Actuariële en bedrijfstechnische nota van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Vastgesteld op 15 september 2015
Inhoudsopgave INLEIDING....................................................................................................................................................... 1 1.
HOOFDLIJNEN VAN HET INTERNE BEHEERSINGSSYSTEEM EN VAN DE OPZET VAN DE ADMINISTRATIEVE ORGANISATIE EN INTERNE CONTROLE ............................ 2 1.1 1.2 1.3 1.3.1 1.3.2 1.3.3 1.4 1.5
2.
ORGANIGRAM .................................................................................................................................... 2 ADMINISTRATIEVE ORGANISATIE EN INTERNE CONTROLE ................................................................. 2 ANALYSE VAN DE MET DE UITBESTEDING SAMENHANGENDE RISICO’S .............................................. 6 BEHEERSINGSMAATREGELEN ALGEMENE RISICO’S ............................................................................ 7 BEHEERSINGSMAATREGELEN RISICO’S ADMINISTRATIE .................................................................... 8 BEHEERSINGSMAATREGELEN RISICO’S VERMOGENSBEHEER ............................................................. 9 BELEIDSMATIGE BEHEERSINGSMAATREGELEN .................................................................................. 9 FINANCIEEL CRISISPLAN .................................................................................................................. 10
PROCEDURES EN CRITERIA VOOR DE AANSLUITING VAN WERKGEVERS BIJ HET FONDS EN VOOR HET VERKRIJGEN VAN HET DEELNEMERSCHAP VAN HUN WERKNEMERS .................................................................................................................................. 11 2.1 2.2 2.3
3.
AANSLUITING WERKGEVERS ............................................................................................................ 11 VERKRIJGING DEELNEMERSCHAP .................................................................................................... 11 HANDHAVINGSBELEID ..................................................................................................................... 11 HOOFDLIJNEN VAN DE UITVOERING ....................................................................................... 13
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9 3.10 3.11
WIJZE VASTSTELLING VERSCHULDIGDE PREMIE .............................................................................. 13 PREMIEBETALING ............................................................................................................................ 13 INFORMATIEVERSTREKKING DOOR WERKGEVER AAN PENSIOENFONDS ........................................... 13 PROCEDURES PREMIEBETALINGSACHTERSTAND .............................................................................. 13 PROCEDURES WIJZIGING PENSIOENOVEREENKOMST ........................................................................ 14 VOORWAARDEN TOESLAGVERLENING ............................................................................................. 14 PROCEDURES AANGAANDE BESLUITEN OMTRENT VERMOGENSOVERSCHOTTEN, VERMOGENSTEKORTEN DAN WEL WINSTDELING .............................................................................. 14 VOORWAARDEN PREMIEKORTING OF -TERUGSTORTING................................................................... 15 BIJSTORTINGSVERPLICHTING ........................................................................................................... 15 VRIJWILLIGE VOORTZETTING NA BEËINDIGING DIENSTVERBAND .................................................... 15 AANSLUITINGSCRITERIA VOOR VRIJWILLIGE AANSLUITING ............................................................. 15
4.
HOOFDLIJNEN VAN DE PENSIOENREGELING........................................................................ 17
5.
HERVERZEKERING ......................................................................................................................... 20
6.
FINANCIËLE OPZET ........................................................................................................................ 21 6.1 6.1.1 6.1.2 6.1.3 6.1.4 6.1.5 6.2 6.2.1 6.2.2 6.2.2.2 6.2.2.3 6.2.2.4 6.2.2.5 6.2.3 6.3
EVENWICHTSVERMOGEN ................................................................................................................. 21 AANWEZIG PENSIOENVERMOGEN .................................................................................................... 21 TECHNISCHE VOORZIENING EN OVERIGE RESERVES ........................................................................ 22 MINIMAAL VEREIST EIGEN VERMOGEN ............................................................................................ 24 VEREIST EIGEN VERMOGEN / EVENWICHTSVERMOGEN .................................................................... 24 VRIJ VERMOGEN .............................................................................................................................. 24 PREMIEBELEID ................................................................................................................................. 25 HOOGTE KOSTENDEKKENDE PREMIE................................................................................................ 25 INTERNE FINANCIERING ................................................................................................................... 25 SOLVABILITEITSOPSLAG .................................................................................................................. 26 VRIJVAL SOLVABILITEITSOPSLAGEN ................................................................................................ 26 HERSTELPREMIES ............................................................................................................................ 26 PREMIEKORTING .............................................................................................................................. 26 FEITELIJKE PREMIE .......................................................................................................................... 27 BELEGGINGSBELEID......................................................................................................................... 27
6.4 6.5 7.
TOESLAGBELEID .............................................................................................................................. 30 SYSTEMATIEK VASTSTELLING PARAMETERS .................................................................................... 32 FINANCIËLE STURINGSMIDDELEN ........................................................................................... 33
7.1 7.2 7.3 7.4 7.5
PREMIEBELEID ................................................................................................................................. 33 BELEGGINGSBELEID......................................................................................................................... 33 TOESLAGBELEID .............................................................................................................................. 33 KORTING VAN AANSPRAKEN ............................................................................................................ 33 HERSTEL VAN GEKORTE AANSPRAKEN EN GEMISTE TOESLAGEN ..................................................... 34
8.
HAALBAARHEIDSTOETS ............................................................................................................... 35
9.
RISICOHOUDING .............................................................................................................................. 36
10.
VASTSTELLING EN WIJZIGING ................................................................................................... 37
BIJLAGE A
FINANCIEEL CRISISPLAN
BIJLAGE B
ERVARINGSSTERFTE PSL
BIJLAGE C
VERKLARING BELEGGINGSBEGINSELEN
2
Inleiding Zoals in artikel 4, tweede lid, van de statuten is vermeld, werkt Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen, Leder- en Lederwarenindustrie gevestigd te Tilburg, hierna te noemen 'het fonds', volgens een actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn). Het doel van deze abtn is een beschrijving te geven van het ten behoeve van het pensioenfonds te voeren beleid, waarbij de financiële opzet en de grondslagen waarop het rust, gemotiveerd omschreven zijn. Deze abtn beschrijft de actuariële en bedrijfstechnische werkwijze van het pensioenfonds naar de situatie van 15 september 2015. De inhoud van de hierna te beschrijven abtn is afgestemd op het bepaalde bij en krachtens de Pensioenwet, in het bijzonder paragraaf 9 van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen. Deze abtn geldt met ingang van 15 september 2015. De abtn is onderverdeeld in de volgende onderwerpen: de hoofdlijnen van het interne beheersingssysteem en van de opzet van de administratieve organisatie en interne controle (hoofdstuk 1); procedures en criteria voor de aansluiting van werkgevers bij het fonds en voor het verkrijgen van het deelnemerschap van hun werknemers (hoofdstuk 2); de hoofdlijnen van de uitvoeringsovereenkomst / uitvoeringsreglement (hoofdstuk 3); de hoofdlijnen van de pensioenregeling (hoofdstuk 4); herverzekering (hoofdstuk 5); de financiële opzet (hoofdstuk 6); de financiële sturingsmiddelen (hoofdstuk 7); de risicohouding (hoofdstuk 8). De beschrijvingen die deze abtn bevat zijn zodanig dat De Nederlandsche Bank op basis van deze abtn tot een oordeel kan komen over de wijze waarop wordt voldaan aan het bij en krachtens de Pensioenwet bepaalde.
1
1.
Hoofdlijnen van het interne beheersingssysteem en van de opzet van de administratieve organisatie en interne controle In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de (administratieve) organisatie van het fonds, haar beleidsuitgangspunten met betrekking tot uitbesteding en een analyse van de met de uitbesteding samenhangende risico’s.
1.1
Organigram Aangesloten ondernemingen Beleggingscommissie Raad van toezicht Bestuur
Commissie risicomanagement en uitbesteding
Verantwoordingsorgaan
Communicatiecommissie
Vermogens-
Admini-
beheerder
trateur
Accountant
Adviserend
Waarmerkend
Actuaris
Actuaris
Naast de in het organigram genoemde partijen heeft het fonds nog een relatie met een risicoherverzekeraar. Ter ondersteuning van de beleggingscommissie is een beleggingsadviseur benoemd.
1.2
Administratieve organisatie en interne controle Bestuur en doelstelling Het bestuur is de beheerder van het fonds en stelt zich ten doel het treffen van pensioenvoorzieningen voor de deelnemers en gewezen deelnemers en hun nagelaten betrekkingen in de bedrijfstak Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie, ter zake van ouderdom, arbeidsongeschiktheid en/of overlijden, een en ander overeenkomstig de bepalingen van de statuten.
2
Bestuur Het bestuur is paritair samengesteld en bestaat uit zes leden. Drie bestuursleden hebben zitting namens de werkgevers en drie namens de werknemers en pensioengerechtigden. De verdeling van de zetels van de vertegenwoordigers van werknemers en vertegenwoordigers van pensioengerechtigden vindt plaats op basis van onderlinge getalsverhoudingen waarbij de vertegenwoordigers van pensioengerechtigden niet meer dan 25% van het totaal aantal bestuurszetels bezetten. De werkgeversvertegenwoordigers worden benoemd door het bestuur op voordracht van de Federatie van Nederlandse Lederwaren- en Schoenfabrikanten en de Federatie van Nederlandse Lederfabrikanten. De werknemersvertegenwoordigers worden benoemd door het bestuur op voordracht van FNV en CNV Vakmensen. De vertegenwoordigers van pensioengerechtigden worden benoemd door het bestuur na verkiezing van de vertegenwoordigers door pensioengerechtigden. De kern van het bestuur wordt gevormd door het dagelijks bestuur, welk bestaat uit de voorzitter en de secretaris van het fonds. Het dagelijks bestuur is door het bestuur gemandateerd om in de gang van zaken betreffende het dagelijks beheer van het fonds door de administrateur, namens het bestuur een besluit te nemen. De invulling van de functies van voorzitter en secretaris wisselt elk jaar tussen de vertegenwoordigers van werkgevers enerzijds en de vertegenwoordigers van werknemers en pensioengerechtigden anderzijds. Het bestuur vergadert minstens eenmaal maar gemiddeld zes tot tienmaal per jaar en van deze vergaderingen worden door de administrateur schriftelijke verslagen gemaakt. Het bestuur wordt in elke bestuursvergadering door de administrateur en/of de actuariële adviseur uitvoerig geïnformeerd over pensioenactualiteiten. Ook de beleidsstukken van het fonds worden tijdens bestuursvergaderingen besproken. Bestuurscommissies Het bestuur heeft een drietal vaste bestuurscommissies ingesteld. De beleggingscommissie is belast met het toezicht op en advies met betrekking tot het beheer van het vermogen dat is uitbesteed aan een externe vermogensbeheerder. De communicatiecommissie adviseert het bestuur ten aanzien van het vast te stellen communicatiebeleid, voert dit beleid uit of ziet toe op de uitvoering ervan. De commissie risicomanagement en uitbesteding heeft tot taak het implementeren, monitoren en aanpassen van het risicomanagement(beleid) van PSL. De taken en verantwoordelijkheden van de bestuurscommissies zijn beschreven in het reglement beleggingscommissie, het reglement communicatiecommissie en het beleidsplan risicomanagement. Verantwoordingsorgaan Het fonds heeft een verantwoordingsorgaan dat voldoet aan de Wet versterking bestuur pensioenfondsen. De taken en bevoegdheden van dit orgaan alsmede de samenstelling, benoeming en werkwijze zijn vastgelegd in de statuten van het fonds en het reglement verantwoordingsorgaan.
