September 2015 Actuariële en Bedrijfstechnische Nota 2015
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Waterbouw
Inhoud
INHOUD ................................................................................................................................. 1
1. INLEIDING ....................................................................................................................... 3 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
HET FONDS ....................................................................................................................................3 DOEL EN INHOUD ACTUARIËLE EN BEDRIJFSTECHNISCHE NOTA ............................................4 AANSLUITING BIJ HET FONDS EN INHOUD VAN DE PENSIOENREGELINGEN ..............................5 DOELSTELLING, AMBITIE EN BELEIDSUITGANGSPUNTEN .........................................................9 ONZEKERHEID OVER DE TOEKOMST VAN HET FONDS .............................................................11
2. ORGANISATIE, BEHEERSINGSSYSTEEM EN AO/IC................................................ 13 2.1 2.2 2.3 2.3
ORGANISATIE .............................................................................................................................13 VERDELING TAKEN , BEVOEGDHEDEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN................................17 BEHEERSINGSSYSTEEM ..............................................................................................................17 OPZET AO/IC .............................................................................................................................20
3. FINANCIELE OPZET .................................................................................................... 21 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
ALM-STUDIE EN (AANVANGS)HAALBAARHEIDSTOETS ...........................................................21 ACTUARIËLE FACTOREN EN BEREKENING VOORZIENING PENSIOENVERPLICHTINGEN .......22 WAARDERINGSGRONDSLAGEN VAN DE BALANS ......................................................................24 FINANCIERING EN VASTSTELLING PREMIE ...............................................................................25 TOESLAGEN- EN KORTINGENBELEID ........................................................................................26 MINIMAAL VEREIST EIGEN VERMOGEN EN VEREIST EIGEN VERMOGEN................................27
4. BELEGGINGSBELEID .................................................................................................. 28 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7
DOELSTELLING BELEGGINGSBELEID ........................................................................................28 ORGANISATIE BELEGGINGEN ....................................................................................................28 INVESTMENT BELIEFS ................................................................................................................29 BELEGGINGSCYCLUS .................................................................................................................31 RISICOMANAGEMENT ................................................................................................................33 STRATEGISCHE ALLOCATIE.......................................................................................................36 RENTE-AFDEKKINGSBELEID ......................................................................................................37
1
4.8 VALUTA BELEID ..........................................................................................................................39 4.9 GEBRUIK DERIVATEN .................................................................................................................39 4.10 RESULTAATMETING EN RAPPORTAGE ....................................................................................40 4.11 SELECTIE EN MONITORING ......................................................................................................41 4.12 KOSTEN BEHEER BELEGGINGSPORTEFEUILLE.......................................................................41 4.13 SECURITIES LENDING ...............................................................................................................41 4.14 PRUDENT PERSON .....................................................................................................................42 4.15 VERANTWOORD BELEGGEN .....................................................................................................42 5. FINANCIELE STURINGSMIDDELEN ........................................................................... 44 5.1 STURINGSMIDDELEN ..................................................................................................................44 5.2 FINANCIEEL CRISISPLAN ............................................................................................................44 5.3 VASTSTELLING EN ONDERTEKENING ........................................................................................45 6. BIJLAGEN ..................................................................................................................... 46 BIJLAGE 1: :VISIE, MISSIE EN STRATEGIE.......................................................................................47 BIJLAGE 2: UITBESTEDINGSBELEID ALGEMEEN ............................................................................48 BIJLAGE 3: SLA MET FONDSENBEHEER WATERBOUW B.V ..........................................................53 BIJLAGE 4: PROFIELSCHETS BESTUUR ............................................................................................68 BIJLAGE 5: BELONINGSBELEID BESTUUR .......................................................................................75 BIJLAGE 6: BELEGGINGSBELEID .....................................................................................................76 BIJLAGE 7: BELEGGINGSPLAN 2015 ................................................................................................93 BIJLAGE 8:UITBESTEDINGSBELEID VERMOGENSBEHEER ...........................................................108 BIJLAGE 9: VERKLARING INZAKE DE BELEGGINGSBEGINSELEN ................................................113 BIJLAGE 10: INTEGRITEITSBELEID, INCLUSIEF GEDRAGSCODE, KLOKKENLUIDERREGELING, INCIDENTENREGELING EN INTERNE KLACHTEN- EN GESCHILLENREGELING ..............................121 BIJLAGE 11: COMMUNICATIEBELEID ..............................................................................................136 BIJLAGE 12: DESKUNDIGHEIDSPLAN BESTUUR ............................................................................147 BIJLAGE 13: OVERZICHT GRONDSLAGEN BEREKENING TECHNISCHE VOORZIENINGEN ..........154 BIJLAGE 14: FINANCIEEL CRISISPLAN ..........................................................................................156
2
1.
INLEIDING
1.1
Het fonds
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Waterbouw (hierna te noemen: het fonds) is een (verplichtgesteld) bedrijfstakpensioenfonds dat is opgericht op 21 november 1956. Het fonds verzekert pensioenaanspraken voor (kort gezegd): de werknemers in de sector waterbouw die vallen onder de CAO Waterbouw; en de werknemers die bij werk in Nederland onder die CAO zouden vallen; de werknemers die vallen onder de CAO Grindbaggerbedrijf; de werknemers in dienst van een aangesloten werkgever, niet behorende tot één van de hiervoor genoemde groepen en die op basis van een overeenkomst tussen het fonds en die werkgever op vrijwillige basis deelnemen aan het fonds. De administratie van het fonds wordt gevoerd door Fondsenbeheer Waterbouw B.V. (hierna te noemen: FW), die ook de administratie van andere bedrijfstakeigenregelingen in de bedrijfstak Waterbouw verzorgt. De basisopzet van de pensioenregeling, nl. een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling zonder franchise is in 1956 gelegd. Zonder deze basisopzet van de pensioenregeling los te laten is de pensioenregeling sindsdien steeds aangepast aan de wensen van sociale partners en wijzigingen in (fiscale) wet- en regelgeving. De laatste aanpassing van de pensioenregeling heeft plaatsgevonden per 1 januari 2015. Daarbij is o.a. de pensioenrekenleeftijd vastgesteld op 67 jaar en is de pensioeningangsdatum vastgesteld op de voor de deelnemer geldende AOW-ingangsdatum. Algemeen uitgangspunt van het bestuur voor het te voeren beleid is om de pensioentoezegging na te komen en wel tegen zo laag mogelijke, maar stabiele, premies en uitvoeringskosten. Ieder jaar wordt door het bestuur een besluit genomen over de vraag of en in hoeverre de financiële positie van het fonds naar het oordeel van het bestuur een (gedeeltelijke) toekenning van een toeslag mogelijk maakt. Er wordt naar gestreefd om de pensioenaanspraken van de deelnemers die nog pensioen opbouwen jaarlijks te verhogen conform de algemene loonstijging in de sector en de pensioenaanspraken van deelnemers die niet meer opbouwen en de reeds ingegane pensioenen jaarlijks te verhogen met de prijsindex. Deze voorwaardelijke toeslagverlening wordt gefinancierd uit de eventuele overrendementen die het fonds behaalt. De premie bevat geen opslag voor toeslagverlening en evenmin heeft het fonds geld gereserveerd ten behoeve van de toeslagverlening De beschikbare gelden van het fonds worden belegd op basis van een beleggingsbeleid dat jaarlijks wordt vastgelegd in een beleggingsplan.
3
Het vermogen van het pensioenfonds wordt belegd in de volgende beleggingscategorieën: vastrentende waarden, waaronder obligaties en beleggingsfondsen die daarin beleggen; beleggingsfondsen die in aandelen beleggen; derivaten, in de vorm van valutatermijntransacties ter afdekking van het valutarisico; onroerend goed, in de vorm van beleggingsfondsen die in onroerend goed beleggen; liquiditeiten.
1.2
Doel en inhoud Actuariële en Bedrijfstechnische Nota
In artikel 145 van de Pensioenwet (hierna Pw) is bepaald dat een pensioenfonds een Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN) dient vast te stellen. Deze ABTN is ter uitvoering van deze verplichting vastgesteld door het bestuur en zal, indien deze wijziging behoeft, door een besluit van het bestuur worden gewijzigd. In de ABTN is een omschrijving opgenomen van de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het bij of krachtens artikel 25, 126 tot en met 137 en 143 Pw. bepaalde. De basis voor deze omschrijving wordt gevormd door de pensioenreglementen en het uitvoeringsreglement van het fonds. Een korte beschrijving van de inhoud van deze reglementen is hieronder opgenomen. De ABTN dient ook een verklaring inzake beleggingsbeginselen te bevatten. De ABTN bevat voorts een financieel crisisplan waarin wordt beschreven welke maatregelen kunnen worden ingezet als sprake is van een financiële crisissituatie. Daarnaast dient in de ABTN te worden ingegaan op het niveau van de dekkingsgraad vanaf welke premiekortingen en terugstortingen zijn toegestaan en dient in de ABTN een beschrijving te worden gegeven van de overige sturingsmiddelen. In dat kader wordt in Hoofdstuk 2 van deze ABTN de organisatie van het fonds beschreven. In Hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de financiële opzet van het fonds. In Hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het beleggingsbeleid van het fonds en in Hoofdstuk 5 komen de overige (financiële) sturingsmiddelen aan de orde en wordt ook ingegaan op het financieel crisisplan. Onderdeel van deze ABTN vormen enkele uitvoeringsregelingen / beleidsdocumenten die als bijlage hierbij zijn gevoegd : a) Visie, missie en strategie; BIJLAGE 1 b) Uitbestedingsbeleid algemeen; BIJLAGE 2 c) SLA met Fondsenbeheer Waterbouw B.V. BIJLAGE 3 d) Profielschets bestuur BIJLAGE 4 e) Beloningsbeleid bestuur; BIJLAGE 5 f) Beleggingsbeleid BIJLAGE 6 g) Beleggingsplan 2015 BIJLAGE 7 h) Uitbestedingsbeleid vermogensbeheer; BIJLAGE 8 i) Verklaring inzake de beleggingsbeginselen BIJLAGE 9
4
j)
Integriteitsbeleid, inclusief gedragscode, Klokkenluiderregeling, Incidentenregeling en interne klachten- en geschillenregeling; BIJLAGE 10 k) Communicatiebeleid; BIJLAGE 11 l) Deskundigheidsplan bestuur BIJLAGE 12 m) Overzicht grondslagen berekening technische voorzieningen; BIJLAGE 13 n) Financieel crisisplan; BIJLAGE 14. Hierbij moet worden aangetekend dat de SLA met Fondsenbeheer Waterbouw B.V. en het Deskundigheidsplan bestuur binnenkort zullen worden herzien en worden aangepast naar de huidige situatie. Het communicatiebeleid 2014 is voor de eerste helft van 2015 doorgezet en het communicatiebeleid zal in de tweede helft van 2015 worden aangepast in het kader van de implementatie van de Wet Pensioencommunicatie. In deze ABTN worden de doelstellingen van het fonds verwoord maar is geen expliciete visie, missie en strategie van het fonds opgenomen. Dit zal, mede afhankelijk van de uitkomst van het onderzoek zoals genoemd onder 1.5 van deze ABTN, in een volgende versie plaatsvinden.
1.3
Aansluiting bij het fonds en inhoud van de pensioenregelingen
Verplichte aansluiting Werkgevers van werknemers die vallen onder de verplichtstelling van het fonds dienen zich onverwijld aan te melden bij het fonds. De (aangesloten) werkgever is verantwoordelijk voor het verstrekken van de juiste gegevens die nodig zijn om de pensioenregeling uit te kunnen voeren. Door FW wordt (mede ten behoeve van het fonds) aan werkgevers een methodiek aangeboden die de periodieke aanlevering van de juiste gegevens door de werkgever ondersteunt. De opzet van het systeem is zodanig dat de werkgever in feite zelf maandelijks de basisgegevens voor de toekenning van rechten aan de individuele deelnemers elektronisch aan het fonds verstrekt. Indien aan de hand van het aanvraagformulier en andere schriftelijke bescheiden niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld of de pensioenregeling van het fonds van toepassing is, wordt een aansluitingsonderzoek bij de werkgever ingesteld. Dit gebeurt ook als het vermoeden bestaat dat een werkgever zich ten onrechte niet heeft aangemeld of ten onrechte een deel van het personeel niet heeft aangemeld. Op basis van de uitkomsten van dit aansluitingsonderzoek wordt vervolgens een besluit genomen om al dan niet een aansluiting bij het fonds tot stand te brengen, eventueel met terugwerkende kracht, en wordt bepaald voor welke (groep van) werknemers deze aansluiting dan geldt. De bovengenoemde procedures en verplichtingen zijn opgenomen in een uitvoeringsreglement. Daarbij zijn de bepalingen van artikel 25 Pensioenwet in acht genomen.
5
Vrijwillige aansluiting Binnen het fonds komen veel vrijwillige aansluitingen voor. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat in de waterbouwsector zeer veel internationaal wordt gewerkt. Door de beperkte territoriale reikwijdte van Nederlandse wetgeving geldt de verplichtstelling van het fonds alleen binnen Nederland en de Nederlandse territoriale wateren voor (kort gezegd) al het personeel dat valt onder de CAO Waterbouw of de CAO Grindbagger. Zodra echter een baggerschip zich buiten Nederlandse territoriale wateren begeeft, geldt de verplichtstelling niet meer. Om ook voor die werknemers een aansluiting bij het fonds te houden is met de betrokken werkgevers een (uitvoerings)overeenkomst tot vrijwillige aansluiting bij het fonds gesloten. Dergelijke overeenkomsten zijn ook gesloten met werkgevers die onder de werkingssfeer van het fonds vallen voor het personeel dat niet valt onder de verplichtstelling. Tenslotte is het bestuur bevoegd een werkgever, die niet onder de werkingssfeer van het fonds valt maar wel een economische en / of organisatorische eenheid vormt met een verplicht aangesloten onderneming of verwantschap heeft met de bedrijfstak, op verzoek van die werkgever vrijwillig bij het fonds aan te sluiten indien wordt voldaan aan de eisen die worden gesteld in artikel 121 van de Pensioenwet. Het bestuur heeft met betrekking tot deze vorm van vrijwillige aansluiting een zeer strikt beleid geformuleerd dat ten aanzien van de betrokkenheid c.q. verbondenheid met de bedrijfstak strengere eisen stelt dan die welke de wet voorschrijft. In de overeenkomsten met betrekking tot vrijwillige aansluiting zijn de afspraken opgenomen ten aanzien van de aansluiting, gegevensaanlevering, premievaststelling en – betaling die overeenkomen met de procedures en verplichtingen, die gelden bij de verplichte aansluiting.
Vrijwillige voortzetting Het bestuur is bevoegd om aan individuele deelnemers toe te staan de deelname aan de pensioenregeling voort te zetten na beëindiging van het dienstverband met een aangesloten werkgever. Het bestuur voert daarin een terughoudend beleid dat blijft binnen de wettelijke bepalingen ter zake.
De inhoud van de pensioenregeling De pensioenverplichtingen van het fonds vloeien voort uit: a. b.
het Pensioenreglement BPF Waterbouw, waarin de reguliere (basis) pensioenregeling en de spaarpensioenregeling zijn opgenomen; het Reglement Overgangsregeling BPF Waterbouw, waarin aan deelnemers die op 1 januari 2005 jonger waren dan 55 jaar en die op 1 januari 2006 en op 1 januari 1997 deelnemer waren in het BPF voorwaardelijk een extra pensioenspaarkapitaal is
6
c.
toegekend dat bij pensionering in regulier ouderdomspensioen cfm. het onder a genoemde reglement wordt omgezet; de Voorwaarden ANW Pensioen BPF Waterbouw, waarin door deelnemers, op vrijwillige en individuele basis, het ANW-hiaat is afgedekt.
Onderstaand worden de belangrijkste kenmerken van de regelingen besproken.
Pensioenreglement BPF Waterbouw In het Pensioenreglement BPF Waterbouw is de reguliere (basis) pensioenregeling van het fonds opgenomen. In deze regeling worden de volgende pensioenen verzekerd:
Ouderdomspensioen vanaf de AOW-gerechtigde leeftijd voor de deelnemer , opbouw vindt plaats op basis van een pensioenrekenleeftijd van 67 jaar; Partnerpensioen op opbouwbasis voor iedereen met een partnerrelatie (huwelijk, geregistreerd partnerschap en (onder nadere voorwaarden) het ongehuwd voeren van een gezamenlijke huishouding); Wezenpensioen voor de kinderen van de deelnemer; Tijdelijk weduwe- c.q. weduwnaarspensioen / tijdelijk partnerpensioen voor de echtgenote of partner van de deelnemer; Invaliditeitspensioen voor de deelnemer; Arbeidsongeschiktheidspensioen voor de deelnemer; Bijzonder nabestaandenpensioen voor de gewezen partner van de deelnemer.
Het ouderdomspensioen betreft een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling met een opbouw van het levenslange ouderdomspensioen (met nabestaandenpensioen op opbouwbasis) van 0,94% van de pensioengrondslag per deelnemingsjaar bij een pensioenrekenleeftijd van 67 jaar. De pensioengrondslag is (met uitzondering van de vrijwillige aansluiting waarvoor veelal een gemaximeerde grondslag geldt) gelijk aan het totale brutoloon over het deelnemingsjaar. Er wordt derhalve geen franchise gehanteerd. Het partnerpensioen bedraagt 70% van het (bereikbare) levenslang ouderdomspensioen. Het wezenpensioen bedraagt 14% van het (bereikbare) levenslang ouderdomspensioen. Het tijdelijk weduwe- c.q. weduwnaarspensioen/ tijdelijk partner pensioen is een aanvullend pensioen dat in het verleden werd toegekend aan weduwen /weduwnaars en partners jonger dan 65 jaar ter compensatie van de zgn. AAA premies en later de zgn. Overhevelingstoeslag (OHT). Er vinden geen nieuwe toekenningen meer plaats sinds de brutering van de OHT. Dit tijdelijke (tot AOW-gerechtigde leeftijd) pensioen werd uitgedrukt in een bepaald percentage van de het weduwe- c.q. weduwnaarspensioen / partnerpensioen.
7
Het invaliditeitspensioen bedraagt het verschil tussen de bedragen van de loondervingsuitkering WAO en de vervolguitkering WAO zoals die gelden op het moment van aanvang van de vervolguitkering. Het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt toegekend en uitgekeerd aan de arbeidsongeschikte deelnemer die een vervolguitkering in de zin van de WGA ontvangt. Het arbeidsongeschiktheidspensioen vult de vervolguitkering, naar rato van de mate van arbeidsongeschiktheid, aan tot 70% van het laatstgenoten inkomen (gemaximeerd tot maximum premieloon SV). Het bijzonder partnerpensioen voor de gewezen partner is gelijk aan het partnerpensioen dat (gedurende het huwelijk / partnerschap) is opgebouwd tot de datum van het einde van het huwelijk of partnerschap. Bij het fonds is sprake van een voorwaardelijke toeslagverlening op basis van ex ante bepaalde maatstaven. Er wordt naar gestreefd om de pensioenaanspraken van de deelnemers die nog pensioen opbouwen jaarlijks te verhogen conform de algemene loonstijging in de waterbouwsector en de pensioenaanspraken van deelnemers die niet meer opbouwen en de reeds ingegane pensioenen jaarlijks te verhogen met de prijsindex. Deze voorwaardelijke toeslagverlening wordt gefinancierd uit de eventuele overrendementen die het fonds behaalt. De premie bevat geen opslag voor toeslagverlening en evenmin heeft het fonds geld gereserveerd ten behoeve van de opslagverlening. In het Pensioenreglement BPF Waterbouw is tevens de spaarpensioenregeling opgenomen. Op basis van die regeling wordt door de deelnemers een pensioenspaarkapitaal gevormd. Hiervoor wordt maximaal 3,6% van de voor de deelnemer geldende pensioengrondslag aan het fonds afgedragen. Deze inleg (na aftrek van kosten en na aftrek van de solvabiliteitsopslag) wordt jaarlijks verhoogd met 3% en eventueel het voor die deelnemers geldende percentage waarmee zijn pensioenaanspraken worden geïndexeerd. Het pensioenspaarkapitaal wordt op de pensioeningangsdatum omgezet in pensioen cfm. de reguliere basisregeling zoals opgenomen in het Pensioenreglement BPF Waterbouw.
Reglement Overgangsregeling BPF Waterbouw In dit reglement wordt aan deelnemers die op 1 januari 2005 jonger waren dan 55 jaar en die op 1 januari 2006 en op 1 januari 1997 deelnemer waren in het BPF voorwaardelijk een extra pensioenspaarkapitaal toegekend dat bij pensionering in regulier ouderdomspensioen cfm. het Pensioenreglement BPF Waterbouw wordt omgezet. De voorwaarden zijn dat de deelnemer onafgebroken actief deelnemer blijft tot 1 januari 2021 of, als dit eerder is, het moment van pensionering. Bij een eerder vertrek uit de sector vervallen de aanspraken uit de overgangsregeling. De aanspraken worden gefinancierd cfm. de voorwaarden die gelden voor toezeggingen o.b.v. het sociaal akkoord 2004. Voor de uitvoering van deze zgn. VPL-regeling is een overeenkomst gesloten met sociale partners.
8
Voorwaarden ANW-pensioen BPF Waterbouw In deze regeling wordt de mogelijkheid geboden aan de premiebetalende deelnemers om vrijwillig en op individuele basis het Anw-hiaat te verzekeren dat is ontstaan door de invoering van de Anw ter vervanging van de Algemene Weduwen- en Wezenwet per 1 juli 1996. Deze verzekering geeft de nabestaanden bij het overlijden van de verzekerde recht op een uitkering ter hoogte van de maximale Anw-uitkering wanneer als gevolg van die wetswijziging dit recht niet of niet meer bestaat.
Premievrijstelling Indien een deelnemer geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is in de zin van de WAO of WIA wordt de pensioenopbouw uit het Pensioenreglement BPF Waterbouw geheel of gedeeltelijk voortgezet, waarbij zolang de arbeidsongeschiktheid voortduurt voor deze opbouw premievrijstelling wordt verleend. Als pensioengrondslag voor de premievrije opbouw geldt het inkomen dat in het jaar dat direct voorafgaande aan het intreden van de arbeidsongeschiktheid werd verdiend.
Informatie aan (gewezen) deelnemers Ieder jaar wordt aan de deelnemers van de in de voorgaande paragrafen toegelichte regelingen een overzicht gezonden waarin het opgebouwde pensioen, het saldo van het pensioenspaarkapitaal en het te bereiken pensioen (inclusief spaarkapitalen) aan de deelnemers wordt medegedeeld. Het betreffende overzicht voldoet aan de eisen die worden gesteld aan het Uniform Pensioenoverzicht. Eens in de 5 jaar wordt aan de gewezen deelnemers een overzicht gezonden van het opgebouwde pensioen.
1.4
Doelstelling, ambitie en beleidsuitgangspunten
Doelstelling en ambitie Het fonds is opgericht met het doel gelden bijeen te brengen om op basis van en onder de voorwaarden als in de reglementen nader is bepaald, aan (gewezen) deelnemers en hun nagelaten betrekkingen pensioenen of uitkeringen te verstrekken in verband met ouderdom, invaliditeit en overlijden. Het fonds streeft ernaar om een zodanig lange termijn rendement op het vermogen te behalen dat de ambitie om de rechten en aanspraken van de gepensioneerden en gewezen deelnemers met de prijscompensatie (CBS-index alle huishoudens afgeleid van september tot september) te verhogen en de aanspraken van de actieve deelnemers te verhogen met de jaarlijkse procentuele loonstijging cao Waterbouw (30 december tot 30 december met een maximum van 5%) zoveel mogelijk kan worden waargemaakt.
9
Daarbij geldt tevens de ambitie dat de premie nu en in de toekomst acceptabel moet zijn en dat een behoorlijke mate van zekerheid moet worden geboden voor voldoende kapitaaldekking van de pensioenaanspraken. In september 2015 is door het bestuur een visie, missie en strategie vastgesteld die als bijlage 1 bij de ABTN is opgenomen. Beleidsuitgangspunten en risicohouding In de hiervoor genoemde visie, missie en strategie zijn de beleidsuitgangspunten die het fonds hanteert vastgelegd. Bij de uitwerking en uitvoering van het beleid baseert het fonds zich op de mate waarin het fonds, na afstemming met cao-partijen en na overleg met de organen van het fonds, bereid is beleggingsrisico te lopen om de doelstelling en ambities van het fonds te realiseren. Uiteraard wordt dit begrensd door de mate waarin het fonds beleggingsrisico’s kan lopen gegeven de specifieke kenmerken van het fonds. Deze risicohouding komt tot uitdrukking in de door het fonds gekozen ondergrenzen in het kader van de haalbaarheidstoets en voor de korte termijn in de hoogte van het vereist eigen vermogen en de bandbreedte hiervoor. De risicohouding is door het bestuur uitgewerkt voor de korte en voor de lange termijn. De risicohouding op korte termijn is: Voor de strategische beleggingsportefeuille geldt een vereist eigen vermogen (VEV) van 125,3% (stand per 30 juni 2015); Bij een beleggingsportefeuille samengesteld op basis van de ondergrenzen van de bandbreedtes geldt een VEV van 120,7% (stand per 30 juni 2015); Bij een beleggingsportefeuille samengesteld op basis van de bovengrenzen van de bandbreedtes geldt een VEV van 128,6% (stand per 30 juni 2015) Deze grenswaarden van het VEV worden ieder kwartaal opnieuw bepaald. De risicohouding op lange termijn is: De gekozen ondergrens, berekend op basis van de feitelijke dekkingsgraad per 1 januari 2015, is 90%. Bij de vaststelling van deze ondergrens voor het pensioenresultaat zijn verschillende aspecten meegewogen. Zo is bezien wat het verwachte pensioenresultaat is indien de dekkingsgraad gelijk is aan de kritische dekkingsgraad van 92%. Het verwachte pensioenresultaat komt dan ongeveer op 90% uit. Ook wordt met deze ondergrens naar de deelnemers tot uiting gebracht dat het fonds, uitgaande van de huidige omstandigheden, niet wordt verwacht dat volledige toekenning van toeslagen mogelijk is. Maximale afwijking van het verwacht pensioenresultaat in het slechtweer scenario: 35%. Het beleggingsbeleid van het fonds brengt risico’s met zich mee. Het fonds acht deze risico’s aanvaardbaar en passend. Voor de korte termijn komt dit tot uitdrukking in de vereiste dekkingsgraad. Door middel van de maximale afwijking van het pensioenresultaat komt dit ook tot uitdrukking voor de lange termijn.
10
-
Ondergrens verwacht pensioenresultaat vanuit de evenwichtssituatie (dekkingsgraad is gelijk aan het vereist eigen vermogen) is 95%. In de evenwichtssituatie is geen sprake meer van een tekort maar van een toereikende solvabiliteit. Het fonds wenst met het vastgestelde percentage tot uitdrukking te brengen dat het pensioenresultaat onzeker is.
Deze zijn getoetst in de aanvangshaalbaarheidstoets van 21 september 2015. De uitkomsten van die toets waren: Verwacht pensioenresultaat: 98% Verwacht pensioenresultaat slechtweer scenario 73% (afwijking 26%) Verwacht pensioenresultaat evenwichtssituatie: 102% Deze uitkomsten vormden geen aanleiding om de gekozen ondergrenzen opnieuw te bezien. Zowel de fondsorganen (verantwoordingsorgaan en raad van toezicht) als sociale partners bij het fonds zijn betrokken bij het vaststellen van de ondergrenzen en de uitkomsten van de aanvangshaalbaarheidstoets. Zowel sociale partners als de fondsorganen hebben aangegeven zich te kunnen verenigen met de vastgesteld ondergrenzen en dat de uitkomsten van de aanvangshaalbaarheidstoets geen aanleiding geven om de eerder vastgestelde risicohouding te herzien. In 2012 is, op instigatie van FNV Bouw en in samenwerking met Intomart / GFK een onderzoek ingesteld naar de risicobereidheid onder deelnemers. Op basis van onder andere de ingevulde enquêtes, hoewel niet echt een representatief aantal, heeft het bestuur geconcludeerd dat de risicohouding van het fonds en die van de deelnemers en gepensioneerden in belangrijke mate met elkaar in overeenstemming waren. Ook werd geconcludeerd dat het lastig is om risico’s goed voor het voetlicht te brengen bij deelnemers. Aan dit laatste is vervolgens uitgebreid invulling gegeven door in de verschillende communicatiemiddelen veel aandacht te besteden aan het beleggingsbeleid van het fonds en de daaraan verbonden risico’s. Dit heeft, ondanks de oproep daartoe nimmer geleid tot vragen of opmerkingen van deelnemers. Het bestuur heeft gelet hierop geen aanleiding gezien om de risicohouding opnieuw aan de deelnemers voor te leggen. De risicohouding, die niet wezenlijk afwijkt van de voorheen gehanteerde risicohouding, heeft sociale partners geen aanleiding gegeven tot het maken van opmerkingen.
1.5
Onzekerheid over de toekomst van het fonds
Op het moment van vaststellen van deze ABTN voeren sociale partners een onderzoek uit naar de toekomst van de pensioenregeling. Mogelijk zal naar aanleiding van dit onderzoek het besluit worden genomen om de toekomstige pensioenopbouw elders onder te brengen. De uitkomsten van dit onderzoek zullen gevolgen hebben voor het fonds en het door het fonds te voeren beleid.
11
Daarnaast geldt dat in de zomer van 2015 het bestuur van het fonds een andere samenstelling zal krijgen. Daarbij zal een onafhankelijk voorzitter aan het bestuur worden toegevoegd en zal, binnen een paritair plus model, op een werkgeverszetel een bestuurslid worden benoemd met vermogensbeheer als specialisme. Deze ontwikkelingen betekenen dat het waarschijnlijk is dat het beleid, c.q. de beleidsuitgangspunten zoals opgenomen in deze ABTN op relatief korte termijn zullen (moeten) worden aangepast. Uiteraard zal bij een dergelijke aanpassing ook de ABTN worden gewijzigd.
12
2.
Organisatie, beheersingssysteem en AO/IC
2.1
Organisatie
In onderstaand organogram wordt de organisatiestructuur van het fonds weergegeven.
BESTUUR
CERTIFICEREND ACTUARIS VERANTWOORDINGSORGAAN ADVISEREND ACTUARIS BELEGGINGSADVIESCOMMISSIE ACCOUNTANT
INTERN TOEZICHT
UITVOERINGSORGANISATIE
Bestuursmodel en motivering Het bestuur heeft in het kader van de wet versterking bestuur pensioenfondsen per juli 2014 een keuze gemaakt voor het handhaven van het paritaire bestuursmodel. Deze keuze en de verdere invulling van dit bestuursmodel (zie hieronder) zijn afgestemd met sociale partners in de sector die hebben aangegeven met deze keuze in te kunnen stemmen. De keuze en de verdere invulling zijn ook voor advies voorgelegd aan de toenmalige deelnemersraad en het toenmalige verantwoordingsorgaan die daarover een positief advies hebben uitgebracht. Het bestuur was van oordeel dat het feit dat op dat moment een lopend onderzoek naar de toekomst van het BPF nog moest worden afgerond en een naar aanleiding daarvan te nemen besluit nog moest worden geëffectueerd, stabiliteit en continuïteit in het bestuur vereist was. In die omstandigheden achtte het bestuur het van belang dat
13
vertegenwoordigers van de belanghebbenden bij het fonds direct zitting hebben in het bestuur zoals dat bij een paritair model het geval is. In de zomer van 2015 is een wijziging aangebracht waarbij bestuursmodel is omgevormd naar paritair plus. De plus zit in de toevoeging van een onafhankelijke voorzitter aan het bestuur en het aantrekken van specifieke deskundigheid op het terrein van vermogensbeheer. Belangrijke overwegingen voor de keuze van het bestuursmodel paritair plus zijn dat daarmee voordelen van een omgekeerd gemengd model, zoals de onafhankelijke voorzitter en specialistische deskundigheid, worden samengevoegd met het voordeel van het paritaire model nl. de betrokkenheid van belanghebbenden bij de samenstelling van het bestuur. Dit komt in de invulling van het bestuursmodel ook tot uitdrukking omdat op een bestuurszetel die op voordracht van de werkgeversvereniging wordt ingevuld een specialist vermogensbeheer is benoemd. Voorts is op de zetel van het gepensioneerdenbestuurslid op voordracht van de vertegenwoordigers van de gepensioneerden in het verantwoordingsorgaan een specialist op het gebied van risicomanagement aangewezen. De betrokkenheid van belanghebbenden bij de voordracht van leden van het bestuur is met name ook van belang gelet op een (vervolg)onderzoek dat door cao-partijen is ingesteld naar de toekomst van het pensioenfonds. Bestuurssamenstelling De samenstelling van het bestuur en de voordracht van bestuursleden is opgenomen in de statuten. Het bestuur bestaat thans uit 7 personen. Daarbij zijn 3 werkgeversbestuursleden die worden voorgedragen door de Vereniging van Waterbouwers, 1 werknemersbestuurslid dat wordt voorgedragen door FNV Waterbouw, 1 werknemersbestuurslid dat wordt voorgedragen door CNV Vakmensen en 1 pensioengerechtigdenlid die wordt voorgedragen door de vertegenwoordigers van de gepensioneerden in het verantwoordingsorgaan. Daarnaast is er een onafhankelijk voorzitter. De statuten van het fonds worden nog hierop aangepast. Gewogen stemverhouding Het BPF Waterbouw heeft ongeveer tweemaal zoveel pensioengerechtigden als actieve deelnemers. Het bestuur wenst gelet op alle ontwikkelingen en gelet op de relatief beperkte omvang van het fonds, bestuurlijke effectiviteit en vanuit kostenoogpunt het aantal bestuursleden niet uit te breiden. Om toch recht te doen aan de onderlinge getalsverhouding tussen pensioengerechtigden en actieven is daarom met ingang van 1 juli 2014 een gewogen stemverhouding ingevoerd. Daarbij zijn er 12 stemmen in het bestuur. Zes daarvan zijn werkgeversstemmen en zes daarvan zijn stemmen van de zijde van werknemers en pensioengerechtigden samen. Bij die laatste groep beschikt het pensioengerechtigdenlid in het bestuur over 3 stemmen, het FNV bestuurslid over 2 stemmen en het bestuurslid aangewezen door CNV Vakmensen over 1 stem. De onafhankelijke voorzitter beschikt niet over stemrecht.
14
De betrokken organisaties zijn te allen tijde bevoegd de voordracht van een bestuurslid te herroepen. In geval van een vacature wordt binnen twee maanden na het ontstaan van de vacature daarin voorzien door de organisatie die het betrokken bestuurslid heeft voorgedragen. De betrokken organisatie kan een persoon niet als bestuurslid voordragen indien de toezichthouder bekend maakt niet met de benoeming van die persoon tot bestuurslid te kunnen instemmen. Het voorzitterschap van het bestuur wordt ingevuld door een onafhankelijk voorzitter die wordt aangewezen door de overige bestuursleden. Het fonds wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd door twee bestuursleden gezamenlijk en / of, voor zover aan hen door middel van een volmacht bevoegdheid is verleend, de (titulaire) directie van de uitvoeringsorganisatie Beleggingsadviescommissie De beleggingsadviescommissie adviseert het bestuur van het fonds ten aanzien van het beleggingsbeleid, in het bijzonder ten aanzien van het beleggingsplan. De beleggingsadviescommissie adviseert daarnaast het bestuur ten aanzien van de oordeelsvorming over de uitvoering van het beleid, de tactische assetallocatie en overige uitvoeringsaangelegenheden. Het bestuur van het fonds beslist over de samenstelling van de beleggingsadviescommissie. De beleggingsadviescommissie bestaat uit 4 externe leden. De beleggingsadviescommissie vergadert tenminste viermaal per jaar met het bestuur. De vergadering wordt voorgezeten door een lid van het bestuur. De (titulaire) directie van de uitvoeringsorganisatie is bij de vergaderingen aanwezig. Verantwoordingsorgaan Per 1 juli 2014 is het nieuwe verantwoordingsorgaan van start gegaan. Twee leden van dit verantwoordingsorgaan worden aangewezen door de werkgeversvereniging. De andere 12 leden worden via rechtstreekse verkiezingen aangewezen door de gepensioneerden en de actieve deelnemers. Voor die verkiezingen is een apart verkiezingsreglement opgesteld. De zittingstermijn van de leden van het verantwoordingsorgaan is vier jaar. Na afloop van deze vier jaar kunnen zij steeds opnieuw worden aangewezen c.q. herkozen voor een nieuwe termijn. Het verantwoordingsorgaan wordt door het bestuur in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over: a. het beleid inzake beloningen; b. de vorm en inrichting van het intern toezicht; c. de profielschets voor leden van de raad van toezicht;
15
d. het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure; e. het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid; f. gehele of gedeeltelijke overdracht van verplichtingen van het fonds of de overname van verplichtingen door het fonds; g. liquidatie, fusie of splitsing van het fonds; h. het sluiten, wijzigen of beëindigen van een uitvoeringsovereenkomst; i. het omzetten van het fonds in een andere rechtsvorm, bedoeld in artikel 18 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek; j. de samenstelling van de feitelijke premie en de hoogte van de premiecomponenten. Het bestuur deelt het verantwoordingsorgaan bij het afwijken van het uitgebrachte advies zo spoedig mogelijk schriftelijk en gemotiveerd mee waarom het een advies niet of niet volledig heeft opgevolgd. Intern toezicht In het kader van het intern toezicht is een Raad van Toezicht ingesteld. De Raad van Toezicht bestaat uit 3 natuurlijke personen. De leden van de Raad van Toezicht zijn onafhankelijk en laten dit tot uiting komen in het toezicht. De Raad van Toezicht heeft de taken en verantwoordelijkheden zoals in de Pensioenwet genoemd. De raad van toezicht heeft de volgende leden:: Drs. B.N. Smith RC MGM (voorzitter) Drs. P.J.C. van Eekelen AAG C.Th. de Wuffel Accountant De accountant controleert jaarlijks de onder de verantwoordelijkheid van het bestuur opgestelde jaarrekening. Dit geschiedt overeenkomstig in Nederland algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controleopdrachten. Volgens deze richtlijnen wordt de controle op een wijze uitgevoerd dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen onjuistheden van materieel belang bevat. Daarnaast geeft de accountant een verklaring af met betrekking tot de vaststelling van de normportefeuille en wordt het feitelijk rendement van de gekozen normportefeuille gecontroleerd. Op dit moment is mevrouw drs.S. Barendrecht-Roojers RA van Pricewaterhouse Coopers Accountants N.V. door het fonds aangewezen als accountant. Certificerend Actuaris De certificerend actuaris van het fonds controleert jaarlijks of de technische voorzieningen, conform de grondslagen van het fonds, juist zijn vastgesteld. Ook beoordeelt hij of de voorziening pensioenverplichtingen op voldoende veilige grondslagen is berekend. Ook beoordeelt hij jaarlijks aan de hand van een toereikendheidstoets of de in het fonds aanwezige middelen toereikend zijn voor een continue dekking van de minimumvoorziening.
16
Op dit moment is door het fonds dhr. drs. F.J. Sier AAG van Mercer als certificerend actuaris aangewezen. De certificerend actuaris is onafhankelijk van het fonds en verricht ook geen andere werkzaamheden voor het fonds. Adviserend Actuaris De adviserend actuaris adviseert en ondersteunt het fonds bij het ontwikkelen en het formuleren van het beleid van het fonds. Door het fonds is op dit moment dhr. Ir. M. Heemskerk AAG van Mercer Nederland B.V. door het fonds als adviserend actuaris aangewezen.
2.2
Verdeling taken , bevoegdheden en verantwoordelijkheden
De verdeling van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden is vastgelegd in de volgende documenten: a) de statuten; b) het reglement van het verantwoordingsorgaan; c) het reglement van de beleggingsadviescommissie; d) het directiestatuut De taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden zijn gebaseerd op de wet- en regelgeving en de door de Pensioenfederatie en Stichting van de Arbeid opgestelde Code pensioenfondsen.
2.3
Beheersingssysteem
Het intern beheersingssysteem berust op de verantwoordelijkheden, de bevoegdheden en de onderlinge verhoudingen van de hiervoor, onder 2.1 genoemde bij het fonds betrokken organen en instellingen. Het fonds beschikt met betrekking tot het bestuur, het verantwoordingsorgaan en de (titulaire) directie van de uitvoeringsorganisatie over een deskundigheidsplan zoals bedoeld in het bepaalde bij en krachtens artikel 105 Pensioenwet. Daarin is ook de periodieke evaluatie van het bestuur als geheel en van de individuele bestuursleden geregeld. Voor het bestuur, de beleggingsadviescommissie, de beleggingsadviseur en al het personeel in dienst van c.q. werkzaam voor de uitvoeringsorganisatie is een integriteitbeleid van toepassing dat bestaat uit het Compliance Program van een externe (voor insiders waaronder het bestuur) en een interne compliance officer, de gedragscode, de klokkenluidersregeling en de incidentenregeling. Deze zijn opgesteld ter voorkoming van belangenconflicten en van misbruik en oneigenlijk gebruik van de bij het fonds aanwezige middelen en informatie.
17
Het bestuur neemt de besluiten ten aanzien van de pensioenregeling en de uitvoering daarvan. Een aantal taken is gedelegeerd aan FW, de eigen uitvoeringsorganisatie van het fonds. Ten aanzien van de taken en bevoegdheden van de (titulaire) directie van FW is een directie-instructie opgesteld. In beginsel éénmaal per kwartaal wordt door FW, in de vorm van een kwartaalbericht gerapporteerd aan het bestuur over (de ontwikkeling van) een aantal kengetallen van het fonds met betrekking tot dekkingsgraden, uitvoering beleggingsbeleid, ontvangen premies en verrichte uitkeringen, waardeoverdrachten, deelnemersbestand etc. Het bestuur is verantwoordelijk voor het beleggingsbeleid maar laat zich hierbij adviseren door de beleggingsadviescommissie. De beleggingsadviescommissie is samengesteld uit externe deskundigen op het gebied van vermogensbeheer en ALM. FW is verantwoordelijk voor de uitvoering van het beleggingsbeleid binnen de richtlijnen die daarvoor door het bestuur zijn vastgelegd. FW rapporteert in beginsel iedere bestuursvergadering over de samenstelling van de beleggingsportefeuille en de exposures ten opzichte van de vastgestelde normportefeuille en de bandbreedtes die zijn opgenomen in de beleggingsrichtlijnen. De performance van de beleggingsportefeuille en van de verschillende onderdelen ervan worden in beginsel iedere maand berekend door de administratie en gerapporteerd aan het bestuur. Maandelijks wordt een liquiditeitsprognose opgesteld waarin wordt bepaald hoeveel gelden in die maand beschikbaar dienen te zijn voor de betaling van de uitkeringen, voor de afrekening van de aangegane valutatermijncontracten in het kader van de afdekking van het valutarisico en voor de voldoening van andere verplichtingen. Vervolgens wordt daarin bezien hoeveel gelden beschikbaar komen uit premie-inkomsten en beleggingen. Tot op heden komt uit deze bronnen voldoende liquiditeit beschikbaar. Als dit op enig moment anders mocht zijn, zal op basis van de liquiditeitsprognose kunnen worden besloten tot verkoop van beleggingen. De beleggingen worden geadministreerd in het interne administratiesysteem. Er is een functiescheiding tussen de beleggingsfunctie en de administratieve functie. In de organisatie van het vermogensbeheer is een strikte scheiding aangebracht tussen de beheersfunctie, de bewaarfunctie en de registratieve functie. De wijze waarop deze functiescheiding is geregeld, en de wijze waarop de functiescheiding in de praktijk wordt nagestreefd, wordt tenminste eenmaal per jaar namens het bestuur gecontroleerd. De beleggingen worden in beginsel beheerd door FW. Uitbestedingen aan derden c.q. inschakeling van derden vindt alleen plaats op basis van het algemene Uitbestedingsbeleid (BIJLAGE 2) en Uitbestedingsbeleid Vermogensbeheer (BIJLAGE 8). Er is een procedure ten aanzien van het nemen van beslissingen over het te voeren beleid indien zich buitengewone ontwikkelingen voordoen die een onmiddellijke reactie nodig maken.
18
Informatie en communicatie Goede informatie en communicatie binnen het fonds en binnen FW maar ook vanuit het fonds naar buiten toe is van zeer groot belang. Ook de opslag en het beheren van informatie is duidelijk geregeld. In dat kader zijn de volgende beheersingsmaatregelen genomen: voor alle systemen is bepaald en ook zo veel als mogelijk in die systemen ingeregeld wie toegang heeft en bevoegd is tot het invoeren en wijzigen van informatie; er zijn duidelijke communicatielijnen binnen het fonds (en alle daarbij betrokken organen) binnen FW en tussen het fonds en FW; over de (resultaten van) het informatie- en communicatiebeleid wordt regelmatig aan het bestuur gerapporteerd. Het fonds kent een communicatiebeleid (BIJLAGE 11) dat jaarlijks wordt geëvalueerd en eventueel wordt herzien. Risicobeoordeling De risicobeoordeling bestaat uit het identificeren en analyseren van die risico’s die het realiseren van de doelstellingen van het fonds in de weg kunnen staan. Daarmee wordt een basis verschaft voor beheersing van die risico’s. Het integrale risicomanagement is belegd bij het bestuur van het fonds. In het bijzonder is dat belegd bij de expert bestuurder risicomanagement. Een belangrijke rol in het kader van de beheersing van de risico’s is weggelegd voor FW. Die laat zich hierbij ondersteunen door een ALM-onderzoeksbureau (Ortec), de adviserend actuaris, de accountant, externe juristen en specialisten op het terrein van informatie en communicatie. Belangrijke risicobeheersingsmaatregelen zijn: de vastlegging van toetsbare doelstellingen in beleggingsplannen, beleidsnota’s en overeenkomsten; tijdige vaststelling van (wijziging van) die beleidsnota’s en beleggingsplannen door het bestuur van het fonds; communicatie van die beleidsnota’s en beleggingsplannen binnen FW heldere taak- en bevoegdheidsverdelingen die bij iedereen binnen het fonds FW bekend zijn; identificatie en waar dat zinvol is meting van risico’s. Interne controle Door middel van interne controle wordt de kwaliteit van de werkzaamheden gewaarborgd. De interne controle is gebaseerd op het uitgangspunt dat er is sprake is van een cyclus die aanvangt met besluitvorming door het bestuur waarbij doelstellingen worden geformuleerd. De uitkomsten worden gemeten en geanalyseerd en vervolgens teruggekoppeld aan het
19
bestuur. Op basis daarvan vindt nieuwe besluitvorming plaats en vangt de cyclus opnieuw aan. Voorts is de interne controle gebaseerd op functiescheiding binnen het fonds en FW.
2.3
Opzet AO/IC
FW beschikt over een Handboek AO/IC waarin de belangrijkste processen in het kader van de administratie en uitvoering van het fonds zijn vastgelegd. Daarin worden de verschillende processtappen beschreven waarbij is aangegeven wie verantwoordelijk is voor een activiteit en wie verantwoordelijk is voor de controle daarvan.
20
3.
FINANCIELE OPZET
3.1
ALM-studie en (aanvangs)haalbaarheidstoets
Het realiseren van de doelstellingen en ambities zoals genoemd onder 1.4 van deze nota vereist een solide financiële opzet. De belangrijkste bouwstenen daarbij zijn het premiebeleid, het toeslagenbeleid en het beleggingsbeleid. Het is aan het bestuur van het fonds om het beleggingsbeleid zodanig op het toeslagenbeleid en het premiebeleid aan te sluiten dat de realisatie van de doelstellingen optimaal kan plaatsvinden. Daarbij dienen de belangen van de verschillende stakeholders bij het fonds, actieve deelnemers, gewezen deelnemers, gepensioneerden en de werkgevers op een evenwichtige wijze te worden behartigd. Ook dient de risicohouding en de risicodraagkracht bij die inrichting van het beleggingsbeleid te worden betrokken. De basis voor de financiële opzet wordt gevormd door een periodiek, in ieder geval eens in de vier jaar, onder begeleiding van een externe deskundige uit te voeren ALM-studie. Daarin wordt voor de geldende strategische portefeuille en voor enkele varianten op deze portefeuille door het externe bureau berekend wat de kansen op toeslagen en kortingen zijn en de mate waarin toeslagen kunnen worden verleend c.q. de mate waarin kortingen moeten worden toegepast en wordt berekend wat de invloed op de premiehoogte is. Hierbij hanteert het bureau economische uitgangspunten (te verwachten rendementen op de verschillende beleggingscategorieën, hun onderlinge correlatie, verwachte verloop van de rentecurve en loon-/prijsniveaus) Het bestuur bespreekt deze uitgangspunten met de BAC. Met behulp van een rekenmechanisme, dat uitgaat van duizenden scenario’s wordt berekend hoe de spreiding van de uitkomsten is van de verschillende scenario’s bij de verschillende beleggingsportefeuilles. Sommige pessimistische scenario’s leiden tot heel slechte pensioenuitkomsten. De ambities zullen niet op ieder moment haalbaar zijn. Zo zal bij lagere dekkingsgraden de kans op korten hoger zijn dan de geformuleerde ambitie. In de reglementen is opgenomen dat de pensioenrechten en -aanspraken in principe zodanig verminderd kunnen worden ('korten') dat de nominale dekkingsgraad na korten - rekening houdend met het verwachte overrendement op de beleggingen, het resultaat op premies en uitkeringen - zich na 10 jaar weer op het niveau van het Vereist Eigen Vermogen (VEV) bevindt. Het product van de ALM-studie is de strategische beleggingsportefeuille. Naast deze ALM-studie wordt jaarlijks, in overeenstemming met de Pensioenwet en het Besluit FTK, een haalbaarheidstoets uitgevoerd. Hierbij wordt, gebruikmakend van de voorgeschreven stochastische scenarioset en het strategische beleggingsbeleid vastgesteld
21
of het fonds over een periode van 60 jaar naar verwachting de ambitie realiseert en of dit gebeurt met een aanvaardbaar risico. Wanneer belangrijke wijzigingen aan de orde zijn in de pensioenregeling wordt een aanvangshaalbaarheidstoets uitgevoerd. Indien belangrijke wijzigingen in de economische omgeving worden voorzien die op lange termijn van wezenlijke invloed kunnen zijn op de financiële positie van het fonds wordt een tussentijdse ALM-studie uitgevoerd om te bezien of het (beleggings-)beleid van het fonds moet worden aangepast. Het resultaat van deze studies kan aanleiding zijn om het in deze ABTN geformuleerde beleid (zowel toeslagenbeleid, premiebeleid als beleggingsbeleid) te herzien. Uiteraard zullen deze eventuele wijzigingen dan in een gewijzigde ABTN worden vastgelegd.
3.2
Actuariële factoren pensioenverplichtingen
en
berekening
voorziening
Actuariële factoren Het fonds hanteert de Prognosetafel AG 2014 startjaar 2015, zonder correctie voor verzekerdensterfte en rekening houdend met de door DNB vastgestelde (UFR) rentetermijnstructuur. In BIJLAGE 13 treft u een volledig overzicht aan van de grondslagen voor de berekening van de technische voorzieningen per 31 december 2014. Op basis van het voorgaande zijn actuariële factoren vastgesteld en opgenomen in de pensioenreglementen van het fonds. Deze actuariële factoren worden jaarlijks herzien in verband met een ander startjaar in de Prognosetafel en in verband met de nieuwe rentetermijnstructuur. Berekening van de voorziening pensioenverplichtingen De Voorziening Pensioenverplichtingen (VPV) wordt jaarlijks per balansdatum 31 december berekend op basis van de meest recente overlevingstafels. Op dit moment wordt de AG Prognosetafel AG2014 toegepast zonder daarop correcties toe te passen. In verband met het geringe aantal vrouwelijke hoofdverzekerden worden alle berekeningen met betrekking tot actieve, arbeidsongeschikte en premievrije deelnemers uitgevoerd als ware er alleen sprake van mannelijke hoofdverzekerden. Alle hoofdverzekerden zijn verondersteld gehuwd te zijn waarbij de vrouw drie jaar jonger is verondersteld dan de man. Voor niet-actieve deelnemers en gepensioneerden wordt het bepaald partnersysteem toegepast.
22
Voor de waardering van de premievrije pensioenopbouw en de toegekende invaliditeitspensioenen zijn invaliderings- en revalideringskansen gehanteerd die zijn afgeleid uit (algemene) gegevens van de uitvoering van de sociale zekerheid. De sterftekansen van de kinderen aan wie wezenpensioen is toegekend zijn op nul gesteld. De VPV van het ouderdoms- en nabestaandenpensioen wordt gesteld op de contante waarde van de opgebouwde pensioenaanspraken op balansdatum verhoogd met 2% excasso-opslag en met inbegrip van de verhogingen per 1 januari na de balansdatum. Voor de uitgestelde wezenpensioenen van de niet-pensioentrekkenden is de voorziening gesteld op 3% van de voorziening voor het meeverzekerd nabestaandenpensioen. De VPV bevat daarnaast de voorziening voor de spaarpensioenregeling. Deze voorziening bestaat uit de opgebouwde pensioenspaarkapitalen voor de (gewezen) deelnemers. Ook bevat de VPV een voorziening voor de toekomstige financiering van de voorwaardelijke aanspraken uit de overgangsregeling. In de VPV is ook begrepen de voorziening invaliditeitspensioen. Deze voorziening bestaat voor de deelnemers met een ingegane WAO / WIA-uitkering uit de contante waarde van de toekomstige uitkeringen. Per 31 december 2014 wordt deze technische voorziening vastgesteld rekening houdend met de AOW-leeftijd van de begunstigde. Daarnaast is een voorziening potentieel aanwezig. Deze voorziening wordt gevoed door oprenting volgens het gemiddelde t-rendement terwijl bedragen voor de verhogingen van ingegane WAOuitkeringen eraan worden onttrokken. In de VPV is ook opgenomen de voorziening premievrijstelling voor arbeidsongeschikte deelnemers in de zin van de WAO en de WIA die recht hebben op premievrijstelling. De voorziening is gelijk aan de contante waarde van die rechten op ouderdomspensioen met meeverzekerd nabestaandenpensioen. Per 31 december 2014 wordt deze technische voorziening vastgesteld rekening houdend met de AOW-leeftijd van de begunstigde In de VPV is voorts opgenomen de voorziening uitlooprisico arbeidsongeschiktheid. Deze voorziening is met ingang van ultimo 2010 gevormd omdat het fonds het arbeidsongeschiktheidsrisico zelf draagt. De voorziening wordt jaarlijks gelijk gesteld aan twee jaarrisicopremies voor arbeidsongeschiktheid van 0,1% van de premiegrondslag voor de basisregeling. Vanuit deze voorziening worden vanaf boekjaar 2011 de nieuw ingegane invaliditeitspensioenen gefinancierd.
23
3.3
Waarderingsgrondslagen van de balans
Onderstaand is de balans van het fonds weergegeven. ACTIVA
PASSIVA
BELEGGINGEN Onroerende zaken Aandelen Obligaties Derivaten
EIGEN VERMOGEN
VLOTTENDE ACTIVA Premies Overige vorderingen Gelieerde organisaties
TECHNISCHE VOORZIENINGEN Voorziening pensioenverplichtingen KORTLOPENDE SCHULDEN Uitkeringen Overige schulden
LIQUIDE MIDDELEN
De balansposten die in het kader van het financiële beleid van belang zijn worden nader toegelicht. Beleggingen De waardering van de diverse beleggingscategorieën is als volgt: Onroerende zaken via participaties bestaan uit deelnemingen in maatschappijen die beleggen in onroerende zaken. Deze worden gewaardeerd op het aandeel van het fonds in het eigen vermogen van de betrokken maatschappij. Aandelen worden gewaardeerd tegen marktwaarde per balansdatum. De participaties in aandelenfondsen worden opgenomen tegen intrinsieke waarde. Obligaties worden gewaardeerd tegen marktwaarde per balansdatum verhoogd met de lopende rente. De participaties in obligatiefondsen worden opgenomen tegen intrinsieke waarden. Derivaten bestaan uit uitstaande valutatermijntransacties die worden gebruikt ter afdekking van het valutarisico. Deze worden gewaardeerd op marktwaarde. Eventuele aandelen en obligaties in vreemde valuta worden omgerekend naar de koers per balansdatum. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde koersresultaten worden ten gunste dan wel ten laste van het resultaat gebracht.
