Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars Actuariële en bedrijfstechnische nota
Dit is een uitgave van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars Postbus 194 3454 ZK DE MEERN
Versie maart 2011
1 Inleiding Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars (SBZ) is een bedrijfstakpensioenfonds als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet. Uit het gestelde in artikel 145 van de Pensioenwet vloeit voort dat een bedrijfstakpensioenfonds een actuariële en bedrijfstechnische nota dient vast te stellen. De inhoud van deze actuariële en bedrijfstechnische nota dient zodanig te zijn, dat De Nederlandsche Bank tot een oordeel kan komen over de wijze waarop wordt voldaan aan het bepaalde bij of krachtens de artikelen 25, 95, 126 tot en met 137 en 143 van de Pensioenwet. Deze ABTN beschrijft de actuariële en bedrijfstechnische werkwijze van het pensioenfonds naar de situatie per 1 januari 2011. In hoofdstuk 2 wordt een korte beschrijving gegeven van de pensioenregelingen. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 uiteengezet op welke wijze de omvang van de verplichtingen wordt vastgesteld. In dat hoofdstuk wordt tevens beschreven op welke wijze de jaarlijkse bijdrage wordt bepaald die nodig is voor de dekking van deze verplichtingen. Tot slot wordt in dat hoofdstuk ingegaan op de sturingsmiddelen, die SBZ ter beschikking staan. In hoofdstuk 4 wordt het vermogen besproken. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 stilgestaan bij het beleggingsbeleid van het pensioenfonds. Tot slot komt in hoofdstuk 6 de organisatie van het pensioenfonds aan de orde.
ABTN BPF Zorgverzekeraars
pagina 2 | 42
2 Pensioenregeling 2.1 Pensioenregeling De inhoud van de door SBZ uitgevoerde regelingen is vastgelegd in de van toepassing zijnde pensioenreglementen. (Gewezen) deelnemers kunnen aanspraken doen gelden op basis van vijf mogelijke reglementen: •
Het pensioenreglement van 1 januari 1988, versie 8 van SBZ (voor per 31 december 1999 gewezen deelnemers en deelnemers, per 31 december 1999 in het genot van een VUT-uitkering of wachtgelduitkering tot 65 jaar).
•
Het pensioenreglement van 1 januari 2000 van SBZ (voor per 31 december 2005 gewezen deelnemers).
•
Het pensioenreglement van 1 januari 2006 van SBZ.
•
Het pensioenreglement van 1 januari 2000 van Achmea (voor per 31 december 2005 gewezen deelnemers op of na 1 januari 2000 in dienst bij Achmea Personeel BV) .
•
Het pensioenreglement van 1 januari 2006 van Achmea.
De belangrijkste kenmerken van het pensioenreglement van 1 januari 2006 van SBZ zijn: •
Het betreft een middelloonregeling met als standaard pensioenleeftijd 65 jaar.
•
Voor de deelnemers is een ouderdomspensioen vanaf 65 jaar en een arbeidsongeschiktheidspensioen verzekerd.
•
Voor de (eventuele) nabestaanden is partnerpensioen, tijdelijk partnerpensioen (anw-hiaat) en wezenpensioen verzekerd.
•
Het ouderdomspensioen bedraagt voor elk deelnemersjaar 2,25% van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. De pensioengrondslag is gelijk aan het vaste jaarsalaris verminderd met een franchise.
•
De franchise is per 1 januari 2011 vastgesteld op € 14.791,- en wordt jaarlijks per 1 januari aangepast aan de algemene loonontwikkeling conform de CAO in de bedrijfstak vanaf 2 januari in het daaraan voorafgaande jaar tot en met genoemde 1 januari, tenzij CAO-partijen anders overeenkomen.
•
Het opgebouwde ouderdomspensioen van de deelnemers in de zin van het reglement 2006 wordt jaarlijks per 1 januari verhoogd op basis van de algemene loonontwikkeling conform de CAO in de bedrijfstak vanaf 2 januari in het daaraan voorafgaande jaar tot en met genoemde 1 januari. Bij aanvang van het deelnemerschap in de loop van het jaar zal de genoemde verhoging plaatsvinden op basis van het in de CAO overeengekomen percentage van de algemene loonontwikkeling na aanvang van het deelnemerschap. De koopsom voor deze verhoging kan in rekening worden gebracht bij de aangesloten organisaties. De per 31 december 2005 volgens het pensioenreglement 2000 opgebouwde en premievrij gemaakte pensioenen vóór 65 jaar van de deelnemers worden eveneens jaarlijks verhoogd overeenkomstig het bovenstaande.
•
Het arbeidsongeschiktheidspensioen bestaat, in geval van arbeidsongeschiktheid, uit een aanvulling op de WIAuitkering tot 80% (voor duurzaam volledig arbeidsongeschikten 85%) van het salaris gedurende het derde tot en met het zesde ziektejaar en tot 70% (voor duurzaam volledig arbeidsongeschikten 75%) van het salaris daarna. In geval van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid worden bovenstaande aanvullingen naar evenredigheid van de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld, waarbij er ten aanzien van de hoogte van de WIA-uitkering vanuit wordt gegaan dat de resterende arbeidscapaciteit volledig wordt benut.
•
Voor (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten vindt (gedeeltelijke) premievrije voortzetting van de pensioenopbouw plaats.
•
Het partnerpensioen is gelijk aan 65% van het (bereikbaar) ouderdomspensioen.
•
Het tijdelijk partnerpensioen betreft een aanvulling tot maximaal de ongekorte anw en wordt uitgekeerd tot de 65jarige leeftijd van de partner, voor zover er geen recht op anw bestaat voor de nabestaande of de anw wordt gekort wegens inkomsten.
•
Het wezenpensioen per kind is gelijk aan 13% van het (bereikbaar) ouderdomspensioen. Voor volle wezen wordt het wezenpensioen verdubbeld.
ABTN BPF Zorgverzekeraars
pagina 3 | 42
•
Alle ingegane pensioenen alsmede premievrije aanspraken die door SBZ zijn toegekend kunnen per 1 januari van elk jaar worden verhoogd op basis van een prijsindex, indien de financiële positie van SBZ dit mogelijk maakt. Hiervoor wordt niet gereserveerd en wordt geen premie in rekening gebracht. Een eventuele verhoging wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld (na verkregen advies van de extern actuaris).
•
De reglementaire bijdrage van de deelnemers in de kosten van de pensioenregeling is vastgelegd in de CAO voor de bedrijfstak.
•
De pensioenregeling kent diverse flexibele elementen, te weten vervroeging, uitstel, hoog/laag-constructies, deeltijdpensionering en uitruil partnerpensioen voor extra ouderdomspensioen en uitruil ouderdomspensioen voor extra partnerpensioen.
De belangrijkste kenmerken van het pensioenreglement van 1 januari 2006 van Achmea zijn: •
Het betreft een middelloonregeling met als standaard pensioenleeftijd 65 jaar.
•
Voor de deelnemers is een ouderdomspensioen vanaf 65 jaar verzekerd.
•
Voor de (eventuele) nabestaanden is partnerpensioen, tijdelijk partnerpensioen (anw-hiaat) en wezenpensioen verzekerd.
•
Het ouderdomspensioen bedraagt voor elk deelnemersjaar 2% van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. De pensioengrondslag is gelijk aan het vaste jaarsalaris verminderd met een franchise. Voor deelnemers, die geboren zijn op of na 1 januari 1950 en tevens deelnemer zijn in de regeling per 31 december 2005, geldt een opbouwpercentage van 2,25%.
•
De franchise is per 1 januari 2011 vastgesteld op € 15.336,- en wordt jaarlijks per 1 januari verhoogd, overeenkomstig de algemene loonontwikkeling zoals overeengekomen in de CAO van Achmea voor het voorafgaande kalenderjaar, tenzij CAO-partijen anders overeenkomen.
•
Het opgebouwde ouderdomspensioen van de deelnemers in de zin van het pensioenreglement 2006 wordt jaarlijks per 1 januari verhoogd, overeenkomstig de algemene loonontwikkeling zoals overeengekomen in de CAO van Achmea voor het voorafgaande kalenderjaar. De koopsom voor deze verhoging kan in rekening worden gebracht bij Achmea. De per 31 december 2005 volgens het pensioenreglement 2000 opgebouwde en premievrij gemaakte pensioenen vóór 65 jaar van de deelnemers worden eveneens jaarlijks verhoogd overeenkomstig het bovenstaande.
•
Voor (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten vindt (gedeeltelijke) premievrije voortzetting van de pensioenopbouw plaats.
•
Het partnerpensioen is gelijk aan 70% van het (bereikbaar) ouderdomspensioen.
•
Het tijdelijk partnerpensioen betreft een aanvulling tot maximaal de ongekorte anw en wordt uitgekeerd tot de 65jarige leeftijd van de partner, voor zover er geen recht op anw bestaat voor de nabestaande of de anw wordt gekort wegens inkomsten.
•
Het wezenpensioen per kind is gelijk aan 14% van het (bereikbaar) ouderdomspensioen. Voor volle wezen wordt het wezenpensioen verdubbeld.
•
Alle ingegane pensioenen alsmede premievrije aanspraken die door SBZ zijn toegekend kunnen per 1 januari van elk jaar worden verhoogd op basis van een prijsindex, indien de financiële positie van SBZ dit mogelijk maakt. Hiervoor wordt niet gereserveerd en wordt geen premie in rekening gebracht. Een eventuele verhoging wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld (na verkregen advies van de extern actuaris).
•
De reglementaire bijdrage van de deelnemers in de kosten van de pensioenregeling is vastgelegd in de CAO van Achmea.
•
De pensioenregeling kent diverse flexibele elementen, te weten vervroeging, uitstel, hoog/laag-constructies, deeltijdpensionering, uitruil partnerpensioen voor extra ouderdomspensioen en uitruil ouderdomspensioen voor extra partnerpensioen.
Voor deelnemers die geboren zijn vóór 1 januari 1950 en tevens deelnemer zijn in de regeling per 31 december 2005 geldt in aanvulling op het bovenstaande: • •
Voor de deelnemers is een tijdelijk ouderdomspensioen tussen 62 en 65 jaar verzekerd. Het tijdelijk ouderdomspensioen bedraagt voor elk deelnemersjaar 1,75% van het laatste per 1 januari vastgestelde jaarsalaris.