3
Intern toezicht Het fonds heeft een raad van toezicht die belast is met het interne toezicht en voldoet aan de Wet versterking bestuur pensioenfondsen. De taken en bevoegdheden van dit orgaan alsmede de samenstelling, benoeming en werkwijze zijn vastgelegd in de statuten van het fonds en het reglement raad van toezicht. Beleidsuitgangspunten uitbesteding Het bestuur heeft op basis van zijn verantwoordelijkheid voor het beheer van het fonds, de vereiste professionalisering en de noodzakelijke risicobeheersing gekozen voor uitbesteding van alle werkzaamheden inzake pensioen- en vermogensbeheer aan externe partijen. De risico’s die daarbij worden gelopen zijn ter uitvoering van een beheerste en integere bedrijfsvoering geïnventariseerd. Een samenvatting van deze risicoanalyse is opgenomen in hoofdstuk 1.3. Ter uitbreiding van voornoemde analyse is het fonds in 2010 gestart met het opzetten van een integraal risicobeleid. Met dit beleid worden de belangrijkste risicocategorieën, zoals die door De Nederlandsche Bank zijn benoemd, onderkend. Daarbij worden de beheersingsmaatregelen beschreven en de wijze waarop over de beheersing van de risico’s gerapporteerd moet worden. Een systematische analyse van van de risico’s die samenhangen met de uitbesteding van werkzaamheden maakt deel uit van het integraal risicobeleid. Het bestuur heeft in lijn met de “Guidance: uitbesteding door pensioenfondsen” van DNB van juni 2014 een uitbestedingsbeleid vastgesteld. Het uitbestedingsbeleid geeft als onderdeel van een beheerste en integere bedrijfsvoering een beschrijving van de verschillende stadia van het uitbestedingsproces: uitbestedingsbeleid; keuze van de uitvoerder; governance uitbeding; monitoring uitbesteding; evaluatie uitbesteding. Uitbestedingsrelaties Het bestuur heeft de pensioenadministratie en de bestuursondersteuning uitbesteed aan AZL NV (verder te noemen: AZL). De werkzaamheden die door AZL worden verricht, zijn gedefinieerd in de uitvoeringsovereenkomst, waarvan service level agreements (SLA’s) deel uitmaken. Het vermogensbeheer is uitbesteed aan Blue Sky Group. De werkzaamheden die door Blue Sky Group worden verricht, zijn vastgelegd in een vermogensbeheerovereenkomst.Het dagelijks bestuur ziet er op toe dat overeenkomstig de hiervoor genoemde overeenkomsten periodiek wordt gerapporteerd en dat die rapportages in het voltallige bestuur worden besproken. Bevoegdheden administrateur Naast de administratie is ook het dagelijks beheer van het fonds opgedragen aan de bestuursadviseur van AZL. AZL legt in elke bestuursvergadering verantwoording af voor het door haar gevoerde beheer. In een separate volmacht heeft het fonds vastgelegd in welke situaties AZL haar in en buiten rechte kan vertegenwoordigen en welke daden van beheer door laatstgenoemde namens het fonds mogen worden verricht, zoals bijvoorbeeld het uitkeren van de pensioenen aan de pensioengerechtigden en het aangaan van contractuele relaties. De administratieve organisatie is er echter in de praktijk op gericht dat alle belangrijke contracten tussen het fonds en derden van
4
handtekeningen van de voorzitter en secretaris worden voorzien. Verder is er een procuratieregeling opgesteld waarin onder meer de tekeningsbevoegdheid van AZL ten aanzien van huishoudelijke en algemene uitgaven van het fonds is vastgelegd. Huishoudelijke uitgaven mogen daarbij altijd door AZL zonder verdere fiattering door het fonds worden gedaan. Voor algemene uitgaven boven een bedrag van € 5000,-- is wel toestemming van het fonds (i.c. de voorzitter en de secretaris) nodig. Verantwoording Uitgangspunt is dat het bestuur eindverantwoordelijk en aansprakelijk blijft voor alle uitbestede werkzaamheden. Het bestuur is in beginsel van mening dat het deze verantwoordelijkheid kan dragen door middel van: Het rechtstreeks ter verantwoording roepen van AZL en Blue Sky Group; Schriftelijke rapportages over de uitvoering van de uitbestede werkzaamheden, die het bestuur zo nodig ter beoordeling en controle aan een onafhankelijke, derde partij zal voorleggen. Externe deskundigen De actuariële advieswerkzaamheden (niet zijnde de waarmerkende werkzaamheden) zijn belegd bij AZL. Het bestuur heeft accountantsbureau Mazars Paardekooper Hoffman Accountants N.V. (hierna: Mazars) aangesteld als de accountant van het fonds. Mazars verzorgt de jaarlijkse controle op de jaarrekening en de staten voor De Nederlandsche Bank (DNB). De accountant zal (minimaal) eenmaal per jaar in de bestuursvergadering mondeling verslag doen van zijn bevindingen en controlewerkzaamheden. Tevens legt hij een en ander schriftelijk vast door middel van een accountantsverklaring en een management letter gericht aan het bestuur. Het bestuur heeft Mercer aangesteld als waarmerkend actuaris. De waarmerkende werkzaamheden die door Mercer worden verricht, zijn vastgelegd in een opdracht tot dienstverlening. De actuaris toetst de toereikendheid van de bezittingen van het fonds, waarmerkt de actuariële verslagstaten en geeft een actuariële verklaring af. Ook de waarmerkend actuaris zal (minimaal) éénmaal per jaar in de bestuursvergadering mondeling verslag doen van zijn bevindingen. Voorts rapporteert hij door middel van een management letter aan het bestuur. Het bestuur laat zich op het beleggingsgebied ondersteunen door een beleggingsadviseur. Het bestuur vraagt daarnaast advies aan de actuarieel adviseur en de beleggingsadviseur in alle gevallen waarin het dit nodig oordeelt. Periodiek zal geëvalueerd worden of alle externe deskundigen nog naar genoegen van het bestuur functioneren. Interne deskundigheid Het bestuur heeft een geschiktheidsplan opgesteld. In dat plan is een geschiktheidsmatrix opgenomen. Het geschiktheidsplan inventariseert in hoeverre door het bestuur aan vereiste geschiktheid (kennis, vaardigheden en professioneel gedrag) wordt voldaan.
5
Elk bestuurslid zorgt voor het verwerven en onderhouden van voldoende kennis op pensioengebied om zijn verantwoordelijkheid als bestuurslid waar te kunnen maken. Waar nodig zal hij zijn kennis uitbreiden door het volgen van opleiding en cursussen. In de uitvoering van haar taken laat het bestuur zich bijstaan door adviseurs op diverse gebieden (externe deskundigen). Ieder nieuw bestuurslid van het fonds volgt introductie- en vervolgcursussen inzake pensioenen. Het bestuur volgt jaarlijks diverse (vaktechnische ) bijeenkomsten/cursussen inzake pensioenen om zich op de hoogte te houden over nieuwe ontwikkelingen. Daarnaast verspreidt de administrateur AZL regelmatig relevante literatuur aan de bestuursleden.
Integere bedrijfsvoering Het bestuur heeft een integriteitsbeleid vastgesteld. Het integriteitsbeleid voorziet in een periodieke en systematische analyse van diverse integriteitsrisico’s, waar onder het risico op belangenverstrengeling. Op grond van door het bestuur geïdentificeerde risico’s worden beheersmaatregelen getroffen. Het bestuur heeft een gedragscode opgesteld die gebaseerd is op de door de Pensioenfederatie gepubliceerde Modelgedragscode voor pensioenfondsen. De gedragscode geeft regels en richtlijnen voor de bestuursleden ter voorkoming van conflicten tussen belangen van het fonds en de privé-belangen van betrokkenen, en regels ter voorkoming van het gebruik maken van vertrouwelijke informatie van het fonds voor privé-doeleinden. Het bestuur heeft tevens een incidentenregeling en een klokkenluidersregeling opgesteld. Daarbij is een compliance officer benoemd die uitvoering geeft aan het integriteitsbeleid van het fonds.
1.3
Analyse van de met de uitbesteding samenhangende risico’s Het bestuur van het fonds zal de risico’s inventariseren die samenhangen met de uitbesteding van de administratie en bestuursadvisering aan AZL, het vermogensbeheer aan Blue Sky Group en de actuariële (advies)werkzaamheden aan AZL en Mercer en de controle van de jaarrekening aan Mazars die materiële effecten kunnen hebben. Daarbij zal onderscheid worden gemaakt in algemene risico’s (dus van toepassing op AZL, Blue Sky Group, Mercer en Mazars als organisatie), risico’s inzake het pensioenbeheer en risico’s inzake het vermogensbeheer. Tevens wordt in deze analyse aangegeven welke beheersingsmaatregelen het bestuur tot zijn beschikking heeft om deze risico’s te beperken. Deze risicoanalyse omvat: Algemene risico’s 1. Financiële soliditeit en continuïteit van de dienstverlening 2. Integere bedrijfsvoering 3. Gezagsverhouding personeel/organisatie 4. Professionaliteit/deskundigheid 5. Beheersbaarheid uitvoeringskosten 6. Communicatie en bestuursondersteuning 7. Wettelijke en bestuursrechtelijke verplichtingen 8. Aansprakelijkheid 9. Interne controle en beheersingsmaatregelen
6
10. 11.