24
Voorziening Pensioenverplichtingen (VPV) De VPV is de op basis van actuariële grondslagen berekende contante waarde van de pensioenaanspraken, waarop per balansdatum op grond van het reglement rechten zijn verkregen. De eventuele indexering van de verplichting per 1 januari volgend op de balansdatum is daarin opgenomen. Voor de actuariële grondslagen en de berekeningswijze van de VPV verwijzen wij naar hetgeen is opgenomen onder 3.2 van deze nota. Vlottende activa, Kortlopende schulden en Liquide middelen De vlottende actieve, kortlopende schulden en de liquide middelen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde waarbij voor vorderingen geldt dat dit is geschied onder aftrek van een eventuele voorziening voor oninbaarheid.
3.4
Financiering en vaststelling premie
De premie is (naast het resultaat op beleggingen) de belangrijkste bron voor de financiering van pensioenaanspraken. Voor nieuwe aanspraken is een kostendekkende premie verschuldigd als bedoeld in artikel 128 Pensioenwet. De kostendekkende premie bevat a) de jaarinkoop voor ouderdoms- en partnerpensioen, alsmede de te vormen spaarkapitalen in het kader van de spaarpensioenregeling en de overgangsregeling; b) de premies voor het overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico; c) kostenopslagen; d) solvabiliteitsopslag De kostenopslagen bedragen 2% over de jaarinkoop in verband met de in de technische voorziening op te nemen excassokosten van 2% en 5,14% van de totaal beschikbare premie voor de basisregeling. Daarnaast wordt 5% van de premie voor de spaarpensioenregeling ingehouden voor kosten. De solvabiliteitsopslag zorgt ervoor dat door de inkoop van de nieuwe aanspraken de dekkingsgraad op het benodigde peil (vereist eigen vermogen) blijft / komt. De kostendekkende premie wordt gedempt door bij de berekening een 5-jaars voortschrijdend gemiddelde te hanteren van de door DNB vastgestelde rentetermijnstructuur. Er is door sociale partners geen maximale premie vastgesteld. Het fonds heeft als beleid dat geen premiekorting wordt verleend. Een (aangesloten) werkgever is verantwoordelijk voor het verstrekken van de juiste gegevens die nodig zijn om de pensioenregeling uit te kunnen voeren en derhalve ook om een juiste afdracht van de premie te kunnen vaststellen. Door FW wordt (mede ten behoeve
25
van het fonds) aan werkgevers een methodiek aangeboden die de periodieke aanlevering van de juiste gegevens door de werkgever ondersteunt. De opzet van het systeem is zodanig dat de werkgever in feite zelf maandelijks de basisgegevens voor de toekenning van rechten aan de individuele deelnemers elektronisch aan het fonds verstrekt en daarmee in feite ook zelf de premie berekent die hij is verschuldigd aan het fonds. De opgaven moeten worden verstrekt in periodes van 4 weken en de werkgever dient binnen 3 weken na aanlevering van de gegevens de verschuldigde premie te hebben betaald. Bij uitblijven van betaling wordt de inning van de premie in beginsel uit handen gegeven en is de debiteur de wettelijke rente verschuldigd. In de vergadering van het bestuur worden eventuele debiteuren en de genomen acties besproken. Ieder jaar wordt door het fonds een aantal looncontroles uitgevoerd bij werkgevers. Bij de selectie van werkgevers waar een looncontrole plaats moet vinden wordt het risico in ogenschouw genomen, het aantal fouten geconstateerd bij die werkgever en wanneer de laatste looncontrole heeft plaatsgevonden. De looncontroles zijn uitbesteed aan een extern, daarin gespecialiseerd, bureau. Een samenvatting van de rapportage van de looncontroles wordt besproken in het bestuur.
3.5
Toeslagen- en kortingenbeleid
Toeslagenbeleid Het fonds kent een toeslagenbeleid met een voorwaardelijk karakter. Deze voorwaardelijke toeslagverlening wordt gefinancierd uit de eventuele overrendementen die het fonds behaalt. De premie bevat geen opslag voor toeslagverlening en evenmin heeft het fonds geld gereserveerd ten behoeve van de opslagverlening. Er wordt naar gestreefd om de pensioenaanspraken van de deelnemers die nog pensioen opbouwen jaarlijks te verhogen conform de loonstijging cao waterbouw. Onder "loonstijging cao waterbouw" wordt in dat kader verstaan de procentuele stijging van het loon in de CAO Waterbouw in de periode van 30 december van het vorige boekjaar tot 30 december van het boekjaar met een maximum van 5% Er wordt voorts naar gestreefd om de pensioenaanspraken van de gewezen deelnemers en de pensioenrechten te verhogen met de prijsindexatie. Onder “prijsindexatie” wordt in dat kader verstaan de wijziging, uitgedrukt in procenten, in de CBS consumentenprijsindex (CPI) alle huishoudens afgeleid, van september van het boekjaar ten opzichte van die index in de maand september van het jaar daaraan voorafgaande De pensioenspaarkapitalen, opgebouwd in de spaarpensioenregeling en de overgangsregeling, worden jaarlijks verhoogd met 3% en, voor zover deze kan worden toegekend, met het voor de betrokkene geldende toeslagpercentage zoals hiervoor toegelicht. De toeslag wordt door het bestuur toegekend indien het verlenen van een toeslag volgens de wet- en regelgeving mag en in de mate waarin dit volgens die normen mag. Dit betekent
26
dat toeslagverlening plaats kan vinden als het fonds beschikt over een beleidsdekkingsgraad van tenminste 110% en de toeslag voldoet aan het wettelijke vereiste van toekomstbestendigheid. Indien in voorgaande jaren een toeslag niet of niet volledig is toegekend zal deze alsnog worden toegekend indien de beleidsdekkingsgraad van het fonds dit op basis van de wettelijke regels mogelijk maakt (inhaalindexatie). Dit beleid geldt eerst vanaf 1 januari 2015 en dat betekent dat eerst een eventueel gemiste toeslag over 2015 kan worden ingehaald. De vaststelling of en in welke mate een toeslag kan worden verleend vindt plaats in april van het jaar volgend op het jaar waarop de toeslag betrekking heeft. Op die manier kan bij de vaststelling rekening worden gehouden met de definitief vastgestelde beleidsdekkingsgraad per 31 december van het voorgaande jaar. Indien in april wordt besloten tot het verlenen van een toeslag, wordt deze verleend met terugwerkende kracht naar 1 januari van het jaar over de op 1 januari bestaande aanspraken. Kortingenbeleid Een eventueel noodzakelijke korting dient te worden uitgesmeerd over een termijn van 10 jaar. Het fonds heeft (nog) geen beleid vastgesteld ten aanzien van het eventueel inhalen van kortingen, mede gelet op het feit dat (nog) geen sprake is geweest van kortingen bij het fonds.
3.6
Minimaal vereist eigen vermogen en vereist eigen vermogen
Het minimaal vereist eigen vermogen (conform artikel 11 Besluit FTK) en het vereist eigen vermogen (conform artikel 12 Besluit FTK) worden uitgedrukt in een percentage van de VPV. Het minimaal vereist eigen vermogen van het fonds bedraagt 4,3% van de VPV. Het vereist eigen vermogen is het vermogen dat behoort bij de evenwichtssituatie van het pensioenfonds. Het vereist eigen vermogen is gelijk aan de technische voorzieningen verhoogd met een opslag. Voor de berekening van het vereist eigen vermogen hanteert het fonds het standaardmodel van DNB waarin rekening wordt gehouden met: a) het renterisico; b) het aandelen- en vastgoedrisico; c) het valutarisico; d) het grondstoffenrisico; e) het kredietrisico; f) het verzekeringstechnisch risico; g) het liquiditeitsrisico; h) het concentratierisico;
27
i) j)
het operationeel risico; het actief beheer.
4.
Beleggingsbeleid
4.1
Doelstelling beleggingsbeleid
Doelstelling van het beleggingsbeleid is de toevertrouwde middelen zo goed mogelijk te beleggen. Dit met in achtneming van de na overleg met sociale partners en fondsorganen bepaalde risicohouding binnen de grenzen van de prudent person regel. Hierbij spelen veiligheid, kwaliteit, risicodiversificatie, duurzaamheid en maatschappelijke acceptatie een belangrijke rol. Uitgangspunt bij het vaststellen van de beleggingsportefeuille zijn de aard en omvang van de verplichtingen, het gewenste risicoprofiel en de eisen die voortvloeien uit de pensioenwetgeving. Voor het pensioenfonds is de primaire doelstelling: het zorgen voor een goed en betrouwbaar pensioen voor zijn deelnemers tegen een betaalbare premie. Het is onze visie dat daar waar verantwoord beleggen bijdraagt aan deze langetermijn doelstelling het opnemen van verantwoord beleggen in ons beleggingsbeleid onderdeel is van onze fiduciaire verantwoordelijkheid.
4.2
Organisatie beleggingen
Het bestuur van het pensioenfonds is verantwoordelijk beleggingsbeleid. Daaronder wordt onder meer verstaan: de organisatie van het beleggingsproces; het vaststellen van het risicoprofiel; de strategische allocatie en bijbehorende bandbreedtes; de keuze van benchmarks; de bewaking van het beleggingsproces.
voor
het
strategisch
Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor de uitvoering van het beleggingsbeleid. Daaronder wordt onder meer verstaan: implementatie en uitvoering beleggingsbeleid; formulering beleggingsmanda(a)t(en); selectie vermogensbeheerder(s); implementatie beleggingsfonds(en); monitoring vermogensbeheer; regelmatige evaluatie correcte uitvoering door vermogensbeheerders.
Uitvoeringsorganisatie De uitvoering van het beleggingsbeleid geschiedt door FW. De statutaire directie van FW wordt gevormd door het bestuur van het fonds. Als zodanig is het fonds te beschouwen als een zelf administrerend fonds. De titulaire directie van FW (hierna directie) zorgt voor de
28
beleidsvoorbereiding, coördinatie, het maken van de analyses en de feitelijke uitvoering van de genoemde werkzaamheden. FW faciliteert het gehele beleggingsproces. De monitoring en evaluatie van de beleggingsmandaten en gecontracteerde vermogensbeheerders wordt verzorgd door FW. FW doet hierover periodiek verslag aan het bestuur. Beleggingsadviescommissie De Beleggingsadviescommissie (BAC) heeft een adviserende rol inzake het strategisch beleggingsbeleid, de korte termijn beleggingsallocatie en monitoring ten behoeve van het bestuur. Daarnaast kan zij naar inzicht van het bestuur worden geraadpleegd op specifieke uitvoeringsvraagstukken. De BAC vergadert hiertoe viermaal per jaar met het volledige bestuur en directie. Vermogensbeheerders Er kunnen externe vermogensfondsen worden gecontracteerd voor de uitvoering van het in het Beleggingsbeleid vastgelegde beleid. Elke vermogensbeheerder is vrij om binnen de in het betreffende beleggingsfonds geformuleerde richtlijnen c.q. randvoorwaarden te beleggen. Er wordt getoetst of de aangestelde vermogensbeheerders zich houden aan de overeengekomen richtlijnen c.q. randvoorwaarden. Er wordt periodiek beoordeeld of zij voldoen aan alle gestelde eisen. Custodian De custodian is verantwoordelijk voor het bewaren van de stukken van de interne portefeuille en het administreren van deze beleggingen. Performance specialist Een onafhankelijke performance & attributie specialist is verantwoordelijk voor de meting en rapportage van de beleggingsresultaten en het gebruik van het vastgestelde risicobudget. Deze specialist verzorgt eveneens de informatie inzameling ten behoeve van de attributie analyse en de monitoring van de beleggingen. Externe risicomonitoring Uit de keuzes gemaakt tijdens het regelmatig uitgevoerde ALM-proces vloeit een gewenst risicoprofiel voort, dat kan worden gekwantificeerd in een risicobudget. Periodiek laat het bestuur het daadwerkelijk gelopen risico met de actuele portefeuille ten opzichte van de verplichtingen c.q. het vastgestelde risico-budget door een externe partij rapporteren.
4.3
Investment beliefs
Het nemen van risico op financiële markten wordt beloond. Financiële markten tenderen naar fair value. Hierdoor kan de belegger gebruik maken van ‘mean reversion”. Allocatie bepaalt het rendement. De kern van het vermogensbeheer betreft dan ook de ALM-analyse en de daaruit voortvloeiende strategische allocatie, waar tactisch in beperkte mate van kan worden afgeweken.
29
Geduld wordt beloond. Het fonds is een lange termijn belegger met een voorkeur voor beleggingsstrategieën met een lange termijn focus. Het fonds hanteert de filosofie dat in principe de voorkeur uitgaat naar passief beleggen, vanuit de gedachte dat financiële markten in de regel efficiënt zijn. Omdat empirisch academisch onderzoek heeft aangetoond dat het op lange termijn verslaan van de markt in veel markten een moeilijke zaak is, en omdat actief beheer duurder is dan passief beheer, geldt als default voor het beleggingsbeleid passief beheer. Er kunnen echter situaties zijn waarbij passief beleggen niet tot de mogelijkheden behoort vanwege het gebrek aan kwalitatief goede belegbare passieve alternatieven om tot de gewenste portefeuillesamenstelling (duration en landenrisico) te komen. Daarnaast geldt dat in sommige omstandigheden passieve alternatieven inherent risicovoller kunnen zijn. In dat soort situaties kan actief beheer de voorkeur verdienen. Naast dat overwegend wordt belegd in de liquide traditionele beleggingscategorieën als aandelen en obligaties, belegt het fonds ook in niet-beursgenoteerd vastgoed; inflatie gerelateerde beleggingen zoals vastgoed zijn nodig voor de fondsambitie van een waardevast pensioen voor de deelnemers. Hiervoor geldt actief management. Een hoge kostenstructuur met een winstdelingsprincipe kan onderdeel zijn van deze beleggingscategorie. Dit wordt geaccepteerd zolang de verwachting bestaat dat niet-beursgenoteerde fondsen een lage correlatie hebben met het koersverloop van aandelen bij een acceptabel rendement. De mate waarin en de consistentie waarmee actief beheer binnen deelgebieden waarde toevoegt ten opzichte van passief beheer, wordt bepaald door de kundigheid van de geselecteerde manager in algemene zin. Kundigheid in algemene zin refereert aan twee kernpunten: de vakkundigheid (‘skills’) en aangetoonde ervaring van de vermogensbeheerder om de benchmark te verslaan dan wel een absoluut rendement te genereren. de kwaliteit van de interne organisatie van de onderneming waar de beleggingsspecialisten werkzaam zijn. Het fonds gaat er van uit dat per beleggingscategorie en/of regio specialisten de voorkeur genieten boven generieke vermogensbeheerders. De kwaliteit van de interne organisatie is belangrijk om de expertise van de individuele beleggingsspecialisten in goede banen te leiden en om de beleggingsspecialisten gedurende langere tijd aan de onderneming te binden. Dit waarborgt, tot op zekere hoogte, de kwaliteit en de consistentie van de beleggingsperformance. Het fonds hanteert als uitgangspunt voor de selectie van beleggingscategorieën c.q. beleggingsalternatieven, dat deze transparant zijn en vanuit governance oogpunt met de expertise van het bestuur te beheersen zijn. Hiertoe is voldoende inhoudelijke kennis van de betreffende beleggingscategorie noodzakelijk. Uitgangspunt is dat voldoende kwaliteit binnen het bestuur aanwezig is om te kunnen beleggen in onroerend goed, aandelen en vastrentende waarden. Voor andere categorieën dient voldoende additionele kennis te worden toegevoegd.
30
4.4
Beleggingscyclus
Normaliter vindt eens in de vier jaar een ALM-studie plaats, op basis waarvan het strategische beleggingsbeleid wordt geformuleerd. Het bestuur herijkt jaarlijks het strategisch beleggingsbeleid, op basis van ontwikkelingen in de markt en de ontwikkeling van het risicoprofiel. Als deze ontwikkelingen daartoe aanleiding geven, wordt tussentijds een ALM-studie verricht.
1 ALM-studie Iedere vier jaar wordt onder begeleiding van een externe deskundige een ALM-studie uitgevoerd. Voor de geldende strategische portefeuille en voor enkele varianten op deze portefeuille wordt door het externe bureau berekend wat de kansen op toeslagen, de kansen op kortingen en de invloed op de premiehoogte berekend. Hierbij hanteert het bureau economische uitgangspunten (te verwachten rendementen op de verschillende beleggingscategorieën, hun onderlinge correlatie, verwachte verloop van de rentecurve en loon-/prijsniveaus) Het bestuur bespreekt deze uitgangspunten met de BAC. Met behulp van een rekenmechanisme, dat uitgaat van duizenden scenario’s, wordt berekend hoe de spreiding van de uitkomsten zijn van de verschillende scenario’s bij de verschillende beleggingsportefeuilles. De bestuur heeft, ter beoordeling van de uitkomsten, de volgende kwantitatieve uitgangspunten geformuleerd die het ambitie- en gewenste risicoprofiel van het fonds het beste vertalen: De pensioenen moeten naar verwachting over een periode van 15 jaar gemiddeld minimaal 90% van hun koopkracht behouden; De kans dat de pensioenen moeten worden gekort mag maximaal 2,5% bedragen met aanvaarding dat die korting dan meer dan 10% kan zijn. Deze korting wordt uitgesmeerd over een periode van 10 jaar, waarbij jaarlijks zal worden beoordeeld of de korting nog toegepast dient te worden.
31
Geaccepteerd wordt dat deze ambities niet op ieder moment haalbaar zijn. Zo zal bij lagere dekkingsgraden de kans op korten hoger zijn dan de geformuleerde ambitie. In de reglementen is opgenomen dat de pensioenrechten en -aanspraken in principe zodanig verminderd kunnen worden ('korten') dat de nominale dekkingsgraad na korten rekening houdend met het verwachte overrendement op de beleggingen, het resultaat op premies en uitkeringen - zich na 10 jaar weer op het niveau van het Vereist Eigen Vermogen (VEV) bevindt. 2 Beleggingscategorieën Het product van de ALM-studie is een strategische beleggingsportefeuille, bestaande uit een strategische allocatie naar beleggingscategorieën. Daarbij is sprake van een verdeling naar hoofdcategorieën (aandelen, vastrentende waarden en onroerend goed) en een verdeling in subcategorieën. Deze portefeuille en de samenstelling van de huidige en toekomstige verplichtingen vormt de basis voor het risicobudget. Dit getal wordt door een extern bureau berekend. 3 Benchmark Bij de samenstelling en invulling van de strategische beleggingsportefeuille worden passende benchmarks gekozen. 4 Beleggingsmandaten Het bestuur maakt de keuze of ten aanzien van een bepaalde asset(sub)categorie een beleggingsmandaat wordt gegeven op basis van actief of passief beheer. Het mandaat kan bestaan uit participaties in een bestaand (beursgenoteerd c.q. niet-beursgenoteerd) beleggingsfonds. 5 Vermogensbeheerder Het proces om te komen tot een keuze voor een vermogensbeheerder is beschreven in de Uitbestedingsbeleid vermogensbeheer (zie BIJLAGE 8). 6 Implementatie Per geval wordt bekeken of en op welke wijze bij een wisseling van vermogensbeheerder transitiemanagement moet wordt toegepast. De kerndoelstellingen van transitiemanagement zijn: Risicobeheersing; Kostenreductie; Operationele efficiëntie; Transparantie. Een transitiemanager begeleidt het gehele transitieproces, van ‘pre-trade’ tot en met de settlement van de laatste order, afsluitend met een ‘post-trade’ analyse.
32
4.5
Risicomanagement
In alle fasen van het beleggingsproces is er sprake van risico’s die gemanaged dienen te worden. Daarnaast is er in de beleggingsportefeuille sprake van verschillende soorten risico’s. Voor de verschillende stappen van het beleggingsproces zijn risico’s geïdentificeerd waarvoor, na inschatting van de waarschijnlijkheid en omvang, bijbehorende beheersmaatregelen zijn vastgesteld. Op basis van monitoring en periodieke verslaglegging wordt aan het gehele bestuur gerapporteerd over risicomanagement. Het risicomanagement is het aandachtgebied van twee daarvoor aangewezen bestuursleden. De belangrijkste risicocategorieën die zijn gedefinieerd: Marktrisico Het pensioenfonds neemt bewust marktrisico omdat hier, naar verwachting, een risicopremie tegenover staat. Het bestuur herijkt periodiek met behulp van een (verkorte) ALM studie het strategisch beleggingsbeleid. Hierin wordt bepaald in welke mate het bestuur bereid is marktrisico te nemen in de beleggingsportefeuille. Beheersmaatregelen: Nadat een bewuste keuze is gemaakt voor de hoeveelheid marktrisico die wordt gelopen, wordt vastgehouden aan dit beleid tot de volgende herijking. Hierdoor wordt onduidelijke besluitvorming rondom het nemen van marktrisico voorkomen. De verhouding van het actueel gelopen marktrisico in verhouding tot het gewenste risico (risico-budget) wordt periodiek gerapporteerd. Renterisico Het pensioenfonds loopt renterisico doordat de waarde van de verplichtingen van het pensioenfonds anders op renteveranderingen reageert dan de waarde van de beleggingen. Het bestuur herijkt periodiek, zo nodig met behulp van een (verkorte) ALM studie, in welke mate het bestuur bereid is renterisico te nemen. Beheersmaatregelen: (Gedeeltelijke) afdekking van renterisico. De mate waarin wordt tenminste jaarlijks vastgesteld. Periodiek wordt gerapporteerd over de gevoeligheid van de dekkingsgraad voor renteveranderingen. Kredietrisico Het pensioenfonds neemt bewust kredietrisico door het kopen van obligaties omdat hier, naar verwachting, een risicopremie tegenover staat. Periodiek wordt bij de evaluatie beleggingsportefeuille herijkt in welke mate het bestuur bereid is kredietrisico te nemen. Beheersmaatregelen: Limieten op kredietratings en/of landen en/of sectoren. Periodiek wordt gerapporteerd over de mate van blootstelling van de portefeuille aan kredietrisico. Valutarisico Het pensioenfonds loopt valutarisico doordat de verplichtingen van het pensioenfonds in euro luiden terwijl de beleggingen gespreid zijn over meerdere valuta. Naar verwachting
33
wordt op lange termijn geen extra rendement behaald door valutarisico van ontwikkelde landen te nemen. Daarom wordt het valutarisico in principe (grotendeels) afgedekt. Voor opkomende landen is de keuze gemaakt om valutarisico niet af te dekken. Beheersmaatregelen: Gedeeltelijke afdekking van valutarisico. De mate waarin wordt periodiek vastgesteld en gerapporteerd. Uitbestedingsrisico Uitbesteding kan de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de werkzaamheden schaden. Het risico betreft een situatie dat een uitvoerder/ manager niet handelt volgens de belangen van het pensioenfonds of dat de richtlijnen waarbinnen een manager mag opereren niet afdoende zijn gedefinieerd c.q. niet worden nageleefd. Beheersmaatregelen: In het Uitbestedingsbeleid vermogensbeheer zijn de maatregelen benoemd om het risico dat gepaard gaat met uitbesteden te beheersen Integriteitrisico Twijfel over de integriteit kan de reputatie van het pensioenfonds schaden. Voorbeelden van integriteitrisico zijn het benadelen van derden, handelen met voorwetenschap en witwassen. Beheersmaatregelen: (Bewaking van) naleving van het integriteitbeleid van het fonds, waar de medewerkers van het pensioenbureau onder vallen. (Bewaking van) naleving van de gedragscode van het pensioenfonds door het bestuur, medewerkers, leden van de Beleggingsadviescommissie en adviseurs vermogensbeheer. Gedragscode van aangestelde vermogensbeheerders dient te voldoen aan de eisen van het pensioenfonds. Derivaten Aan het gebruik van derivaten in de portefeuille is een aantal risico’s verbonden. Het gaat om: Transacties in derivaten vragen meestal onderpand (zie onderpandrisico en liquiditeitsrisico). Derivaten zijn vaak onderhandse contracten, die met een specifieke tegenpartij zijn overeengekomen. Dit resulteert in tegenpartijrisico (zie tegenpartijrisico). Beheersmaatregelen: Zie onderpandrisico, liquiditeitsrisico en tegenpartijrisico. Leverage In de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds is sprake van leverage indien de exposure van de beleggingen groter is dan de marktwaarde van de beleggingen (m.n. bij onroerend goed). Vanuit de balans van het pensioenfonds gezien, kan leverage risicoreducerend maar ook risico-verhogend zijn. Tevens kan sprake zijn van risico’s bij interest rate swaps en valutatermijncontracten. Interest rate swaps of valutaderivaten, hoewel gericht op het reduceren van risico’s, kunnen gepaard gaan met onderpandvereisten. In een extreme situatie kan dit verkoop van (liquide) beleggingen vereisen. Beheersmaatregelen: Het pensioenfonds heeft richtlijnen opgesteld voor de mate waarin leverage in de onroerend goed portefeuille is toegestaan. Deze richtlijnen zijn erop gericht om de
34
exposure naar onroerend goed acceptabel te houden en het liquiditeitsrisico acceptabel klein te houden. In de rapportages wordt leverage in de (deel)portefeuille(s) expliciet gerapporteerd Daar waar voorwaarden aan de leverage zijn gesteld in de beleggingsrichtlijnen, wordt naleving van de richtlijnen maandelijks beoordeeld in de monitoring van managers en mandaten.
Liquiditeitsrisico Het liquiditeitsrisico gerelateerd aan maandelijkse onttrekkingen voor pensioenbetalingen is voor het pensioenfonds beperkt. De bedragen zijn in omvang goed te managen en benodigde bedragen zijn tijdig bekend. Het gebruik van derivaten voor het afdekken van renterisico en valutarisico kunnen een groter liquiditeitsrisico veroorzaakt doordat marktbewegingen tot grote hoeveelheden benodigd onderpand kunnen leiden. Beheersmaatregelen: Bij het toepassen van interest rate swaps worden limieten gesteld voor de mate waarin leverage door middel van derivaten in de portefeuille is toegestaan. Tegenpartij / faillissementsrisico Het betreft het risico dat tegenpartijen waarmee derivatentransacties zijn aangegaan geheel of gedeeltelijk in gebreke blijven. Voor interest rate swaps, gericht op het reduceren van renterisico, geldt dat bij het wegvallen van de tegenpartij ook de afdekking komt te vervallen. De impact hiervan kan zeer groot zijn. Tegenpartijrisico hangt ook samen met concentratierisico. Beheersmaatregelen: Richtlijnen ten aanzien van ratingvereisten. Voldoende tegenpartijen waarmee ISDA’s/CSA’s worden afgesloten zodat een concentratie van exposure bij tegenpartijen wordt voorkomen. De afkortingen ISDA en CSA staan respectievelijk voor International Swaps and Derivatives Association en Credit Support Annex. Collateral management voor openstaand exposure wordt gezien de relatief geringe omvang niet gevraagd en verstrekt. Periodieke beoordeling kredietwaardigheid tegenpartijen. Concentratierisico Concentratierisico is het risico dat het pensioenfonds aanzienlijke schade loopt indien een tegenpartij niet aan zijn verplichtingen kan voldaan en de exposure naar deze tegenpartij substantieel is. Beheersmaatregelen Aan de maximale exposure ten aanzien van een tegenpartij, zowel bij derivaten als bij vastrentende waarden worden maxima gesteld. Aan de rating van tegenpartijen worden minima gesteld. Waarderingsrisico Waarderingsrisico is het risico dat de waardering van de beleggingen niet juist, niet volledig, niet tijdig of niet onafhankelijk is. Beheersmaatregelen: De waardering van de portefeuille gebeurt onafhankelijk van de aangestelde vermogensbeheerders.
35
De looptijden van de valutatermijnderivaten zijn relatief kort en de afwikkeling valt samen met de einde van een maand/kwartaal. De waarde is derhalve af te leiden van de executie van de derivaten. De waardering van de onroerend goed portefeuille wordt jaarlijks getoetst met behulp van het door de accountant gecontroleerde en goedgekeurde jaarverslag van de onroerend goed manager. De waardering van participaties in beleggingsfondsen wordt jaarlijks getoetst met behulp van het door de accountant gecontroleerde en goedgekeurde jaarverslag van het desbetreffende fonds.
Performancemeting en risicometing Er zijn risico’s gerelateerd aan de performance berekeningen en risicometing doordat er niet onafhankelijk of verkeerd gemeten wordt. Of dat er verkeerd gepresenteerd wordt of naar de verkeerde maatstaven wordt gekeken. Beheersmaatregelen: Onafhankelijke performance meting. Per kwartaal reconciliatie tussen onafhankelijke performance meting, interne performancemeting en de berekeningen van de vermogensbeheerders. Uitgebreide rapportage waarin voor verschillende niveaus in de portefeuille over performance en risico wordt gerapporteerd. Tevens wordt elk kwartaal bepaald of het daadwerkelijk gelopen risico van de feitelijke beleggingsportefeuille, uitgedrukt in het VEV, zich bevindt binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen.
4.6
Strategische allocatie
Het bestuur laat in principe elke vier jaar een op Asset Liability Management (ALM) gebaseerde studie uitvoeren als basis voor het vaststellen van het strategisch beleggingsbeleid. Jaarlijks wordt bezien of dit strategische beleggingsbeleid herijkt dient te worden. Dit geschiedt door in afstemming met de beleggingsadviescommissie te bepalen of de economische uitgangspunten en/of de hoogte van de dekkingsgraad een nieuwe ALMstudie noodzakelijk maken. De verplichtingen worden gewaardeerd door de geprognosticeerde uitkeringen te disconteren met de rentetermijnstructuur. Hieruit volgt tevens de verwachte autonome groei van de verplichtingen. Risicobudget Er is geen verplichte beperking t.a.v. tracking error ten opzichte van de verplichtingen van het pensioenfonds vastgelegd. Het risicobudget wordt namelijk bepaald op basis van de gekozen strategische beleggingsportefeuille c.q. gewenste risico-profiel in het kader van de ALM-studie. Periodiek wordt het werkelijke risico in de beleggingsportefeuille en het risico voortvloeiende uit de werkelijke rente-afdekking vergeleken met het risicobudget. Rapportage vindt plaats aan het bestuur en de beleggingsadviescommissie. Uitvoering rebalancing In het jaarlijks beleggingsplan worden de strategische assetallocatie en de bandbreedtes rondom deze strategische allocatie aangegeven. Indien de actuele beleggingsportefeuille buiten de weergegeven bandbreedte valt, vindt er in principe een rebalancing tot het
36
strategisch gewicht plaats. Het bestuur kan besluiten dat een overschrijding van bandbreedte .toegestaan wordt. In elke vergadering van het bestuur met de beleggingsadviescommissie wordt samenstelling van de portefeuille besproken; hierbij wordt ook door het bestuur aan beleggingsadvies-commissie advies gevraagd over eventuele aanpassingen van portefeuille. Het bestuur besluit vervolgens of men het advies opvolgt.
4.7
de de de de
Rente-afdekkingsbeleid
Het bestuur hanteert als uitgangspunt dat rentestanden zich bewegen rond een lange termijn gemiddelde (mean reversion). Om te voorkomen dat, in een situatie waarin de actuele rente lager is dan het lange termijn gemiddelde een verwachte toename van de dekkingsgraad uit hoofde van stijging van de rente, grotendeels wordt teniet gedaan door de mate van rente-afdekking (en omgekeerd), heeft het bestuur besloten tot een dynamische rente-afdekkingsstrategie. Op basis van een uitgevoerde ALM-studie is als uitgangspunt van beleid genomen dat bij de normaal geachte rentestand (mean) 50% van het renterisico wordt afgedekt. De gehanteerde veronderstellingen voor de bepaling van deze dynamische renteafdekkingsstrategie zijn: a) 20-jarige rente b) Gemiddeld langjarig renteniveau van 3% c) Afdekking op basis van de UFR-rente d) Bandbreedte voor aanpassing rente-afdekking: < 2,5% en > 3,5% met 25% resp. 75% rente-afdekking en tussenliggende gespreide aanpassingen e) Per kwartaal aanpassen van de rente-hedge f) Realisatie van de aanpassing van de rente-afdekking middels een swapsoverlay. Het bestuur beoordeelt periodiek – na inwinning van advies bij de beleggingsadviescommissie – of de rente-afdekking conform deze strategie aangepast dient te worden, waarbij de actuele rentestand, de dekkingsgraad en economische vooruitzichten in ogenschouw worden genomen.
37
a. 20-jarige rente De verplichtingen van het fonds worden op basis van de RTS contant gemaakt. De door DNB maandelijks gepubliceerde RTS is opgebouwd uit een veelheid van rentetermijnen (van 1 tot 60 jaar). De gewogen gemiddelde looptijd van de verplichtingen van het fonds is begin 2015 circa 18 jaar. Om vast te stellen of de daadwerkelijke rente zich onder of boven de normrente (van 3%) bevindt, dient een marktrente bij een gelijke termijn te worden gekozen; dit dient ook een liquide punt in de markt te zijn. Om deze reden is voor het bepalen van het referentiepunt de 20-jaars rente gekozen. b. Gemiddeld langjarig renteniveau Het bepalen wat de gemiddelde rente op lange termijn zal zijn is een moeilijke zaak. Historische reeksen geven geen zekerheid voor de toekomst. Het bestuur heeft, op basis van historische reeksen en expert c.q. marktverwachtingen en met de nodige prudentie, een gemiddeld langjarig renteniveau vastgesteld op 3%. c. Afdekking op basis van UFR-rente Het daadwerkelijke renterisico (verschil tussen de duration van de beleggingen en de duration van de verplichtingen) is gekoppeld aan de swaprente. De verplichtingen van het fonds dienen verdisconteerd te worden met de rentetermijnstructuur, die gebaseerd is op de swaprente. Daarnaast past DNB een correctie toe op deze swapcurve voor lange looptijden. Als zodanig wordt de te hanteren UFR-rente bepaald. De beslissingen van het fonds worden gebaseerd op de dekkingsgraad, die is berekend met de UFR-rente. Het ligt daarom in de rede om ook de UFR-rentetermijnstructuur te hanteren voor de bepaling van de omvang van de rente-afdekking. d. Bandbreedte voor renteafdekking Op basis van hiervoor genoemde overwegingen wordt de volgende staffel gehanteerd: Dynamische strategie UFR-rente Afdekking
Afdekking per staffel < 2,5% 25%
2,5% - 3,% 50%
>3,5% 75%
e. Per kwartaal aanpassen van de rente-hedge In de afgelopen 15 jaar zou de rente-afdekking bij de 2,5%- en 3,5%-grens in totaal 6 keer hebben plaatsgevonden bij zowel het hanteren van een maandgemiddelde van de rente als bij de rente op kwartaal-ultimo. Aan de hand van statistisch onderzoek is gebleken dat de keuze ten aanzien van periodiciteit van het aanpassen van de rente-afdekking (maand of kwartaal) als gevolg van veranderingen in de renteniveaus nauwelijks invloed heeft op koopkracht en kortingen. Daarentegen heeft een hoge frequentie van aanpassen wel invloed op de kosten, de eisen aan de operationele inrichting en het bestuurlijk proces. Om deze redenen heeft het bestuur gekozen voor kwartaalsgewijze aanpassing. Het bestuur bepaalt ieder kwartaal of de rente-afdekking zich binnen dit beleid bevindt en of de afdekking aangepast dient te worden.
38
De stappen van 25% naar 50%, van 50% naar 75% en vice versa zijn groot. Dit geeft bestuurlijk en uitvoeringstechnisch grote implicaties. Om deze redenen is het in kleinere stappen doorvoeren van de wijzigingen aan te bevelen. De implementatie van de dynamische rente-afdekking in het gebied tussen de 2,5% en 3,5% zal gaan in stappen van 12,5% van de verplichtingen. f. Realisatie middels swapsoverlay Het volledig realiseren van de gewenste rente-afdekking uitsluitend middels vastrentende waarden in de interne portefeuille is onmogelijk. De verplichtingen zijn verspreid over een zeer groot aantal looptijden. Zonder een aanzienlijk curverisico te lopen is bij een gewenste rente-afdekking groter dan 25% implementatie alleen mogelijk middels een overlay.
4.8
Valuta beleid
Het valutabeleid kan als volgt worden samengevat: De valuta-exposure in aandelen ontwikkelde markten wordt (grotendeels) afgedekt Valutarisico in opkomende markten wordt niet afgedekt De belangrijkste karakteristieken van het valutabeleid: a. Vorm van beheer In eigen beheer uitvoeren en monitoren van de gewenste valuta-afdekking b. Hedgeratio 75% hedgeratio van de exposure in US$ en £st van de portefeuille aandelen ontwikkelde markten en high yield obligaties. c. Bandbreedte (ten opzichte +/- 2% Deze bandbreedte wordt alleen benut om van de beoogde hedgeratio) de kosten van transacties te reduceren. d. Valuta US$ en £st worden gehedged naar euro e. f. g.
Beleggingsinstrumenten Looptijd instrumenten Frequentie
h.
Storting & onttrekking
i.
Verwacht rendement per jaar
4.9
Gebruik derivaten
FX-forwards, FX-swaps (onder ISDA/CSA,) 1- 3 maanden Maandelijkse monitoring en zo nodig aanpassing, aangezien in de gehedgde benchmark ook eenmaal per maand wordt gehedged. Bij rebalancing van de portefeuille ook direct zo nodig de hedge aanpassen. Bij het aflopen van de valutacontracten worden verliezen en winsten verrekend met de onderliggende aandelenportefeuilles als de bedragen boven de € 5 miljoen uitkomen. Geen verwacht rendement
Derivaten vormen, als afgeleide beleggingsinstrumenten, geen aparte beleggingscategorie. De vermogensbeheerder bij een beleggingsfonds mag van derivaten gebruik maken voor zover dit past binnen het beleggingsbeleid en binnen de gestelde beleggingsrestricties. Het fonds voldoet aan de EMIR-verplichtingen door via de Kasbank de transacties door te sluizen naar een erkend transactieregister (regis-TR).
39
4.10 Resultaatmeting en rapportage Portefeuille gegevens Intern worden met behulp van beleggingsadministratiesoftware (Altair) de beleggingen geadministreerd. Ultimo van de maand worden de waarderingen van alle vermogenstitels aangepast op basis van externe bronnen. De custodian zorgt voor de bewaarneming en administratie van de interne vastrentende portefeuille en verricht op basis van de instructies van de uitvoeringsorganisatie alle daarop betrekking hebbende transacties. De uitvoeringsorganisatie draagt zorg voor het dagelijks muteren van de beleggingsadministratie. Maandelijks vindt een vergelijking plaats tussen de administratie van de custodian en de interne beleggingsadministratie. Op basis van deze administratie bestaat dagelijks inzicht in gegevens als: de portefeuille overzichten in marktwaarden, begin en einde periode op transactiebasis inclusief lopende rente in euro de aan- en verkopen op transactiebasis in euro de vermogenswinst of –verlies in euro. Een onafhankelijke specialist berekent elk kwartaal ten behoeve van de monitoring van de beleggingsportefeuille de behaalde rendementen. Daarnaast rapporteren de vermogensbeheerders op maandbasis de resultaten van de portefeuilles die voor het pensioenfonds worden beheerd. De door de onafhankelijke specialist berekende resultaten zijn bepalend voor de bepaling van het uiteindelijke beleggingsresultaat van het pensioenfonds. Indien er een afwijking is tussen het door de specialist berekende rendement en het door de vermogensbeheerder gerapporteerde resultaat, vindt afstemming plaats tussen genoemde partijen. De maandelijkse bestuursrapportage van de beleggingsresultaten bestaat uit de volgende onderdelen: Assetcategorieën: onroerend goed, aandelen, obligaties en liquide middelen Onderverdeling van de assetcategorieën naar resp. sectoren / regio’s / aard van de debiteur Van elk van de vier bovengenoemde onderdelen van de rapportage wordt maandelijks weergegeven: De stand per einde maand weergegeven in euro en in procenten, afgezet tegen de normweging en toegestane bandbreedtes volgens het jaarlijkse beleggingsplan De rendementsontwikkeling over de afgelopen periode afgezet tegen de benchmark De rendementsontwikkeling in het kwartaal tot en met de maand en in het jaar tot en met de maand afgezet tegen de benchmark. Duration vastrentende portefeuille (per sub-categorie) en duration van de verplichtingen Actuele en beleidsdekkingsgraad en gemiddelde interne rentevoet volgens de DNB rentetermijnstructuur. In elke vergadering van het bestuur met de beleggingscommissie wordt een door de uitvoeringsorganisatie vervaardigde uitgebreide en gedetailleerde rapportage en analyse van de rendementen per vermogensbeheerder over het afgelopen kwartaal besproken. Deze rapportage gaat vergezeld van een door Sprenkels & Verschuren opgestelde kwartaal-rapportage Evaluatie afdekking van het renterisico.
40
4.11 Selectie en monitoring Selectie van vermogensbeheerders De procesgang rondom het selecteren van externe vermogensbeheerders is vastgelegd in het document Uitbestedingsbeleid vermogensbeheer. Monitoring van beheerders Er is een raamwerk opgezet t.b.v. de monitoring van beleggingsmandaten en vermogensbeheerders. Met behulp van dit monitoring raamwerk wordt elk kwartaal de beleggingsportefeuille geëvalueerd. Eenmaal per jaar wordt een evaluatiegesprek gevoerd met de externe vermogensbeheerders en custodian. Hierbij komen de volgende aspecten aan de orde: Behaalde rendementen ten opzichte van de benchmark Kosten Security lending ISAE-rapportages Integriteitsbeleid
4.12 Kosten beheer beleggingsportefeuille De belangrijkste kosten van het beheer van de beleggingsportefeuille zijn: de kosten van het bestuur en de uitvoeringsorganisatie de kosten van vermogensbeheer de kosten van transacties de kosten van de custodian de kosten van de externe performance- en monitoring specialist de kosten van specifieke systemen t.b.v. het beheer van de beleggingen Elk jaar worden deze kosten gerapporteerd aan het bestuur en de BAC. In het jaarverslag worden de kosten vermogensbeheer conform de aanbevelingen van de Pensioenfederatie uitgesplitst.
4.13 Securities lending Het bestuur heeft als uitgangspunt dat niet actief wordt meegewerkt aan het uitlenen van door het fonds gehouden aandelen en obligaties. Van de intern gehouden vastrentende portefeuille worden geen stukken uitgeleend. Bij de selectie van beleggingsfondsen wordt rekening gehouden met het securities lending beleid van de fondsmanager. Indien geen passende fondsbeheerders beschikbaar zijn voor sectoren, waarin het fonds wil beleggen, dan mag de maximale omvang van securities lending slechts 5% (op enig tijdstip in het jaar) van de portefeuille zijn.
41
4.14 Prudent person Volgens artikel 135 PW moeten pensioenfondsen een beleggingsbeleid voeren in overeenstemming met de prudent-person regel en moeten daarbij de volgende uitgangspunten in acht genomen worden: de waarden worden belegd in het belang van de aanspraak- en pensioengerechtigden; de beleggingen in een bij het fonds aangesloten werkgevers worden tot een bepaald niveau beperkt; de beleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Jaarlijks beoordeelt de waarmerkend actuaris of aan deze voorwaarden is voldaan. In de overige subonderdelen van het Beleggingsbeleid zijn verschillende aspecten van prudentperson nader uitgewerkt, zoals risicohouding en ALM-studie, governance, beleggingsportefeuille en –richtlijnen en derivaten.
4.15 Verantwoord beleggen Het bestuur heeft de volgende definitie, visie en beleid met betrekking tot verantwoord beleggen vastgesteld: Definitie ‘Verantwoord beleggen is beleggen waarbij bewust rekening gehouden wordt met financiële, sociale, governance en milieuoverwegingen’. Visie Voor het pensioenfonds is de primaire doelstelling te zorgen voor een goed en betrouwbaar pensioen voor zijn deelnemers.tegen een betaalbare premie. Het is onze visie dat daar waar verantwoord beleggen bijdraagt aan deze langetermijndoelstelling het opnemen van verantwoord beleggen in ons beleggingsbeleid onderdeel is van onze fiduciaire verantwoordelijkheid. Doelstelling Voor het pensioenfonds is de doelstelling van verantwoord beleggen tweeledig: Verantwoord beleggen dient in beginsel bij te dragen aan een beter risico-rendementsprofiel van de beleggingen van het pensioenfonds; Door middel van verantwoord beleggen wil het pensioenfonds de (toekomstige) maatschappelijke acceptatie van het pensioenfonds waarborgen. Beleid Het bestuur werkt aan de implementatie van de visie en doelstelling middels concreet beleid, waarbij de volgende strategieën m.b.t. verantwoord beleggen gehanteerd worden: Uitsluiten Uitsluiten sluit aan bij de wens van het pensioenfonds om maatschappelijk geaccepteerd te blijven op de lange termijn. Uitsluitingen zijn gebaseerd op bestaande (internationale) juridische kaders. Zo worden bedrijven die clustermunitieactiviteiten hebben, zoals gedefinieerd in artikel 21a van het Besluit marktmisbruik (Wft 2013) uitgesloten. Integrale waardenanalyse Integrale waardenanalyse sluit aan bij de wens van het pensioenfonds om goede rendementen op lange termijn te genereren. Daar waar ESG-factoren potentieel een financiële meerwaarde leveren worden deze in beleggingsbesluiten meegenomen. Aan bestaande vermogensbeheerders wordt verzocht om informatie te verstrekken
42
over de plaats van ESG in hun beleggingsprocessen. Bij de selectie van nieuwe vermogensbeheerders wordt het beleid van de beheerder t.a.v. de rol van ESG in het beleggingsproces meegenomen als een van de selectie criteria. Stemmen Stemmen sluit zowel aan bij de wens van het pensioenfonds om maatschappelijk geaccepteerd te blijven als bij de wens om goede rendementen op lange termijn te genereren. Onderzoek toont aan dat er een sterke positieve correlatie is tussen goede governance van ondernemingen en financiële performance. Daarnaast wordt het uitoefenen van stemrecht gezien als een maatschappelijke verantwoordelijkheid van institutionele beleggers.
43
5.
Financiele sturingsmiddelen
5.1
Sturingsmiddelen
De volgende situaties kunnen naar het oordeel van het bestuur leiden tot situaties die als financiële crisissituatie kunnen worden aangemerkt: Een stijging van de technische voorziening (TV) zonder dat hier een gelijke stijging van de beleggingen tegenover staat, zoals: een (langdurige) lage rente waarmee de TV gewaardeerd dient te worden; een wijziging van de (voorgeschreven) methodiek van vaststelling van de TV, zoals bijvoorbeeld de UFR-methodiek; een verhoging van de TV door verzwaring van de grondslagen voor bijvoorbeeld sterfte, arbeidsongeschiktheid of toekomstige uitvoeringskosten. Een daling van de waarde van de beleggingen bijvoorbeeld door: een daling van de beurskoersen van aandelen; andere daling van waarde van beleggingen , onder invloed van valuta-, krediet- of marktrisico. De middelen die het bestuur dan ten dienste staan om de situatie te verbeteren zijn: het na en in overleg met sociale partners verhogen van de premie; indien de beleidsdekkingsgraad een zodanig laag niveau bereikt dat zonder nadere maatregelen het fonds niet binnen een periode van 10 jaar het vereist eigen vermogen kan bereiken of indien de beleidsdekkingsgraad gedurende 5 achtereenvolgende jaren onder 104,3% eindigt, zal een korting worden toegepast op de reeds opgebouwde aanspraken. Een degelijke korting zal daarbij worden uitgesmeerd over een periode van 10 jaar. De toepassing van deze maatregelen zal alsdan worden vastgelegd in een door het fonds vast te stellen en bij DNB in te dienen herstelplan. In dat herstelplan zal het fonds in principe uitgaan van de maximale toegestane hersteltermijn om de gevolgen van die maatregelen voor de deelnemers te beperken.
5.2
Financieel crisisplan
Het fonds heeft een financieel crisisplan vastgesteld. Dit plan beschrijft het plan dat het fonds in uitvoering neemt als sprake is van een financiële crisissituatie. Dit crisisplan maakt onderdeel deel uit van de ABTN en is integraal opgenomen in BIJLAGE 13 van deze ABTN.
44
5.3
Vaststelling en ondertekening
Het bepaalde in deze ABTN is door het bestuur vastgesteld en wordt geacht te zijn ingegaan op 1 juli 2015. Deze ABTN vervangt de versie van 22 januari 2015 waarvan de ingangsdatum 1 januari 2015 was.
45
BIJLAGE 1: :Visie, missie en strategie
47
Bedrijfstakpensioenfonds Waterbouw
Visie, missie en strategie
Versie 28 september 2015 1
Visie De pensioensector en daarmee ook het BPF Waterbouw staan ingrijpende veranderingen te wachten die zorgen voor onzekerheid en onrust bij de betrokkenen bij het pensioenfonds. Opdrachtgevers van het fonds hebben te kennen gegeven zich te bezinnen op het onderbrengen van de pensioenopbouw bij een ander pensioenfonds. De uitdaging van BPF Waterbouw is om bij al die veranderingen en onzekerheid te voldoen aan redelijke verwachtingen van belanghebbenden. Zowel binnen geldende als toekomstige wettelijke kaders streeft BPF Waterbouw naar een goede pensioenvoorziening door de koopkracht van de rechten van deelnemers zowel nu als in de toekomst zo goed als mogelijk in stand te houden. Communicatie en transparantie vindt BPF Waterbouw van groot belang om betrokkenheid van alle belanghebbenden te realiseren en om het pensioenbewustzijn en de verwachtingen van deelnemers te managen.
Missie BPF Waterbouw Als pensioenfonds streven wij ernaar om de pensioenen voor onze deelnemers zo goed mogelijk te verzorgen, rekening houdend met de wensen van de sociale partners als opdrachtgevers. Kwaliteitsgericht en kostenbewust handelen zijn hierbij leidend. We houden ons hierbij aan de afspraken die wij gemaakt hebben in het pensioenreglement, het uitvoeringsreglement en overeenkomsten tot vrijwillige deelname. We communiceren hierover op een heldere en transparante wijze met alle betrokkenen bij het pensioenfonds. Onze visie maakt dat wij streven naar een kwalitatief hoogwaardige, kostenbewuste, transparante en duurzame pensioenorganisatie.
Strategie BPF Waterbouw Onze strategie is om enerzijds tijdig, juist en efficiënt te blijven leveren wat wij als uitvoerder van de pensioenregelingen zoals vastgelegd in uitvoeringsreglement zijn overeengekomen. Anderzijds zal het fonds zich gedegen voorbereiden op de consequenties van de onzekere continuïteit in de opdrachtverlening. Onze erkenning van het belang en de complexiteit van pensioen en het hieraan gerelateerde pensioen- en vermogensbeheer resulteren in het streven het geheel te organiseren als een professionele onderneming met hoogwaardige professionals. De balans tussen zorgvuldige belangenafweging en het managen van een complexe financiële onderneming is gevonden in besturing van het pensioenfonds volgens het paritair-plusmodel, waarbij drie bestuursleden namens de werkgevers zitting hebben, twee bestuurders namens de werknemers en één bestuurslid namens de gepensioneerden met een onafhankelijk persoon in de rol van voorzitter, aangevuld met een adequate en professioneel geleide uitvoeringsorganisatie.
Rijswijk, 28 september 2015
2
BIJLAGE 2: Uitbestedingsbeleid algemeen
47
Stichting Bedrijfstakpensïoenfonds Waterbouw
Uïtbestedï ngsbeleïd
Vastgesteld: 16april 2015
1. Doel van het uîtbestedingsbeleid Het bestuur streeft de doelstellingen van het pensioenfonds na met betrekking tot onder meet kwaliteit, betrouwbaarheid en integriteit van de dienstverlening. Dit uitbestedingsbeleid heeft als doel te waarborgen dat ook bij uitbesteding van activiteiten de doelstellingen van het pensioenfonds gewaarborgd blijven. De belangen van belanghebbenden mogen geen gevaar lopen doordat het pensioenfonds delen van haat werkzaamheden heeft uitbesteed. 2. Reikwijdte Het uitbestedingsbeleid is van toepassing op alle naar het oordeel van het bestuur uitbestede bedtijfskritische of belangrijke activiteiten en processen van het pensioenfonds. Het uitbestedingsbeleid is van toepassing op alle bestaande en/of nieuwe uitbestedingsovereenkomsten gedurende de gehele looptijd van deze overeenkomsten. Onder uitbesteding wordt verstaan het als gevolg van een strategische keuze laten uitvoeren van één of meer bedrijfsactiviteiten door een externe partij. Het uitbestedingsbeleid ten aanzien van vermogensbeheer is nader uitgewerkt in het document Uitbestedingsbeleid Vermogensbeheer. Inkoop van overige diensten en goederen vallen niet onder dit uitbestedingsbeleid. 3. Werkzaamheden die niet mogen worden uitbesteed De volgende werkzaamheden mogen conform de Pensioenwet niet worden uitbesteed: a. b. c.
taken en werkzaamheden van personen die het dagelijks beleid bepalen, daaronder mede verstaan het vaststellen van beleid en het afleggen van verantwoording over het gevoerde beleid; werkzaamheden waarvan uitbesteding de verantwoordelijkheid van de uitvoerder voor de Organisatie en beheersing van bedrijfsprocessen en het toezicht daarop kan onderm ij nen; indien de uitbesteding een belemmering kan vormen voor een adequaat toezicht op de naleving van het bij of krachtens de van toepassing zijnde wet- en regelgeving bepaalde.
