s).
Risicobeleid PPF
Pag. 13
abtn PPF
4. Risicobeheerskader PPF onderscheidt elf categorieën waarbinnen risico’s ten aanzien van het fonds kunnen ontstaan. Het fonds hanteert daarbij dezelfde categorieën, definities en items zoals in FIRM zijn benoemd. Per categorie wordt een definitie van het risico gegeven, het door het bestuur geformuleerde beleid, de beheersmaatregelen die het bestuur neemt om de betreffende risico’s te kunnen beheersen en de brondocumenten en rapportages die gebruikt worden. Hierbij zijn niet alle risicocategorieën volledig uitgewerkt, omdat het instrument van de toezichthouder ook gebruikt wordt voor banken en verzekeraars. Om de risico’s van PPF te kunnen duiden is van belang om vast te stellen dat het fonds geen actuariële risico’s heeft herverzekerd, al haar activiteiten heeft uitbesteed en geen personeel in dienst heeft.
4.1. Matching- en renterisico Definitie matching-/renterisico Het matchingrisico vloeit voort uit de verschillen in de gevoeligheden naar marktfactoren die bestaan tussen de verplichtingen (passiva) en de beleggingen (activa) van het fonds. Dit betreft onder andere verschillen in rente- en inflatiegevoeligheid en het valutarisico van de beleggingen. Daarnaast dient er te allen tijde voldoende mogelijkheden tot het vrijmaken van liquiditeiten te zijn om de uitgaande kasstromen te voldoen. Beleid Het fonds voert een beleid om het rente-, inflatie- en valutarisico optimaal af te dekken. Leidend voor die risico’s zijn maximale uitkomsten voor het premie- en het pensioenresultaat, gegeven een zo’ n laag mogelijke kans op onderdekking van de nominale verplichtingen. Beheersmaatregelen De matchingrisico’s van PPF worden periodiek geanalyseerd door middel van een ALMstudie (‘ALM’ staat voor ‘Asset-liability management’). Deze studie stemt de beleggingen en de pensioenverplichtingen op elkaar af, waarbij risico’s worden geïdentificeerd en een bewuste afweging tussen risico en rendement plaatsvindt. In deze studie wordt tevens rekening gehouden met het risicoprofiel van het fonds en de risicobereidheid en het risicodraagvlak van werkgevers, deelnemers en gepensioneerden. De studie resulteert in een strategische asset allocatie waarin de allocatie naar beleggingscategorieën wordt vastgelegd. Daarnaast wordt met een ALM studie ook integraal het beleid vastgesteld ten aanzien van het renterisico, inflatierisico en valutarisico. Het rentebeleid, inflatiebeleid en valutabeleid worden voornamelijk in overlays vormgegeven. Nadat de strategische asset allocatie is vastgesteld en deze is geïmplementeerd vindt er een continue monitoring van de risicostructuur van het fonds plaats. Hiervoor gebruikt het fonds een intern risicomodel. Dit model maakt de risicostructuur, en daarmee de gevoeligheden naar marktfactoren van de portefeuille ten opzichte van de verplichtingen inzichtelijk. Hiermee wordt getoetst of het risicoprofiel van de beleggingsportefeuille in lijn is met het vastgelegde beleid. Zodoende kunnen risico’s beter worden beheerst, en risicobudgetten kunnen efficiënter worden benut. Het interne risicomodel wordt niet gehanteerd voor rapportage naar de toezichthouder DNB in het kader van de solvabiliteitstoets. Door middel van een continuïteitsanalyse wordt periodiek getoets of het premiebeleid, in combinatie met toeslag- en beleggingsbeleid voldoet aan de eisen van de toezichthouder. De continuïteitsanalyse wordt gehanteerd om inzicht te verkrijgen in de financiële risico’s op langere termijn en om het premie- en toeslagbeleid te onderbouwen.
Risicobeleid PPF
Pag. 14
abtn PPF Ter beheersing van het matchingrisico van PPF worden de beleggingen afgestemd op de pensioenverplichtingen. Een belangrijke beheersmaatregel is het afstemmen van de rentegevoeligheid van de beleggingen met die van de verplichtingen Het fonds is in 2006 gestart met de opbouw van een swapportefeuille. Het streven is uiteindelijk te komen tot een money duration match tot een niveau van 75% van de netto verplichtingen (verplichtingen minus vastrentende waarden). Het beleid is om de renteafdekking uit te breiden afhankelijk van de ontwikkeling van de 30-jaars (par) swaprente naar de beoogde 75%. In onderstaande tabel is weergegeven bij welke renteniveaus de uitbreiding zal plaatsvinden, en naar welk niveau. Rente Renteafdekking 4,0% < Rente < 4,5% 55% 4,5% < Rente < 5,0% 65% 5,0% < Rente 75% Naast het renterisico wordt ook het valutarisico van de beleggingen in belangrijke mate afgedekt. Om de gevoeligheid van de beleggingsresultaten voor koersschommelingen van vreemde valuta te beperken, wordt het valutarisico op beleggingen in de Amerikaanse dollar, Britse pond en Japanse yen volledig afgedekt. Het fonds heeft de ambitie de rechten van haar deelnemers te compenseren voor looninflatie. Het inflatierisico, het risico dat deze ambitie niet wordt gehaald, wordt gemitigeerd door de gevoeligheid van de beleggingsportefeuille voor veranderingen in inflatie te verminderen. Dit wordt vormgegeven door beleggingen in de portefeuille op te nemen met een (in-)directe koppeling met de inflatie. Hierbij dient gedacht te worden aan inflation linked bonds, grondstoffen, infrastructuur, en (op langere termijn) in vastgoed. Daarnaast kan het risico gemitigeerd worden door het aangaan van inflatieswaps. De beschikbaarheid van voldoende liquiditeiten voor de uitkering van pensioenen van deelnemers wordt gewaarborgd door een belangrijk deel van de beleggingen in liquide beleggingscategorieën (vastrentende waarden en beursgenoteerde aandelen) en liquiditeiten aan te houden. Tevens zijn er inkomende kasstromen op vastrentende waarden (couponnen), huren en premie-inkomsten, welke aangewend kunnen worden voor pensioenuitkeringen. Om goed geïnformeerd te zijn en tot weloverwogen besluiten te komen ten aanzien van het beleggingsbeleid neemt het bestuur van het fonds deel in een Beleggingsadviescommissie (BAC). De leden van de BAC hebben een achtergrond in de financiële sector, of hebben op andere wijze expertise verkregen in de financiële besluitvorming van pensioenfondsen. De taak van de BAC is het bestuur proactief bij te staan bij het formuleren van het beleggingsbeleid, door middel van educatie en advisering. Brondocumenten & Rapportages • ALM-studie; • Continuïteitsanalyse; • Beleggingsplan; • Kwartaalrapportages Vermogenbeheer; • Notulen BAC; • ABTN; • Premie- en toeslagen nota.
Risicobeleid PPF
Pag. 15
abtn PPF
4.2. Marktrisico Definitie marktrisico Het risico als gevolg van het blootstaan aan wijzigingen in marktprijzen van verhandelbare financiële instrumenten binnen de beleggingsportefeuille. Beleid Om op lange termijn voldoende rendement te kunnen behalen neemt PPF risico in haar beleggingsportefeuille. Bij het vaststellen van de strategische asset allocatie in de ALM studie streeft het fonds ernaar een zo goed mogelijke afweging te maken tussen rendement en risico. Er wordt gezorgd voor voldoende diversificatie door een evenwichtige verdeling over beleggingscategorieën. Binnen aandelen wordt daarnaast gespreid over regio’s om de concentratie van risico te beperken. Beheersmaatregelen De waarde van de beleggingen fluctueert met macro-economische ontwikkelingen en de markt. Dit wordt marktrisico genoemd. Beleggingen in aandelen, vastrentende waarden, vastgoed en alternatieve beleggingen zijn onderhevig aan marktrisico. PPF beheerst het marktrisico door een evenwichtige verdeling van het vermogen over verschillende bronnen van marktrisico. Het fonds streeft hiertoe bij de vaststelling van de strategische asset allocatie naar een goede afweging tussen risico en rendement. Dit resulteert in een beleggingsportefeuille met een brede spreiding over diverse beleggingscategorieën. Naast een goede verdeling over beleggingscategorieën wordt ook gezorgd voor een evenwichtige verdeling binnen beleggingscategorieën. Binnen aandelen komt dit tot uitdrukking in de verdeling over sectoren en regio’s, binnen vastrentende waarden heeft dit voornamelijk betrekking op spreiding over instrumenttypen, regio’s en kredietwaardigheid. In de mandaten van (externe) managers worden eveneens begrenzingen vastgesteld met betrekking tot de instrumenten waarin zij mogen beleggen en de maximale posities die zij mogen innemen. Voor de mandaten van (externe) managers worden tevens begrenzingen vastgesteld voor de mate waarin mag worden afgeweken van de overeengekomen benchmark. Hiertoe wordt een minimale en maximale afwijking in risicoprofiel bepaald. De hiervoor gehanteerde maatstaf is de tracking error; de standaard deviatie van relatieve rendementen van de portefeuille ten opzichte van de benchmark. Hierop vindt maandelijkse toetsing plaats. Brondocumenten & Rapportages • Beleggingsplan; • Kwartaalrapportages Vermogenbeheer.