Gescheiden administraties en informatieverstrekking Beëindigingsvoorwaarden
Administratie 12. Volledigheid vastgelegde gegevens 13. Fouten in berekeningen of opgaven 14. Procuratieregeling/functiescheiding 15. Uitvoering handhavings- en vrijstellingsbeleid 16. Overschrijden van deadlines, bv uitbetalingen of gegevensaanlevering 17. ICT-systemen 18. Gescheiden administraties Vermogensbeheer 19. Z-score 20. Benchmark 21. Opvolgen van mandaat
1.3.1 Beheersingsmaatregelen algemene risico’s Het bestuur heeft een aantal beheersingsmaatregelen tot haar beschikking met betrekking tot de door haar geïnventariseerde algemene risico’s. Een samenvatting hiervan wordt hieronder beschreven. Algemene risico’s 1. Financiële soliditeit en continuïteit van de dienstverlening Het bestuur tracht onder andere via jaarverslagen van de uitvoerende partijen en een jaarlijks evaluatiegesprek zicht te hebben op de continuïteit van de dienstverlening. Voor zicht op de financiële soliditeit wordt mede het prudentieel toezicht van DNB hierin betrokken. 2. Integere bedrijfsvoering Het bestuur heeft voldoende waarborgen verkregen voor de handhaving van een beheerste en integere bedrijfsvoering door AZL, Blue Sky Group en Mercer middels onder andere toezicht van de Autoriteit Financiële Markten, gedragscodes en Interne Accountantsdiensten. 3. Gezagsverhouding personeel/organisatie Door middel van af te sluiten SLA’s en de daaraan gekoppelde rapportage aan het bestuur wordt door het bestuur toegezien op de feitelijke uitvoering van de uitbestede werkzaamheden. 4. Professionaliteit/deskundigheid Het bestuur heeft vastgesteld dat de uitvoerende organisaties door middel van opleiding voldoen aan de eis van professionaliteit en deskundigheid. 5. Beheersbaarheid uitvoeringskosten De uitvoeringskosten voor het fonds zijn beheersbaar door schriftelijke afspraken met de uitvoerende organisaties. 6. Communicatie en bestuursondersteuning Ten behoeve van een goede communicatie en bestuursadvisering heeft AZL een vaste bestuursadviseur toegewezen, die tevens een coördinerende rol heeft richting de andere uitvoerende partijen en externe deskundigen.
7
7.
Wettelijke en bestuursrechtelijke verplichtingen Het bestuur is van mening dat de professionaliteit van AZL, Blue Sky Group, Mercer en Mazars moet waarborgen dat de uitvoering van de uitbestede werkzaamheden in overeenstemming is met de relevante wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften. Voorts is het risico beperkt door de spontane meldingsplicht van de accountant en de waarmerkend actuaris aan DNB ingevolge de Pensioenwet. 8. Aansprakelijkheid Ingevolge de overeenkomsten met de uitvoerende partijen kan het fonds geleden schade verhalen bij onzorgvuldig handelen, grove schuld, onachtzaamheid of toerekenbare tekortkoming. 9. Interne controle en beheersingsmaatregelen De uitvoerende partijen verschaffen DNB en AFM de benodigde informatie die deze toezichthouders nodig hebben voor de goede uitvoering van haar taken. Bij alle uitvoerende partijen is aandacht voor interne controle. 10. Gescheiden administraties en informatieverstrekking AZL, Blue Sky Group, Mercer en Mazars houden de gegevens en bestanden van het fonds strikt gescheiden van die van andere opdrachtgevers. 11. Beëindigingsvoorwaarden Het fonds heeft met alle uitvoerende partijen schriftelijke afspraken gemaakt over de opzegging en beëindigingsvoorwaarden.
1.3.2 Beheersingsmaatregelen risico’s administratie Het bestuur heeft een aantal beheersingsmaatregelen tot haar beschikking met betrekking tot de door haar geïnventariseerde risico’s administratie. Een samenvatting hiervan wordt hieronder beschreven. Administratie 12. Volledigheid vastgelegde gegevens De accountant van het fonds verricht elk jaar een steekproefsgewijze controle en rapporteert zijn bevindingen in een managementletter bij het jaarverslag aan het bestuur. 13. Fouten in berekeningen of opgaven. AZL levert het bestuur elk kwartaal een administratieve rapportage, waarmee het fonds in staat is handelend op te treden naar de werkgever, loonadministrateur en andere betrokken partijen. 14. Procuratieregeling/functiescheiding De accountant van het fonds controleert jaarlijks de interne procuratieregeling en functiescheiding. 15. Uitvoering handhavings- en vrijstellingsbeleid Het bestuur stelt het handhavings- en vrijstellingsbeleid vast en AZL voert dit beleid uit. AZL rapporteert hierover aan het bestuur (o.a. per kwartaal over de incassoprocedure) en registreert de genomen besluiten. 16. Overschrijden van deadlines, bv uitbetalingen of gegevensaanlevering In de administratieve rapportage van AZL, die elke kwartaal aan het bestuur wordt geleverd, rapporteert AZL of de SLA’s tijdig worden nagekomen en zo nee, wanneer en om welke redenen de SLA’s niet zijn of konden worden nagekomen.
8
17.
18.
ICT-systemen Het bestuur heeft kennis genomen van het automatiserings- en beveiligingsbeleid van AZL en Blue Sky Group. Gescheiden administraties ALZ en Blue Sky Group houden de gegevens en bestanden met betrekking tot de pensioen- en beleggingsadministraties van het fonds strikt gescheiden van die van andere opdrachtgevers
1.3.3 Beheersingsmaatregelen risico’s vermogensbeheer Met betrekking tot de door het bestuur geïnventariseerde risico’s vermogensbeheer, beschikt het bestuur over een aantal beheersingsmaatregelen. De risico’s van Z-score, benchmark en opvolgen van mandaat worden beperkt omdat het bestuur de vermogensbeheerder monitort aan de hand van maand- en kwartaalrapportages over de ontwikkelingen van de beleggingen. AZL levert elk kwartaal eveneens een rapportage welke bestemd is voor DNB en voldoet aan de eisen van DNB.
1.4
Beleidsmatige beheersingsmaatregelen Beleidsmatige processen en doelstellingen Om de gestelde doelen te verwezenlijken wordt door het bestuur beleid gemaakt, waarbij de actualiteit steeds in het oog gehouden wordt. Het bestuur heeft de mogelijkheid om commissies in te stellen om een specifiek onderwerp te bestuderen. Een commissie inventariseert en analyseert de situatie van het specifieke onderwerp voor het fonds en brengt verslag uit aan het bestuur. Naast de mogelijkheid om commissies in te stellen kan het bestuur ook specifieke adviezen inwinnen bij de externe deskundigen. Het bestuur laat zich bij het maken van beleid ondersteunen door diverse rapportages, gemaakt door of in samenspraak met externe deskundigen, die tezamen met het jaarverslag van het fonds een totaalbeeld moeten geven van de (financiële) positie met de daarbij te onderkennen en te analyseren risico’s. De diverse rapportages die onderscheiden kunnen worden, zijn de volgende.
De jaarlijkse rapportage van de actuaris omtrent (het verloop van) de technische voorziening en de toereikendheidstoets volgens het Besluit Financieel Toetsingskader Pensioenfondsen. Het beleggingsplan. Een ALM-studie. De haalbaarheidstoets. Een lastenprognose door de actuarieel adviseur. Maand- en kwartaalrapportages van Blue Sky Group omtrent de beleggingen. Kwartaalrapportages van AZL omtrent de administratie. Rapportages van AZL omtrent de debiteurenpositie. Kwartaalrapportages onder het FTK voor DNB (zie 1.3.3). De verslagstaten voor DNB.
9
De jaarlijkse brieven (managementletters) van de accountant en de actuaris aan het bestuur. Een notitie van de actuarieel adviseur ten behoeve van de premievaststelling voor het komende boekjaar.
Bewaking en analyse van het beleidsmatige ondernemingsrisico en de managementinformatie Zowel de commissies als de externe deskundigen rapporteren aan het bestuur. Op basis van die informatie en analyses (toetsing vooraf) wordt eventueel actie door het bestuur ondernomen. Een meetbaar effect van een eventuele actie is achteraf zichtbaar in de periodieke rapportages (toetsing achteraf). Alle periodieke rapportages worden, als onderdeel van de informatievoorziening, uitgebreid in de bestuursvergaderingen behandeld. Hierbij wordt getracht zoveel mogelijk rekening te houden met alle te onderkennen risico’s die van invloed kunnen zijn en wordt getracht op ontwikkelingen adequaat in te spelen. Het fonds heeft op het gebied van administratieve organisatie en interne controle maatregelen getroffen ter naleving van de Sanctiewet 1977 en de op grond van die wet vastgestelde regelingen en besluiten met betrekking tot het financieel verkeer. Op basis van deze regelingen dienen financiële instellingen hun administratie te controleren op namen van personen en organisaties die op (inter)nationale sanctielijsten staan vermeld en waarvan zij de tegoeden dienen te bevriezen . De ‘Regeling Toezicht Sanctiewet 1977’ is op 1 oktober 2005 in werking getreden. Kern van de regeling is dat financiële instellingen zelf de nodige maatregelen treffen in de administratieve organisatie en interne controle om naleving van de Sanctieregelgeving te waarborgen.
1.5
Financieel crisisplan Het bestuur heeft conform artikel 29b van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen een financieel crisisplan vastgesteld dat een beschrijving van maatregelen bevat die het fonds op korte termijn zou kunnen inzetten indien de dekkingsgraad zich bevindt op of zeer snel beweegt richting kritische waarden, waardoor het realiseren van de doelstelling van het fonds in gevaar komt. Dit financieel crisisplan maakt als bijlage A deel uit van deze actuariële en bedrijfstechnische nota.
10
2.
Procedures en criteria voor de aansluiting van werkgevers bij het fonds en voor het verkrijgen van het deelnemerschap van hun werknemers
2.1
Aansluiting werkgevers Blijkens de statuten van het fonds kunnen werkgevers onder de volgende voorwaarden aansluiten bij het fonds: Het fonds werkt binnen een verplichtstellingsbeschikking, die is afgegeven naar aanleiding van het verzoek door het georganiseerde bedrijfsleven in de sector Schoen-, Leder-, en Lederwarenindustrie. De verplichtstellingbeschikking is laatstelijk gewijzigd per 1 januari 1997. Naast de verplichte deelneming uit hoofde van de verplichtstellingsbeschikking, is het fonds op grond van haar statuten bevoegd overeenkomsten af te sluiten met ondernemingen die niet onder de verplichtstellingsbeschikking vallen (vrijwillige aansluiting). Zie 3.11. Ondernemingen die onder de verplichtstelling vallen maar vrijstelling willen, kunnen een vrijstellingsverzoek indienen op basis van één van de gronden zoals vermeld in het Vrijstellingsbesluit Wet Bpf 2000. In beginsel wordt geen onverplichte vrijstelling verleend, tenzij in bijzondere omstandigheden. Verplichte vrijstelling op grond van tijdigheid en onverplichte vrijstelling wordt slechts verleend onder de voorwaarde dat de vrijgestelde onderneming beschikt over een (minstens) financieel en actuarieel gelijkwaardige regeling.
2.2
Verkrijging deelnemerschap Het fonds zal zorgdragen voor de pensioenbelangen en –verplichtingen van de werknemers bij alle aangesloten ondernemingen, die voortkomen uit de statuten, het pensioenreglement en de bijlagen behorende bij het pensioenreglement. De aangesloten ondernemingen moeten op grond van de statuten en reglementen van het fonds zorgdragen voor het tijdig betalen van de verschuldigde premie en voor het aanmelden van iedere werknemer die door de statuten en reglementen als deelnemer wordt aangemerkt.