ABTN BPF Zorgverzekeraars
pagina 4 | 42
Het bestuur heeft de mogelijkheid om - in geval van financiële problemen - te besluiten tot vermindering van aanspraken en rechten en/of tot – in overleg met de bij de CAO betrokken sociale partners – versobering van de pensioenregeling. 2.2 Uitvoeringsovereenkomst SBZ voert de pensioenregeling uit voor de medewerkers van de organisaties die opereren op het terrein van de zorgverzekering of die daarmee zijn verwant en die zich hebben aangesloten bij SBZ. Deelnemers aan de pensioenregeling zijn de medewerkers (behoudens vakantiewerkers en stagiaires) van de aangesloten organisaties die bij SBZ zijn aangemeld. De wederzijdse verantwoordelijkheden, bevoegd¬heden, rechten en (financiële) plichten zijn vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst met de organisatie. De uitvoeringsovereenkomst bevat bepalingen die betrekking hebben op de verhouding tussen een aangesloten werkgever en het pensioenfonds. Hier volgen de hoofdlijnen, voor zover deze hoofdlijnen niet al elders in deze ABTN worden beschreven. Premievaststelling, premiebetaling en niet nakomen premieverplichtingen De feitelijke premie die door de aangesloten organisaties jaarlijks verschuldigd is wordt per deelnemer berekend en is in beginsel gelijk aan de actuariële premie, zijnde de koopsom voor de pensioenopbouw van de actieve deelnemers inclusief de benodigde opslagen voor kosten, solvabiliteit en premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid (coming service). De feitelijke premie wordt vastgesteld op basis van de in paragraaf 3.4 vermelde actuariële grondslagen. De toeslagen aan deelnemers worden jaarlijks toegekend. Deze toeslagen zijn gerelateerd aan de loonindex uit de CAO. Voor de toeslagen aan de deelnemers wordt een koopsom in rekening gebracht bij de aangesloten organisaties. Deze feitelijke toeslagkoopsom wordt eveneens vastgesteld op basis van de in paragraaf 3.4 vermelde actuariële grondslagen. Afhankelijk van de financiële positie van SBZ kan er een korting worden verleend op de feitelijke premie of de feitelijke toeslagkoopsom met betrekking tot de deelnemers. De risicopremie voor het aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen en tijdelijk partnerpensioen wordt separaat vastgesteld. Deze wordt periodiek herijkt op grond van de opgedane ervaringen. Deze premie valt buiten de premiekortingsregeling. Als de feitelijke premie en toeslagkoopsom hoger zijn dan voor de bij de CAO betrokken sociale partners acceptabel, kunnen de bij de CAO betrokken sociale partners de pensioenovereenkomst aanpassen door de hoogte van de op te bouwen aanspraken in de toekomst naar beneden bij te stellen. Premieheffing vindt plaats op voorschotbasis; aan de hand van de definitieve loonopgaven van het voorgaande kalenderjaar wordt de premie voor het lopende jaar geschat. De voorschotpremie kan in vier kwartaaltermijnen worden betaald. In dat geval is termijnrente verschuldigd. Uiterlijk binnen zes maanden na afloop van een kalenderjaar vindt de definitieve afrekening over dat jaar plaats. Ook voor het overige wordt artikel 26 van de Pensioenwet in acht genomen. Bij overschrijding van de betalingstermijn kan het pensioenfonds de wettelijke rente en vergoeding van andere kosten vorderen. Als een werkgever met de betaling in gebreke blijft is het pensioenfonds in het uiterste geval gerechtigd tot opzegging van de uitvoeringsovereenkomst met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden. Wanneer SBZ van dit recht gebruik maakt informeert SBZ tevens schriftelijk de deelnemers (en de –indien aanwezig- ondernemingsraad) van de werkgever en de deelnemersraad van het pensioenfonds. Als sprake er is van een premieachterstand ter grootte van 5% van de totale door het pensioenfonds te ontvangen jaarpremie én het pensioenfonds tevens niet beschikt over het minimaal vereist eigen vermogen, als bedoeld in hoofdstuk
ABTN BPF Zorgverzekeraars
pagina 5 | 42
4.1 van deze ABTN, informeert het pensioenfonds met inachtneming van artikel 28 van de Pensioenwet de deelnemersraad en de ondernemingsraad van de ondernemingen die nog premie aan het pensioenfonds verschuldigd zijn. Informatie De werkgever is verplicht alle deelnemers bij het pensioenfonds aan te melden en de gegevens volledig, juist en tijdig te verstrekken. Een werkgever moet het pensioenfonds inzage verlenen in zijn administratie voor zover dat noodzakelijk is voor een goede uitvoering van de pensioenregeling. Indien een werkgever geen of onjuiste gegevens verstrekt voor de voorschotnota of de definitieve afrekening, is het pensioenfonds bevoegd deze naar beste weten zelf vast te stellen. De werkgever is aansprakelijk voor schade die SBZ lijdt als gevolg van het aanleveren van onvolledige, onjuiste of niet tijdige informatie door de werkgever. Het pensioenfonds zorgt ervoor dat de deelnemers over de pensioenregeling worden geïnformeerd overeenkomstig artikel 21 van de Pensioenwet. Vermogenstekorten, vermogensoverschotten en winstdeling. De financiële sturingsmiddelen die SBZ hanteert, worden beschreven in hoofdstuk 3.5 van deze ABTN. De werkgever kan geen aanspraak maken op vermogensoverschotten in SBZ. Bij onderdekking respectievelijk een reservetekort volgt het pensioenfonds de daarop betrekking hebbende procedures zoals voorgeschreven in de Pensioenwet. Bij premiekorting neemt het pensioenfonds artikel 129 van de Pensioenwet in acht. Van de wettelijke mogelijkheid van terugstorting maakt het pensioenfonds geen gebruik. Klachten en geschillen De voor de werkgever geldende klachten- en geschillenprocedure is beschreven.
ABTN BPF Zorgverzekeraars
pagina 6 | 42
3 Financiële opzet SBZ voert de pensioenregeling uit conform het pensioenreglement. De pensioenaanspraken zijn volledig verzekerd in eigen beheer. SBZ heeft geen herverzekeringscontracten gesloten. 3.1 De waarderingsgrondslagen van de beleggingen Alle beleggingen worden, voor zover mogelijk, gewaardeerd tegen actuele waarde. Bedragen die luiden in buitenlandse valuta worden omgerekend naar euro’s tegen de valutakoersen op rapportagedatum. Mutaties met betrekking tot transacties in vreemde valuta gedurende het jaar worden geboekt tegen de op dat moment geldende valutakoersen. 3.2 Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening pensioenverplichtingen (VPV) wordt post voor post vastgesteld met inachtneming van de actuariële grondslagen zoals hieronder omschreven. De VPV wordt gebaseerd op de tot de balansdatum verkregen aanspraken op pensioen, met inbegrip van de verhogingen zoals die op grond van het toeslagenbeleid zijn toegekend tot de balansdatum. De VPV wordt in principe zodanig vastgesteld dat zij toereikend is ter dekking van de nominale verplichtingen van SBZ. De toereikendheid van de VPV wordt jaarlijks door de externe actuaris getoetst. Bij de waardering van de pensioenaanspraken wordt van de volgende grondslagen uitgegaan: - interest
De op balansdatum geldende door De Nederlandsche Bank gepubliceerde rentetermijnstructuur.
- sterfte
Voor mannen en vrouwen worden de sterftekansen ontleend aan de AG prognosetafels 2010-2060, gecorrigeerd voor ervaringssterfte op basis van leeftijd met t/m 65 jaar:
60%
van 65 tot 75 jaar:
lineair oplopend van 60% naar 90%
vanaf 75 jaar:
90%.
Voor kinderen worden de sterftekansen verwaarloosd. - wezenpensioen
De voorziening voor wezenpensioen is gelijk aan 2% van de voorziening voor partnerpensioen. Bij een ingegaan wezenpensioen wordt voor wezen jonger dan 21 jaar aangenomen dat het wezenpensioen voortduurt tot de 21-jarige leeftijd; voor wezen van 21 jaar of ouder wordt het wezenpensioen jaarlijks tot uiterlijk de 27-jarige leeftijd verlengd op basis van ontvangen studieverklaringen.
- leeftijdsverschil
De leeftijd van de vrouwelijke resp. mannelijke partner van de deelnemer is 3 jaar
- partnerfrequentie
Zolang nog geen pensioenuitkering is ingegaan, wordt voor de berekening van de
lager resp. hoger gesteld dan die van de deelnemer. voorziening voor partnerpensioen elke (gewezen) deelnemer verondersteld een partner te hebben (onbepaalde partnersysteem met een partnerfrequentie van 100%). Voor pensioengerechtigden wordt uitgegaan van de werkelijke burgerlijke staat.. - premievrijstelling invaliditeit
Voor (gewezen) deelnemers wordt 100% van de contante waarde van de toekomstige opbouw gereserveerd.
- arbeidsongeschiktheidspensioen Reservering van dit pensioen vindt plaats op basis van rentedekking. - opslag voor toekomstige kosten
Voor de dekking van toekomstige kosten wordt de netto voorziening verhoogd met 2%.
- uitbetalingswijze
De pensioenen worden uitgekeerd in maandelijkse termijnen bij achterafbetaling.
ABTN BPF Zorgverzekeraars
pagina 7 | 42
3.3 De reserves SBZ kent de volgende reserves: -
Reserve beleggingsrisico’s
-
Reserve premie-egalisatie
Reserve beleggingsrisico’s Het doel van de reserve beleggingsrisico’s is het opvangen van risico’s met betrekking tot de beleggingen. De reserve beleggingsrisico’s is maximaal gelijk aan het vereist eigen vermogen dat resulteert volgens het standaardmodel van De Nederlandsche Bank, gebruik makend van de op balansdatum geldende door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vastgestelde parameters. Er wordt rekening gehouden met: - het renterisico; - het aandelen- en vastgoedrisico; - het valutarisico; - het grondstoffenrisico; - het kredietrisico; en - het verzekeringstechnisch risico. Jaarlijks wordt overeenkomstig het standaardmodel van De Nederlandsche Bank een solvabiliteitstoets uitgevoerd om vast te stellen of de reserve beleggingsrisico’s tot het niveau van het vereist eigen vermogen kan worden aangevuld. De reserve beleggingsrisico’s kan niet negatief zijn. Reserve premie-egalisatie De reserve premie-egalisatie wordt aangehouden ter stabilisatie van de premie. Wanneer de kostendekkende premie volgens artikel 116 van de Pensioenwet en vastgesteld op basis van de actuariële grondslagen, zoals in paragraaf 3.4 omschreven lager (hoger) is dan de feitelijke premie vóór eventuele premiekorting en vastgesteld op basis van de actuariële grondslagen, zoals in paragraaf 3.4 omschreven, wordt het verschil toegevoegd (onttrokken) aan de reserve premie-egalisatie. De reserve premie-egalisatie kan niet negatief zijn en bedraagt maximaal 5% van de voorziening pensioenverplichtingen. 3.4 Financiering SBZ kent de volgende definities: -
Feitelijke premie en toeslagkoopsom
-
Gedempte kostendekkende premie en toeslagkoopsom
-
Kostendekkende premie en toeslagkoopsom
ABTN BPF Zorgverzekeraars
pagina 8 | 42
Feitelijke premie en toeslagkoopsom De feitelijke premie en toeslagkoopsom wordt vastgesteld op basis van de volgende actuariële grondslagen: - interest
4%.
- sterfte
Voor mannen en vrouwen worden de sterftekansen ontleend aan de AG prognosetafels 2010-2060, gecorrigeerd voor ervaringssterfte op basis van leeftijd met
- wezenpensioen
t/m 65 jaar:
60%
van 65 tot 75 jaar:
lineair oplopend van 60% naar 90%
vanaf 75 jaar:
90%.
De feitelijke premie en toeslagkoopsom voor wezenpensioen is gelijk aan 2% van de feitelijke premie en toeslagkoopsom voor partnerpensioen.
- leeftijdsverschil
De leeftijd van de vrouwelijke resp. mannelijke partner van de deelnemer is 3 jaar lager resp. hoger gesteld dan die van de deelnemer.
- partnerfrequentie
Elke deelnemer wordt verondersteld een partner te hebben (onbepaalde
- premievrijstelling invaliditeit
Aangenomen is dat de kosten, verbonden aan de in de toekomst te verlenen
partnersysteem met een partnerfrequentie van 100%). vrijstelling van premiebetaling wegens arbeidsongeschiktheid, kunnen worden gedekt door een risicopremie ter grootte van 5,5% van de premie. - opslag voor kosten
Bij de vaststelling van de feitelijke premie en toeslagkoopsom wordt rekening gehouden met een opslag voor toekomstige uitbetalingskosten van 2%. De kosten verbonden aan de administratie en het beheer zijn gesteld op 3% van de feitelijke premie en toeslagkoopsom.
- herstel-/solvabiliteitsopslag
De herstelopslag op de feitelijke premie en toeslagkoopsom bedraagt 18%.
De premie voor het arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt een percentage van de relevante loonsom: In geval van 85% resp. 80% aanvulling
In geval van 85%
gedurende derde tot en met het zesde
resp. 80% aanvulling
ziektejaar en 75% resp. 70% daarna
tot de pensioendatum
van het salaris tot maximum dagloon
0,1%
0,4%
van het salarisdeel boven maximum dagloon
2,0%
2,2%
Gedempte kostendekkende premie en toeslagkoopsom De gedempte kostendekkende premie en toeslagkoopsom onderscheidt zich qua actuariële grondslagen van de feitelijke premie en toeslagkoopsom op de volgende onderdelen: - interest
4,5%.
- herstel-/solvabiliteitsopslag
Voor de gedempte kostendekkende premie wordt een solvabiliteitsopslag gehanteerd ter grootte van de opslag benodigd voor de vereiste dekkingsgraad primo boekjaar.
Kostendekkende premie en toeslagkoopsom De kostendekkende premie en toeslagkoopsom onderscheidt zich qua actuariële grondslagen van de feitelijke premie en toeslagkoopsom op het volgende onderdelen: - interest
De primo boekjaar geldende door De Nederlandsche Bank gepubliceerde rentetermijnstructuur.
- herstel-/solvabiliteitsopslag
Voor de kostendekkende premie wordt een solvabiliteitsopslag gehanteerd ter grootte van de opslag benodigd voor de vereiste dekkingsgraad primo boekjaar.
ABTN BPF Zorgverzekeraars
pagina 9 | 42
3.5 Sturingsmiddelen Het fonds heeft ten doel het verlenen van pensioenen aan de deelnemers, de gewezen deelnemers, alsmede aan hun nagelaten betrekkingen. Daarbij streeft SBZ naar een zodanige financiële positie dat 1
toeslagen aan pensioengerechtigden en gewezen deelnemers kunnen worden verleend vanuit de middelen van SBZ. Hiervoor wordt echter niet gereserveerd en er wordt geen premie in rekening gebracht voor deze toeslagen.