Risicobeleid PPF
Pag. 16
abtn PPF
4.3. Kredietrisico Definitie kredietrisico Het risico dat een tegenpartij contractuele of andere overeengekomen verplichtingen (waaronder verstrekte kredieten, leningen, vorderingen, ontvangen garanties) niet nakomt al dan niet als gevolg van het aan restricties onderhevig zijn van buitenlandse betalingen. Ook bij het aangaan van renteswaps en valutatermijncontracten, en bij securities lending, is sprake van tegenpartijrisico. Het risico hierbij is dat de tegenpartij in gebreke blijft bij de afrekening van het contract of bij de levering van stukken. Beleid Het beleid van PPF ten aanzien van kredietrisico bestaat uit het spreiden van beleggingen in schuldpapier en verstrekte kredieten over verschillende tegenpartijen. Binnen de portefeuille vastrentende waarden van het fonds wordt bijna uitsluitend belegd in vastrentende waarden in de ‘investment grade’ categorie. Dit is de categorie met een betere kredietwaardigheid, waarbij de betaling van rente en aflossing door de uitgever van de obligatie een hoge zekerheid heeft. In de categorie ‘non-investment grade’, leningen met een slechtere kredietwaardigheid met een lagere zekerheid dat de uitgever aan haar betalingsverplichting zal voldoen, wordt in beperkte mate belegd, conform de restricties van de beleggingspools waarin PPF participeert. Door het optreden op de financiële markten staat PPF bloot aan de risico’s die het gevolg zijn van het doen van transacties met andere partijen op de financiële markten. Dit komt vooral tot uitdrukking in de derivaten, die gebruikt worden ter vermindering van het renterisico. Deze swaps hebben een lange looptijd, die als gevolg van fluctuaties van de rente kunnen leiden tot aanzienlijke verplichtingen van financiële tegenpartijen, dan wel aanzienlijke verplichtingen aan financiële tegenpartijen. Teneinde dit tegenpartij risico te beheersen ontvangt c.q. verstrekt PPF onderpand ter waarde van de verplichtingen. Frequent vindt vaststelling van verplichtingen en uitwisseling van onderpand plaats. Beheersmaatregelen Ten behoeve van het beheersen van het tegenpartijrisico van PPF, voortkomend uit het aangaan van renteswaps en securities lending, wordt gebruik gemaakt van collateral management. Brondocumenten & Rapportages • Beleggingsplan; • Kwartaalrapportages Vermogenbeheer.
Risicobeleid PPF
Pag. 17
abtn PPF
4.4. Verzekeringstechnisch risico Definitie verzekeringstechnisch risico Het risico dat uitkeringen (nu dan wel in de toekomst) niet gefinancierd kunnen worden vanuit premie- en/of beleggingsinkomsten als gevolg van onjuiste en/of onvolledige (technische) aannames en grondslagen bij de ontwikkeling en premiestelling van het (pensioen) product. Beleid PPF stelt de Voorziening pensioenverplichtingen, pensioenpremie en benodigde reserves vast op basis van grondslagen die over het geheel genomen prudent zijn. Bij de vaststelling van de grondslagen worden voorzienbare trends meegenomen en de voorschriften vanuit de Pensioenwet. Beheersmaatregelen • Jaarlijks worden de gebruikte grondslagen met betrekking tot de voorziening en de premie getoetst aan de werkelijke ontwikkelingen; • Per kwartaal toetst het fonds of er voldoende reserves aanwezig zijn om de risico’s van waarde- en/of rentedaling op te vangen; • Iedere drie jaar wordt een continuïteitsanalyse opgesteld, ter beoordeling van de financiële positie op langere termijn. Brondocumenten & Rapportages • ABTN; • Solvabiliteitstoets; • Technisch analyse; • Continuïteitsanalyse.
4.5. Omgevingsrisico Definitie omgevingsrisico Het risico als gevolg van buiten PPF komende veranderingen op het gebied van concurrentieverhoudingen, belanghebbenden, reputatie en ondernemingsklimaat. Hieronder wordt ook de afhankelijkheid van de sponsor verstaan, waarbij mogelijk conflicterende belangen bestaan tussen pensioenfonds en de onderneming (werkgever of sponsor). Beleid PPF heeft een grote verantwoordelijkheid voor de bescherming van de belangen naar de deelnemers aan de pensioenregeling. Het vertrouwen van deze deelnemers op een inkomen tijdens ouderdom, aan hun partners bij overlijden, en bij arbeidsongeschiktheid is de basis voor de uitvoering van de regeling. Dit verplicht het fonds tot een transparant en continu toezicht om de belangen van deze deelnemers te borgen en ze te informeren. Tevens vraagt dit een hoog niveau van deskundigheid van het bestuur als geheel. PPF volgt nadrukkelijk de maatschappelijke ontwikkelingen in Nederland en omliggende landen en stelt indien nodig haar beleid hierop bij. Beheersmaatregelen • Het fonds heeft een Visitatiecommissie; • Het fonds heeft een verantwoordingsorgaan; • Deskundigheidsplan bestuur; • Het fonds heeft een beleidsplan communicatie (inclusief actieplan); • Het fonds laat zich periodiek informeren over relevante maatschappelijke ontwikkelingen.
Risicobeleid PPF
Pag. 18
abtn PPF Brondocumenten & Rapportages • Het reglement van de Visitatiecommissie; • Rapportages onderzoeken Visitatiecommissie; • Het reglement van het verantwoordingsorgaan; • Jaarlijkse rapportage verantwoordingsorgaan; • Jaarlijkse evaluatie deskundigheidsniveau bestuursleden; • Beleidsplan communicatie; • Periodieke rapportage over ontwikkelingen; • Management Letter externe accountant.
4.6. Operationeel risico Definitie operationeel risico Het risico samenhangend met ondoelmatige of onvoldoende doeltreffende procesinrichting, procesuitvoering danwel product ontwikkeling. Beleid PPF verricht haar werkzaamheden zodanig dat zij zich als een professionele partij gedraagt en borgt dat haar processen aantoonbaar “in control” zijn. Nieuwe en wijzigingen op bestaande regelingen uit hoofde van CAO afspraken of (maatschappelijke) ontwikkelingen, voldoen aan wet- en regelgeving en zijn getoetst op uitvoerbaarheid. Nieuwe producten (regelingen of beleggingsproducten) die door PPF worden gebruikt, worden door experts beoordeeld voorafgaand aan de introductie. Indien gewenst vindt tevens externe toetsing plaats. Beheersmaatregelen • Bij uitbestede processen wordt gevraagd naar In Control Statements aan haar opdrachtnemers; • SLA met opdrachtnemers waarin afspraken omtrent operationele risico’s zijn opgenomen; • Op basis van een risico analyse zijn de beheersmaatregelen gedefinieerd en ingericht; • Het introduceren van nieuwe producten (regelingen; beleggingsproducten) geschiedt na beoordeling door experts, waaronder voor zover relevant de BAC, juristen en de fiscus. Brondocumenten & Rapportages • Jaarlijkse “In Control Statement” (bv SAS70 / ISAE 3402; Third Party Mededeling; ICS Tabaksblat) bij uitbesteding van processen; • Management rapportages over beleggingsresultaten, vermogensontwikkelingen en resultaten; • De SLM-rapportages; • Ad hoc audits; • Rapportage over beoordeling nieuwe producten.
Risicobeleid PPF
Pag. 19
abtn PPF
4.7. Uitbestedingsrisico Definitie uitbestedingsrisico Het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de instelling in gevaar komt door de aan derden uitbestede activiteiten (IT, operationele processen, ondersteunende diensten) Beleid PPF besteedt op basis van een risicoanalyse haar werkzaamheden uit aan professionele partijen, die hun continuïteit, integriteit en kwaliteit kunnen aantonen. Zij eist van haar opdrachtnemers dat die een verantwoord beloningsbeleid ten aanzien van bestuursleden hanteert. Beheersmaatregelen • De opdrachtnemers van PPF rapporteren jaarlijks over de behaalde bedrijfsresultaten; • De opdrachtnemers rapporteren jaarlijks over de werking van hun integriteitsbeleid; • De opdrachtnemers rapporteren per kwartaal over de afgesproken kwaliteit van de werkzaamheden die in uitvoering zijn genomen (SLM); • De opdrachtnemers geven een in control statement af bij de aan hen uitbestede processen. • PPF eist van haar opdrachtnemers een integriteitbeleid, witwas en terrorisme regeling en verzoekt jaarlijks te rapporteren over de werking van dit beleid; • Opdrachtnemers waar de risico’s van niet-integer handelen van hun werknemers groot is, zullen een zwaarder regime van beleid moeten formuleren. • Beloningsbeleid opdrachtnemers strookt met DNB principes en good practices. Brondocumenten & Rapportages • De jaarrekening van de opdrachtnemers; • De SLM-rapportages; • De jaarlijkse compliancerapportage; • In Control Statements; • Gedragscode opdrachtnemers (incl. Insidersregeling voor relevante groepen); • Jaarlijkse compliancerapportage door opdrachtnemers; • Fraudebeleid en frauderesponseplan opdrachtnemers; • Beloningsbeleid opdrachtnemers.
4.8. IT-risico Definitie IT-risico Het risico dat bedrijfsprocessen en informatievoorziening onvoldoende integer, niet continue, niet beheerst of onvoldoende beveiligd worden ondersteund door IT. Beleid PPF wil beschikken over adequate IT-ondersteuning. Deze IT-ondersteuning borgt de continuïteit van de bedrijfsprocessen en de beveiliging van de (pensioen)gegevens en de voor deze bedrijfsprocessen beschikbaar gestelde programmatuur. Met de opdrachtnemers zijn afspraken gemaakt over de kwaliteit van IT-dienstverlening.
Risicobeleid PPF
Pag. 20
abtn PPF Beheersmaatregelen • De opdrachtnemers hanteren de Code voor Informatiebeveiliging als uitgangspunt voor hun beleid omtrent IT-ondersteuning. • Adequate logische toegangsbeveiliging; • Adequate changemanagementproces; • Calamiteitenplan; • SLA met opdrachtnemers waarin afspraken omtrent IT-ondersteuning zijn opgenomen. Brondocumenten & Rapportages • Certificaat Code voor informatiebeveiliging; • De SLM-rapportage van de opdrachtnemer (met IT-aspecten); • In Control Statement.