2.3
Handhavingsbeleid Het fonds is een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds in de zin van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000. Op grond van deze zogenaamde verplichtstelling zijn de werkgevers in de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie ten behoeve van de bij hen in dienst zijnde werknemers verplicht zich aan te melden bij het fonds. Daarnaast heeft het fonds de plicht aan de aangesloten
11
werkgevers, deelnemers en overige belanghebbenden om de uitvoering van de verplichtstelling te handhaven. Het fonds voert hierop een actief handhavingsbeleid door periodiek controles uit te voeren. Deze controles hebben tot doel om vast te stellen of alle werkgevers die onder de verplichtstelling van het fonds vallen daadwerkelijk zijn aangesloten.
12
3.
Hoofdlijnen van de uitvoering Inleiding
3.1
Wijze vaststelling verschuldigde premie De aangesloten werkgever is voor iedere bij haar in dienstbetrekking werkzame deelnemer voor elke loonbetalingstermijn aan de stichting een tenminste kostendekkende premie verschuldigd. De premie wordt jaarlijks voor de aanvang van het kalenderjaar op basis van doorsneetarieven vastgesteld door het bestuur, gehoord de actuaris. De premie bedraagt voor zowel de pensioenregeling voor de deelnemers geboren vóór 1 januari 1949 als de pensioenregeling voor deelnemers geboren op of na 1 januari 1949 en nieuwe toetreders per 1 januari 2006 18,9 % (2015) van het pensioengevend salaris minus een franchise van € 13.383 (2015). De premie voor de Overgangsregeling 2006 bedraagt 1,4% (2015) van het pensioengevend salaris en geldt voor alle deelnemers van het fonds.
3.2
Premiebetaling Het bestuur heft bij de aanvang van elk kalenderjaar van de aangesloten werkgever een voorschot op de bijdrage, welke naar schatting in elke maand verschuldigd zal zijn. Deze maandelijkse heffing wordt bij wijze van voorlopige aanslag geïnd. Het eventueel te veel of te weinig betaalde wordt aan het eind van het kalenderjaar verrekend. De premievervaldatum is de 15e dag van elke kalendermaand, waarop de bedoelde voorlopige aanslag betrekking heeft. De bijdrage van de werkgever omvat de premie voor elke deelnemer en heeft betrekking op die kalendermaand.
3.3
Informatieverstrekking door werkgever aan pensioenfonds De aangesloten werkgevers zijn verplicht aan het fonds de door het fonds voor een goede uitvoering van de statuten en het pensioenreglement nodig geachte aanmeldingen en/of inlichtingen te verstrekken, respectievelijk bescheiden te overleggen. Dit moet geschieden binnen de door het fonds gestelde termijn. De werkgevers zijn verplicht aan een door het fonds aan te wijzen persoon inzage te verlenen van zakelijke gegevens en bescheiden, waarvan de inzage door het fonds nodig wordt geoordeeld voor een goede uitvoering van de statuten en van dit pensioenreglement. Bij niet-voldoening aan het hiervoor bepaalde is het fonds bevoegd de nodige gegevens naar beste weten vast te stellen en zijn de betrokkenen aan deze vaststelling gehouden.
3.4
Procedures premiebetalingsachterstand Bij niet-tijdige betaling van ingevolge 3.1 verschuldigde bedrag is het bestuur bevoegd over dat bedrag de wettelijke rente, als bedoeld in artikel 6:120 van het Burgerlijk Wetboek, vanaf de premievervaldatum te vorderen. 13
Voorts is de stichting bevoegd een volledige vergoeding van de buitengerechtelijke invorderingskosten te vorderen, onverminderd de kosten van vervolging verschuldigd volgens de Wet.
3.5
Procedures wijziging pensioenovereenkomst Het bestuur kan, met inachtneming van het bepaalde in de statuten en het pensioenreglement, besluiten tot het doorvoeren van de door de wetgever of De Nederlandsche Bank vereiste wijzigingen van het pensioenreglement die niet van invloed zijn op de omvang of de aard van de pensioenaanspraken. Het bestuur zal de door de wetgever of De Nederlandsche Bank vereiste wijzigingen van het pensioenreglement die van invloed zijn op de omvang of de aard van de premie, of pensioenaanspraken melden bij de CAO betrokken partijen. Binnen de geldende termijn voor doorvoering van de door de wetgever of De Nederlandsche Bank vereiste wijzigingen zal het Bestuur voorts zelfstandig besluiten de noodzakelijke wijzigingen in het pensioenreglement door te voeren. Wijziging van het pensioenreglement en eventuele andere reglementen, worden door het bestuur aangebracht indien ter vergadering, waarin een voorstel tot wijziging wordt behandeld, tenminste twee bestuursleden van de zijde van werkgevers en twee bestuursleden van de zijde van werknemers en gepensioneerden aanwezig zijn en tenminste drievierde van de uitgebrachte stemmen voor het voorstel verkregen wordt. Is het vereiste aantal bestuursleden niet aanwezig, dan zal uiterlijk vier weken later een nieuwe vergadering plaatsvinden. Ongeacht het op die vergadering aanwezige aantal bestuursleden is het betreffende voorstel dan aangenomen, indien drievierde van de uitgebrachte stemmen aan zowel de zijde van werkgevers als aan de zijde van werknemers en gepensioneerden voor het voorstel verkregen wordt. Een door het bestuur genomen besluit tot wijziging van het pensioenreglement en eventuele andere reglementen treedt in werking op een door het bestuur vast te stellen tijdstip.
3.6
Voorwaarden toeslagverlening Het fonds voert een voorwaardelijk toeslagbeleid voor opgebouwde en ingegane pensioenen. Het bestuur beslist jaarlijks over de toe te kennen toeslag. De toeslag is afhankelijk van de financiële middelen van het fonds. Zie hiervoor hoofdstuk 6.4.
3.7
Procedures aangaande besluiten omtrent vermogensoverschotten, vermogenstekorten dan wel winstdeling Er is sprake van een vermogensoverschot indien het aanwezige pensioenvermogen, zoals gedefinieerd in paragraaf 6.1.1., hoger is dan het evenwichtsvermogen, zoals gedefinieerd in paragraaf 6.1.4. In het geval van een vermogensoverschot kan het bestuur besluiten tot een premiekorting. Zij volgt hierbij de uitgangspunten zoals vastgelegd in paragraaf 6.2.2.5. 14
Er is sprake van een vermogenstekort indien het aanwezig vermogen kleiner is dan het vereist eigen vermogen, zoals gedefinieerd in paragraaf 6.1.4. Wanneer het fonds een tekort constateert of voorziet ten opzichte van het (minimaal) vereist eigen vermogen, meldt het fonds dit bij De Nederlandsche Bank en stelt het fonds een herstelplan op. Het herstelplan wordt opgesteld binnen de wettelijk voorgeschreven termijn en conform de wettelijke en door De Nederlandsche Bank opgestelde beleidsvoorschriften. Het fonds kan in uitzonderlijke situaties overgaan tot vermindering van verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten. In het Financieel Crisisplan, opgenomen in bijlage A, wordt hier verder op ingegaan.
3.8
Voorwaarden premiekorting of -terugstorting Het bestuur kan, gehoord de actuaris, een (tijdelijke) korting op de in 3.1 genoemde premiepercentages vaststellen. Het bestuur volgt hierbij de uitgangspunten zoals vastgelegd in paragraaf 6.2.2.5. Er kan geen sprake zijn van premie terugstorting.
3.9
Bijstortingsverplichting Aangezien de pensioenregeling is verplicht gesteld in de sector Schoen-, Leder-, en Lederwarenindustrie en er op basis van de Wet Bpf 2000 een kostendekkende doorsneepremie wordt vastgesteld door het bestuur, gelden er geen procedures voor bijstorting.
3.10 Vrijwillige voortzetting na beëindiging dienstverband Het bestuur kan aan een deelnemer, wiens dienstbetrekking bij een van de aangesloten werkgevers geëindigd is zonder dat hierop indiensttreding bij een andere aangesloten werkgever is gevolgd, of op wie de verplichting tot deelneming niet meer van toepassing is, toestemming verlenen om de deelneming vrijwillig voor eigen rekening voort te zetten voor de duur van maximaal drie jaren op basis van de laatst bekende (salaris)gegevens. Het bestuur kan de toestemming voor vrijwillige voortzetting slechts verlenen, indien en voor zover dat op grond van de Pensioenwet is toegestaan. Daarnaast worden de fiscale voorwaarden zoals opgenomen in het besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 27-04-2012, nr. BLKB2012/157M in aanmerking genomen. Het bestuur kan aan deze toestemming voorwaarden verbinden en haar te allen tijde intrekken.
3.11 Aansluitingscriteria voor vrijwillige aansluiting De stichting kan separaat een uitvoeringsovereenkomst sluiten met een werkgever die niet onder de werkingssfeer van het bedrijfstakpensioenfonds valt, maar die zich op vrijwillige basis bij de stichting wil aansluiten, indien:
15
1.
2.
3.
de loonontwikkeling bij deze werkgever ten minste gelijk is aan die in de bedrijfstak waarin het fonds werkzaam is en de werkgever deelneemt in de sociale fondsen van dezelfde bedrijfstak; er sprake is van een groepsverhouding tussen de werkgever die zich vrijwillig wil aansluiten en een aangesloten werkgever ( zijnde een andere werkgever die onder de werkingssfeer van het bedrijfstakpensioenfonds valt); of dit aansluitend gebeurt aan een periode waarin de werkgever wel onder de werkingssfeer van het bedrijfstakpensioenfonds viel.
In die overeenkomsten wordt dan vastgelegd dat partijen zich verbinden aan de statuten en reglementen waarop de pensioenregeling bij het fonds is gebaseerd. Tevens moeten partijen zich verbinden aan de besluiten van het bestuur van het fonds. Bedoelde overeenkomsten worden aangegaan voor de duur van vijf jaar en telkens, behoudens opzegging, stilzwijgend voor de duur van vijf jaar verlengd. Elke vrijwillig aangesloten onderneming (maar ook het fonds) kan de overeenkomst beëindigen. Beëindiging is alleen mogelijk per het einde van een kalenderjaar en met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste een jaar.
16
4.