2
toeslagen aan deelnemers kunnen worden verleend vanuit de middelen van SBZ. De koopsom voor deze toeslagen kan evenwel geheel of gedeeltelijk in rekening worden gebracht bij de aangesloten organisaties.
Het bestuur heeft om dit te bereiken in principe de beschikking over de volgende sturingsmiddelen: •
het toeslagbeleid;
•
het premiebeleid;
•
het beleggingsbeleid.
Door het toeslag-, premie- en beleggingsbeleid in onderlinge samenhang te beschouwen vindt bewaking plaats van de solvabiliteit van SBZ. Het toeslagen- en premiebeleid zijn gerelateerd. De samenhang tussen toeslagen- en premiebeleid is weergegeven in bijlage 1. De in bijlage 1 aangegeven rekenregels met betrekking tot toeslagen en premie(korting) zijn richtlijnen. Het bestuur kan (gemotiveerd) besluiten om hiervan af te wijken. Afhankelijk van de situatie kan het bestuur besluiten af te wijken van de in deze ABTN geformuleerde richtlijnen voor beleid (zowel met betrekking tot toeslag-, premie- als beleggingsbeleid) in die mate waarin dit voor oplossing van de situatie van onderdekking respectievelijk reservetekort noodzakelijk wordt geacht. Het bestuur beschikt hierbij tevens over de mogelijkheid in overleg met CAO-partijen het niveau van de regeling voor de toekomst tijdelijk of permanent aan te passen. Met behulp van ALM-studies zal het beleggings-, toeslagen- en premiebeleid periodiek worden getoetst op basis van in onderling overleg met de ALM-adviseur vast te stellen grenzen. Eenmaal per drie jaar wordt een continuïteitsanalyse uitgevoerd, waarbij de financiële positie voor de lange termijn wordt bezien. De periodieke ALM-studies vormen de basis voor de continuïteitsanalyse. Onderdeel van de continuïteitsanalyse zijn, naast de ALM-studies, een gevoeligheidsanalyse, stresstesting en een retrospectieve verschillenanalyse tussen prognoses uit eerdere ALM-studies en de werkelijkheid. Wanneer wijzigingen worden voorzien die van wezenlijke invloed zijn op de financiële positie van SBZ voor de lange termijn, worden tussentijdse continuïteitsanalyses uitgevoerd. Resultaten van de ALM-studies of de continuïteitsanalyses kunnen aanleiding vormen de in deze ABTN geformuleerde richtlijnen voor beleid (zowel met betrekking tot beleggings-, premie- als toeslagenbeleid) te herzien.
ABTN BPF Zorgverzekeraars
pagina 10 | 42
Het toeslagbeleid In bijlage 1 zijn de richtlijnen voor het toeslagbeleid uitgewerkt. Pensioengerechtigden en gewezen deelnemers Het toeslagbeleid aan pensioengerechtigden en gewezen deelnemers is gekoppeld aan variant D1 van de toeslagmatrix. Afhankelijk van de actuele financiële positie van SBZ kunnen toeslagen aan pensioengerechtigden en gewezen deelnemers worden toegekend. Deze toeslagen zijn gerelateerd aan een prijsindex. Hiervoor wordt echter niet gereserveerd en er wordt geen premie in rekening gebracht voor deze toeslagen. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd. De hoogte van de toeslagen aan pensioengerechtigden en gewezen deelnemers vergt een jaarlijks bestuursbesluit. Het bestuur kan besluiten om extra verhogingen toe te kennen indien de actuele financiële positie van SBZ dit toelaat. Het toeslagbeleid kent geen mogelijkheid van inhaaltoeslag. Deelnemers Het toeslagbeleid aan deelnemers is gekoppeld aan variant F2 van de toeslagmatrix. De toeslagen aan deelnemers worden jaarlijks toegekend. Deze toeslagen zijn gerelateerd aan de loonindex uit de CAO. Voor de toeslagen aan de deelnemers wordt een koopsom in rekening gebracht bij de aangesloten organisaties. Deze feitelijke toeslagkoopsom wordt vastgesteld op basis van de in paragraaf 3.4 vermelde actuariële grondslagen. Het bestuur kan besluiten tot het gedeeltelijk of niet in rekening brengen bij de aangesloten organisaties van de koopsom voor de toeslagen aan deelnemers. Het bestuur kan besluiten om extra verhogingen uit de middelen van SBZ toe te kennen indien de actuele financiële positie dit toelaat. Het premiebeleid In bijlage 1 zijn de richtlijnen voor het premiebeleid uitgewerkt. In beginsel is de feitelijke premie gelijk aan de actuariële premie. De feitelijke premie wordt vastgesteld op basis van de in paragraaf 3.4 vermelde actuariële grondslagen. Het beleggingsbeleid Door het strategische beleggingsbeleid periodiek te herijken aan de hand van een nieuwe ALM-studie, kan er worden ingespeeld op wijzigingen in het risicoprofiel van de pensioentoezeggingen en in de risicoperceptie van het bestuur. In hoofdstuk 5 wordt nader ingegaan op het beleggingsbeleid.
ABTN BPF Zorgverzekeraars
pagina 11 | 42
4 Vermogen SBZ onderscheidt een minimaal vereist vermogen, een vereist vermogen en een vrij vermogen. Per kwartaal wordt overeenkomstig het standaardmodel van De Nederlandsche Bank een solvabiliteitstoets uitgevoerd om vast te stellen of er sprake is van onderdekking, reservetekort of vrij vermogen. De Nederlandsche Bank wordt onverwijld in kennis gesteld van een situatie van onderdekking of reservetekort. 4.1 Minimaal vereist eigen vermogen Het minimum vereist eigen vermogen bedraagt ca 105% van de voorziening pensioenverplichting zoals beschreven in deze ABTN onder paragraaf 3.2. Het minimum vereist vermogen wordt bepaald aan de hand van de wettelijke voorschriften. Indien het belegd vermogen lager is dan het minimum vereist vermogen, bestaat er een situatie van onderdekking. In geval van onderdekking wordt binnen uiterlijk twee maanden na melding een plan van aanpak voor de oplossing (binnen een termijn van drie jaar) van de situatie van onderdekking ter instemming aan De Nederlandsche Bank voorgelegd. 4.2 Vereist eigen vermogen Het vereist eigen vermogen in de evenwichtssituatie is het vermogen dat behoort bij de evenwichtssituatie van SBZ. In die evenwichtssituatie is het wettelijk vereist vermogen zodanig vastgesteld dat met de wettelijk vastgestelde zekerheidsmaat van 97,5% ten aanzien van de als onvoorwaardelijk aangemerkte onderdelen van de pensioenovereenkomst wordt voorkomen dat SBZ binnen 1 jaar beschikt over minder middelen dan de hoogte van de technische voorzieningen. Het bestuur van het pensioenfonds streeft ernaar om het belegd vermogen minimaal gelijk te laten zijn aan het vereist eigen vermogen. Het vereist eigen vermogen wordt vastgesteld aan de hand van het standaardmodel van De Nederlandsche Bank, gebruik makend van de op balansdatum geldende door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vastgestelde parameters. Indien het belegd vermogen lager is dan het vereist eigen vermogen, is er sprake van een reservetekort. In geval van reservetekort wordt binnen uiterlijk drie maanden na melding een plan van aanpak voor de oplossing (binnen een termijn van vijftien jaar) van de situatie van reservetekort ter instemming aan De Nederlandsche Bank voorgelegd. 4.3 Vrij vermogen De omvang van het vrij vermogen is gelijk aan het aanwezige belegd vermogen na aftrek van de reserve beleggingsrisico’s, de reserve premie-egalisatie en verminderd met de voorziening pensioenverplichtingen. Het niveau van het vrij vermogen is mede een maatstaf voor het toekennen van toeslagen en het verlenen van premiekortingen, zoals nader is uitgewerkt in bijlage 1.
ABTN BPF Zorgverzekeraars
pagina 12 | 42
5 Beleggingsbeleid In dit hoofdstuk wordt het beleggingsbeleid beschreven. Het beleggingsbeleid bestaat enerzijds uit de strategische afweging tussen rendement en risico die resulteert in de keuze van de vermogenscategorieën, de omvang van die categorieën en het beperken van financiële risico’s. Anderzijds bestaat het beleggingsbeleid uit het beheer van het vermogen binnen iedere vermogenscategorie. Dit vindt plaats binnen richtlijnen die met de uitvoerder zijn afgesproken. Als bijlage 2 bij deze ABTN is de verklaring van het pensioenfonds inzake de beleggingsbeginselen opgenomen. 5.1 Strategisch beleid De regelgeving van het FTK maakt de economische risico´s (verbonden aan aandelen, valuta, rente, etc) die pensioenfondsen lopen expliciet en vertaalt deze naar vereiste reserveposities en dekkingsgraden. Op basis daarvan overweegt SBZ welk risiconiveau het kan of wil accepteren. Binnen dit risiconiveau wordt het beleggingsbeleid vastgesteld om het rendement op het vermogen te maximeren. Het bestuur is verantwoordelijk voor dit strategische belegging- en risicobeleid. Daarmee wordt aansluiting tussen het beleggingsbeleid, de pensioenverplichtingen en de overige sturingsmiddelen bereikt. De basis hiervoor is de ALM studie die periodiek door SBZ wordt uitgevoerd. Het bestuur wordt hierbij geadviseerd door Towers Watson. Onder het strategisch beleggingsbeleid wordt verstaan de vaststelling van de risico’s die SBZ wenst te accepteren, de jaarlijks vast te stellen normportefeuille, bandbreedtes en de beleggingsrichtlijnen. Het bestuur wordt hierbij geadviseerd door fiduciair managers, BNP Paribas Investment Partners en Russell Investments. In de totstandkoming van het beleggingsbeleid en de monitoring van het vermogensbeheer laat het bestuur van SBZ zich bijstaan door Syntrus Achmea Pensioenbeheer NV.
ABTN BPF Zorgverzekeraars
pagina 13 | 42
5.2 Normportefeuille Voor 2011 is de volgende normportefeuille vastgesteld. Tevens zijn de benchmarks aangegeven.
Benchmark 1-1-2011*
1-4-2011
Index
Aandelen Aandelen wereldwijd Aandelen Small Caps Aandelen Emerging markets
32.0% 24.0% 5.0% 3.0%
33.0% 23.0% 5.0% 5.0%
MSCI World (Net Div Rein) S&P Devel ex US / Russell 2500 Russell Emerging Markets
Commodities / grondstoffen
2.0%
3.0%
Dow Jones UBS
Vastrentende waarden Euro Staatsobligaties Global Credits Emerging Market Debt High Yield obligaties
51.0% 25.5% 18.0% 3.25% 4.25%
49.0% 25.5% 18.0% 4.0% 1.5%
Citigroup EGBI AAA/AA BarCap Global Aggregate Credit JPM EMBI Global / JPM GBI-EM Global
Totaal liquide portefeuille
85.0%
85.0%
Alternatives (illiquide portefeuille) Onroerend goed Private Equity Infrastructuur Leveraged loans
15.0% 6.0% 3.0% 2.0% 2.5%
15.0% 6.0% 3.0% 2.0% 2.5%
1.5%
1.5%
100.0%
100.0%
Cash
ML Global High Yield / JPM EMBI Global
IPD All-Europe / ROZ-IPD D. Res / NCREIF / NAREIT Absolute Return (12%) Absolute return (10%) 1 month Euribor
1 week Euro LIBID
5.3 Risicobeheersing Een belangrijk onderdeel van het beleggingsbeleid is het beheersen van beleggingsrisico’s. Dit wordt in de volgende paragrafen nader toegelicht. 5.3.1. Randvoorwaarden totale portefeuille Voor beheersing van het relatieve beleggingsrisico wordt de afwijking van de benchmark (de “ tracking error”) beperkt. Voor de aandelenportefeuille is de maximale tracking error vastgesteld op 5, voor de vastrentende portefeuille is deze maximaal 2 (met uitzondering van de tracking error voor emerging market debt). Voor de totale portefeuille is een tracking error-richtlijn afgesproken, waarbij de verplichtingen als benchmark gelden.
ABTN BPF Zorgverzekeraars
pagina 14 | 42
Voor het uitvoeren van het beleggingsbeleid is binnen vastgestelde voorwaarden het gebruik van afgeleide instrumenten (derivaten) toegestaan. Het betreft: •
rente swaps of langlopende staatsobligaties voor het afdekken van het renterisico;
•
valutaderivaten voor het afdekken van het vreemde valuta risico.
•
Futures zijn toegestaan voor de invulling van het dynamisch beleid
•
futures en credit default swaps zijn toegestaan voor efficiënte sturing van de vastrentende waarden beleggingen.