4. Verantwoordelijkheden bestuur Het bestuur blijft eindverantwoordelijk voor, en behoudt volledige zeggenschap over de uitbestede activiteiten of processen. Dit geldt ook onverminderd wanneer uitbesteding plaatsvindt van derden aan weer andere partijen. Dit betekent dat het bestuur zicht moet hebben op de keten van uitbesteding. 5. Risicobeheersîng In geval van uitbesteding voert het bestuur een systematische analyse uit van de risico’s die samenhangen met de uitbesteding van werkzaamheden. In verband met de geanalyseerde risico’s neemt het bestuur beheersmaatregelen. Het bestuur zorgt ervoor te doorgronden wat de uitbestede activiteiten inhouden, gefundeerde beslissingen met betrekking tot de uitbestede activiteiten te nemen en het werk van de leverancier te monitoren. Per specifieke uitbesteding wordt de risicobeheersing in het uitbestedingsbesluit uitgewerkt. 6. Scheiding van functies Bij iedere uitbesteding is uitgangspunt dat werkzaamheden op het gebied van strategische advisering, uitvoering, monitoring en controle bij verschillende, onafhankelijk van elkaar
opererende professionele partijen neergelegd worden; dit in het kader van scheiding van functies. 7. Belangenverstrengeling
Bij besluitvorming omtrent uitbesteding wordt de artikelen 6 en 7 van de gedragscode in acht genomen met betrekking tot het melden van een (potentieel) belangenconflict en de betrokkenheid van belanghebbende partijen. Hiermee wordt voorkomen dat een besluit wordt genomen op basis van andere belangen dan die van het pensioenfonds, of de schijn hiervan wordt gewekt. 8. Selectieproces Het bestuur waarborgt een effectief proces voor leverancierselectie. Dit proces bevat in ieder geval de volgende onderdelen: a, Risicoanalyse b. Longlist c. RFI (request for information) d. Shortlist e. RFP (request for proposal) f. Selectiebesluit g. Opstellen overeenkomst
Een leverancier die in aanmerking komt om de uit te besteden activiteit of het proces te gaan uitvoeren, voldoet in ieder geval aan de volgende eisen: a. De leverancier staat te goeder naam en faam bekend. Informatie wordt verkregen uit publieke bronnen, navraag in het netwerk en kennis over sleutelfiguren binnen de organisatie. b. Aantoonbaar financieel gezond; c. Beschikt over de vereiste operationele en technische vaardigheden, kwaliteitsnormen, goede naam en competentie; d. De leverancier waarborgt continuïteit van dienstverlening; e. De leverancier beschikt over de benodigde vergunningen; t. De leverancier voldoet aan de algemene kwaliteitsnormen geldend voor de specifieke beroepsgroep; De leverancier kan en wil het pensioenfonds in staat stellen blijvend te voldoen aan het g. bij of krachtens van toepassing zijnde wet- en regelgeving bepaalde; h. Op verzoek van de toezichthouder van het pensioenfonds worden relevante gegevens ter beschikking gesteld aan deze toezichthouder en informeert de leverancier het bestuur hierover; De mogelijkheid voor de toezichthouder om onderzoek ter plaatse te doen of te laten i. doen bij de leverancier; Aan het definitieve aanbod van de beoogde leverancier worden onder meer de hierna vermelde eisen gesteld. a. Het aanbod moet in overeenstemming zijn met wet- en regelgevingen, het uitbestedingsbeleid en ander beleid van het pensioenfonds. b. Het aanbod moet voldoen aan het uitbestedingsbesluit. Een inzichtelijke en marktconforme prijs, waarbij de initiële kosten apart worden c. aangegeven. De voorgestelde afspraken moeten specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en d. tijdgebonden zijn.
e. f. g. h.
Het pensioenfonds moet te allen tijde de mogelijkheid hebben wijzigingen aan te brengen in de wijze waarop de uitvoering van de werkzaamheden door de leverancier geschiedt. De voorstellen betreffende rapportage moeten het ten minste mogelijk maken dat het pensioenfonds aan de wettelijke en de contractuele verplichtingen kan voldoen. Het aanbod moet een voorstel voor periodieke evaluatie bevatten. De aansprakelijkheid voor de uitbestede werkzaamheden is adequaat geregeld. Een aansprakelijkheidsverzekering dan wel concernverhoudingen kunnen hierop duiden.
9. Periodieke beoordeling Beoordeling van de Organisatie Het bestuur draagt zorg voor een effectief proces van periodieke leveranciersbeoordelingen waarbij de mate van gewenste zekerheid gebaseerd is op het risico dat de uitbestede activiteiten vormen ten aanzien van de kwaliteit van de bedrijfsuitoefening van het pensioenfonds. Hierbij wordt in ieder geval periodiek zekerheid gevraagd en beoordeeld van leveranciers of ze nog in overeenstemming met hun richtlijnen handelen en voldoen aan alle van toepassing zijnde wettelijke vereiste voorschriften. Beoordeling van de geleverde diensten
Leveranciers zijn verplicht alle materiële bijzonderheden met betrekking tot compliance direct aan het bestuur te rapporteren. Jaarlijks wordt het uitgevoerde compliance beleid van de leveranciers met betrekking tot de aan hen uitbestede werkzaamheden getoetst. Tevens rapporteert de leverancier periodiek over de uitgevoerde werkzaamheden / geleverde diensten op basis van overeengekomen aspecten. 10. Beëindiging van uitbesteding In de overeenkomst met de leverancier worden afspraken gemaakt over de wijze waarop een overeenkomst wordt beëindigd, en over de wijze waarop wordt gewaarborgd dat het pensioenfonds de werkzaamheden na beëindiging van de overeenkomst weer zelf kan uitvoeren of door een andere derde kan laten uitvoeren. 11. Overeenkomst Het bestuur legt de afspraken met betrekking tot de uit te besteden activiteiten met de leverancier vast in een overeenkomst. In de overeenkomst zoals bedoeld in artikel wordt in ieder geval het volgende geregeld: heldere en expliciete taak- en rolverdeling tussen pensioenfonds en leverancier; a. b. een bepaling waaruit blijkt dat de leverancier beschikt over een gedragscode; c. een standaardbepaling waaruit blijkt dat leverancier zijn medewerkers verplicht in te stemmen om te handelen overeenkomstig alle geschreven compliance procedures en andere wettelijke vereisten opgelegd door overheids- en andere regelgevende instanties en dwingt de naleving van dergelijke verplichtingen en vereisten af; de verplichting voor de leverancier om informatie waar de toezichthouder ter uitvoering d. van zijn wettelijke taak om vraagt, rechtstreeks aan de toezichthouder ter beschikking te stellen; de mogelijkheid voor het pensioenfonds om te allen tijde wijzigingen aan te brengen in e. de wijze waarop de uitvoering van de werkzaamheden door de leverancier geschiedt; f. de verplichting voor de leverancier om het pensioenfonds in staat te stellen blijvend te voldoen aan het bij of krachtens de Pensioenwet bepaalde;
g. h. i.
j.
de mogelijkheid voor de toezichthouder om onderzoek ter plaatse te doen of te laten doen bij de leverancier; de wijze waarop de overeenkomst wordt beëindigd, en de wijze waarop wordt gewaarborgd dat het pensioenfonds de werkzaamheden na beëindiging van de overeenkomst weet zelf kan uitvoeren of door een andere derde kan laten uitvoeren. afspraken met betrekking tot periodieke evaluatie; consequenties van niet-nakoming van de overeenkomst door de leverancier.
72. Inwerkingtreding Deze regeling is door het bestuur in de bestuursvergadering van 16 april 2015 vastgesteld en treedt in werking met ingang van 16 april 2015.
BIJLAGE 3: SLA met Fondsenbeheer Waterbouw B.V
52
Service Level Agreement tussen Stichtîng Bedrijfstakpensioenfonds Waterbouw & Stichtïng Fondsenbeheer Waterbouw
Datum: juni 2011 Versie: 2
INHOUDSOPGAVE t
ALGEMEEN 1 .1
3
ACHTERGROND VAN DE SERvIcE LEvEL AGREEMENT (SLA)
3
1 .2
DEELNEMENDE PARTIJEN
3
1.3
OPBOUWVANDESLA
1 .4
DOELSTELLING VAN DE SLA
3 3
1.5
REIKWIJDTE SLA
4
1.6
UITGANGSPUNTEN
1,7
MEDEWERKING VAN DE BETROKKEN PARTIJEN
4 4
.8 1.9
ONTBINDING
5
GELDIGHEID VAN DE SLA
5
2
DE BESCHRhJVING VAN DE DIENSTVERLENING 2.1 INHOUD VAN DE DIENSTVERLENING
6
2.2 BESCHRIJVING VAN DE PROCESSEN
Pensioenadministratie
1.9.2
Vermogensbebeer
10
7.9.3
Bestuursondersteuning
11
6
13
3.1
INHOUDVANDEAFSPRAKEN
13
3.2
DE AFSPRAKEN OVER DE PROCESSEN
13
3.2. 7
4
6
1.9.7
AFSPRAKEN OVER DE DIENSTVERLENING
3
6
Pensioenadministratie
13
7.
Onderhouden regeling en overeenkomsten
2.
Inkomende waardeoverdrachten
14
3.
Onderhouden pensioencontract
14
4.
Incasseren
15
5.
Verzorgen uitkering
15
6.
Service verstrekken
3.2.2
Vermogensbe heet
3.2.3
Bestuursondersteuning
13
15 76 17
1 Rapporteren
17
BEHEER SERVICE LEVEL AGREEMENT
18
4.1
SLA-RAPPORTAGE
18
4.2
SLA-OVERLEG
18
4.3
BEdEERPROCEDURE SLA
18
BIJLAGE A OVERZICHT GEBRUIKTE AFKORTINGEN EN DEFINITIES
2
20
1 Algemeen
1.1
Achtergrond van de Service Level Agreement (SLA)
Stichting Bedrijfatakpensioenfonds Waterbouw (BPF) heeft de uitvoering van de pensioenregelirig uitbesteed aan Stichting Fondsenbeheer Waterbouw (SFW). Om te komen tot een beter inzicht in de aard en de kwaliteit van de dienstverlening aan BPF s gezamenlijk besloten de dienstverlening vast te leggen in een Service Level Agreement (SLA). In de SLA worden afspraken over de dienstverlening verder uitgewerkt, waarbij de nadruk ligt op de kwaliteit van de geleverde diensten.
7.2
Deelnemende partijen
De aan deze overeenkomst deelnemende partijen zijn: Stichting Bedrljfetakpensioenfonds Watorbouw, statutair gevestigd te Rijswljk, hierna te noemen BPF. BPF wordt rechtsgeldig vertegenwoordigd door de voorzitters van het —
—
7.3
bestuur. Stichting Fondsenbeheer Waterbouw, statutair gevestigd te Rijswijk, welke partij hierna genoemd wordt SFW. SFW wordt rechtsgeldig vertegenwoordigd door de voorzitters van het bestuur van Stichting Fondsenbeheer Waterbouw
Opbouw van de SLA
In hoofdstuk 1 van deze SLA worden de deelnemende partijen, de achtergrond, de doelstelling, de reikwijdte en de uitgangspunten van de SLA beschreven. Tevens komen in dit hoofdstuk de medewerking van de betrokken partijen, ontbinding en de geldigheid van deze SLA aan de orde. In hoofdstuk 2 van de SLA is de dienstverlening van SEW aan BPF verwoord. Hierover zijn rapportageafsprakeri gemaakt. Uit de dienstverlening zijn afspraken afgeleid, deze zijn opgenomen in hoofdstuk 3. De rapportagestructuur met betrekking tot de afspraken en de beheerprocedure van deze SLA zijn In hoofdstuk 4 opgenomen. In de beheerprocedure is geregeld hoe het bestuur van BPF en SFW het SLA-proces zuilen evalueren en op welke wijze eventuele wijzigingen in do SLA werden aangebracht. Tenslotte is er een tweetal bijlagen toegevoegd aan de SLA, namelijk een begrippen- en afkortingenlijst (bijlage A) en voorbeelden van de SLA-(halfjaar- en jaar)rapportage
1.4
DoelstellIng van de SLA
Deze SLA heeft als doel het inzichtelijk maken van de dienstverlening van SRN aan BPF. Daartoe is enerzijds in hoofdstuk 2 van dit document op hoofdlijnen de dienstverlening beschreven en zijn anderzijds in hoofdstuk 3 specifiek meetbare afspraken beschreven over de dienstverlening. Met de dienstverlening wordt gedoeld op alle activiteiten in het kader van de uitvoering van de pensioenregeling. Daaronder valt tevens het verzorgen van de jaarverslaggeving en het verzorgen van het bestuurssecretariaat.
3
De SLA geeft het bestuur van BPF inzicht in de dienstverlening van SFW en daardoor is het bestuur in staat inhoudelijk en gestructureerd te sturen op de kwaliteit en inhoud van de dienstverlening.
15
Reikwijdte SLA
In deze SLA zijn afspraken beschreven met betrekking tot de uitvoering van de pensioenregeling, het vermogensbeheer en de bestuursondersteuning van BPF
1.6
Uitgangspunten
Bij de uitvoering van deze SLA gelden verder de onderstaande uitgangspunten: 1. SFW houdt zich te allen tijde aan geldende wet- en regelgeving (waaronder begrepen de regels van De Nederlandsche Bank, Pensioenwet, Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Wet Bpf 2000), Wet op de loonbelasting 1964 en Wet 2.
inkomstenbelasting 2001) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Uitgangspunt van de dienstverlening van SFW aan BPF vormen de pensloenreglementen (Pensioenreglement, Reglement Spaarpensioenregeling, Reglement Prepensioenregeling en Reglement Overgangsregeling).
3.
4. 5. 6.
7.
De afspraken in de SLA vormen een inspanningsverplichting voor SFW. Dit houdt in dat SFW haar uiterste best doet de afspraken In deze SLA te realiseren. Indien afspraken structureel niet gehaald worden, treden partijen in overleg. Voor een aantal prestatieafspraken worden de metingen verricht aan de hand van klachten of interne controlesteekproeven, omdat hiervoor geen meetsystemen voorhanden zijn. Het bestuur van BPF stuurt op afstand, waarbij SFW de dagelijkse uitvoering verzorgt en door middel van rapportages verantwoording aflegt. De dienstverlening en de prestatieafspraken die in deze SLA zijn vastgelegd, betreffen de standaarddlenstverlenlng van SFW, hoewel op hoofdlijnen. Er gebeurt in feite meer dan in deze SLA is beschreven. Afwijkende serviceniveaus of extra werkzaamheden zijn in beginsel mogelijk. Alle afspraken worden zo concreet en meetbaar mogelijk gemaakt. Naast inhoudelijke serviceniveaus wordt aangegeven hoe de afspraken in termen van juistheid (in
8.
percentages) en tijdigheld (in termijnen) worden nageleefd. DNB heeft recht op inzage bij SFW; laatstgenoemde zal op verzoek alle gevraagde inlichtingen aan DNB verstrekken,
1.7
Medewerking van de betrokken partijen
BPF respectievelijk SFW zal voor de SLA-rapportages en de SLAoverleggen alle benodigde medewerking en ondersteuning verlenen dle in redelijkheid verwacht mag worden. Bij eventuele (potentiële) problemen in de uitvoering van de pensioenregeling door SF’N voor BPF doet SFW onderzoek naar de problematiek. SFW adviseert het bestuur van BPF over mogelijke oplossingen
en verleent zijn volledige medewerking bij het oplossen c.q. vermijden van dergelijke problemen. 8FF oefent op haar beurt haar invloed uit om SFW maximale ondersteuning te bieden bij het oplossen c.q. vermijden van problemen.
4
1.8
Ontbinding
In het geval dat de dienstverlening tussen SFW en BPF om enige reden eindigt, heeft SFW de verplichting aan de overdracht van de gebruikte bestanden en andere voor de uitvoering van de pensioenregeling relevante informatie, aan een door BPF aan te wijzen derde zIjn medewerking te verlenen. Indien hierbij van SFW een investering wordt gevraagd (bijvoorbeeld in mensuren) zal deze aan BPF in rekening worden gebracht.. Ontbinding van deze overeenkomst is slechts mogelijk nadat BPF een afkoopsom heeft voldaan die toereikend is om de organisatorische en personele schade bij SEW te dekken.
1.9
Geldigheid van de StA
De prestatieafspraken in deze SLA zullen per 2009 van kracht zijn en gelden voor onbepaalde tijd. Eventuele wijzigingen in de SLA worden conform de beheerprocedure, zoals beschreven in hoofdstuk 4, overeengekomen en uitgevoerd. Genoemde partijen verklaren zich akkoord met de bovenstaande uitgangspunten, doelstellingen en inhoud van dit SLA-document. Getekend te Rijswijk
op
Stichting Bedrijfstekpensloentonds Waterbouw
Stichting Fondsenbeheer Waterbouw
ç
—
De heet A. Struijk.
De heer A. Struijk
Wokjovor3voozitler
Wivorsvoöri Itor 11/ /
1)’
V1
De heerU.G. Crombeen Werknemarsvoorzifter
De heer.G. Crombeen Werknemersvoorzitter
5
—
2
De beschrïjving van de dienstverlening
2.1 Inhoud van de dienstverlening
SFW voert de pensioenregeling uit voor BPF. Deze SLA Is IngerIcht aan de hand van de processen die door SPvV voor de uitvoering van de pensioenregeling, vermogensbeheer en bestuursondersteuning worden verricht. Dit betekent dat do dienstverlening van SFW is ingedeeld in hootdprocessen, die vervolgens zijn gedetailleerd in subprocessen. Er zijn afspraken gemaakt zowel op het niveau van hoofd- als op dat van subprocessen. De afspraken worden beschreven in hoofdstuk 3.
2.2 Beschrijving van de processen In deze paragraaf worden de relevante hoofdprocessen van de dienstverlening door SFW aan BPF beschreven. Jaarlijks vôér 1 april zal SEW de kengetallen rapporteren op het gebied van de geleverde diensten die in de, per proces opgenomen, tabellen zijn vermeld.
1 .9.1
Pensioenadministratie
1 Onderhouden regeling en overeenkomsten Het proces Onderhouden regeling en overeenkorristen omvat o.a. de volgende activiteiten: Adviseren CAO-partijen en Bestuur Adviseren CAO-partijen en bestuur is het pro-actief en reactief informeren en adviseren van CAOpartijen en bestuur. Zodra er ontwikkelingen zijn dat er relevante (wets)wijzigingen in voorbereiding zijn, worden CAO-partijen en/of bestuur daarvan op de hoogte gesteld. Daarnaast wordt er door SFW in kaart gebracht wat de gevolgen van die wijzigingen zijn voor BPF en worden adviezen gegeven hoe CAO-partijen en/of bestuur op die ontwikkelingen kunnen anticiperen. Onderhouden pensioenregeling Onder Onderhouden pensioenregoling wordt verstaan het wijzigen van de pensioenregeling en het implementeren van de (gewijzigde) pensioenregeiing, inclusief het Informeren van de klant. Daarbij wordt het gehele proces, inclusief het verzorgen van compliance, gefaciliteerd van ontwerp tot goedkeuring door het bestuur, De Nederlandsche Bank en de Belastingdienst. Onder dit proces wordt tevens verstaan het aanpassen van de pensioenregeling aan nieuwe wet- en regelgeving. Beheren SLA De SLA is opgesteld voor de uitwerking van de pensioenregelingen tussen BPF en SFW. Onder het beheren van de SLA-afspraken wordt verstaan het beheren van de afspraken zoals die zijn beschreven in dit document. Jaarlijks worden deze afspraken herzien en worden veranderingen met het bestuur afgestemd.
6
2 Inkomende waardeoverdrachten
SFW verzorgt het proces Behandelen inkomende waardeoverdrachten voor BPF. Behandelen inkom ende waardeoverdrachten Onder Behandelen inkomende waardeoverdrachten wordt verstaan het, op initiatief van de deelnemer, verzoeken om een opgave van de overdrachtswaarde bij de voormalige pensioenuitvoerder voor het maken van een offerte voor de (nieuwe) deelnemer. Bij akkoord van de deelnemer en na ontvangst van de overdrachtswaarde van de voormalige PUO, wordt de totale over te dragen waarde als recht in de rechtenadministratie omgezet. SFW rappelleert actief openstaande waardeoverdrachten bij andere betrokken partijen indien deze de benodigde gegevens niet aanleveren binnen een bepaalde termijn. Bij een 26 rappel wordt tevens de deelnemer geïnformeerd.
Behandelen inkomende waardeovetdrachten
Aantal en bedrag inkomende waardeoverdrachten
-
Aantal en bedrag geannuleerde (niet doorgegane) waardeoverdrachten (dus misgelopen aanspraken voor BPFI
3 Onderhouden pensioencontract
Het proces Onderhouden pensioencontract bestaat uit o.a. de volgende activiteiten: Registreren en muteren gegevens Onder Muteren werkgever wordt verstaan het uitvragen van de werkgevergegevens naar aanleiding van een mutatie of de melding dat er een nieuwe werkgever is, het beheren van werkgevergegevens, zoals: naam, adres en vestigingsplaats van de werkgever en de pensloenproducten per werkgever, het versturen van een pensioenmap (brochures) bij de aanmelding van een nieuwe werkgever. -
-
-
Onder Muteren verzekerde (tevens in-/uitdiensttreding) wordt verstaan het uitvragen van de gegevens van de verzekerde naar aanleiding van een mutatie of de melding dat er een nieuwe verzekerde Is, het opnemen van de nieuwe verzekerde in de pensioenadministratie naar aanleiding van de ontvangen aanmelding (eventueel via elektronische inform atiedrager), het versturen van een staribrief en pensioenmap bij aanmelding en opname van een nieuwe werknemer, het beheren van de gegevens van de verzekerden, zoals: naam, adres, salaris van de werknemer, het jaarlijks versturen van een pensloenopgave binnen de daarvoor gestelde wettelijke termijn, het ééns in de vijf jaar versturen van een opgave met opgebouwde rechten naar slapers. het afmelden van een verzekerde in de pensioenadministratie naar aanleiding van de ontvangen overlijdensmelding (via elektronische koppeling GBA).
-
-
-
-
-
7
Behandelen uitgaande waardeoverdrachten Uitgaande waardeoverdrachten (WO) worden 100% verwerkt volgens de daarvoor geldende wettelijke bepalingen en conform uitgebrachte offerte. SFW zal de contante waarde en aanspraken naar de nieuwe pensioenuitvoerder versturen binnen 15 werkdagen na ontvangst van het verzoek tot WO voor ex-deernemers. In 99% van de gevallen zullen geen klachten over juistheid en volledigheid worden ontvangen.
Activiteït
Rapportage
Registreren en muteren gegevens
Overzicht met aantal aangemelde werkgevers, vrijwillig aangemelde werkgevers, Overzchtmetaantan-/uitdiensüreding Aantal en bedrag uitgaande waardeoverdrachten
Behandelen uitgaande waardeoverdrachten
4 Incasseren
Het proces Incasseren bestaat o.a. uit de volgende activiteiten: Volledigheid en tijdigheid premleopgaven door werkgevers Onder Volledigheid en tijdigheid premleopgaven door werkgevers wordt verstaan het periodiek verwerken van de premieopgaven door de werkgevers Bij het niet tijdig indienen van een opgave wordt contact opgenomen met de werkgever en wordt zonodig een handmatig een factuur aangemaakt op basis van geschatte loonsommen. .
Ti/digheid betaling Een rappel wordt verzonden, indien overschrijding van de betaaltermijn plaatsvindt. Maandelijks wordt beoordeeld of de deurwaarder Ingeschakeld moet worden bij achterstallige betalingen
Activiteit
Rapportage
Volledigheid en tijdigheid premieopgaven
Overcht achterstanden
ITijdigheid betalingen
-
-
Overzicht achterstanden
5 Verzorgen uitkering Het proces Verzorgen uitkering bestaat uit o.a. de volgende activiteiten:
Verzorgen eerste uitkering en muteren uitkering Onder Verzorgen eerste uitkering en muteren uitkering wordt verstaan aanvraag of mutatie van een pensioenuitkering, inclusief het berekenen nieuwe of gewijzigde pensioenuitkering. Daarnaast Informeert SFW in gewijzigde uitkeringen de uitkeringsgerechtigde over de aard en omvang middel van een netto-uitkering specificatie.
het verzorgen van de en vaststellen van de geval van nieuwe en van de uitkering door
Verzorgen periodieke uitkering Onder Verzorgen periodieke uitkering wordt verstaan het zorgen voor de maandelijkse betaling van alle verschillende pensioenuitkeringen. Jaarlijks worden er jaaropgaven verstuurd naar de uitkeringsgerechtigden.
8
Stopzetten uitkeren Onder Stopzetten uitkeren wordt verstaan het stopzetten van de uitkering aan de deelnemer vanwege één van de gronden voor stopzetting (het overlijden van de deelnemer, of door reglementaire beëindiging). Indexatie Onder Indexatie wordt verstaan het indexeren van de aanspraken van (ex-)deelnemers en de uitkeringen van uitkeringsgerechtigden. Het uitvoeren van de indexatie vindt plaats op basis van het indexatiebesluit van het Bestuur BPF tijdens de decembervergadering. SAN zal, binnen één maand nadat de deelnemersraad een positief advies heeft gegeven en in het bestuur het definitieve besluit over indexatie is genomen, de deelnemers en uitkeringsgerechtigden hierover informeren. 6 Service verstrekken
Het proces Service verstrekken bestaat o.a. uit de volgende activiteiten: Beantwoorden vragen Onder Beantwoorden vragen wordt verstaan het afhandelen van schriftelijke en telefonische
informatieverzoeken. Het gaat daarbij om verzoeken van fex-)deelnemers en werkgevers om Inzage In de persoonsgegevens, verzoeken tot extra toelichting op het reglement, verzoeken om brochures pro-forma berekeningen etc. Bij verzoeken van deelnemers om inzage worden deze conform wettelijke bepalingen behandeld. Bij het afhandelen van intormatieverzoeken verwijst SFW tevens naar relevante informatiebronnen In het bezit van de deelnemer (o.a. pensioenmap en website), waarin informatie staat vermeld. Voorlichting CAO-partijen Onder Voorlichting CAO-partijen wordt verstaan het pro-actief en reactief Informeren van CAO-
partijen. Indien SAN betrokken partijen dient te informeren over ingrijpende gebeurtenissen (bijvoorbeeld maatregelen naar aanleiding van de financiële positie van het fonds) vindt er toetsing van de uit te brengen communicatie-uitingen plaats bij het bestuur BPF voordat de betrokkenen worden geïnformeerd. Voorlichting klanten Onder Voorlichting klanten wordt verstaan het informeren van werkgevers, deelnemers en gepensioneerden. SAN informeert deze partijen pro-actief met behulp van informatiekranten en (digitale) nieuwsbrieven, zoals opgenomen in het communlcatiebeleid van het fonds. Hierin verschaft SAN informatie over (actuele) ontwikkelingen rondom de dienstverlening van SAN, de pensioenregeling, de financiële positie van het fonds en veranderingen In wet- en regelgeving, dit ter aanvulling op de informatie voortkomende uit de operationele processen. Verder verzorgt SAN op verzoek van deelnemers en werkgevers algemene presentaties over pensioengerelateerde issues. Werkgevers kunnen van SFW een opleiding op pensioengebied krijgen, zowel vanuit HRM- als financieel perspectief, zodat zij als eerste vraagbaak voor hun werknemers kunnen functioneren. Afhandelen klachten Onder Afhandelen klachten wordt verstaan het afhandelen van ieder geuit ongenoegen van een klant over de pensioenuitvoering, met als streven dit naar tevredenheid van de klant af te handelen. SFW hanteert hiervoor een klachtenrogistratiesysteem dat toezlet op het totale proces van Inname, registratie, afhandeling en nazorg. Tijdens de nazorg wordt aan de klant gevraagd aan te geven of de klacht adequaat is afgehandeld.
9
Activiteit
Rapportage
Beantwoorden vragen
Overzicht met aantal en soort informatieverzoeken Overzicht met percentage intormatieverzoeken dat niet binnen 15 werkdagen wordt afqehandeld. Overzicht aantal en onderwerp klachten
Afhandelen ldaçn
1.9.2
-
Vermogensbeheer
Het proces van vermogensbeheer bestaat uit het laten uitvoeren van een Asset Liability Management studie (ALM), het maken van een jaarlijks beleggingsplan, het beleggingsproces en de monitoring van het proces. Eenmaal in de vier jaar of zoveel vaker als noodzakelijk wordt geacht laat het bestuur RPF een ALM-studie uitvoeren. De hieruit resulterende en door het bestuur RPF vastgestelde strategische assetmix is richtinggevend voor het beleggingsbeleid in de daaropvolgende jaren. —
—
Het beleggingsplan beschrijft de structuur van het beleggingsbeleid., het beleggingsproces en de beleggingsportefeuille. Centraal in het beleggingsplan staat de vertaling van de uitkomsten van de ALM-studie naar de strategische benchmark. Het beleggingsplan omvat: • De beleggingsdoelstelling op totaalniveau, de strategische hoofdlijnen en de onderbouwing van de veranderingen in de strategische benchmark. • De allocatie naar producten, een eventueel groeipad en de rebalancingregels. • De bandbreedtes, waarbinnen de beleggingen zich per beleggingscategorie dienen te bevinden • Benchmarks per beleggingscategorie. Het plan voor de afdekking van specifieke risico’s. De normportefeuille ton behoeve van de berekening van de Z-score. • Het beleggingsplan wordt eenmaal per jaar opgesteld en vastgesteld. De portefeullieconstructie omvat de vertaling van de strategische benchmark naar de concrete ailocatie naar posities. Onderbouwing van keuzes in de portefeuilleconstructie worden verwoord in het beleggingsplan. Het rebalancen is een periodieke herschikking van de beleggingsmix, waardoor het risico van de beleggingsporteteuilie in overeenstemming blijft met het strategisch beleggingsbeleid zoals vastgelegd na uitvoering van de ALM-studie. Naar aanleiding van de besluitvorming tot wijziging van de assetmix worden participaties in beieggingsfondsen met in achtneming van het vier ogen principe gekocht resp. verkocht. Dit geschiedt ook onder hetzelfde principe voor de vastrentende portefeuille in eigen beheer. De beleggings- en financiële administratie omvat: • De administratie van de mutaties in de beleggingsportefeuille • Het registreren van de standen en verbanden in de beleggingen. • Controleren of couponbetalingen en dividenduitkeringen tijdig geschieden. Analyseren van fondsrapportages. • • Aftributieanalyse en bepaling van het allocatie- en selectie-effect. Maandelijks maakt SflN in het kader van de risicobeheersing portefeullleoverzichten, waar de weging van de asset-categorieön, de verhouding met do bandbreedtes en de rendementen in verhouding tot de benchmarks worden weergegeven. Deze overzichten kunnen SFW aanleiding geven tot het aanpassen van de boluggingsportefeulile. Per kwartaal worden de door de administratie berekende performancecijfers getoetst door Stichting Performance.
10
Activiteit
Rapportage
Laten uitvoeren van een Asset Uability Manaaement studie OpstellenaarhjksbeleggingspIan
ALM-studie niet het door het bestuur vastgesteld
Vaststellen beleggingsportefeulile rendementsoverzicht Muterenbeieggingsporteteuille Analyse portofeuillerendemonten
1 93
en
strategisch beleggingspian.
—
Belecainasolan Maandrapportage beleggingen Overzht mutaties in kwartaalanalyses
—
(tuin ijn n In
nn
I,cne
Bestuursondersteuning
1 Bestuurssecretariaat SFW verricht in het kader van het bestuurssecretariaat de volgende activiteiten voor het bestuur van BPF: verzorgen van de agenda voor bestuursvergaderingen; voorbereiden van stukken (beleidsinformatle); notuleren van bestuursvergaderingen en overige vergaderingen; initlëren en (doen) uitvoeren van genomen besluiten tijdens de bestuursvergadering correspondentie en dergelijke); uitoefenen van voortgangscontrole hierop; bewaken van de uitvoering van de acties voortkomend uit bestuursbesluiten door actieve aansporing van de betrokken bestuurder inzake de te ondernemen acties; onderhouden van het pensioenreglement en de statuten van de stichting; organiseren van opleldingsactiviteiten ten behoeve van het bestuur. -
-
-
-
-
-
-
Activiteit
Rapportage
Verzorgen bestuurssecretariaat
Per bestuursvergadering agenda, overige stukken op verzoek
notulen
en
J
2 Rapporteren
Het proces Rapporteren bestaat uit de volgende activiteiten:
Rapporteren financiële acministratie SEW verzorgt voor BPF de gehele financiële administratie. Daarin worden alle geidstrornen van RPF opgenomen. Hierover stelt SFW diverse periodieke financiële rapportages op ten behoeve van het bestuur, ni. betalingsoverzichten, premie- en uitkeringsoverzichten, beleggingsportefeullle- en
rendementsoverzichten, dekkingegraden.
11
Opstellen wettelijke rapportages SFW stelt de wettelijke jaarrekening en de DNB-staten (voor Pensioenwet) op en laat ten behoeve van BPF de accountantscontrole en de actuarlële controle uitvoeren. Na goedkeuring door het bestuur zorgt SFW voor de verstrekking van het jaarverslag aan de diverse instanties die volgens wet of afspraak het jaarverslag dienen te ontvangen. SFW draagt eveneens zorg voor het namens BPF verstrekken van informatie aan verschillende instanties, Bij de bespreking van het jaarverslag door het bestuur in de junivergadering verstrekt SFW een uitgebreide toelIchting. Activiteit
Rapportage
Rapporteren financiële administratie
uitkerings betalingsoverzichten, premieen beleggings overzichten, dekkingsgraden pqfijeenrendementsoverziphtep._ actuariële verklaring. Jaarverslag inclusief accountantsverkiaring en geen negatieve management letter m,b,t. goedkeuring van de verklaring
Opstellen wettelijke rapportages
12
3 Afspraken over de dienstverlenïng
3.1
Inhoud van de afspraken
in dit hoofdstuk wordt beschreven welke afspraken zijn overeengekomen tussen SEW en BPF. De afspraken zijn beschreven volgens het procesmodel in hoofdstuk 2. Per proces zijn afspraken overeengekomen tussen SFW en BPF met betrekking tot de juistheid (veelal uitgedrukt in het percentage van de gevallen waarin de afspraak correct wordt uitgevoerd) en lijdigheid
(veelal uitgedrukt In een doorlooptijd aangegeven vanaf een gedefinieerd beginmoment tot een eindmoment). Tevens zal er per afspraak worden opgenomen hoe frequent er door SFW hierover zal worden gerapporteerd aan BPF.
3.2
3.2.1
De atspraken over de processen
Pensioenadmînistrate
1. Onderhouden regelIng en overeenkomsten Over het proces Onderhouden regeling en overeenkomsten zijn de onderstaande afspraken overeengekomen: Nr.
Formulering afspraak
Rapportage
SFW zal binnen 6 maanden na het constateren van een gewenste wijziging In de
Halfjaar
pensioenregeling het reglement aanpassen en ter goedkeuring voorieggen aan het bestuur. Na goedkeuring van het reglement door het bestuur zal SFW het reglement binnen één maand versturen naar DNB. Eenmaal per drie jaar beoordeelt DNB integraal de reglementen. Per beoordeling worden maximaal 5 artikelen 2
definitief
(na
eventuele
discussie
tussen
BPF
en
DNB)
niet
indien het bestuur van BPF een wijziging van de pensloenregeling heeft goedgekeurd, zal SEW de regeling implementeren en zijn klanten informeren. SflN zal na goedkeuring van de wijziging door het bestuur de wijziging hebben geïmplementeerd en zijn klanten hierover geïnformeerd, op basis van een vooraf met het bestuur overeengekomen planning. In 98% van de gevallen zullen geen klachten over het informeren van de wijzigingen in het reglement worden ontvangen. -
13
Jaar
2.
Inkomende waardeoverdrachten
Over het proces Inkomende waardeoverdrachten zijn de onderstaande afspraken overeengekomen:
Nr.
Formulering afspraak
3
SAN zal het verzoek tot ontvangen van gegevens van andere pensioenuitvoerder binnen 15 werkdagen na ontvangst van het verzoek tot waardeoverdracht (WO)
apportage Halfjaar
versturen. SAN zal de offerte en de akkoordverklaring versturen binnen 15 werkdagen na de ontvangst van de gegevens van de andere pensioenuitvoerder. Inkomende waardeoverdrachten (WO) worden 100% verwerkt volgens de daarvoor geldende wettelijke bepalingen en conform uitgebrachte offerte, SFW zal de deelnemer binnen 15 werkdagen na ontvangst van de gelden schriftelijk Informeren over de WO en de ontvangen gelden verwerken. In 99% van de gevallen zullen geen klachten over juistheid en volledigheid worden ontvangen. SAN rappelleert bij WO actief andere betrokken partijen indien deze de benodigde gegevens niet aanleveren binnen 2 maanden. De klant krijgt een bericht indien door SAN een tweede en volgende rappel heeft plaatsgevonden.
4
Halfjaar
-
5
3.
Halfjaar
Onderhouden pensloencontract
Over het proces Onderhouden pensioencontract zijn de volgende afspraken overeengekomen: Nr.
8
Formulering afspraak Na de ontvangst van gegevens van werkgevers zorgt SAN dat de administratie wordt bijgewerkt. SAN zal dit binnen 5 werkdagen na ontvangst bijwerken. In minimaal 99% van de gevallen zullen geen klachten over Juistheid en volledigheid van de administratie worden ontvangen. De gegevens van de deelnemer worden door SAN verwerkt in de administratie, nadat zij zijn ontvangen van de werkgever of de verzekerde of GBA. SAN zal de tijd tussen ontvangst van de mutaties (adres, salaris, parttime wijzigingen en uitdiensifredingen) en de verwerking in de administratie uiterlijk 10 werkdagen laten bedragen. Een reactie op verzoek bij overlijden zal binnen 3 werkdagen worden gegeven. SEW zal dit in minimaal 95% van de gevallen doen binnen het hierboven aangegeven aantal werkdagen na ontvangst van de mutatie en In minimaal 99% van de gevallen zullen geen klachten over juistheid worden ontvangen. Jaarlijks verstuurt SAN een pensioenopgave binnen de daarvoor gestelde wettelijke termijn. Bij aanmelding (ontvangst bij SAN) wordt de deelnemer voorzien van informatie over de pensloenregeling en dienstverlening van SAN. SAN zal de tijd tussen ontvangst van de aanmelding, de verwerking in de administratie en het voorzien van informatie over do pensioenregeling van EPE en de dienstverlening van SAN uiterlijk 20 werkdagen laten bedragen. SAN zal dit in minimaal 95% van de gevallen doen binnen 20 werkdagen na aanmelding door de werkgever en in minimaal 99% van de gevallen zullen geen klachten over juistheid worden ontvangen. Uitgaande waardeoverdrachten (WO) worden 100% verwerkt volgens de daarvoor geldende wettelijke bepalingen en conform uitgebrachte offerte. SAN zal de contante waarde en aanspraken naar pensloenultvoerder versturen binnen 15 werkdagen na ontvangst van het verzoek tot WO voor ex-deelnemers. Nadat de afstandsverklaring van de deelnemer en de factuur van de nieuwe PUO is ontvangen, zal de contante waarde binnen 15 werkdaoen worden betaald. In 99%
Rapportage Halfjaar
-
7
8
Halfjaar
Halfjaar
-
9
14
Halfjaar
van de gevallen zullen geen klachten over juistheid en volledigheid worden ontvangen.
4.
Incasseren
Over het proces Incasseren zijn de onderstaande afspraken overeengekomen: E1
1
IrnTuL
10
SFW zal ervoor zorgdragen dat de gemiddelde debiteurentermijn maximaal 35
Halfjaar
dagen za bedragen. 1 1
SFW zal ervoor zorgdragen dat 95% van de premies binnen 3 maanden geincasseerd wordt.
Maand
5.
Verzorgen uitkering Over het proces Verzorgen uitkering zijn de onderstaande afspraken overeengekomen:
Nr. 12
Formulering afspraak SFW draagt zorg voor het verstrekken van de correcte uitkering aan de juiste persoon, op de ingangsdatum van de uitkering, conform het reglement in minimaal 99,5% van de gevallen. SFW zorgt ervoor dat in 99% van de gevallen geen klachten over juistheid en volledigheid zullen worden ontvangen over de uitkering. De uitkeringsgerechtigde die aanspraak heeft op pensioen vanwege het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd wordt geïnformeerd over zijn recht en over duur en hoogte van de uitkering. SFW zal dit in minimaal 99% van de gevallen maanden vôôr de uitkeringsdatum laten plaatsvinden 3 (ouderdomspensloen) en zal in minimaal 99% van de gevallen geen klachten over juistheid en volledigheid_van individuele uitkeringen onlvanen. uitkering wordt de Bij een wijziging/eerste toekenning van een uitkeringsgerechtigde geïnformeerd over de aard en omvang van de wijziging/eerste toekenning. SFW zal de uitkeringsgerechtigde uiterlijk binnen 10 werkdagen nadat een wijziging/eerste toekenning bekend is geworden informeren. SFW zal uiterlijk op de 276 van de maand de uitkeringen betalen aan de uitkerinqsgerechtigden. SFW zal de lopende uitkering stopzetten binnen 10 werkdagen na ontvangst van een melding hierover (overlijden en zoals beschreven in het reglement). SFW zal in minimaal 99% van de gevallen geen klachten ontvangen over juistheid en volledigheid van gedane en stopgezette uitkeringen. Uiterlijk binnen 1 maand nadat in het bestuur het besluit Is genomen over de Indexatie en de deelnemersraad een positief advies heeft gegeven, zal SFW de deelnemers en gepensioneerden hierover informeren. SFW zal de indexatie 100% juist uitvoeren.
Rapportage Halfjaar
-
73
14
15 16
17
6.
Halfjaar
Halfjaar
Halfjaar Halfjaar
Jaar
Service verstrekken
Over Service verstrekken zijn de onderstaande afspraken overeengekomen: Nr. 18
Formulering afspraak SFW za! algemene Informatieverzoeken (toesturen brochures en formulieren), die doorgaans telefonisch worden ontvangen en direct kunnen worden afgehandeld binnen 1 werkdag afhandelen. De overige informatieverzoeken (bijvoorbeeld over pro-forma berekeningen) zullen binnen 15 werkdagen worden afghandeld. Het percentage informatieverzoeken dat niet binnen i5werkdagen
15
Rapportage
Halfjaar
-
wordt afgehandeld zal worden geregistreerd en gerapporteerd. In minimaal 99% van de gevallen worden geen klachten over juistheid en volledigheid van de antwoorden op de vragen ontvangen. SflN zal, indien een informatieverzoek niet binnen 15 werkdagen kan worden afgehandeld, een ontvangstbevestiging sturen waarin een indicatie wordt gegeven van de verwachte afhandelingstermijn, inclusief de reden waarom de norm wordt overschreden. SFW doet dit In minimaal 95% van de gevallen binnen
19
In het geval van klachten krijgt de indiener binnen 2 werkdagen een ontvangstbevestiging waarin de verwachte afhandelingstermijn wordt vermeld. SFW zal binnen 10 werkdagen na afhandeling van de klacht de nazorg voltooien. SFW zal in minimaal 99% van de gevallen bewerkstelligen dat de klant aangeeft dat de klacht adeauaat is afaehandeld. De agenda worden werkdagen v5ôr bestuursstukken en 5 de bestuursvergadering en 5 werkdagen voor de deelnemersraadvergadering verstuurd. Eenmaal per jaar publiceert SFW een informatiekrant voor werknemers en gepensioneerden. Over tussentijdse actuele ontwikkelingen worden de betrokken partijen geïnformeerd met behulp van (digitale) nieuwsbrieven. Indien SFW betrokken partijen dient te informeren over ingrijpende gebeurtenissen (bijvoorbeeld maatregelen naar aanleiding van de financiöle positie van het fonds) vindt er uiterlijk binnen twee werkdagen toetsing plaats bij het bestuur BPF. Na het definitieve akkoord op de kopij worden de betrokken ptijn binnen zes werkdagen door SFW geïnformeerd.
20
21
22
—
3.2.2
Halfjaar
Halfjaar
Halfjaar
Jaarlijks
-
Vermogensbeheer
ITflT.;
23
Maandelijks maakt SFW een vermogens- en rendementsoverzlcht binnen drie weken na maandultimo.
Halfjaar
24
SFW zorgt voor een uitgebreide analyse van het beleggingsbeleid per kwartaal binnen 2 maanden na kwartaaleinde.
Halfjaar
16
3.2.3
Bestuursondersteuning
1 Rapporteren De onderstaande afspraken zijn overeengekomen met betrekking tot de onder het proces
Rapporteren beschreven activiteiten: Nr. 23
Formulering afspraak Jaarlijks wordt voor het Jaarverslag een goedkourende accountantsverklating, actuarlële verklaring en geen negatieve management letter m.b.t. de goedkeuring van de verklaring verkregen.
Rapportage
j
Jaar
SflN zal het jaarverslag: -
-
in alle gevallen een getrouw beeld laten geven van het resultaat en vermogen per ultimo verslagperiode, laten voldoen aan de wettelijke gestelde eisen en zodanig inrichten en opstellen dat een goedkeurende accountantsverklaring verkregen kan worden.
24
SflN
zorgt
ervoor
dat
het
jaarverslag,
voorzien
van
goedkeurende
Jaar
accountantsverklaring en actuariôle verklaring, voor 30 juni ter beschikking wordt oesteld aan het bestuur. 25
SFW zal het jaarverslag, voorzien van goedkeurende accountantsvorklaring, actuariële verklaring en indien voor 1 juli door het bestuur goedgekeurd, binnen de wettelijke termijn indienen bij De Nederlandsche Bank (DNB).
17
Jaar
4 Beheer Service Level Agreement
4.1
SLA-rapportage
Elk jaar rapportoert SFW op een aantal momenten om het bestuur van SPF inzicht te verschaffen. Hierin wordt gerapporteerd over de gerealiseerde afspraken en de kengetailen van de dienstverlening die in deze SLA zijn beschreven. Door middel van deze SLA-rapportage wordt het bestuur tweemaal per jaar geïnformeerd, namelijk door middel van twee halfjaarrapportages. De rapportage over het vierde kwartaal is inclusief de jaarrapportage. In de rapportage wordt het gerealiseerde niveau van dienstverlening per onderwerp vergeleken met de opgestelde norm en eventueel voorzien van een toelichting. Het model voor deze SLA-rapportage Is opgenomen In de bijlage.
4.2
SLA-overleg
De uitkomsten van de SLA-rapportages kunnen op verzoek van RPF tijdens een SLA-overleg nader toegelicht worden. Aan een dergelijk overleg nemen het bestuur van BPF en de directie van SAN deel. Wanneer het bestuur een overleg wenselijk acht wordt dit door SFW georganiseerd. Tijdens dit overleg kunnen naast de bespreking van de SLA-rapportages ook overige op dat moment relevante punten aan de orde komen.
4.3
Beheerprocedure SLA
Het bestuur van RPF en de directie van SAN zijn bevoegd tot het overeenkomen van wijzigingen in dit SLA-document. Wijzigingen kunnen kostenconsaquenties hebben. Voor wijzigingen Is onderstaande procedure afgesproken. Een voorstel tot wijziging van dit SLA-document door het fonds dient plaats te vinden aan de hand van een verzoek vanuit het bestuur van BPF aan de directIe van SFW. De voorgestelde wijziging wordt door SEW beoordeeld op haalbaarheid en (kosten)consequenties. De uitkomsten van deze beoordeling worden binnen 2 maanden na het Indienen van het wijzigingsverzoek aan het bestuur van RPF gecommunicoerd. Indien het bestuur van BPF en de directie van SAN besluiten dat de voorgestelde wijziging kan worden opgenomen in de SLA, wordt dit in de eerstvolgende bestuursvergadering formeel vastgesteld, in principe worden wijzigingen altijd per 1 januari van het daaropvolgende kalenderjaar van kracht, tenzij anders overeengekomen wordt. Een voorstel tot wijziging van dit SLA-document door SFW dient piaats te vinden aan de hand van een verzoek door het bestuur van SAN aan het bestuur van RPF. Eventuele kostenconsoquenties van de voorgestelde wijziging worden direct door SFW aangegeven aan het bestuur, Indien het bestuur van RPF en de directie van SFW besluiten dat de voorgestelde wijziging kan worden opgenomen in de SLA, wordt de voorgestelde wijziging formeel vastgesteld in de eerstvolgende
18
bestuursvergadering. in principe worden wijzigingen altijd per 1 januari van het komend kalenderjaar van kracht, tenzij anders overeengekomen wordt. Naast de bovenstaande procedures voor uitgebreide wijzigingen die per 1 januari van het komende kalenderjaar ingaan, kunnen ook wijzigingen worden overeengekomen die met onmiddellijke ingang worden doorgevoerd. Dit gebeurt in onderling overleg tussen het bestuur van BPF en de directie van SFW. Het betreft in het algemeen wijzigingen die geen vergaande consequenties voor de uitvoerIng van de ponsioenregeAng hebben.
19
BijlageA Overzicht gebruikte afkortingen en defïnitïes
Afkortmîdofiti,tio
Toehchhncj
CAO
De Collectieve Arbeidsovereenkomst Waterbouw
Deelnemer
Een deelnemer is een persoon, ten bate van wie gelden in een pensioenfonds worden bijeengebracht. In een meet algemene definitie zijn deelnemers personen die deelnemen aan de pensioenregeling en die op grond daarvan aanspraken op ouderdoms-.pre-.arbeidsonueschiktheids-en nabestaandenpensioen verwerven.
Indexatie
verhogen opgebouwde pensioenaanspraken Het en van ingegane pensioenuitkeringen vanwege de verhoging van de CAO-lonen of ter compensatie van prijsinhiatie om het pensioen waardevastte houden» -
Klacht
lntormaeverzoek
Iedere vraag van een k nt. owelscl iftelijk als t&efonisch, simpe! en complex Ieder geuit ongenoeqen van een klant, zowel schriftelijk als telefonisch_______
Klant
Onder
deelnemers, gewezen klanten worden deelnemers, verstaan uitkeringsgerechtigden, werkgevers, bestuur, deelnemersraad, werkgevers- en werknmersorganisaties.
Nabestaande
Als een verzekerde van BPF komt te overlijden, ontstaat er voor de partner recht ou partnerpensioen. Voor kinderen ontstaat er recht p wezenpensioen.
-
—
Slapers
Aanduiding voor gewezen deelnemers aan een pensioenregeling, die na beëindiging van hun deelnemerschap premievrije aanspraken hebben behouden oppensioen.
Waardeoverdracht
--.—-
Het overdragen van de contante waarde van de pensioenaanspraken om pensioenverlies te voorkomen wanneer een werknemer van pensioenregeling wisselt. Pensioenaanspraken worden daartoe afgekocht door de instelling die de pensioenregeling van de oude werkgever uitvoert, en het afkoopbedrag wordt vervolgens rechtstreeks overgedragen aan de instelling die de pensloenregeling van de nieuwe werkgever itr_
Werkgever -
Werknemer
-
Een werkgever is een rechtspersoon die valt onder de werklngssfeer van Stichting Bedriifstakpensioenfonds Waterbouw of een vriiwilUg aangesloten werkgever Een werknemer is een persoon die werkzaam is bij een werkgever die valt onder de werkingssfeer van Stichting Sedrijfstakpensioenfonds Waterbouw of een vrijwillia aanaestoten werkoever.
ALM
-_____
Asset and Liabiiitv_Manag_ement
DNB
De Nederlandsche Bank N.V
PW
Pensioenwet
-
-
_LserviceLevel Agreement
1
——
20
2
Nr.
1
artikelen definitief (na eventuele discussie tussen BPF en DNB) niet goedgekeurd_door_DNB. Indien het bestuur van PF een wijziging van de pensioenregeling heeft goedgekeurd, zal SFW de regeling implementeren en zijn klanten informeren. SFW zal na goedkeuring van de wijziging door het bestuur de wijziging hebben geïmplementeerd en zijn klanten hierover geïnformeerd, op basis van een vooraf met het bestuur overeengekomen planning. In 98% van de gevallen zullen geen klachten over het informeren van de wijzigingen in het reglement worden ontvangen.
SFW zal binnen 6 maanden na het constateren van een gewenste wijziging in de pensioenregeling het reglement aanpassen en ter goedkeuring voorleggen aan het bestuur. Na goedkeuring van het reglement door het bestuur zal SFW het reglement binnen één maand versturen naar DNB. Eenmaal pet drie jaar beoordeelt DNB integraal de reglementen. Per beoordeling worden maximaal 5
Formulering afspraak
Jaar
Halfjaar
Rapportage
____________________
BPF 2e halfjaar 2010
Geen wijzigingen in 2010.
Geen wijzigingen in 2010.
Bevindingen
Onderhouden regeling en overeenkomsten Over het proces Onderhouden regeling en overeenkomsten zijn de onderstaande afspraken overeengekomen:
1.
—
______________________
Uitvoering van de afspraken over de dienstverlening SFW
3.1.0 Pensioenadministratie
3
______________________________________
1
Halfjaar
Halfjaar
Halfjaar
Rapportage
Na de ontvangst van gegevens van werkgevers zorgt SFW dat de administratie wordt bijgewerkt. SFW zal dit binnen 5 werkdagen na ontvangst bijwerken. In minimaal 99% van de gevallen zullen geen klachten over juistheid en volledigheid van de administratie worden ontvangen.
6
Halfjaar
Rapportage
Onderhouden pensioencontract Over het proces Onderhouden pensioencontract zi1n de volgende afspraken overeengekomen:
3.
Formulering afspraak
-
Inkomende waardeoverdrachten (WO) worden 100% verwerkt volgens de daarvoor geldende wettelijke bepalingen en conform uitgebrachte offerte. SFW zal de deelnemer binnen 15 werkdagen na ontvangst van de gelden schriftelijk informeren over de WO en de ontvangen gelden verwerken. In 99% van de gevallen zullen geen klachten over juistheid en volledigheid worden ontven. SFW rappelleert bij WO actief andere betrokken partijen indien deze de benodigde gegevens niet aanleveren binnen 2 maanden. De klant krijgt een bericht indien door SFW een tweede en volgende rappel heeft plaatsgevonden.
Nr.
5
4
________________
Formulering afspraak SFW zal het verzoek tot ontvangen van gegevens van andere pensioenuitvoerder binnen 15 werkdagen na ontvangst van het verzoek tot waardeoverdracht (WO) versturen. SFW zal de offerte en de akkoordverklaring versturen binnen 75 werkdagen na de ontvangst van de gegevens van de andere pensioenuitvoerder.
____________________
3
Nr.
Inkomende waardeoverdrachten Over het proces !nkomende waardeoverdrachten zijn de onderstaande afspraken overeengeko men:
2.
aangesloten werkgevers zijn binnen 5 werkdagen verwerkt in het premiesysteGm
Alle aangeleverde gegevens van de
Bevlndingen
Een aantal pensioenfondsen konden als gevolg van de dekkingsgraad niet aan waardeoverdracht meedoen. De administratie heeft de deelnemers die een verzoek hebben ingediend op de hoogte gehouden van de vertraging.
zijn tijdig geïnformeerd. Er zijn geen klachten ontvangen.
Alle inkomende waatdeoverdrachten zijn binnen 15 dagen verwerkt en de deelnemers
Alle offertes en akkoordverklaringen zijn binnen l5daaen verstuurd.
Van alle verzoeken zijn binnen 15 dagen de gegevens verzonden.
Be’dlndingen
1
9
Over het proces Incasseren zijn de onderstaande afspraken overeengekomen:
4.
Incasseren
De gegevens van de deelnemer worden door SFW verwerkt in de administratie, nadat zij zijn ontvangen van de werkgever of de verzekerde of GBA. SFW zal de tijd tussen ontvangst van de mutaties (adres, salaris, parttime wijzigingen en uitdiensttredingen) en de verwerking in de administratie uiterlijk 70 werkdagen laten bedragen. Een reactie op verzoek bij overlijden zal binnen 3 werkdagen worden gegeven. SFW zal dit in minimaal 95% van de gevallen doen binnen het hierboven aangegeven aantal werkdagen na ontvangst van de mutatie en in minimaal 99% van de gevallen zullen geen klachten over juistheid worden ontvangen. Jaarlijks verstuurt SFW een pensioenopgave binnen de daarvoor jestelde wettelijke termijn. Bij aanmelding (ontvangst bij SflN) wordt de deelnemer voorzien van informatie over de pensioenregeling en dienstverlening van SflN. SFW zal de tijd tussen ontvangst van de aanmelding, de verwerking in de administratie en het voorzien van informatie over de pensioenregeling van BPF en de dienstverlening van SFW uiterlijk 20 werkdagen laten bedragen. SFW zal dit in minimaal 95% van de gevallen doen binnen 20 werkdagen na aanmelding door de werkgever en in minimaal 99% van de gevallen zullen geen klachten over juistheid worden ontvanQen. Uitgaande waardeoverdrachten (WO) worden 100% verwerkt volgens de daarvoor geldende wettelijke bepalingen en conform uitgebrachte offerte. SFW zal de contante waarde en aanspraken naar pensioenuitvoerder versturen binnen 15 werkdagen na ontvangst van het verzoek tot WO voor ex-deelnemers, Nadat de afstandsverklaring van de deelnemer en de factuur van de nieuwe PUO is ontvangen, zal de contante waarde binnen 15 werkdagen worden betaald, In van de gevallen zullen geen klachten over juistheid en volledigheid worden ontvangen.