Hoofdlijnen van de pensioenregeling Uitgegaan wordt van het pensioenreglement geldend voor de deelnemers van het fonds dat in werking is getreden per 1 januari 2006. Dit reglement wordt aangehaald als Pensioenreglement 2006 en is van toepassing op de (gewezen) deelnemers aan het Pensioenreglement 2002, voor zover zij in 1949 of later zijn geboren, alsmede op degenen die op of na 1 januari 2006 voor het eerst zijn gaan deelnemen. Pensioenreglement 2002 kent met ingang van 1 januari 2014 geen deelnemers meer. Het pensioenreglement 2006 heeft de volgende kenmerken:
Karakter regeling Werkgever Deelnemer
Toetredingsleeftijd Pensioendatum Pensioengevend salaris
Franchise Pensioengrondslag Opbouwpercentage ouderdomspensioen Partnerpensioen Wezenpensioen
Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid
Middelloonregeling met toeslagen Aangesloten onderneming werkzaam in de Schoen, Leder- of Lederwarenindustrie Werknemer van 21 jaar of ouder, in dienst van een aangesloten werkgever, die nog niet de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt 21 jaar 65 jaar Vaste jaarinkomen (vast salaris, ploegentoeslag, vakantietoeslag en overige vaste toeslagen) Maximaal pensioensalaris € 58.310 (1 januari 2015) € 13.383 per 1 januari 2015. Pensioensalaris minus franchise 1,606% van de voor het betreffende jaar geldende pensioengrondslag 70% van het te bereiken ouderdomspensioen op spaarbasis 14% van het ouderdomspensioen Wezenpensioen wordt uitgekeerd aan kinderen van de overledene die: - jonger zijn dan 18 jaar - ouder dan 18 jaar, maar jonger dan 27 jaar en recht hebben op studiefinanciering op grond van de Wet Studiefinanciering 2000 - ouder zijn dan 18 jaar, maar jonger dan 27 jaar en recht hebben op een Wajong-uitkering en in belangrijke mate door de (gewezen) deelnemer worden onderhouden. Voor volle wezen wordt het pensioen verdubbeld. Voor een deelnemer die voor 1 januari 2004 (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is geworden wordt na de wachttijd op grond 17
Mate van arbeidsongeschiktheid: 65 – 100% 45 – 65% 25 – 45% 00 – 25% Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid
Mate van arbeidsongeschiktheid: 65 – 100% 45 – 65% 35 – 45% 00 – 35% Totale premie waarvan deelnemersbijdrage Toeslag Keuzemogelijkheden: - ouderdomspensioen en meeverzekerd partnerpensioen - vervroeging pensioendatum - uitstel pensioendatum - deeltijdpensionering
- uitruilen van ouderdomspensioen
- variatie in de hoogte van de pensioenuitkering (hoog-laag)
van de Wet op de Arbeidsongeschitkheidsverzekering vrijstelling van premie verleend op basis van de volgende tabel: Percentage vrijstelling 100% 50% 25% 0% Voor een deelnemer die na 31 december 2003 (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is geworden, wordt na de wachttijd op grond van de Wet Werk en inkomen naar Arbeidsvermogen vrijstelling van premie verleend op basis van de volgende tabel: Percentage vrijstelling 100% 50% 25% 0% 18,9% (2015) van de pensioengrondslag 1/3 deel van de totale premie Voorwaardelijk voor zowel actieve als niet actieve deelnemers Bij geen keuze: standaard OP en 70% NP Op zijn vroegst 60 jaar Uiterlijk tot 70 jaar Voor het deel dat niet vervroegd wordt, wordt de opbouw van het ouderdomspensioen voortgezet. Voor het deel dat uitgesteld wordt, loopt de opbouw van het ouderdomspensioen door. - Uiterlijk 3 maanden voor de ingangsdatum kan de deelnemer eenmalig kiezen voor verhoging van het ouderdomspensioen in plaats van behoud van het partnerpensioen - Uiterlijk 6 maanden voor de ingangsdatum kan de deelnemer de aanspraak op partnerpensioen omzetten in een vervroegd ouderdomspensioen. Bij ongehuwde deelnemers wordt het ouderdomspensioen automatisch verhoogd. De uitkering kan maximaal 5 of 10 jaar hoger of lager zijn dan de daaropvolgende periode. De lage uitkering bedraagt minimaal 75% van de hoge uitkering. Hiervan kan geen gebruik worden gemaakt
18
bij het gedeeltelijk uitstellen of het gedeeltelijk vervroegen van het ouderdomspensioen.
19
5.
Herverzekering Het fonds heeft de risico’s van overlijden en premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid volledig herverzekerd bij Delta Lloyd Levensverzekering N.V. door middel van een risicoverzekering met winstdeling.
20
6.
Financiële opzet De voornaamste financiële doelstellingen van het pensioenfonds zijn: het waarborgen van de opbouw van de pensioenaanspraken overeenkomstig de in het reglement vastgelegde bepalingen; het minimaliseren van de kansen op een dekkings- en reservetekort, alsmede van de mate van dekkings- en reservetekort; het maximaliseren van het beleggingsrendement om de nagestreefde toeslagen te realiseren. In dit hoofdstuk wordt de financiële opzet van het pensioenfonds uiteengezet. Ingegaan wordt op de waarderingsgrondslagen van de pensioenverplichtingen en het belegd vermogen, alsmede de uitgangspunten voor het premiebeleid, het beleggingsbeleid en het toeslagbeleid.
6.1
Evenwichtsvermogen 6.1.1 Aanwezig pensioenvermogen De waardering van de bezittingen van het pensioenfonds geschiedt op marktwaarde. Dit houdt in voor: aandelen: de slotkoers van de laatste handelsdag van het boekjaar. Bij onvoldoende koersvorming wordt informatie van brokers gebruikt; onroerend goed: o direct onroerend goed: taxaties van deskundigen; o participaties: slotkoers van de laatste handelsdag, dan wel evenredig aandeel in de netto vermogenswaarde; vastrentende waarden: o obligaties: slotkoers van de laatste handelsdag en lopende rente; o onderhandse leningen: kasstromen, contant gemaakt tegen de meest actuele yield curve; liquide middelen: nominaal tegen de meest actuele valutakoersen; valutatermijncontracten: tegen de meest actuele forward rates; derivaten: tegen de meest actuele beurskoersen. Het aanwezige pensioenvermogen wordt bepaald op de aldus vastgestelde marktwaarde van de beleggingen en liquide middelen, vermeerderd met de vorderingen van het pensioenfonds en verminderd met de schulden van het pensioenfonds. Het vermogen dat correspondeert met de VPL-overgangsregeling dient hierbij buiten beschouwing te blijven. De vorderingen en schulden van het pensioenfonds worden hierbij op nominale basis gewaardeerd tenzij de posten langlopend zijn en hiervoor een marktwaardering of benadering daarvan beschikbaar is.
21
6.1.2 Technische Voorziening en overige reserves Technische Voorziening Het pensioenfonds voert de pensioenregeling uit conform het pensioenreglement en verzekert de hieruit voortvloeiende opgebouwde pensioenaanspraken in eigen beheer. Het pensioenfonds stelt voor de onvoorwaardelijk jegens het pensioenfonds verworven pensioenaanspraken een technische voorziening vast. De vaststelling van de technische voorziening geschiedt op basis van de volgende uitgangspunten: berekening vindt plaats op basis van marktwaardering; de grondslagen zijn gebaseerd op prudente beginselen inzake overlijden, arbeidsongeschiktheid en levensverwachting; de methodiek van vaststelling is van jaar op jaar consistent; wijziging in juridische, demografische en/of economische omstandigheden vormen aanleiding tot heroverweging van de gekozen methodiek en de te hanteren grondslagen. De technische voorziening is gelijk aan: voor de actieve deelnemers de - op basis van prudente grondslagen vastgestelde actuariële contante waarde van de over de verstreken dienstjaren verkregen pensioenaanspraken, inclusief de toegekende toeslagen. voor niet-actieve deelnemers de actuariële contante waarde van de verzekerde pensioenen, inclusief de tot balansdatum verstrekte toeslagen. voor arbeidsongeschikte deelnemers de actuariële contante waarde van de behaalbare pensioenaanspraken, waarbij de kans op revalidering op 20% is vastgesteld. voor arbeidsongeschikte deelnemers voor zover van toepassing de actuariële contante waarde van de verzekerde WAO-hiaatpensioenen. voor deelnemers die op balansdatum ziek zijn tweemaal de risicopremies voor arbeidsongeschiktheid. De technische voorziening wordt jaarlijks vastgesteld naar de volgende actuariële berekeningsgrondslagen: Intrest
Conform de meest actuele rentetermijnstructuur, zoals deze maandelijks wordt gepubliceerd door de Nederlandsche Bank.
Sterfte
Volgens de Prognosetafel AG2014 inclusief fondsspecifieke ervaringssterfte (zie bijlage B).
Uitkeringen
De uitkeringen zijn continu betaalbaar verondersteld.
Leeftijden
Leeftijden worden vastgesteld in maanden nauwkeurig. De vrouwelijke partner/deelnemer wordt verondersteld drie jaar jonger te zijn dan haar mannelijke deelnemer/partner.
Gehuwdheid
Tot de pensioenleeftijd (65 jaar) wordt voor alle deelnemers uitgegaan van 100% gehuwdheid, ongeacht de burgerlijke staat.
22
Na ingang van het pensioen wordt het bepaalde man/vrouwsysteem toegepast op basis van de werkelijke situatie. Wezenopslag
Voor niet ingegaan latent wezenpensioen wordt een voorziening getroffen ad 6% op de netto technische voorziening voor opgebouwd partnerpensioen van niet-ingeganen.
Kosten
Voor het dekken van toekomstige kosten wordt een kostenvoorziening aangehouden. Het uitgangspunt hierbij is dat er in de technische voorziening voldoende voor kosten gereserveerd moet zijn op het moment dat de premie-instroom zou eindigen. Dit betekent dat wordt uitgegaan van een situatie waarin alle actieven premievrij worden, ofwel een liquidatiescenario. Vanuit die uitgangssituatie wordt voor elke gewezen deelnemer bepaald wat naar verwachting de contante waarde van de toekomstige kosten is. Deze kosten worden toegevoegd aan de netto technische voorziening. De kostenvoorziening is vanaf ultimo 2014 vastgesteld op 6,2% van de TV.
Voorziening Overgangsregeling 2006 Per 1 januari 2006 is de Overgangsregeling 2006 geïntroduceerd voor deelnemers welke op 1 januari 2006 57 jaar of jonger waren. Deze overgangsregeling voorziet in een eventuele aanvulling op het reguliere pensioen en heeft een voorwaardelijk karakter. De extra toezegging wordt toegekend op het moment van pensioneren, maar uiterlijk na 15 jaar, gerekend vanaf 1 januari 2006. De ontvangen doorsneepremie wordt separaat verantwoord op de passivazijde van de balans van het fonds (voorziening VPL-regeling) en deze post wordt bij de vaststelling van het vermogen voor de dekkingsgraad buiten beschouwing gelaten. Naast de premie wordt jaarlijks het daadwerkelijke fondsrendement van het fonds toegevoegd en de inkoop van de aanspraken uit de Overgangsregeling 2006 onttrokken aan de VPLvoorziening. De te ontvangen doorsneepremie dient zodanig vastgesteld te zijn dat bij beëindiging van de regeling per 1 januari 2021 alle aanspraken uit de Overgangsregeling 2006 gefinancierd zijn uit de VPL-voorziening. De premie die vanaf 1 januari 2008 voor de Overgangsregeling 2006 is vastgesteld, bedraagt 0,8% van het pensioengevend salaris en geldt voor alle deelnemers in het fonds. Deze premie wordt jaarlijks toegevoegd aan de voorziening VPL-regeling. Per 1 januari 2013 zal de premie voor de Overgangsregeling 2006 1,4% bedragen voor alle deelnemers in het fonds. De vaststelling van de inkoopsommen vanuit de bestemmingsreserve VPL-regeling naar de reguliere technische voorziening van het pensioenfonds geschiedt op basis van de op het moment van inkoop geldende fondsgrondslagen, zoals opgenomen in paragraaf 6.1.2 van deze abtn.