Door SBZ worden met ingang van februari 2011 geen effecten uitgeleend. Ten aanzien van de bestaande (verbruik)leenconstructie kan worden opgemerkt, dat deze in 2010 goeddeels is afgebouwd. 5.3.2 Randvoorwaarden dynamische asset allocatie SBZ hanteert een dynamische beleggingsstrategie. Dat wil zeggen dat afhankelijk van de dekkingsgraad meer of minder wordt belegd in de return-portefeuille (aandelen, high yield, EMD, grondstoffen en alternatives) en meer of minder renterisico wordt afgedekt (veelal door vergroting of verkleining van de swap-portefeuille). Hieronder een overzicht van de normportefeuille en geldende bandbreedtes. 5.3.3 Randvoorwaarden aandelen De aandelen van bedrijven zijn onderhevig aan allerlei risico’s, variërend van marktrisico tot faillissementsrisico. De (onderliggende) vermogensbeheerders trachten deze specifieke risico’s zo goed mogelijk te beheersen. Dit betekent dat bedrijven waar deze risico’s door verwacht rendement onvoldoende worden gecompenseerd niet in de portefeuille worden genomen. Daarmee zal het resultaat op de portefeuille afwijken van dat van de benchmark. Deze afwijking wordt gemeten als tracking error en is begrensd op 5%. De beheerder draagt dus zorg voor een zorgvuldige keuze van de beleggingen binnen deze beperking. Shortposities zijn niet toegestaan. De aandelenportefeuille wordt mondiaal belegd. De beheerders zijn verantwoordelijk voor een adequate spreiding over de diverse regio’s. 5.3.4 Randvoorwaarden vastrentende waarden Voor het beheersen van de risico’s die zijn verbonden aan vastrentende beleggingen staan twee maatstaven centraal. Dit zijn achtereenvolgens de duration en het kredietwaardigheidsbeleid. Door actief vermogensbeheer op deze punten zal het resultaat op de portefeuille afwijken van dat van de benchmark. Deze afwijking wordt gemeten als tracking error en is begrensd op 2%. De beheerder draagt dus zorg voor een zorgvuldige keuze van de beleggingen binnen deze beperking. Voor de vastrentende beleggingen geldt, dat alleen voor de euro-staatsobligaties geldt, dat deze discretionair worden beheerd; voor deze portefeuille geldt een tracking error van slechts 0,6%. Voor de andere (sub-)categorieën geldt dat deze worden gerealiseerd door participatie in beleggingsfondsen. Duration De duration is een getal dat de gewogen gemiddelde looptijd uitdrukt en daarmee een maatstaf is voor de rentegevoeligheid van de portefeuille. Binnen de euro-staatsobligatie-portefeuille geldt dat de duration maximaal 2 jaar (plus en min) mag afwijken van de duration van de benchmark. Wanneer verwacht wordt dat de rente gaat dalen, zal een overwogen durationpositie worden aangehouden. Wanneer een stijging verwacht wordt, wordt een onderwogen positie aangehouden. Door dit actieve beleid wordt verwacht waarde toe te voegen aan het rendement op de portefeuille. De beleggingsfondsen waarin wordt geparticipeerd kennen eveneens duration-restricties; bij de selectie van de fondsen wordt hiermee rekening gehouden.
ABTN BPF Zorgverzekeraars
pagina 15 | 42
Kredietwaardigheid Binnen de euro-staatsobligatie-portefeuille wordt alleen belegd in (semi-)overheidspapier en supranationale organisaties. De minimale rating bedraagt AA(-) en de gemiddelde rating bedraagt AA+. De portefeuille buiten de euro-staatsobligaties wordt belegd in credits (bedrijfsobligaties) en high yield (vanwege het karakter van de debiteur hoogrentende leningen); deze portefeuilles worden belegd via participatie in beleggingsgfondsen. Deze beleggingsfondsen kennen op zich richtlijnen ten aanzien van kredietwaardigheid; bij de selectie van de fondsen wordt hiermee rekening gehouden. Beleggingsuniversum Er wordt hoofdzakelijk belegd in obligaties die genoteerd zijn aan grote internationale effectenbeurzen. Via discretionaire mandaten worden rechtstreeks belangen genomen in leningen van overheden en supranationale organisaties en daarnaast worden indirect belangen genomen in leningen van wereldwijd gevestigde ondernemingen. De beheerders zijn verantwoordelijk voor een adequate spreiding over de diverse regio’s. Het High Yield mandaat wordt beheerd via beleggingspools. Dit zelfde geldt voor Emerging Market Debt. Daarbinnen gelden richtlijnen met betrekking tot duration, valuta, kredietwaardigheid et cetera. 5.3.5 Randvoorwaarden Alternatieve beleggingen De verdeling van de allocatie naar alternatieve beleggingen (15% van het totale vermogen) luidt: - Onroerend goed
6,0%
- Private Equity
3,0%
- Infrastructuur
2,0%
- Leveraged loans
2,5%
- Cash
1,5%.
Onroerend goed In 2009 en 2010 is het directe vastgoed (vrijwel) volledig verkocht. In 2009 gestart met de opbouw van een indirecte vastgoedportefeuille. Het betreft een discretionair mandaat dat door Russell Investments wordt beheerd. Russell selecteert de fondsen, waarin SBZ participeert. Het accent van deze beleggingen ligt in Europees vastgoed, waarin Nederlandse woningen een niet te verwaarlozen onderdeel vanuit maken. Daarnaast wordt belegd in Amerika en een kleiner belang opgebouwd in Aziatisch vastgoed. Een belangrijk deel van de portefeuille betreft “core real estate” (verhuurd vastgoed op goede locaties). Een kleiner deel van de portefeuille wordt belegd in meer opportunistische beleggingsmogelijkheden. Om de liquiditeit van deze portefeuille te borgen wordt een beperkt deel belegd in beursgenoteerd vastgoed. Naast het mandaat van Russell bezit SBZ nog één complex direct vastgoed in Nederland en een participatie in een kantoorbelegging in Dallas (USA). Indien zich hiertoe goede mogelijkheden voordoen, zullen deze beleggingen worden verkocht. Uit hoofde van de verkoop van het direct vastgoed heeft SBZ een belegging in vastgoedfinanciering. De looptijd van deze belegging is vijf jaar en indien mogelijk wordt deze belegging doorverkocht aan een andere belegger/vastgoedfinancier. Private equity Beleggingen in private equity vinden thans plaats in de private equity fondsen van Pantheon. Deze fondsen bestrijken de regio’s Europa, Noord-Amerika (USA) en Azië. Het betreft (vooral) fund of fund-beleggingen. SBZ verkrijgt volledige doorzicht in de onderliggende beleggingen. Infrastructuur Het Infrastructuur mandaat wordt eveneens door Pantheon via een fund of fund-belegging beheerd. Daarnaast wordt door Pantheon voor SBZ een speciaal mandaat beheerd, omdat SBZ een zwaarder belang in cash genererende infrastructuur wenst, dan in het betreffende fund of fund aanwezig is. SBZ verkrijgt volledige doorzicht in de onderliggende beleggingen. ABTN BPF Zorgverzekeraars
pagina 16 | 42
Leveraged loans Het betreft hier een portefeuille leningen, waarop onderpand/zekerheid is verkregen. De allocatie naar deze titel moet in relatie worden gezien met de allocatie naar High Yield, die onderdeel is van de allocatie naar vastrentende waarden. De allocatie naar leveraged loans wordt gerealiseerd via een participatie in een beleggingsfonds. Cash De allocatie naar cash wordt vooral aangehouden om een beroep te kunnen doen op kasmiddelen indien transacties in het kader van strategische afdekkingen (valuta en rente) daartoe noodzaken. 5.3.6 Randvoorwaarden renterisico Dit risico bestaat doordat beleggingen en verplichtingen niet in dezelfde mate gevoelig zijn voor rentebewegingen. Gedurende 2006 is besloten het renterisico over de pensioenverplichtingen te beperken met behulp van een dynamische afdekkingstrategie. Deze strategie wordt jaarlijks vastgesteld. Ieder kwartaal wordt aan de hand van de dan bij SBZ geldende dekkingsgraad bepaald hoeveel de afdekking van het renterisico moet bedragen. Afhankelijk van de dekkingsgraad kan de afdekking van het renterisico variëren tussen 67% en 85%. De afdekking van het renterisico wordt naast inzet van de fysieke vastrentende portefeuille gerealiseerd door het aangaan van renteswap-contracten. De rentehedge is per 1 juli 2007 geïmplementeerd. 5.3.7 Randvoorwaarden valutarisico Het valutarisico van emerging markets wordt strategisch niet afgedekt. De afdekking van deze valuta is kostbaar en daarnaast is de veronderstelling, dat deze valuta om reden van de snelle en structurele groei van de betreffende markten/economieën zullen appreciëren. Voor de volwassen markten geldt, dat het valutarisico voor de belangrijkste markten grotendeels wordt afgedekt (70-100%). De valutahedge is per 1 juli 2007 geïmplementeerd. 5.3.8 Randvoorwaarden Maatschappelijk Verantwoord Beleggen SBZ heeft ervoor gekozen om een nadere invulling te geven aan het beleid voor verantwoord beleggen. Uitsluitingenbeleid Het pensioenfonds hanteert een uitsluitingenbeleid. Er wordt niet belegd in een twaalftal ondernemingen; het betreft vooral producenten van controversiële wapens. Daarnaast wordt niet belegd in een drietal landen (Iran, Noord-Korea en Somalië). Global Compact en engagement SBZ onderzoekt of het verdere stappen zal nemen in het onderschrijven van de Global Compact van de Verenigde Naties in verband met het beleggingsbeleid. De Global Compact bestaat uit tien principes die gerelateerd zijn aan mensenrechten, arbeidsnormen, milieu en anticorruptie. Zij vinden hun oorsprong in internationaal breed geaccepteerde verdragen zoals de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens en de conventies van de International Labour Organisation. SBZ heeft met ingang van 2009 ervoor gekozen om zijn invloed als aandeelhouder te gebruiken om ondernemingen aan te zetten tot gewenst gedrag in lijn met de Global Compact. Dit wordt engagement genoemd. SBZ heeft Robeco als engagement-manager aangesteld.
ABTN BPF Zorgverzekeraars
pagina 17 | 42
Corporate governance Stemmen op aandeelhoudersvergaderingen SBZ is een wereldwijde aandelenbelegger en heeft ervoor gekozen het stemmen op aandeelhoudersvergaderingen over te dragen aan Robeco. Zo is SBZ in staat wereldwijd te stemmen op aandeelhoudersvergaderingen van bedrijven waarin het belegd. Met het feit, dat Robeco ook als voting-agent optreedt, is geborgd, dat het stembeleid in overeenstemming is met het engagement. Robeco houdt rekening met internationaal geaccepteerde corporate governance-codes. Daarnaast houdt Robeco rekening met de lokale wet- en regelgeving, waaronder regels voor corporate governance. Op de website van SBZ wordt gerapporteerd over het engagement en het stemgedrag. 5.4 Resultaatsevaluatie Elk kwartaal wordt in een rapportage door de vermogensbeheerder het volgende vastgelegd: •
de ontwikkeling van de dekkingsgraad gedurende het kwartaal;
•
een actuele stand van de waarde van het vermogen en de verplichtingen;
•
de omvang van het vereist vermogen;
•
de behaalde rendementen in het kwartaal en vanaf de vorige jaarultimo per beleggingscategorie, inclusief de derivatenportefeuilles;
•
een toelichting op het rendement, het gevoerde beleid en de risicometing;
•
een overzicht van de ondernomen acties.
Naast de kwartaalrapportages wordt door de Vermogensbeheerder ook op maandbasis een portefeuilleoverzicht en rendementsoverzicht verstrekt. Voor de berekening van de behaalde performance zijn de gegevens van de custodian (Northern Trust) leidend. Syntrus Achmea ziet erop toe, dat de door de vermogensbeheerders gerapporteerde performance overeenstemt met de door de custodian gerapporteerde cijfers.