4.9. Integriteitsrisico Definitie Integriteitsrisico Het risico dat de integriteit van PPF en haar organen dan wel het financiële stelsel wordt beïnvloed als gevolg van niet integere, onethische gedragingen van de organisatie, medewerkers dan wel van de leiding in het kader van wet- en regelgeving en maatschappelijke en door de instelling opgestelde normen. Beleid PPF heeft als doelstelling het handhaven van de goede reputatie van PPF binnen het maatschappelijke verkeer door een adequate beheersing van maatschappelijke en door de instelling opgestelde compliancerisico’s. Daarnaast hanteert PPF als uitgangspunt dat zij maatschappelijk verantwoord belegt. In het beleggingsbeleid worden principes gehanteerd ten aanzien van mensenrechten, arbeid, milieu en anticorruptie. PPF hanteert een verantwoord beloningsbeleid ten aanzien van haar bestuursleden. Ook bij de beloning van de externe actuaris en externe accountant wordt hierop aangesloten. Beheersmaatregelen • Alle bestuurders van PPF ondertekenen een gedragscode; • Nieuwe bestuurders worden door PPF en de toezichthouder getoetst of zij betrouwbaar en integer zijn; • PPF benoemt een Compliance Officer die toeziet op de naleving van de gedragscode; • Beleggingsbeleid gebaseerd op Principles for Responsible Investments van de Verenigde Naties; • Beloningsbeleid PPF strookt met DNB principes en good practices. Brondocumenten & Rapportages • Gedragscode bestuur; • Verklaring DNB m.b.t. deskundigheid en integriteit nieuwe bestuurder; • Jaarlijkse compliancerapportage door Compliance Officer PPF; • Klachtenprocedure en rapportage; • Principles for Responsible Investment (PRI); • Beleggingsbeleid; • Beloningsbeleid PPF.
Risicobeleid PPF
Pag. 21
abtn PPF
4.10. Juridisch risico Definitie juridisch risico Het risico samenhangend met (veranderingen in en naleving van) wet- en regelgeving, het mogelijk bedreigd worden van haar rechtspositie, met inbegrip van de mogelijkheid dat contractuele bepalingen niet afdwingbaar of niet correct gedocumenteerd zijn. Beleid De opdrachtnemer aan wie de advisering over de wet- en regelgeving is uitbesteed, is een professionele partij met aantoonbare expertise en ervaring op dit terrein. Beheersmaatregelen • Het bestuur laat zich periodiek informeren over voorgenomen wijzigingen in weten regelgeving; • Het bestuur laat zich direct informeren en adviseren over de consequenties van gewijzigde wet- en regelgeving; • De opdrachtnemer toont aan te beschikken over medewerkers met een langjarige ervaring en expertise op het gebied van de wet- en regelgeving; • Contractuele afspraken tussen het fonds en derden worden vooraf voorzien van een juridische toets. Brondocumenten & Rapportages • Rapportage ontwikkelingen wet-en regelgeving in iedere bestuursvergadering; • Jaarlijkse evaluatie niveau van advisering door bestuur; • Juridische toets op (gewijzigde) contractuele afspraken.
4.11. Solvabiliteitsbeheer Een pensioenfonds maakt gebruik van haar toeslag-, premie- en beleggingsbeleid om de financiële positie/solvabiliteit van het fonds te beheersen. De geformuleerde beleidsvarianten dienen consistent te zijn met de doelstellingen van het fonds, en te zorgen voor een evenwichtige verdeling van de risico’s van het fonds over de verschillende belanghebbenden. Tevens zal het beleid getoetst moeten worden aan de wettelijke vereisten, zoals deze door de toezichthouder DNB aan pensioenfondsen worden gesteld. Beleid Het toeslag-, premie- en beleggingsbeleid van PPF zijn gebaseerd op een ALM-studie, welke periodiek wordt uitgevoerd. In een ALM-studie wordt voor verschillende beleidsvarianten in een stochastische omgeving onderzocht wat de verwachte ontwikkelingen en risico’s zijn qua dekkingsgraad, premie en toeslag. Ter ondersteuning worden er stress-scenario’s en gevoeligheidsanalyses uitgevoerd om de robuustheid van de beleidsvarianten te beoordelen. Op basis van de resultaten van de ALM-studie zal het bestuur een beleid formuleren dat de gewenste resultaten heeft binnen de vereisten van de toezichthouder. Beheersmaatregelen Belangrijkste karakteristieken van het toeslag-, premie- en beleggingsbeleid van PPF voor het beheersen van de solvabiliteit van het fonds zijn: Toeslagbeleid Indexatie en inhaalindexatie worden verleend op basis van een staffel, waarbij de mate van indexatie afhankelijk is gesteld van het niveau van de nominale dekkingsgraad. Premiebeleid De basispremie is gebaseerd op de kostendekkende premie voor nominale rechten plus enkele opslagen voor kosten en, voor zover nodig, een opslag voor instandhouding van
Risicobeleid PPF
Pag. 22
abtn PPF het vereiste eigen vermogen. Eventuele verhogingen of kortingen in de te heffen premie zijn afhankelijk gesteld van het niveau van de nominale dekkingsgraad. Beleggingsbeleid Het beleggingsbeleid wordt dusdanig vastgesteld dat het, samen met het premie- en indexatiebeleid, leidt tot een zo goed mogelijke verdeling van risico en rendement over de verschillende belanghebbenden. Hierbij is het spreiden van risico over verschillende risicobronnen (diversificatie) en het elimineren van niet-productieve risico’s van groot belang. Brondocumenten & Rapportages • Solvabiliteitstoets; • ALM; • Continuïteitsanalyse; • Premie- en toeslagnota; • Actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN).
Risicobeleid PPF
Pag. 23
abtn PPF
Bijlage I Toelichting op risico’s (conform FIRM) Items van matching-/renterisico Rente Het risico dat rentefluctuaties - als gevolg van ontoereikende afstemming tussen rentegevoelige activa en passiva (inclusief off-balanceposten) op het gebied van rentelooptijden en rentevoet - leiden tot ongewenste effecten op balans en resultaat. Dit omvat tevens het risico als gevolg van herbeleggingen, toegezegde rendementsgaranties en embedded options. Valuta Het risico als gevolg van onvoldoende afstemming tussen activa en passiva, dan wel inkomsten en uitgaven op het gebied van vreemde valuta. Liquiditeit Het risico dat liquiditeitstekorten optreden als gevolg van het onvoldoende op elkaar afgestemd zijn van de timing en de omvang van inkomende en uitgaande kasstromen. Inflatie Het risico dat de instelling onvoldoende in staat is om (toenemende) verplichtingen als gevolg van (verwachte aanpassing aan) inflatie te financieren zonder belanghebbenden te benadelen. Items van marktrisico Prijsvolatiliteit Het risico van veranderingen in de waarde van (verhandelbare instrumenten binnen) de portefeuille als gevolg van wijzigingen in marktprijzen. Marktliquiditeit Het risico dat aanwezige activa onvoldoende snel dan wel niet tegen acceptabele prijzen kunnen worden omgezet in liquide middelen. Concentratie en correlatie Het risico dat als gevolg van ontoereikende diversificatie binnen de portefeuille een bepaalde ontwikkeling of gebeurtenis een bovengemiddeld effect heeft op de waarde van de portefeuille. Items van kredietrisico Default probability Het risico dat partijen waaraan kredietfaciliteiten ter beschikking zijn gesteld (of waarbij in schuldpapier belegd is) hun verplichtingen niet of niet volledig nakomen. Concentratie en correlatie Het risico dat als gevolg van ontoereikende diversificatie binnen de portefeuille een bepaalde ontwikkeling of gebeurtenis een aanzienlijk tot hoog effect heeft op de waarde van de kredietportefeuille. Loss given default Het risico dat (maximum) verlies wordt geleden als gevolg van het niet of niet volledig nakomen van verplichtingen van partijen waaraan kredietfaciliteiten zijn verstrekt, rekening houdend met verkregen zekerheden. Exposure at default Het risico dat ontstaat doordat tegenpartijen bij dreigende defaults de hun ter beschikking gestelde faciliteiten kunnen benutten (voltrekken).
Risicobeleid PPF
Pag. 24
abtn PPF Items van verzekeringstechnisch risico Sterfte Het risico dat verliezen optreden als gevolg van verschillen tussen: • de werkelijke en de veronderstelde sterfte; • de werkelijke en de veronderstelde ontwikkeling in de sterfteverwachtingen. Arbeidsongeschiktheid Het risico dat verliezen optreden als gevolg van verschillen tussen: • de werkelijke en de veronderstelde arbeidsongeschiktheid (inclusief revalidatie); • de werkelijke en de veronderstelde ontwikkeling in de verwachtingen inzake arbeidsongeschiktheid (inclusief revalidatie). Schade Het risico dat verliezen optreden als gevolg van verschillen tussen: • de werkelijke en de veronderstelde schade; • de werkelijke en de veronderstelde ontwikkeling van schade; mogelijk voortkomend uit: • gevoeligheid voor veranderingen in omvang en frequentie van claims (waaronder claimgedrag); • time-to-payment van toekomstige claims; • de ontwikkeling van uitstaande claims; • onvoorziene ontwikkelingen in soorten schades en/of oorzaken van schades. Concentratie en correlatie Het risico dat als gevolg van ontoereikende diversificatie (van locatie en/of aard) van verzekerde risico’s, een bepaalde (externe) ontwikkeling of gebeurtenis, waaronder catastrofes en calamiteiten, leidt tot een bovengemiddelde schadelast waardoor onvoorziene verliezen optreden. Items van omgevingsrisico Concurrentie Het risico dat de concurrentie- en marktpositie van de instelling wordt beïnvloed als gevolg van activiteiten,acties en/of besluiten van (nieuwe) concurrenten. Afhankelijkheid Het risico dat de invloed van en ontwikkelingen bij: • aandeelhouders; • andere groepsentiteiten; • financiers; • vakbonden; • de sponsor; • polishouders (waaronder deelnemers, slapers en gepensioneerden); resulteren in: • conflicterende belangen met de instelling en/of; • beïnvloeding van de financiële positie van de instelling. Hierbij kan onder andere gedacht worden aan de invloed van ontwikkelingen in de financiële positie (leidend tot meesleepgevaar), alsmede strategische besluiten. Voor pensioenfondsen kan hierbij tevens gedacht worden aan: • wijziging van het draagvlak als gevolg van grote wijzigingen in het verzekerdenbestand (groei of krimp van de sponsor); • het ontbreken van evenwichtige belangenbehartiging als gevolg van dominantie van de sponsor of dominantie van de door de sponsor benoemde bestuurders; • de invloed van de sponsor op het beleggingsbeleid.