______
8
7
1
1
Halfjaar
Halfjaar
Halfjaar
Alle uitgaande waardeoverdrachten zijn binnen de wettelijke termijnen verwerkt. De overdrachtswaarden zijn binnen 15 werkdagen aan de nieuwe pensioenuitvoerders meegedeeld. De deelnemers waarvan de waardeoverdracht werd uitgesteld ivm de te lage uekkingsgraad van de nieuwe pensioenuitvoerder zijn op de hoogte gebracht van de vertraging. De betalingen hebben plaatsgevonden voor het einde van de betreffende maaand, Er zijn geen klachten ontvangen.
Er zijn geen klachten ontvangen.
inloggegevens voor de pensioenplanner.
brochure ontvangen. Tevens ontvangen zij
werkdagen een informatiemap met een
pensioenregeling hebben binnen 20
Alle nieuwe deelnemers in de
Er zijn geen klachten ontvangen.
betrekkingen worden binnen 3 werkdagen een bericht gezonden naar de nabestaanden.
1 Van alle overlijdensgevallen met nagelaten
werkdagen verwerkt in de pensioen administratie.
De door het GBA aangeleverde NAW gegevens van de deelnemers zijn binnen 10
De uitkeringsgerechtigde die aanspraak heeft op pensioen vanwege het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd wordt geïnformeerd over zijn recht en over duur en hoogte van de uitkering. SFW zal dit in minimaal 99% van de laten plaatsvinden 3 maanden vâr de uitkeringsdatum gevallen (ouderdomspensioen) en zal in minimaal 99% van de gevallen geen klachten over juistheid en volledigheid van individuele uitkeringen ontvangn. Bij een wijziging/eerste toekenning van uitkering wordt de een uitkeringsgerechtigde geïnformeerd over de aard en omvang van de wijziging/eerste toekenning. SFW zal de uitkeringsgerechtigde uiterlijk binnen 10 werkdagen nadat een wijziging/eerste toekenning bekend is geworden informeren.
13
14
_________
fom,ulenng afspraak SFW draagt zorg voor het verstrekken van de correcte uitkering aan de juiste persoon, op de ingangsdatum van de uitkering, conform het reglement in minimaal 99,5% van de gevallen. SFW zorgt ervoor dat in 99% van de gevallert geen klachten over juistheid en volledigheid zullen worden ontvangen over de uitkering,
12
Nr.
Verzorgen uitkering Over het proces Verzorgen uitkering zijn de onderstaande afspraken overeengekomen:
5.
SFW zal ervoor zorgdragen dat de gemiddelde debiteurentermijn maximaal 35 daoen zal bedraaen. SFW zal ervoor zorgdragen dat 95% van de premies binnen 3 maanden gpincasseerd wordt.
10
___________
:
Formulering afspraak
Ur.
Halfjaar
Halfjaar
Halfjaar
Rapportage
Maand
Halfjaar
Rapportage
een nabetaling in de volgende maand
In de maand van pensionering zijn de gepensioneerden over de hoogte van de uitkering geïnformeerd. Indien de uitkering vanuit actieve dienst is vastgesteld, heeft er
aanvraagformulier ontvangen.
gereserveerd wegens het ontbreken van een bankrekening of BSN na het 2 maal rappelleren van de uitkeringsgerechtigde. Er zijn geen klachten ontvangen. Circa 3 maanden voor aanvang van het OP hebben de uitkeringsgerechtigden een
In bijna alle gevallen gaan de uitkeringen op de ingangsdatum van de uitkering in. In enkele gevallen dient de uitkering te worden
Bevindingen
Bevindingen Gemiddelde overschrijding kredietlimiet: 6,3 dagen (wordt rente over betekend)
!
N t.
18
Service verstrekken
1
afgehandeld binnen 1 werkdag afhandelen. De overige informatieverzoeken (bijvoorbeeld over pro-forma berekeningen) zullen binnen 15 werkdagen worden afgehandeld. Het percentage informatieverzoeken dat niet binnen 15 werkdagen wordt afgehandeld zal worden geregistreerd en gerapporteerd. In minimaal 99% van de gevallen worden geen klachten over juistheid en volledigheid van de antwoorden op de vragen ontvangen.
Formulering afspraak SFW zal algemene informatieverzoeken (toesturen brochures en formulieren), die doorgaans telefonisch worden ontvangen en direct kunnen worden
Over Service verstrekken zijn de onderstaande afspraken overeengekomen:
6.
SEW zal de lopende uitkering stopzetten binnen 10 werkdagen na ontvangst van een melding hierover (overlijden en zoals beschreven in het reglement). SFW zal in minimaal 99% van de gevallen geen klachten ontvangen over juistheid en vollediaheid van aedane en stooaezette uitkerinaen. Uiterlijk binnen 1 maand nadat in het bestuur het besluit is genomen over de indexatie en de deelnemersraad een positief advies heeft gegeven, zal SFW de deelnemers en gepensioneerden hierover informeren. SFW zal de indexatie 100% juist uitvoeren.
16
77
SflN zal uiterlijk op de 210 van de maand de uitkeringen betalen aan de uitkeringsgerechtigden.
75
Rapportage Halfjaar
Jaar
Halfjaar
Halfjaar
99% is geschied.
1 Er vindt geen registratie van 1 deze verzoeken plaats derhalve kan niet i worden aangetoond dat dit voor minimaal
Bevindingen In vrijwel alle verzoeken zijn de brochures en formulieren binnen t werkdag
bruto-nefto-berekeflg__
van de indexatie per 1 januari 2010. De gepensioneerden ontvingen ook een nieuwe
zijn middels een brief op de hoogte gesteld
Afle actieve deelnemers en gepensioneerden
Binnen 10 werkdagen zijn de lopende uitkeringen bij overlijden van de deelnemer beëindigd.
maandac daarop plaatsgevonden.
21St0
Alle uitkeringen hebben de van de maand plaatsgevonden tenzij deze datum in het weekend valt. Dan heeft de betaling de
(via het bestuur) en de uitkering is aangepast.
In één geval is er een klacht ingediend (mevr. Scheurwater in verband met afwijking uitkering van UPO. De formele procedure is doorlopen
Formulerin afspraak
Maandelijks maakt SAN een vermogens- en rendemenisoverzicht binnen drie weken na maandultimo.
SFW zorgt voor een uitgebreide analyse van het beleggingsbeleid per kwartaal binnen 2 maanden na kwartaaleinde.
23
24
Vermogensbeheer
-
SFW zal, indien een informatieverzoek niet binnen 15 werkdagen kan worden afgehandeld, een ontvangstbevestiging sturen waarin een Indicatie wordt gegeven van de verwachte afhandelingstermijn, inclusief de reden waarom de norm wordt overschreden. SFW doet dit in minimaal 95% van de gevallen binnen 5 werkdagn. In het geval van klachten krijgt de indiener binnen 2 werkdagen een onWangstbevestiging waarin de verwachte afhandelingstarmijn wordt vermeld, SFW zal binnen 10 werkdagen na afhandeling van de klacht de nazorg voltooien, SFW zal in minimaal 99% van de gevallen bewerkstelligen dat de klant aangeeft dat de klachtadeauaatjsagypdeld. De bestuursstukken en agenda worden werkdagen 5 vôör de bestuursvergadering en 5 werkdagen voor de deelnemersraadvergadering verstuurd. Eenmaal per jaar publiceert SFW een informatiekrant voor werknemers en gepensioneerden. Over tussentijdse actuele ontwikkelingen worden de betrokken partijen geïnformeerd met behulp van (digitale) nieuwsbrieven. Indien SFW betrokken partijen dient te informeren over ingrijpende gebeurtenissen (bijvoorbeeld maatregelen naar aanleiding van de financiële positie van het fonds) vindt er uiterlijk binnen twee werkdagen toetsing plaats bi] ht bestuur BPF: Na het definitie ak1oTdop de kopij worden de betrokken partij innen zes erkda en door SFWgeïnformeerd.
Nr.
3.1.7
22
—
21
20
19
1
i
Halfjaar
Halfjaar
Rapportage
Jaarlijks
Halfjaar
Halfjaar
HaIfjaT
Binnen 2 maanden na kwartaaleinde wordt deze opceleverd.
Binnen 5 werkdagen is het vermogens overzicht gereed en verzonden naar DNB. Rendementsoverzicht binnen 3 weken gereed.
Bevindingen
In de zomermaanden is een nieuwe editie van Reflecties verzonden. Er waren geen gebeurtenissen, die tot een tussentijdse raadpleging van het bestuur hebben geleid.
Akkoord
Eén klacht is ontvangen (Scheurwater). Deze is telefonisch binnengekomen waarbij direct aan de betrokkene telefonisch de procedure is kenbaar gemaakt.
Er zijn geen gevallen geweest in het 2 halfjaar van 2010.
_______
Eestuursondersteuning
Jaarlijks wordt voor het jaarverslag een goedkeurende accountantsverklaring, actuariële verklaring en geen negatieve management letter m.b.t. de
23
SFW zorgt ervoor dat het jaarverslag, voorzien van goedkeurende accountanisverklaring en actuariële verklaring, voor 30 juni ter beschikking wordt gesteld aan het bestuur.
SFW zal het jaarverslag, voorzien van goedkeurende accountantsverklaring, actuariële verklaring en indien voor 1 juli door het bestuur goedgekeurd, binnen de wettelijke termijn indienen bij De Nederlandsche Bank (DNB’).
25
laten voldoen aan de wettelijke gestelde eisen en zodanig inrichten en opstellen dat een goedkeurende accountantsverklaring verkregen kan worden.
in alle gevallen een getrouw beeld laten geven van het resultaat en vermogen per ultimo verslagperiode,
24
-
-
goedkeuring van de verklaring verkregen. SFW zal het jaarverslag:
Formulering afspraak
Nr.
-
Jaar
Jaar
Jaar
Rapportage
•
11 iuni 2010 bij DNB elektronisch ingediend.
accountant en certificerend actuaris zijn op
De staten, jaarrekening, verklaringen van de
2010 vastgesteld.
Bestuur heeft de jaarrekening op 10 juni
Jaarverslag voldeed aan alle wettelijke eisen.
managementietter omtrent deze verklaring.
opmerkingen van de accountant in de
2009 gekregen zonder aanvullende
Goedkeurende accountantsverklaring over
Bevindingen
De onderstaande afspraken zijn overeengekomen met betrekking tot de onder het proces Rapporteren beschreven activiteiten:
1 Rapporteren
3.1.2
_____________________
BIJLAGE 4: Profielschets bestuur
67
Profl&schets bestuur Versie 2$ mei 2015
inleiding 1. Het bestuur heeft op grond van de Pensioenwet een verantwoordelijkheid in het benoemingsptoces van bestuursleden. Het bestuur dient er op toe te zien dat bestuursleden voldoen aan de geschiktheidseisen en dat het bestuur als geheel voldoende gekwalificeerd is.
In het kader van die verantwoordelijkheid heeft het bestuur deze profieisch.ts bestuur vastgesteld. Deze profielschets wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de raad van toezicht. Organisatie 2. Het BPF Watorbouw is het verplichtgesteld. pensioenfonds in de waterbouwsector. De verpilchtstelling geldt voor alle werknemers aan boord van baggerschepen die (op basis van een arbeidsovereenkomst naar Nederlands recht of gedurende langere tijd) werkzaam zijn binnen de Nederlandse territoriale wateren. Daarnaast zijn een groot aantal werknemers deelnemer aan de pensioenregeling van het BPF Waterbouw op basis van overeenkomsten tot groepsgewijze vrijwillige deelneming tussen het fonds en de werkgevers. Dit betreft onder andere het in Nederland woonachtige personeel met een arbeidsovereenkomst naar Nederlands recht die aan boord van baggerschepen werkzaamheden verrichten buiten de Nederlandse territoriale wateren. Het BPF Waterbouw heeft in het kader van de invoering van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen ervoor gekozen om met ingang van 1 juli 2014 het zgn. paritaire bestuursmodel toe te passen. In de zomer van 2015 zal een wijziging worden aangebracht waarbij bestuursmodel wordt omgevormd naar paritair plus. De plus zit in de toevoeging van een onafhankelijke voorzitter aan het bestuur en het aantrekken van specifieke deskundigheid op het terrein van risicomanagement en vermogensbeheer. Belangrijke overwegingen voor de keuze van het bestuursmodel pantair plus zijn dat daarmee voordelen van een omgekeerd gemengd model zoals de onafhankelijke voorzitter en specialistische deskundigheid worden samengevoegd met de voordelen van het paritaire model ni. de betrokkenheid van belanghebbenden bij de samenstelling van het bestuur. Dit komt nog ook tot uitdrukking omd3t op een bestuurszetei die door de werkgeversvereniging wordt aangewezen een specialist vermogensbeheer zal worden benoemd. De betrokkenheid van belanghebbenden bij de aanwijzing van het bestuur is met name ook van belang gelet op een (vervolg)onderzoek dat door cao-partijen is ingesteld naar de toekomst van het pensioenfonds. £‘estu ur
BPF Waterbouw kent een bestuur dat bestaat uit zes leden waarbij 3 leden worden aangewezen door de werkgeversorganisatie, de Vereniging van Waterbouwers, 1 lid door FNV Waterbouw, 1 lid door CNV Vakmensen en 1 lid door de direct gekozen vertegenwoordigers van gepensioneerden in het verantwoordingsorgaan. Vanaf de zomer van 2015 zal een onafhankelijk voorzitter worden toegevoegd. Deze voorzitter wordt aangewezen door de overige bestuursleden en geeft leiding aan de
1
vergadering. De voorzitter is een bruggenbouwer tussen de bestuursleden maat ook tussen bestuur en cao-partijen Waterbouw. Het bestuur als geheel en ieder bestuurslid afzonderlijk behartigen de belangen van iedereen die bij het pensioenfonds betrokken is: actieve deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers. Het bestuur kent gewogen stemverhoudingen waarbij ieder werkgeversbestuurslid 2 stemmen heeft, het door FNV Waterbouw aangewezen lid eveneens 2 stemmen heeft, het door CNV Vakmensen aangewezen lid 1 stem heeft en het pensioengerechtigdenlid 3 stemmen heeft. (Jitvoering De uitvoering van het BPF Waterbouw is opgedragen aan Fondsenbeheer Waterbouw B.V. (hierna FW). FW is opgericht door RPF Waterbouw die alle aandelen houdt en de statutaire directie vormt. Daarmee wordt tot uitdrukking gebracht dat RPF Waterbouw in feite als een zelfadministrerend fonds optreedt. FW is een uitvoeringsorganisatie zonder winstoogmerk die naast de uitvoering van het RPF Waterbouw alleen de door cao-partijen in de Waterbouw-sector afgesproken bedrijfstakeigenregelingen uitvoert en niet voor partijen buiten de waterbouwsector werkzaam mag zijn.
Voor wat betreft het beleggingsbeleid laat het bestuur zich adviseren door een Beleggingsadviescommissie waarin een aantal externe specialisten zitting hebben. De uitvoering van het door het bestuur vastgestelde beleggingsbeleid is opgedragen aan de (titulaïre) directie van FW. De monitoring van die uitvoering vindt plaats door het bestuur daarbij geadviseerd door de Beleggingsadviescommissie. Medezeggensclxa p, veran 1 woording en intern toezict, t
Het RPF Waterbouw kent een verantwoordingsorgaan die beschikt over de wettelijke bevoegdheden. Het fonds beschikt voorts over intern toezicht in de vorm van een raad van toezicht met de in de wet opgenomen taak en die beschikt over de wettelijke bevoegdheden. 3,
laken en verntwncrdelijkheden ‘an het bestuur
Het besturen van een pensioenfonds is een complexe taak die een behoorlijke tijdsbesteding van de leden van het bestuur vraagt. Daarbij geldt dat de complexiteit door nieuwe wetgeving en regels, die elkaar in een hoog tempo opvolgen, nog toeneemt. Ook geldt dat het pub(iciteitsrisico en (persoonlijke) afbreukrisico voor leden van het bestuur de laatste jaren fors is toegenomen. Het bestuur stelt vast dat een kandidaat bestuurslid / kandidaat voorzitter voldoende tijd beschikbaar heeft om de taak te kunnen vervullen. Het bestuur toetst daarbij of de kandidaat met aanvaarding van de functie van bestuurslid of onafhankelijk voorzitter voldoet aan de zgn. vte-toets. Het bestuur is eindverantwoordelijk voor een goede uitvoering van de door cao-partijen overeengekomen pensioenafspraken. Het bestuur bepaalt de strategie (waaronder de beleggingsstrategie) en het te voeren beleid (waaronder het risicobeleid) van het pensioenfonds en geeft leiding aan de (uitvoerings)organisatie.
2
Het bestuur heeft voorts als taak: —
—
—
—
er voor zorgdragen dat alle belanghebbenden van het fonds zich op een evenwichtige wijze vertegenwoordigd voelen; het uitvoeren van de taken die statutair aan het bestuur opgedragen zijn; het onderhouden van contacten met de actuaris, de toezichthouders (DNB en AFM) en andere externe partijen; er voor zorgdragen dat de benodigde competenties ten behoeve van het besturen van het pensioenfonds aanwezig zijn.
Het bestuur houdt toezicht op eventuele uitbestedingen, monitort de in het kader daarvan geleverde dienstverlening op basis van de eventuele SLA, bewaakt de prijs / kwaliteitsverhouding en doet een periodieke evaluatie en beoordeling. Het bestuur is daarnaast verantwoordelijk voor de communicatie met belanghebbenden en derden. Het bestuur legt tenslotte jaarlijks verantwoording af aan belanghebbenden over de resultaten van het gevoerde beleid. Het bestuur van het BPF Waterbouw draagt een collectieve, integrale verantwoordelijkheid voor de bestuurstaak. Het bestuur kent om die reden geen onderlinge taakverdeling of verdeling van portefeuilles tussen bestuursleden maar treedt op als collectief. 4.
Geschiktheidsvcreisten en deskundigheid
Algemene eschiktheidsvereisten •
•
Voor het kunnen vervullen van de functies van bestuurslid of onafhankelijk voorzitter van BPF Waterbouw is een WO-/HBO-niveau vereist of een daarmee vergelijkbaar werk- of denkniveau; Ervaring in het besturen van een organisatie. Dit betekent dat een bestuurslid: een visie kan ontwikkelen en een strategie kan bepalen van het pensioenfonds en zijn taken kan uitvoeren met het oog op maatschappelijke ontwikkelingen; leiding / stunng kan geven aan de activiteiten van het pensioenfonds en in controle is ten aanzien van een juiste uitvoering van die activiteiten (regisseursrol); sturing kan geven aan / gevoel heeft voor bestuurlijke processen. Ruime kennis van pensioen- en vermogensbeheer en de risico’s die hiermee gepaard gaan. Op de hoogte van actuele ontwikkelingen en trends in pensioen- / vermogensbeheer en relevante wet en regelgeving. Aantoonbare affiniteit met de pensioensector en bekend met de actuele ontwikkelingen in de pensioensector. Een bestuurslid dient te beschikken over communicatieve vaardigheden zodat hij het beleid kan communiceren met de verschillende stakeholders en het pensioenfonds kan vertegenwoordigen in het extern overleg met adviseurs, toezichthouders en derden waarmee door het pensioenfonds contracten worden gesloten. Een bestuurslid dient naast zijn reguliere functie of andere werkzaamheden voldoende tijd beschikbaar te hebben voor een goede invulling van de functie van bestuurslid van het BPF Waterbouw. —
—
—
• • • •
•
Algemene deskundigheidsvereisten Een bestuurslid en de onafhankelijk voorzitter hebben kennis nodig van de volgende aandachtsgebieden: —
—
—
—
—
—
—
Het besturen van een organisatie; Relevante wet- en regelgeving; Pensioenregeling en pensioensoorten; Financieel technische en actuariële aspecten; Administratieve organisatie en interne controle; Uitbesteding van werkzaamheden; Communicatie.
[en bestuurslid is bij aanvang van zijn eerste benoemingstermîjn op alle aandachtsgebieden deskundig op niveau A en op minimaal 3 aandachtsgebieden deskundig op niveau B (zie ook Aanbevelingen deskundig en competent pensioenfondsbestuur (Pensioenfederatie april 5 2011) en Plan van Aanpak Deskundigheidsbevordecing (Pensioenfederatie oktober 2011, versie)). Voor het bestuur als geheel geldt dat op alle aandachtsgebieden tenminste 2 bestuursleden over deskundigheid op niveau 8 beschikken. Corn pete nties Voor het goed functioneren van het bestuur wordt het van belang geacht dat ieder bestuurslid (in meerdere of mindere mate) beschikt over de volgende competenties: —
—
—
—
—
probleem analyseren en oordeel vormen, analytisch vermogen,; Organisatie- en omgevingsbewustzijn hebben; samenwerken, communicatief en sociaal vaardig; kritisch, onafhankelijk en integer, besluitvaardig en resultaatgericht;
De onafhankelijk voorzitter van het bestuur dient daarnaast ook te beschikken over de volgende competenties: —
—
—
—
strategisch denken; in staat complexte materie helder samen te vatten; verbinder die partijen bij elkaar weet te brengen (bruggenbouwer); motiverend, coachend en samenbindend leiderschap.
4
Functieprofieler Het bestuur treedt op als collectief en neemt als collectief de verantwoordelijkheid voor het geheel. Zonder dit principe los te laten onderkent het bestuur echter ook dat de breedte van de noodzakelijke kennis die deze verantwoordelijkheid eist aanzienlijk is. Bij de vervulling van vacatures in het bestuur wordt daarom aan de hand van de geschiktheidsmatrix en de feitelijk in het bestuur aanwezige kennis en ervaring vastgesteld welke accenten moeten worden gelegd mde geschiktheid van een nieuw aan te trekken bestuurder. Ter ondersteuning van dat proces heeft het bestuur een tweetal functieprofielen opgesteld. In deze functieprofielen wordt, in aanvulling op de algemene eisen zoals hiervoor verwoord, een accent gelegd op een aantal specifieke kennisgebieden. Fu nctieprofiel Beleggingsbeleid, Financieel beleid en Risicomanagement
Voor het bestuurslid dat valt onder dit functieprofiel gelden de volgende aanvullende eisen: —
—
—
-
—
—
—
—
Aantoonbare actuele kennis en ervaring op het gebied van beleggen en vermogensbeheer in de meest brede zin; Aantoonbare kennis op het gebied van balansmanagementvraagstukken; kunnen denken in nominale en reële kaders en het daaraan verbinden van dekkingsgraadrisico; In staat om bestuurlijk evenwicht te bieden met betrekking tot adviezen van de Beleggingsadviescom missie en eventuele vermogensbeheerders; In staat om op objectieve wijze de rapportages op het gebied van vermogensbeheer en balans- en risicomanagement te beoordelen en te vertalen naar te nemen beleidsmaatregelen; Ervaring met organisatievraagstukken en governancemodellen. Bekend met de stichtingsvorm en de specifieke regelgeving voor de governance van pensioenfondsen; Kennis van internal control (administratieve organisatie) en audit (financieel en operationeel); Kennis van en ervaring met financiële verslaglegging; Vertaaislag kunnen maken van generieke risico’s naar fondsspecifieke risico’s, opstellen / initiëren van risico mitigerende maatregelen.
Functieprofiel Pensioenbeleid, Pensioenuitvoering
Juridische
zaken,
Communicatie
en
Voor het bestuurslid dat valt onder dit functiepcotiel gelden de volgende aanvullende eisen: —
—
—
—
Inzicht in het functioneren van het arbeidsvoorwaardelijk overleg en goed bekend met de verantwoordelijkheidsverdeling tussen arbeidsvoonwaardelijk overleg en het pensioenfonds; Goed bekend met de opzet en hoofdlijnen van de Pensioenwet en de daarop gebaseerde, nader regelgeving, fiscale wetgeving ter zake van pensioenen en de beleidscegels van onder andere toezichthouders; Bekend met de wettelijke regelingen inzake geschillen en kennis van en ervaring met klachtenafhandeling; Kennis van administratieve processen, zo mogelijk op pensioen- of aanveiwant terrein;
—
—
—
-
—
In staat om uitvoeringsaspecten bïj besluitvorming te betrekken en gesprekspartners te zijn voor de uitvoeringszaken met de uiWoeringsorganisatie; Toezicht kunnen houden op de juiste uitvoering van de pensioenregeling; Affiniteit met communicatievraagstukken, een visie op pensioencommunicatie; over voorschriften informatieverplichtingen, Bekend wettelijke met informatievoorziening van toezichthouders en maatschappelijke ontwikkelingen ten aanzien van communicatie. Toezicht kunnen houden op een juiste uitvoering van het communicatiebeleid.
Voor de voorzitter geldt dat het een technisch voorzitter is. De voorzitter is onafhankelijk en houdt zich derhalve afzijdig in discussies. De voorzitter heeft geen inhoudelijke besluitvormende en geen inhoudelijke adviserende rol maar wel een technisch besluitvormende en technisch adviserende rol. Bij de werving en selectie van de nieuw aan te trekken voorzitter ligt het accent op het functieprofiel Pensioenbeleid, Juridische zaken, Communicatie en Pensioenuitvoering. Kennis van en ervaring met liquidatie en collectieve waarde overdracht is een pré. Benoemingsprocedure De werkgeversbestuursleden worden op grond van de statuten benoemd door het bestuur op voordracht van de werkgeversorganisatie. De werknemersbestuursleden worden op grond van de statuten benoemd door het bestuur op voordracht van de beide werknemersorganisaties. Het pensioengerechtigdenlid wordt benoemd door het bestuur op voordracht van de direct gekozen vertegenwoordigers van de gepensioneerden in het verantwoordingsorgaan. 5.
De (kandidaat)voorzitter wordt aangewezen door de overige bestuursleden en benoemd door het bestuur. Het bestuur dient kandidaten te beoordelen, mede in het licht van de toetsing door DNB, en beschikt ook over een wettelijk weigeringsrecht indien het van oordeel is dat een kandidaat niet aan de profielschets voldoet. Ook de raad van toezicht kan de benoeming van een kandidaat bestuurslid / kandidaat voorzitter beletten indien deze naar het oordeel van de raad niet aan deze profielschets voldoet. Bij een vacature wordt deze profielschets ter kennis gebracht van de kandidaatstellende en benoemende organisaties waarbij wordt aangegeven om welk functieprofiel het gaat. De kandidaatstellende Organisatie stelt in het kader van de benoemingsprocedure een uitgebreid CV van een kandidaat ter beschikking van het bestuur. Het bestuur beoordeelt op basis van dit CV en een of meet gesprekken of de kandidaat voldoet aan de profielschets en meldt haar oordeel aan de betrokkene en de kandidaatstellende organisatie. Het kandidaat bestuurslid 1 de kandidaat voorzitter overlegt een recente verklaring omtrent gedrag over aan het bestuur. Na de aanwijzing door de werknemersorganisaties of de werkgeversorganisatie of de vertegenwoordigers van pensioengerechtigden in het verantwoordingsorgaan wordt een
b
nieuw bestuurslid / nieuwe onafhankelijke voorzitter door De Nederlandsche Bank (DNB) getoetst op betrouwbaarheid en geschiktheid. De formele benoeming kan dan ook pas plaatsvinden na ontvangst van een verklaring van geen bezwaar van DNB. Eerst na ontvangst van die verklaring van geen bezwaar vindt definitieve benoeming tot bestuurder / onafhankelijk voorzitter en inschrijving als zodanig bij de Kamer van Koophandel plaats. Aan een bestuurslid wordt jaarlijks een vergoeding betaald van € 25.000,= voor het verrichten van een taak van 0,2 vte. Aan de onafhankelijke voorzitter wordt een vergoeding betaald van € 37.500, verrichten van een taak van 0,3 vte.
voor het
De formele zittingsduur van bestuursleden is conform de code pensioenfondsen. De onafhankelijke voorzitter is werkzaam op basis van een overeenkomst van dienstverlening.
Profielschets bestuurpaiitalr_p1us2805201 5
7
BIJLAGE 5: Beloningsbeleid bestuur
74
Bedrîjfstakpensïoenfonds Waterbouw
Beloningsbeleid
Rijswijk, 18juni 2015 1
Overwegingen Tot medio 2015 werd de vergoeding van de bestuursleden bepaald aan de hand van SEPnorm, aangezien zowel de werknemers- als werkgeversbestuursleden in dienst waren van de vakbonden of werkgevers in de waterbouwsector. In 2015 is de bestuurssamenstelling gewijzigd door benoeming van externe bestuursleden. Dit vereist een marktconform beloningsbeleid. Onderzoek naar marktconforme beloning In 2011 heeft de Pensioenfederatie in het document Aanbevelingen deskundig en competent pensioenfondsbestuur een indicatie gegeven van vergoedingen op full-time basis voor bestuursleden van bedrijfstakpensioenfondsen. De norm, die hierbij wordt gehanteerd, is als volgt (op jaarbasis, full-time)
Beloning
Classificatie BPF Groot elrop Klein
€ 10 miljard > €1,<€lomiljard <€ 1 miljard >
€ 140.000 £125.000 £ 100.000
In 2014 heeft DNB de normatieve tijdsbesteding voor pensioenfonds-bestuurders (VrE-norm) bepaald. Voor een pensioenfonds met de omvang van BPF Waterbouw is dit 0,3 fte voor een voorzitter en 0,2 fte voor overige bestuursleden. Beide normen gecombineerd komt dit uit op een vergoeding voor een voorzitter op £ 37.500 en voor overige bestuursleden op C 25.000. Op basis van een onderzoek naar bestuurdersbeloningen bij 27 middelgrote pensioenfondsen heeft een extern bureau berekend, dat de gemiddelde beloning voor de bestuursleden bij deze fondsen voor de voorzitter £ 27.500 en overige bestuursleden € 25.000 bedraagt. Gevolgde procedure Het door het bestuur voorgenomen besluit ten aanzien van bestuursbeloningen is aan het verantwoordingsorgaan ter advies voorgelegd; deze heeft positief geadviseerd. Vervolgens is voor effectuering het voorgenomen besluit ter goedkeuring voorgelegd aan de raad van toezicht. In de vergadering van het bestuur met de raad van toezicht op 1 8 juni 2015 heeft de raad het voorgenomen beloningsbeleid geaccordeerd, waarna het bestuur dit beloningsbeteid heeft vastgesteld. Besluit Het bestuur heeft besloten tot vaststellen van de vergoeding van bestuursleden op € 25.000 per jaar. De extra tijdsbesteding van een voorzitter leidt tot een beloning van € 37.500 per jaar.
Externe bestuursleden ontvangen veelal de vergoeding via hun bedrijf; de kosten voor het pensioenfonds worden hierdoor met 21% verhoogd in verband met in rekening te brengen BTW.
Rijswijk, 18juni 2015 2
BIJLAGE 6: Beleggingsbeleid
75
Bedrïjfstakpensïoenfonds Waterbouw
Beleggingsbeleid
Versie 18 juni 2015 1
Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Doelstelling beleggingsbeleid 3. Organisatie beleggingen 4. Investment beliefs 5. Beleggingscyclus 6. Risicomanagement 7. Strategische allocatie 8, Rente-afdekkingsbeleid 9. Valutabeleid 10. Gebruik derivaten 11. Resultaatmeting en rapportage 12. Selectie en monitoring 13. Kosten beheer beleggingsportefeulile 14. Securities lending 15. Prudent person 16. Verantwoord beleggen
3
1 Inleiding In dit document Beleggingsbeleid wordt de structuur van het beleggingsbeleid, het beleggingsproces en de beleggingsportefeuille van RPF Waterbouw (RPF) beschreven. Jaarlijks wordt een Beleggingsplan geschreven, waarin wordt ingegaan op de concrete uitgangspunten c.q. richtlijnen voor beleggingen in het betreffende jaar. Het Beleggingsplan bevat gedetailleerde beleidsinformatie.
2 Doelstelling beleggingsbeleid Doelstelling van het beleggingsbeleid is de toevertrouwde middelen zo goed mogelijk te beleggen. Dit met in achtneming van de na overleg met sociale partners en fondsorganen bepaalde risicohouding binnen de grenzen van de prudent person regel. Hierbij spelen veiligheid, kwaliteit, risicodiversificatie, duurzaamheid en maatschappelijke acceptatie een belangrijke rol. Uitgangspunt bij het vaststellen van de beleggingsportefeuille zijn de aard en omvang van de verplichtingen, het gewenste risicoprofiel en de eisen die voortvloeien uit de pensioenwetgeving. Voor het pensioenfonds is de primaire doelstelling: het zorgen voor een goed en betrouwbaar pensioen voor zijn deelnemers tegen een betaalbare premie. Het is onze visie dat daar waar verantwoord beleggen bijdraagt aan deze langetermijn doelstelling het opnemen van verantwoord beleggen in ons beleggingsbeleid onderdeel is van onze fiduciaire verantwoordelijkheid.
3 Organisatie beleggingen Het bestuur van het pensioenfonds is verantwoordelijk voor het strategisch beleggingsbeleid. Daaronder wordt onder meer verstaan: • de Organisatie van het beleggingsproces; • het vaststellen van het risicoprofiel; • de strategische allocatie en bijbehorende bandbreedtes; • de keuze van benchmarks; • de bewaking van het beleggingsproces.. Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor de uitvoering van het beleggingsbeleid. Daaronder wordt onder meer verstaan: • implementatie en uitvoering beleggingsbeleid; • formulering beleggingsmanda(a)t(en); • selectie vermogensbeheerder(s); • implementatie beleggingsfonds(en); • monitoring vermogensbeheer; • regelmatige evaluatie correcte uitvoering door vermogensbeheerders.
3.7 Uitvoeringsorganisatie De uitvoering van het beleggingsbeleid geschiedt door Fondsenbeheer Waterbouw BV (FW). De statutaire directie van FW wordt gevormd door het bestuur van het RPF. Als zodanig is het RPF te beschouwen als een zelf administrerend fonds. De titulaire directie van FW (hierna directie) zorgt voor de beleidsvoorbereiding, coördinatie, het maken van de analyses en de
4
feitelijke uitvoering van de genoemde werkzaamheden. FW faciliteert het gehele beleggingsproces. De monitoring en evaluatie van de beleggingsmandaten en gecontracteerde vermogensbeheerders wordt verzorgd door FW. FVV doet hierover periodiek verslag aan het bestuur. 3.2 Befeggingsadviescommissie De Beleggingsadviescommissie (BAC) heeft een adviserende rol inzake het strategisch beleggingsbeleid, de korte termijn beleggingsallocatie en monitoring ten behoeve van het bestuur. Daarnaast kan zij naar inzicht van het bestuur worden geraadpleegd op specifieke uitvoeringsvraagstukken. De BAC vergadert hiertoe viermaal per jaar met het volledige bestuur en directie. 3.3 Vermogensbeheerders Er kunnenexterne vermogensfondsen worden gecontracteerd voor de uitvoering van het in het Beleggingsbeleid vastgelegde beleid. Elke vermogensbeheerder is vrij om binnen de in het betreffende beleggingsfonds geformuleerde richtlijnen c.q. randvoorwaarden te beleggen. Er wordt getoetst of de aangestelde vermogensbeheerders zich houden aan de overeengekomen richtlijnen c.q. randvoorwaarden. Er wordt periodiek beoordeeld of zij voldoen aan alle gestelde eisen. 3.4 Custodian De custodian is verantwoordelijk voor het bewaren van de stukken van de interne portefeuille en het administreren van deze beleggingen. 3.5 Performance specialist Een onafhankelijke performance & affributie specialist is verantwoordelijk voor de meting en rapportage van de beleggingsresultaten en het gebruik van het vastgestelde risicobudget. Deze specialist verzorgt eveneens de informatie inzameling ten behoeve van de attributie analyse en de monitoring van de beleggingen. 3.6 Externe dsicomonitoring Uit de keuzes gemaakt tijdens het regelmatig uitgevoerde ALM-proces vloeit een gewenst risico-profiel voort, dat kan worden gekwantificeerd in een risicobudget. Periodiek laat het bestuur het daadwerkelijk gelopen risico met de actuele portefeuille ten opzichte van de verplichtingen c.q. het vastgestelde risico-budget door een externe partij rapporteren. 4 lnvestment beliets Het nemen van risico op financiële markten wordt beloond. Financiële markten tenderen naar fair value. Hierdoor kan de belegger gebruik maken van mean reversion”. Allocatie bepaalt het rendement. De kern van het vermogensbeheer betreft dan ook de ALM analyse en de daaruit voortvloeiende strategische allocatie, waar tactisch in beperkte mate van kan worden afgeweken.
5
Geduld wordt beloond. Het BPF is een lange termijn belegger met een voorkeur voor beleggingsstrategieën met een lange termijn focus. RPF hanteert de filosofie dat in principe de voorkeur uitgaat naar passief beleggen, vanuit de gedachte dat financiële markten in de regel efficiënt zijn. Omdat empirisch academisch onderzoek heeft aangetoond dat het op lange termijn verslaan van de markt in veel markten een moeilijke zaak is, en omdat actief beheer duurder is dan passief beheer, geldt als default voor het beleggingsbeleid passief beheer. Er kunnen echter situaties zijn waarbij passief beleggen niet tot de mogelijkheden behoort vanwege het gebrek aan kwalitatief goede belegbare passieve alternatieven om tot de gewenste portefeuillesamenstelling (duration en landenrisico) te komen. Daarnaast geldt dat in sommige omstandigheden passieve alternatieven inherent risicovoller kunnen zijn. In dat soort situaties kan actief beheer de voorkeur verdienen. Naast dat overwegend wordt belegd in de liquide traditionele beleggingscategorieën als aandelen en obligaties, belegt BPF ook in niet-beursgenoteerd vastgoed; inflatie gerelateerde beleggingen zoals vastgoed zijn nodig voor de fondsambitie van een waardevast pensioen voor de deelnemers. Hiervoor geldt actief management. Een hoge kostenstructuur met een winstdelingsprincipe kan onderdeel zijn van deze beleggingscategorie. Dit wordt geaccepteerd zolang de verwachting bestaat dat niet-beursgenoteecde fondsen een lage correlatie hebben met het koersverloop van aandelen bij een acceptabel rendement. De mate waarin en de consistentie waarmee actief beheer binnen deelgebieden waarde toevoegt ten opzichte van passief beheer, wordt bepaald door de kundigheid van de geselecteerde manager in algemene zin. Kundigheid in algemene zin refereert aan twee kernpunten: • de vakkundigheid (skills’) en aangetoonde ervaring van de vermogensbeheerder om de benchmark te verslaan dan wel een absoluut rendement te genereren. • de kwaliteit van de interne Organisatie van de onderneming waar de beleggingsspecialisten werkzaam zijn. BPF gaat er van uit dat per beleggingscategorie en/of regio specialisten de voorkeur genieten boven generieke vermogensbeheerders. De kwaliteit van de interne organisatie is belangrijk om de expertise van de individuele beleggingsspecialisten in goede banen te leiden en om de beleggingsspecialisten gedurende langere tijd aan de onderneming te binden. Dit waarborgt, tot op zekere hoogte, de kwaliteit en de consistentie van de beleggingsperformance. BPF hanteert als uitgangspunt voor de selectie van beleggingscategorieën c.q. beleggingsalternatieven, dat deze transparant zijn en vanuit governance oogpunt met de expertise van het bestuur te beheersen zijn. Hiertoe is voldoende inhoudelijke kennis van de betreffende beleggingscategorie noodzakelijk. Uitgangspunt is dat voldoende kwaliteit binnen het bestuur aanwezig is om te kunnen beleggen in onroerend goed, aandelen en vastrentende waarden. Voor andere categorieën dient voldoende additionele kennis te worden toegevoegd.
5 Beleggingscyclus
Normaliter vindt eens in de vier jaar een ALM-studie plaats, op basis waarvan het strategische Het bestuur herjkt jaarlijks het strategisch beleggingsbeleid wordt geformuleerd. beleggingsbeleid, op basis van ontwikkelingen in de markt en de ontwikkeling van het .
6
risicoprofiel. Als deze ontwikkelingen daartoe aanleiding geven, wordt tussentijds een ALM studie verricht.
eI.dwoirnirg
t
1
implementatie
=rncntorrng
1 ALM-studie Iedere vier jaar wordt onder begeleiding van een externe deskundige een ALM-studie uitgevoerd. Voor de geldende strategische portefeuille en voor enkele varianten op deze portefeuille wordt door het externe bureau berekend wat de kansen op toeslagen, de kansen op kortingen en de invloed op de premiehoogte berekend. Hierbij hanteert het bureau economische uitgangspunten (te verwachten rendementen op de verschillende beleggingscategorieën, hun onderlinge correlatie, verwachte verloop van de rentecurve en Ioon-/prijsniveaus) Het bestuur bespreekt deze uitgangspunten met de BAC. Met behulp van een rekenmechanisme, dat uitgaat van duizenden scenario’s, wordt berekend hoe de spreiding van de uitkomsten zijn van de verschillende scenario’s bij de verschillende beleggingsportefeuilles. De bestuur heeft ter beoordeling van de uitkomsten,de volgende kwantitatieve uitgangspunten geformuleerd die het ambitie- en gewenste cisicoprofiel van het fonds het beste vertalen: • De pensioenen moeten naar verwachting over een periode van 15 jaar gemiddeld minimaal 90% van hun koopkracht behouden; • De kans dat de pensioenen moeten worden gekort mag maximaal 2,5% bedragen bij een kans dat die korting dan meer dan 10% zal zijn. Deze korting wordt uitgesmeerd over een periode van 10 jaar, waarbij jaarlijks zal worden beoordeeld of de korting nog toegepast dient te worden. Geaccepteerd wordt dat deze ambities niet op ieder moment haalbaar zijn. Zo zal bij lagere dekkingsgraden de kans op korten hoger zijn dan de geformuleerde ambitie. In de reglementen is opgenomen dat de pensioenrechten en -aanspraken in principe zodanig verminderd kunnen worden (‘korten’) dat de nominale dekkingsgraad na korten rekening houdend met het verwachte overrendement op de beleggingen, het resultaat op premies en uitkeringen zich na 10 jaar weer op het niveau van het Vereist Eigen Vermogen (VEV) bevindt. -
-
2 BelegqingscateQorieën 7
Het product van de ALM-studie is een strategische beleggingsportefeuille, bestaande uit een strategische allocatie naar beleggingscategorieën. Daarbij is sprake van een verdeling naar hoofdcategorieën (aandelen, vastrentende waarden en onroerend goed) en een verdeling in subcategorieën. Deze portefeuille en de samenstelling van de huidige en toekomstige verplichtingen vormt de basis voor het risicobudget. Dit getal wordt door een extern bureau berekend. 3 Benchmark Bij de samenstelling en invulling van de strategische beleggingsportefeuille worden passende benchmarks gekozen. 4 Beleppingsmandaten Het bestuur maakt de keuze of ten aanzien van een bepaalde asset(sub)categorie een beleggingsmandaat wordt gegeven op basis van actief of passief beheer. Het mandaat kan bestaan uit participaties in een bestaand (beursgenoteerd c.q. niet-beursgenoteerd) beleggingsfonds. 5 Vermopensbeheerder Het proces om te komen tot een keuze voor een vermogensbeheerder is beschreven in de Uitbestedingsbeleid vermogensbeheer (zie bijlage). 6 Implementatie Per geval wordt bekeken of en op welke wijze bij een wisseling van vermogensbeheerder transitiemanagement moet wordt toegepast. De kerndoelstellingen van transitiemanagement zijn: • Risicobeheersing; • Kostenreductie; • Operationele efficiëntie; • Transparantie. Een transitiemanager begeleidt het gehele transitieproces, van ‘pre-trade’ tot en met de seftlement van de laatste order, afsluitend met een ‘post-trade’ analyse.
6 Risicomanagement In alle fasen van het beleggingsproces is er sprake van risico’s die gemanaged dienen te worden. Daarnaast is er in de beleggingsportefeuille sprake van verschillende soorten risico’s. Voor de verschillende stappen van het beleggingsproces zijn risico’s geïdentificeerd waarvoor, na inschatting van de waarschijnlijkheid en omvang, bijbehorende beheersmaatregelen zijn vastgesteld. Op basis van monitoring en periodieke verslaglegging wordt gerapporteerd over risicomanagement. De belangrijkste risicocategorieën die zijn gedefinieerd: Marktrisico Het pensioenfonds neemt bewust marktrisico omdat hier, naar verwachting, een risicopremie tegenover staat. Het bestuur herijkt periodiek met behulp van een (verkorte) ALM studie het strategisch beleggingsbeleid. Hierin wordt bepaald in welke mate het bestuur bereid is marktrisico te nemen in de beleggingsportefeuille. Beheersmaatregelen: • Nadat een bewuste keuze is gemaakt voor de hoeveelheid marktrisico die wordt gelopen, wordt vastgehouden aan dit beleid tot de volgende herijking. Hierdoor wordt onduidelijke besluitvorming rondom het nemen van marktrisico voorkomen.
8
•
De verhouding van het actueel gelopen marktrisico in verhouding tot het gewenste risico (risico-budget) wordt periodiek gerapporteerd.
Rentensico Het pensioenfonds loopt renterisico doordat de waarde van de verplichtingen van het pensioenfonds anders op renteveranderingen reageert dan de waarde van de beleggingen. Het bestuur herijkt periodiek, zo nodig met behulp van een (verkorte) ALM studie, in welke mate het bestuur bereid is renterisico te nemen. Beheersmaatreg&en: • (Gedeeltelijke) afdekking van renterisico. De mate waarin wordt tenminste jaarlijks vastgesteld. • Periodiek wordt gerapporteerd over de gevoeligheid van de dekkingsgraad voor renteveranderingen. Kredietnsico Het pensioenfonds neemt bewust kredietrisico door het kopen van obligaties omdat hier, naar verwachting, een risicopremie tegenover staat. Periodiek wordt bij de evaluatie beleggingsportefeuitle herjkt in welke mate het bestuur bereid is kredietrisico te nemen. Beheersmaatregelen: • Limieten op kredietratings en/of landen en/of sectoren. • Periodiek wordt gerapporteerd over de mate van blootstelling van de portefeuille aan kredietrisico. Valutansico Het pensioenfonds loopt valutarisico doordat de verplichtingen van het pensioenfonds in euro luiden terwijl de beleggingen gespreid zijn over meerdere valuta. Naar verwachting wordt op lange termijn geen extra rendement behaald door valutarisico van ontwikkelde landen te nemen. Daarom wordt het valutarisico in principe (grotendeels) afgedekt. Voor opkomende landen is de keuze gemaakt om valutarisico niet af te dekken. Beheersmaatregelen: • Gedeeltelijke afdekking van valutarisico. De mate waarin wordt periodiek vastgesteld en gerapporteerd. Uitbestedingsnsico Uitbesteding kan de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de werkzaamheden schaden. Het risico betreft een situatie dat een uitvoerder/ manager niet handelt volgens de belangen van het pensioenfonds of dat de richtlijnen waarbinnen een manager mag opereren niet afdoende zijn gedefinieerd c.q. niet worden nageleefd. Beheersmaatmgelen: • In het Uitbestedingsbeleid vermogensbeheer zijn de maatregelen benoemd om het risico dat gepaard gaat met uitbesteden te beheersen Integnteitrisico Twijfel over de integriteit kan de reputatie van het pensioenfonds schaden. Voorbeelden van integriteitrisico zijn het benadelen van derden, handelen met voorwetenschap en witwassen. Beheersmaatregelen: • (Bewaking van) naleving van het integriteitbeleid van het fonds, waar de medewerkers van het pensioenbureau onder vallen. • (Bewaking van) naleving van de gedragscode van het pensioenfonds door het bestuur, en adviseurs medewerkers, Beleggingsadviescommissie leden van de vermogensbeheer. • Gedragscode van aangestelde vermogensbeheerders dient te voldoen aan de eisen van het pensioenfonds. 9
Den vaten Aan het gebruik van derivaten in de portefeuille is een aantal risico’s verbonden. Het gaat om: • Transacties in derivaten vragen meestal onderpand (zie onderpandrisico en liquiditeitsrisico). • Derivaten zijn vaak onderhandse contracten, die met een specifieke tegenpartij zijn overeengekomen. Dit resulteert in tegenpartijrisico (zie tegenpartijrisico). Beheersmaatregelen: • Zie onderpandrisico, liquiditeitsrisico en tegenpartijrisico. Leverage In de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds is sprake van leverage indien de exposure van de beleggingen groter is dan de marktwaarde van de beleggingen (m.n. bij onroerend goed). Vanuit de balans van het pensioenfonds gezien, kan leverage risico-reducerend maar ook risico-verhogend zijn. Tevens kan sprake zijn van risico’s bij interest rate swaps en valutatermijncontracten. Interest rate swaps of valutaderivaten, hoewel gericht op het reduceren van risico’s, kunnen gepaard gaan met onderpandvereisten. In een extreme situatie kan dit verkoop van (liquide) beleggingen vereisen. Beheersmaatregelen: • Het pensioenfonds heeft richtlijnen opgesteld voor de mate waarin leverage in de onroerend goed portefeuille is toegestaan. Deze richtlijnen zijn erop gericht om de exposure naar onroerend goed acceptabel te houden en het liquiditeitsrisico acceptabel klein te houden. • In de rapportages wordt leverage in de (deel)portefeuille(s) expliciet gerapporteerd • Daar waar voorwaarden aan de leverage zijn gesteld in de beleggingsrichtlijnen, wordt naleving van de richtlijnen maandelijks beoordeeld in de monitoring van managers en mandaten. Liguiditeitsrisico Het liquiditeitsrisico gerelateerd aan maandelijkse onttrekkingen voor pensioenbetalingen is voor het pensioenfonds beperkt. De bedragen zijn in omvang goed te managen en benodigde bedragen zijn tijdig bekend. Het gebruik van derivaten voor het afdekken van renterisico en valutarisico kunnen een groter liquiditeftsrisico veroorzaakt doordat marktbewegingen tot grote hoeveelheden benodigd onderpand kunnen leiden. Beheersmaatrege/en: • Bij het toepassen van interest rate swaps worden limieten gesteld voor de mate waarin leverage door middel van derivaten in de portefeuille is toegestaan. Tegenpartij / fai!lissementsrisico Het betreft het risico dat tegenpartijen waarmee derivatentransacties zijn aangegaan geheel of gedeeltelijk in gebreke blijven. Voor interest rate swaps, gericht op het reduceren van renterisico, geldt dat bij het wegvallen van de tegenpartij ook de afdekking komt te vervallen. De impact hiervan kan zeer groot zijn. Tegenpartijrisico hangt ook samen met concentratierisico. Beheersmaatrege/en: • Richtlijnen ten aanzien van ratingvereisten. • Voldoende tegenpartijen waarmee ISDA’s/CSA’s worden afgesloten zodat een concentratie van exposure bij tegenpartijen wordt voorkomen. De afkortingen ISDA en CSA staan respectievelijk voor International Swaps and Derivatives Association en Credit Support Annex. • Collateral management voor openstaand exposure wordt gezien de relatief geringe omvang niet gevraagd en verstrekt. • Periodieke beoordeling kredietwaardigheid tegenpartijen.
10
Concentratiensico Concentratierisico is het risico dat het pensioenfonds aanzienlijke schade loopt indien een tegenpartij niet aan zijn verplichtingen kan voldaan en de exposure naar deze tegenpartij substantieel is. Beheersmaatregelen • Aan de maximale exposure ten aanzien van een tegenpartij, zowel bij derivaten als bij vastrentende waarden worden maxima gesteld. • Aan de cating van tegenpartijen worden minima gesteld. Waardenngsrisico Waarderingsrisico is het risico dat de waardering van de beleggingen niet juist, niet volledig, niet tijdig of niet onafhankelijk is. Beheersmaatregelen: • De waardering van de portefeuille gebeurt onafhankelijk van de aangestelde vermogensbeheerders. • De looptijden van de valutatermijnderivaten zijn relatief kort en de afwikkeling valt samen met de einde van een maandlkwartaal. De waarde is derhalve af te leiden van de executie van de derivaten. • De waardering van de onroerend goed portefeuille wordt jaarlijks getoetst met behulp van het door de accountant gecontroleerde en goedgekeurde jaarverslag van de onroerend goed manager. • De waardering van participaties in beleggingsfondsen wordt jaarlijks getoetst met behulp van het door de accountant gecontroleerde en goedgekeurde jaarverslag van het desbetreffende fonds. Performancemeting en risicometing Er zijn risico’s gerelateerd aan de performance berekeningen en risicometing doordat er niet onafhankelijk of verkeerd gemeten wordt. Of dat er verkeerd gepresenteerd wordt of naar de verkeerde maatstaven wordt gekeken. Beheersmaatregelen: • Onafhankelijke performance meting. • Per kwartaal reconciliatie tussen onafhankelijke performance meting, interne performancemeting en de berekeningen van de vermogensbeheerders. • Uitgebreide rapportage waarin voor verschillende niveaus in de portefeuille over performance en risico wordt gerapporteerd. 7 Strategische allocatie Het bestuur laat in principe elke vier jaar een op Asset Liability Management (ALM) gebaseerde studie uitvoeren als basis voor het vaststellen van het strategisch beleggingsbeleid. Jaarlijks wordt bezien of dit strategische beleggingsbeleid herijkt dient te worden. Dit geschiedt door in afstemming met de beleggingsadviescommissie te bepalen of de economische uitgangspunten en/of de hoogte van de dekkingsgraad een nieuwe AL/l-studie noodzakelijk maken. De verplichtingen worden gewaardeerd door de geprognosticeerde uitkeringen te disconteten met de rentetermijnstructuur. Hieruit volgt tevens de verwachte autonome groei van de verplichtingen. Risicobudget Er is geen verplichte beperking t.a.v. tracking error ten opzichte van de verplichtingen van het pensioenfonds vastgelegd. Het risicobudget wordt namelijk bepaald op basis van de gekozen 11
strategische beleggingsportefeuille c.q. gewenste risico-profiel in het kader van de ALM-studie. Periodiek wordt het werkelijke risico in de beleggingsportefeuille en het risico voortvloeiende uit de werkelijke rente-afdekking vergeleken met het risicobudget. Rapportage vindt plaats aan het bestuur en de beleggingsadviescommissie.