ABTN BPF Zorgverzekeraars
pagina 18 | 42
6 De organisatie van het pensioenfonds 6.1 Bestuurlijke organisatie SBZ wordt bestuurd door een bestuur, bestaande uit acht leden. De helft van het aantal bestuursleden (werkgeversleden) wordt benoemd door Zorgverzekeraars Nederland. De andere helft (werknemersleden) worden benoemd door de werknemersorganisaties. Het bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter en vice-voorzitter aan, op zodanige wijze, dat beide groepen van leden van het bestuur in deze functies zijn vertegenwoordigd. De beide functies worden voor de tijd van één jaar vervuld, waarna het lid dat als voorzitter is opgetreden, vice-voorzitter wordt en omgekeerd. Bij de samenstelling van het bestuur wordt rekening gehouden met de criteria als vastgelegd in het deskundigheidsplan van SBZ. SBZ kent een adviesorgaan in de vorm van een deelnemersraad, bestaande uit tien leden. De pensioengerechtigden zijn in de deelnemersraad naar evenredigheid van aantal vertegenwoordigd. De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de deelnemersraad zijn vastgelegd in een reglement deelnemersraad. Het bestuur komt in de regel minimaal zes keer per jaar in vergadering bijeen. Voorts belegt (een delegatie van) het bestuur in de regel minimaal vier keer per jaar een vergadering met de deelnemersraad. Tenminste eenmaal per jaar bespreekt (een delegatie van) het bestuur het gevoerde beleid en de resultaten daarvan met het verantwoordingsorgaan. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit zes leden. De deelnemers, de pensioengerechtigden en aangesloten organisaties zijn in gelijke aantallen vertegenwoordigd. De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van het verantwoordingsorgaan zijn vastgelegd in een reglement verantwoordingsorgaan. Het bestuur draagt zorg voor een transparant intern toezicht met betrekking tot het functioneren van (het bestuur van) SBZ. Hiertoe is een visitatiecommissie ingesteld, bestaande uit drie onafhankelijke deskundigen. Het bestuur en de visitatiecommissie komen tenminste eenmaal per drie jaar in vergadering bijeen. De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de visitatiecommissie zijn vastgelegd in een reglement intern toezicht. Het bestuur heeft een onafhankelijke Commissie van Beroep aangewezen. De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de Commissie van Beroep zijn vastgelegd in een reglement Commissie van Beroep in aanvulling op het reglement klachten- en geschillenprocedure van SBZ. Het bestuur heeft de bevoegdheid tot het vaststellen en/of wijzigen van de statuten en daarmee samenhangende reglementen en het pensioenreglement. Daarmee is het bestuur verantwoordelijk voor het pensioenbeleid, waaronder begrepen het toeslag-, premie- en beleggingsbeleid.
ABTN BPF Zorgverzekeraars
pagina 19 | 42
Het bestuur heeft twee bestuurlijke commissies ingesteld: •
een audit- en compliancecommissie (met name ten behoeve van de monitoring van de pensioenuitvoering, compliance en risicobeheersing);
•
een beleggingscommissie (met name ten behoeve van de monitoring van de uitvoering van het beleggingsbeleid).
De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de bestuurlijke commissies zijn vastgelegd in een reglement. De algemene taak van deze commissies is het voorbereiden van onderwerpen waar het bestuur een besluit over moet nemen. De commissies kunnen tijdens de voorbereidingsfase dieper ingaan op de achtergronden en de consequenties van te nemen beslissingen. De leden van de bestuurlijke commissies worden hierin bijgestaan door deskundigen van de uitvoerder (zie paragraaf 6.2) en eventueel door andere externe deskundigen. Het bestuur beschikt over een compliance charter en compliance program. Ter bevordering van een correct (in het belang van SBZ) gebruik van de bij SBZ aanwezige informatie is een gedragscode opgesteld. Deze gedragscode geldt voor bestuursleden, voor leden van de deelnemersraad, voor leden van het verantwoordingsorgaan en externe leden van de bestuurlijke commissies. Het risicobeleid van SBZ is op hoofdlijnen vastgelegd in de verklaring inzake beleggingsbeginselen (zie bijlage 2). De nadere uitwerking van de diverse risicocategorieën wordt vastgelegd in een dynamisch risicobeheerraamwerk. 6.2 Uitbestede taken Het bestuur heeft de uitvoerende taken aangaande het pensioen- en vermogensbeheer uitbesteed. De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn vastgelegd in overeenkomsten die voldoen aan de eisen van de Pensioenwet en de richtlijnen van de Nederlandsche Bank en van de Autoriteit Financiële Markten. De pensioen- en vermogensbeheerorganisaties voeren daarnaast in overleg met en met behulp van externe adviseurs het beleidsvoorbereidende werk uit. Pensioenbeheer Het bestuur heeft de uitvoering van het pensioenbeheer uitbesteed aan Syntrus Achmea Pensioenbeheer NV (verder: Syntrus Achmea). Het bestuur heeft daarbij Syntrus Achmea gemandateerd voor de hieraan verbonden werkzaamheden. Het bestuur heeft onder meer de volgende taken uitbesteed aan Syntrus Achmea: •
Het afsluiten van uitvoeringsovereenkomsten met werkgevers.
•
Het met werkgevers afsluiten van overeenkomsten inzake deelname aan de aanvullende en/of vrijwillige pensioenregelingen.
•
Het invorderen van de relevante pensioenpremie.
•
Het vaststellen van de (premievrije) pensioenaanspraken.
•
Het vaststellen van de hoogte van de pensioenuitkeringen en het uitbetalen hiervan.
•
Het informeren van de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden overeenkomstig het bepaalde in de Pensioenwet. De (gewezen) deelnemers ontvangen jaarlijks een Uniform PensioenOverzicht. De pensioengerechtigden ontvangen jaarlijks een jaaropgave.
•
Het organiseren en voorbereiden van de vergaderingen van de diverse bestuursgremia;
•
Het vervaardigen van een concept-jaarverslag, een concept-jaarrekening en de staten voor De Nederlandsche Bank;
•
Het monitoren van het vermogensbeheer.
ABTN BPF Zorgverzekeraars
pagina 20 | 42
Vermogensbeheer Het vermogensbeheer wordt uitgevoerd door de vermogensbeheerders. BNP Paribas verzorgt naast de strategische advisering tevens het risicomanagement en in verband daarmee de implementatie van instrumenten waarmee risico’s (rente en valuta) worden afgedekt en is verantwoordelijk voor de uitvoering van de dynamische strategie. Russell Investments treedt op als multi-manager en is verantwoordelijk voor de managerselectie en de resultaten daarvan. Het feitelijk beheer van de beleggingen is opgedragen aan externe beheerders. Deze uitvoerders worden geselecteerd en gemonitord door Russell Investments. Hierbij voert Russell Investments een gestructureerd manager research proces waarbij aansluiting op de individuele mandaten en het gewenste risicoprofiel centraal staan. De fiduciair vermogensbeheerders zijn verantwoordelijk voor het operationele beleggingsbeleid. De vermogensbeheerders zijn binnen de geformuleerde randvoorwaarden (de beleggingsrichtlijnen) vrij in de wijze van belegging en herbelegging. Beslissingen die consequenties kunnen hebben voor het strategisch beleggingsbeleid en de daarvan afgeleide randvoorwaarden worden slechts in overleg met het bestuur genomen. Om een nadere invulling te geven aan het beleid voor verantwoord beleggen heeft het bestuur Robeco aangesteld als engagement manager. Ook het stemmen op aandeelhoudersvergaderingen is overgedragen aan Robeco. Met het feit, dat Robeco ook als voting-agent optreedt, is geborgd, dat het stembeleid in overeenstemming is met het engagement. De vermogensbeheerders zijn verantwoordelijk voor het verzamelen, administreren en rapporteren van gegevens over de beleggingen aan bestuur en beleggingscommissie. Syntrus Achmea speelt hierin een coördinerende rol. Voor custody maakt SBZ gebruik van de diensten van Northern Trust. 6.3 Informatievoorziening aan het bestuur Het bestuur van het pensioenfonds toetst regelmatig of de wijze waarop de uitbestede bedrijfsprocessen worden uitgevoerd nog in overeenstemming is met de gemaakte afspraken. Syntrus Achmea rapporteert daartoe ieder kwartaal over de nakoming van de gemaakte afspraken in de dienstverleningsovereenkomsten (DVO). Deze DVO-rapportages worden besproken in de audit- en compliancecommissie. Syntrus Achmea adviseert daarnaast het bestuur over juridische, financiële, actuariële en overige pensioentechnische zaken en beleggingen. Hierbij worden in ieder geval de relevante ontwikkelingen op pensioengebied gesignaleerd met een overzicht van de mogelijke consequenties hiervan voor SBZ. De vermogensbeheerders rapporteren daartoe ieder kwartaal over de nakoming van de gemaakte afspraken ten aanzien van de beleggingen. Deze kwartaalrapportages beleggingen worden besproken in de beleggingscommissie. De kwartaalrapportage bevat in ieder geval een overzicht van de ontwikkeling van de waarde van de beleggingen en van de dekkingsgraad en een verklaring van de belangrijkste oorzaken van deze ontwikkelingen.
ABTN BPF Zorgverzekeraars
pagina 21 | 42
6.4 Organogram De relatie tussen het bestuur en de bij de uitvoering betrokken partijen is in het onderstaande organogram weergegeven.
Audit- en
Bestuur
Deelnemersraad
compliancecommissie Verantwoordingsorgaan Beleggingscommissie Visitatiecommissie Extern accountant Commissie van Beroep Extern actuaris
Syntrus Achmea
Robeco
BNP Paribas
Russell Investments
Northern Trust
Het bestuur heeft PricewaterhouseCoopers als certificerend accountant aangesteld om de jaarrekening, het jaarverslag en de staten voor De Nederlandsche Bank te controleren. De accountant doet verslag van zijn bevindingen in de vorm van een accountantsrapport aan het bestuur en stelt jaarlijks een accountantsverklaring op. In het accountantsrapport worden op hoofdlijnen de bevindingen en de verbeterpunten in de beheersing van de processen gesignaleerd. In de bestuursvergadering, waarin de jaarstukken worden besproken, is de accountant aanwezig. Towers Watson is aangesteld als certificerend actuaris. De actuaris doet verslag van zijn bevindingen middels een certificeringsbrief aan het bestuur en stelt jaarlijks een actuariële verklaring op. Hij is aanwezig in de bestuursvergadering waarin de jaarstukken worden besproken.
ABTN BPF Zorgverzekeraars
pagina 22 | 42
7 Ondertekening Het bestuur van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars heeft deze ABTN vastgesteld in de bestuursvergadering van 28 maart 2011.
R. Wenselaar
J.G.A. van den Brink
Voorzitter
Vice-voorzitter
Met advies van de deelnemersraad op 24 maart 2011.
H.A.M. Acampo Voorzitter
ABTN BPF Zorgverzekeraars
pagina 23 | 42
Bijlage 1. Samenhang vermogen, toeslag- en premiebeleid Zolang de reserve beleggingsrisico’s niet gelijk is aan het vereist eigen vermogen dat resulteert volgens het standaardmodel van De Nederlandsche Bank, gebruik makend van de op balansdatum geldende door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vastgestelde parameters, worden: •
geen toeslagen verleend aan pensioengerechtigden en gewezen deelnemers;
•
de koopsom voor de toeslagen aan actieve deelnemers geheel in rekening gebracht bij de aangesloten organisaties;
•
geen premiekorting verleend aan aangesloten organisaties.
Zodra er sprake is van vrij vermogen wordt deze aangewend voor (in volgorde van prioriteit): 1)
toeslagen aan gewezen deelnemers en pensioengerechtigden ter grootte van maximaal de prijsindex;
2)
het gedeeltelijk of niet in rekening brengen bij de aangesloten organisaties van de koopsom voor toeslagen aan actieve deelnemers ter grootte van maximaal de prijsindex;
3)
het gedeeltelijk of niet in rekening brengen bij de aangesloten organisaties van de koopsom voor toeslagen aan actieve deelnemers ter grootte van maximaal het verschil tussen de loonindex en de prijsindex;
4)
extra indexatie, uitgaande van een maximale extra toeslag aan gewezen deelnemers en pensioengerechtigden van 1%;
5)
extra indexatie, uitgaande van een maximale extra toeslag aan deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden van 1%;
6)
premiekorting.
Er kan slechts sprake zijn van toekenning van (een deel van) een hoger nummer, wanneer het voorgaande nummer volledig (100%) is toegekend en er nog (fictief) vrij vermogen resteert na aftrek van het met de toekenning van het voorgaande nummer gepaard gaande lasten.
ABTN BPF Zorgverzekeraars
pagina 24 | 42
De mate van toekenning met betrekking tot 1) wordt bepaald door een factor (*), die gelijk is aan: (BBV-VPV-RBR-RPE) / (A0-VPV-RBR-RPE) waarbij: −
BBV gelijk is aan het beleidsmatig belegd vermogen (het belegd vermogen dat resteert na aftrek van de VPV vermeningvuldigd met de helft van de onder het beleggingsbeleid geformuleerde maximaal toegestane tracking error van de beleggingen ten opzichte van de verplichtingen);
−
A0 gelijk is aan de voorziening pensioenverplichtingen op basis van een rekenrente van 2,5%;
−
VPV gelijk is aan de voorziening pensioenverplichtingen;
−
RBR gelijk is aan de reserve beleggingsrisico’s;
−
RPE gelijk is aan de reserve premie-egalisatie.