Risicobeleid PPF
Pag. 25
abtn PPF Reputatie Het risico dat de marktpositie van de instelling verslechtert als gevolg van negatieve perceptie van het imago van de instelling door cliënten, tegenpartijen, aandeelhouders en/of regelgevende instanties. Ondernemingsklimaat Het risico als gevolg van veranderingen in de omgeving op het gebied van: • economie; • beursklimaat; • loon- en/of koopkrachtontwikkeling; • maatschappij; • politiek; • technologie. Items van operationeel risico (Pre)acceptatie/transactie Het risico van onvoldoende doelmatige en/of onvoldoende doeltreffende processen op het gebied van het aangaan van nieuwe betrekkingen (klantacceptatie, prijsbepaling en onderhandeling) met (nieuwe) klanten of tegenpartijen. Verwerking Het risico dat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het verwerkingsproces wordt beïnvloed als gevolg van: • inadequaat administreren van transacties en data; • inadequaat bepalen en doorberekenen van premies en andere tarieven; • inadequate klantenservice. Uitkering/betaling/settlement Het risico dat de doelmatigheid en doeltreffendheid van de uitvoering van het betalingsproces, settlement en/of clearingproces wordt beïnvloed. Informatie Het risico samenhangend met de vraag hoe cruciaal juiste, tijdige en volledige informatievoorziening is voor het adequaat sturen en beheersen van de betreffende activiteit en ter ondersteuning van adequate managementbeslissingen. Productontwikkeling Het risico dat de instelling producten introduceert die: • niet voldoen aan de eisen en wensen van potentiële klanten; • niet voldoen aan wet- en regelgeving; • onvoldoende rendabel zijn; • ongewenste risico´s (voor de instelling dan wel voor haar klanten) met zich mee brengen; • bij de introductie onvoldoende ondersteund kunnen worden door de processen, IT en medewerkers van de instelling. Kosten Het risico dat actuele of toekomstige (ontwikkeling in) kosten onvoldoende gefinancierd uit dan wel doorvertaald kunnen worden in toekomstige premies, tarieven en/of andere activiteiten.
Risicobeleid PPF
Pag. 26
abtn PPF Items van uitbestedingsrisico Continuïteit bedrijfsvoering Het risico dat de continuïteit van (een deel van) de bedrijfsvoering van de instelling in gevaar komt als gevolg van ontoereikende financiële soliditeit van de tegenpartij, contractbreuk of het beëindigen van de activiteiten door de tegenpartij. Integriteit Het risico dat de reputatie dan wel de financiële positie van de instelling wordt geschaad als gevolg van het niet integer zijn van de bedrijfsvoering van de partij waaraan werkzaamheden zijn uitbesteed. Hieronder valt het risico van het ongewenst omgaan met vertrouwelijke gegevens door de tegenpartij. Kwaliteit dienstverlening Het risico dat de door de externe partij geleverde kwaliteit van de werkzaamheden niet in overeenstemming is met het door de instelling gewenste dan wel aan belanghebbenden toegezegde kwaliteitsniveau. Items van IT-risico Strategie en beleid Het risico als gevolg van het niet of onvoldoende toegesneden zijn van IT-strategie en ITbeleid op de bedrijfsprocessen en de bestaande informatie- en dataverwerking waardoor onvoldoende ondersteuning wordt geboden aan processen en informatievoorziening. Beveiliging Het risico als gevolg van: • het niet volledig of niet accuraat zijn van informatie/informatiesystemen/ processen; • het niet toegankelijk zijn van informatie voor geautoriseerde gebruikers; • het toegankelijk zijn van informatie voor niet geautoriseerde gebruikers. Beheersbaarheid Het risico als gevolg van: • ontoereikend beheer van de ICT-omgeving en/of -processen en/of; • het onvoldoende (tijdig) kunnen anticiperen op ontwikkelingen in de business, op technische innovaties of op overige externe factoren. Continuïteit Het risico dat de continuïteit van de (kritische) bedrijfsprocessen/de gehele instelling in gevaar komt als gevolg van het niet beschikbaar zijn van de IT-infrastructuur (waaronder applicaties en systemen). Items van Integriteitsrisico Benadeling derden Het risico dat reputatieschade en/of claims ontstaan als gevolg van het benadelen van derden door toedoen van de instelling. Voorwetenschap Het risico voor de instelling dat door (werknemers dan wel de leiding van) de instelling misbruik wordt gemaakt van voorkennis over ontwikkelingen dan wel rechtspersonen. Onder misbruik vallen ook effectentransacties waarbij gebruik wordt gemaakt van verkregen voorkennis. Witwassen Het risico dat schade ontstaat met betrekking tot de reputatie, financiële schade en/of schade door preventief dan wel repressief optreden door de bevoegde autoriteiten als gevolg van (ongewilde) betrokkenheid bij witwassen door klanten, tussenpersonen dan wel eigen personeel.
Risicobeleid PPF
Pag. 27
abtn PPF
Terrorismefinanciering Het risico dat de reputatie (van de instelling en de toezichthouder) wordt beïnvloed als gevolg van het verrichten van handelingen door de instelling met natuurlijke en/of rechtspersonen die betrokken zijn bij (het financieren van) terrorisme of criminaliteit. Onoorbaar handelen Het risico dat de reputatie (en mogelijk ook de financiële positie) van de instelling wordt beïnvloed als gevolg van het door de instelling bewust of onbewust faciliteren van of betrokkenheid hebben bij overtredingen. Items van juridisch risico Wet- en regelgeving Het risico dat de werkwijze van de instelling (waaronder processen, producten, fiscale constructies) wordt beïnvloed dan wel niet meer houdbaar is als gevolg van veranderingen in de wet- en regelgeving (Europees, (inter)nationaal, toezicht). Naleving Het risico als gevolg van het niet voldoen van het beleid en/of de bedrijfsvoering van de instelling aan wet- en regelgeving, alsmede de eigen voorgeschreven beleidskader, processen en procedures van de instelling. Aansprakelijkheid Het risico dat de instelling door een rechter aansprakelijk wordt gesteld voor de (materiële of immateriële) schade van derden, onder andere als gevolg van het niet nakomen (dan wel niet in rechte houdbaar zijn) van contractvoorwaarden. Afdwingbaarheid contracten Het risico dat verplichting van derden jegens de instelling, of van de instelling jegens derden, voortvloeiend uit contracten, niet of onvoldoende kunnen worden afgedwongen. Toelichting: Integriteitrisico´s, reputatierisico, frauderisico (onderdeel operationeel risico) en juridische risico´s hangen nauw met elkaar samen. Bij de beoordeling van de risico´s dient de toezichthouder te overwegen in welke mate een mogelijk juridisch risico tevens een integriteitsrisico vormt. Bovendien dient de toezichthouder te overwegen in welke mate juridische, integriteit- en frauderisico´s mogelijk afbreuk kunnen doen aan de reputatie van de instelling dan wel de integriteit van het financiële stelsel. Items van de beheersingscategorie solvabiliteitsbeheer: Beleid De mate waarin de instelling beleid heeft ontwikkeld ten aanzien van: • risk appetite; • gewenste solvabiliteitsniveau (berekening, omvang en samenstelling); • de relatie hiervan met wettelijke eisen alsmede met een gewenste externe rating of interne ratio’s; • de wijze waarop men wenst te reageren in geval van (dreigende) solvabiliteitstekorten (contingency planning). Voor pensioenfondsen wordt hier tevens onder verstaan het beleid ten aanzien van de financiële opzet (inclusief inzet van sturingsmiddelen indexatiebeleid en/of premiebeleid en/of beleggingsbeleid in geval van dreigende solvabiliteitstekorten).
Risicobeleid PPF
Pag. 28
abtn PPF Risicomodellering De mate waarin en de wijze waarop sprake is van: • adequate modellering van risico’s; • adequate scenario’s (waaronder stress testing) ten aanzien van deze risico’s; • adequate en realistische aannames en uitgangspunten gericht op de berekening van een risk based vermogensbehoefte c.q. vermogenseis (economic capital). Vermogensanalyse De wijze waarop en de mate waarin de instelling de toekomstige ontwikkeling van haar activa en passiva prospectief in kaart brengt op basis van haar meerjarenplannen en begrotingen (i.c. verwachtingen en doelstellingen ten aanzien van onder andere (des)investeringen, financieringen, omzetgroei, winstgevendheid) gericht op de inschatting van de verwachte ontwikkeling van de werkelijke solvabiliteitspositie. Alsmede de wijze waarop en de mate waarin de ontwikkeling van de werkelijke solvabiliteitspositie ten opzichte van de gewenste/vereiste solvabiliteitspositie (beide zowel met betrekking tot het heden als met betrekking tot de toekomstverwachting) adequaat wordt bewaakt, eventuele signalen in deze tijdig worden afgegeven en waar nodig tijdig actie wordt ondernomen. Toegang tot kapitaal De mate waarin mogelijkheden aanwezig zijn om, indien nodig, tijdig en tegen acceptabele voorwaarden een (dreigend) solvabiliteitstekort af te wenden dan wel te corrigeren door bijvoorbeeld: • voor de langere termijn vermogen te verwerven (kapitaal aan te trekken, bijvoorbeeld een achtergestelde lening van een sponsor van een pensioenfonds); • inkomstenbronnen aan te boren; • bezittingen te securitiseren.