23
PSL beheert de VPL-gelden in opdracht van cao-partijen. Deze opdracht is vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst. In deze overeenkomst is vastgelegd onder welke voorwaarden PSL de opdracht tot beheer over de VPL-gelden heeft aanvaard. Bestemmingsreserve CAO-partijen Het fonds houdt een bestemmingsreserve CAO-partijen (voorheen WGA-hiaat) aan. CAO-partijen hebben de mogelijkheid om de bestemmingsreserve binnen de pensioenregeling aan te wenden. Ultimo 2014 bedraagt de toedeling aan de verschillende CAO-partijen als volgt: Schoenindustrie: € 0 Lederindustrie : € 223.000 Lederwarenindustrie: € 663.000 Gezamenlijk deel: € 608.000 Totale bestemmingsreserve CAO-partijen: € 1.464.000
6.1.3 Minimaal vereist eigen vermogen Het minimaal vereist eigen vermogen wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 11 van het Besluit financieel toetsingskader en voldoet daarmee aan de daaromtrent gestelde wettelijke eisen. Per 1 januari 2015 is het minimaal vereist eigen vermogen berekend op 4,1% van de technische voorziening.
6.1.4 Vereist eigen vermogen / evenwichtsvermogen Het vereist eigen vermogen is het vermogen1 dat behoort bij de evenwichtssituatie van het pensioenfonds. In die situatie is het eigen vermogen zodanig vastgesteld dat met de wettelijk vastgestelde zekerheidsmaat van 97,5% ten aanzien van de als onvoorwaardelijk aangemerkte onderdelen van de pensioenovereenkomst wordt voorkomen dat het pensioenfonds binnen één jaar beschikt over minder middelen dan de hoogte van de technische voorziening. De wijze van vaststelling van het vereist eigen vermogen is omschreven in de Pensioenwet. Artikel 138 lid 1 PW bepaalt wanneer de beleidsdekkingsgraad lager is dan de gestelde eisen aan het strategisch VEV er sprake is van een tekort. Het fonds stelt De Nederlandsche Bank direct op de hoogte van het ontstane tekort. Daarnaast stelt het fonds binnen 3 maanden een herstelplan op conform de Pensioenwet. In dit herstelplan wordt uitgewerkt hoe het fonds uiterlijk binnen 10 jaar het tekort wegwerkt.
6.1.5 Vrij vermogen Het vrij vermogen van het pensioenfonds bestaat uit het deel van het aanwezige pensioenvermogen voor zover dat uitgaat boven het evenwichtsvermogen.
1
Het vermogen wordt vastgesteld als het maximum van het vermogen op basis van de feitelijke beleggingsmix en het vermogen op basis van de strategische beleggingsmix.
24
6.2
Premiebeleid 6.2.1 Hoogte kostendekkende premie De conform onderstaande methodiek vastgestelde premie voldoet aan de voorschriften gesteld bij en krachtens de Pensioenwet alsmede door DNB.
6.2.2 Interne financiering 6.2.2.1 Gedempte premie Het hanteren van een premie waarbij rekening wordt gehouden met de rentetermijnstructuur kan leiden tot grote volatiliteit in de premie. Om dit ongewenste effect te voorkomen biedt het raamwerk van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen de mogelijkheid om premiedemping te bewerkstellen. Het pensioenfonds maakt gebruik van deze mogelijkheid en hanteert een voortschrijdend gemiddelde van de rente over een periode van 10 jaar. De gedempte premie wordt op grond van de voorschriften geacht kostendekkend te zijn. De gedempte premie wordt berekend als de som van de volgende componenten: 1.
2. 3.
De actuariële benodigde premie voor de inkoop van de onvoorwaardelijke pensioenen, waarbij het gaat om de volgende elementen: Comingservice koopsom voor in het jaar te verwerven pensioenaanspraken; Risicokoopsommen voor overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico. De risicokoopsom voor het risico van premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid bedraagt 7% van de bruto premie. Een solvabiliteitsopslag. Een opslag voor uitvoeringskosten (gesteld op 16,5% van de feitelijke premie) ter aanvulling van de kostenvoorziening (er wordt geen excasso-opslag op onderdeel 1 voor kostendekking gevraagd).
De onderdelen 1 tot en met 3 vormen samen de gedempte premie. De gedempte premie wordt bepaald op basis van prudente actuariële grondslagen conform fondsgrondslagen, zoals deze onder het FTK-beleid door DNB worden voorgeschreven. Hierbij wordt rekening gehouden met de verwachte ontwikkeling van de sterftekansen in de toekomst. De voor het premiebeleid in te zetten rendementsverwachting wordt in principe iedere drie jaar door het pensioenfonds getoetst in de ALM-studie, mede op basis van een advies van de beleggingscommissie. Bij deze toetsing zal in ieder geval rekening worden gehouden met: 1. recente theoretische en empirische inzichten ten aanzien van financiële markten en economische ontwikkelingen; 2. in financiële markten op dat moment geldende verwachtingen ten aanzien van financiële en economische variabelen;
25
3. 4.
gerealiseerde rendementen en de economische en financiële ontwikkeling uit het verleden; een adequate maat aan prudentie.
Het pensioenfonds zal, gehoord de beleggingscommissie, ten minste eens in de drie jaar besluiten over de voor de premievaststelling te hanteren disconteringsvoet. Bijstelling kan onder meer aan de orde zijn indien: 1. sprake is van een aanpassing van de strategische beleggingsportefeuille, die van invloed is op de voor de toekomst te verwachten reële beleggingsrendementen; of 2. sprake is van veranderde vooruitzichten ten aanzien van relevante grootheden (met name beleggingsopbrengsten en loonontwikkeling), die van invloed zijn op de voor de toekomst te verwachten reële beleggingsrendementen; of 3. de toezichthouder de richtlijnen met betrekking tot de continuïteitsanalyse aanpast met gevolgen voor de benodigde premie; of 4. het gerealiseerde reële beleggingsrendement gemeten over een lange periode sterk afwijkt van de gehanteerde disconteringsvoet. Een besluit in enig jaar tot aanpassing van de disconteringsvoet voor de premievaststelling houdt geen beperking in van de beleidsvrijheid die het Bestuur terzake heeft. 6.2.2.2 Solvabiliteitsopslag De solvabiliteitsopslag die wordt toegepast bij de vaststelling van de gedempte premie is gelijk aan het percentage vereist eigen vermogen (zie paragraaf 6.1.4) . 6.2.2.3 Vrijval solvabiliteitsopslagen Bij de bepaling van de premie wordt geen rekening gehouden met de solvabiliteitsvrijval als gevolg van pensioenuitkeringen. De vrijgevallen solvabiliteitsopslag komt ten gunste van het eigen vermogen van het pensioenfonds. 6.2.2.4 Herstelpremies Op basis van de maatregelen in het herstelplan kunnen herstelpremies verschuldigd zijn. Bij de bepaling van de gedempte premie worden deze herstelpremies opgeteld bij de berekende premie. 6.2.2.5 Premiekorting Indien het pensioenvermogen van het pensioenfonds hoger is dan het evenwichtsvermogen kan het bestuur, met inachtneming van de voorwaarden, genoemd in artikel 129 van de Pensioenwet, besluiten tot een premiekorting. Als randvoorwaarde voor premiekorting geldt dat deze pas kan worden toegepast nadat eventueel niet toegekende toeslagen en/of korting van aanspraken over de 10 voorgaande jaren zijn gecompenseerd (zie hoofdstuk 8.2). Premierestitutie acht het bestuur niet wenselijk. Hierbij wordt opgemerkt dat het pensioenvermogen, ook na aftrek van een eventuele premiekorting, nog steeds het evenwichtsvermogen te boven dient te gaan.
26
6.2.3 Feitelijke premie De financiering van de krachtens de pensioenreglementen vast te stellen pensioenaanspraken geschiedt door betaling van een doorsneepremie zoals overeengekomen tussen het pensioenfonds en de werkgevers. De totale bijdrage is bepaald in overleg tussen de sociale partners. De totale bijdrage is door het bestuur – gehoord de actuaris van het pensioenfonds – getoetst op adequaatheid. De doorsneepremie (inclusief deelnemersbijdrage) voor de pensioenregeling van Pensioenreglement 2006 is gelijk aan 18,9% (2015) van de som van de pensioengrondslagen. De hiervoor genoemde grondslag is de pensioengrondslag als bedoeld in Pensioenreglement 2006. In de kosten van de basispensioenregelingen wordt jaarlijks bijgedragen door de werknemers. De deelnemersbijdrage bedraagt jaarlijks 1/3e deel van de eerdergenoemde doorsneepremie. Verder is met ingang van 1 januari 2006 de zogenaamde Overgangsregeling 2006 geïntroduceerd voor deelnemers die op 1 januari 2006 57 jaar of jonger waren. Per 1 januari 2015 bedraagt de premie voor de Overgangsregeling 2006 1,4% van de som van de pensioengevende salarissen voor alle deelnemers in het fonds.
6.3
Beleggingsbeleid In deze paragraaf wordt het beleggingsbeleid van het fonds beschreven. Achtereenvolgens wordt ingegaan op het strategisch beleggingsbeleid, de opzet en uitvoering van de vermogensbeheeractiviteiten, de wijze van risicometing en beheersing, de opzet van de resultaatsevaluatie alsmede de waarderingsgrondslagen.
A.
Strategisch beleggingsbeleid
1.