De mate van toekenning met betrekking tot 2) wordt bepaald door een factor (*), die gelijk is aan: (BBV-A1) / A2 waarbij: −
A1 gelijk is aan de voorziening pensioenverplichtingen op basis van een rekenrente van 2,5% na toekenning van 1);
−
A2 gelijk is aan de op basis van 2,5% rekenrente benodigde voorziening voor een volledige toekenning van 2).
De mate van toekenning met betrekking tot 3) wordt bepaald door een factor (*), die gelijk is aan: (BBV-A1-A2) / (B0-A1-A2) waarbij: −
B0 gelijk is aan de voorziening pensioenverplichtingen op basis van een rekenrente van 2% na volledige toekenning van 1), 2) en 3).
De mate van toekenning met betrekking tot 4) wordt bepaald door een factor (*), die gelijk is aan: (BBV-B0) / (C0-B0) waarbij: −
C0 gelijk is aan de voorziening pensioenverplichtingen op basis van 1,5% rekenrente na volledige toekenning van 1), 2), 3) en 4).
De mate van toekenning met betrekking tot 5) wordt bepaald door een factor (*), die gelijk is aan: (BBV-C0) / C1 waarbij: −
C1 gelijk is aan de op basis van 1,5% rekenrente benodigde voorziening voor een volledige toekenning van 5).
De mate van toekenning met betrekking tot 6) wordt bepaald door een factor (*), die gelijk is aan: (BBV-C0-C1) / D0 waarbij: −
D0 gelijk is aan de feitelijke premie.
De factoren (*) worden steeds afgerond op eenheden van 0,2 en bedragen minimaal 0,0 en maximaal 1,0. Als peildatum voor de vaststelling van de genoemde factoren geldt 30 juni van enig boekjaar.
ABTN BPF Zorgverzekeraars
pagina 25 | 42
Toeslagenbeleid
Premiebeleid
Pensioengerechtigden en gewezen deelnemers: prijsinflatie plus 2% Deelnemers: looninflatie plus 1% (100% t.l.v. SBZ)
Percentage premie
C0 + C1 (VPV o.b.v. 1,5%)
C0 + C1 (VPV o.b.v. 1,5%)
Pensioengerechtigden en gewezen deelnemers: prijsinflatie plus 1% + gedeelte van 1% Deelnemers: looninflatie + gedeelte van 1% (100% t.l.v. SBZ)
C0 (VPV o.b.v. 1,5%) Pensioengerechtigden en gewezen deelnemers: prijsinflatie + gedeelte van 1% Deelnemers: looninflatie (100% t.l.v. SBZ)
B0 (VPV o.b.v. 2,0%) Pensioengerechtigden en gewezen deelnemers: prijsinflatie Deelnemers: prijsinflatie (100% t.l.v. SBZ) + verschil looninflatie en prijsinflatie (gedeeltelijk t.l.v. SBZ; overig t.l.v. werkgever)
A1 + A2 (VPV o.b.v. 2,5%) Pensioengerechtigden en gewezen deelnemers: prijsinflatie Deelnemers: prijsinflatie (gedeeltelijk t.l.v. SBZ; overig t.l.v. werkgever) + verschil looninflatie en prijsinflatie (100% t.l.v. werkgever)
A1 (VPV o.b.v. 2,5%) Pensioengerechtigden en gewezen deelnemers: prijsinflatie Deelnemers: prijsinflatie (100% t.l.v. werkgever) + verschil looninflatie en prijsinflatie (100% t.l.v. werkgever)
A0 (VPV o.b.v. 2,5%) Pensioengerechtigden en gewezen deelnemers: percentage prijsinflatie Deelnemers: prijsinflatie (100 % t.l.v. werkgever) + verschil looninflatie en prijsinflatie (100% t.l.v. werkgever)
VPV+RBR+RPE
100% premie
Beleidsmatig belegd vermogen (BBV)
Bijlage 2. Verklaring inzake de beleggingsbeginselen Deze verklaring beleggingsbeginselen geeft beknopt de uitgangspunten weer van het beleggingsbeleid van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars. Pensioenfondsen zijn op grond van de Europese Pensioenrichtlijn verplicht om zo’n verklaring op te stellen. In Nederland is deze richtlijn verwerkt in de Pensioenwet. Het beleggingsbeleid van een pensioenfonds is voor zowel de zekerheid als de betaalbaarheid van het pensioen van cruciaal belang. Tegen die achtergrond heeft de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars (SBZ) deze verklaring beleggingsbeginselen 2011 opgesteld. Dit document beschrijft de uitgangspunten van het beleggingsbeleid van SBZ ten behoeve van de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden in het pensioenfonds. De verklaring is voor iedereen beschikbaar via onze internetsite www.SBZ.nl (onder de knop ‘Reglementen’). Deze verklaring is vastgesteld door het bestuur van SBZ op 28 maart 2011.
Hoofdstukindeling De verklaring bevat de volgende hoofdstukken: 1.
Organisatie en regeling
2.
Beleggings- en risicobeleid van het pensioenfonds
3.
Uitvoering
1 : Organisatie en regeling 1.1 Organisatie Omschrijving van het fonds SBZ is sinds 1961 uitgegroeid van een bescheiden fonds voor de uitvoerders van de ziekenfondswet en/of AWBZ naar een vrijwillig bedrijfstakpensioenfonds voor de bedrijfstak zorgverzekeraars. De aansluitingsgrond is geregeld in de CAO Zorgverzekeraars alsmede in de statuten van SBZ. Geen van de aangesloten organisaties is beursgenoteerd en veelal hebben ze geen ‘winstoogmerk’. Al een halve eeuw staat SBZ garant voor aandacht en zorg voor de individuele deelnemers en gepensioneerden van deze aangesloten organisaties. Daarbij staat de volgende missie centraal: SBZ is dé natuurlijke leverancier van pensioenregelingen voor de bedrijfstak zorgverzekeraars waarbij het leveren van kwaliteit naar aangesloten organisaties en hun deelnemers en gepensioneerden voorop staat, zonder dat daarbij sprake is van een winstoogmerk. SBZ heeft eind 2010 ongeveer 40.000 deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden en een belegd vermogen van ongeveer € 3 miljard.
Doelstelling van het pensioenfonds De doelstelling van het pensioenfonds is het verlenen van pensioenen. Dit betreft zowel de ingegane rechten als de aanspraken van actieve en gewezen deelnemers. Het streven van het pensioenfonds daarbij is het waarde- of welvaartsvast houden van de pensioenen door jaarlijks de pensioenen te verhogen. Echter, dit gebeurt alleen indien en voor zover de financiële positie van het fonds dit toelaat. Indien de financiële positie van het fonds dit niet toestaat kan bij de aangesloten organisaties voor de verhoging van de opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers een aanvullende koopsom in rekening worden gebracht. Ter voorkoming van misverstanden : er wordt premie betaald voor de toekenning van nominale pensioenen. Voor toeslagverlening aan gewezen deelnemers en pensioengerechtigden wordt geen premie betaald: deze wordt gefinancierd uit de overrendementen van het fonds. Tenslotte ziet het pensioenfonds het als een belangrijk onderdeel van haar identiteit om deze doelstellingen op een verantwoorde wijze te verwezenlijken met oog voor sociaal-maatschappelijke en omgevingsaspecten.
ABTN BPF Zorgverzekeraars
pagina 28 | 42
Wijze van uitvoering SBZ heeft de uitvoering van de pensioenadministratie en de bestuursondersteuning met ingang van 1 januari 2010 opgedragen aan Syntrus Achmea Pensioenbeheer NV. Het fonds maakt voor haar beleggingen sinds 1 juli 2007 zoveel mogelijk gebruik van externe managers. Hiermee wordt de individuele beleggingsbeslissing aan de manager overgedragen. Voor het beheer van de portefeuilles zijn een tweetal coördinerende externe managers geselecteerd, waarvan er één gespecialiseerd is in het selecteren van de beste managers per beleggingscategorie en regio en één in het adviseren over de strategische allocatie van de portefeuille en de uitvoering van het risicobeheer (inclusief de executie van overlays op rente en valuta). Kerncijfers SBZ In de volgende tabel zijn de kerncijfers uit het jaarverslag van SBZ over 2009 weergegeven (bedragen in duizenden euro’s). 2009
2008
2007
2006
2005
58
58
60
62
65
Deelnemers
17.197
16.945
17.563
18.725
19.629
Gewezen deelnemers
17.999
20.167
18.896
17.024
15.306
Pensioengerechtigden
5.793
5.514
5.190
4.912
4.715
Pensioenvermogen 1
2.675.608
2.294.880
2.593.234
2.428.846
2.249.670
Pensioenverplichtingen
2.359.332
2.282.400
1.757.438
1.796.259
1.793.861
- volgens FTK-normen
113%
101%
148%
135%
125%
- vereist
122%
118%
119%
123%
122%
Uitkeringen
88.725
81.162
74.299
69.113
65.403
Pensioenpremie
98.689
112.292
114.999
86.628
85.786
Beleggingen
2.669.751
2.256.087
2.559.749
2.423.261
2.237.350
Rendement
16,5%
-12,3%
5,3%
7,2%
14,4%
Aantallen Aangesloten organisaties
Pensioenregeling
Dekkingsgraad
Beleggingen
1
Som van het vrij vermogen, reserves en technische voorzieningen
ABTN BPF Zorgverzekeraars
pagina 29 | 42
1.2 Bestuur Pensioenfonds Organisatie Dit hoofdstuk bevat een toelichting op de organisatie van het pensioenfonds. Een organogram is opgenomen in de ABTN. In de volgende paragrafen wordt ingegaan op de verdeling van verantwoordelijkheden en bevoegdheden en de opgenomen maatregelen ter waarborging van de integriteit van de organisatie. Het bestuur bestaat uit acht leden. Vier leden (de werkgeversleden) worden aangewezen door de werkgeversvereniging Zorgverzekeraars Nederland. Vier leden (de werknemersleden) worden aangewezen door FNV, CNV en De Unie, met inachtneming van de verhouding tussen de aantallen bij de deelnemende organisaties werkzame vakbondsleden, echter met dien verstande dat elk van de hiervoor genoemde werknemersorganisaties ten minste een lid aanwijst. De beleggingscommissie (Belco) bestaat uit ten minste twee leden van het bestuur, die worden ondersteund door externe deskundigen en medewerkers bestuursondersteuning van Syntrus. De leden van de Belco worden benoemd door het bestuur. De bijeenkomsten van de Belco worden bijgewoond door de aangewezen bestuursleden, de vaste adviseur(s) en de vertegenwoordigers van Syntrus. Voor de bijeenkomsten kunnen ook andere adviseurs en de fiduciair managers worden uitgenodigd. Uiteraard is er bij de advisering, vaststelling en toetsing (van de uitvoering) van het beleggingsbeleid ook een rol weggelegd voor de deelnemersraad, de audit- en compliancecommissie, het verantwoordingsorgaan en de visitatie-commissie. De stichting kent geen eigen uitvoeringsorganisatie; deze functie is sinds 1 januari 2010 belegd bij Syntrus Achmea Pensioenbeheer NV.
Verdeling taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden De taken en bevoegdheden van het bestuur zijn vastgelegd in de statuten van het fonds. Het bestuur waakt over de inrichting, handhaving en uitvoerbaarheid van de statuten, reglementen en overeenkomsten. Het bestuur draagt verantwoordelijkheid voor het premie-, toeslagen- en beleggingsbeleid en de uitvoering van de pensioenregeling. De beleggingcommissie (Belco) heeft een adviserende bevoegdheid. De taken en bevoegdheden van de Belco zijn vastgelegd in een door het bestuur vastgesteld reglement. De Belco adviseert het bestuur inzake het beleggingsbeleid en de wijze waarop daaraan uitvoering wordt gegeven. De Belco is uitsluitend verantwoordelijk voor haar inhoudelijk advies en niet voor de uitkomsten van het gevoerde beleggingsbeleid. Voorts is de Belco door het bestuur gemandateerd tot het nemen van bepaalde beslissingen aangaande de uitvoering van het beleggingsbeleid.