Risicobeleid PPF
Pag. 29
abtn PPF
Bijlage II
Verantwoordelijkhedenmatrix (RACI) per risicocategorie
Risicocategorie Matching- en renterisico Marktrisico
Responsible Vermogensbeheerder
Accountable Bestuur
Vermogensbeheerder
Bestuur
Kredietrisico
Vermogensbeheerder
Bestuur
Verzekeringtechnisch risico Omgevingsrisico
Bestuursondersteuner
Bestuur
Consulted Beleggingsadviescommissie (BAC) Beleggingsadviescommissie (BAC) Beleggingsadviescommissie (BAC) Externe actuaris
Bestuur
Bestuur
Bestuursondersteuner
Operationeel risico
Vermogensbeheerder, Pensioenadministrateur Bestuur
Bestuur
Externe accountant
Bestuur
Vermogensbeheerder, Pensioenadministrateur Externe accountant
Uitbestedingsrisico IT-risico
Bestuur
Integriteitsrisico
Vermogensbeheerder, Pensioenadministrateur Bestuur
Juridisch risico
Bestuursondersteuner
Bestuur
Bestuursondersteuner, Compliance Officer Externe accountant
Solvabiliteitsbeheer
Bestuursondersteuner
Bestuur
Externe actuaris
In de -
Bestuur
huidige situatie bestaat de volgende invulling van rollen: Vermogensbeheerder (APG Investment Services) Pensioenadministrateur (Cordares Pensioenbeheer) Bestuursondersteuner (Cordares Pensioenbeheer)
Risicobeleid PPF
Pag. 30
Informed Verantwoordingsorgaan, Visitatiecommissie Verantwoordingsorgaan, Visitatiecommissie Verantwoordingsorgaan, Visitatiecommissie Verantwoordingsorgaan, Visitatiecommissie Verantwoordingsorgaan, Visitatiecommissie Verantwoordingsorgaan, Visitatiecommissie Verantwoordingsorgaan, Visitatiecommissie Verantwoordingsorgaan, Visitatiecommissie Verantwoordingsorgaan, Visitatiecommissie Verantwoordingsorgaan, Visitatiecommissie Verantwoordingsorgaan, Visitatiecommissie
abtn PPF
Financieel crisisplan PPF Cordares d.d. 5 april 2012 In dit document is het financieel crisisplan van Stichting Personeelspensioenfonds Cordares (hierna: PPF) beschreven op grond van de beleidsregel van De Nederlandsche Bank inzake opstellen crisisplan die vanaf 10 december 2011 van kracht is geworden. In het plan worden de (nood) maatregelen beschreven, die het bestuur op korte termijn kan treffen indien het fonds in een financiële crisis terecht komt.
1. Wanneer is er volgens het bestuur van PPF sprake van een financiële crisis? Er is sprake van een financiële crisis in de volgende situaties: a) Het ontstaan van een dekkingstekort, dat wil zeggen een dekkingsgraad lager dan de minimaal vereiste dekkingsgraad. De minimaal vereiste dekkingsgraad van PPF bedraagt ultimo 2010 104,3%. b) Het dalen van de dekkingsgraad onder de kritische grens. De kritische grens is het dekkingsgraadniveau waarbij het fonds naar verwachting niet meer tijdig uit dekkingstekort kan komen, zonder aanvullende maatregelen zoals korten. Zie ook paragraaf 2 hierover. c) Bij een zeer grote fluctuatie op de financiële markten, ongeacht het niveau van de dekkingsgraad vóór of na deze fluctuatie, is er eveneens sprake van een crisissituatie. In dat geval treedt de zogenoemde Crash Scenario-procedure in werking (zie hiervoor paragraaf 3). Deze procedure kan ook op kwalitatieve gronden in werking gesteld worden. De uitvoerder van het fonds maakt tweewekelijks een schatting van de dekkingsgraad. Deze dekkingsgraad wordt gerapporteerd aan het bestuur van het fonds. Aan de hand van deze rapportage kan vastgesteld worden of er sprake is van een crisissituatie als onder a) of b). De uitvoerder van het fonds monitort de ontwikkelingen op de financiële markten. Zodra sprake is van een mogelijke crisissituatie van het type c), beoordeelt het crash comité van de uitvoerder (zier hierover paragraaf 3) de situatie en neemt zonodig contact op met de voorzitters van het fonds.
2. Wat is de kritische dekkingsgraadgrens? Indien het fonds in dekkingstekort raakt, moet er een kortetermijnherstelplan worden opgesteld. In dit plan dient het fonds aan te tonen, dat het in staat is het dekkingstekort op te heffen binnen de wettelijke termijn van drie jaar na ontstaan hiervan. De kritische grens van de dekkingsgraad is het niveau waar onder het fonds dit dekkingstekort niet meer in de resterende tijd van het plan kan opheffen, zonder maatregelen te treffen die verder gaan dan het reguliere premie-, toeslag- en beleggingsbeleid. In het bijzonder moet gedacht worden aan het verlagen (korten) van opgebouwde pensioenen. Deze maatregelen worden in paragraaf 5 nader beschreven. Voorbeeld: Conform het huidige kortetermijnherstelplan heeft PPF tot eind 2013 de tijd om uit dekkingstekort te komen. Het fonds heeft (op basis van de rentecurve van 30 september 2011) vastgesteld dat de kritische dekkingsgraad ultimo 2011 96% bedraagt. De kritische dekkingsgraad is met name afhankelijk van de stand van de marktrente, van het verwachte rendement en van de resterende hersteltijd tot eind 2013: • Een lagere marktrente correspondeert met een hogere kritische dekkingsgraad en vice versa.
31
abtn PPF • •
Een hoger verwacht rendement correspondeert met een lagere kritische dekkingsgraad en vice versa Hoe korter de resterende hersteltijd tot eind 2013, hoe hoger de kritische dekkingsgraad.
In onderstaande tabellen wordt het verband tussen rente enerzijds en rendement anderzijds getoond, in relatie tot de kritische dekkingsgraden. Tabel 1 toont de kritieke grenzen bij een resterende duur van 3 jaar tot afloop van de kortetermijn herstelperiode (van normaliter eveneens 3 jaar). Tabel 2 toont deze kritieke grenzen bij een resterende duur van 2 jaar tot afloop van de kortetermijn herstelperiode. In de tabellen is uitgegaan van een vlakke rentecurve (één rente voor alle looptijden). Als voorbeeld: bij een rente van 2% en een rendement van 5%, moet het fonds 3 jaar voordat het kortetermijnherstelplan afloopt, tenminste op een dekkingsgraad van 98,3% zitten, om 3 jaar later op tenminste 104,3% te kunnen uitkomen. Tabel 1 Kritieke grenzen dekkingsgraad bij een resterende duur van een kortetermijn herstelplan van 3 jaar rendement rente 5,0% 6,0% 7,0% 2,0% 98,3% 95,6% 92,9% 2,5% 98,7% 96,0% 93,4% 3,0% 99,2% 96,4% 93,8% 3,5% 99,6% 96,9% 94,2% 4,0% 100,1% 97,3% 94,7% 4,5% 100,6% 97,8% 95,1% 5,0% 101,0% 98,2% 95,6% Tabel 2 Kritieke grenzen dekkingsgraad bij een resterende duur van een kortetermijn herstelplan van 2 jaar rendement rente 5,0% 6,0% 7,0% 2,0% 100,2% 98,3% 96,5% 2,5% 100,5% 98,6% 96,8% 3,0% 100,8% 99,0% 97,1% 3,5% 101,1% 99,3% 97,4% 4,0% 101,5% 99,6% 97,8% 4,5% 101,8% 99,9% 98,1% 5,0% 102,1% 100,2% 98,4%
3. Op welke manier tracht het bestuur van PPF een financiële crisis te voorkomen? Risicobeleid PPF Het lopen van risico’s hoort bij de uitvoering van een pensioenregeling. Beheersing van deze risico’s is hierin van wezenlijk belang. PPF hanteert een systematische aanpak om risico’s te beheersen. Het doel is daarmee te komen tot integraal risicomanagement. Het risicobeleid bestaat uit 3 elementen: de governancestructuur, de risicomanagementcyclus en het risicobeheerskader: - De governance structuur beschrijft welk partijen betrokken zijn bij het risicomanagement van het fonds en welke rol(len) zij vervullen.
32
abtn PPF -
De risicomanagementcyclus beschrijft het model en de aanpak die PPF hanteert om invulling te geven aan risicomanagement. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een Plan, Do, Check, Act cyclus gericht op risicomanagement. Het risicobeheerskader bevat alle relevante onderkende risicocategorieën (gebaseerd op FIRM) inclusief het te voeren beleid en bijbehorende beheersmaatregelen. Tevens is hierin benoemd middels welke rapportages het bestuur over (de beheersing van) haar risico’s wordt geïnformeerd.