Beleggingsdoelstelling
Teneinde de beoogde pensioenuitkeringen op korte en lange termijn veilig te stellen wenst het bestuur de toevertrouwde middelen op een verantwoorde en solide wijze te beleggen. Daarbij wordt onder andere rekening gehouden met de ‘prudent-person’ regel welke is vastgelegd in de Europese Pensioenfondsenrichtlijn (2003/41/EG) en de Pensioenwet. De prudent-person regel kent de volgende uitgangspunten: het fonds doet de beleggingen in het belang van de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en hun pensioengerechtigde nagelaten betrekkingen; de beleggingen worden gewaardeerd op basis van marktwaardering; de activa worden naar behoren gediversificeerd. Hoewel het rendement op de portefeuille een hoge prioriteit heeft, staan een defensief karakter van het beleggingsbeleid en een voorzichtige afweging van risico en rendement voorop. De hoofddoelstelling van het beleggingsbeleid is als volgt verwoord: “het op lange termijn realiseren van een zo hoog mogelijk rendement uitgaande van het strategische 27
beleggingsbeleid bij een acceptabel risico, rekening houdend met de verplichtingenstructuur van het fonds.” Het fonds voert in beperkte mate (dat wil zeggen voor een aantal beleggingssoorten) een ’actieve’ beleggingsstijl, dat wil zeggen: de doelstelling is om, binnen de vastgestelde restricties, op basis van een marktvisie een hoger rendement te behalen dan de daarvoor geldende performance benchmark. Daar waar een passieve beleggingsstijl wordt gevolgd, beoogt het fonds een performance conform de betreffende benchmark te realiseren. De verschillende performance benchmarks vormen onderdeel van de jaarlijks vast te stellen zogenaamde ‘normportefeuille’. Bedrijfstakpensioenfondsen zoals het fonds dienen, op grond van de Vrijstellingsregeling van de Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfspensioenfonds 2000, jaarlijks een normportefeuille vast te stellen. De door het bestuur van het pensioenfonds vastgelegde uitgangspunten inzake het beleggingsbeleid zijn opgenomen in de ‘Verklaring inzake de Beleggingsbeginselen’ die als bijlage C bij deze abtn is opgenomen. 2.
Samenstelling strategische beleggingsportefeuille en tactische bandbreedtes
Het bestuur heeft in 2015 een Asset Liability Management (ALM) studie laten uitvoeren. Aan de hand van de uitkomsten van deze studie is een beleggingsportefeuille gekozen met een acceptabele combinatie van netto-premieniveau, premievolatiteit, kansen op onderdekking en kansen op (volledige) toeslagverlening. In het kader van de verplichte jaarlijkse vaststelling van een normportefeuille legt het bestuur elk jaar de dynamische normwegingen (normportefeuille) vast, met daarin de aan de hand van normpercentages opgenomen verdeling over de beleggingscategorieën. Rondom de dynamische normwegingen zijn toegestane, tactische bandbreedtes gedefinieerd, zodat de vermogensbeheerder de mogelijkheid heeft om op grond van de uitgesproken verwachtingen per beleggingscategorie een categorie te over- of onderwegen om op die wijze een beter beleggingsresultaat te behalen dan wanneer conform de dynamische normwegingen zou worden belegd. De samenstelling van het vermogen dient op hoofdcategorie binnen de vastgestelde bandbreedtes te blijven. Voor de actuele normpercentages en bandbreedtes wordt verwezen naar de beleggingsrichtlijnen die zijn opgenomen in het ‘Jaarplan beleggingen”, dat deel uitmaakt van de ‘Verklaring beleggingsbeginselen’ (bijlage C bij deze abtn).
B.
Opzet en uitvoering vermogensbeheeractiviteiten
1.
Organisatie vermogensbeheer
Het bestuur van het fonds is verantwoordelijk voor het strategische beleggingsbeleid. Onder het strategisch beleggingsbeleid wordt onder andere verstaan de vaststelling van het doel en de stijl van het beleggingsbeleid, de dynamische normwegingen en bandbreedtes, de benchmarks, de mate van afdekking van het rente- en valutarisico en de selectie van de beleggingspools. Het bestuur vergadert doorgaans zes tot tien maal per jaar.
28
De beleggingscommissie heeft een voorbereidende en adviserende rol inzake het strategisch beleggingsbeleid richting het bestuur. Daarnaast is de beleggingscommissie verantwoordelijk voor de nadere invulling alsmede de uitvoering van het strategisch beleggingsbeleid. Hieronder moet onder andere worden verstaan het vaststellen van de specifieke richtlijnen voor de deelportefeuilles, het opstellen van het mandaat voor de vermogensbeheerder, het toetsen en evalueren van het gevoerde en te voeren beleid van de vermogensbeheerder, het onderhouden van contacten met adviseurs en het bijhouden van beleggingstechnische kennis. Tot slot is de beleggingscommissie verantwoordelijk voor de vaststelling van de renterisico-overlay-portefeuille. De beleggingscommissie vergadert in beginsel vier keer per jaar. De vermogensbeheerder is verantwoordelijk voor het totale tactische en operationele beleggingsbeleid (met uitzondering van het beleid inzake de renterisico-overlay), dat valt onder de verantwoordelijkheid van de beleggingscommissie. De vermogensbeheerder is binnen de hier geformuleerde randvoorwaarden vrij in de wijze van belegging en herbelegging. Inzake de renterisico – overlay – portefeuille handelt de vermogensbeheerder op “execution only” basis, in opdracht van de beleggingscommissie. De vermogensbeheerder is verantwoordelijk voor het verzamelen, administreren en rapporteren over de beleggingen aan bestuur en beleggingscommissie. 2.
Structuur vermogensbeheer
Het bestuur heeft een externe vermogensbeheerder aangesteld om binnen de in dit beleggingsplan opgestelde doelstellingen en restricties het tactische en operationele beleggingsbeleid uit te voeren. Dit wordt gedaan door Blue Sky Group. Blue Sky Group verzorgt tevens de advisering inzake het strategisch beleggingsbeleid. Teneinde vanuit de beleggingscommissie voldoende countervailing power te kunnen bieden heeft het pensioenfonds voor de advisering inzake het strategisch beleggingsbeleid en daarmee samenhangende beleidsmatige onderwerpen, alsmede de reguliere ondersteuning van de beleggingscommissie, Kempen Management & Consultancy aangesteld.
C.
Wijze van risicometing en -beheersing
De risicobeheersing is vormgegeven door de vaststelling van een normportefeuille en bandbreedtes rondom de normpercentages per beleggingscategorie. Voorts worden in de beleggingsrichtlijnen die zijn opgenomen in het ‘Jaarplan beleggingen’, dat deel uitmaakt van de ‘Verklaring beleggingsbeginselen’ (bijlage C bij deze abtn), aanvullende restricties opgenomen die bijdragen aan een adequate risicobeheersing. De vermogensbeheerder dient deze restricties te respecteren. Door middel van rapportages door de vermogensbeheerder wordt de naleving van deze voorwaarden gecontroleerd door de beleggingscommissie.
29
D.
Resultaatsevaluatie
De externe vermogensbeheerder (Blue Sky Group) dient zorg te dragen voor een volledige administratie van de beleggingsportefeuille en alle daarop betrekking hebbende transacties. Minimaal per kwartaal dienen voor elke beleggingscategorie en de totale portefeuille de volgende zaken te worden vastgelegd. Voor elke beleggingscategorie en de totale portefeuille: portefeuille overzichten in marktwaarden begin en einde periode op transactiebasis inclusief lopende rente in euro; aan- en verkopen op transactiebasis in euro; waarde vermogenswinst of –verlies in euro; fonds- en benchmarkrendement in procenten; attributie analyse; tracking error. Voor de totale portefeuille dient te worden vastgelegd: beknopte toelichting op het gevoerde beleggingsbeleid; verwachtingen voor de komende periode; overzicht van valuta-, rating-, duration- en looptijdverdeling voor totale vastrentende portefeuille versus de pensioenverplichtingen van het fonds; overzicht van regio- en sectorenverdeling voor de totale aandelenportefeuille en aandelen benchmark. Elk kwartaal worden bovenstaande zaken getoetst en beoordeeld, waarbij de nadruk ligt op de performance van de beleggingscategorieën tegen de vastgestelde benchmarks en de door de vermogensbeheerder aangeleverde rendementsattributie. Op basis van een kritische beoordeling kan de bijdrage van diverse beleidsbeslissingen aan de performanceverschillen met de benchmark worden toegewezen en kan deze informatie worden gebruikt bij toekomstige beleidsbeslissingen.
E.
Waarderingsgrondslagen
Alle beleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde of, indien de marktwaarde van een belegging niet aan de hand van een beursnotering kan worden afgeleid, een waarde vaststelling die een zo getrouw mogelijk beeld geeft van de actuele waarde van de betreffende beleggingen.
6.4
Toeslagbeleid a.
Voorwaardelijke toezegging
De mate van toeslagverlening wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld en is afhankelijk van de financiële positie van het fonds. Er bestaat echter geen recht op toeslag. De premie die aan het fonds betaald wordt, bevat geen specifieke component ter financiering van het toeslagbeleid. Bovendien wordt er door het fonds geen expliciete reserve aangehouden om in de toekomst toeslagen te kunnen toekennen. Het fonds 30
verleent alleen een toeslag indien de beleidsdekkingsgraad hoger is dan 110% en indien de toeslagverlening toekomstbestendig is. b.
Maatstaf en ambitie
Het beleid van het pensioenfonds is gericht op het voorkomen van onderdekking, gegeven de (ambitie van de) toezegging en de overeengekomen financieringsmethodiek. Financiële meevallers, bijvoorbeeld als gevolg van positieve beleggingsrendementen, kunnen worden ingezet voor het toekennen van toeslagen. Bij het toeslagbeleid gelden de navolgende grootheden als referentie. De tijdens het deelnemerschap opgebouwde aanspraken (tevens de voorwaardelijke aanspraken uit hoofde van de Overgangsregeling 2006) van de deelnemers worden jaarlijks per 1 januari verhoogd met de procentuele verandering van de consumentenprijsindex voor alle huishoudens (totale bestedingen) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) op 31 augustus van het laatst verkregen kalenderjaar ten opzichte van 31 augustus van het daaraan voorafgaande kalenderjaar. De premievrije en ingegane pensioenen worden jaarlijks eveneens verhoogd met de procentuele verandering van de consumentenprijsindex voor alle huishoudens (totaal bestedingen) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) op 31 augustus van het laatst verkregen kalenderjaar ten opzichte van 31 augustus van het daaraan voorafgaande kalenderjaar. Het referentiekader voor het toeslagbeleid is dus prijsindex. Het pensioenfonds streeft ernaar om in elk geval 70% van dit referentiekader waar te maken. Als ambitieniveau geldt dus 70%. c.