ABTN BPF Zorgverzekeraars
pagina 30 | 42
De medewerkers bestuursondersteuning van Syntrus verzorgen de beleidsinitiatie en dagelijkse monitoring van de LOM, de MoM, de engagement manager en de custodian en coördineren de rapportage aan de Belco en het bestuur. Hiertoe wordt Syntrus geïnformeerd door de lead overlay manager, de manager of managers, de engagement manager en de custodian. De lead overlay manager (LOM) adviseert de beleggingscommissie over de strategische allocatie van de beleggingsportefeuille en draagt op continue basis zorg voor het risicobeheer, waarbij afdekkingstrategieën gelden ten aanzien van rente en valuta. De lead overlay manager adviseert over de dynamische strategie en implementeert deze. De manager of managers (MoM) is verantwoordelijk voor de selectie en aansturing van de onderliggende gespecialiseerde managers per beleggingscategorie. De engagement manager ondersteunt SBZ bij het vormgeven en uitvoeren van het beleid op het gebied van verantwoord beleggen. De custodian is onder andere belast met de settlement en bewaring van effecten et cetera, compliancemonitoring, beleggingsadministratie en performance-meting. Om belangenverstrengeling of tegenstrijdige belangen te voorkomen is zowel door het pensioenfondsbestuur als de medewerkers van Syntrus een gedragscode ondertekend, die voldoet aan de daaraan door de toezichthouders gestelde eisen.
Pensioenregeling SBZ is een niet verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds. De pensioenregeling van SBZ is het gevolg van de pensioenovereenkomst, die de CAO-partijen in de zorgverzekeringsbranche hebben gesloten. De pensioenovereenkomst betreft een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet en komt neer op een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling. De regeling kent diverse flexibiliseringsmogelijkheden. Onderdeel van de pensioenregeling is een arbeidsongeschiktheidsverzekering. SBZ geeft voorts uitvoering aan de Achmea-pensioenregeling voor de voormalig zelfstandige zorgverzekeraars binnen Achmea.
ABTN BPF Zorgverzekeraars
pagina 31 | 42
2 : Beleggings- en risicobeleid van het pensioenfonds
2.1 Algemeen Het bestuur van SBZ heeft een integraal beleid vastgesteld. Het pensioenbeleid, het toeslagbeleid, het premiebeleid en het beleggingsbeleid vormen hierbij een samenhangend geheel. In het kader van de sturing wordt het beleggingsbeleid jaarlijks, in samenhang de overige financiële sturingselementen, geanalyseerd tegen de achtergrond van verschillende economische scenario’s. Een belangrijke analyseinstrument hierbij is de Asset Liability Management (ALM) studie, waarbij de ontwikkeling in de beleggingen en de verplichtingen in hun onderlinge samenhang worden beschouwd. Dit hoofdstuk beschrijft het beleggingsbeleid van SBZ en het daarbij behorende risicobeleid. Doelstelling beleggingsbeleid Er wordt een beleid gevoerd dat er op gericht is om binnen beperkte risicogrenzen, waarbij met name rekening wordt gehouden met het risico van onderdekking, tegen een aanvaardbare premie (laag en stabiel) een situatie te creëren waarbij enerzijds een bestendig toeslagbeleid kan worden gevoerd en anderzijds een zo hoog mogelijk rendement op het belegde vermogen wordt behaald. Uitgangspunt hierbij is dat de kans dat binnen een jaar de dekkingsgraad minder wordt dan 105%, niet groter zou mogen zijn dan 2,5%. Aan de hand van een periodieke monitoring van de risicopositie wordt beoordeeld of en in hoeverre de risicoafdekkingen dienen te worden aangepast. Om op proactieve wijze te kunnen sturen is medio 2007 een gespecialiseerde risico-beheerder (de LOM) aangesteld die gebruik maakt van verfijnde modellen. Investment beliefs Om de doelstelling van het beleggingsbeleid te kunnen realiseren en tevens ‘in control’ te zijn en blijven heeft het bestuur de volgende investment beliefs geformuleerd: 1) het beleggingsbeleid dient dienstbaar te zijn aan de realisatie van de doelstellingen van het fonds SBZ (concreet: een goede pensioenregeling tegen een aanvaardbare prijs); 2) dynamisch allocatiebeleid leidt op de lange termijn tot een beter risicobeheer; 3) diversificatie is uit risico/rendement-overwegingen lonend, waarbij diversificatie dient als middel en geen doel op zich is. Inefficiëntie als gevolg van overdiversificatie dient voorkomen te worden (dit heeft betrekking op zowel de allocatie als managerspreiding); 4) op zorgvuldige wijze wordt per onderdeel van de beleggingsportefeuille een keuze gemaakt tussen actief en passief beheer. De efficiëntie (omvang en volwassenheid) van de verschillende markten is hierin een voorname factor. Actief beheer wordt pas gekozen indien het rendement na kosten naar verwachting tot duidelijk betere resultaten leidt dan passief beheer. Hierbij dienen ook de beheerkosten en de toegankelijkheid van de markten in ogenschouw te worden genomen;
ABTN BPF Zorgverzekeraars
pagina 32 | 42
5) een belang in illiquide beleggingen als onroerend goed, private equity, infrastructuur etcetera wordt op termijn beloond met extra rendement (na kosten). Er is weliswaar sprake van een hoger risico waarvoor echter een illiquiditeitspremie wordt ontvangen (het verwachte rendement stijgt maar per saldo verbetert het rendement/risico-profiel niet); 6) goed huisvaderschap ten behoeve van alle betrokkenen (stakeholders) resulteert in een maatschappelijk verantwoorde manier van beleggen; 7) op elk van de beleggingsprocessen dient een specialist of combinatie van specialisten ingezet te worden, waarbij het samenstel van verschillende beleggingsstijlen bijdraagt aan een evenwichtige totaalportefeuille. 2.2 Vaststellen beleggingsbeleid Het bestuur van een pensioenfonds is verantwoordelijk voor het strategische beleggingsbeleid. Onder strategisch beleggingsbeleid wordt verstaan: -
het vaststellen van het doel van het beleggingsbeleid;
-
het vaststellen van de investment beliefs;
-
het vaststellen van de strategische beleggingsportefeuille (allocatie en risicobudget) en het risicobeleid met betrekking tot onder andere rente, inflatie en valuta;
-
Het vaststellen van de benchmarks en de bandbreedtes in de allocatie;
-
Het vaststellen van het beleid op het terrein van verantwoord beleggen.
De beleggingscommissie adviseert het bestuur inzake het beleggingsbeleid en de wijze waarop daaraan uitvoering wordt gegeven. Binnen het door het bestuur vastgestelde beleidsmatige kader wordt door de beleggingscommissie, ondersteund door medewerkers bestuursondersteuning van Syntrus, uitvoering gegeven aan het beleggingsbeleid. De hiermee verband houdende werkzaamheden hebben onder meer betrekking op: -
de voorbereiding van de advisering met betrekking tot het te voeren beleggingsbeleid ten behoeve van het bestuur;
-
de aanstelling van de lead overlay manager, manager of managers, engagement manager en custodian;
-
het houden van toezicht op de uitvoering van het vermogensbeheer door externe vermogensbeheerders.
In de organisatie van het vermogensbeheer is een strikte scheiding aangebracht tussen beleidsbepaling, de beheerfunctie en de bewaarfunctie / registratieve functie.
ABTN BPF Zorgverzekeraars
pagina 33 | 42
Schematisch kan het beleggingsproces als volgt worden weergegeven:
Implementeren Strategisch beleid
Formulering Strategisch beleid
Intern fonds
Reporting en (Compliance) monitoring
Dynamisch risicobeheer met derivaten
Overlay manager
Custodian Multimanager
Managers
Managers Administratie
Uitvoeren transacties
Selectie en monitoring externe managers
2.3 Beleggingsrichtlijnen Elk jaar wordt in het beleggingsplan de normportefeuille vastgelegd. Binnen de kernmarkten aandelen, vastrentende waarden en alternatives wordt een verdere verdeling gemaakt naar deelmarkten. Een belangrijke richtlijn is dat de actuele portefeuille van activa zo veel mogelijk de karakteristieken van de verplichtingen dient te volgen. Hierbij wordt een ‘tracking error’ gehanteerd. Deze tracking error is met andere maatstaven onderdeel van het risicobeheerraamwerk. SBZ voert een risicobeleid waarbij gebruik wordt gemaakt van rentederivaten, aandelenderivaten en valutaderivaten. Het risicobeleid heeft als doelstelling om pensioen- en beleggingsrisico’s op prudente wijze te beperken en te beheersen. Externe vermogensbeheerders hebben de mogelijkheid om, binnen de richtlijnen van het mandaat, gebruik te maken van derivaten om een actief beleggingsbeleid te voeren.
ABTN BPF Zorgverzekeraars
pagina 34 | 42
De portefeuilleverdeling 2011 is opgenomen in onderstaande tabel. Portefeuille
Benchmark
Gewicht
Euro Staatsobligaties
Citigroup EGBI AAA/AA
25,50%
Global Credits
BarCap Global Aggregate Credit
18,00%
Global High Yield
Composite BM *)
Vastrentend
2,00%
Emerging Market Debt Local Currency JP Morgan GBI-EM Global Diversified
2,00%
Emerging Market Debt Hard Currency
JP Morgan EMBI Global
1,50%
Grondstoffen
Dow Jones UBS
3,00%
Aandelen Wereldwijd
MSCI World (Net Div Reinv)
23,00%
Emerging Markets
Russell Emerging Markets
5,00%
Small Cap US
Russell 2500
2,50%
Small Cap Non-US
S&P Dev ex-US Small Cap
2,50%
Vastgoed
Composite BM **)
6,00%
Private Equity
Absolute Return (12% ann.)
3,00%
Infrastructuur
Absolute Return (10% ann.)
2,00%
Leveraged loans
1 month Euribor + 4%
2,50%
Cash Resereve
1 week Euro LIBID
1,50%
Alternatieve beleggingen
Totaal *)
100% Composite BM : 70% Merrill Lynch Global High Yield 2% Constrained en 30% JP Morgan EMBI Global.
**)
Composite BM : 50% All-Europe Index, 25% ROZ IPD Dutch resedential Index, 15% NCREIF en 10% FTSE EPRA NAREIT Global Real Estate Index.
ABTN BPF Zorgverzekeraars
pagina 35 | 42
2.4 Risicobeleid Risicomanagementvisie SBZ wil op basis van een bedrijfsbrede, uniforme en integrale risicomanagementmethodiek zijn doelstellingen realiseren. Deze methodiek stelt het fonds in staat om weloverwogen keuzes te maken ten aanzien van het gewenste geheel van beheersmaatregelen. Deze maatregelen dienen een bijdrage te leveren aan het “in control” zijn van de organisatie om SBZ op een effectieve wijze in staat te stellen verantwoording af te leggen aan zijn belanghebbenden. Door het op structurele wijze en uniform in kaart brengen van de risico’s en van de effectiviteit van de met het oog daarop getroffen beheersmaatregelen heeft het fonds inzicht in de mate waarin het zijn organisatie beheerst.