Het Risicobeleid van PPF is uitvoerig beschreven in een beleidsdocument dat als bijlage bij de abtn is gevoegd. In dit beleidsdocument worden verschillende middelen genoemd om risico’s in kaart te brengen, Drie daarvan, de ALM-studie, het jaarlijkse beleggingsplan en de Continuïteitsanalyse, worden hieronder uitgelicht: ALM-studie PPF voert periodiek (in beginsel elke drie jaar) een ALM-studie uit. De laatste ALM-studie is in 2010 uitgevoerd. Door middel van een ALM-studie wordt inzicht verkregen in de relaties tussen beleggingen onderling en in relatie tot de verplichtingen van het fonds, de pensioenambities, het premieniveau en tussen rendement en risico. De ALM-studie biedt inzicht in de risicofactoren op kortere en langere termijn die zich voordoen bij verschillende economische scenario’s. Aan de hand van de ALM-studie zoekt het bestuur naar een evenwichtig premie-, beleggings- en toeslagbeleid. Op basis van de ALManalyse komt daarom onder meer een strategische beleggingsmix tot stand, waarmee de risicohouding (de risicobereidheid en de afweging tussen rendement en risico) impliciet is vertaald naar strategisch beleggingsbeleid. In 2012 vindt er een risicohoudingsessie plaats waarmee de risicohouding van het bestuur explicieter vastgelegd zal worden. Jaarlijks beleggingsplan Ieder jaar toetst PPF de risicohouding opnieuw via de jaarlijkse beleggingsplannen. Immers, risico’s veranderen voortdurend. Het gaat daarbij niet alleen om eerder geïdentificeerde risico’s, maar ook om nieuwe, onbekende risico’s. De jaarlijkse beleggingsplannen passen binnen het raamwerk van het strategische beleggingsbeleid. Continuïteitsanalyse PPF voert minimaal eens per drie jaar een continuïteitsanalyse uit. Deze continuïteitsanalyse is bedoeld om het bestuur inzicht te geven in de ontwikkeling van de financiële situatie op langere termijn (15 jaar). Aan de hand van de continuïteitsanalyse wordt beoordeeld of de financiële risico’s zich op langere termijn binnen aanvaardbare grenzen bevinden. Daarnaast geeft de continuïteitsanalyse inzicht in de verwachte realisatie van de toeslagverlening ten opzichte van het ambitieniveau van de toeslagverlening. In het eerste kwartaal van 2012 staat een nieuwe continuïteitsanalyse gepland. Monitoren van risico’s Via rapportages en notities van ondersteunende functies en opdrachtnemers, wordt het bestuur geïnformeerd over de werking van beheersmaatregelen uit het risicobeheerskader. Zodoende krijgt het bestuur inzicht in de mate waarin zij ‘in control’ is. Het bestuur maakt daartoe o.a. gebruik van een risicodashboard dat in 2012 wordt ingevoerd. In dit dashboard staan actuele beleggingsrisico’s, de dekkingsraad ‘at risk’ alsmede het renterisico centraal. Tevens ontvangt het bestuur in 2012 op kwartaalbasis een dekkingsgraadmonitorrapportage met daarin de actuele weergave van de financiële positie en korte termijn risico’s van het fonds.
33
abtn PPF Een bijzondere risicomonitor is de zogenoemde Crash Scenario-procedure. Deze wordt hieronder nader toegelicht. Crash scenario procedure De “Crash Scenario”-procedure is een dagelijkse procedure om tijdig in te spelen op grote en voor pensioenfondsen nadelige schokken op de financiële markten. Deze schokken kunnen gevolgen hebben voor de beleggingsportefeuille (bijvoorbeeld een sterke daling van aandelenmarkten), de pensioenverplichtingen (bijvoorbeeld een sterke daling van de lange rente) en/of het afdekkingbeleid (bijvoorbeeld een grote schommeling in valuta of rentes). Voor de belangrijkste liquide beleggingscategorieën zijn één of meerdere indicatoren geïdentificeerd. In de bijlage is een overzicht opgenomen van deze indicatoren. Als deze indicatoren zorgen voor een relatief groot waardeverlies binnen deze beleggingscategorie, en dus ook binnen de totale beleggingsportefeuille, dan treedt de Crash Scenario-procedure in werking. Voor illiquide beleggingen is het door gebrek aan dagelijkse waarderingen niet mogelijk om een dagelijkse procedure te hanteren. Naast beleggingen wordt ook de ontwikkeling van de pensioenverplichtingen in de gaten gehouden. Dit gebeurt door middel van de Europese 30-jaars swap rente. Kern van de Crash Scenario-procedure is dat een groep van ter zake verantwoordelijke vermogensbeheerders (de leden van het crash comité) vaststellen of er maatregelen moeten worden getroffen. Naar gelang de aard van de maatregelen zullen ook andere disciplines hierbij worden betrokken. Indien dit door het crash comité nodig wordt bevonden zal de procedure voor uitzonderlijke situaties, zoals dit in paragraaf 6 wordt beschreven, worden opgestart. Het bestuur van PPF besluit over eventuele afwijkingen van het Beleggingsplan. Methodologie Elke in de Crash Scenario-procedure opgenomen financiële waarde (zie de bijlage voor een overzicht) kan afzonderlijk een signaal afgeven. Een signaal bestaat uit drie onderdelen. Het eerste deelsignaal is het dagrendement, of de waardeverandering op dagbasis. Als deze een bepaalde limiet overschrijdt, gaat dit deelsignaal ‘af’. De andere twee deelsignalen zijn gebaseerd op z-scores van dagrendementen. Dat wil zeggen dat het betreffende deelsignaal afgaat als het dagrendement ten opzichte van historische dagrendementen uitzonderlijk is. Het ene deelsignaal heeft betrekking op een historie van drie maanden, het andere op een historie van drie jaar. Voordeel van een z-score benadering is dat in een rustige periode een relatief kleine schok (een mogelijke verstoring van de rust op financiële markten) kan leiden tot een signaal, terwijl in volatiele markten een grotere schok nodig is om (opnieuw) een signaal af te geven. Als alle drie deelsignalen op dezelfde dag afgaan voor één of meer financiële waarden, dus als zowel het dagrendement als de beide z-scores hun limieten overschrijden, dan treedt de Crash Scenario-procedure in werking. Er zijn twee limietniveaus, voor gematigde en voor sterke schokken. De limieten voor een gematigde schok zijn zodanig vastgesteld dat een signaal als gevolg van een dergelijke schok eens per 200 dagen kan worden verwacht. Een sterke schok kan (ex ante) eens per 1000 dagen worden verwacht. In aanvulling op de mechanische signalering kunnen de leden van het crash comité ook op andere (kwalitatieve) gronden besluiten dat het Crash Scenario in werking moet worden gesteld. Hierbij kan gedacht worden aan situaties van uitzonderlijk slechte omstandigheden voor verkoop van stukken (en daardoor voor de liquiditeitspositie). Een ander voorbeeld is de situatie in 2010 rond de kredietwaardigheid van de zogenaamde PIIGS-landen. Hier was niet direct sprake van grote financiële verliezen, maar er ontstond wel degelijk twijfel over de beleggingen in de obligaties van deze landen. Markten De belangrijkste wereldwijde aandelenindices zijn onderdeel van de Crash Scenarioprocedure. Dit kunnen de markten zijn waarin PPF het meest belegt, maar soms ook markten die potentieel een grote invloed hebben op de wereldmarkt. De markten die zijn
34
abtn PPF opgenomen in het Crash Scenario zijn de VS (S&P500), Europa (Eurostoxx 50), het VK (FTSE100) en Japan (Nikkei 225). In vastrentende markten zijn 10-jarige Amerikaanse staatsobligaties en Duitse (EuroBund) 10-jaars Bund futures opgenomen in de Crash Scenario-procedure. In beide gevallen gaat het om zowel koersstijgingen als koersdalingen. Dit komt onder andere omdat rentes een tegengesteld effect hebben op de beleggingsportefeuille en op de pensioenverplichtingen. Een stijgende rente zorgt voor een negatief rendement op obligaties, dus moet er een signaal afgegeven worden vanuit beleggingsperspectief wanneer de rente sterk stijgt. Een dalende rente zorgt voor een toename van de voorziening pensioenverplichtingen, dus is een signaal vereist wanneer de rente sterk daalt. Daarnaast is een sterke schommeling in de rente ook van belang voor de afdekking van het renterisico. Vanuit beleggingsperspectief zijn tevens een sterke daling van het rendement op langlopende, inflatiegerelateerde obligaties (Europa) en een sterke stijging van de credit spread (zowel VS als Europa) opgenomen in de signalering. Vanuit het perspectief van de verplichtingen is de 30-jaars Europese swap rente onderdeel van het Crash Scenario. Een positief rendement (dus een daling van de rente) zorgt voor een toename van de voorziening pensioenverplichtingen. Valutarendementen beïnvloeden de resultaten van de afdekking van het valutarisico. Bovendien gaan schommelingen in valuta vaak gepaard met andere scherpe ontwikkelingen op de financiële markten. Vandaar dat de belangrijkste valuta, de Amerikaanse Dollar, het Britse Pond en de Japanse Yen zijn opgenomen in de Crash Scenario-procedure. Voor al deze valuta geldt dat een signaal wordt afgegeven bij zowel een sterke koersstijging als een sterke koersdaling. Ten slotte worden nog twee liquide alternatieve beleggingscategorieën meegenomen in de signalering. Dit zijn Commodities (GSCI) en beursgenoteerd Amerikaanse vastgoed (NAREIT).