Uitvoering rebalancing In het jaarlijks beleggingsplan worden de strategische assetallocatie en de bandbreedtes rondom deze strategische allocatie aangegeven. Indien de actuele beleggingsportefeuille buiten de weergegeven bandbreedte valt, vindt er in principe een rebalancing tot het strategisch gewicht plaats. Het bestuur kan besluiten dat een overschrijding van de bandbreedte .toegestaan wordt. In elke vergadering van het bestuur met de beleggingsadviescommissie wordt de samenstelling van de portefeuille besproken; hierbij wordt ook door het bestuur aan de beleggingsadvies commissie advies gevraagd over eventuele aanpassingen van de portefeuille. Het bestuur besluit vervolgens of men het advies opvolgt. 8 Rente-afdekkingsbeleid Het bestuur hanteert als uitgangspunt dat rentestanden zich bewegen rond een lange termijn gemiddelde (mean reversion). Om te voorkomen dat, in een situatie waarin de actuele rente lager is dan het lange termijn gemiddelde een verwachte toename van de dekkingsgraad uit hoofde van stijging van de rente, grotendeels wordt teniet gedaan door de mate van rente-afdekking (en omgekeerd), heeft het bestuur besloten tot een dynamische rente-afdekkingsstrategie. Op basis van een uitgevoerde ALM-studie is als uitgangspunt van beleid genomen dat bij de normaal geachte rentestand (mean) 50% van het renterisico wordt afgedekt De gehanteerde veronderstellingen voor de bepaling van deze dynamische rente afdekkingsstrategie zijn: a) 20-jarige rente b) Gemiddeld langjarig renteniveau van 3% c) Afdekking op basis van de UFR-rente d) Bandbreedte voor aanpassing rente-afdekking: < 2,5% en > 3,5% met 25% resp. 75% rente-afdekking en tussenliggende gespreide aanpassingen e) Per kwartaal aanpassen van de rente-hedge f) Realisatie van de aanpassing van de rente-afdekking middels een swapsoverlay. Het bestuur beoordeelt periodiek na inwinning van advies bij de beleggingsadviescommissie of de rente-afdekking conform deze strategie aangepast dient te worden, waarbij de actuele rentestand, de dekkingsgraad en economische vooruitzichten in ogenschouw worden genomen. —
—
a. 20-lange rente De verplichtingen van het fonds worden op basis van de RIS contant gemaakt. De door DNB maandelijks gepubliceerde RTS is opgebouwd uit een veelheid van rentetermijnen (van 1 tot 60 jaar). De gewogen gemiddelde looptijd van de verplichtingen van het fonds is begin 2015 circa 18 jaar. Om vast te stellen of de daadwerkelijke rente zich onder of boven de normrente (van 3%) bevindt, dient een marktrente bij een gelijke termijn te worden gekozen; dit dient ook een liquide punt in de markt te zijn. Om deze reden is voor het bepalen van het referentiepunt de 20-jaars rente gekozen. b. Gemiddeld langiarig renteniveau Het bepalen wat de gemiddelde rente op lange termijn zal zijn is een moeilijke zaak. Historische reeksen geven geen zekerheid voor de toekomst.
12
Het bestuur heeft, op basis van historische reeksen en expert c.q. marktverwachtingen en met de nodige prudentie, een gemiddeld langjarig renteniveau vastgesteld op 3%. c. Afdekking op basis van VER-rente Het daadwerkelijke renterisico (verschil tussen de duration van de beleggingen en de duration van de verplichtingen) is gekoppeld aan de swaprente. De verplichtingen van het fonds dienen verdisconteerd te worden met de rentetermijnstructuur, die gebaseerd is op de swaprente. Daarnaast past DNB een correctie toe op deze swapcurve voor lange looptijden. Als zodanig wordt de te hanteren UFR-rente bepaald. De beslissingen van het fonds worden gebaseerd op de dekkingsgraad, die is betekend met de UFR-rente. Het ligt daarom in de rede om ook de UFR-rentetermijnstructuur te hanteren voor de bepaling van de omvang van de rente-afdekking. d. Bandbreedte voor renteafdekking Op basis van hiervoor genoemde overwegingen wordt de volgende staffel gehanteerd: ynamische strategie UFR-rente Afdekking
Afdekking per staffel <
2,5% 25%
2,5% 3,%% 50% -
>3,5% 75%
e. Per kwartaal aanpassen van de rente-hedge In de afgelopen 15 jaar zou de rente-afdekking bij de 2,5%- en 3,5%-grens in totaal 6 keer hebben plaatsgevonden bij zowel het hanteren van een maandgemiddelde van de rente als bij de rente op kwartaal-ultimo. Aan de hand van statistisch onderzoek is gebleken dat de keuze ten aanzien van periodiciteit van het aanpassen van de rente-afdekking (maand of kwartaal) als gevolg van veranderingen in de renteniveaus nauwelijks invloed heeft op koopkracht en kortingen. Daarentegen heeft een hoge frequentie van aanpassen wel invloed op de kosten, de eisen aan de operationele inrichting en het bestuurlijk proces. Om deze redenen heeft het bestuur gekozen voor kwartaalsgewijze aanpassing. Het bestuur bepaalt ieder kwartaal of de rente-afdekking zich binnen dit beleid bevindt en of de afdekking aangepast dient te worden. De stappen van 25% naar 50%, van 50% naar 75% en vice versa zijn groot. Dit geeft bestuurlijk en uitvoeringstechnisch grote implicaties. Om deze redenen is het in kleinere stappen doorvoeren van de wijzigingen aan te bevelen. De implementatie van de dynamische rente-afdekking in het gebied tussen de 2,5% en 3,5% zal gaan in stappen van 12,5% van de verplichtingen. f. Realisatie middeîs swapsoverlay Het volledig realiseren van de gewenste rente-afdekking uitsluitend middels vastrentende waarden in de interne portefeuille is onmogelijk. De verplichtingen zijn verspreid over een zeer groot aantal looptijden. Zonder een aanzienlijk curverisico te lopen is bij een gewenste rente afdekking groter dan 25% implementatie alleen mogelijk middels een overlay. 9 Valuta beleid Het valutabeleid kan als volgt worden samengevat: • De valuta-exposure in aandelen ontwikkelde markten wordt (grotendeels) afgedekt • Valutarisico in opkomende markten wordt niet afgedekt De belangnjkste karaktenstieken van het valuta beleid: a. Vorm van beheer In eigen beheer uitvoeren en monitoren van de 13
b.
Hedgeratio
c. d.
Bandbteedte (ten opzichte van de beoogde hedgeratio) Valuta
e. f. g.
Beleggingsinstrumenten Looptijd instrumenten Frequentie
h.
Storting & onttrekking
Verwacht rendement per jaar
gewenste valuta-afdekking 75% hedgeratio van de exposure in US$ en £st van de portefeuille aandelen ontwikkelde markten en high yield obligaties. +1- 2% Deze bandbreedte wordt alleen benut om de kosten van transacties te reduceren. US$ en £st worden gehedged naar euto FX-forwards, FX-swaps (onder ISDAICSA,) 1- 3 maanden Maandelijkse monitoring en zo nodig aanpassing, aangezien in de gehedgde benchmark ook eenmaal per maand wordt gehedged. Bij rebalancing van de portefeuille ook direct zo nodig de hedge aanpassen. Bij het aflopen van de valutacontracten worden verliezen en winsten verrekend met de onderliggende aandelenportefeuilles als de bedragen boven de € 5 miljoen uitkomen. Geen verwacht rendement
10 Gebruik derivaten Derivaten vormen, als afgeleide beleggingsinstrumenten, geen aparte beleggingscategorie. De vermogensbeheerder bij een beleggingsfonds mag van derivaten gebruik maken voor zover dit past binnen het beleggingsbeleid en binnen de gestelde beleggingsrestricties. Het BPF voldoet aan de EMIR-verplichtingen door via de Kasbank de transacties door te sluizen naar een erkend transactieregister (regis-IR). 11 Resultaatmeting en rapportage Portefeuille gegevens
Intern worden met behulp van beleggingsadministratiesoftwace (Altair) de beleggingen geadministreerd. Ultimo van de maand worden de waarderingen van alle vermogenstitels aangepast op basis van externe bronnen. De custodian zorgt voor de bewaarneming en administratie van de interne vastrentende portefeuille en verricht op basis van de instructies van de uitvoeringsorganisatie alle daarop betrekking hebbende transacties. De uitvoeringsorganisatie draagt zorg voor het dagelijks muteren van de beleggingsadministratie. Maandelijks vindt een vergelijking plaats tussen de administratie van de custodian en de interne beleggingsadministratie. Op basis van deze administratie bestaat dagelijks inzicht in gegevens als: • de portefeuille overzichten in marktwaarden, begin en einde periode op transactiebasis inclusief lopende rente in euro • de aan- en verkopen op transactiebasis in euro • de vermogenswinst of —verlies in euro. Een onafhankelijke specialist berekent elk kwartaal ten behoeve van de monitoring van de beleggingsportefeuille de behaalde rendementen. Daarnaast rapporteren de vermogensbeheerders op maandbasis de resultaten van de portefeuilles die voor het pensioenfonds worden beheerd. De door de onafhankelijke specialist berekende resultaten zijn bepalend voor de bepaling van het uiteindelijke beleggingsresultaat van het pensioenfonds. Indien er een afwijking is tussen het door de specialist berekende rendement en het door de vermogensbeheerder gerapporteerde resultaat, vindt afstemming plaats tussen genoemde partijen. De maandelijkse bestuursrapportage van de beleggingsresultaten bestaat uit de volgende onderdelen: • Assetcategorieën: onroerend goed, aandelen, obligaties en liquide middelen 14
Onderverdeling van de assetcategorieën naar resp. sectoten / regio’s / aard van de debiteur Van elk van de vier bovengenoemde onderdelen van de rapportage wordt maandelijks weergegeven: • De stand per einde maand weergegeven in euro en in procenten, afgezet tegen de normweging en toegestane bandbreedtes volgens het jaarlijkse beleggingsplan • De rendementsontwikkeling over de afgelopen periode afgezet tegen de benchmark • De rendementsontwikkeling in het kwartaal tot en met de maand en in het jaar tot en met de maand afgezet tegen de benchmark. • Duration vastrentende portefeuille (per sub-categorie) en duration van de verplichtingen • Actuele en beleidsdekkingsgraad en gemiddelde interne rentevoet volgens de DNB rentetermijnstructuur. •
In elke vergadering van het bestuur met de beleggingscommissie wordt een door de uitvoeringsorganisatie vervaardigde uitgebreide en gedetailleerde rapportage en analyse van de rendementen per vermogensbeheerder over het afgelopen kwartaal besproken. Deze rapportage gaat vergezeld van een door Sprenkels & Verschuren opgestelde kwartaal rapportage Evaluatie afdekking van het renterisico.
15
12 Selectie en monitoring 72.1 Selectie van vermogensbeheerders De procesgang rondom het selecteren van externe vermogensbeheerders is vastgelegd in het document Uitbested ingsbeleid vermogensbeheer. 72.2 Monitonng van beheerders Er is een raamwerk opgezet t.b.v. de monitoring van beleggingsmandaten en vermogensbeheerders. Met behulp van dit monitoring raamwerk wordt elk kwartaal de belegg ingsportefeuille geëvalueerd. Eenmaal per jaar wordt een evaluatiegesprek gevoerd met de externe vermogensbeheerders en custodian. Hierbij komen de volgende aspecten aan de orde: • Behaalde rendementen ten opzichte van de benchmark • Kosten • Security lending • ISAE-rapportages • lntegriteitsbeleid 13 Kosten beheer beleggingsportefeuille De belangrijkste kosten van het beheer van de beleggingsportefeuille zijn: • de kosten van het bestuur en de uitvoeringsorganisatie • de kosten van vermogensbeheer • de kosten van transacties • de kosten van de custodian • de kosten van de externe performance- en monitoring specialist • de kosten van specifieke systemen t.b.v. het beheer van de beleggingen Elk jaar worden deze kosten gerapporteerd aan het bestuur en de beleggingsadviescommissie. In het jaarverslag worden de kosten vermogensbeheet conform de aanbevelingen van de Pensioenfederatie uitgesplitst. 14 Securities lending Het bestuur heeft als uitgangspunt dat niet actief wordt meegewerkt aan het uitlenen van door het fonds gehouden aandelen en obligaties. Van de intern gehouden vastrentende portefeuille worden geen stukken uitgeleend. Bij de selectie van beleggingsfondsen wordt rekening gehouden met het securities lending beleid van de fondsmanager. Indien geen passende fondsbeheerders beschikbaar zijn voor sectoren, waarin het fonds wil beleggen, dan mag de maximale omvang van securities lending slechts 5% (op enig tijdstip in het jaar) van de portefeuille zijn. 15 Prudent person Volgens artikel 135 PW moeten pensioenfondsen een beleggingsbeleid voeren in overeenstemming met de prudent-person tegel en moeten daarbij de volgende uitgangspunten in acht genomen worden: • de waarden worden belegd in het belang van de aanspraak- en pensioengerechtigden; • de beleggingen in een bij het fonds aangesloten werkgevers worden tot een bepaald niveau beperkt; • de beleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Jaarlijks beoordeelt de waarmerkend actuaris of aan deze voorwaarden is voldaan. In de overige hoofdstukken van de Beleggingsstrategie zijn verschillende aspecten van prudent governance, en ALM-studie, risicohouding person zoals nader uitgewerkt, beleggingsportefeuille en —richtlijnen en derivaten.
16
16 Verantwoord beleggen
Het bestuur heeft de volgende definitie, visie en beleid met betrekking tot verantwoord beleggen vastgesteld: Definitie ‘Verantwoord beleggen is beleggen waarbij bewust rekening gehouden wordt met financiële, sociale, govetnance en milieuoverwegingen’. Visie Voor het pensioenfonds is de primaire doelstelling te zorgen voor een goed en betrouwbaar pensioen voor zijn deelnemers.tegen een betaalbare premie. Het is onze visie dat daar waar verantwoord beleggen bijdraagt aan deze langetermijndoelstelling het opnemen van verantwoord beleggen in ons beleggingsbeleid onderdeel is van onze fiduciaire verantwoordelijkheid. Doelstelling Voor het pensioenfonds is de doelstelling van verantwoord beleggen tweeledig: Verantwoord beleggen dient in beginsel bij te dragen aan een beter risico-rendementsprofiel van de beleggingen van het pensioenfonds; Door middel van verantwoord beleggen wil het pensioenfonds de (toekomstige) maatschappelijke acceptatie van het pensioenfonds waarborgen. Beleid Het bestuur werkt aan de implementatie van de visie en doelstelling middels concreet beleid, waarbij de volgende strategieën m.b.t. verantwoord beleggen gehanteerd worden: • Uitsluiten Uitsluiten sluit aan bij de wens van het pensioenfonds om maatschappelijk geaccepteerd te blijven op de lange termijn. Uitsluitingen zijn gebaseerd op bestaande (internationale) juridische kaders. Zo worden bedrijven die clustermunitie-activiteiten hebben, zoals gedefinieerd in artikel 21a van het Besluit marktmisbruik (Wft 2013) uitgesloten. • Intecirale waardenanalyse Integrale waardenanalyse sluit aan bij de wens van het pensioenfonds om goede rendementen op lange termijn te genereren. Daar waar ESG-factoren potentieel een financiële meerwaarde leveren worden deze in beleggingsbesluiten meegenomen. Aan bestaande vermogensbeheerders wordt verzocht om informatie te verstrekken over de plaats van ESG in hun beleggingsprocessen. Bij de selectie van nieuwe vermogensbeheetders wordt het beleid van de beheerder t.a.v. de rol van ESG in het beleggingsproces meegenomen als een van de selectie criteria. • Stemmen Stemmen sluit zowel aan bij de wens van het pensioenfonds om maatschappelijk geaccepteerd te blijven als bij de wens om goede rendementen op lange termijn te genereren. Onderzoek toont aan dat er een sterke positieve correlatie is tussen goede governance van ondernemingen en financiële performance. Daarnaast wordt het uitoefenen van stemrecht gezien als een maatschappelijke verantwoordelijkheid van institutionele beleggers.
Rijswijk, 18juni 2015
17
BIJLAGE 7: Beleggingsplan 2015
92
STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS WATERBOUW
Beleggingsplan 2015
8 december 2014
1
lnhoudsopciave PaQina
1.
Algemene uitgangspunten en beleidsmatige doelstellingen
3
2.
Macro-economisch beeld, verwachtingen en beleggingsconciusies
5
3. 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8
Risico’s Rentemismatchrisico Infiatierisico Valutarisico Aandelenrisico Kredietrisico Markirisico Portefeulilerisico Decompositie naar risicobronnen
8 8 9 9 9 9 10 10
4. 4.1 4.2 4.2.1 4.2.2 4.2.3 4.3 4.4
Assetmix Strategische assetallocatie Tactische assetallocatie 2015 Aandelen Onroerend goed Vastrentende waarden Beleggingsrestricties Rebalancing
11 11 12 13 14 15 15
2
1. Algemene uitgangspunten en beleidsmatige doelstellingen Meerjarenbeleid Het door het Bedrijfstakpensioenfonds Waterbouw (het fonds) te voeren beleggingsbeleid wordt bepaald door lange termijn overwegingen en is er op gericht de zekerheid, dat aan de verplichtingen voldaan kan worden, te waarborgen. Op grond hiervan wordt een beleid gevoerd waarbij vanuit een basisstreven naar veiligstelling van de nominale aanspraken en derhalve, binnen beperkte risicogrenzen (het risico van onderdekking) en tegen een aanvaardbare premie (laag en stabiel) een situatie wordt gecreëerd, waarin enerzijds een bestendig toeslagbeleid kan worden gevoerd en anderzijds een zo hoog mogelijk rendement op het belegd vermogen wordt behaald. Het lange termijn beleid is gebaseerd op inzichten, die voortkomen uit een geïntegreerde benadering van de verplichtingen en beleggingen van het fonds. Hiertoe wordt periodiek een asset- and liability management (ALM-)studie uitgevoerd. De op termijn beoogde verdeling van het vermogen over verschillende kernmarkten en de daarbij toegestane bandbreedtes worden bepaald naar aanleiding van de uitkomsten van dit onderzoek. In de ALM-studie wordt ook aangegeven wat de ontwikkeling van het toeslagresultaat, het pensioenresultaat en de dekkingsgraad is bij de verschillende economische scenario’s (2,5% en 97,5% percentiel). Daarnaast wordt periodiek bezien of de werkelijke beleggingsporteteuille, rekening houdend met de actuele dekkingsgraad en de actuele economische parameters, binnen de bandbreedtes van de ALM-studie valt. In november 2014 is een voorlopige ALM-studie uitgevoerd. In de loop van 2015 zal door het nieuwe bestuur worden bezien of, in welke mate en op welke wijze invulling dient te worden gegeven aan rente-afdekking in het kader van balansmanagement en of er wijzigingen in de beleggings-samenstelling en —uitvoering doorgevoerd zullen worden. Dit zal aanleiding zijn om een nieuwe ALM-studie uit te voeren. De conclusie van het bestuur naar aanleiding van de voorlopige ALM-studie was, dat de strategische verdeling van de beleggingen geen aanpassing behoeft ten opzichte van voorgaande jaren. In het jaarlijks op te stellen beleggingsplan moet aangegeven worden welke bandbreedtes in het komende jaar worden gehanteerd met betrekking tot de strategische en tactische verdeling over de diverse kernmarkten, alsmede de spreiding over regio’s en/of sectoren. Toegelaten beleggingscategoneën Beleggingen vinden uitsluitend plaats in de volgende vier beleggingscategorieën: aandelen; vastrentende waarden; onroerend goed; liquiditeiten. Derivaten Derivatentransacties kunnen worden aangegaan om tijdelijk posities te vergroten of te verkleinen in omstandigheden, waarin het economisch niet verantwoord of gewenst is om de (beleidsmatig) nagestreefde assetmix te realiseren door middel van aankopen en verkopen van beleggingen. levens kunnen derivaten ingezet worden om valuta- en koersrisico’s te neutraliseren. Het is niet de doelstelling om resultaat te genereren met een separate derivatenportefeuille. Beleggingsadviescommissie De beleggingsadviescommissie adviseert het bestuur van het fonds ten aanzien van het beleggingsbeleid, in het bijzonder ten aanzien van het beleggingsplan. De
3
beleggingsadviescommissie adviseert daarnaast het bestuur ten aanzien van de oordeelsvorming over de uitvoering van het beleid, de tactische assetallocatie en overige uitvoeringsaangelegenheden. Het bestuur van het fonds beslist over de samenstelling van de beleggingsadviescommissie.
Directie
Binnen het door het bestuur vastgestelde beleidsmatige kader wordt door de directie van de Stichting Fondsenbeheer Waterbouw als gemachtigde voor het fonds uitvoering gegeven aan het beleggingsbeleid. De hiermee verband houdende werkzaamheden hebben onder meer betrekking op: de voorbereiding en advisering met betrekking tot het te voeren beteggingsbeleid ten behoeve van het bestuur; de tactische assetallocatie, waaronder wordt verstaan het vaststellen van de gewenste positie binnen de door het bestuur aangegeven bandbreedten voor aandelen, vastrentende waarden en onroerend goed, alsmede de gewenste nadere indelingen en bandbreedtes binnen deze beleggingscategorieën. de advisering aan het bestuur met betrekking tot de eventuele aanstelling van externe vermogensbeheerders; het onderhouden van de aandelen-, vastrentende- en onroerendgoed-portefeuilles op basis van de adviezen van de externe adviseurs fFDA); het houden van toezicht op de uitvoering van het vermogensbeheer bij externe vermogensbeheerders. *
-
-
-
-
4
2. Macro-economisch beeld, verwachtingen en beleggingsconciusies Algemeen Nadat zich in 2013 tekenen van economisch herstel aandienden, hapert de mondiale economie en zijn projecties voor 2014 en 2015 door internationale instellingen neerwaarts bijgesteld. De wereldhandelsgroei is gematigd. In het grondstoffencomplex doen zich grote prijsveranderingen voor. Met name bij de olieprijzen is in het bijzonder de schaliegas- en olierevolutie in de Verenigde Staten van belang. De VS is hard op weg om in grote mate zeifvoorzienend te worden in de energiebehoefte. Ook speelt het Chinese hervormingsbeleid een rol. Binnenlandse onevenwichtigheden worden aangepakt en er wordt ingezet op een belangrijke transformatie van een exportgeoriënteerde economie naar één die zich sterker richt op de binnenlandse vraag. Dit verandert onder meer de compositie van de Chinese import. Grote grondstofproducenten zijn wat betreft productiecapaciteiten daar mogelijk slecht op voorbereid. Bovendien speelt ook de tegenvallende conjunctuur in enkele delen van de wereld een rol. Al met al is over brede linie een neerwaartse druk op grondstoffenprijzen waarneembaar, wat sterk heeft bijgedragen aan een daling van de inflatie in veel landen. Het globaliseringsproces verandert. vooral bilaterale China probeert hierbij vrijhandelsakkoorden met landen in de regio te sluiten. Daartegenover staan mogelijke vrijhandelsakkoorden tussen Europa en de VS (TtIP) en tussen Europa en Canada. De VS proberen daarnaast een akkoord te sluiten met de landen rond de Grote Oceaan (TPP). Deze kunnen in de komende jaren een extra impuls aan de wereldhandelsgroei bieden. Financieringsonevenwichtigheden zijn in de belangrijkste economische blokken de afgelopen jaren enigszins verminderd. Overheidstekorten dalen in de meeste landen, met Japan als notoire uitzondering, terwijl lopende-rekeningonevenwichtigheden over het geheel genomen gering zijn. De dalende overheidstekorten in de VS en in de eurolanden verhullen evenwel duidelijke verschillen, waarbij de eurolanden zich bewust richten op een tekortbeperkend beleid, terwijl deze aanpassing zich in de VS vooral voltrekt dankzij een gunstiger conjunctuurbeeld. In zeker opzicht kent de eurozone als geheel, vergeleken met de andere grote economieën, relatief weinig onevenwichtigheden in de financiële sfeer. Dat neemt niet weg dat met name de VS zich in het afgelopen jaar hebben ontwikkeld tot de belangrijkste drijvende krachten van de mondiale economische groei. -
Reële, financiële en monetaire sfeer in de belangrijkste economieën In de VS toont de private sector als geheel (gezinnen en bedrijven) reeds enige tijd een daling van het besparingsoverschot, waarbij het overschot bij de gezinnen aanvankelijk was ontstaan na het losbarsten van de financiële crisis in 2008. Met andere woorden, hoewel in netto termen nog steeds wordt gespaard, neemt tevens de kredietverlening weer toe. Bij de sector gezinnen gaat dat nog wat aarzelend en concentreert het zich vooral op het opnemen van consumptief krediet: banken zijn nog erg terughoudend om nieuwe hypotheken te verlenen. Bij de aantrekkende consumptieve vraag en consumptief krediet geldt de stijgende werkgelegenheid nadrukkelijk als stimulans. Dit reflecteert tevens de ontwikkeling in de sector bedrijven, die zich de laatste jaren meer voortvarend toont om de goede winstontwikkeling te vertalen naar een sterkere investeringsbereidheid. Daartegenover laat het overheidstekort de laatste jaren een welhaast spectaculaire daling zien, wat vooral een weerspiegeling is van stijgende belastinginkomsten voor de Amerikaanse overheid. De Amerikaanse monetaire autoriteiten wijzen er in hun communicatie naar de markt steeds meet op dat zich een duurzame economische groei en een structurele daling van de werkloosheid voordoet. Een verkrapping van het monetaire beleid zal niet lang meer op zich laten wachten. Tot dusver gaat de Federal Reserve in dit opzicht uitermate behoedzaam te werk, waaruit mogelijk een zekere angst voor marktverstoringen bij een verhoging van de beleidsrente blijkt. Hoewel de Federal Reserve benadrukt dat de komende jaren de rente hoogst waarschijnlijk laag zal blijven in vergelijking met wat historisch als normaal’ wordt beschouwd, blijft een aanzet tot normalisatie van de rentestructuur onvermijdelijk en misschien ook wel wenselijk, met name met het oog op het vermijden van excessen in het 5
financiële systeem die juist tot ontwikkeling komen bij een (te) laag niveau van de rente dat (te) lang wordt gehandhaafd. Het economisch beeld in de eurozone geeft aan dat hier voorlopig nog geen sprake zal zijn van een monetaire verkrapping, zeker niet in 2015. De economische groei is zwak en blijft achter bij de verwachtingen. De inflatie daalt, deels het gevolg van de grondstoffenprijsontwikkeling, en er wordt gevreesd voor een zichzelf versterkende deflatiespiraal. Dit heeft zich geuit in een neerwaartse druk op de lange rente. De oorzaken van de zwakke economie kunnen worden gezocht in geopolitieke spanningen (Oekraïne crisis, Midden-Oosten), maar belangrijker is misschien het gegeven dat het begrotings- en monetair beleid niet in staat is geweest om voldoende adequaat en effectief te reageren op de uitdagingen van de afgelopen jaren. Gedurende de euro-crisis was de inzetbaarheid van begrotingsbeleid als macro-economisch stabiiisatie-instrument nagenoeg nihil door de zorgen omtrent de houdbaarheid van overheidsschulden en het ontbreken van een gemeenschappelijk vangnet voor de financiering van overheden. In de eurolanden werd in een vroeg stadium ingezet op de sanering van overheidsfinanciën om vertrouwensherstel van financiële markten te waarborgen. Nieftemin was lange tijd in veel eurolanden sprake van een onevenredig hoge rente en een fragmentatie van financiële markten, wat de effectiviteit van het monetaire beleid ondergroef. Inmiddels is de intensiteit van de crisis geluwd, maar wordt nog steeds sterk ingezet op een accommoderend monetair beleid. Met recente maatregelen wordt het bankwezen opnieuw van extra liquiditeiten voorzien en is gestart met een variant van kwantitatieve versoepeling die zich bezig houdt met aankopen van door het bankwezen uitgegeven, op verpanding van bankkrediet gebaseerde, financiële instrumenten (ABS). Bovendien heeft de aanpassing van de afgelopen jaren, ondanks alles, belangrijke onevenwichtigheden verminderd en de uitgangspositie voor groei verbeterd. Dit heeft zich reeds in de meeste eurolanden die onderhevig waren aan een EU/IMF-programma inmiddels vertaald in een daling van de werkloosheid en een bovengemiddelde economische groei. Japan blijft eveneens sterk leunen op een accommoderend monetair beleid, maar in tegenstelling tot de eurozone wordt hier wel de ruimte genomen om ook te stimuleren via het begrotingsbeleid. Daarmee zijn dan ook twee van de drie zogenaamde pijlen’ gedefinieerd van de strategie waarmee de Japanse premier Abe enige tijd geleden furore heeft gemaakt in een poging om een einde te maken aan de decennia van verlammende deflatie. De monetaire versoepeling, en de resulterende depreciatie van de yen, betekent feitelijk een afwenteling van de aanpassingslasten op het buitenland. Voortzetting van het beleid om de derde fase structurele hervormingen concreet te maken, daarmee een positieve opwaartse spiraal van lonen, binnenlandse vraag en prijzen te creëren, mist echter vooralsnog overtuiging. Dit roept twijfel op over de slagingskans van de strategie. Een complicerende factor is bovendien dat het overschot op de lopende rekening in de laatste jaren is weggesmolten, grotendeels als gevolg van energie-importen na de nucleaire ramp in 2011. Hiermee dreigt Japan te veranderen van een land met een beleggingsprobleem tot een land met een financieringsprobleem. Immers, een tekort op de lopende rekening impliceert feitelijk een afhankelijkheid van het buitenland voor de financiering van binnenlandse tekorten. Bij een hoge overheidsschuld zoals die in Japan (240 % BBP) en een aanzienlijk overheidstekort (8%) is dat geen geruststellend gedachte. Het Japanse beleid moet derhalve uiteindelijk simultaan leiden tot lagere besparingen van de private sector, hogere economische groei en als resultante een lager overheidstekort. De strategie is niet zonder risico. De haalbaarheid hangt mede af van de internationale acceptatie van het Japanse beleid. —
—
De economische ontwikkeling in China is van toenemend belang voor de wereldeconomie. De Chinese overheid heeft onderkend dat de houdbaarheid van het traditionele exportgerichte groeimodel niet onbeperkt is en streeft naar een transformatie van het groeimodel dat meer steunt op binnenlandse vraag. Deze verschuiving vereist wijzigingen in
6
het investeringspatroon, accenten op andere groeisectoren, sociale hervormingen, aanpassingen in de structuur van openbaar bestuur en meer flexibiliteit in het financiële stelsel. Tegelijkertijd wordt getracht excessen in bepaalde sectoren onroerend goed, bouw, schaduwbankensysteem tegen te gaan. Een overgang naar een volledig vrij kapitaalverkeer en een vrij zwevende valuta wordt niet binnen afzienbare tijd verwacht, aangezien de Chinese overheid hiermee een belangrijk instrument in het aanpassingsproces uit handen zou geven. Het Chinese beleid is risicovol en gaat mogelijk van tijd tot tijd gepaard met enige druk op de economische groei. Niettemin beschikt de centrale overheid ruimschoots over middelen om voldoende economische stabiliteit te waarborgen. —
—
Verwachtingen, risico’s en beleggingsconsequenties
Op basis van de geschetste achtergronden is het aannemelijk dat de mondiale economische groei vooralsnog gematigd maar positief blijft. De VS zijn belangrijke dragers van de groei. In dat licht kan worden verwacht dat van de industrielanden in de VS als eerste de aanzet zal worden gegeven tot een normalisatie van de rentestructuur, terwijl in andere grote geavanceerde economieën eurozone en Japan het monetaire beleid vooralsnog accommoderend blijft. Grote verschillen bestaan ook in het begrotingsbeleid. In Japan blijft deze sterk stimulerend; in de VS wordt, binnen een strikt kader waarbij uitgaven worden afgebakend door het reguliere ritueel van de verhoging van het schuldenplafond, vooralsnog een neutraal begrotingsbeleid gevoerd waarbij tekorten door de positieve conjunctuur kleiner worden; in de eurozone blijft het beleid vooral gericht op tekortreductie, waarbij de toenemende internationale kritiek op het Duitse bezuinigingsrecept in samenhang met de lage investeringsniveaus in veel eurolanden evenwel ruimte openen voor een minder restrictief begrotingsbeleid vergeleken met voorgaande jaren. Enige zorg bestaat in financiële markten over de lage inflatie, waarbij wordt gevreesd voor een deflatiespiraal die de bestedingen verder onder druk zal zetten. Een tijdelijk lage inflatie is echter enerzijds juist ook een weerspiegeling van het (pijnlijke) aanpassingsproces dat in veel landen in de afgelopen jaren is gevoerd, waarbij een verbetering van de concurrentiepositie is gerealiseerd. Anderzijds impliceert de lage inflatie voor huishoudens, zeker wanneer dit voor een groot gedeelte voortvloeit uit dalende grondstoffenprijzen, een koopkrachtverbetering en is daarmee een stimulans voor de economie. Een neerwaartse deflatiespiraal is onwaarschijnlijk gegeven de middelen die beleidsmakers tot hun beschikking hebben. De onvermijdelijke aanzet tot normalisatie in de rentestructuur in de VS heeft gevolgen voor het lange einde van de yieldcurve. Een stijging van de lange rente in de VS zal hoogst waarschijnlijk tevens doorwerken in de rentestructuur in de eurozone. In combinatie met de gematigd positieve verwachtingen voor de reële economie maakt dit beleggingen in de vastrentende waarden relatief risicovol. De divergerende mondiale economische en monetaire ontwikkelingen ondersteunen vooralsnog de dollar. Op termijn blijft de dollar evenwel kwetsbaar, met name gezien de structureel dalende trend van kapitaalstromen naar de VS, in combinatie met het aanhoudende Amerikaanse besparingstekort. —
—
—
—
7
3.
Belangrijke risico’s
31 Rentemismatchrisico De dekkingsgraad fluctueerde sterk de laatste jaren onder invloed van de wijzigingen in de rentetermijnstructuur. Eind december 2012 was de dekkingsgraad 104,5% bij een interne rekenrente van 2,39%; door oplopende rente in 2013 was de dekkingsgraad ultimo 2013 117,5% (interne rente 2,72%). De dalende rente in 2014 tot 2,03% eind oktober heeft de dekkingsgraad doen afnemen tot 110,5%. De beleggingsresultaten hebben in deze periode de dekkingsgraad positief beïnvloed (2013: rendement 9,7%; 2014 tot en met oktober 7,4%). Invloed rentedaling De duration van de nominale verplichtingen van het fonds (circa € 950 miljoen) bedraagt ultimo oktober 2014 circa 16,7 jaar. De vastrentende waarden (circa € 400 miljoen) hebben momenteel een duration van 6,8 jaar Bij de samenstelling van het belegd vermogen ultimo oktober en de omvang van de nominale verplichtingen heeft de verlaging van de interne rekenrente volgens de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur met 1%-punt (van 2,0% tot 1,0%) een daling van dekkingsgraad met 13% naar 97% tot gevolg. Bij een huidige fultimo oktober 2014) berekende interne rekenrente van 2,03% is het ‘vastzetten” van de rente vanuit rendementsperspectief niet aan te bevelen. Ondanks dat de rente nog kan dalen, lijkt de kans op een stijging bij deze rentetermijnstructuur hoger dan de kans op een daling. Hierbij moet nog worden aangetekend dat door de invoering van het nFTK pas tot korting moet worden overgegaan bij een (12 maands gemiddelde) beleidsdekkingsgraad van 92%; en ook in dat geval kan de te verrichten korting over 10 jaar worden uitgesmeerd. Twee belangrijke redenen om het rente mismatch risico (gedeeltelijk) af te dekken zijn: • Minder fluctuaties in de dekkingsgraad door verlaging rente mismatch met nominale verplichtingen • Voldoen aan de korte termijn restricties van het nieuwe Financiële ToetsingsKader (nFrFÇ. Tegenover de korte termijn restricties van het nFFK staan de lange termijn doelstellingen van het fonds: het tenminste nakomen van de nominale pensioentoezeggingen en het streven naar het nakomen van de toeslagambitie. De verwachting is dat de rente op middellange termijn gematigd zal stijgen; bij het grotendeels afdekken van het renterisico wordt de up side van de dekkingsgraad door een verwachte rentestijging misgelopen. Dit beleid is gedurende 2014 wederom enkele malen in de bestuursvergaderingen en in de vergaderingen met de BAC aan de orde geweest en telkens herbevestigd. In 2015 zal een beleidskader worden ontwikkeld, waarin wordt aangegeven bij welke dekkingsgraden en/of rentestanden een aanpassing van de omvang van de rentemismatch kan plaatsvinden. lnflatierisico De doelstelling van het fonds geeft aan dat er naast veiligstelling van de nominale aanspraken gestreefd wordt naar een verantwoord rendement dat hoog genoeg is om de toeslagambitie mogelijk te maken bij een acceptabel risico. De toeslagambitie houdt in dat er rekening moet worden gehouden met toekomstige verhogingen van pensioenrechten op basis van de loon- en prijsinflatie. Het risico voor het fonds van een hoge inflatie wordt 3.2
8
gedempt doordat de toeslag voorwaardelijk is. Op lange termijn zullen de beleggingen in zakelijke waarden (vastgoed en aandelen) een positieve correlatie hebben met inflatie. Via specifieke instrumenten zoals inflatie gerelateerde obligaties of infiatieswaps zou dit risico verder kunnen worden beperkt. Uit de studie met Cardano in 2009 bleek dat het effect van rente- en/of inflatiehedging op de nominale dekkingsgraad van verschillende scenario’s, zoals een geleidelijk herstel, forse inflatie, deflatie en stagflatie tot sterk verschillende uitkomsten leiden. De conclusie was dat het huidige beleid om geen verdere inflatiehedging te verrichten, het meest opportuun is. Dit is nog steeds het standpunt voor 2015. De verwachting van het bestuur, gebaseerd op de adviezen van de beleggings adviescommissie, is dat de kans op een spoedig optreden van een blijvende forse inflatie (4 5%) zeer gering is. Mocht een dergelijke inflatie optreden dan is de verwachting dat de centrale banken dit kunnen pareren. 3.3
Valutarisico Het fonds dekt strategisch het merendeel van de risico’s van koerswijzigingen voor de belangrijkste valuta (US-dollar, £-sterling en s(en) af. Daar waar mogelijk is, wordt belegd in naar euro’s gehedgde beleggingsfondsen. Voor het overige wordt de exposure in US-dollar en £-sterling afgedekt middels valutatermijncontracten. Er is afgezien van een hedge van de valuta’s uit de Pacific en Latijns America naar de euro in verband met de veelheid van de valuta’s en de onmogelijkheid om dit efficiënt uit te voeren. Dit aspect en de trend dat valuta in opkomende landen tijdens groei zullen appreciëren, heeft het bestuur op advies van de beleggingsadviescommissie doen besluiten deze valuta niet af te dekken.
3.4 Aandelenrisico Het risico op sterk dalende aandelenkoersen wordt momenteel niet afgedekt. Het vastklikken van de koersen weerhoudt het fonds in de toekomst te profiteren van herstellende koersniveaus. De kosten van eenzijdig afdekken van het risico op dalende koersen is hoog. Ook het gebruik maken van een collar verlaagt de lange termijn doelstelling van het fonds. Frequent wordt beoordeeld of vanuit risicoperspectief deze handelswijze herzien moet worden. Door het hanteren van een passieve beleggingsstijl worden grote afwijkingen van de benchmark op regio-niveau voorkomen. Het totale resultaat op aandelen kan van de benchmark afwijken als gevolg van een andere weging van de regio’s ten opzichte van het belegg ingsplan. 3.5 Kredietrisico Binnen de vastrentende portefeuille komen een groot aantal titels voor van zowel obligaties van Europese staten als van ondernemingen in de financiële sector en in de niet-financiële sector. Het is de laatste jaren duidelijk geworden, dat naast het risico bij het bedrijfsleven ook een risico van wanbetaling aanwezig is voor Europese staten. Door het hanteren van een minimale rating bij het aangaan van een belegging (lnvestment Grade) en het regelmatig beoordelen van de ratings van de titels in de portefeuille wordt het risico beheerst. Spreiding van de portefeuille over een groot aantal debiteuren levert een grote bescherming tegen waardedaling van deze assetcategorie.
3.6 Marktrisico Met de opkomst van de financiële problemen van enkele landen uit de periferie van het euro gebied is in diverse gremia de toekomst van de euro ter discussie gesteld. Het verbreken van de monetaire unie zal zeer verstrekkende gevolgen hebben voor de economie van niet
9
alleen de perifere landen, maar ook van geheel Europa en daardoor ook van de rest van de wereld zowel op de obligatie- als op de aandelenmarkt. Het bestuur is van mening dat het risico op een dergelijke gebeurtenis door de getroffen en voorgenomen maatregelen van Europese instituties is afgenomen en derhalve zijn geen maatregelen getroffen om dit risico verder te mitigeren.
3.7 Portefeuillerisico De werkelijke portefeuille kan afwijken van de modellering in de ALM—studie door gebruik te maken van bandbreedtes bij de verschillende assetcategorieën en door het afwijken van de werkelijke portefeuille binnen een assetcategorie ten opzichte van de benchmark uit de ALM. 3.8 Decompositie naar risicobronnen Door Kasbank is in 2014 berekend dat het risicobudget van de feitelijke portefeuille ultimo september 2014 14,4% bedraagt ten opzichte van 15,5% bij de portefeuillesamenstelling inclusief bandbreedtes volgens de ALM-studie. De risico opbouw van de portefeuille is als volgt: Risicocategorie Renterisico Overheidsobligaties Credits Credits High Yield Aandelen Onroerend goed Totaal
1
Aandeel 7,3%
-1- 0,5% 0,0% 01% 6,9% 0,6% 14,4%
In 2012 heeft het bestuur een crisisplan vastgesteld, waarin enkele scenario’s zijn beschreven met in voorkomende gevallen mogelijk te nemen maatregelen. In een dergelijke spoedeisende situatie zal na telefonische consultatie van de beleggings adviescommissie en het bestuur direct actie genomen kunnen worden.
10
4. 4.1
Assetmix Strategische assetallocatie
Uit de recente ALM-studie, in samenwerking met Ortec is verricht, resulteerde de volgende asset-mix. Befeggingscategorie Aandelen Ontwikkelde markten Opkomende landen Vastrentende waarden Staatsobligaijes Credits High Yield Onroerend goed fleverage Liquiditeiten -
-
-
-
-
<
40%)
Strategische assetallocatie 40% 36% 4% 50% 22% 25% 3% 10% 0%
Rekening houdend met de huidige dekkingsgraad, de uitkomsten van de ALM-studie, het feitelijke risicobudget en het advies van de beleggingsadviescommissie heeft het bestuur op 8 december 2014 besloten om voor het jaar 2015 de onderstaande strategische assetallocatie te hanteren. Beleggingscategorie Aandelen Onroerend goed Vastrentende waarden Liquiditeiten
Strategische assetallocatie 40% 10% 50% 0%
Bandbreedte 30 5— 40 0—
—
—
50%
15% 55%
10%
Deze assetallocatie is de benchmark voor de te behalen rendementen in 2015, zowel voor de interne publicaties als voor de Z-score. In de interne publicatie zullen ook de benchmarks van deelporteteuilles worden getoond. 4.2 Tactische assetallocatie 2015
Vanuit de lange termijn strategie bezien wordt de assetmix 2015 gelijk gehouden aan de strategische mix. In de volgende tabel is aangegeven welke categorieën begin 2015 worden over- resp. onderwogen. De huidige lage rente op staatsobligaties en credits maakt deze beleggingscategorie vanuit rendementsperspectief momenteel minder aantrekkelijk; temeer als we het risico in ogenschouw nemen dat een rentestijging tot een negatieve waardemutatie zal leiden. Aangezien in de komende maanden voor aandelen nog een gematigde koersstijging wordt verwacht en de hiervoor genoemde aspecten van vastrentende waarden, wordt het jaar begonnen met een overweging van aandelen ten koste van vastrentende waarden. Bij onroerendgoedtondsen is de mogelijkheid tot verkopen van (een deel van) het belang beperkt. Alleen bij het woningtonds van Altera is sprake van een kopersmarkt. Dit is een beleggingsfonds zonder leverage, waar de voorkeur van het 6FF naar uitgaat. De overige fondsen zijn nog illiquide.
11
Beleggïngscategorie Aandelen Onroerend goed Vastrentende waarden
Portefeuille 31-10-2014 47% 9% 37%
Strategische assetallocatie 40% 10% 50%
7%
0%
Uquide middelen
Begin 2015 deze assetcategorie overwegen overwegen onderwegen overwegen
Hierna wordt de nadere invulling van het beleid voor de drie beleggingscategorieën toegelicht. 4.2.1
Aandelen
Voor een Nederlands pensioenfonds hoeft de aandelenportefeuille geen afspiegeling te zijn van de wereldwijde marktkapitalisatie. De vooruitzichten voor de ontwikkelingen van de verschillende aandelenbeurzen is meet bepalend voor de allocatie van de middelen. Het is echter wel gewenst een ankerpunt te hebben om te voorkomen, dat jaarlijks grote verschuivingen in de aandelenportefeuille plaatsvinden. Door veel te switchen op basis van verwachtingen wordt ook een hoog risico gelopen op verkeerde keuzes in de jaren. Door te werken met een bandbreedte ten opzichte van de meerjarige norm kan worden ingespeeld op de specifieke verwachtingen van de koersontwikkeling in een regio. De verdeling van de eigen aandelenportefeuille ultimo oktober 2014 ten opzichte van de marktkapitalisatie large caps was als volgt. gio
Portefeuille
Markt
31-10-2014
kpitallsatie
Europa USNCanada pan Developed Markets Pacific Emergîng Markets Asia Emerging Markets Latijns Amerika Emerging Markets EMEA
Regio
Portefeuille 31-10-2014 51%
Europa USA Japan Developed markets Pacific Emerging Markets Asia Emerging Markets Latijns Amerika Emerging Markets EMEA
51% 32% 0% 5% 8% 4% 0%
-
Strategische allocatie 2015 50%
54% 7% 4% 7% 2% 2%
—
Bandbreedte 40 —60%
32% 0% 5%
35% 0% 5%
8%
5%
0
4%
5%
0
0%
0%
0
30 40% 0 -10% 0 10% —
—
-
—
—
10% 10%
Benchmark FTSE Europe AW Developed Markets Index *) MSCI USA NDR hedged i MSClJpanp!ded MSCI AC Asia Pacific ex Japan NDR ) MSCI AC Asia Pacific ex Japan NDR ) MSCI Latijns Amerika NDR
-
*) het £-sterling belang wordt voor 75% gehedged
—
5%
MSCI Emerging EMEANDR
Markets
) het belang in US$ wordt voor 75% gehedged ) de regios developed markets pacific en emerging markets asia zijn opgenomen in één beleggingsfonds en hebben daarom een gezamenlijke benchmark.
12
Belegd wotdt in inde)c[ondsen van Vanguard en State Street. Afdekken valutaposities Het afdekken van de valutaposities voor aandelen wordt gedaan voor 75% van de exposure naar US-dollar en £-sterling. Maandelijks wordt de exposure bepaald en bij grote financiële instellingen met een goede rating doorgerold en aangepast aan de actuele exposure. Tot 2008 werden de dollar en de euro als safe haven beschouwd. Deze valuta worden in onrustige tijden als veilig beschouwd, waarbij beleggers dan in deze valuta genomineerde beleggingen aangaan, hetgeen leidt tot een toename van de waarde van deze valuta. Door de crisis in 2008 is de status van de euro als safe haven aangetast. Gedurende deze situatie kan door het verlagen van de mate van afdekking van het valutarisico resulteren in het verlagen van het risico van de aandelenportefeuille als geheel. Als gevolg hiervan is besloten de valuta afdekking vanaf 2014 te verlagen van 100% naar 75%. De valuta in emerging markets worden niet afgedekt. De reden hiervoor is enerzijds een praktische: de belangen in de individuele valuta zijn relatief klein en het atdekken is relatief duur. Anderzijds betreffen dit landen, die in opkomst zijn en waarvan verwacht mag worden dat in lijn met de opgang van de economie in deze landen ook de valuta zal appreciëren ten opzichte van de euro. 4.2.2 Onroerend goed Aangezien in de ALM-studie voor het geprognosticeerd rendement, risico en correlatie met andere beleggingscategorieën is uitgegaan van beleggingen in direct onroerend goed, dient ook voor de allocatie van middelen aan deze assetcategorie dit het uitgangspunt te zijn. De spreiding uit de ROZ-samenstelling is de basis voor de ALM-studïe. Categorie Woningen Winkels Kantoren Bedrijfsruimte/overig
—________
Portefeuille 31-10-2014 40% 49% 9% 2%
—
ROZ-spreiding 2014 55% 28% 15% 4%
Het bestuur heeft besloten in de loop van 2015 onder aansturing van het nieuwe bestuur een onderzoek te verrichten naar de samenstelling en management van de onroerend goed portefeuille.. De niet-beursgenoteerde onroerend-goedfondsen (CBRE, Altera en Morgan Stanley) hebben het karakter van direct onroerend goed. Bij een aantal fondsen is er sprake van financiering met vreemd vermogen; in feite heeft het onroerendgoedfonds hierdoor meer geïnvesteerd in direct onroerend goed dan het eigen vermogen van dat fonds weergeeft. Circa 40% van de portefeuille wordt belegd in fondsen zonder leverage; de rest heeft enige leverage. Er wordt alleen belegd in onroerend-goedfondsen met een leverage van maximaal 40%. Mocht de leverage tijdens het houden van de participatie deze grens overschrijden, dan wordt beoordeeld door het bestuur of de participatie vervreemd moet worden. Ten opzichte van de ROZ-verdeling is er eind 2014 een lagere weging voor woningen, kantoren en bedrijtsruimtes ten faveure van winkels. Het belang in winkels zal in 2015 afnemen door de liquidatie van CBRE Retail France Belgium (7% van de onroerend goed portefeuille). De inschatting van zowel Altera als CBRE is dat het totaalrendement van woningen in 2015 hoger zal zijn dan dat van winkels. De keuze voor een geringe allocatie naar kantoren was gemaakt vanuit de gedachte, dat door de overcapaciteit in kantoorpanden het nog geruime tijd zal gaan duren alvorens de prijzen zich zullen normaliseren, ook op het A-segment waarin onze investeringen zich bevinden. In 2015 zal het belang in kantoren en woningen door additionele investeringen toenemen.
13
De markt voor bedrijfsruimtes is door de overcapaciteit en de lagere Europese importen van consumentenartikelen niet florissant. Het bedrijfsruimtefonds, waar we momenteel in beleggen, liquideert de komende jaren al haar objecten. Er zal niet in een nieuw fonds worden geïnvesteerd.
ëategorie Woningen Winkels Kantoren Bedrijfsruimte
Portefeuille 31-10-2014 40% 49% 9% 2%
Strategische allocatie 2015 45% 35% 20% 0%
Bandbreedte
Benchmark
40 50% 30 40% 15 25% 0 5%
ROZ/IPD ROZ/IPD ROZJIPD ROZ/IPD
—
—
—
—
won. gecorr wink. gecorr kant. gecorr bedr. gecorr
Voor de beleggingen in onroerend-goedtondsen middels participaties wordt als norm een gecorrigeerde ROZ/IPD-index gehanteerd. De ROZ/IPD-index heeft betrekking op directe beleggingen. Teneinde een juist vergelijk mogelijk te maken voor de indirecte beleggingen, wordt de ROZ!IPD-index gehanteerd onder aftrek van 0,60% zijnde de beheerskosten van de externe fondsmanager van het onroerend goed. De bedrijfsruimteportefeuille en een deel van de winkel- en kantorenportefeuille heeft betrekking op investeringen in Europese (euro-)landen. Bij gebrek aan een goede benchmark voor deze categorie wordt de RO1’IPD index gehanteerd. Het bedrijfsruimtetonds wordt binnenkort opgeheven; de opbrengst uit hoofde van verkoop van de objecten wordt aan de participanten uitgekeerd. Er wordt niet overwogen weer een belang in deze assetcategorie te nemen. 4.2.3 Vastrentende waarden Belegd wordt voornamelijk binnen de eurozone in overheidspapier en credits in de categorie lnvestment Grade (rating AAA BBB). Mocht de rating tijdens het houden van de obligatie deze grens overschrijden, dan wordt beoordeeld of de obligatie vervreemd moet worden. Een deel van de beleggingsruimte is beschikbaar voor High Yield (rating
Categorie
Portefeuill 31 -1 0-2014 44% 47% 9% 0%
Overheid Credits High Yield Deposito’s >6 mnd Duration
—
1
Strategische allocatie 2015 45% 50% 5% 0%
6,8
7,0
Bandbreedte 35 40 0— 0—
—
—
1
Benchmark
55% 60% 10% 10%
6,0—8,0
EFFAS EFFAS EFFAS 0
1
De staatsobligaties en credits zijn opgenomen in een interne portefeuille en worden intern beheerd onder advisering van Financiële Diensten Amsterdam. Als richtsnoer voor de verdeling van de interne vastrentende portefeuille wordt de indeling volgens de benchmark naar risico’s, uitgedrukt in de S&P-rating gehanteerd. Eind september 2014 was de situatie als volgt:
AA A BBB Lager
portefeuille 2% 36% 25% 37% 0%
benchmark 10% 26% 21% 37% 6%
14
Voor de credits hanteren we voor de interne toetsing de Merryl! Lynch EMU Corpotates benchmark; voor High Yield hanteren we als de interne benchmark de Merrili Lynch Global High Yield 58—5 rating. De benchmark voor de berekening van de Z-score is de EFFAS EMU Government Bond All > 1 year Total Return Index. De duration van het credit omniversum is circa 4. Om op een gemiddelde duration van de vastrentende portefeuille uit te komen van 7, dient de duration van de portefeuille staatsobligaties circa 10 te zijn. Daarom wordt als benchmark voor interne beoordeling voor deze categorie de EFFAS EMU Government Bond 5+ years Index gehanteerd. Het afdekken van de valutaposities voor High Yield wordt gedaan voor 75% van de exposure. De in USdollar luidende obligaties worden door de fondsmanager (Pimco) volledig gehedged naar Euro. Maandelijks wordt de overexposure bepaald (25%) en aangepast aan de gewenste exposure. In 2015 zal worden onderzocht of de assetcategorie Hypotheken toegevoegd kan worden als sub-categorie binnen credits. De assetcategorieën Deposito’s > 6 maanden en Liquiditeiten zijn opgenomen om in tijde van grote onzekerheid de exposure naar overige assetcategorieën te kunnen verminderen; tevens dient deze categorie om tijdelijk gelden te stallen voor komende rebalancing. Deposito’s kunnen worden geplaatst bij A+ banken of bij door de overheid aangehouden banken.
4.3 Seleggingsrestricties Voor de beleggingen moeten onder andere de navolgende beleggingsrestricties in acht worden genomen: 1. Het aangaan van short posities is niet toegestaan; 2. Niet meer dan 5% van het belegd vermogen mag worden belegd in individuele aandelen of obligaties. Hiervan zijn uitgezonderd leningen van overheden welke beschikken over een AA÷ rating; 3. Niet meer dan 5% van het belegd vermogen mag worden belegd in individuele niet beursgenoteerde aandelen of participaties (met uitzondering van institutionele beleggingsfondsen). 4. De directie van de Stichting Fondsenbeheer Waterbouw is zonder voorafgaande toestemming van het bestuur niet bevoegd geld ter beschikking te stellen aan een derde in het kader van discretionair beheer. 4.4 Rebalancing
Maandelijks wordt beoordeeld of de portefeuille moet worden gerebalanced naar de vaste strategische assetallocatie (zie voorstaande tabellen). Hierbij geldt de visie van het bestuur (na consultatie van de beleggingsadviescommissie) als uitgangspunt. In principe dienen de gewichten van de verschillende assetcategorieën zich binnen de daarvoor gedefinieerde bandbreedtes te bevinden. Het bestuur kan besluiten tot het overschrijden van de bandbreedtes.