Risicobeheermaatregelen Pensioenfondsbesturen moeten voldoen aan alle wet- en regelgeving en controle hebben over alle risico’s die zich voordoen. DNB hanteert hiervoor het FIRM-model met een beschrijving van tien risicocategorieën. FIRM staat voor Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode. De Pensioenwet verplicht het bestuur tot het treffen van maatregelen voor een integere en beheerste bedrijfsvoering. In 2010 is het risicobeheerraamwerk compleet afgerond en wordt een start gemaakt met het verder actueel houden van het raamwerk. Bovendien zullen, als gevolg van de uitbesteding van de pensioenadministratie, enkele risicocategorieën worden herzien. Het risicobeheerraamwerk wordt jaarlijks besproken in de audit- en compliancecommissie, die vervolgens de belangrijkste binnen het bestuur te bespreken risico’s bepaalt. Met betrekking tot het risicomanagement bij de uitvoering van het beleggingsbeleid is een lead overlay manager aangesteld, die onder andere de portefeuille op continue basis meet aan de verplichtingen van het fonds. Hierna volgt een beschrijving van de belangrijkste risico’s en van de wijze waarop deze risico’s worden beheerst. FIRM-risicocategorieën Rente-/matchingrisico Het renterisico is het risico als gevolg van het niet gematcht zijn van activa en passiva (inclusief offbalanceposten) dan wel inkomsten en uitgaven in termen van rentevoet, rentetypische looptijden, basisvaluta, liquiditeit typische looptijden en gevoeligheid voor ontwikkeling in prijspeil. Het renterisico is bij het fonds gedeeltelijk, afhankelijk van de dekkingsgraad, afgedekt. Het fonds kiest bewust om een gedeelte van het renterisico niet af te dekken om herstelcapaciteit te behouden. Het valutarisico wordt vrijwel volledig afgedekt. Het inflatierisico wordt voor een klein deel afgedekt middels het beleggen in produkten, die een natuurlijke inflatiebescherming in zich herbergen (zoals vastgoed en gondstoffen). Het inflatierisico ligt voor een belangrijk deel bij de aangesloten werkgevers (ten behoeve van hun deelnemers) en pensioengerechtigden en gewezen deelnemers via het toeslagbeleid van het fonds. ABTN BPF Zorgverzekeraars
pagina 36 | 42
Marktrisico Het marktrisico is het risico ten gevolge van het blootstaan aan wijzigingen in marktprijzen van verhandelbare financiële instrumenten binnen een handelsportefeuille. Voor pensioenfondsen geldt dat het marktrisico alleen betrekking heeft op de niet-rentedragende activa. Het fonds kiest voor spreiding in de beleggingsportefeuille qua risicoprofiel van de achterliggende beleggingen in relatie tot de verplichtingen van het fonds. Beleggen in risicovollere produkten wordt bewust gedaan in de veronderstelling dat daar een hoger rendement tegenover staat. Kredietrisico Het risico dat een tegenpartij contractuele of andere overeengekomen verplichtingen (waaronder verstrekte kredieten, leningen, vorderingen, ontvangen garanties) niet nakomt al dan niet als gevolg van het aan beperkingen onderhevig zijn van buitenlandse betalingen. Sinds de kredietcrisis is deze risicocategorie één van de belangrijkste waarop het fonds geen tot zeer beperkt risico wenst te lopen. Het fonds let scherp op kredietwaardigheid en liquiditeit. Verzekeringstechnisch risico Het risico dat uitkeringen (nu dan wel in de toekomst) niet gefinancierd kunnen worden vanuit premieen/of beleggingsinkomsten als gevolg van onjuiste en/of onvolledige (technische) aannames en grondslagen bij de ontwikkeling en premiestelling van het product. De belangrijkste risico’s voor het fonds zijn de levensverwachting en arbeidsongeschiktheid. Wanneer ontwikkelingen op deze gebieden nopen tot aanpassing van de grondslagen zal het fonds hiertoe direct overgaan. Omgevingsrisico Het omgevingsrisico is het risico als gevolg van buiten de instelling of groep komende veranderingen op het gebied van concurrentieverhoudingen, belanghebbenden, reputatie en ondernemingsklimaat. Dit risico is voor het fonds zelf het minst direct te beïnvloeden. Om die reden volgt het fonds ontwikkelingen in de nabije omgeving van het fonds op de voet. Operationeel risico Een operationeel risico is een risico dat samenhangt met ondoelmatige of onvoldoende doeltreffende procesinrichting of procesuitvoering. Voor de beheersing van operationele risico’s steunt SBZ op de beheermaatregelen van de externe uitvoerders. Uitbestedingsrisico Het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden (al dan niet binnen een groep, al dan niet aan de sponsor) uitbestede werkzaamheden dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel worden geschaad. Het uitbestedingsrisico vormt een zeer belangrijk aandachtsgebied voor het fonds. Zowel het pensioenbeheer als het vermogensbeheer zijn uitbesteed. Dit risico vormt als het ware de keerzijde van met name het operationeel risico, het IT-risico en het integriteitsrisico; het fonds laat zich regelmatig infomeren over de wijze waarop de externe uitvoerders deze risico’s beheersen.
ABTN BPF Zorgverzekeraars
pagina 37 | 42
IT-risico Het risico dat bedrijfsprocessen en informatievoorziening onvoldoende integer, niet continu of onvoldoende beveiligd en ondersteund worden door IT. Door de volledige uitbesteding van het pensioen- en vermogensbeheer beschikt het fonds niet over een eigen IT-infrastructuur. Ten aanzien van de IT-omgeving van de externe uitvoerders steunt het fonds op de beheermaatregelen van de diverse dienstverleners. Integriteitsrisico Het risico dat de integriteit van de instelling dan wel het financiële stelsel wordt beïnvloed als gevolg van niet integere, onethische gedragingen van de organisatie, medewerkers dan wel van de leiding in het kader van wet- en regelgeving en maatschappelijke en door de instelling opgestelde normen. Integer handelen is binnen het fonds verankerd in de totale compliancestructuur. Alle betrokkenen bij het fonds, zowel intern als extern, worden geacht te voldoen aan het geheel van interne en externe wet- en regelgeving, dat op het fonds van toepassing is. Compliance staat op de agenda van iedere vergadering van de audit- en compliancecommissie, het bestuur en de deelnemersraad. Juridisch risico Het risico samenhangend met (veranderingen in en naleving van) wet- en regelgeving, het mogelijk bedreigd worden van haar rechtspositie, met inbegrip van de mogelijkheid dat contractuele bepalingen niet afdwingbaar of niet correct gedocumenteerd zijn. Het fonds maakt bij de opstelling van alle voor het fonds relevante juridische documenten gebruik van de diensten van daarin gespecialiseerde partijen.
ABTN BPF Zorgverzekeraars
pagina 38 | 42
3 : Uitvoering In 2006 is besloten om de structuur van de het beleggingsproces te wijzigen. De structuur is gewijzigd van een intern beheerde beleggingsportefeuille naar een externe managersstructuur. Deze structuur is per 1 juli 2007 geëffectueerd. In 2010 is door een extern bureau onderzocht hoe de (vermogens)beheerstructuur past bij de beleidsuitgangspunten van het bestuur, wet- en regelgeving, aanbevelingen van DNB en de rapporten Frijns en Goudswaard. De uitkomst is, dat de vermogensbeheerstructuur van SBZ goed aansluit bij de investment beliefs en de actuele eisen voor governance. 3.1 Beleggingsorganisatie SBZ maakt door deze beslissing voor haar beleggingen zoveel mogelijk gebruik van gespecialiseerde externe beheerders, die elk verantwoordelijk zijn voor een deel van de beleggingsprocessen (lead overlay manager, manager of managers en engagement manager). De manager of managers van SBZ selecteert de managers welke vervolgens een zogenaamd mandaat beheren. Het risicokader van het samenstel van de afzonderlijke mandaten is reeds vastgelegd in de beleggingsmix. Voorts is de individuele beleggingsbeslissing aan de onderliggende managers overgedragen. Voor het beheer van de portefeuilles worden externe managers geselecteerd die gespecialiseerd zijn in een bepaalde beleggingscategorie of een bepaalde regio. 3.2 Rapportage en verantwoording Maandelijks wordt aan de uitvoerder van het fonds (Syntrus) inzicht gegeven in de samenstelling van de portefeuille ten opzichte van de door het bestuur vastgestelde bandbreedten alsmede in het behaalde resultaat. Eenmaal per kwartaal brengt Syntrus verslag uit aan de beleggingscommissie en het bestuur over de belangrijkste wijzigingen in de beleggingsportefeuille en over het behaalde rendement. In het jaarverslag leggen het bestuur en de beleggingscommissie eenmaal per jaar verantwoording af over het gevoerde beleggingsbeleid.
ABTN BPF Zorgverzekeraars
pagina 39 | 42
3.3 Controle en advisering Custodian De beleggingscommissie heeft een externe custodian aangesteld die als onafhankelijke partij erop toeziet dat de beleggingsactiviteiten binnen de (onder andere) door het bestuur vastgestelde richtlijnen plaatsvinden.
Accountant Het bestuur heeft een externe accountant belast met de controle van de jaarrekening van het fonds. De accountant beoordeelt de opzet en de werking van de door het fonds getroffen beheermaatregelen voor zover deze relevant zijn voor de controle van de jaarrekening. De accountant legt verantwoording af aan het bestuur door middel van een accountantsverslag en een verklaring bij de jaarrekening. Certificerend actuaris Het bestuur heeft een externe certificerend actuaris benoemd die verantwoordelijk is voor de jaarlijkse beoordeling van de pensioenvoorzieningen van het fonds, de gehanteerde actuariële grondslagen en de kostendekkende premie. Op basis van deze beoordeling geeft de certificerend actuaris jaarlijks een actuariële verklaring af, inclusief een toelichtend en verklarend rapport. Als waarborg voor de onafhankelijkheid verricht de certificerend actuaris geen advieswerkzaamheden ten behoeve van het fonds. Adviserend actuaris Het bestuur maakt voor advieswerkzaamheden gebruik van een andere externe actuaris. Deze adviserend actuaris adviseert zowel het bestuur bij de interpretatie van het periodieke ALM onderzoek (als basis voor het beleggingsbeleid) als het bestuur en de directie bij het te voeren premie-, toeslag- en pensioenbeleid.
3.4 Waardering
Alle beleggingen worden, voor zover mogelijk, gewaardeerd tegen actuele waarde. Bedragen die luiden in buitenlandse valuta worden omgerekend naar euro’s tegen de valutakoersen op rapportagedatum. Mutaties met betrekking tot transacties in vreemde valuta gedurende het jaar worden geboekt tegen de op dat moment geldende valutakoersen.
ABTN BPF Zorgverzekeraars
pagina 40 | 42
3.5 Verantwoord beleggen Verantwoord beleggen staat hoog op de agenda bij het fonds. Hieraan wordt op drie wijzen vormgegeven: •
Via een programma van actieve dialoog met ondernemingen, het zogenaamde ‘engagement’;
•
Door toepassing van een op het engagement aanvullend uitsluitingenbeleid;
•
Door te stemmen op aandeelhoudersvergaderingen van bedrijven waarin het fonds via een discretionair beheerde aandelenportefeuille belegt; het zogenaamde ‘voting’.
Sinds 2009 wordt zowel het engagementbeleid als het stembeleid uitgevoerd door Robeco. Engagement Aan het verantwoord beleggen wordt vormgegeven door het actief aangaan van een dialoog met ondernemingen waarin wordt belegd. Op deze wijze wendt de aandeelhouder zijn invloed aan als verschaffer van ondernemingskapitaal om zo te proberen het bedrijf waarin wordt belegd aan te sporen meer verantwoord te werken. In de dialoog worden onderwerpen aan de orde gesteld op het gebied van milieu, sociale onderwerpen en ondernemingsbestuur. Jaarlijks worden enkele thema’s geselecteerd waarover een dialoog met een selectie van relevante ondernemingen wordt aangegaan. Robeco sluit zich voor het fonds aan bij internationaal geaccepteerde en erkende codes, zoals het Global Compact van de Verenigde naties. Wanneer de gewenste gedragsverbetering niet volgt kan de dialoog worden geïntensiveerd. Wanneer duidelijk wordt dat de onderneming de gewenste gedragsverandering niet doorvoert, kan het fonds besluiten om het betreffende aandeel te verkopen of de onderneming uit te sluiten van haar beleggingsuniversum. Jaarlijks wordt met ongeveer 50 á 60 ondernemingen een actieve en constructieve dialoog gevoerd. De doorlooptijd van een dialoog varieert van enkele maanden tot enkele jaren. Uitsluitingenbeleid In 2010 heeft het bestuur besloten het door Robeco gehanteerde uitsluitingsbeleid en de daarbij behorende uitsluitingenlijst te volgen. De lijst van uitgesloten landen is het resultaat van toepassing van de uitsluitingscriteria zoals uiteengezet in het uitsluitingsbeleid. Daarbij is gebruik gemaakt van de relevante gegevens afkomstig van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. De lijst van uitgesloten bedrijven is eveneens het resultaat van toepassing van de uitsluitingscriteria, uiteengezet in het uitsluitingsbeleid. Dit is gebaseerd op extern onderzoek en door bedrijven zelf geleverde informatie, welke door Robeco wordt beoordeeld. Voting Door actief te stemmen op aandeelhoudersvergaderingen kunnen aandeelhouders de kwaliteit van het ondernemingsbestuur bevorderen. Het fonds streeft ernaar om het stemrecht uit te oefenen op alle aandelen die het wereldwijd direct in bezig heeft. Het fonds gelooft dat goed ondernemingsbestuur op de langere termijn ten goede komt aan de aandeelhouderswaarde. Het stembeleid dat Robeco namens het fonds uitvoert is gebaseerd op internationale principes van het International Corporate Governance Netword (ICGN), welke een breed kader geven waarbinnen ondernemingen naar lokale maatstaven beoordeeld kunnen worden. Ook de nationale wetgeving en gedragscodes binnen ondernemingsbestuur (zoals de Code Tabaksblat), geven een nader kader inzake stembeleid. Per jaar wordt bij ongeveer 300 á 350 ondernemingen gestemd op de aandeelhoudersvergadering. Op de website van het fonds is een verslag van daadwerkelijk uitgebrachte stemmen opgenomen. ABTN BPF Zorgverzekeraars
pagina 41 | 42
Door Robeco, behalve als engagement-manager, ook als voting-agent te benoemen is geborgd, dat stemmen op aandeelhoudersvergaderingen in lijn met het engagement geschiedt. 3.6 Kernactiviteiten / Nevenactiviteiten SBZ beperkt zich tot kernactiviteiten en voert geen nevenactiviteiten uit.
De Meern, 28 maart 2011 Namens het bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars
Ruben Wenselaar
J.G.A. van den Brink
werkgeversvoorzitter
werknemersvoorzitter
ABTN BPF Zorgverzekeraars
pagina 42 | 42