4. Welke reguliere sturingsmiddelen staan het bestuur (in een financiële crisis) ter beschikking en wat is het effect van deze sturingsmiddelen? De belangrijkste reguliere sturingsmiddelen van PPF zijn: • het premiebeleid, • het toeslagbeleid, • het beleggingsbeleid en • de pensioenregeling (na tussenkomst van CAO-partijen). Premiebeleid De kracht van het premiestuur is bij PPF beperkt. Op basis van het deelnemersbestand per eind 2011, leidt een toename van de jaarpremie met 1%-punt, tot een jaarlijkse stijging van de dekkingsgraad met slechts 0,08%-punt. Het bestuur acht de inzet van een premieverhoging daarom als nauwelijks effectief in een crisissituatie. Toeslagbeleid De pensioenen worden alleen verhoogd indien en voor zover de middelen van het fonds dit naar het oordeel van het bestuur -gehoord de adviserend actuaris- toelaten. Alle pensioenen worden dus voorwaardelijk geïndexeerd. De mate van toeslagverlening is afhankelijk gesteld van de hoogte van de dekkingsgraad ultimo het voorafgaande jaar. In een crisissituatie waarbij de dekkingsgraad onder de minimaal vereiste dekkingsgraad komt te liggen, is het toeslagbeleid daarom geen extra sturingsmiddel. Immers volgens het huidige toeslagbeleid worden geen toeslagen verleend bij een dekkingsgraad ultimo enig jaar onder de 105%. Het toeslagbeleid dient daarom vooral als één van de middelen om te voorkómen dat de dekkingsgraad onder het wettelijk vereiste minimum daalt.
35
abtn PPF Beleggingsbeleid Het beleggingsbeleid is er mede op gericht om, door middel van rendement, een financiële crisis bij het fonds te voorkomen en tevens één van de belangrijkste middelen om uit een dergelijke financiële crisis te geraken. Overigens kan het beleggingsbeleid bij een dekkingstekort niet aangepast worden, als dit leidt tot een hoger risico. Pensioenregeling De pensioenregeling van PPF kan niet door het bestuur zelfstandig worden aangepast. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de sociale partners. Indien deze hiertoe besluiten, kan een versobering van de pensioenregeling, onder gelijktijdige handhaving van het premieniveau, een bijdrage leveren aan herstel. De effectiviteit hiervan is gelijk aan die van extra premie: elke 1%-punt extra premieruimte ten opzichte van een door versobering lagere kostendekkende premie, leidt tot 0,08%-punt extra dekkingsgraad per jaar. Het feit dat de bevoegdheid tot verandering van de regeling niet bij het bestuur ligt, beperkt de inzetbaarheid van deze maatregel.
5. Welke aanvullende (nood)maatregel kan het bestuur treffen in geval van een financiële crisis, naast de reguliere sturingsmiddelen? Indien de reguliere sturingsmiddelen niet voldoende zijn of niet (geheel) inzetbaar blijken, dan kan het bestuur als uiterste noodmaatregel een korting van pensioenen aankondigen. De mogelijkheid van korten is ook vastgelegd in de statuten en reglementen van het fonds. Het kortingsbeleid van PPF wordt hierna beschreven. Kortingsbeleid Op het moment dat een kortetermijnherstelplan van kracht is, stelt PPF ieder jaar vast of het zich nog boven de kritische grens bevindt. Indien de dekkingsgraad van PPF ultimo enig jaar gelegen is onder de kritische grens, zal het bestuur vaststellen of alle sturingsmiddelen reeds ten volle zijn ingezet (met de beperking dat de inzet hiervan de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of werkgevers niet onevenredig schaadt) dan wel dat een korting op pensioenaanspraken overwogen moet worden. Het bestuur raadpleegt, voorafgaand aan een besluit hierover, de cao-partijen, het verantwoordingsorgaan en de visitatiecommissie. Na raadpleging neemt het bestuur een gemotiveerd besluit over een (voorgenomen) korting van pensioenaanspraken en/of inzet van andere sturingsmiddelen om tijdig het dekkingstekort op te kunnen heffen. Indien (enkel of onder meer) een voorgenomen besluit tot korten wordt genomen, zal het fonds, bij gebleken onafwendbaarheid hiervan, na de wettelijk vastgestelde termijnen, overgaan tot het korten van pensioenaanspraken. Bij de besluitvorming over een te nemen kortingsmaatregel richt het bestuur zich naar de belangen van alle bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, de pensioengerechtigden en de werkgevers. Het bestuur houdt daarbij rekening met de volgende aspecten: - De belangen van de deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, pensioengerechtigden of de werkgevers worden niet onevenredig geschaad. - De kortingsmaatregel is op zichzelf en in samenhang met de andere herstelmaatregelen niet disproportioneel en onredelijk. - De mogelijkheden om in toekomst de kortingsmaatregel te compenseren. - De (verwachte) ontwikkelingen in het verleden en de toekomst. - Een objectieve rechtvaardiging voor het verschil in behandeling van verschillende groepen belanghebbenden. PPF hanteert in beginsel een uniforme, procentuele korting, waarbij alle opgebouwde pensioenen van alle (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden met hetzelfde percentage worden gekort.
36
abtn PPF Aan de hand van analyses van (inkomens)effecten gaat het bestuur na of dit beleid in voldoende mate evenwichtig is. Een uniforme korting van 1% op alle pensioenen verhoogt de dekkingsgraad van het fonds met 1/(100%-1%) = 1,01%. PPF streeft ernaar een toegepaste korting in de toekomst ongedaan te maken. Het herstel van een korting maakt integraal onderdeel uit van het kortingsbeleid en zal worden vastgesteld behorende bij de vorm van de kortingsmaatregel. Gelet op de ernst van korten (het aantasten van nominale pensioenen), ligt het in de rede kortingen éérst ongedaan te maken alvorens wordt overgegaan tot het verlenen van toeslagen. Toeslagverlening is als het ware het ‘tweede’ doel van het fonds: het welvaartsvast houden van pensioenen. Maar daaraan vooraf gaat het borgen van de nominale pensioenaanspraken. Vandaar de prioritering van herstel van kortingen boven toeslagverlening. Aan de hand van onderbouwende analyses gaat het bestuur na of de wijze van het ongedaan maken van een korting in voldoende mate evenwichtig is. Het draaiboek voor de te volgen stappen In het proces om te komen tot een korting kunnen de volgende stappen worden onderkend: 1. Vaststellen noodzaak tot aanvullende maatregelen. 2. Nagaan mogelijkheid andere aanvullende sturingsmiddelen dan korten. 3. Raadplegen van partijen die betrokken zijn bij de totstandkoming van CAO Cordares. 4. Vaststellen noodzaak tot korten. 5. Vaststellen omvang korting. 6. Invulling korting en toetsing evenwichtige belangenafweging. 7. Invulling compensatiemogelijkheden toekomst. 8. Actualisering herstelplan. 9. Voorlopig kortingsbesluit. 10. Informeren overeenkomstig de Pensioenwet. 11. Definitief kortingsbesluit (effectuering). Gedurende het proces zal communicatie richting de betrokkenen doorlopend onder de aandacht staan.
6. Hoe luidt de besluitvormingsprocedure bij een financiële crisis? Er kunnen ten aanzien van de besluitvorming rond financiële crisissituaties twee trajecten worden onderscheiden: Ten eerste worden er tijdens reguliere bestuursvergaderingen besluiten genomen, over onder meer de hoogte van premies en toeslagen, het beleggingsbeleid, herstelplannen en evaluaties daarvan en kortingsmaatregelen. Daarnaast bestaat er voor spoedeisende besluiten ten aanzien van het beleggingsbeleid een afzonderlijk besluitvormingsproces. Dit proces luidt als volgt: Er kunnen zich na het vaststellen van het beleggingsplan omstandigheden voordoen welke dusdanig zwaarwegend van aard zijn, dat dit beleggingsplan niet op dezelfde wijze ontwikkeld zou zijn geweest als deze omstandigheden bij het schrijven van dit beleggingsplan bekend waren geweest. Slechts indien er sprake is van een uitzonderlijke situatie, kunnen er beleggingsmaatregelen genomen worden die afwijken van het beleggingsplan. Onder een uitzonderlijke situatie wordt verstaan (niet limitatief):
37
abtn PPF •
•
Nieuwe feiten welke een grote impact hebben op de toekomstige verwachte rendementen en/of risico’s van de beleggingsportefeuille. Er moet dan sprake zijn van een financieel-economische ontwikkeling die afwijkt van wat als normaal moet worden geacht voor het gedrag van beleggingen. Wijzigingen in wet- en/of regelgeving, dan wel maatregelen van het fondsbestuur bijvoorbeeld naar aanleiding van aanbevelingen van de toezichthouder.
Bij het nemen van een beleggingsmaatregel in het kader van een uitzonderlijke situatie geldt de volgende procedure voor de besluitvorming van het bestuur van PPF: 1. De uitvoerder benadert (telefonisch) de voorzitters van het bestuur met een advies en/of met informatie over de bijzondere marktsituatie. De uitvoerder zal alle bestuursleden per email inlichten over het (telefonisch) contact. 2. De voorzitters stemmen zoveel mogelijk een eventueel besluit af met de overige bestuurders. De voorzitters kunnen, al dan niet na afstemming met de overige bestuurders, besluiten tot het al dan niet uitvoeren van een transactie. Dit besluit wordt door de voorzitters per e-mail vastgelegd en aan de uitvoerder verstuurd, waarbij het voltallige bestuur eveneens wordt geïnformeerd. 3. Ontvangst van het genomen besluit zal door de uitvoerder aan het voltallige bestuur per email worden bevestigd en het besluit zal uitgevoerd worden door de uitvoerder. 4. Tijdens de eerstvolgende bestuursvergadering zal het genomen besluit (of extreme marktsituatie) besproken en genotuleerd worden. Indien de voorzitters verhinderd zijn, dient de uitvoerder voor de vertegenwoordiging van de werkgevers (in deze volgorde) contact op te nemen met mevrouw Bisschop, vervolgens mevrouw Van Ewijk en tenslotte de heer Brouwer. Voor de vertegenwoordiging van de werknemers dient de uitvoerder (in deze volgorde) contact op te nemen met de heer Van Zanden, vervolgens de heer Abraham en tenslotte met de heer Eerdhuijzen. Bij de Crash Scenario-procedure wordt het bijbehorende besluitvormingsproces gevolgd. Dit kan leiden tot bovenstaande spoedprocedure voor besluitvorming.