15
BIJLAGE 8:Uitbestedingsbeleid vermogensbeheer
107
Stichtïng Bedrïjfstakpensïoenfonds Waterbouw
Uïtbestedîngsbeleïd Vermogensbeheer
Vastgesteld: 16april 2015
1. Inleiding Het doel van deze notitie is om de procesgang rondom het selecteren van externe vermogensbeheerders in kaart te brengen en vast te leggen. Hoofdstuk 2 gaat in op de doelstelling van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Waterbouw (BPF) bij het selecteren van een externe manager, gevolgd in hoofdstuk 3 door de beleggingsfilosofie. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de selectieprocedure en ontslagprocedure, gevolgd door het onderwerp transitiemanagement in hoofdstuk 5. Afgesloten wordt in hoofdstuk 6 met wie binnen BPF welke verantwoordelijkheid voor dit proces draagt. 2. Doelstelling Het beleggingsbeleid van BPF is er op gericht met goede beleggingsresultaten, binnen een vastgesteld risicoprofiel, bij te dragen aan realisatie van de pensioenambitie waarbij optimalisering van beleggings-, premie-, toeslagen- en kortingenbeleid als kernfunctie wordt verondersteld. Het doel van de beleggingsresultaten van de externe managers is het minimaal evenaren van een benchmark. De doelstelling van de procedure managersselectie is het ondersteunen van het beleggingsbeleid van BPF daar waar het de selectie, aanstelling en het ontslaan c.q. vervangen van externe vermogensbeheerders betreft. Tevens is de selectieprocedure leidend bij de te verrichten handelingen door de uitvoeringsorganisatie Fondsenbeheer Waterbouw BV. 3. Beleggingstilosofie BPF hanteert als uitgangspunt voor de selectie van het soort beleggingscategorieën, dat deze transparant zijn en vanuit governance oogpunt met de expertise van het bestuur te beheersen zijn. Hiertoe is inhoudelijke kennis van de betreffende beleggingscategorie noodzakelijk. Vanuit de huidige kennis is besloten zich te beperken tot onroerend goed, aandelen en vastrentende waarden. BPF maakt ten aanzien van beleggingen in onroerend goed, aandelen en high yield geen eigen beleggingskeuzes in individuele vermogenstitels. Deze verantwoordelijkheid is neergelegd bij de externe managers. Vanuit de behoefte van het bestuur om het risicoprofiel en de duration (vanuit rentebeleid) van de vastrentende waardenportefeulile te kunnen bepalen, geschiedt de invulling van deze beleggingscategorie door het fonds zelf. Hier is geen sprake van uitbesteding, waardoor deze interne portefeuille niet onder het uitbestedingsbeleid valt. Jaarlijks wordt in het beleggingsplan een normportefeuille vastgesteld waarin het bestuur de procentuele weging bepaalt van de verschillende beleggingscategorieën, eventueel nader gespecificeerd naar regio. Tevens worden jaarlijks bijbehorende benchmarks vastgesteld. De doelstelling is dat het lange termijn rendement van de beleggingsportefeuille van BPF minimaal gelijk of hoger is dan deze benchmarks. BPF hanteert de filosofie dat in principe de voorkeur uitgaat naar passief beleggen. Omdat empirisch academisch onderzoek heeft aangetoond dat het op lange termijn verslaan van de markt een moeilijke zaak is, en omdat actief beheer duurder is dan passief beheer, geldt als default voor het beleggingsbeleid passief beheer. Er kunnen echter situaties zijn waarbij passief beleggen niet tot de mogelijkheden behoort vanwege het gebrek aan belegbare passieve alternatieven om tot de gewenste portefeuillesamenstelling (duration en landenrisico) te komen.
4-
Daarnaast geldt dat in sommige omstandigheden passieve alternatieven inherent risicovol zijn, bijvoorbeeld voor vastrentende portefeuilles. In de standaard marktwaarde gewogen indices maken de ondernemingen en landen met de grootste schulden, het grootste deel uit van de index. In dat soort situaties kan actief beheer lonend zijn door het vermijden van de grootste risico’s. De aandelenportefeuille wordt in principe passief belegd. De regionale verdeling wordt jaarlijks vastgelegd in het beleggingsplan. Naast dat overwegend wordt belegd in de liquide traditionele beleggingscategorieën als aandelen en obligaties, belegt BPF ook in niet-beursgenoteerd vastgoed. Hier geldt slechts actief management. Een hoge kostenstructuur met een winstdelingsprincipe kan onderdeel zijn van deze beleggingscategorie. Dit wordt tot op heden geaccepteerd vanwege de verwachting dat niet-beursgenoteerde fondsen een minder volatiel verloop hebben en een lage correlatie hebben met het koersverloop van aandelen. De mate waarin en de consistentie waarmee actief beheer binnen deelgebieden mogelijk is, wordt bepaald door de kundigheid van de geselecteerde manager in algemene zin. Kundigheid in algemene zin refereert aan twee kernpunten: 1. de vakkundigheid (skills’) en aangetoonde ervaring van de vermogensbeheerder om de benchmark te verslaan dan wel een absoluut rendement te genereren. 2. de kwaliteit van de interne Organisatie van de onderneming waar de beleggingsspecialisten werkzaam zijn. BPF gaat er van uit dat per beleggingscategorie en/of regio specialisten de voorkeur genieten boven generieke vermogensbeheerders. De kwaliteit van de interne organisatie is belangrijk om de expertise van de individuele beleggingsspecialisten in goede banen te leiden en om de beleggingsspecialisten gedurende langere tijd aan de onderneming te binden. Dit waarborgt, tot op zekere hoogte, de veiligheid van de aan de vermogensbeheerder toevertrouwde gelden en de consistentie van de beleggingsperformance. 4. Selectieprocedure en ontslagprocedure 4.1 Selectieprocedure De aanstelling van externe managers vindt plaats na het doorlopen van een stappenplan. 1. Bepalen profiel externe manager 3’ profielnotitie. 2. Vaststellen van kandidaat managers 3’ voorlopige long list. 3. Het selecteren van een beperkte lijst van geschikte managers door screening op performance, zowel korte als lange termijn 3 definitieve long list. 4. Een nadere analyse van de partijen op de definitieve long list waarbij het accent ligt op de kwalitatieve aspecten (organisatie, beleggingsproces, risk management, etc) voorlopige short list. 5. Face-to-face meetings en/of conference calls met de managers op de voorlopige short list definitieve short list. 6. On site visits en due-diligence onderzoek bij de managers op de definitieve short list 7. Analyse ‘on site visits’ en keuzebepaling 3’ aanstellingsnotitie. 8. De contractonderhandelingen 3 contract. 9. Rapportage en monitoring 3 rapportages. 10. Evaluatie 3’ periodiek worden managers geëvalueerd. -
-
Algemeen Per belegging zal door het bestuur worden aangegeven of en in welke mate consultants bij het proces worden ingeschakeld.
De regie van het proces zal aftijd vallen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur en de uitvoeringsorganisatie. Indien een consultant wordt gekozen, zullen de stappen 2 t/m 4 zelfstandig door de consultant worden uitgevoerd. Voor de overige stappen zal worden aangegeven welke combinatie van betrokkenen (bestuur, uitvoeringsorganisatie, consultant) gewenst is. Ad 1: Profielnotitie De uitvoeringsorganisatie stelt een notitie op met de algemene kenmerken van de belegging die van belang zijn voor de keuze van de externe manager. Hierin staan o.a. vermeld de beleggingscategorie, omvang van de belegging, actief of passief beheer, regio en eventueel sector of stijlkeuze. Tevens wordt aangegeven op welke wijze het relevante universum wordt benaderd. Dit kan via het relatienetwerk, de BeleggingsAdviesCommissie (BAC) of een consultant.. De uitvoeringsorganisatie deelt de profielnotitie met de BAC. Voorzien van hun advies, wordt de profielnotitie voor goedkeuring aan het bestuur BPF voorgelegd. Ad 2: Voorlopige long list Aan de hand van de profielnotie wordt een voorlopige long list van managers opgesteld. Dit zijn alle managers die actief zijn binnen het gedefinieerde beleggingsuniversum en die op hoofdlijnen voldoen aan de gestelde criteria zoals benoemd in de profielnotitie. De voorlopige long list wordt opgesteld aan de hand van het bij de uitvoeringsorganisatie en de BAC bekende netwerk en/of met ondersteuning van een externe consultant. Aan de partijen van de voorlopige long list wordt een beschrijving van mandaat toegestuurd met de vraag of partijen in de search willen participeren. Indien zij willen participeren dan dienen zij de Request For Information (RFI) binnen enkele weken te retourneren. De RFI bevat vragen over de Organisatie, het product en de performance. Ad 3: Definitieve long list De ontvangen RFls worden beoordeeld op de belangrijkste Organisatie- en productkarakteristieken, alsmede de performance. Bij de performance wordt als randvoorwaarde gesteld dat het product een outperformance moet hebben laten zien over de afgelopen vijf jaar, dan wel bij passieve beleggingsvormen de benchmark hebben gerealiseerd. Daarnaast wordt ook gekeken naar de consistentie van de outperformance. Verder wordt ook aandacht geschonken aan de risico’s, waaronder het neerwaarts risico en de stabiliteit (consistentie) van de outpertormance. Bij de productkarakteristieken wordt voornamelijk gekeken naar de omvang van de assets in de strategie (zowel absoluut als relatief t.o.v. de markt), de omvang van de assets van de organisatie, de ontwikkeling in beide en de kostenstructuur. Bij de organisatiekarakteristieken wordt specifiek gekeken naar de omvang van het team, de ervaring van het team, de stabiliteit van het team en de strategie van de organisatie. Indien voor een beleggingsfonds wordt gekozen, dan dient een minimale beleggingsomvang in acht worden genomen. BPF wil bij voorkeur niet dominant zijn in de totale inkomsten van de vermogensbeheerorganisatie. Ook speelt de liquiditeit van de markt een rol bij deze afweging. Als tegel hanteert BPF het uitgangspunt dat het belang van BPF bij toetreding niet groter is dan 10% van de fondsomvang. Op deze regel is voor nieuwe managers het comply or-explain principe van toepassing. Aan de hand van de genoemde analyses wordt een definitieve long list opgesteld. Ad 4: Voorlopige short list Aan de managers op de definitieve long list wordt vervolgens een Request for Proposal (RFP) toegestuurd. Deze vragenlijst betreft dezelfde aspecten als de RFI, maar is uitgebreider. In de RFP wordt met name dieper ingegaan op het beleggingsproces en de beleggingsfilosofie. Bij het beleggingsproces wordt expliciet aandacht geschonken aan de idee generatie, robuustheid en bestendigheid van het proces, portefeuilleconstructie en risicobeheer.
Aan de hand van een matrix met gewichten voor de diverse factoren waarop de managers worden beoordeeld, vindt een ranking van de managers plaats. Door de matrix met wegingen van tevoren vast te stellen, wordt getracht te vermijden dat individuele bevindingen te zwaar wegen in het oordeel. Het resultaat van deze analyses is een voorlopige short list. Ad 5: Vaststelling definitieve short list Met de partijen op de voorlopige short list zal vervolgens een conference call worden opgezet en/of een face-to-face meeting. Hierbij dient van de kant van de manager in ieder geval de portefeuillemanager aanwezig te zijn. Tijdens dit gesprek zullen onduidelijkheden die resteren uit de vorige fases besproken worden. Tevens is deze fase bedoeld om een initiële indruk te krijgen van de portefeuiNemanager en de organisatie. Aan de hand van deze gesprekken zal de definitieve short list worden opgesteld. Ad 6: On site visits en due diligence onderzoeken bij de managers op de definitieve short list De managers op de short list zullen allen bezocht worden. Belangrijkste doel van deze bezoeken is om een goede indruk te krijgen van de kwaliteit van de Organisatie en in het bijzonder het team dat verantwoordelijk is voor de strategie. Ook dient het bezoek een goede indruk te geven van de cultuur van de organisatie. Tijdens het bezoek zullen intensieve gesprekken plaatsvinden met de porifoliomanager of het portfoliomanagement team, de risk manager, de research afdeling, de compliance afdeling en de afdeling dient servicing’ en reporting’. In het Uue diligence onderzoek dat daarna zal plaatsvinden zullen de financiële en operationele processen aan een nader onderzoek worden onderworpen hetgeen in een due diligence rapport zal worden vastgelegd Van alle bezoeken zal een gespreksverslag worden opgesteld, waarna een overall evaluatie van de managers door de uitvoeringsorganisatie zal plaatsvinden. Aan de hand van deze evaluatie zal worden besloten met welke manager(s) de uitvoeringsorganisatie de contractonderhandelingen wil starten. Hiervoor zal een aanstellingsnotitie worden opgesteld. Ad 7: Aanstellingsnotitie De aanstellingsnotitie dient de volgende zaken te bevatten: 1. Een korte beschrijving van de processtappen 2 t/m 6. Hieruit moet blijken op welke gronden de keuze is gevallen op de betreffende manager(s); 2. Een korte beschrijving van de Organisatie van de manager met resultaten van het due- diligence onderzoek; 3. Een beschrijving van de strategie van de manager; 4. Een beschrijving van de belangrijkste productkarakteristieken (alpha doelstelling, maximale tracking error), fee structuur, omvang van het product, uittredingsvoorwaarden; de belangrijkste beleggingsrestricties); 5. Voorstel voor het te investeren bedrag; 6. Kwantitatieve onderbouwing van het voorstel (bijdrage aan de rendement-risico karakteristieken van de portefeuille; samenhang met overige actieve managers voor zover van toepassing); 7. Voorstel voor de implementatie (via transitie, via cash, tijdsduur) 8. Voorstel voor de monitoring van de manager (welke rapportages, frequentie van de rapportages) De aanstellingsnotitie wordt voor advies voorgelegd aan de BAC. Nadat het bestuur met het voorstel zoals vervat in de Aanstellingsnotitie heeft ingestemd, zal de uitvoeringsorganisatie de contractonderhandelingen starten. Ad 8: Contract
Met de externe manager die als beste uit de selectie komt en voor wie een Aanstellingnotitie is geschreven, welke positief is beoordeeld door het bestuur, worden fee- en contractonderhandelingen gevoerd. Op het gebied van de managemenifee zal een keuze gemaakt worden tussen een vaste fee, eventueel aangevuld met een pertormancefee. Een vaste managemenifee heeft de voorkeur boven prestatiegerelateerde beloningen, maar het pensioenfonds accepteert dat deze beloningen bij illiquide beleggingen vooralsnog veelal onvermijdelijk zijn; Alvorens een contract met een vermogensbeheerder wordt getekend zal dit juridisch getoetst worden. Dit kan intern of extern gebeuren. Onderdeel van de juridische toetsing is na te gaan of de fiscale status van een beleggingsfonds wijzigt als het aantal participanten onder een bepaald niveau komt. Indien daar sprake van is, zal in de SLA met de vermogensbeheerder worden opgenomen dat bij een limiet van 10 participanten, en telkens als dit aantal verder daalt, BPF terstond hierover wordt geïnformeerd. Minimale contractvoorwaarden In een contract dienen minimaal de volgende zaken vastgelegd te worden: • Uitbestedingregels DNB; • Beleggingsrichtlijnen waaronder: omschrijving mandaat; het risicoprofiel in termen van ‘tracking error’ of andere risicomaatstaven; alpha-doelstelling voor zover van toepassing; de te hanteren benchmark. Deze kan afwijken van de door BPF te hanteren benchmark op hoofdniveau; beleggingsrestricties m.b.t. valuta, regio’s, stijlen en beleggings-categorieën; berekeningsmethodiek resultaten (bruto/netto en GIPS-compliant); de omvang van het mandaat; collateralafspraken indien van toepassing; securities lending (bij fondsen); leverage (bij alternatieve beleggingen); derivatenposities. • De inhoud en frequentie van de rapportage. • Het aantal fysieke contactmomenten. • Non Disclosure Agreement (NDA) met Risk Overlay manager. • Stemrichtlijnen. • SRI-richtlijnen. • Lijst instructiebevoegde personen. • Deadline accountantsverklaring. • Rechtsgebied contract. • Aansprakelijkheid, bij voorkeur onbeperkt en middels verzekering. • Kostenstructuur waaronder fee-afspraken, voorzien van rekenvoorbeeld. • Toe- en uittredingskosten en -voorwaarden. • Opzegbaarheid contract, zowel van zijde opdrachtgever als vermogensbeheerder. • Exit bepalingen, inclusief overdracht aan andere partij. -
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Ad 9. Rapportacievereisten Maandelijks dient een manager de uitvoeringsorganisatie te voorzien van een beleggingsrapportage, waaronder begrepen een (relatief) rendementsoverzicht en een overzicht van het risicoprofiel van het fonds of account, alsmede een woordelijk verslag. De deadline voor deze oplevering is uiterlijk 10 werkdagen na maandultimo. De monitoring, archivering en nakoming van de gemaakte afspraken vallen onder de verantwoordelijkheid van de uitvoeringsorganisatie.
In een ‘Service Level Agreement’ (SLA) worden, naast de beschrijving van de te leveren diensten, de rechten en de plichten van zowel de aanbieder als de afnemer ten aanzien van het overeengekomen kwaliteitsniveau (service level) van de te leveren diensten en/of producten (services) vastgelegd. Hierbij moet men tevens denken aan het maken van afspraken over de volgende zaken: oplevering van beleggingsrapportages; oplevering performance rapportages; -
-
Jaarlijks wordt een jaarrekening opgesteld conform de eisen van het fonds, welke voorzien dient te zijn van een goedkeurende (externe) accountantsverklaring. De deadline voor de aanlevering hiervan is de laatste werkdag van de maand februari, volgend op het einde van het boekjaar. De vermogensbeheerder dient een ISAE 3402 type II verklaring of een gelijkwaardige certificering ter beschikking te stellen aan de uitvoeringsorganisatie. De vermogensbeheerder beschikt over een gedragscode, die ten minste gelijkwaardig is aan die van het pensioenfonds. Ad 10. Evaluatie Naast de reguliere monitoring zal minimaal eens in de 3 jaar een vermogensbeheerder door het uitvoeringsorganisatie diepgaand geëvalueerd worden. Deze evaluaties worden besproken in de BAC. Vermogensbeheerders die niet goed presteren, hun afspraken niet nakomen en/of waar zorgen zijn over de gevolgde strategie, worden op de watchlist geplaatst welke in de vergaderingen van de BAC besproken zal worden. Indien het gesignaleerde probleem niet naar tevredenheid wordt opgelost, zal de uitvoeringsorganisatie de ontslagprocedure in gang zetten”. 4.2 Ontslagprocedure Mandaten kunnen worden ontbonden om een veelheid van redenen waaronder: • Structurele underperformance van de manager, zulks ter beoordeling van de uitvoeringsorganisatie; • Benchmarkwijziging, zodanig dat het mandaat niet langer bij de benchmark past; • ‘Key-personal-wisseling, waarbij de uitvoeringsorganisatie tot het oordeel komt onvoldoende vertrouwen in de nieuwe porifoliomanagers of de totale Organisatie te hebben; • Strategiewijzigingen of andersoortige veranderingen in het product die naar de mening van de uitvoeringsorganisatie een zodanige invloed op het product hebben, dat het niet langer bij het mandaat past; • Reputatierisico. Dit kan hetzij door persberichten omtrent de externe manager • Een heroriëntatie van het RPF waardoor geen ruimte meer is voor een bepaald type belegging.
Het bestuur en de BAC zullen tijdig door de uitvoeringsorganisatie op de hoogte gebracht worden dat zij voornemens zijn een manager te ontslaan. Dit laatste kan hetzij in een reguliere vergadering of daarbuiten (email). De uitvoeringsorganisatie stelt een ontslagnotitie op waarbij de redenen staan vermeld op basis waarvan de externe manager dient te worden ontslagen. Tevens staat aangegeven wat er met de terugkomende gelden moet gebeuren en of er een transitiemanager ingeschakeld zal worden. 5. Transitiemanagement Per geval wordt bekeken of en op transitiemanagement moet wordt toegepast.
welke
wijze
bij
een
managerswisseling
De kerndoelstellingen van transitiemanagement zijn: 1. Risicobeheersing; 2. Kostenreductie; 3. Operationele efficiëntie; 4. Transparantie. Een transitiemanager begeleidt het gehele transitieproces, van pre-trade’ tot en met de settlement van de laatste order, afsluitend met een ‘post-trade’ analyse.
6. AO/lC De uitvoeringsorganisatie wordt door het bestuur gemachtigd tot het aanstellen en ontslaan van een manager. Hieronder volgt een overzicht van de betrokken personen/instanties binnen BPF voor zover die betrokken zijn bij de voorbereiding en goedkeuring van het managerselectieproces. Uitvoeringsorganisatie: • Verricht alle stappen van het selectieproces, inclusief het opstellen van de profielnotitie, de aanstellingsnotitie, het conceptcontract en de SLA. • Informeert de BAC tijdens het selectieproces over de voortgang. • Monitort de performance en overige aspecten van de manager • Informeert BAC dat zij voornemens is een manager te ontslaan. • Stelt, wanneer nodig, de ontslagnotitie op. Bestuur: • Keurt de profielnotitie goed. • Keurt de aanstellingsnotitie goed. • Beoordeelt het concept contract. • Tekent het contract. • Beoordeelt de ontslagnotitie. • Tekent de ontslagbrief. BeleQginasadviescommissie • Wordt betrokken bij het opstellen van de profielnotitie. • Adviseert proactief tijdens het managerselectieproces. • Beoordeelt de aanstellingsnotitie. • Ongevraagd advies geven tot ontslag van een manager. • Beoordeelt de procesgang ontslag manager. Interne/externe jurist • Adviseert over nieuwe contract.
BIJLAGE 9: Verklaring inzake de beleggingsbeginselen
112
Verklaring inzake de Beleggingsbeginselen Stkhting Bedrijfstakpensioenfonds Waterbouw
Rijswijk, 20 mei2015
1. Doelstelling en basis voor Uit document 1. 7 Doe/stel/ing
Deze Verklaring inzake de beleggingsbeginselen beschrijft de uitgangspunten van het beleggingsbeleid van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Waterbouw (BPF), De uitgangspunten zijn door het bestuur vastgesteld. 7.2 Basis voor dit document
In de Pensioenwet (PW) is opgenomen dat een pensioenfonds een Actuariële- en Bedrijfstechnische Nota (ABTN) opstelt. Als bijlage bij de AGIN moeten pensioenfondsen een Verklaring inzake de beleggingsbegfnselen’ opstellen en actueel houden. Dit document wordt op de website van BPF gepubliceerd; tevens wordt dit aan belanghebbenden op verzoek verstrekt. 1.3 Bijwerken van de verklaring De verklaring moet minimaal om de drie jaar worden herzien. Daarnaast moet dit document worden herzien als er tussentijds belangrijke wijzigingen van het beleggingsbeleid optreden. 2. DoelsteNing pensioenfonds en organisatie 2.1 Doelstelling pensioenfonds
Doel en kerntaken Het pensioenfonds heeft ten doel werknemers, gewezen werknemers en hun (gewezen) betrekkingen van de aangesloten werkgevers tegen de financiële gevolgen van ouderdom, invaliditeit en overlijden te beschermen conform het bepaalde in de statuten en de daarop berustende reglementen. De kerntaken van BPF zijn het verstrekken van pensioenuitkeringen, het beleggen van de pensioengelden en werkzaamheden die daarmee rechtstreeks verband houden. BPF beoogt niet het maken van winst. 2.2 Organisatie
Bestuur BPF wordt geleid door een bestuur volgens het paritair plus model, dat bestaat uit een onafhankelijk voorzitter, drie bestuursleden namens de werkgevers en twee bestuursleden tiarnens de werknemers en een bestuurslid namens de gepensioneerden. Het bestuur is eindverantwoordelijk voor alle activiteiten van BPF. Aan het bestuur zijn alle belangrijke beleidsbeslissingen voorbehouden waaronder de vaststelling van het beleggingsplan, jaarverslag en premie- en toeslagbeleid. VerantwoordinqsorQaan BPF kent een verantwoordingsorgaan. Dit college geeft een oordeel over het handelen van het bestuur aan de hand van het jaarverslag, jaarrekening en andere informatie waaronder de bevindingen van de Raad van Toezicht (RvT), over het door het bestuur uitgevoerde beleid, evenals over beteidskeuzes voor de toekomst. Tevens brengt het verantwoordingsorgaan advies uit over a) het beleid inzake beloningen:
de vorm en inrichting van het intern toezicht; het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure; het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid; gehele of gedeeltelijk overdracht van de verplichtingen van het BPF of overname van verplichtingen door het RPF; f) liquidatie, fusie of splitsing van het RPF; g) het sluiten, wijzigen of beëindigen van een uitvoeringsovereenkomst; h) het omzeilen van het BPF in een andere rechtsvorm; i) de samenstelling van de feitelijke premie en de hoogte van de premiecomponenten. b) c) d) e)
BeleciiincsAdviesCommissie (BAC’I De BAC adviseert het bestuur inzake beleggingen en risicomanagement. Ze adviseert het bestuur over onder meet beleggingsvormen en tenteafdekking, actief en passief beheerde mandaten en het jaarlijkse beleggingsplan. Tevens beoordeelt de BAC de monitoring van de beleggingsresultaten.
Uitbestedinci Het bestuur van BPF heeft een uitbestedingsbeleid, waaronder een uitbestedingsbeleid vermogensbeheer, opgesteld Alle uitbestedingsrelaties van RPF, waaronder de uitvoeringsorganisatie Fondsenbeheer Waterbouw BV, moeten aan dit beleid voldoen. De administratie, het vermogensbeheer en voor een deel ook de uitvoering van het beleid van het RPF zijn opgedragen aan de uitvoeringsorganisatie. Het pensioenfonds is verantwoordelijk voor de vaststelling van het beleid met betrekking tot de beheersing van risico’s die samenhangen met de uitbesteding van bedrijfsprocessen. Om dit nader vorm te geven is tussen de uitvoeringsorganisatie en RPF een Service Level Agreement (SLA) afgesloten. 3. Balans- en vermogensbeheer 3.7 Het strategisch beleggingsbeleid De beleggingsfilosofie van BPF heeft de volgende vijf uitgangspunten. De uitgangspunten dienen een betrouwbare en materiële bijdrage te leveren aan de doelstellingen van het fonds. a. Ondernemerschap (beleggingsrisico nemen) loont. b. Diversificatie leidt tot een betere rendement-risicoverhouding. c. Maatschappelijk verantwoord beleggen is een onderdeel van het totale beleggingsbeleid. d. Tactisch beleid (afwijkend van het strategisch beleggingsbeleid) wordt terughoudend en alleen bij overtuigende argumenten ingezet. e. Wanneer wordt belegd in nieuwe beleggingscategorieën, dan is het hebben van voldoende kennis van het rendement- en risicoprofiel essentieel. Indien sprake is van complexe beleggingen dan moet dit een additioneel rendement opleveren. BPF voert het beleggingsbeleid uit op solide wijze. Daarbij wordt uitgegaan van de prudent person tegel (voorzichtigheidsbeginsel), met name gebaseerd op de volgende uitgangspunten: • de activa worden belegd in het belang van de pensioenaanspraken en -rechten van de deelnemers; • het behalen c.q. verhogen van rendement geschiedt bij een aanvaardbaar risico; • de beleggingen worden gewaardeerd op basis van marktwaarde;
• • o
de activa worden zodanig belegd dat de veiligheid, de kwaliteit en de liquiditeit van de portefeuille als geheel worden gewaarborgd; deskundig en zorgvuldig vermogensbeheer in overeenstemming met vastgestelde richtlijnen; een goede Organisatie met deskundige leiding, adequaat toezicht en controlemechanismen, een transparant beleggingsproces en aflegging van verantwoording.
Het bestuur hecht eraan dat bij nieuw beleid en nieuwe beleggingsvoorstellen voldoende kritisch tegenwicht wordt geboden. Deze countervaiing power wordt onder meer vormgegeven in objectieve toetsing van beleggingsvoorstellen en kwartaal reviews op (segmenten van) de bestaande beleggingsportefeuille. Naast deskundigheid in het bestuur, BAC en de uitvoeringsorganisatie wordt zo nodig ook gebruik gemaakt van externe adviseurs. In 2012 is in samenwerking met lntomart GFK een onderzoek gedaan naar de risicobereidheid van de deelnemers. Op basis van de ingevulde enquêtes heeft het bestuur in beginsel geconcludeerd dat de risicohouding van het fonds en die van deelnemers in belangrijke mate met elkaar in overeenstemming waren (artikel 29a Besluit FTK: risico fouding). CAO-partijen hebben zich kunnen vinden in deze conclusie. In de pensioenkrant van het fonds is regelmatig aandacht besteed aan de risico’s van beleggingen ten tijde van een crisis; deze uitingen hebben nooit geleid tot vragen of opmerkingen van deelnemers of andere betrokkenen. BPF streeft ernaar om het risico- en rendementsprofiel van de totale portefeuille van beleggingen aan te sluiten bij de verplichtingenstructuur van BPF. De totale structuur van de portefeuille sluit aan bij de doelstelling en ambitie van BPF. Om deze doelstelling te bereiken is het van het grootste belang dat de (beleggings-) opbrengsten van BPF op korte en lange termijn binnen de gestelde risicobepalingen zo optimaal mogelijk zijn Het bestuur heeft hiertoe een (ALM-)onderzoek en aanvullende studies uitgevoerd en op basis daarvan het strategisch beleggingsbeleid vastgesteld. .
De strategische pensioenambitie is dat het koopkrachtbehoud over een horizon van vijftien jaar hoger is dan 90%. De ambitie is vastgelegd ten opzichte van de nominale pensioentoezegging, gecorrigeerd voor de opgetreden prijsinflatie (het reële pensioen). Dit geldt als doelstelling op langere termijn, maar is wel afhankelijk van korte termijn ontwikkelingen. In de ALM-studie zijn duizenden economische scenario’s doorgerekend, waarvan sommige pessimistische tot heel slechte pensioenuitkomsten leiden (artikel 29e Besluit FTK: toegepaste wegingsmethoden voor beleggingsrisico’s en gevoerde risicoprofiel). De kans daarop wil het bestuur tot een minimum beperken. Daarom heeft het de volgende financiële maatstaven geformuleerd, gegeven de gehanteerde nominale dekkingsgraad in de ALM-studie uit 2014, die het ambitie en risicoprofiel van het fonds het beste vertalen: • De pensioenen moeten naar verwachting over een periode van 15 jaar gemiddeld minimaal 90% van hun koopkracht behouden; • De kans dat de pensioenen moeten worden gekort mag maximaal 2,5% bedragen bij een kans dat die korting dan meer dan 10% zal zijn. Deze korting wordt uitgesmeerd over een periode van 10 jaar, waarbij jaarlijks zal worden beoordeeld of de korting nog toegepast dient te worden. Deze ambities zullen niet op ieder moment haalbaar zijn. Zo zal bij lagere dekkingsgraden de kans op korten hoger zijn dan de geformuleerde ambitie.
In het beleid is opgenomen dat de pensioenrechten en -aanspraken in principe zodanig verminderd kunnen worden (korten’) dat de nominale dekkingsgraad na korten rekening houdend met het verwachte overrendement op de beleggingen, het resultaat op premies en uitkeringen zich na 10 jaar weer op het niveau van het Vereist Eigen Vermogen (VEV) bevindt. De strategische pensioenambitie wordt ingevuld met feitelijk beleid en de ontwikkelingen van BPF worden gevolgd Çmonitoring’) op een zodanige wijze dat er voldoende controle op het proces is en adequate rapportages naar het bestuur voorhanden zijn (artikel 29a Besluit FTK: -
-
risicobeheerprocedures).
3.2 Beleggingsplannen
Het pensioenfonds maakt onderscheid tussen een strategische (meerjaren) normportefeuille en een jaarlijks beleggingsplan. Het strategische lange termijn beleggingsbeleid is gebaseerd op inzichten, die voorkomen uit een geïntegreerde benadering van de verplichtingen en beleggingen van het pensioenfonds. Hiertoe wordt (minimaal eens in de drie jaar, in samenwerking met consultants, een volledige asset laibility management (ALM) studie uitgevoerd. Op grond van deze studie bepaalt het bestuur over de verschillende vermogen a) de beoogde verdeling van het beleggingscategorieën; b) de rendementsdoelstelling per beleggingscategorie, tot uitdrukking gebracht in een of meer benchmarks; c) de marges waarbinnen van het strategisch plan mag worden afgeweken; d) het valuta beleid. (artikel 29a Besluit FTK: strategische allocatie van activa in het licht van de aard en dc looptijd van de verplichtingen)
Op basis hiervan heeft het bestuur in 2014 de onderstaande reeds gehanteerde strategische normportefeuille bevestigd. Beleggingscategorie Aandelen Ontwikkelde markten Opkomende landen Vastrentende waarden Staatsobligaties Credits High Yield Onroerend goed (leverage Liquiditeiten -
-
-
-
-
<
40%)
Strategische assetallocatie 40% 36% 4% 50% 22% 25% 3% 10% 0%
Het jaarlijkse beleggingsplan is afgeleid van de strategische normportefeuille en zet in de (jaarlijkse) normportefeuille uiteen op welke wijze het pensioenfonds in het betreffende jaar zal beleggen, inclusief bandbteedtes en benchmarks. In het beleggingsplan wordt uitgebreid ingegaan op de beheersing van de verschillende risico’s. Aanpassingen in de jaarlijkse normportefeuille dienen op totaalniveau binnen het risicokader van het door DNB goedgekeurde herstelplan te passen.
3.3 Uitvoering van het balans- en vemiogensbeheer Het beleggingsplan is opgesteld in lijn met het de keuzes gemaakt naar aanleiding van de ALM-studie. In de portefeuille wordt gebruik gemaakt van derivaten om het vreemde valutarisico te verminderen. De dagelijkse uitvoering van het beleggingsplan ligt in handen van de uitvoeringsorganisatie. De koppeling tussen de feitelijke (deel)portefeuilles en de normportefeuille wordt verantwoord in de rapportagestructuur die is overeengekomen en in een ‘Service Level Agreement is vastgelegd. De ruimte die is toegestaan tussen de feitelijke en de normportefeuille, is in het beleggingsplan vastgelegd. Voorbeelden hiervan zijn de allocatie naar assets met toegestane bandbreedtes, regioverdeling, tracking errors, ratings, exposures, tegenpartij risico, liquiditeitsrisico, etc.. Periodiek wordt getoetst of het verschil tussen de werkelijke portefeuille en de normportefeuille en het daadwerkelijk gelopen renterisico niet het risicobudget doet overschrijden. De hoogte van het risicobudget vloeit voort uit de beleggingsmix komende uit de ALM-studie rekening houdend met de verplichtingenstructuur. 3.4 Uitbestoding van vermogensbeheer Een groot deel van de portefeuille is door de uitvoeringsorganisatie uitbesteed en daarvoor zijn externe managers aangesteld. De aanstelling van deze managers vindt plaats na goedkeuring door het bestuur. De monitoring van de prestaties van de vermogensbeheerders vindt plaats door de uitvoeringsorganisatie, die daarover periodiek (maandelijks en Uitgebreid op kwartaalbasis) rapporteert aan het bestuur van BPF. 3 5 Intern vern7oqensbeheer door de uit voeringsorganisatie Een belangrijke taak voor de uitvoeringsorganisatie is het onder advisering van een onafhankelijke consultant beheren van de vastrentende portefeuille. Elk kwartaal wordt de durationkeuze en de landenkeuze van deze portefeuille besproken in de gezamenlijke vergadering van het bestuur en de BAC, Op basis van de aldaar genomen beslissingen wordt zo nodig de portefeuille aangepast. 3.6 Risicornetinci en risicobeheersing Op regelmatige basis ontvangt het bestuur risicometingen en -rapportages opgesteld, zoals maand- en kwartaalrapportages beleggingen, de dekkingsgraadrapportage en de risicomonitor. Het opstellen van die rapportages geschiedt door de uitvoeringsorganisatie; elk kwartaal worden de rendementen en de benchmarkcijfers getoetst door een onafhankelijke instelling. 3.7 Resultaatsevaltiatie Op kwartaalbasis wordt een analyse van de beleggingsportefeuille gemaakt, waarbij de performance wordt afgezet tegen de benchmark en een verklaring wordt gegeven voor de verschillen. Ook worden de mutaties in de portefeuille nader toegelicht. Het beleggingsresultaat van de portefeuille en de verschillen ten opzichte van de benchmark worden maandelijks door de ciitvoeringsorganisatie berekend en gerapporteerd. Het betreft een gedetailleerde rapportage op hoofd- en subcategorie.
3.8 $ecurities lending Het fonds leent in beginsel geen effecten uit. Dit geldt met name voor de in eigen beheer gehouden vastrentende portefeuille. Bij de selectie van beleggingsfondsen voor de overige beleggingscategorieën speelt het niet verrichten van securities lending een belangrijke rol. Over de fondsen, die toch enige securities lending hebben, wordt regelmatig over de hoogte van het uitgeleende deel van de portefeuille gerapporteerd aan het bestuur en beleggingsadviescommissie. 3. 9 Waarderingsgrondslag De beleggingen worden gewaardeerd op basis van actuele waarde, volgens de richtlijnen van het waarderingsbeleid. De custodian waardeert de interne portefeuille vastrentende waarden op onafhankelijke wijze van de uitvoeringsorganisatie. De waardering van de overige beleggingen is gebaseerd op de rapportage door de beheerder van een beleggingsfonds. Jaarlijks wordt deze waardering voorzien van een goedkeurende accountantsverklaring. De waarderingsptocessen van de custodian zijn onderdeel van hun ISAE 3402 type II verklaring. 3.10 Verantwoord beleggen en corporate governance Bij het uitvoeren van het beleggingsbeleid wordt rekening gehouden met de volgende beleidsthema’s: Duurzaamheid • Maatschappelijk verantwoord beleggen • Corporate governance richtlijnen • Compliance met wet- en regelgeving Naast het behalen van een zo hoog en zo stabiel mogelijk rendement (financiële verantwoordelijkheid) is ook van belang waarin wordt belegd. Deze maatschappelijke verantwoordelijkheid is bij BPF uitgewerkt in uitsluitingsbeleid In het kader van uitsluitingsbeleid, worden ondernemingen geweerd als zij niet voldoen aan de door het fonds gehanteerde duurzaamheidscriteria. Dit beleid is gebaseerd op de tien Principes van de Verenigde Naties aangevuld met het verbod op beleggingen in controversiële wapens. 4 Inwerkingtreding Deze regeling is door het bestuur in de bestuursvergadering van 20 mei 2015 vastgesteld en treedt in werking met ingang van 20 mei 2015.
Integriteitsbeleid, 10: BIJLAGE Klokkenluiderregeling, Incidentenregeling geschillenregeling
gedragscode, inclusief en interne klachten- en
120
Integriteïtbeleïd
Stichting Bedrijfstakpensïoenfonds Waterbouw
Rijswïjk
Inhoud Integriteitbeleid Bedrijfsiakpensioenfonds Waterbouw 1. Aanleiding 2. Doelstelling integriteitbeleid 3. Het BPF en toepasselijkheid 4. Specifieke maatregelen 4.1 persoonlijke integriteit van bestuurders en andere verbonden personen 4.2 organisatorische integriteit 4.3 relationele integriteit: 4.4 integriteit met betrekking tot het marktgedrag 5. Control 6. Monitoring & Rapportage Slot Bijlage 1 Bijlage 2
Memo Integriteitbelcid; december 2009
3 3 3 4 4 6 7 8 8 9 9 10 12
pag. 2
Integriteitbeleid Bedrijfstakpensioenfonds Waterbouw 1.
Aanleiding
Het bestuur het Bedrijfstakpensioenfonds Waterbouw (BPF) heeft, onder meet op grond van verplichtingen die voortvloeien uit wet- en regelgeving, een integriteitbeleid opgesteld. Dit integriteitbeleid is in deze notitie beschreven. Het integriteitbeleid is onder meer gebaseerd op wet- en regelgeving die voorschriften terzake kent. Het gaat daarbij in het bijzonder om de Wet op het Financieel Toezicht en de Pensioenwet, inclusief onderliggende besluiten en regelingen. De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten houden toezicht op de naleving van deze wet- en regelgeving. In de bijlage wordt in algemene zin nader ingegaan op de wet- en regelgeving die pensioenfondsen voorschriften geeft ten aanzien van integriteitbeleid en maatregelen die integriteitrisico’s beperken. In hoofdstuk 4 van deze notitie wordt specifiek ingegaan op de diverse integriteitrisico’s en welke maatregelen zijn getroffen, waaronder de gedragscode van het BPF. 2.
Doelstelling integriteitbeleîd
Doelstelling van het integriteitbeleid is het stimuleren dat aan het BPF verbonden personen op alle niveau’s handelen in overeenstemming met maatschappelijk geaccepteerde waarden en normen in het algemeen, met de specifieke waarden en normen die gelden voor het BPF in het bijzonder en uiteraard met de toepasselijke (toezicht)wet- en regelgeving. Standaarden zoals de Gedragscode van het BPF maken deel uit van die regels. Positief geformuleerd is een integere organisatie een Organisatie waarin bestuurders en andere verbonden personen hun verantwoordelijkheid aangaan om binnen de kaders van wet- en regelgeving en met inventief gebruik van professionele expertise, een optimale bijdrage leveren aan het fonds en haar deelnemers, de samenleving en haar individuele burgers Negatief geformuleerd is een integere organisatie een Organisatie die geen wetten overtreedt en die vrij is van corruptie, fraude, belangentegenstellingen en andere vormen van ongewenst gedrag dat in strijd is met in het maatschappelijk verkeer betaamde ongeschreven recht. Een pensioenfonds wordt als integer beschouwd, als zij zich houdt aan de relevante (toezicht)wet- en regelgeving en ethische standaarden. Inbreuk daarop dan wel de schijn daarvan kan het vertrouwen in de eigen instelling en in de markt waarop wordt geopereerd in het algemeen schaden. Kortom: niet integer gedrag veroorzaakt reputatieschade. Het integriteitbeleid is gericht op het beperken van compliancerisico’s. Compliancerisico’s worden omschreven als het risico van aantasting van de integriteit en daarmee van de reputatie van het BPF als gevolg van het niet naleven van die ethische standaarden en toezichtwet- en regelgeving die van toepassing zijn op relaties met onze deelnemers, markten en/of toezichthoudende instanties. Het bestuur van het RPF stelt zich daarom ten doel om ervoor te zorgen dat wet- en regelgeving, maar ook interne regels procedures worden nageleefd. Het instellen van een compliance-functie en interne regels zoals de gedragscode zijn daartoe belangrijke middelen. 3.
Het BPF en toepasselijkheid
De Organisatie van een pensioenfonds heeft uiteraard invloed op de specifieke integriteitrisico’s die relevant zijn voor het pensioenfonds. De mate en wijze van uitbesteding van diverse activiteiten speelt daarbij een belangrijke rol. Het RPF is in hoofdlijnen als volgt georganiseerd: Bestuur Bestuurscommissie (beleggingsadviescommissie) Andere organen (verantwoordingsorgaan, deelnemersraad, visitatiecommissie) U itvoeringsorganisaties (Stichting Fondsenbeheer Waterbouw) -
-
-
-
Memo tntegdteitbelc!d; dccemher 2009
pag. 3
In beginsel zijn alle personen die werkzaam zijn voor het pensioenfonds verbonden persoon en is dit integriteitbeleid op hen van toepassing. In de praktijk zullen specifieke onderdelen van het integriteitbeleid verschillend kunnen uitwerken. Medewerkers van de uitvoeringsorganisatie vallen onder regels, die gelden voor de uitvoeringsorganisatie. Het fonds zal moeten vaststellen dat deze regels alsmede het toezicht daarop vergelijkbaar zijn met de normen die het BPF heeft gesteld. Tenslotte gelden een aantal regels voor het fonds als zodanig. Bij de specifieke maatregelen zal waar nodig worden aangegeven welke organisatieonderdelen geraakt worden. 4.
Specifieke maatregelen
Voor een beschrijving van uitgangspunten voor integere bedrijfsvoering is aangesloten bij de verdeling van integriteit in een viertal aspecten, zoals die zijn opgenomen in de Memorie van Toelichting van de Wet Actualisering en harmonisatie financiêle toezichtwetten (bijlage 1). Hierbij dient opgemerkt te worden dat de genoemde aspecten elkaar niet (wederzijds) uitsluiten. Verdere opmerking is dat waar hier gesproken wordt van financiële instelling’ dit mutatis mutandis van toepassing is op een pensioenfonds. 4.1 persoonlijke integriteit van bestuurders en andere verbonden personen Het BPF heeft een zorgplicht1 ten aanzien van de persoonlijke integriteit van zijn bestuurders en zijn overige verbonden personen. Aandachtspunten bij het toezicht ten aanzien van persoonlijke integriteit zijn fraude (zie 4.1.3) en corruptie, maar ook belangenverstrengeling. Naast de betrouwbaarheidstoetsing van (kandidaat) bestuurders (zie verder Bijlage 2) door de toezichthouder is het BPF verplicht de betrouwbaarheid van een (kandidaat)personeelslid te beoordelen, indien dat op een integriteitgevoelige functie wordt benoemd.2 De Gedragscode van de Stichting Fondsenbeheer Waterbouw zijn op alle verbonden personen van het BPF van toepassing; in 4.1.1 wordt daar op ingegaan. Bij een beperkte groep verbonden personen kan sprake zijn van integriteitgevoelige functies; in paragraaf 4.1.2 is aangegeven hoe het BPF daar mee omgaat. Immers niet alle verbonden personen vervullen een integriteitgevoel ige functie. 4.1.1
Gedragscode
Het BPF heeft de verplichting tot invoering van gedragsregels zoals opgenomen in artikel 20 lid 2 van het Besluit Financieel toetsingskader pensioenfondsen (Bftk) uitgewerkt. De aanbeveling tot invoering van de regels uit de Modelgedragscode Pensioenfondsen 2008 is eveneens opgevolgd. Het BPF heeft deze gedragsregels opgenomen in de Gedragscode Stichting Fondsenbeheer Waterbouw. Nieuwe verbonden personen tekenen bij indiensttreding voor ontvangst en kennisname van de Gedragscode. Samenvattend heeft de gedragscode betrekking op het volgende: het zoveel mogelijk waarborgen en handhaven van het vertrouwen in het pensioenfonds door belanghebbenden, alsmede het voorkomen van integriteitrisico’s. Deze Gedragscode kent daartoe gedtagsregels voor alle verbonden personen; bevorderen van de transparantie rondom gedragsregels en duidelijk maken aan alle met het pensioenfonds verbonden personen ook voor de bescherming van hun eigen belangen wat wel en wat niet is geoorloofd; bescherming bieden aan de met het pensioenfonds verbonden personen in hun contacten met zakelijke relaties; —
—
—
-
—
artikel 105 lid 5 Pw In artikel 105 van de Pw en in de paragrafen 8.3.1 en 10.3.6 en in de toelichting op artikel 94 van het wetsvoorstel zoals opgenomen in de MvT Pw wordt nadrukkelijk ingegaan op eisen ten aanzien van beleid, deskundigheid en betrouwbaarheid. Ook hier is er voor gekozen aan te sluiten bij hetgeen omtrent deze eisen in de Wft is bepaald. 2
Memo Integriteitbeleid; december 2009
pag. 4
—
bijdragen aan het integer functioneren van het pensioenfonds ten behoeve van al diegenen die bij het pensioenfonds belang hebben en aan het zoveel mogelijk waarborgen van de goede naam en reputatie van het pensioenfonds en de pensioensector in het algemeen.
Door het BPF wordt door het geven van voorlichting aan verbonden personen gewerkt aan bewustwording van het omgaan met de Gedragscode. Daarmee wordt bereikt dat de Gedragscode ook inhoudelijk bekend is bij alle verbonden personen. In beginsel geldt de Gedragscode voor alle verbonden personen. In de praktijk echter zal de Gedragscode alleen rechtstreeks werken op bestuursleden, andere organen en de uitvoeringsorganisatie. Verbonden personen die werken bij uitvoeringsorganisaties vallen in beginsel onder een Gedragscode van die organisatie. Het BPF zal vaststellen zal in die gevallen dat die Gedragscode vergelijkbaar is aan de Gedragscode van het BPF en de betreffende verbonden persoon een verklaring laten tekenen dat hij of zij zich zat houden aan de geest van de Gedragscode van het BPF. Vergelijkbare maatregelen kunnen genomen worden ten aanzien van externe adviseurs in bestuurscommissies. 4.1.2
Integriteitgevoelige functies
Pensioenfondsen dienen een onderbouwde beoordeling van de betrouwbaarheid van personen die zij wil benoemen in een integriteitgevoelige functie te maken en zorg dragen voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van degenen die, anders dan op qrond van een arbeidsovereenkomst, werkzaamheden in een integriteitgevoelige functie verrichten. Onder integriteitgevoelige functie wordt verstaan: 1 een leidinggevende functie die is geplaatst direct onder het bestuur van het fonds; 20 een functie waaraan overigens een bevoegdheid is verbonden die een wezenlijk risico bevat voor de integere bedrijfsvoering van het fonds. Bij het benoemen van integriteitgevoelige functies zal het fonds dergelijke sleutelfuncties als uitgangspunt nemen.4 Voor de integriteitgevoelige functies is een screeningprocedure bij de uitvoeringsorganisatie Stichting Fondsenbeheer Watetbouw ingevoerd. Gezien de organisatie van het BPF beperken de integriteitgevoelige functies zich tot het bestuur en een aantal medewerkers van de uitvoeringsorganisatie. De screeningprocedure richt zich daarom gezien de betrouwbaarheidstoetsing door DNB op medewerkers van de uitvoeringsorganisatie.
—
—
4,1.3
Fraude
Indien verbonden personen van het BPF zich schuldig maken aan fraude, heeft dat te maken met de persoonlijke integriteit van die betrokken verbonden persoon; fraude kan leiden tot een operationeel risico. Toezicht op de naleving van externe en interne regels teneinde te voorkomen dat fraude zich manifesteert is een taak van het bestuur en van de leiding van de uitvoeringsorganisatie.
3ln artikel 143 Pw gaat het over Beheerste en integere bedrijfsvoering; in lid 2 onder b van dit artikel wordt de mogelijkheid aangegeven dat bij algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld met betrekking tot integriteit. In het Bftk wordt dit in de artikelen 18 tot en met 20 uitgewerkt. In de toelichtingen die zijn gegeven op zowel Pw als Bftk wordt verwezen naar hetgeen over beheerste en integere bedrijfsvoering ook is opgenomen in de Wft en de daarbij behorende besluiten. In de Wft hebben de artikelen 3:9 en 4:10 betrekking op betrouwbaarheid. In de artikelen 3:10 en 4:11 komt de integere uitoefening van het bedrijf aan de orde. Een uitwerking van genoemde Wft artikelen is te vinden in het Besluit pwdentiële regels Wft (verder: Bpr artikelen 5 tlm 9) en het Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft (verder: Bgfo artikelen 12 tlm 16). Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan functies waarin de betrokken functionaris de beschikking of het beheer heeft over vermogen of waarden van het fonds dan wel bevoegd is tot het aangaan van verplichtingen namens het fonds, toegang heeft tot persoons- of bedrijfsgevoelige informatie over de het fonds of derden of belast is met de uitvoering van controlerende of toezichthoudende werkzaamheden ten aanzien van de administratieve organisatie en het systeem van interne controle van het fonds en de naleving van toepasselijke regelgeving en interne voorschriften.
Memo Integritettbeleid; december2009
pag. 5
4.2 organisatorische integriteit: De organisatorische integriteit van de instelling betreft de interne procedures en maatregelen op het gebied van administratieve Organisatie en interne controle ter bestrijding van onoorbaar gedrag. 4.2.1
Chinese Walls
In de Wft zijn regels opgenomen over het tegengaan van belangenverstrengeling en de noodzaak tot het zorgvuldig omgaan met (koers)gevoelige informatie.5 Door een combinatie van activiteiten kan een belangenconflict ontstaan tussen het BPF en haar deelnemers en tussen het BPF en de zakelijke relaties van het fonds. Tevens kan het bekend worden van gevoelige informatie elders binnen het BPF de adequate werking van de markt schaden. In de Gedragscode van het BPF zijn bepalingen opgenomen die dit moeten voorkomen. Bij andere financiële ondernemingen, zoals banken, zijn specifieke Chinese WalIs regelingen opgesteld om op adequate wijze om te gaan met vertrouwelijke (markt)informatie en belangentegenstellingen. Het doel van Chinese WalIs is om zoveel mogelijk te waarborgen dat gevoelige informatie die bekend is binnen een onderdeel van het BPF alleen onder gecontroleerde omstandigheden wordt verspreid naar andere onderdelen. Maar ook binnen een onderdeel mag alleen op need to know basis gevoelige informatie tussen verbonden personen worden uitgewisseld. Uiteindelijk dragen het handhaven van Chinese Wails en het prudent omgaan met belangenconflicten bij aan het voorkomen van reputatierisico. Omdat door het BPF de beleggingsactiviteiten zijn uitbesteed volstaat het omgaan met belangenconflicten zoals dat in de Gedragscode is geduld. Een en ander zoals bepaald in artikel 20 van het Bftk. 4.2.2
Insiderregeling
Conform het bepaalde in artikel 20 Bftk zijn in de Gedragscode van het BPF bepalingen opgenomen die zijn aan te merken als Insiderregeling. Deze regeling beoogt dat bij bepaalde transacties (de schijn van) handelen met gebruik van voorwetenschap en vermenging van zakelijke en privé belangen wordt voorkomen. In deze regeling is aangegeven wie van de verbonden personen onder welk deel van deze regeling valt. 4.2.3
Incidentenregeling
Artikel 12 Bpr en artikel 19 Bgfo bepalen dat een instelling beschikt over procedures en maatregelen met betrekking tot de omgang met en vastlegging van incidenten. Voor het BPF kan de grondslag voor het omgaan met en vastieggen van incidenten worden gevonden in de artikelen 18 en 19 van het Bftk. Uiteindelijk dragen ingevoerde procedures en maatregelen bij aan een integriteitbewuste bedrijfscultuur; mede door integratie in de bedrijfsprocessen van het BPF. De uitvoeringsorganisatie heeft een incidentenregeling ingevoerd. 4.2.4
Uitbesteding
Artikel 34 van de Pw bepaalt de regels omtrent uitbesteding. Zo stelt dit artikel dat indien een pensioenuitvoerder werkzaamheden uitbesteedt aan een derde, hij er zorg voor draagt dat deze derde de bij of krachtens deze wet gestelde regels, die van toepassing zijn op de uitbestedende pensioenuitvoerder, naleeft. Over de wijze waarop de uitbesteding is geregeld moet DNB worden geïnformeerd (artikel 30 Bftk). Het BPF heeft de pensioenadministratie en het vermogensbeheer uitbesteed. In een Service Level Agreement (SLA) zijn afspraken vastgelegd. Zo zijn er afspraken gemaakt met de instellingen waaraan is uitbesteed. Medewerkers van die instellingen zijn verplicht in te stemmen om te handelen overeenkomstig alle geschreven complianceprocedures en andere wettelijke vereisten opgelegd door Wft art 3.10, 3.17 en BMM
Memo lntegriteitbe(eid; december2009
pag. 6
toezichthoudets, overheids- en andere regelgevende instanties en bedoelde instellingen dwingen de naleving van dergelijke verplichtingen en vereisten af. 4.3 relationele integriteit: Relationele integriteit heeft betrekking op het marktgedrag van het pensioenfonds in haar relatie tot derden alsmede op het gedrag van derden dat de integriteit van het pensioenfonds kan aantasten. Gedacht kan worden aan het invullen van de zorgplicht voor de deelnemers en het beschermen van de privacy van deelnemers. 4.3.1
Customec Due Diligence
Customer Due Diligence (CDD) omvat het adequaat beheersen van de relevante risico’s die dienstverlening aan deelnemers met zich meebrengt. De bedreigingen die uit kunnen gaan van het zaken doen met een deelnemer over wie men onvoldoende informatie heeft, kunnen bijvoorbeeld in verband gebracht worden met de risico’s van het betrokken raken bij witwassen, fraude of terrorismefinanciering. Mogelijke maatregelen die in het algemeen getroffen kunnen worden zijn het voeren van een cliëntacceptatiebeleid en het checken van de zogenaamde freezelist. Beide maatregelen worden over het algemeen niet door pensioenfondsen uitgevoerd. Gelet op de aard van de activiteiten van het BPF is er nauwelijks belang bij het hebben van een beleid met betrekking tot Customer Due Diligence. 4.3.2
Beleggingsbeleid
Onderdeel van de organisatorische integriteit is ook de wijze waarop het BPF omgaat met het beleggingsbeleid. Een door de markt als niet of onvoldoende ervaren ethisch beleggingsbeleid kan resulteren in reputatierisico zoals negatieve publiciteit. Het BPF heeft een commissie van deskundigen ingesteld die zich buigen over de voorwaarden die aan het beleggingsbeleid gesteld moeten worden (Beleggingsadviescommissie). 4.3.3
Zorgplicht
De belangrijkste regels ter bescherming van de consument zijn de informatieverplichtingen. Het aantal informatieverplichtingen voor financiële ondernemingen en dus ook pensioenfondsen is dan ook groot. De informatieverplichtingen zijn bovendien vaak rule-based van aard. Er wordt vaak niet alleen voorgeschreven aan welke informatieverplichtingen moet worden voldaan, maar ook op welke wijze. In de Wft dient gaat om twee aspecten: het eerste aspect betreft het inwinnen van noodzakelijke gegevens van klanten (het opstellen van cliëntprofielen maakt daar onderdeel van uit); het tweede aspect betreft de informatieverplichtingen richting de klant; welke gegevens dient de instelling minimaal te verstrekken aan de klant; Voor pensioenfondsen is het eerste aspect niet van belang, maat de Pensioenwet gaat wel in op het tweede aspect, de informatieverstrekking aan de deelnemer.6 Een belangrijke eis is het jaarlijks versturen van een uniform pensioenoverzicht aan de deelnemers. Verder wordt in de artikelen 39 Um 50 van de Pw aangegeven welke informatie, al of niet op verzoek van de deelnemer, aan hem of haat moet worden verstrekt. —
—
Het BPF heeft de uitvoering van de noodzakelijke maatregelen uitbesteed aan de uitvoeringsorganisatie. Het BPF heeft in de uitbestedingoveteenkomst laten vastieggen aan welke eisen de uitvoerder in dit opzicht dient te voldoen. Daarnaast heeft het BPF vastgesteld dat de door de uitvoerder gehanteerde documenten zoals het uniform pensioenoverzicht voldoen aan de eisen. —
6
—
Pw 7, 21, 22 en 38
Memo tntegriteitbdcid; december 2009
pag. 7
4.3.4
Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft)
De Wwft schrijft voor dat de identiteit van een cliënt moet worden vastgesteld en dat een risk based cliëntenonderzoek moet worden ingesteld voordat een dienst aan die cliënt wordt verleend. De meldplicht voor ongebruikelijke transacties is gekoppeld aan de instelling. De Wwft richt zich niet tot pensioenfondsen. Er is binnen het BPF dan ook geen specifiek beleid op dit onderwerp. 4.3.5
Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp)
De door deelnemers verstrekte persoonsgegevens worden niet voor andere doeleinden gebruikt dan waarvoor de deelnemer deze aan het BPF verstrekt heeft, tenzij de wetgever anders heeft bepaald. In de Wbp is nadrukkelijk aangegeven hoe met persoonsgegevens dient te worden omgegaan. Het fonds dient in uitbestedingovereenkomsten wel expliciet op te nemen dat ook de partij aan wie activiteiten zijn uitbesteed, met de gegevens van de deelnemers omgaat op een wijze die past binnen de bepalingen van de Wbp. 4.4 integriteit met betrekking tot het marktgedrag Bij de integriteit met betrekking tot het marktgedrag van financiële instellingen kan gedacht worden aan het voorkomen van koersmanipulatie c.q. koersstabilisatie rond emissies, het «bijsturen» van koersen teneinde andere gerelateerde transacties te beïnvloeden (zoals het drukken van koersindices op expiratiedatum) en zaken zoals «frontrunning».7 Deze voorbeelden zijn voor het BPF niet echt relevant gezien haar rol bij (de uitvoering van) het beleggingsbeleid. Dit laat onverlet dat het BPF op het eigen werkterrein een integere marktpartij moet zijn. Het fonds dient in uitbestedingsovereenkomsten wel expliciet op te nemen dat ook de partij aan wie activiteiten zijn uitbesteed, met de gegevens van beleggingstransacties omgaat op een wijze die past binnen de bepalingen van de Wft en het Besluit Marktmisbruik. 5.