Toekennen van toeslagen
Met betrekking tot de mate van de feitelijke toekenning hanteert het bestuur de onderstaande beleidsstaffel als leidraad. Deze staffel geldt slechts als uitgangspunt; bij de jaarlijkse besluitvorming zal het bestuur andere relevante economische omstandigheden (zoals economische vooruitzichten en verwachte bestandsontwikkeling) in ogenschouw nemen. Het besluit of de beleidsstaffel bij de toeslagverlening per 1 januari van een kalenderjaar wordt gevolgd, wordt genomen in het kwartaal voorafgaand aan 1 januari van het bedoelde jaar. Voor de toepassing van de beleidsstaffel wordt uitgegaan van de dekkingsgraad per 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de toeslag wordt verleend. De inhoud van de beleidsstaffel luidt als volgt:
Indien het pensioenfonds een beleidsdekkingsgraad heeft die gelijk is aan of die ligt onder 110%, wordt er niet geïndexeerd. Indien het pensioenfonds een beleidsdekkingsgraad heeft die ligt tussen de hiervoor en de hierna bedoelde dekkingsgraad, wordt er proportioneel geïndexeerd. Indien het pensioenfonds een beleidsdekkingsgraad heeft die gelijk is aan of die ligt boven het vereist eigen vermogen vermeerderd met 5%-punt, wordt er volledig geïndexeerd. Tevens kan het bestuur dan besluiten tot het verlenen van inhaaltoeslagen om eventuele eerdere kortingen ongedaan te maken.
31
Feitelijke toekenning van toeslagen zal altijd eerst plaatsvinden na een daartoe door het bestuur genomen besluit. Inhaaltoeslagen zullen alleen dan toegekend worden als dit geen gevolgen heeft voor de toekomstbestendigheid van de reguliere toeslagambitie. De beleidsdekkingsgraad mag door het geven van zo’n toeslag niet lager worden dan de vereiste dekkingsgraad. Bovendien zal het fonds niet meer de 1/5e van het beschikbaar vermogen hiervoor aanwenden. Het bestuur houdt zich het recht voor om het toeslagbeleid aan te passen. Toekomstige wijzigingen zijn verbindend voor alle deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden.
6.5
Systematiek vaststelling parameters De parameters die gehanteerd worden bij de berekeningen ten behoeve van de vaststelling van de technische voorzieningen, de gedempte premie en het vereist eigen vermogen worden door het bestuur van het fonds vastgesteld. De parameters voldoen ten minste aan de voorwaarden conform de ministeriële regeling parameters pensioenfondsen. De parameters worden gehoord de externe adviseur/beleggingscommissie in principe iedere drie jaar door het bestuur getoetst. Bij deze toetsing zal in ieder geval rekening worden gehouden met: recente theoretische en empirische inzichten ten aanzien van financiële markten en economische ontwikkelingen; in financiële markten op dat moment geldende verwachtingen ten aanzien van financiële en economische variabelen; gerealiseerde rendementen en de economische en financiële ontwikkeling uit het verleden; een adequate maat aan prudentie. Het bestuur zal, gehoord de externe adviseur/beleggingscommissie, ten minste eens in de drie jaar besluiten over de parameters. Bijstelling kan onder meer aan de orde zijn indien: sprake is van een aanpassing van de strategische beleggingsportefeuille, die van invloed is op de voor de toekomst te verwachten reële beleggingsrendementen; sprake is van veranderde vooruitzichten ten aanzien van relevante grootheden (met name beleggingsopbrengsten en loonontwikkeling), die van invloed zijn op de voor de toekomst te verwachten reële beleggingsrendementen; of het gerealiseerde reële beleggingsrendement gemeten over een lange periode sterk afwijkt van de gehanteerde disconteringsvoet. Een besluit in enig jaar tot aanpassing van de disconteringsvoet voor de premievaststelling houdt geen beperking in van de beleidsvrijheid die het bestuur terzake heeft.
32
7.
Financiële sturingsmiddelen In dit hoofdstuk worden de financiële sturingsmiddelen kort uiteengezet.
7.1
Premiebeleid De in paragraaf 6.2.3 vermelde feitelijke premie is gebaseerd op de gedempte kostendekkende premie zoals gedefinieerd in paragraaf 6.2.2. Deze premie kan worden gewijzigd indien de financiële positie van het pensioenfonds, gehoord de actuaris van het pensioenfonds, daartoe aanleiding geeft.
7.2
Beleggingsbeleid Uit paragraaf 6.3 blijkt dat het strategische beleggingsbeleid wordt afgestemd op de financiële positie en de doelstelling van het fonds. Door het strategisch beleggingsbeleid om de drie jaren te herijken (aan de hand van een nieuwe ALM-studie), kan er worden ingespeeld op wijzigingen in het risicoprofiel van de pensioentoezeggingen en in de risicoperceptie van het bestuur van het fonds.
7.3
Toeslagbeleid De aanpassing van de opgebouwde en ingegane pensioenen door middel van een toeslagverlening is voorwaardelijk. Het bestuur is bevoegd de toeslagverlening te verminderen, zo nodig tot nul, indien de financiële positie van het fonds daartoe noodzaakt.
7.4
Korting van aanspraken Het fonds kan slechts onder zeer strikte voorwaarden besluiten om de pensioenaanspraken te korten . Wanneer het herstel binnen de hersteltermijn niet intreedt kan het bestuur de pensioenaanspraken en pensioenrechten korten. Dit is een noodmaatregel die verbonden is aan strikte regelgeving uit de Pensioenwet en die alleen in uiterste gevallen mag worden ingezet. De herstelkracht van korten is substantieel en kan alleen worden ingezet om het haalbare pad te bereiken, dan wel om op of boven het niveau van het minimaal vereist eigen vermogen te komen als het fonds vijf achtereenvolgende jaren niet beschikt over de minimaal vereiste dekkingsgraad. Het fonds informeert de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever(s) schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten. De vermindering kan op zijn vroegst een maand na de in de vorige volzin bedoelde informatieverstrekking worden gerealiseerd.
33
7.5
Herstel van gekorte aanspraken en gemiste toeslagen Indien het fondsvermogen groter is dan het vereist eigen vermogen heeft het bestuur de mogelijkheid om over te gaan tot herstel van gekorte pensioenaanspraken of toezegging van inhaaltoeslagen. Hierbij neemt het bestuur de volgende uitgangspunten in acht: de hoogte van de teruggave van gekorte pensioenen niet meer mag zijn dan naar verwachting in de toekomst is te realiseren; de beleidsdekkingsgraad door de teruggave van gekorte pensioenen niet mag zakken tot onder de vereiste dekkingsgraad; en er mag in enig jaar voor de teruggave van gekorte pensioenen en/of inhaaltoeslag ten hoogste een vijfde van het overschot worden aangewend. Het overschot is het verschil tussen de beleidsdekkingsgraad en de vereiste dekkingsgraad. Het hierboven omschreven beleid kan te allen tijde door het bestuur voor alle deelnemers en gewezen deelnemers (waaronder mede begrepen de pensioengerechtigden) worden aangepast.
34
8.
Haalbaarheidstoets Het pensioenfonds voert jaarlijks een haalbaarheidstoets uit. Hierbij wordt op basis van stochastische analyse inzicht verkregen in de samenhang tussen financiële opzet, het verwacht pensioenresultaat en de risico’s die daarbij gelden. In de haalbaarheidstoets wordt het pensioenresultaat op fondsniveau berekend volgens de door de wetgever voorgeschreven standaardmethodiek waarbij uitgegaan wordt van 2000 voorgeschreven mogelijke toekomstige economische scenario’s. Het pensioenresultaat meet het verwachte behoud aan koopkracht van de opgebouwde en nog op te bouwen pensioenaanspraken en pensioenuitkeringen. In 2015 voert het fonds deze toets voor het eerst uit door middel van een zogenaamde aanvangshaalbaarheidstoets. Vanuit het vereist eigen vermogen en vanuit de feitelijke financiële positie van het pensioenfonds wordt berekend wat de verwachte pensioenresultaten zijn en worden door het fonds normen (ondergrenzen) vastgesteld waaraan deze verwachtingen dienen te voldoen. Daarnaast wordt er vanuit de feitelijke financiële positie van het pensioenfonds ook gekeken naar het pensioenresultaat op basis van de 5% scenario’s die tot de slechtste resultaten leiden, ook wel het slechtweerscenario genoemd. Ook hiervoor stelt het fonds een norm (maximale afwijking van het verwacht pensioenresultaat) vast. Bij de aanvangshaalbaarheidstoets dient te worden voldaan aan alle gestelde normen. Bij de jaarlijkse haalbaarheidstoets die volgt op de aanvangshaalbaarheidstoets wordt door het fonds getoetst of aan de normen wordt voldaan die behoren bij de feitelijke financiële positie van het fonds. Indien één van deze normen niet gehaald wordt, treedt het fonds in overleg met cao-partijen om te zien of maatregelen genomen moeten worden. Indien nodig zal het fonds maatregelen treffen om de financiële opzet van het fonds te verbeteren. De haalbaarheidstoets wordt jaarlijks uiterlijk op 30 juni aan DNB gerapporteerd. Wanneer er zich significante wijzigingen van de pensioenregeling, de te gebruiken scenario’s en dergelijke voordoen dient het fonds opnieuw een aanvangshaalbaarheidstoets uit te voeren. De aanvangshaalbaarheidstoets laat zien of het verwachte pensioenresultaat op fondsniveau voldoet aan de norm die het fonds hiervoor gesteld heeft. Daarnaast laat de aanvangshaalbaarheidstoets zien of het premiebeleid over de berekeningshorizon van 60 jaar realistisch en haalbaar is en of er ingeval van reservetekort voldoende herstelcapaciteit aanwezig is om binnen de looptijd van het herstelplan te voldoen aan het vereiste eigen vermogen. Het pensioenresultaat in het slechtweerscenario mag bovendien niet teveel afwijken van het pensioenresultaat op fondsniveau.
35
9.
Risicohouding De risicohouding is de mate waarin het fonds, na overleg met cao-partijen en de fondsorganen, bereid is beleggingsrisico’s te lopen om de doelstellingen van het fonds te realiseren en de mate waarin het fonds de vorenbedoelde risico’s kan lopen, gegeven de kenmerken van het fonds. De risicohouding voldoet aan de prudent person regel en komt tot uitdrukking op de korte termijn: in de hoogte van het vereist eigen vermogen of een bandbreedte hiervoor; op de lange termijn: in de door het fonds gekozen ondergrenzen in het kader van de haalbaarheidstoets. Voor de korte termijn heeft het fonds een bandbreedte van plus of min 2%-punt ten opzichte van het vereist eigen vermogen vastgesteld. De aanvangshaalbaarheidstoets heeft geleid tot de vaststelling van de volgende grenzen van het verwacht pensioenresultaat: de ondergrens van het verwacht pensioenresultaat op fondsniveau, uitgaande van een financiële positie waarbij bij aanvang wordt voldaan aan de hoogte van het vereist eigen vermogen bedraagt 88%; de ondergrens van het verwacht pensioenresultaat op fondsniveau, uitgaande van de feitelijke financiële positie bedraagt 88%; de maximale afwijking van het verwacht pensioenresultaat bij het slechtweerscenario, uitgaande van de feitelijke financiële positie bedraagt 25%.
36
10. Vaststelling en wijziging Het bestuur van het pensioenfonds heeft deze abtn op 25 september 2007 vastgesteld en voor het laatst gewijzigd op 15 september 2015.
37