7. Hoe bewaakt het fonds de evenwichtige belangenbehartiging tussen de diverse stakeholders bij het treffen van (nood)maatregelen? Het bestuur richt zich bij het bepalen van een noodmaatregel (in het bijzonder een kortingsbesluit) naar de belangen van de bij het fonds betrokken (gewezen) deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, pensioengerechtigden en de werkgevers. Het bestuur dient ervoor te zorgen dat de belangen van deze groepen door het bestuur evenwichtig worden behartigd. Bij de invulling van deze (open) norm kan het bestuur de volgende criteria hanteren: effectiviteit, proportionaliteit, solidariteit en continuïteit. Het beleid dient de toets aan deze aspecten te doorstaan wil sprake zijn van evenwichtige belangenafweging. a. Effectiviteit De maatregelen (inclusief eventuele kortingsmaatregelen) dienen effectief te zijn in termen van herstel van de dekkingsgraad. b. Proportionaliteit De maatregelen (inclusief eventuele kortingsmaatregelen) dienen proportioneel te zijn. Er dient evenwicht te zijn tussen de impact op de diverse doelgroepen en de herstelkracht die van de maatregel uit gaat.
38
abtn PPF c. Solidariteit Bij het aspect solidariteit dient gedacht te worden aan bijdragen van verschillende doelgroepen. De lasten dienen evenwichtig te worden verdeeld. Dit betekent o.a. dat een maatregel (i.c. een kortingsmaatregel) niet alleen op zichzelf dient te worden beoordeeld maar ook in samenhang met andere (eerder) genomen maatregelen. Opgemerkt dient te worden dat de omvang van de kortingsmaatregel van invloed kan zijn op de keuze voor een bepaalde kortingsmaatregel en de bijdrage die bepaalde groepen in dat geval leveren. d. Continuïteit Het bestuur dient zich bij de besluitvorming over mogelijke maatregelen ter verbetering van een ongunstige financiële positie van het fonds te oriënteren op haar visie op pensioen en op het toekomstige pensioencontract. De kortingsmaatregel dient gerechtvaardigd te zijn tegen de achtergrond van de te verwachten toekomstige ontwikkelingen van het pensioencontract. Tevens wordt verwezen naar paragraaf 5, waarin het kortingsbeleid en de processtappen daarbij zijn uitgewerkt.
8. Hoe is de communicatie aan de stakeholders geregeld? Het fonds beschikt over een Protocol crisiscommunicatie. Dit protocol geeft aan hoe – communicatief - te handelen in een crisissituatie, al dan niet van financiële aard. Door de uitvoering van dit protocol zal rust en duidelijkheid ontstaan in de interne en externe communicatie van het fonds. In het geval van een financiële crisis treedt, in het verlengde van de uitvoering van het financiële crisisplan, het Protocol crisiscommunicatie in werking. Communicatie over het crisisplan Het crisisplan wordt – in twee verschijningsvormen - als download via de website van het fonds beschikbaar gesteld aan alle belanghebbenden. Naast een formele (‘technische’) vorm bestaat een populaire vorm (kort, niet technisch, taalniveau van de deelnemer). Communicatie tijdens executie van het plan In het protocol crisiscommunicatie is vastgelegd dat “het crisiscommunicatieteam bepaalt welke communicatiemiddelen er intern en extern ingezet worden. De eindverantwoordelijkheid voor de goedkeuring van de inhoud wordt gedragen door de voorzitters. Afhankelijk van de omvang van de crisis maakt het crisiscommunicatieteam een keuze welke doelgroepen er geïnformeerd moeten worden”.
9. Hoe en wanneer wordt het crisisplan getoetst en bijgesteld? Het crisisplan wordt, na goedkeuring door het bestuur, opgenomen in de abtn. Het crisisplan wordt jaarlijks bij de update van de abtn op actualiteit beoordeeld en zo nodig aangepast.
39
abtn PPF
Bijlage: indicatoren voor ‘Crash Scenario’ procedure Proposed triggers and back test Scenario A (severe crash, ex ante probability once every 1000 days) Asset \ Static 3m rolling 3y rolling Scenario Trigger Frequenc Trigger Frequenc Trigger Frequenc y y y S&P 500 ↓ -5.00% 0.003 -3.25 0.004 -4.00 0.004 Eurostoxx 50 ↓ -5.00% 0.004 -3.25 0.005 -4.00 0.004 FTSE 100 ↓ -5.00% 0.002 -3.25 0.003 -4.00 0.003 Nikkei 225 ↓ -5.00% 0.004 -3.25 0.004 -4.00 0.003 US notes ↓ -1.50% 0.005 -3.50 0.003 -4.00 0.003 US notes ↑ 1.25% 0.008 2.80 0.006 3.20 0.004 Bund futures ↓ -1.25% 0.004 -3.50 0.003 -4.00 0.005 Bund futures ↑ 1.00% 0.004 2.80 0.003 3.20 0.004 NL Swap ↓ -2.50% 0.003 -3.25 0.003 -4.00 0.003 Euro real rate ↓ -2.50% 0.003 -3.75 0.002 -5.00 0.002 US credit spr. ↑ 0.2 0.004 5.00 0.003 6.00 0.003 EU credit spr. ↑ 0.2 0.003 5.00 0.002 6.00 0.007 GSCI ↓ -4.50% 0.004 -3.00 0.004 -3.50 0.004 USD ↓ -2.25% 0.004 -3.25 0.004 -3.75 0.002 GBP ↓ -1.70% 0.003 -3.25 0.004 -3.75 0.004 JPY ↓ -2.50% 0.002 -3.25 0.002 -3.75 0.002 USD ↑ 2.25% 0.004 3.25 0.003 3.75 0.002 GBP ↑ 1.70% 0.003 3.25 0.002 3.75 0.003 JPY ↑ 2.50% 0.004 3.25 0.004 3.75 0.005 NAREIT Equity ↓ -7.00% 0.009 -2.80 0.009 -4.30 0.009
Combined Frequency 0.001 0.001 0.001 0.001 0.001 0.001 0.001 0.001 0.001 0.001 0.001 0.001 0.001 0.001 0.001 0.000 0.001 0.001 0.001 0.001
Scenario B (moderate crash, ex ante probability once every 200 days) Asset \ Static (returns) 3m rolling (z3y rolling (z-scores) Combined Scenario scores) Trigger Frequenc Trigger Frequenc Trigger Frequenc Frequency y y y S&P500 ↓ -2.75% 0.012 -2.30 0.018 -2.50 0.019 0.005 Eurostoxx 50 ↓ -2.75% 0.019 -2.30 0.017 -2.50 0.016 0.006 FTSE 100 ↓ -2.75% 0.013 -2.30 0.017 -2.50 0.018 0.005 Nikkei 225 ↓ -3.25% 0.017 -2.50 0.015 -2.50 0.019 0.006 US notes ↓ -1.25% 0.010 -2.80 0.009 -3.00 0.008 0.005 US notes ↑ 1.10% 0.012 2.30 0.013 2.40 0.014 0.005 Bund futures ↓ -1.00% 0.008 -2.80 0.009 -3.00 0.011 0.005 Bund futures ↑ 0.75% 0.016 2.30 0.014 2.40 0.014 0.005 NL Swap ↓ -1.75% 0.011 -2.70 0.009 -3.00 0.010 0.005 Euro real rate ↓ -1.75% 0.010 -2.60 0.011 -3.20 0.012 0.005 US credit spr. ↑ 0.1 0.013 3.25 0.011 3.00 0.011 0.005 EU credit spr. ↑ 0.1 0.012 3.25 0.011 3.00 0.018 0.005 GSCI ↓ -3.00% 0.014 -2.25 0.017 -2.50 0.018 0.005 USD ↓ -1.75% 0.010 -2.60 0.010 -2.75 0.010 0.005 GBP ↓ -1.30% 0.013 -2.60 0.014 -2.75 0.012 0.005 JPY ↓ -1.75% 0.010 -2.60 0.006 -2.75 0.008 0.003 USD ↑ 1.75% 0.010 2.60 0.010 2.75 0.009 0.005 GBP ↑ 1.30% 0.008 2.60 0.006 2.75 0.008 0.003 JPY ↑ 1.75% 0.015 2.60 0.012 2.75 0.015 0.005 NAREIT Equity ↓ -5.00% 0.014 -2.40 0.016 -3.70 0.015 0.005 Triggers on the credit spread are based on the daily credit spread change. The credit spread is defined as the rate difference between BAA credit and AAA credit.
40
abtn PPF Data Series DATASTREAM MNEMONIC S&PCOMP DJES50I FTSE100 JAPDOWA CTYCS00 GGECS00 ICNLG30 BEHG15E LHUABAA(RY) - LHUCAAA(RY) LHABAAE(RY) - LHAAAAE(RY) GSCITOT GUILDER / 2.20371 / USDOLLR GUILDER / 2.20371 GUILDER / 2.20371 / JAPAYEN NAREQU$
SINCE 1/1/1980 1/1/1987 1/1/1984 1/1/1980 1/1/1982 1/1/1991 7/1/1997 1/1/2000 3/1/1994 8/1/1998 1/1/1980 1/1/1980 1/1/1980 1/1/1980 1/1/1999
NAME S&P 500 Dow Jones Eurostoxx 50 FTSE 100 NIKKEI 225 US 10yr T-notes Bund futures NL 30yr Swap Rate Euro Real Interest Rate US Credit Spread EU Credit Spread GSCI EUR/USD EUR/GBP EUR/JPY NAREIT Equity
41