Control
Het bestuur is verantwoordelijk voor opzet en werking van de interne beheersing. Zij dient ervoor te zorgen dat er bij de uitvoering van het bedrijfsproces op passende wijze beheersingsmaatregelen zijn getroffen, die informatie verschaffen over de wijze waarop de activiteiten worden uitgevoerd. Een klachtenregeling, een klokkenluiderregeling en een incidentenprocedure (resp. 5.1 5.2 en 5.3 hierna) maken onderdeel uit van die beheersing. ,
5.1
Klachten
Bij de constatering of de regels worden nageleefd wordt onderscheid gemaakt tussen klachten en incidenten. Een klacht wordt al dan niet schriftelijk door een deelnemer ingediend. De aard van de klacht kan zodanig zijn dat er sprake is van een incident (of overtreding). Een incident of overtreding is een duidelijke overschrijding van een externe en interne norm. Zie 4.2.3 van deze notitie. -
Het BPF kent een klachtenprocedure. In die procedure is op adequate wijze beschreven hoe klachten van deelnemers behandeld worden en door wie deze worden afgewikkeld. De bestuur van het fonds is uiteindelijk verantwoordelijk voor de wijze waarop daarmee wordt omgegaan. Daarnaast dient gedetailleerd te zijn beschreven wanneer er sprake is van een incident (zie daartoe 5.3 hierna). Een klachtenprocedure omvat in ieder geval een administratieve vastiegging van de kenmerken van de klacht, gegevens over degene die de klacht heeft of degenen die de klacht hebben bewerkstelligd en de maatregelen die naar aanleiding van de klacht zijn genomen.
MvT Wet A&H
Memo Intcgiiteithclcid; december 2009
pag. $
5.2
Klokkenluiderregeling
SFW beschikt als uitvoeringsorganisatie voor onder andere het BPF over een Klokkenluiderregeling om misstanden die door verbonden personen geconstateerd worden op adequate wijze af te handelen. 5.3
Incidenten
Onder 4.2.3 is beschreven hoe binnen het BPF met incidenten wordt omgegaan. Met de invoering van een Regeling Incidenten door SFW wordt voldaan aan de eis die door de wettelijke bepalingen worden opgelegd. De strekking daarvan is het zoveel mogelijk beperken en beheersen van niet integer gedrag. Indien incidenten onverhoopt toch voorkomen wordt, indien vereist, de toezichthouder geïnformeerd. 5.4
Informatie naar toezichthouder
Bij een aantal onderwerpen is reeds beschreven wanneer en op welke wijze wordt gerapporteerd aan de toezichthouder. Als richtlijn voor situaties waarin in ieder geval aan de toezichthouder gerapporteerd dient te worden gelden onderstaande punten: aangifte van een incident bij justitiële autoriteiten wordt overwogen of is gedaan; het voortbestaan van de financiële instelling wordt bedreigd of zou kunnen worden bedreigd; er is sprake van een ernstige tekortkoming in de opzet en werking van de maatregelen ter bevordering of handhaving van een integere bedrijfsvoering door de instelling; mede gelet op verwachte publiciteit behoort rekening gehouden te worden met een ernstige mate van reputatieschade aan een bank; of de ernst, de omvang of de overige omstandigheden van het incident in aanmerking genomen, behoort de toezichthouder in verband met haar toezichtstaak redelijkerwijs geïnformeerd te worden.
—
—
—
—
—
6.
Monitoring & Rapportage
In het Compliance Program van het BPF is beschreven op welke wijze compliance monitoring plaatsvindt en hoe daarvoor gerapporteerd wordt. Het bestuur is verantwoordelijk voor de naleving van regels door verbonden personen. Dat is onder 5 hiervoor beschreven. De Compliance Officer vervult een belangrijke rol in het toezicht op de naleving en op de wijze waarop het bestuur haar toezichthoudende rol vervult. Daarnaast is de Compliance Officer betrokken bij de implementatie van nieuwe en wijziging van bestaande (toezicht)wet- en regelgeving. De Compliance Officer ziet er op toe dat nieuwe of aangepaste tegels tijdig en volledig door het management worden geïmplementeerd. Slot Met het vorenstaande is het integriteitbeleid van het BPF geformaliseerd. Daarmee is niet gesteld dat dit beleid geen wijzigingen zou kunnen of moeten ondergaan. Nieuwe en aangepaste (toezicht)wet en regelgeving en gewijzigde (markt)omstandigheden voor het BPF kunnen aanleiding zijn tot aanpassing van dit beleid.
Memo IntegriteitbeIcid december 2009
pag. 9
Bijlage 1 Integriteit als doelstelling in de financiële toezichtwetgeving Met de invoering van de ‘Wet actualisering en harmonisatie financiële toezichtwetten’ (verder: Wet A&H) is integriteit verheven tot een toezichtdoelstelling in de financiële toezichtwetgeving. In de artikelen 3:10 en 4:11 van de Wet op het financieel toezicht9 (verder: Wft) is de verplichting overgenomen om een op integriteit gericht beleid te voeren. Verdere uitwerking van deze artikelen is te vinden in de artikelen 3:17 en 4:14 Wft, de verplichting om de bedrijfsvoering zodanig in te richten dat een integere uitoefening van het bedrijf van de financiële onderneming wordt gewaarborgd. Het beleid van de financiële onderneming moet voorzien in de bewustwording, de bevordering en de handhaving van integer handelen op alle niveaus van de financiële onderneming. Ook in de Pensioenwet1° (verder de Pw), artikel 143 betreffende beheerste en integere bedrijfsvoering, is bepaald dat het fonds zijn Organisatie zodanig dient in te richten dat deze een beheerste en integere bedrijfsvoering waarborgt. Het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen (verder: Bftk)11 werkt dat uit in de artikelen 18 tot en met 20. In artikel 19 van dat Besluit is de verplichting opgenomen om over te gaan tot het vaststellen van integriteitbeleid van het fonds. Aan de hand van de analyse van de voor het fonds relevante integriteitrisico’s dient het fonds het beleid op te stellen en dient dit vervolgens ook uit te voeren. Reputatieschade maakt onderdeel uit van die relevante integriteitrisico’s. In de Memorie van Toelichting (verder de MvT) van de Wet A&H wordt over integriteit (o.a.) het volgende opgemerkt: De lntegriteitnota’2 bevat een groot aantal voornemens op het terrein van de handhaving en bevordering van de integriteit in de financiële sector. De voornemens hebben betrekking op het instrumentarium en de capaciteit van de financiële toezichthouders, de capaciteit en deskundigheid van de betrokken opsporings- en vervolgingsinstanties en op de samenwerking tussen toezichthouders en opsporingsinstanties. En verder: Onder integriteit kan worden verstaan: a) de persoonlijke integriteit van bestuurders en medewerkers; b) de organisatorische integriteit van de financiële instelling; c) de relationele integriteit; d) de integriteit met betrekking tot het marktgedrag van de financiële instelling. In de Mvi van de Pw (Kamerstukken II, 2005-2006, 30413, nr 3) wordt, bij de toelichting op artikel 131 (dat is thans 143 in de Pw) ingegaan op de aspecten integriteit en beheerste en integere bedrijfsvoering. Daar wordt uitdrukkelijk verwezen naar hetgeen over deze aspecten in de (toen nog wetsvoorstel) Wft is opgenomen. In de Mvi op de Wft wordt voor het begrip integriteit verwezen naar de (MvT op de) Wet A&H. Hierbij moet wel betrokken worden dat de Wft over het algemeen uitgaat van een principle based benadering, terwijl de ‘oude’ wetgeving meer rule based was. Als gevolg van de Wet A&H is het Besluit Integere Bedrijfsvoering Kredietinstellingen en Verzekeraars13 (kortweg BIB) tot stand gekomen en op 1 december 2003 in werking getreden. Daarmee is gevolg gegeven aan de uitvoering van bepalingen uit de Wet A&H die betrekking hebben op een integere bedrijfsvoering. Op grond van dat besluit heeft DNB de volgende regelingen opgesteld: Regeling incidenten voor kredietinstellingen en verzekeraars; Regeling integriteitgevoel ige functies voor kred ietinstellingen en verzekeraars; en Regeling customer due diligence voor kredietinstellingen en verzekeraars. -
-
6
Staatsbiad 2003, 55 Staatsbiad 2006, 475 Staatsbiad 2006, 705 Staatsbiad 2006, 710 12 Nota Integriteit Financiële Sector, Kamerstukken II, 1997-1 998, 25 830, nr 1 13 Staatsblad 2003, 396 10
Memo Integriteibeicid; december2009
pag. 10
Met de invoering van de Wft en de daarbij behorende Besluiten zijn deze Regelingen vervallen en hebben naar hun strekking een plaats gekregen in de Wft en de bijbehorende Besluiten. Dit laat onverlet dat de Mvi bij de Wft uitdrukkelijk verwijst naar de Wet A&H, het BIB en de hiervoor genoemde regelingen van DNB. In de Nota van Toelichting bij het BIB wordt (o.a.) opgemerkt: De waarborgen voor een integere bedrijfsvoering zijn vooral verankerd in de administratieve organisatie en interne controle (waarin functiescheidingen, de verdeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn opgenomen) van een instelling. De uitdrukkelijke regeling van integriteit als onderwerp van toezicht heeft echter tot gevolg dat eisen aan een goede administratieve Organisatie en interne controle in algemene zin duidelijk moet worden onderscheiden van maatregelen ter bevordering van een integere bedrijfsvoering in het bijzonder, ook al zullen deze laatstgenoemde maatregelen vaak worden geëffectueerd door middel van aanpassingen juist op het gebied van de administratieve Organisatie en interne controle. Dergelijke specifieke regels, die betrekking hebben op integriteit, zullen voortaan rechtstreeks gebaseerd zijn op dit besluit. Uiteraard is een adequate administratieve organisatie en interne controle de onderliggende waarborg voor de goede inkadering van deze specifieke regels. En: De beheersing van integriteitrisico’s in de dagelijkse bedrijfsvoering omvat de bewustwording, de bevordering en de handhaving van integer handelen binnen alle lagen van de instelling. Van belang is dat de instellingen zelf er naar streven hun integriteit te handhaven. De verantwoordelijkheid voor de handhaving van de integriteit ligt in de eerste plaats bij hen. Niet-integer handelen van bestuurders en personeelsleden van een instelling kan de instelling en de financiële sector als geheel schade toebrengen.
Memo lntegnteitheted; december 2009
pag. ii
Bijlage 2 Betrouwbaarheidstoetsing bestuurders De artikelen 3:9, 3:99 en 4:10 van de Wft, met een uitwerking in de artikelen 5 tot en met 9 van het Bpr en de artikelen 12 tot en met 16 van het Bgfo, bepalen dat het beleid van een instelling wordt bepaald of mede bepaald door personen wier betrouwbaarheid buiten twijfel staat. Dit geldt ook voor personen die toezicht houden op het beleid en de algemene gang van zaken van de instelling. De betrouwbaarheid van een persoon wordt geacht buiten twijfel te staan wanneer dat door een toezichthouder is vastgesteld. In hoofdstuk 2 van het Bpr (de artikelen 5 tot en met 9) en hoofdstuk 4 van het Bgfo zijn bepalingen opgenomen over betrouwbaarheid. Het Bpr geeft een negatieve formulering voor het begrip ‘betrouwbaarheid. Volgens dit Besluit is een bestuurder niet betrouwbaar indien hij niet beschikt over de daar genoemde eigenschappen. Vervolgens heeft DNB uitgebreide criteria opgesteld aan de hand van de genoemde bijlagen in artikel 6 Bpr. Eerder werd met de Staatscourant van 28 januari 2005, nr 20, de Beleidsregel betrouwbaarheidstoetsing van toepassing verklaard. Daar werd in artikel 1 een definitie van betrouwbaarheid gegeven: Artikel 1 Omtrent de uitleg van wettelijke voorschriften 1. Onder betrouwbaarheid wordt voor de toepassing van de toezichtswet verstaan het zich onthouden van één of meet gedragingen die naar het oordeel van de toezichthouder in de weg staan aan het vervullen van de functie van (mede)beleidsbepaler dan wel het houden van een gekwalificeerde deelneming. 2. Tot de in het eerste lid bedoelde gedragingen behoren in ieder geval gedragingen die blijk geven van het niet hebben van eigenschappen als waarheidslievendheid, veranlvvoordeljkheidszin, wetsgetrouwheid, openheid, oprechtheid, prudentie, punctualiteit, onkreukbaarheid, discretie en rechtschapenheid. Een dergelijke definitie is niet in de Wft of aanpalende besluiten opgenomen. De aanvraag van de toetsing van betrouwbaarheid wordt bij het BPF uitgevoerd namens het bestuur. Uiteraard zal voorafgaande aan het voordragen van een potentiële bestuurder, op basis van openbare bronnen, bezien worden of de integriteit van betrokkene vanuit die bronnen niet ter discussie staat.
Memo Integriteitbeleid; december2009
pag. 12
GEDRAGSCODE STICHTING FONDSENBEHEER WATERBOUW CSFW) per 1 januari 2015 Attikel 1
Definities
In deze gedragscode wordt, voor zover niet anders is bepaald, verstaan onder: 1.
Fonds: Stichting Fondsenbeheer Waterbouw en de door SFW geadministreerde pensioen)fondsen SfW).
2.
Verbonden pefsonen: a. alle medewerkers van SFW, onafhankelijk van de duur waarvoor of de juridische basis waarop zij werkzaam zijn. b. degenen die voor SFW werkzaamheden verrichten, maar niet bij SFW in dienst zijn. c. andere (categorieën) personen aangewezen door het bestuur van SFW.
3.
Privé-beteggingtransactie: een transactie in een financieel instrument of een andersoortige financiële transactie, door of in naam van een verbonden persoon, waarbij de verbonden persoon handelt anders dan in de normale uitoefening van zijn beroep of functie en waarbij die transactie wordt verricht voor rekening van de verbonden persoon of voor rekening van een geleerde derde.
4.
Financieel instrument: a. effect; geidmarktinstrument; b. c. recht van deelneming in een beleggingsinstelling, niet zijnde een effect; d. derivatencontract, waaronder begrepen maar daartoe niet beperkt een optie, future, swap, valuta- en rentetermijncontract; e. overige financiële instrumenten in de zin van de Wet op het financieel toezicht, en voorts al hetgeen naar de opvattingen in het maatschappelijk verkeer als zodanig wordt beschouwd.
5.
Integriteitrisico: gevaar voor de aantasting van de reputatie, alsmede de bestaande en toekomstige bedreiging van het vermogen of resultaat van SFW.
6.
Insidef Verbonden personen, die indirect of direct bij transacties van SFW in financiële instrumenten zijn betrokken, dan tvel anderszins uit hoofde van hun werkzaamheden, beroep of ftrnctie over voorwetenschap beschikken of kunnen beschikken. Een insider is ook de verbonden persoon die kan beschikken over andere vertrouwelijke marktinformatie.
7.
Voorwetenschap: de bekendheid met informatie die concreet is en die rechtstreeks of middellijk betrekking heeft op een uitgevende instelling, waarop de financiële instrumenten betrekking hebben, of omtrent de handel in deze financiële instrumenten, welke informatie niet openbaar is gemaakt en waarvan openbaarmaking significante invloed zou kunnen hebben op de koers van de financiële instrumenten of op de koers van daarvan afgeleide financiële instrumenten.
8.
Compliance: het toezien op de naleving van wettelijke regels en regels die SIW zelf heeft opgesteld met het oogmerk reputatieschade te voorkomen.
9.
Zakelijke relatie: bedrijf of instelling waarmee SFW een zakelijke relatie onderhoudt of waarschijnlijk zal gaan onderhouden.
10.
Gelieetde derden: a. echtgenoot, echtgenote of partner van de verbonden persoon; bloed- en aanverwanten tot dc tweede graad van de verbonden persoon; b. c. (andere) personen die tot het huishouden van de verbonden persoon behoren; d. las thebbers en vermogensbeheerders (niet zijnde vrije hand beheerders), voor zover handelend ten behoeve van de verbonden persoon; e. rechts- of natuurlijke personen met wie de verbonden persoon een relatie heeft welke van dien aard is dat dc verbonden persoon, een direct of indirect wezenlijk belang heeft bij het resultaat van een transactie in een fmandeel instrument.
Artikel 2
Doel
1.
liet doel van de gedragscode is uitwerking geven aan de wettelijke regels uit de Pensioenwct, de Wet op het financieel toezicht en de bijbehorende besluiten alsmede het waarborgen en handhaven van het vertrouwen in SFW door belanghebbenden en het voorkomen van integriteitrisico’s. De gedragscode kent daartoe algemene gedragsregels voor verbonden personen en aanvullende regels voor insiders.
2.
De gedragscode bevordert de transparantie rondom gedragsregcts en maakt duidelijk aan alle bij SFW betrokken personen ook voor de bescherming van hun eigen belangen wat wel en wat niet is geoorloofd. De gedragscode is tevens bedoeld ter bescherming van de bij 51W betrokken personen in hun contacten met zakelijke relaties. —
-
3.
Dc gedragscode draagt mede bij aan her integer functioneren van SFW ten behoeve van al diegenen die bij SIW belang hebben en het waarborgen van de goede naam en reputatie van SFW en dc pensioenscctor in het algemeen.
4.
Voor zover personen die onder de gedragscode vallen ook onder een algemene gedragscode vallen in het kader van hun arbeidsovereenkomst worden de bepalingen van de algemene gedragscode beschouwd als een aanvulling op de gedragscode, en een nadere uitwerking daarvan.
5.
De gedragscode is vastgesteld door het bestuur van SFW en goedgekeurd door de besturen van de (pensioen) fondsen waarvoor SFW de administratie voert. De gedragscode wordt door SFW gehanteerd voor alle door haar geadministreerde fondsen: • Stichting Bedrij fstakpensiocnfonds Waterbouw; • Stichting VUT Waterbouw; • Stichting Vakantiefonds \Vaterbouw; • Stichting Aanvuflingsregelingen Waterbouw;
6.
Het is niet toegestaan derden te betrekken bij handelingen die in strijd zijn met de gedragscode.
7.
Deze gedragscode werkt de gedragsregels van de toezichthouders DNB en de AFM uit. De verbonden persoon dient te allen tijde te voldoen aan de overigens geldende wet- en regelgeving ter zake.
Artikel 3
Doelgroep
1.
De gedragscode is van toepassing op het bestuur. de directie, de leden van de beleggingsadviescommissie, de medewerkers en andere door 51W aan te wij’en verbonden personen, zoals gedcfinteerd in artikel 1 Lid 2.
2.
Met betrekking tot insiders zoals gedefinieerd in artikel 1 lid 6 gelden verdergaande Voorschriften dan voor dc overige verbonden personen van SFW. Deze voorschriften zijn opgenomen in artikel 12.
3.
Zowel direct als indirect overtreden van de regels is niet toegestaan. Derhalve is het een verbonden persoon niet toegestaan derden te betrekken bij handelingen die in strijd zijn met deze gedragscode. Onder derden worden steeds mede verstaan de geieerde derden zoals gedefmieerd in artikel 1 lid 10.
Artikel 4
Normen
1.
Van iedere verbonden persoon wordt veiwacht dat bij of zij zich onder alle omstandigheden zal gedragen volgens de hoogste normen van de bedrijfsethick: ter voorkoming van verstrengeling van belangen van SFW en zijn of haar privébelangen; • ter vermijding van het gebruik van voorwetenschap of andere vertrouwelijke (markt)informade c.q. van misbruik en oneigenlijk gebruik van bij SFW voorhanden zijnde vertrouwelijke informatie; • ter voorkoming van koersmanipulade en andere misleidende handelingen. Alle verbonden personen moeten voorkomen dat hun privébelangen in conflict komen c.q. verstrengcid raken met de belangen van SFW, dan wel dat de schijn hiervan wordt opgewekt.
2.
liet is niet toegestaan geieerde derden te betrekken bij handelingen die in strijd zijn met de gedragscode.
3.
1)e organisatie waaraan SFW werkzaamheden heeft uitbesteed moet beschikken over een gedragscode, die ten minste gelijkwaardig is aan die van SFW. liet bestuur van het fonds moet zich daarvan vcrgcwissen.
4.
1 let bestuur van SFW is verantwoordelijk voor het naleven van dc verplichtingen die voortvloeien uit enige wettelijke bepaling of de gedragscode.
Artikel 5.
Vertrouwetijkheid
De verbonden persoon dient zorgvuldig en vertrouwelijk om te gaan niet alle beschikbare informatie uit de zakelijke sfeer. Deze informatie dient gescheiden te blijven van zijn privésfeer. 1 lij mag geen informatie over de zaken, inclusief de individuele bepalende) pensioengegevens, en beleggingen van SFW en de door SFW geadministreerde pensioen)fondsen, waarvan hij weet of redeijkerwijs behoort te weten dat die informatie vertrouwelijk is en die hem in de ioop van zijn relatie met SFW of een van de door SFW geadministreerde @ensioen)fondsen ter kennis is gekomen, aan derden bekendmaken of ten eigen voordele of ten behoeve van anderen dan SFW en de door S1W geadministreerde (pensioen)fondsen gebruiken, tenzij een zorgvuldige uitoefening van zijn functie zulks vereist of hij daartoe wettelijk verplicht is. Artikel 6
1.
Relatiegeschenken en dergelijke, nevenfuncties, het deelnemen in andere instellingen, zakelijke relaties en fondseigendommen
Aanvaarden van relatiegeschenken, uitnodigingen en dergelijke Verbonden personen dienen terughoudend en transparant om te gaan met de aanvaarding van een relatiegeschenk of uitnodiging van een zakelijke relatie of aspirant relatie, ten einde te voorkomen dat ze in een situatie geraken waarin het accepteren van een relatiegeschenk of uitnodiging hun beslissingen kan beïnvloeden. Een aanbod in geld kan nooit geaccepteerd worden. Een relatiegeschenk met een waarde van meer dan €50,- moet onverwijid ter toetsing worden voorgelegd. Andere aanbiedingen van goederen en diensten zoals kostenvergoedingen voor partners, leveranciers van goederen of diensten met ongebruikelijk hoge kortingen of tegen niet marktconforme tarieven en leningen van zakelijke relaties dienen eveneens altijd gemeld te worden.
2.
Uitnodigingen Uitnodigingen voor reizen, seminars, bcdrijfsbezoeken en andere bijeenkomsten in het buitenland worden slechts aanvaard na voorafgaande goedkeuring. Teneinde de onafhankelijkheid ten opzichte van derden te waarborgen zijn de reis- en verblijfskosten van de verbonden persoon steeds voor rekening van SFW.
3.
Geven van relatiegeschenken Relatiegeschenken worden nimmer gegeven, behalve voor zover dc commerciële waarde dc € 50,- niet te boven gaat.
4.
Nevenfuncties 4.1 liet is verbonden personen die op basis van een dienstverband bij SFW werkzaam zijn niet toegestaan, behoudens goedkeuring, nevenfuncties te aanvaarden of te vervullen bij bedrijven en instellingen waarmee het pensioenfonds zakelijke contacten onderhoudt. Ook het aanvaarden van nevenfuncties bij andere bedrijven en instellingen is onderworpen aan goedkeuring. Bij de afweging of goedkeuring zal worden verleend, zal als leidraad dienen of er sprake is van nevenfuncties welke de schijn hebben of kunnen opwekken van een conificterend belang met de functie van de verbonden persoon binnen SFW. Nevenfuncties samenhangend met een investering of deelneming van SFW waarin de verbonden persoon uit hoofde van zijn functie door het bestuur formeel is benoemd clan wel voorgedragen en waarbij volledig duidelijk is op grond waarvan de verbonden persoon namens SIW deze ncvenfunctie vervult, vallen niet onder het hiervoor vermelde verbod. 4.2 1 let is overige verbonden personen niet toegestaan, behoudens voorafgaande melding, nevenfuncties (waaronder in ieder geval begrepen maar niet gelimiteerd tot: commtssariaten, adviseurschappen en lidmaatschap van beleggingsadviescommissies van andere pensioenfondsen) te aanvaarden of te vervullen bij bedrijven en instellingen waarmee SFW zakelijke contacten onderhoudt. Ook het aanvaarden van nevenfuncties bij andere bedrijven en instellingen is onderworpen aan voorafgaande melding. Of de nevenfuncde aanvaardbaar is hangt af van de vraag of de nevenfunctie cle schijn heeft of kan opwekken van een conflictcrend belang met de functie van de verbonden persoon binnen SFW. Nevenfuncties samenhangend met een investering of deelneming van SFW waarin de verbonden persoon uit hoofde van zijn functie door het bestuur formeel is benoemd dan wel voorgedragen en waarbij volledig duidelijk is op grond waarvan dc verbonden persoon namens SFW deze nevenfunctie vervult vallen niet onder het hiervoor vermelde verbod.
5.
Financiële belangen in zakelijke relaties Indien een verbonden persoon financiële belangen heeft in een bedrijf of instelling, waarmee SFW een zakelijke relatie onderhoudt, of mogelijk zaken zal gaan doen, kan sprake zijn van een (potentieel) belangenconflict. Deze belangen dienen onmiddellijk te worden gemeld. Dergelijke financiële belangen worden vastgelegd. In ieder geval wordt aLs aanmerkelijk financieel belang beschouwd een belang van 5% of meer.
6.
Leveranciers/aannemers en dergelijke 1-let is verbonden personen niet toegestaan in privé transacties aan te gaan of privégebmik te maken van diensten van leveranciers en zakelijke dienstverleners, waarmee SFW direct of indirect zakelijke contacten onderhoudt, behoudens als dit algemeen gebruikelijk is, de diensten tegen marktconforme voorwaarden worden uitgevoerd en geldelijk privévoordeel is uitgestoten.
7.
Eigendommen van SFW Zonder voorafgaande toestemming van het bestuur is het gebruik van eigendommen van SF\V voor privédoeleinden niet toegestaan. Voor het intellectuele eigendom van specifieke, door SFW ontwikkelde en niet openbaar gemaakte beleggingsinstrumcnten of analysemodellen geldt hetzelfde, inclusief het openbaar maken daarvan.
8.
Metdingsprocedure/goedkeuringstraject Indien op grond van deze pafagfaaf een meldingsplicht ontstaat, dan wel goedkeuring moet worden gevraagd, dan geldt tenzij anders bepaald dc volgende procedure: • de medewerkers melden en/of vragen goedkeuring aan de directie; • de beide voorzitters van het Bestuur melden en/of vragen goedkeuring aan elkaar; • alle overige verbonden personen (inclusief leden van de directie) melden en/of vragen goedkeuring aan de fungerend voorzitter van het Bestuur.
9.
Uitzondering meldingsprocedure / goedkeuringstraject liet bestuur is bevoegd om (categorieën van) verbonden personen geheel of gedeeltelijk uit te sluiten van de onverwijlde meldingsplicht dan wel de plicht tot het vragen van goedkeuring als bedoeld in dit artikel. Een overzicht van deze (categorieën van) verbonden personen is opgenomen in bijlage 2.
Artikel 7
Meldingsplicht
1.
Tedere verbonden persoon is verplicht elk (potentieel) eigen belangenconftict te melden aan de compliance officer. Pogingen van een (aspirant-)relade tot beïnvloeding dienen eveneens onmiddellijk te worden gemeld.
2.
De verbonden persoon is verplicht om onverwijld persoonlijke transacties aan dc compliance officer te melden, voor zover bij deze transacties op enigerlei wijze een verband kan worden gelegd met transacties of relaties van SFW.
Artikel 8
Regeling voorwetenschap
1.
Dc verbonden persoon mag geen gebruik maken van vom-wetenschap. Dc verbonden persoon dient verder uiterste zorgvuldigheid te betrachten bij de behandeling van informatie waarvan hij of zij weet of redelijkerwijs behoort te weten dat deze informatie moet worden aangemerkt als vertrouwelijke (marktinformatie. Het gebruik van voorwetenschap en het verspreiden van andere vertrouwelijke informatie is slechts toegestaan indien een zorgvuldige uitoefening van zijn of haar functie dat vereist.
2.
De verbonden persoon die met betrekking tot financiële instrumenten over informatie beschikt als bedoeld in artikel 8.1, onthotidt zich van het verrichten van transacties of het aanzetten tot het verrichten van transacties, zowel rechtstreeks als middellijk, in die financiële instrumenten, dan wel van het daarover te adviseren, anders dan van hem of haar bij een zorgvuldlige uitoefening van zijn Functie mag worden verwacht.
3.
Het is de verbonden persoon tevens verboden om transacties in een financieel instrument te (laten) verrichten naar aanleiding van of vooruitlopend op effectenorders van SF\V.
4.
I)e verbonden persoon die beschikt over informatie als bedoeld in artikel 8.1, rapporteert dit aan de compliance officer. De compliance officer deelt onverwijid aan de betrokken verbonden persoon mee of hij of zij als insider wordt aangemerkt, en stelt hem of haar op de hoogte van de gevolgen van de aanwijzing als insider.
5.
Iedere verbonden persoon is desgevraagd gehouden alle informatie aan dc compliancc officer te verschaffen in het kader van de strikte naleving van de gedragscode.
Artikel 9
Privé-beleggingtransacties
1.
Fr mag nooit een verband bestaan tussen prïvé-beleggings transacties van de verbonden persoon en belcggingstransacties van SFW of een van de door SFW geadminïstreerde pensioen)fondsen.
2.
Dc verbonden persoon dient zich te onthouden van elk gebruik van gevoelige informatie, alsmede iedere vermenging van zakelijke en privébelangen respectievelijk dc redeijkerwijs voorzienbare schijn daarvan te vermij den.
3.
Een informatievoorsprong waarover de verbonden persoon uit hoofde van zijn functie of anderszins beschikt, mag nooit worden gebruikt voor het trachten te behalen van een persoonlijk voordeel. Dit geldt zowel voor privé-effcctentransacties als voor andere privé beleggingstransacties.
4.
Dc verbonden persoon dient terughoudendheid te betrachten bij privé-beleggingstransacties, waarbij hij zich dient te onthouden van priv&bcleggingstransacties die als excessief of in hoge mate speculatief kunnen worden aangemerkt.
5.
liet is de insider niet toegestaan een pdvé-effectentransactie te verrichten naar aanleiding van of vooruitlopend op effectenorders ten behoeve van SfW of een van de door SFW geadminis treerde pensioen)fonds en.
6.
De verbonden persoon dient te voorkomen dat hij privé zo nauw betrokken raakt bij een relatie van SIW of een van de door 51W geadministreerde pensioen)fondsen, dat gevaar bestaat voor gebruik van gevoelige informatie of een ongewenste vermenging van zakelijke en privé belangen.
7.
Het is de verbonden persoon niet toegestaan de bepalingen in deze regeling te ontgaan via banken, beleggingsins tellingen, effecteninstellingen, geieerde of andere derden.
8.
1 let is, behoudens goedkeuring, niet toegestaan privé-transacties te verrichten met of door tussenkomst van natuurlijke personen met wie de verbonden persoon ecn zakelijke relatie onderhoudt. Onder privé-transacties worden hier in ieder geval mede begrepen privé beleggingstransacties (inclusief derivatentransacties) en gcldleningen.
9.
Indien de verbonden persoon over gevoelige informatie beschikt mag deze informatie uitsluitend worden gebruikt voor de goede taakuitvoering van de verbonden persoon. De verbonden persoon mag zelf geen daarmee in verband staande privé-beleggingstransacties verrichten.
10.
De verbonden persoon mag niet privé handelen in effecten wanneer hij daarin tijdens de uitoefening van zijn functie namens 51W of een van de door SFW geadministreerde (pensioen)fondsen heeft gehandeld of zal handelen, of wanneer hem bekend is of redeijkerwijs bekend had moeten zijn dat dergelijke transacties hebben plaats gevonden of zullen plaatsvinden en wel gedurende 2 (twee) beursdagen daarvoor en daarna.
11.
I3ovengenoemde beperkingen zijn van kracht, ongeacht of een verbonden persoon rechtstreeks handelt of indirect via deelnemingen, gevolmachtigden of beheerders of andere derden met uitzondering van vrije hand beheertransacties; voor zichzelf dan wel namens anderen; alleen of in samenwerking met anderen. -
12.
[‘enzij een zorgvuldige uitoefening van zijn functie zulks vereist of wettelijk daartoe verplicht is het de verbonden persoon niet toegestaan op welke wijze dan ook, direct of indirect, geheel of gedeeltelijk, gevoelige informatie aan anderen te verstrekken of daaromtrent te doen bLijken.
Artiket 10
Compliance officer
1.
Het bestuur van SFW heeft een compliance officer aangewezen. De compliance officer vervult een onafhankelijke rol binnen SEW. De compliance officer rapporteert aan de fungerend voorzitter van het bestuur, zowel voor de dagelijkse gang van zaken, als in het geval zich een bijzondere omstandigheid heeft voorgedaan.
2.
1 let bestuur heeft de taken van de comphance officer schriftelijk vastgelegd, liet bestuur waarborgt dat de compliance officer over voldoende bevoegdheden beschikt voor het uitoefenen van toezicht op dc naleving van relevante wettelijke bepalingen en de gedragscode en diens onafhankelijke positie ten opzichte van degenen die zijn onderworpen aan zijn toezicht. De compliance officer rapporteert jaarlijks over zijn of haar werkzaamheden en doet aanbevelingen op basis van de resultaten van zijn werkzaamheden.
3.
1-let bestuur legt vast welke acties zijn ondernomen naar aanleiding van de bevindingen van de compliance officer.
4.
Indien de compliance officer daartoe aanleiding ziet kan hij of zij verbonden personen verplichten op eerste verzoek alle informatie te (laten) verstrekken omtrent enige door of ten behoeve van hen verrichte persoonlijke transacties. Dc compliance officer controleert of die transacties aan dc toepasselijke regels, voorschriften en aanwijzingen voldoen.
5.
1)e compliance officer adviseert en informeert, gevraagd en ongevraagd, verbonden personen over dc uitleg en toepassing van de gedragscode.
6.
De compliance officer documenteert zijn werkmethoden en werkzaamheden en administreert en archiveert alle informatie die hem of haar door verbonden personen (de meldingen van persoonlijke transacties inbegrepen) of derden is verstrekt. 1 lij of zij bewaart afschriften van alle overeenkomsten en de jaarlijkse verklaringen die verbonden personen hem moeten verstrekken. Tevens administreert en archiveert dc compliance officer alle door hem of haar verrichte controles, onderzoeken en de genomen acties, alsmede overige van belang zijnde informatie, mcmoranda en correspondentie. I)e gegevens worden ten minste zeven jaar bewaard.
7.
De compliance officer en de fungerend voorzitter van het bestuur zijn gehouden tot geheimhouding van dc informatie verstrekt door verbonden personen of derden. De geheimhouding kan worden doorbroken in het geval de goede uitoefening van zijn functie daartoe noodzaakt.
Artikel 11
Toezicht op prïvé-belcggingstransacties
1.
Dc verbonden persoon onderschrijft dat de compliance officer bevoegd is een onderzoek in te (doen) stellen met betrekking tot enige beleggingstransactic verricht door, in opdracht van of ten behoeve van de verbonden persoon door tussenkomst van een effecten- of kredietinstelling, beleggingsin stelling, gelieerde of andere derde.
2.
Dc compliance officer is bevoegd over de uitkomst van dit onderzoek schriftelijk te rapporteren aan de fungcrend voorzitter van het bestuur. Alvorens dc compliance officer schriftelijk rapporteert over de uitkomst van het onderzoek dient de verbonden persoon de gelegenheid te hebben gekregen te reageren op de uitkomst van het onderzoek. Dc verbonden persoon wordt door dc fungercnd voorzitter van het bestuur van de uitkomst van het onderzoek in kennis gesteld.
3.
De verbonden persoon is, in het kader van de strikte naleving van de gedragscode, gehouden desgevraagd alle informatie met betrekking tot een door hem of ten behoeve van hem verrichte privébcleggingtransactie aan de compliance officer te verstrekken.
4.
Dc verbonden persoon is verplicht desgevraagd opdracht geven aan cle effecten- of kredietinstdlling, belcggingsinsteffing, geieerde of andere derde alle informatie omtrent enige ten behoeve van hem of in zijn opdracht verrichte privébeleggingtransacde aan de compliance officer te verstrekken. Aanvullend toezicht op privé-beleggingstransacties van insiders
Artikel 12 1.
De insider is verplicht alle door hem direct of indirect verrichte privé.-beleggingstransacdes onverwijid schriftelijk te melden aan de compliance officer, met datum, omschrijving c.q benaming van de betreffende effecten, aantallen, prijzen, kosten en uitvoerende instelling onder overlegging van een kopie van de aan- of verkoopnota aan de compliance officer. De compliance officer controleert of de privé-effectentransactie aan de toepasselijke regels, voorschriften en aanwijzingen voldoet. De compliance officer rapporteert zijn bevindingen aan de directie in aangelegenheden die de medewerkers van SFW betreffen; a) aan de Eungerend voorzitter van het bestuur in aangelegenheden die de directie, de leden b) van het bestuur, de leden van de beleggingscommissie en andere verbonden personen betreffen; aan de tweede voorzitter in aangelegenheden die de fungerend voorzitter van het Bestuur c) betreffen.
2.
Het eerste lid is niet van toepassing indien: a) de privé-beleggingstransactics in een ter beurze genoteerde (semi-open-ended beleggingsinstelling verricht wordt en de insider geen bestuurs- of beheerfunctie in deze heleggingsinstefling vervult; of b) de privébeleggingtransactie in staatsobligaties wordt verricht.
3.
De insider is verplicht zich binnen de grenzen van redelijkheid en billijkheid in te spannen dat aan gelicerde derden op eerste verzoek van de compliance officer, indien deze daartoe aanleiding heeft, alle informatie (doen) verstrekken omtrent enige door hen verrichte privé effectentransactic.
Artikel 13
Jaarlijkse verklaring
Ieder die in dienst treedt van SIW of wordt benoemd tot lid van het bestuur dan wel op andere wijze toetreedt tot de hiervoor omschreven doelgroep dient een verklaring van naleving van de gedragscode te ondertekenen. Aan het eind van ieder kalenderjaar, bij tussentijds vertrek of bij het niet langer verbonden zijn aan SFW, moet iedere verbonden persoon een verklaring ondertekenen over de juiste naleving van de geldende bepalingen in dc gedragscode over het afgelopen jaar. De bepalingen van de gedragscode blijven gelden tot zes maanden nadat de verbonden persoon niet meer aan fonds is verbonden. De gedragsregel zoals vastgelegd in artikel 5 blijft voor verbonden personen voor onbepaalde tijd gelden. Artikel 14
Sanctie
Het handelen door de verbonden persoon in strijd met de gedragscode wordt beschouwd als een ernstige inbreuk op het vertrouwen dat SFW als werkgever of anderszins in de betrokkene moet kunnen stellen. Een dergelijke handelen kan reden zijn tot het opleggen van een sanctie, waaronder afhankelijk van de ernst van de overtreding een waarschuwing, het ongedaan maken van het door de verbonden persoon behaalde voordeel, overplaatsing, schorsing, of andere disciplinaire of arbeidsrechtelijke maatregel, ontslag op staande voet niet uitgezonderd. Een overtreding kan worden gemeld aan de toezichthouder(s) en indien van toepassing bij het Dutch Securities Institute. Het voorgaande laat onverlet een vordering tot schadevergoeding en/of aangifte bij de justitiële autoriteiten. —
-
-
-
Artikel 15
Advies en bezwaar
Indien de verbonden persoon twijfelt over de uitleg van de op hem of haar van toepassing zijnde gedragsregels, is hij of zij verplicht het advies van de compliance officer in te winnen. De compliance officer is bevoegd een voor de verbonden persoon bindende uitspraak te doen. Tegen de uitspraak van de compliance officer kan de verbonden persoon bezwaar maken bij de fungerend voorzitter van het bestuur. Het maken van bezwaar heeft geen schorsende werking ten aanzien van de uitspraak van de compliancc officer. Artikel 16
Onvoorziene omstandigheden
Voor kwesties waarin deze gedragscode niet voorziet, beslist de fungerend voorzitter van het bestuur. Artikel 17
Inwerkingtreding
Deze gedragscode vervangt per 1 juli 2011 de gedragscode SFW 2005.
BIJLAGE 1 Lijst van (filiaal)kantoren van banken en instellingen als bedoeld in artikel 6 lid 516 en artikel 9 lid 8 van de Gedragscode SFW.
CBRE Global Investors Vanguard ING Rabobank Royal Bank of Scotland Altera Vastgoed NV BNP Paribas State Street Global Advisors Societe Generale ABN AMRO Bank NV Deutsche Bank Kasbank NV Morgan Stanley
Postbus 90463 Dreve Richelle 161, Bte 45 Foppingadreef 7 Croeselaan 18 135 Bishopgate Postbus 9220 Postbus 20042 Thomas R. Malthusstraat 1-3 41 Tower HiIl Postbus 283 GroBe Gallusstral?e 1014 Spuistraat 172 25 Cabot Square
2509
LL B-1410
Den Haag Waterloo, Belgie
1102 3521
ED CB Londen ME EA JR
Amsterdam Utrecht Great Britain Amstelveen Amsterdam Amsterdam
1180 1001 1066 EC3N 4SG 1000 60311 1012
London EA Frankfurt amMain VT London
Amsterdam Getmany Amsterdam Great Britain
Bijlage 2.
GEDRAGSCODE STICHTING FONDSENBEHEER WATERBOUW Bepaling classificatie personen betrokken bij Stichting Fondsenbeheer Waterbouw Situatie per 1januari 2015 Verbonden
Bestuur H.Kamps H.deJong H. Crom been A. van den Brink J. Kroeze (tot 1-1 -201 5) L. Elzinga A.A.M. van Kleef (tot 1-1-2015) Medewerkers M. Brink H. v. Dongen J. v. Doorn D. v. Geijiswijk L. Hazekamp J. Kartaram B. Keddeman P. Kuppers J. Ooms L. Schijf E. Verburg A. Vijverberg P. Vreeswijk N. de Water M. v. d. Zalm
voorzitter
personeelszaken automatisering directie pensioenadm. fin./bel.adm. pensioenadm. directie fin.adm. automatisering pensioenadm. pensioenadm. secretariaat automatisering pensioenadm. pensioenadm.
Beleggingsadviescommissie W. Weijand J.L.M.deJong E. van Gelderen (tot 1-1-2015) P.C. van Aalst
Insiders
Rapporteren aan alg. Uit. externe
X X X X
x x x x
X X X
x x x
X X
x x X
X
x x
X
x x
X X X X X X X X X X
x x x x X x x x x
X X
x x
X X
x
Beleggingsadviseurs J. v. d. Meulen S.Hoek
X X
x x
Notuleerbureau De Rondvraag O.Wijma
X
x
BIJLAGE 3 Betreffende de (categorieën van) verbonden personen die zijn uitgesloten van de onverwijide meldingsplicht dan wel de plicht tot het vragen van goedkeuring als bedoeld in artikel 6 lid 9 van de Gedragscode. 1. 2. 3.
Externe (beleggings)adviseurs; Externe bestuursleden; Externe leden van de beleggingsadviescommissie;
Fondsenbeheer Waterbouw BV
Klokkenluidersregelïng Fondsenbeheer Waterbouw BV (de uitvoeringsorganisatie) ziet de goede reputatie en integriteit van haar organisatie als een belangrijk vereiste om succesvol te opereren als uitvoeringsorganisatie voor de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Waterbouw. Het doel van de klokkenluidersregeling is om elke verbonden persoon van de uitvoeringsorganisatie de gelegenheid te geven om een misstand, al dan niet anoniem te melden, zodat al het nodige gedaan kan worden in het geval van mogelijke overtredingen van interne of externe regelgeving of andere misstanden. Definities Verbonden persoon: alle medewerkers van de uitvoeringsorganisatie, onafhankelijk van de duur waarvoor of de juridische basis waarop zij werkzaam zijn; degenen die voor de uitvoeringsorganisatie werkzaamheden verrichten maar niet bij de uitvoeringsorganisatie in dienst zijn, waaronder de leden van het bestuur en de organen van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Waterbouw; andere (categorieën) personen aangewezen door de uitvoeringsorganisatie. Klokkenluider: de verbonden persoon die (een vermoeden van) een misstand conform deze regeling meldt bij de Vertrouwenspersoon. Misstand: een op redelijke gronden gebaseerd vermoeden of wetenschap van een (voornemen tot een) doen of nalaten binnen de uitvoeringsorganisatie dat: • een strafbaar feit oplevert, • een schending inhoudt van interne of externe regelgeving of beleidsregels, • autoriteiten of personen die belast zijn met de uitvoering van of het toezicht op de naleving van wettelijke regelingen of wettelijke opsporingsam btenaren, beoogt te m isleiden, • beoogt dat informatie over de hiervoor genoemde feiten wordt achtergehouden, of • op enigerlei wijze direct of indirect de goede naam van de uitvoeringsorganisatie kan schaden. Algemeen De directie van de uitvoeringsorganisatie zal ervoor zorg dragen dat de Klokkenluidersregeling voorhanden is en bekend is bij alle verbonden personen. De statutaire directie heeft de voorzitter van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Waterbouw in zijn hoedanigheid als lid van de statutaire directie van de uitvoeringsorganisatie in het kader van deze regeling aangewezen als Vertrouwenspersoon. De Vertrouwenspersoon ontvangt de meldingen en voert een voorlopig onderzoek uit. Misstanden Een misstand kan, bij voorkeur schriftelijk, worden gemeld bij de Vertrouwenspersoon. De klokkenluider krijgt hiervan een bevestiging. De klokkenluider kan verzoeken dat zijn anonimiteit gewaarborgd blijft. De Vertrouwenspersoon zal een voorlopig onderzoek uitvoeren, zodra hij een melding van een klokkenluider heeft ontvangen. De Vertrouwenspersoon zal een binnengekomen melding met de directie bespreken; indien een lid van de directie de klokkenluider is, zal de Vertrouwenspersoon het bespreken met de voorzitter van de Raad van Toezicht van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Waterbouw. De Vertrouwenspersoon zal de directie adviseren de melding terzijde te leggen als uit zijn onderzoek geen grond blijkt voor de melding. Als het voorlopig onderzoek serieuze indicaties geeft van mogelijke
schending van interne of externe regelgeving of andere onregelmatigheden, dan zal de directie de klacht laten onderzoeken.
De klokkenluider ontvangt algemene informatie over de voortgang van het onderzoek (en de uitkomst) tenzij de klokkenluider daar geen prijs op stelt of dit nadelig is voor de klokkenluider of voor het onderzoek, of tenzij er andere gegronde redenen zijn om de klokkenluider niet te informeren. De klokkenluider kan een melding verrichten aan de directie als de Vertrouwenspersoon zelf onderwerp van de klacht is of als de klokkenluider ontevreden is met de voortgang of de uitkomst van het onderzoek. Registratie De Vertrouwenspersoon registreert al zijn activiteiten, rapporten en ontvangen informatie. Gevolgen voor de klokkenluider Klokkenluiders die te goeder trouw handelen overeenkomstig deze regeling kunnen melden zonder dat zij daarmee hun (arbeidsrechtelijke) positie in gevaar brengen. De statutaire directie staat ervoor garant dat klokkenluiders die handelen overeenkomstig deze regeling in staat zijn om te melden zonder dat zij door het klokkenluiden hun (arbeidsrechtelijke) positie in gevaar brengen. Represailles als gevolg van klokkenluiden worden beschouwd als een ernstige schending van deze regeling, in welk geval passende actie door de statutaire directie zal worden ondernomen om de (arbeidsrechtelijke) positie van de klokkenluider te beschermen. Anonimiteit De Vertrouwenspersoon zal nooit de naam van de klokkenluider openbaren, tenzij de wet hem hiertoe verplicht of de klokkenluider hiermee instemt. Als op enig moment de Vertrouwenspersoon op grond van de wet verplicht wordt de naam van de klokkenluider te openbaren, zal de Vertrouwenspersoon de klokkenluider hiervan onmiddellijk en voordat openbaring van de naam van de klokkenluider plaatsvindt op de hoogte stellen, tenzij de Vertrouwenspersoon rechtsgeldige redenen heeft om dat niet te doen.
Vastgesteld op 20 mei 2015
Fondsenbeheer Waterbouw BV
Intern beleid en procedure incidenten Doelstelling Het doel van dit beleid en de daaruit voortvloeiende procedure is een integere uitoefening van het bedrijf van Fondsenbeheer Waterbouw BV (FWBV) te waarborgen1. In dit beleid en procedure is geregeld op welke wijze incidenten worden geconstateerd, vastgelegd en aanleiding zijn voor het nemen van corrigerende maatregelen. Ter voorkoming van incidenten verricht FWBV periodiek risicoanalyses op basis waarvan preventieve maatregelen worden genomen ter beheersing van integriteitrisico’s. Definities Incident: gedraging of gebeurtenis die een gevaar vormt voor de integere uitoefening van het bedrijf van de desbetreffende financiële onderneming Integriteitrisico: gevaar van aantasting van de reputatie of bestaande of toekomstige bedreiging van vermogen of resultaat van een financiële onderneming als gevolg van een ontoereikende naleving van hetgeen bij of krachtens enig wettelijk voorschrift is voorgeschreven. Melding en vastlegging Een incident of een vermoeden daarvan dient met grote zorgvuldigheid te worden behandeld. De compliance officer is belast met het toezicht op de naleving van deze procedure en de behandeling van het incident. Elke medewerker is verplicht een incident of een vermoeden van een incident terstond te melden aan de compliance officer. De compliance officer beoordeelt de melding en neemt vervolgens zo nodig het besluit een nader onderzoek in te (doen) stellen. Indien er naar het oordeel van de compliance officer geen sprake is van een incident, dan wordt de melder hierover onverwijld geïnformeerd. Het oordeel dat in het onderhavige geval geen sprake is van een incident in het kader van de Wet op het financieel toezicht wordt met argumentatie vastgelegd. De compliance officer houdt een registratie bij van alle binnengekomen meldingen, de wijze van opvolging, ingestelde onderzoeken, onderzoeksresultaten, de genomen preventieve en repressieve maatregelen en de meldingen aan DNB. Melding toezichthouder DNB Indien er naar het oordeel van de compliance officer sprake is van een ernstig incident dient DNB hieromtrent onverwijld te worden geinformeerd.
f\VB\’ wil daarom hei volgende bcstnjdcn: •
het begaan van strafbare feiten of andere financiele markten kunnen schaden;
•
andere handelingen door liWlV of haar werknemers die op een dusdanige wijze irgaan tegen hetgeen volgens het ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer bet,ianit, dat hierdoor het vertrouwen iii dc financikle onderneming of in de financiële markten ernstig kan worden geschaad;
wrtsovcrttcdmgen
door F\VHV of haar werknemers die het
vcTUOusvcfl in
I\VBV of in de
Afhandeling Het doel van het onderzoek is waarheidsvinding betreffende het incident en de daarmee samenhangende bewijsvoering voor civielrechtelijke, arbeidsrechtelijke en strafrechtelijke vervolgstappen. Het doel is het terugdringen van de (potentiële) schade naar een beheersbaar niveau en het herstel van de bedrijfsvoering, voor zover het incident daarop enige invloed had. Het onderzoek naar het incident wordt ingesteld door de compliance officer en wordt uitgevoerd door de compliance officer daarbij eventueel bijgestaan door externe deskundigen. Indien er sprake is van een onderzoek door externe deskundigen worden de onderzoeksresultaten aan de compliance officer en de directie gerapporteerd. De rapportage bevat een relaas van feiten en omstandigheden, de bewijsvoering in hoofdlijnen, alsmede het advies over de te nemen maatregelen. Maatregelen De compliance officer beoordeelt op basis van de onderzoeksresultaten het incident en brengt hieromtrent advies uit binnen de directie. Dit advies betreft de volgende punten: -
-
-
-
-
-
-
Arbeidsrechtelijke of disciplinaire maatregelen jegens betrokken medewerker(s) Civielrechtelijke maatregelen, zoals aansprakelijkstelling Schadefinanciering in geval sprake is van een incident met aanzienlijke schade Interne en externe communicatie Aanpassing procedures en maatregelen Overige maatregelen voor het herstel van de bedrijfsvoering Aangifte doen bij autoriteiten Melding aan DNB.
Het uitgangspunt bij het vaststellen van maatregelen en sancties is dat het veroorzaken van een incident een etnstige schending is van de vertrouwensrelatie tussen FWBV enerzijds en de medewerker anderzijds. Het veroorzaken van een incident of anderszins daarbij betrokken zijn kan leiden tot arbeidsrechtelijke maatregelen, waaronder ontslag op staande voet. In geval sprake is van opzettelijke en strafbare overtredingen, zoals misdrijven als genoemd in het Wetboek van Strafrecht en de Wet Economische Delicten, wordt in beginsel aangifte gedaan bij justitie of politie. De directie neemt op grond van de verzamelde feiten en omstandigheden een besluit. De compliance officer draagt zorg voor de coördinatie van de afwikkeling van het incident. De directie draagt zorg voor implementatie van nieuwe procedures en maatregelen in de bedrijfsprocessen. De compliance officer ziet toe op de implementatie en naleving van nieuwe procedures en maatregelen, die naar aanleiding van het incident voorgesteld en geaccordeerd zijn. De directie rapporteert alle incidenten aan het bestuur. Slotbepal ingen Dit beleid en procedure Incidenten is van toepassing op alle medewerkers, bestuurders van FWBV en op medewerkers van organisaties die in opdracht van FWBV werkzaamheden verrichten of anderszins onder de verantwoordelijkheid van FWBV vallen. Deze Procedure Incidenten treedt in werking op 20 mei 2015
Bijlage 11: Communicatiebeleid
135
Nota
voor de vergadering van het bestuur van de Stichting Bedrijtstakpensioenfonds Waterbouw op 1 1 februari 2014 te Rijswijk.
Inzake:
Communicatiebeleki; evaluatie 2013 en update naar 2014
-
In de bestuursvergadering van 13 december 2012 besprak u bijgevoegde nota inzake “Communicatiebeleid; evaluatie en update” en stelde u het communicatiebeleid cfm. het voorstel in die nota vast. Afgesproken is om jaarlijks (bij de uitvoering van) het communicatiebeleid stil te staan en dit zo nodig aan te passen voor het komende jaar. Centrale communïcatiedoelstelling Naar onze mening is er ook thans geen aanleiding om de centrale communicatiedoelstelling te wijzigen. Deze zou dan als volgt blijven luiden: Het BPF stelt zicht ten doel op een duidelijke en begrijpelijke wijze voorlichting te geven aan deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers over pensioenresultaten, de pensioenregeling(en), het fonds en relevante veranderingen. De communicatie van het BPF voldoet tenminste aan de eisen die door of krachtens de Pensioenwet daaraan worden gesteld. Wel is er aanleiding om de nader in te gaan op de ontwikkelingen die hebben plaatsgevonden en plaatsvinden ten aanzien van de gehanteerde communicatiemiddelen. Te hanteren communicatiemiddelen (geactualiseerd) —
--
-.
-
Brochures In 2013 zijn er geen wijzigingen in de algemene brochure geweest. Reflecties In 2013 zijn er conform de beleidsafspraak 2 reflecties uitgebracht. De eerste in maart 2013 ging in op de financiele situatie van het fonds, beleggen door het pensioenfonds en de noodzaak daarvoor en de risico’s daarvan, de wijzigingen in de AOW-ingangsdatum en een oproep om het mailadres aan te leveren bij SFW. In oktober 2013 is aandacht besteed aan het onderzoek naar de toekomstvisie ten aanzien van het fonds en aan de wet versterking bestuur pensioenfondsen. Nieuwsflits Naar aanleiding van de oproep in Reflecties zijn een groot aantal mailadressen ontvangen van de (gewezen) deelnemers en gepensioneerden. In overleg met het communicatiebureau A4 is format ontwikkeld voor een lichte “Nieuwsflits” waarin makkelijk teksten kunnen worden opgenomen en die makkelijk via de mail te verzenden is. In januari 2014 is de eerste Nieuwsflits verzonden. Wij zullen in ieder geval eens in de 2 maanden en zo nodig vaker een Nieuwsflits verzenden. De Nieuwsflits zal ook via de website beschikbaar zijn, Website Op de website heeft het reguliere onderhoud van de teksten en downloads plaatsgevonden. Daarbij is nu ook de geldende ABIN bij de downloads geplaatst, De grote herziening van de website en het
onderbrengen daarvan bij het sectorportaal www.waterbouwjii is nog niet ingevuld gelet op het feit dat de regeling voor 2015 nog niet duidelijk is en er evenmin duidelijkheid is over de toekomst van het fonds. —
Pensioenplanner In de pensioenplanner zijn geen inhoudelijke wijzigingen doorgevoerd. Wel zijn uiteraard de gegevens die daarin van de deelnemer zijn opgenomen up to date gehouden. Zoals in de vorige evaluatie aangegeven is de pensioenplanner inhoudelijk achterhaald, Verbetering (met onderbrenging elders) zal (afhankelijk van de toekomst van het fonds) plaats kunnen vinden als er duidelijkheid bestaat over de pensioenrogeling 2015. Jaarverslag Net als het voorgaande jaar is het jaarverslag in hardcopy toegezonden aan de 6 grootste werkgevers. Daarnaast is het jaarverslag te downloaden op de website. Uniform ensioenoverzicht Jaarlijks wordt aan deelnemers een overzicht verstrekt van de opgebouwde en bereikbare pensioenaanspraken. Dit overzicht is opgesteld cfm. de afspraken die door de koepels zijn gemaakt met betrekking tot de UPO met een aantal kleine afwijkingen ten behoeve van de begrijpelijkheid voor de deelnemer. Door het hanteren van een elektronisch archief zijn de verzonden UPOs op verzoek altijd reproduceerbaar hetgeen het geven van een eventuele extra toelichting vergemakkelijkt. Ook in 2013 is de UPO verzonden. Aan de gewezen deelnemers wordt eens in de 5 jaar een UPO toegezonden. De verzending daarvan heeft in 2013 plaatsgevonden waarbij ook aan de gewezen partners van deelnemers een UPO is gezonden. Sinds eind 2010 worden de gegevens van de UPO (ook van de gewezen deelnemers) jaarlijks aan het Pensioenregister doorgegeven zodat deelnemers en gewezen deelnemers via de website van het pensioenregister inzicht kunnen krijgen in hun aanspraken. In 2012 is de aanlevering aan het Pensioenregister uitgebreid met de aanspraken op nabestaandenpensioen inclusief de vereveningen. Hoewel in formele zin geen sprake is van een UPO is met ingang van januari 2013 een separaat pensioenoverzicht aan deelnemers worden gezonden bij einde dienstverband (einde deelnemings-UPO). Circulaires Circulaires worden met name gehanteerd voor het doorgeven van wijzigingen aan werkgevers met betrekking tol premiepercentages ed. Circulaires zijn tevens in te zien en te downloaden via de website. In 2013 zijn 3 circulaires verzonden. Een daarvan had betrekking op de premies per 1-7-2013 de tweede had betrekking op de Wet uniformering loonbegrip en de wijziging van het pensioengevend loon die daaruit voortvloelde (uitzondering bedrijfsauto uit pensioengevend loon) de derde ander had betrekking op de vakantierechtwaarden
2013/2014. In 2014 is ondertussen 1 circulaire verzonden namelijk ten aanzien van de premies per 1januari 2014. --
—
Brieven / email / telefoon Medewerkers van de uitvoeringsorganisatie zijn zich terdege bewust dat zij zich bij de verzending van brieven en emails moeten afvragen of de inhoud daarvan duidelijk en begrijpelijk is voor de ontvanger. Met betrekking tot standaardbrieven geldt dat deze zijn en worden getoetst aan de eisen van duidelijkheid en begrijpelijkheid. Daarbij wordt ook getracht om zoveel mogelijk concrete informatie voor de deelnemer te verstrekken o.a. door het opnemen van bedragen Dit heeft ook in het afgelopen jaar geleid tot een aantal wijzigingen in standaardbrieven. Ook het zgn Quinto-P onderzoek heeft weet geleid tot aanpassingen in standaardbrieven. Presentaties Er zijn geen presentaties gehouden voor deelnemers in 2013.
Doelgroepen waarop de communicatie zich richt In de nota van 15 december 2011 zijn de volgende doelgroepen voor het BPF in het kader van communicatie gehandhaafd: Werknemers / deelnemers Gewezen deelnemers Pensioengerechtigden (waaronder ook nabestaanden worden verstaan) Werkgevers Derden (waaronder pers) —
—
—
—
Naar onze mening is er ook thans geen aanleiding om deze doelgroepen aan te passen of uit te breiden. Onderdeel van het communicatiebeleid vormt een tabel waarin doelgroep, communicatiemiddel, communicatieaanleiding en wijze van uitvoering zijn opgenomen. In de vergadering van 13december 2012 zag u geen aanleiding om tot wijziging van de tabel over te gaan. Wij hebben de tabel uitgebreid met de Nieuwsflits die in beginsel 1 keer per 2 maanden aan de (gewezen) deelnemers en gepensioneerden wordt toegezonden. Voor het overige menen wij dat er geen aanleiding is om de tabel te wijzigen. De gewijzigde tabel treft u als biilage bij do nota aan. Vragen aan het bestuur: 1.
Deelt u de mening van de administratie dat er geen aanleiding is om de centrale communicatiedoelstelling te wijzigen ?
2.
Geeft deze nota u nog aanleiding tot het stellen van vragen en / of het maken van opmerkingen ?
3.
geactualiseerde, opgenomen, nota u deze Wilt in het communicatjebeleid vaststellen als het communicatiebeleid 2014 van het BPF Waterbouw?
Bijlagen NOT_BPF_communicatie_evaluatie2Ol 3 update2Ol 411022014
-
Correspondentie Telefonische contacten
;
Gewezen • deelnemers
Uniform Pensioenoverzicht
Reflecties
Pensioenplanner Correspondentie Telefonische contacten
Website
Jaarverslag
Brochure
Nieuwsflits
Uniform Pensioenoverzicht
Reflecties
Gericht informeren over specifieke situaties Verstrekken specifieke informatie, beantwoorden van vragen Informeren over ontwikkelingen, wijzigingen en achtergronden Informeren over pensioenopbouw,
Informeren over inhoud regelingen, parameters. beleid eto.
Informeren over financiële positie
deelname Toesturen op aanvraag en/of bij aanvang deelname, op_website_plaatsen Toesturen op aanvraag en/of via Reflecties en/of op webste plaatsen
Hoe
Eens in de 5 jaar toesturen
Periodiek tcesturen
Toesturen bij gebeurtenis
Toesturen op aanvraag op website olaatsen Toesturen op aanvraag en/of via Reflecties en op website olaatsen
Eens per twee-maanden per email
Jaarlijks toesturen
Periodiek toesturen
Toesturen bij gebeurtenis
Inloggen door middel van inlognaam en password
—___________________________
Informeren over inhoud regelingen, parameters. beleid etc. Inzicht geven in de verschillende keuzes die de pensioenregeling biedt en de gevolgen die deze keuzes hebben voor het pensioen van de deelnemer. Daarnaast is de laatstverzonden UPO via de pensioenplanner in te zien Gericht informeren over specifieke situaties Verstrekken specifieke informahe. beantwoorden van vragen Informeren over ontwikkelingen, wijziQinaen en achteruronden Informeren over pensioenopbouw, wettelijk_verplicht Snelle informatie over pensioenontwikkelingen / ontwikkelingen ten aanzien van het pensioenfonds Informeren over inhoud regelingen
Website Pensioenplanner
Informeren over financiële positie
Jaarverslag
—
Informeren over inhoud regelingen
Informeren over inhoud regeling
Waarom
Brochure
Startbrief
MÏdei
________________________________
Deelnemers
Doelgroep
Derden
Werkgevers
,—
Gepensioneerden
Div. informatie Website
Correspondentie Telefonische contacten
Presentaties
Openbare informatie Informeren over inhoud regelingen, parameters, beleid ete.
Informeren over inhoud regelingen, parameters, beleid ete. Informeren over inhoud rege]ingen, parameters, beleid etc. Gericht informeren over specifieke situaties Verstrekken specifieke informatie, beantwoorden van vragen
Website
Jaarverslag
Gericht informeren over specifieke situaties Informeren over ontwikkelingen, ijoinaen en achteraronden Informeren over financiële positie
Informeren over inhoud regelingen, pararneters, beleid eto. Informeren over ontwikkelingen, 1 wijzigingen en achtergronden Gericht informeren over specifieke situaties Verstrekken specifieke informatie, beantwoorden van vragen T.b.v. belastingopgave Snelle informatie over pensioenontwikkelingen / ontwikkelingen ton aanzien van het pensioenfonds Informeren over wijzigingen, plichten werkgever en aanlevering gegevens
wettelijk verplicht eens in de 5 jaar Snelle informatie over pensioenontwikkelingen / ontwikkelingen ten _aanzien_van_het_pensioenfonds Informeren over indexatie Informeren over financiële positie
CrcuIaires en correspondentie Reflecties
Brochure
Jaaropgave Nieuwsflits
Correspondentie Telefonische contacten
Reflecties
Websita
Correspondentie Jaarverslag
Nieuwsflits
Toesturen op aanvraag
Toesturen bij gebeurtenis
1 Op verzoek —
Toesturen op aanvraag en/of via Reflecties en op website plaatsen
Periodiek toesturen
Toesturen bij inschrijving en op verzoek, op website plaatsen Toesturen bij gebeurtenis
Jaarlijks toesturen Eens per twee maanden per email
Toesturen bij gebeurtenis
Periodiek toesturen
Toesturen op aanvraag en/of via Reflecties en op website plaatsen
Eens per twee maanden per email
voor de vergadering van het bestuur van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Waterbouw op 13 december 2012 te Rijswijk.
Nota
inzake:
-
Cornrnunicalebeleid: evaluatie en update
In de bestuursvergadering van 15 december 2011 besprak u bijgevoegde nota inzake Communicatiebeleid; evaluatie en update’ en stelde u het communicatiebeleid cfm. het voorstel in die nota vast. Afgesproken is om jaarlijks bij (de uitvoering van) het communicatiebeleid te stil te staan en dit zo nodig te updaten voor het komende jaar. Centrale communicatiedoelstelling Naar onze mening is er ook thans geen aanleiding om de centrale communicatiedoelstelling te wijzigen. Deze zou dan als volgt blijven luiden: Het BPF stelt zicht ten doel op een duidelijke en begrijpelijke wijze voorlichting te geven aan deetnerners, gewezen deelnemers, pensioengerechtiqden en werkgevers over ponsioenresultaten, dc pensioenregeling(en), het fonds en relevante veranderingen. De communicatie van het BPF voldoet tenminste aan de eisen die door of krachtens de Pensiocnwet daaraan worden gesteld. Wel is er aanleiding om de nader in te gaan op de ontwikkelingen die hebben plaatsgevonden en plaatsvinden ten aanzien van de gehanteerde communicatiemjddelen. Te hanteren communicatiemiddelen (geactualiseerd) Brochures In 2012 zijn er geen wijzigingen in de algemene brochure geweest. Reflecties Het magazine Reflecties verschijnt in principe, als er voldoende nieuws is om aan de doelgroepen te melden, twee keer per jaar en wordt verstuurd aan werkgevers, deelnemers, gepensioneerden en andere belanghebbenden. In Reflecties wordt aandacht gevraagd voor actuele pensioenonderwerpen en ontwikkelingen bij het fonds. In 2012 is er geen magazine uitgebracht. Er was onvoldoende concrete nieuwe informatie over het fonds te melden om, mede gelet op de kosten, een uitgave van Reflecties te verzorgen. Te verwachten is dat de komende jaren, als meer duidelijkheid ontstaat over de wijzigingen in het pensioenstelsel en met name over de wijzigingen in de regelingen van het fonds zelf, er juist vaker een Reflecties zal worden uitgegeven. Website Op de website heeft het reguliere onderhoud van de teksten plaatsgevonden. Daarbij zijn o.a. de gegevens van het Spaarfonds van de website verwijderd. Bij de weergave van de dekkingsgraad van het BPF is thans een grafiek toegevoegd. De website is qua uitstraling en
voornemen is vormgeving eigenlijk aan een volledige update toe. Het in de loop ling rege ioen pens de om dit door te voeren bij de wijziging van ur dit bestu het als kan, te upda ige van 2013/ 2014. Bij deze volled aal rport secto het bij en eslot aang worden onderschrijft van ien aanz ten atie inform de van inhoud www.waterbouw.nl. Wel zal de het (bestuur van pensioenen de verantwoordelijkheid moeten blijven van aangesloten wordt ef initiati dit bij als ook dat het) fonds. Dit betekent moet hebben (het bestuur van) het fonds altijd en direct de mogelijkheid fonds. ioen om wijziging aan te brengen in de informatie van het pens Pensioenplanner ingen doorgevoerd. Ten aanzien van de pensioenplanner zijn geen wijzig Partners. De keuze De pensïoenplanner draait extern bij Akkermans en skosten van de hting inric lage vrij daarvoor was toen ingegeven door de dat wij echter vast stellen Wij sten. planner en de vrij lage exploitatieko in teksten gen bren te aan ing wijzig om en te weinig mogelijkheden hebb hoge kosten kan die op de planner zijn opgenomen. Alleen tegen vrij een wijziging worden doorgevoerd. ling zal, mede gelet Bij de toekomstige wijzigingen in de pensioenrege lingen (eerder of rege op het toenemende belang van flexibiliteit in de naar een worden cht later met pensioen, hoog / laag en uitruil), gezo r. andere, meet flexibele inrichting van de planne Jaarverslag copy toe te zenden Dit jaar is er voor gekozen om het jaarverslag in hard g te downloaden ersla jaarv is het t aan 6 grootste werkgevers. Daarnaas op de website. •
Uniform Pensioenoverzicht verstrekt van de Jaarlijks wordt aan deelnemers een overzicht en. Dit overzicht is opgebouwde en bereikbare pensioenaansprak zijn gemaakt met opgesteld ctm. de afspraken die doot de koepels ingen ten behoeve betrekking tot de UPO met een aantal kleine afwijk hanteren van een het van de begrijpelijkheid voor de deelnemer. Door verzoek altijd op UPO’s elektronisch archief zijn de verzonden toelichting extra tuele even reproduceerbaar hetgeen het geven van een vergemakkelijkt. de 5 jaar een UPO Aan de gewezen deelnemers wordt eens in weer plaatsvinden 2013 in zal van daar ng toegezonden. De verzendi emers een UPO zal waarbij ook aan de gewezen partners van deeln worden gezonden. UPO (ook van de Sinds eind 2010 worden de gegevens van de ter doorgegeven regis gewezen deelnemers) jaarlijks aan het Pensioen ite van het webs de zodat deelnemers en gewezen deelnemers via In 2012 is en. prak aans pensîoenregister inzicht kunnen krijgen in hun praken aans de met eid de aanlevering aan het Pensioenregister uitgebr . ngen veni op nabestaandenpensioen inclusief de vere
2
Hoewel in formele zin geen sprake is van een UPO zal vanaf 2013 een separaat pensioenoverzicht aan deelnemers worden gezonden bij einde dienstverband. Circulaires Circulaires worden met name gehanteerd voor het doorgeven van wijzigingen aan werkgevers met betrekking tot premiepercentages ed. Circulaires zijn tevens in te zien en te downloaden via de website. In 2012 is tot nu toe 2 circulaires verzonden. Een daarvan bad betrekking op de premies per 1-1-2012 en de ander had betrekking op de vakantierechtwaarden 2012/2013. Na de vergadering waarin deze nota wordt besproken zal nog een circulaire worden verzonden met betrekking tot de premies per 1 januari 2013. •
Brieven / email / telefoon Medewerkers van de uitvoeringsorganisatie zijn zich terdege bewust dat zij zich bij de verzending van brieven en emails moeten afvragen of de inhoud daarvan duidelijk en begrijpelijk is voor de ontvanger. Met betrekking tot standaardbrieven geldt dat deze zijn en worden getoetst aan de eisen van duidelijkheid en begrijpetijkheid. Daarbij wordt ook getracht om zoveel mogelijk concrete informatie voor de deelnemer te verstrekken o.a. door het opnemen van bedragen Dit heeft in het afgelopen jaar geleid tot een aantal wijzigingen in standaardbrieven. Ook het zgn Quinto-P onderzoek heeft geleid tot aanpassingen in standaardbrieven. Daarnaast geldt voor deze specifieke media dat de omschakeling naar elektronische dossiers de communicatie met de deelnemers verbetert en vereenvoudigt omdat de benodigde informatie beter toegankelijk is.
•
Presentaties Op verzoek van werkgevers(organisaties), werknemersorganisatie of groepen werknemers worden presentaties verzorgd met betrekking tot het fonds en de pensioenregelingen. Ook in het jaar 2012 zijn geen verzoeken om een presentatie te verzorgen ontvangen.
Doelgroepen waarop de communicatie zich richt In de nota van 15 december 2011 zijn de volgende doelgroepen voor het BPF in het kader van communicatie gehandhaafd:
Werknemers / deelnemers Gewezen deelnemers Pensioengerechtigden (waaronder ook nabestaanden worden verstaan) Werkgevers Derden (waaronder pers) Naar onze mening is er ook thans geen aanleiding om deze doelgroepen aan te passen of uit te breiden.
3
Onderdeel van het communicatiebeleid vormt een tabel waarin doelgroep, communicatiemiddel, communicatieaanleiding en wijze van uitvoering zijn opgenomen. In de vergadering van 15 december 2011 zag u geen aanleiding om tot wijziging van de tabel over te gaan. Wij menen dat er ook thans geen aanleiding is om de tabel te wijzigen.
4
oçgroep Deelnemers
elingen Informeren over inhoud reg positie Informeren over financiële
Jaarverslag
elingen, Informeren over inhoud reg etc. id bele , parameters illende keuzes Inzicht geven in de versch t en de bied ng geli nre sioe pen die de ben voor heb zes keu e dez gevolgen die er. lnem het pensioen van de dee nden UPO via Daarnaast is de laatstverzv zien te in er ann de pensioenp! cifieke Gericht informeren over spe eke cifi spe n kke stre Ver s situatie van vragen informatie, beantwoorden ngen, Informeren over ontwikkeli den ron terg ach en n wijziginge bouw, Informeren over pensioenop ht olic ver jk teli wet
Website Pensioenplanner
Correspondentie Telefonische contacten -
Retlecties Uniform Pensioen overzicht
Toestvren bij gebeu,5 Periodiek toesturen Jaarlijks toesturen
-
-
-
Toesture op aanv5g op websitepIaatser Toesturen op aanvraag en/of via Reflecthes en o website plaatsen
positie Informeren over financiële
Jaarverslag
regelingen. Informeren over inhoud eto. id bele . parameters -
Pensioenplanner Correspondentie Telefonische contacten
-
Toesturen bijgebe105
cifieke Gericht informeren over spe cifieke situaties Verstrekken spe van vragen informatie, beantwoorden ngen, keli wik ont r Informeren ove en_ wijzigingen en achtrgfqpd bouw, nop sioe pen r ove ren Informe 5 jaar de in s een ht wettelijk verplic
Bef Ities U ni torm Pensioenoverzicht
Periodiek toesturer Eens in do 5 jaar tcesturun
lrferrneren over indexatie positie Informeren over financiële
Correspondentie Jaarverslag Website
Toesturen op aanvraag en/of via Reflecties en o website plaatsen
elingen, Informeren ovr inhoud reg etc. id parametors. bele ngen, Informeren over ontwikkeli den ron terg ach en n wijziqinaa specifieke Gericht informeren over cifieke spe n kke stre Ver s atie situ van vragen den oor ntw informatie, bea T.b.v, belastingopgave
—
-
Reflecties
Periodiek tOOStUt
——
Correspondentie Telefonische contacten Jaaropgave
Werkgevers
Inloggen door midd niognaam en PSWtJrd
elingen Informeren over inhoud reg
Brochure
Websile
Gepensioneerd en
Toesturen bij aanva.g deelname Toesturen op aanvca.g en/of bij aanvang deelnarrt op websitepIaatse Toesturen op aanvrftg en/of via F{eflecties en/of wobsite plaatsen
g Informeren over inhoud regelin
Startbrief Brochure
Gewezen deelnemers
Hoe
Waarom
Middel
—
Toesturen bij Jaarlijks toesturen
Brochure
n, plichten Informeren over wijzigingi gegevens ring leve aan en ver kge wer
Circulaires en correspondentie Reflecties
cifieke Gericht inforeren over spe s situatie ngen, Informeren over ontwikkeli den ron terq ach en n nee zigi wij positie Informeren over financiële
Jaarverslag
Toesturen bij inschrijving en op verzoek, op Website plaatsen Toesturen bil gebeurt005 Periodiek toestur Toesturen op uanvagefl,of via Refleeties en Op websjte plaatsen
regetingen Informeren over inhoud etc. id bele . ters ame par elingen, Informeren over inhoud reg cararneters. beleid etc. specifieke Gericht intormeren over cifieke situaties Verstrekken spe van vragen den oor ntw bea tie, rma info -
Website
-
Presentaties Correspondentie Telefonische contacten
Derden
Div. informatie Website
Openbare informatie elingen, Informeren over inhoud reg ete. id bele s. eter parum
Op verzoek
-
Toesturen bij gebeu005
Toesturen op aarraaq
Vragen aan het bestuur: 1
Deelt u de mening van de administratie dat er geen aanleiding is om de centrale communicatiedoelstelling te wijzigen?
2.
Geeft deze nota u nog aanleiding tot het stellen van vragen en / of het maken van opmerkingen?
3.
geactualiseerde, opgenomen, nota ii het in deze Wilt van het BPF ebeleid communicatiebeleid vaststellen als het communicati Waterbouw?
NOT_BPF_communicatiebeleid2ol 3_1 3122012
Bijlage
6
BIJLAGE 12: Deskundigheidspian bestuur
146
Deskundigheidspian Stichting Bed rijfstakpensioenfonds Waterbouw Defïnities Fonds Bestuur Directie Deskundigheidspian
: de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Waterbouw : het Bestuur als bedoeld in artikel 13 van de statuten van het Fonds : de Directie als bedoeld in artikel 21 van de statuten van het Fonds : dit Deskundigheidsplan.
Doelstelling Het hoofddoel van dit Deskundigheidspian is: 1. het formuleren van de benodigde deskundigheid van de individuele bestuursleden en van het Bestuur als geheel; 2. het vastieggen van een procedure voor periodieke evaluatie van het Bestuur als geheel en de individuele bestuursleden. Ad 1 Benodigde deskundigheid. Binnen het Fonds dient een zodanig niveau van kennis en ervaring aanwezig te zijn dat het Fonds op een behoorlijke wijze kan worden bestuurd waarbij aan alle deskundigheidseisen, die op basis van wet- en regelgeving door de Nederlandsche Bank worden gesteld, wordt voldaan. Voor de bestuursleden die na 1 januari 2008 zullen aantreden wordt de eis gesteld dat zij binnen 1 jaar na aantreden deskundigheid zullen hebben op niveau 1 (kennis en inzicht) op alle aandachtsgebieden zoals genoemd in artikel 30 Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling. Dit betreft de aandachtsgebieden: het besturen van een organisatie; relevante wet- en regelgeving; pensioenregelingen en pensioensoorten; financieel-technische en actuariële aspecten; administratieve Organisatie en interne controle; uitbesteden van werkzaamheden; communicatie.
-
-
-
-
-
-
-
Voor het Bestuur als geheel geldt dat te allen tijde op ieder van de onderscheiden aandachtsgebieden twee of meet leden van het Bestuur over deskundigheid op niveau 2 foordeelsvorming in verband met besluitvorming) dienen te beschikken. Ad 2 Evaluatieprocedure Jaarlijks vindt een zelfevaluatie plaats door het Bestuur. Bij die zelfevaluatie wordt aandacht besteed aan de collectieve deskundigheid van het Bestuur op niveau 2 maar ook aan zaken als:
-
-
*
-
het proces van besturen; betrokkenheid van het bestuur bi] kerntaken; vergaderen en vergadercuftuur; het Bestuur als team; Bestuur en relatie tot belanghebbenden.
Ook komt aan de orde welk(e) onderwerp(en) aan bod zullen komen op de jaarlijks tenminste éénmaal te organiseren opleidingsdag voor het Bestuur. Met deze opleidingsdag wordt beoogd het deskundigheidsniveau van het Bestuur te handhaven c.q. een toename van dit deskundigheidsniveau te bevorderen. De bestuursleden die na 1 januari 2008 zijn aangetreden zullen een jaar nadat zij tot het Bestuur zijn toegetreden, worden getoetst om vast te stellen of zij aan de eis van deskundigheidsniveau 1 op alle aandachtsgebieden voldoen, Indien dit niet het geval mocht zijn wordt door middel van een nader opleidingsplan er naar gestreefd om alsnog dit doel te bereiken. Wanneer ook het volgende jaar blijkt dat nog niet aan de eis van deskundigheidsniveau 1 kan worden voldaan, neemt het Bestuur in overweging om de benoemende Organisatie te verzoeken een ander bestuurslid aan te wijzen. Kenmerken van het Fonds Het Fonds is een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds. Het Fonds kent een statutair Bestuur dat bestaat uit 6 personen. Drie bestuursleden worden benoemd door de Vereniging van Waterbouwers in Bagger-, Kust- en Oeverwerken (VBKO) te Gouda. Twee bestuursleden worden benoemd door FNV Bouw te Woerden en één bestuurslid wordt benoemd door CNV Hout en Bouw te Odijk. De volledige pensioenadministratie, financiële administratie en het vermogensbeheer van het Fonds is op grond van de statuten van het Fonds en op basis van een Fondsenbeheer Waterbouw Stichting aan de overeenkomst opgedragen (SFWaterbouw). Het Fonds is daarmee een bij het SFWaterbouw “aangesloten instelling” in de zin van de statuten van het SFWaterbouw. Het Bestuur van het SFWaterbouw en het Bestuur van het Fonds vormen een personele unie. 0p grond van de statuten wordt de Directie van het Fonds gevormd door de Directie van het SFWaterbovw. Het Fonds beschikt naast de statuten en pensioenreglementen over een actuariële en bedrijfstechnische nota, een begroting, een beleggingsplan, een reglement een reglement intern toezicht, reglement verantwoordingsorgaan, een een een directiestatuut, gedragscode, beleggingsadviescommissie, een geschillenregeling en diverse andere interne uitvoeringsregelingen en instructies. (Mede-Beleidsbepalers De groep van personen die het (dagelijks) beleid van het Fonds (mede)bepalen bestaat bij het Fonds uit de leden van het Bestuur en de Directie van het Fonds. De aan de Directie te stellen eisen ten aanzien van deskundigheid en de evaluatie daarvan zijn separaat geregeld en worden niet in dit Deskundigheidsplan behandeld. Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Het Bestuur van het Fonds heeft taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden die voortvloeien uit de wet waaronder de Pensioenwet en de Wet betreffende verplichte deelneming in bedrijfspensioenfonds. Op grond van de statuten van het Fonds heeft het Bestuur de algehele leiding van zaken en is zij bevoegd tot alle handelingen, de zaken
van het Fonds betreffende voor zover daaromtrent in de statuten en reglementen van het Fonds niet anders is bepaald. Bij het vervullen van zijn taken zorgt het Bestuur ervoor dat de deelnemers, gewezen deelnemers, gepensioneerden, nabestaanden en overige belanghebbenden zich op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen. Met inachtneming van de statutaire regels inzake besluitvorming treedt het Bestuur van het Fonds bij de vervulling van zijn taken, de invulling van zijn verantwoordelijkheden en de uitoefening van zijn bevoegdheden op als één geheel. Het Bestuur van het Fonds wordt bij de vervulling van zijn taken bijgestaan door de Directie van het Fonds. De Directie van het Fonds bestaat uit een algemeen directeur en een directeur. De Directie van het Fonds werkt op basis van door het Bestuur vastgesteld directiestatuut waarin taken en bevoegdheden zijn gedelegeerd aan de Directie. In de hiervoor kort weergegeven organisatieopzet komen de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van het Bestuur in algemene zin neer op: ci algehele leiding van zaken en eindverantwoordelijk voor het Fonds; bepalen van de hoofdlijnen van het beleid op pensioengebied, financieel gebied en ci op het gebied van personeel en organisatie; beleggingsplan, deskundigheidspian, begroting, jaarverslag en ci vaststellen jaarrekening; ci vaststellen van statuten en reglementen; ci vaststellen actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN); ci vaststellen van directiestatuut; ci vaststellen gedragscode ci vaststellen beleggingsstatuut; ci controleren van de uitvoering van het beleid; In de hiervoor kort weergegeven organisatieopzet komen de taken en bevoegdheden van de Directie in algemene zin neer op: ci de dagelijkse leiding over het Fonds en de administratie daarvan; ci zorgdragen voor coördinatie, intern overleg en afstemming; ci budgetverantwoordelijk voor de Organisatie; ci opstellen van planningen en rapportages; ci het voorbereiden, voorzitten en begeleiden van de vergaderingen van de beleggingsadviescommissie van het Fonds; ci opstellen concept beleggingsplan, begroting, jaarverslag en jaarrekening; ci opstellen concept reglementen en statuten en wijzigingen daarvan; ci de uitvoering van de regelingen van het Fonds; ci de uitvoering van het beleggingsbeleid van het Fonds; ci de uitvoering van het personeels- en organisatiebeleid; ci de uitvoering van het overige door het Bestuur vastgestelde beleid; ci ontwikkelen van de voor de uitvoering van het beleid benodigde instrumenten; ci het gevraagd en ongevraagd adviseren van het Bestuur met betrekking tot zijn taken en bevoegdheden. ci voorbereiden van de vergaderingen van het Bestuur en van hetgeen daarin moet worden besloten ter kennis dient te worden gebracht; ci aanspreekpunt voor het Bestuur; ci het namens het Fonds onderhouden van contacten met aangesloten werkgevers, gepensioneerden, deelnemers, gewezen deelnemers, deelnemersraad, nabestaanden en overige belanghebbenden; ci het namens het Fonds onderhouden van externe contacten met onder andere De Nederlandsche Bank, de Autoriteit Financiële Markten, de accountant, de actuaris, brokers, banken, Bedrijfstakpensioenfondsen, van Vereniging de vermogensbeheerders etc.
VermoQensbeheer In het beleggingsstatuut wordt het kader van het vermogensbeleid aangegeven. Jaarlijks wordt in het beleggingsplan het strategisch beleggingsbeleid en het operationele beleggingsbeleid door het Bestuur vastgesteld. Het vermogensbeheer wordt verricht door SFWaterbouw met dien verstande dat het Bestuur, op advies van de administratie en de Beleggingsadviescommissie, kan besluiten tot het uitbesteden van (een deel van) het vermogensbeheer aan één of meet externe vermogensbeheerders. Het Bestuur van het Fonds laat zich ten aanzien van het vermogensbeheer adviseren door een door het Bestuur ingestelde Beleggingsadviescommissie. In deze Beleggingsadviescommissie hebben 3 externe leden zitting. Daarnaast heeft de Directie van het Fonds zitting in de Beleggingsadviescommissie. Bij de vergaderingen van de Beleggingsadviescommissie is voorts het hoofd van de Afdeling Financiële en Beleggingsadministratie aanwezig die het verslag van de vergaderingen van de commissie verzorgt. Tenminste éénmaal per jaar wordt door het Bestuur van het Fonds en de Beleggingsadviescommissie gezamenlijk vergaderd. Externe adviseurs De certiticerend actuaris stelt jaarlijks een actuarieel verslag op waarin hij ingaat op de verrichte controles en zijn bevindingen. In de actuariële verklaring geeft hij tenslotte zijn oordeel over de vermogenspositie van het Fonds. De adviserend actuaris stelt jaarlijks een actuarieel rapport op bij het jaarverslag en de jaarrekening van het Fonds ten behoeve van het vergroten van het actuariële inzicht bij Bestuur en Directie, waarin de ontwikkeling van de verplichtingen van het Fonds nader wordt uiteengezet en toegelicht. De externe actuaris is voorts nauw betrokken bij het actuariële deel van de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABIN) die jaarlijks wordt geactualiseerd en door het Bestuur wordt vastgesteld. Daarnaast wordt de externe actuaris geraadpleegd in het kader van beleidsadvisering en beleidsontwikkeling. In de jaarlijkse begroting wordt hiervoor standaard een budget opgenomen. Door de externe accountant wordt jaarlijks in het kader van de controle van de jaarrekening van het Fonds een accountantsverslag opgesteld voor het Bestuur en met het Bestuur besproken. Door de externe accountant wordt voorts jaarlijks een managementletter opgesteld ten behoeve van het Bestuur waarin wordt ingegaan op de controlebevindingen, de administratieve Organisatie en de eventuele verbeterpunten. Daarnaast wordt de externe accountant geraadpleegd in het kader van de advisering ten aanzien van interne controle, de administratieve organisatie en andere zaken in het kader van beleidsadvisering en beleidsontwikkeling. Ook hiervoor wordt jaarlijks in de begroting standaard een bedrag opgenomen. In de begroting wordt voorts altijd rekening gehouden met het feit dat het nuttig en wenselijk kan zijn om bij andere specialisten nog advies in te winnen. In de begroting is ook hiervoor altijd een budget opgenomen. Huidig Ueskundigheidsniveau Het huidige deskundigheidsniveau van het Bestuur en de individuele bestuursleden is vastgelegd in de deskundigheidsmatrix die is opgenomen in bijlage 2.
Om een goed beeld te geven van aanwezige mate van deskundigheid in de gehele groep van (mede-)beleidsbepalers is in deze matrix ook de Directie opgenomen. De deskundigheidsmatrix zal in de jaarlijkse evaluatie worden betrokken en indien daarvoor aanleiding bestaat worden aangepast. Indien uit de matrix mocht blijken dat niet wordt voldaan aan de doelstelling zoals in dit Deskundigheidsplan geformuleerd zal een opleidingsplan worden opgesteld waarin wordt beschreven welke acties zullen worden ondernomen om de benodigde deskundigheid te bereiken. Bevordering en handhaving deskundïgheidsniveau Bij de benoeming van een nieuw lid van het Bestuur van het Fonds zal zoveel mogelijk tekening worden gehouden met de binnen het Bestuur en de Directie reeds aanwezige kennis en ervaring. Om de bestuursleden zo goed mogelijk toe te rusten voor hun taak en te kunnen voldoen aan de hen gestelde eisen wordt ieder (nieuw) lid van het Bestuur van het Fonds de mogelijkheid geboden om een op hem of haar toegesneden pakket aan opleidingen of vaardigheidstrainingen te volgen. Bestuursleden kunnen voorts op kosten van het Fonds seminars of congressen bijwonen die een bijdrage kunnen leveren aan de handhaving of bevordering van het kennisniveau. In het kader van de voorbereiding op de belangrijke besluiten of indien de ontwikkelingen op een specifiek terrein daartoe aanleiding geven, worden bijeenkomsten georganiseerd waarbij ook deskundigen op dat terrein als gastsprekers kunnen worden uitgenodigd. Eens in de 3 â 4 jaar laat het Fonds een Asset Liability Management (ALM) studie verrichten. Op deze wijze verkrijgen Bestuur en Directie als geheel en ieder van de leden van het Bestuur en de Directie afzonderlijk inzicht in de wijze waarop beleidsmaatregelen en economische en actuariële risicofactoren van invloed zijn op de doelstellingen en randvoorwaarden van het Fonds. Aan de bestuursleden wordt op hun verzoek op kosten van het Fonds een abonnement op één of meer vakbladen op het terrein van pensioen en besturen van een Organisatie ter beschikking gesteld. De administratie van het Fonds heeft voorts een abonnement op alle relevante vakbladen en beschikt over een uitgebreide bibliotheek die voor alle personeelsleden toegankelijk is. De vakbladen rouleren binnen de administratie en worden vervolgens in de bibliotheek opgenomen. Het Fonds is lid van de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen en streeft ernaar daarin een actieve rol te vervullen. De algemeen directeur van het Fonds neemt deel aan een directeurenoverleg tussen een aantal fondsen. De Directie woont alle vergadering van het Bestuur bij. De Directie heeft zeer regelmatig bilateraal overleg, voorts wordt regelmatig overlegd met de afdelingschefs binnen de administratie van het Fonds. Het volgen van training en scholing wordt door het Fonds gestimuleerd. Voor training en scholing van de bestuursleden, de Directie en de medewerkers van de administratie wordt binnen de begroting dan ook een ruim budget aangewezen. 12 december 2008
Bijlage 1 bij Deskundigheidsølan Per 1 januari 2008 maakt het Fonds gebruik van de volgende externe deskundigen: Externe vetmogensbeheerders: Fortis Investments B.V.; ING Asset Management; ING Real Estate.; Robeco Institutional Asset Management; Russel Vanguard Grontmij Capital Consultants -
—
—
—
—
—
—
•
Beleggingsadviseur: Financiële Diensten Amsterdam BV. (FDA)
•
Externe leden beleggingsadviescommissie: De heer drs. H. de Jong De heer drs. E. Van Gelderen; De heer drs, F. Hoogendijk. —
—
•
Externe accountant: PriceWaterhouseCoopers.
•
Adviserend actuaris: Mercer Nederland B.V.
•
Certifcerend actuaris: Mercer Certificering B.V.
2
Directie B. Keddeman
1
2 2 2
2 2 2
2
2
2 2
2 2
RA Mr.J.van Doorn
0
1
Relevante wet en regelgeving
Bestuur J.G. Crombeen JKroeze A.vanden Brink A. Struilk H. de Jonq J.H. Kamps
Besturen van een Organisatie
0: zit nog niet op niveau 1 1: zit op niveau 1 2: zit op niveau 2
Deskundigheidsmatrix
Bijlage 2 bij Deskundigheidsplan
2
2
2 2 2
2 2
0
2
2
2 2 2
2 2
0
2
2
2 2 2
2 2
Pensioenregelingen Financieeltechnische Administratieve en -soorten en actuariële organisatie en interne controle aspecten
2
2
2
2 2 2
2 2 2
2
2 2
Communicatie
2 2
Uitbesteding
BIJLAGE 13: voorzieningen
Overzicht
grondslagen
berekening
technische
153
APPENDCES BIJ ACTUARIEEL RAPPORT 2014
1 cHTIN( !EDRIJFSTAKPENSIOENFONDS WATERBOUW
APPEN DIX A GRONDSLAGEN W, MVEV EN VEV )ND At:LN PER ; 1 fJI -t’FM[E 20 1 1 Ii Financieringsmethodiek
Overlevingsgrondslagen Sterftekansen ingegaan wezenpensioen Gehuwdheidsfrequenties (van toepassing bij de berekening van de TV voor uitgesteld nabestaandenpensioen voor actieve deelnemers en slapers) Financieringsmethodiek uitgesteld partnerpensioen
Leeftijdsverschil man
—
vrouw
Rekenrente
TV voor uitgesteld wezenpensioen 1V voor toekomstige pensioenopbouw arbeidsongeschikten Opslag voor excassokosten Opslag voor lopende kosten
Opslag voor premievrijstellingsrisico Heiverzekeringsdeel technische voorzieningen (actiefpost)
MERCER
R \O1O3942O15iAtOC RpAVeOO1_det
fJ$<[
TV Stortingskoopsommen (dit betekent dat de netto TV op elk moment gelijk zijn aan de contante waarde van de verkregen pensioenaanspraken). Prognosetafel A0201 4, startjaar 2015, geen correctie voor verzekerdensterhe. De sterftekansen voor ingegaan wezenpensioen zijn op nul gesteld. Zoals gepubliceerd bij de overlevingstafels van het AG over de waarnemingsperiode 1 995-2000. Voor het uitruilbare partnerpensioen is de gehuwdheidsfrequentie op pensioenleeftijd 65 gelijk aan 1. Voor actieve deelnemers wordt uitgegaan van het onbepaalde partnersysteem. Voor inactieve deelnemers wordt uitgegaan van het bepaalde partnersysteem. 3 jaar. Door DNB gepubliceerde RTS per 31 december 2014 (zie verder), dit is de RTS inclusiet 3-maands middeling en UFR. 3% van de 1V voor uitgesteld partnerpensioen bij uitgesteld ouderdomspensioen. De contante waarde van de vrijgestelde toekomstige pensioenopbouw is voor 100% opgenomen in de TV. 2% van de netto premie en koopsommen (onderdeel van de 1V). 5,14% (van de reglementaire doorsnee premie; eventueel verleende kortingen op de premie worden buiten beschouwing gelaten).
5% van de ontvangen premie inzake de pre /spaarpensioenregeling. 0,1% van de premiegrondslag voor de basisregeling. Vastgesteld op basis van bovenstaande grondslagen exclusief opslag voor excassokosten,
BIJLAGE 14: Hnancieel Crisisplan
155
Juni 2015 FINANCIEEL CRISISPLAN 2015
STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOEN FONDS WATERBOUW
1
In ho tcd.
2
1.
Elementen crisisplan
.3
2.
Financiële crisissituatie
4
3.
Maatregelen
5
4.
Evenwichtige belangenbehartiging
7
5.
Communicatie
8
6.
Besluitvorming
9
1.
Elementen crisisplan
In het financieel crisisplan geeft het bestuur een beschrijving van de maatregelen die het fonds op korte termijn zou kunnen inzetten indien de dekkingsgraad zich bevindt op of zeer snel daalt naar kritische waarden waardoor het realiseren van de doelstelling van het fonds gevaar komt. In de ABTN zijn de doelstelling en ambitie van het fonds omschreven als: “Het fonds is opgericht met het doel gelden bijeen te brengen om op basis van en onder de voorwaarden als in de reglementen nader is bepaald, aan (gewezen) deelnemers en hun nagelaten betrekkingen pensioenen of uitkeringen te verstrekken in verband met ouderdom, invaliditeit en overlijden. Het fonds streeft ernaar om een zodanig lange termijn rendement op het vermogen te behalen dat de ambitie om de rechten en aanspraken van de gepensioneerden en gewezen deelnemers met de prijscompensatie (CBS-index alle huishoudens afgeleid van september tot september) te verhogen en de aanspraken van de actieve deelnemers te verhogen met de jaarlijkse procentuele loonstijging cao Waterbouw (30 december tot 30 december met een maximum van 5%) zoveel mogelijk kan worden waargemaakt. Daarbij geldt tevens de ambitie dat de premie nu en in de toekomst acceptabel moet zijn en dat een behoorlijke mate van zekerheid moet worden geboden voor voldoende kapitaaldekking van de pensioenaanspraken.” In de verdere uitwerking van het financieel crisisplan dient een aantal vraagpunten beantwoord te worden: Financiële crisissituatie • •
wanneer is sprake van een financiële crisissituatie? bij welke kritische ondergrens van de dekkingsgraad kan het fonds nog herstellen zonder dat over hoeft te worden gegaan tot het korten van pensioenrechten en —aanspraken?
Maatregelen • •
welke maatregelen staan het fonds ter beschikking bij een crisissituatie? is de inzet van deze maatregelen ook realistisch en effectief?
3
Evenwichtige belangenbehartiging Hoe wordt bij het inzetten van deze maatregelen op evenwichtige wijze rekening gehouden met de belangen van de verschillende belanghebbenden bij het fonds?
Communicatie hoe en op welke wijze wordt met belanghebbenden gecommuniceerd indien zich een financiële crisissituatie voordoet en over het financiële crisisplan in de periode dat zich nog geen crisis heeft voorgedaan.
Besluitvorming •
op welke wijze vindt de besluitvorming plaats ter uitvoering van het financieel crisisplan als zich een crisis voordoet?
2.
Financiële crisissituatie
Beschrijving financiële crisissituatie De volgende situaties kunnen naar het oordeel van het bestuur leiden tot situaties die als financiële crisissituatie kunnen worden aangemerkt: • Een stijging van de technische voorziening ÇtV) zonder dat hier een gelijke stijging van de beleggingen tegenover staat, zoals: > een (langdurige) lage rente waarmee de TV gewaardeerd dient te worden; een wijziging van de (voorgeschreven) methodiek van vaststelling van de W, zoals bijvoorbeeld de UFR-methodiek; > een verhoging van de TV door verzwaring van de grondslagen voor bijvoorbeeld sterfte, arbeidsongeschiktheid of toekomstige uitvoeringskosten. • Een daling van de waarde van de beleggingen bijvoorbeeld door: > een daling van de beurskoersen van aandelen; > andere daling van waarde van beleggingen onder invloed van valut-, krediet- of marktrisico. ,
De actuele dekkingsgraad en de beleidsdekkingsgraad van het fonds worden maandelijks vastgesteld. Als de beleidsdekkingsgraad van het fonds per het einde van een kalenderkwartaal onder de gestelde eisen ten aanzien van het vereist eigen vermogen is komen te liggen, meldt het fonds dit onverwijld bij DNB. Vervolgens dient het fonds binnen 3 maanden een concreet en haalbaar herstelplan in bij DNB waarin wordt uitgewerkt hoe het fonds uiterlijk binnen 10 jaar weer aan de eisen ten aanzien van het vereist eigen vermogen zal voldoen. 4
Het bestuur beschouwt het als een crisissituatie als het eigen vermogen van het fonds onder het niveau van 4,3% van de technische voorzieningen (het minimaal vereist eigen vermogen) daalt. (actuele dekkingsgraad < 104,3%). De actuele dekkingsgraad van 104,3% is daarmee de gevarengrens dekkingspraad. Van een ernstige crisis is sprake wanneer de actuele dekkingsgraad van het fonds 81% of lager bedraagt. Uit de recente ALM-studie (2014 met update in 2015) is gebleken dat vanaf die dekkingsgraad het fonds niet binnen 10 jaar kan herstellen naar het vereist eigen vermogen zonder een korting toe te passen. Voorts is van een ernstige crisis sprake wanneer de beleidsdekkingsgraad 5 jaar achtereenvolgend minder dan 104,3% bedraagt. SipnalerinQsgrens beleidsdekkingspraad De skinalerinQsprens voor de beleidsdekkingsgraad is vastgesteld op 110%. Wanneer de dekkingsgraad onder de signaleringsgrens daalt, is het bestuur extra alert op ontwikkelingen die de beleidsdekkingsgraad van het fonds beïnvloeden. Het bestuur zal dan de risico’s die zijn verbonden aan de op dat moment bestaande samenstelling van de beleggingsportefeuille van het fonds beoordelen en, in overleg met de Beleggingsadviescommissie, bespreken of en in hoeverre de beleggingsportefeuille van het fonds moet worden aangepast om het risico dat het fonds in een financiële crisissituatie terecht komt te verminderen. Einde financiële crisissituatie Een crisissituatie is beëindigd als de actuele dekkingsgraad van het fonds gedurende drie opeenvolgende kwartalen hoger is dan 104,3%.
3.
Maatregelen
Wanneer het fonds in een financiële crisissituatie terecht komt staan het fonds in principe (eventueel in combinatie met elkaar) de volgende maatregelen / financiële sturingsmiddelen ter beschikking: Verhoging premie Voor de reguliere pensioenregeling geldt sinds 1 januari 2015 een reglementaire doorsneepremie van 12,6%. Wij verwijzen ook naar de ABTN waar het premiebeleid is beschreven. De premie wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld na overleg met sociale partners in de sector Waterbouw.
5
Een tussentijdse verhoging van de premie is in theorie mogelijk. In de praktijk zal hiervoor echter overleg met CAO-partijen nodig zijn en is het te verwachten dat het besluitvormingstraject de nodige tijd zal vergen. De effectiviteit van een verhoging van de premie is daarnaast ook zeer beperkt. De verhoging van de premie met 1¾-punt leidt tot een toename van de dekkingsgraad met nog geen 0,2%-punt per jaar. Daarmee is deze maatregel niet erg effectief. Bijstorting werkgevers Het fonds is een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds met een reglementaire doorsneepremie. Er bestaat voor werkgevers dan ook geen verplichting om tot bijstorting over te gaan. Beperken of niet toekennen toeslaen De toeslagverlening voor zowel de actieve deelnemers als de inactieve deelnemers (slapers en gepensioneerden) is voorwaardelijk. Daarbij wordt voor de toeslagverlening van de actieve deelnemers aangesloten bij de loonontwikkeling in de sector en voor de inactieve deelnemers bij de prijsontwikkeling. Het fonds voert een toeslagenbeleid waarbij voor de vraag of en de mate waarin een toeslag kan worden verleend wordt aangesloten bij de wettelijke regels ten aanzien van toeslagverlening. Wij verwijzen ook naar de ABTN voor een uitgebreidere beschrijving van het toeslagenbeleid. Dit toeslagenbeleid betekent dat al voordat zich een financiële crisissituatie zich voordoet het fonds al gestopt is met het toekennen van toeslagen. De toeslagen worden gefinancierd uit het overrendement. Door geen toeslagen te verlenen wordt dan ook het maximale jaarlijkse herstelvermogen vrijgemaakt ten behoeve van herstel. In het kader van een financiële crisissituatie zal de maatregel van het niet toekennen van toeslagen reeds zijn ingezet. Als dat nog niet het geval is bijv. omdat sprake is van een zeer snelle daling van de actuele dekkingsgraad, heeft de inzet van die maatregel als gevolg dat daarmee het jaarlijkse herstelvermogen beschikbaar komt voor herstel. Toepassen gesplitste kortingsregeling Het fonds kan CAO-partijen wijzen op de mogelijkheid c.q. adviseren om de opbouw van toekomstige aanspraken tijdelijk te verlagen. Het bestuur kan en zal hiertoe niet zelf overgaan maar een besluit daarover overlaten aan CAO-partijen. Versoberen rensioenregeling Voor het versoberen van de pensioenregeling, als een permanente aanpassing van de pensioenregeling, geldt hetzelfde als voor het toepassen van de gesplitste kortingsregeling. 6
Aanpassen beleggingsportefeuille De situatie op de financiële markten, de resultaten van de beleggingen en de inschatting van de beleggingsrisico’s kunnen aanleiding zijn om de beleggingsportefeuille aan te passen. Daarbij moet rekening worden gehouden met het feit dat het fonds het risicoprofiel niet mag vergroten indien het fonds een herstelplan uitvoert. Het fonds heeft een calamiteitenprocedure vastgesteld om snel te kunnen handelen bij gebeurtenissen op de financiële markten c.q. gebeurtenissen die mogelijk van invloed kunnen zijn op financiële markten. De verwachting is niet dat dergelijke aanpassingen leiden tot een extra beleggingsrendement ten opzichte van het rendement waarvan is uitgegaan ter bepaling van het jaarlijkse herstelvermogen. De aanpassingen kunnen wellicht wel voorkomen dat een daling van het beleggingsrendement en daarmee van het jaarlijkse herstelvermogen optreedt. Korten van pensioenrechten en —aanspraken Het korten van de pensioenrechten en —aanspraken is een uiterst redmiddel dat alleen wordt toegepast als het niet anders kan. Uit de beschrijving van de voorgaande maatregelen blijkt dat er weinig andere effectieve maatregelen dan een korting zijn wanneer zich een ernstige financiële crisis voordoet. Dit betekent dat het fonds ook communiceert dat het mogelijk is dat op enig moment een korting van rechten en aanspraken noodzakelijk is. In de pensioenreglementen van het fonds is reeds een kortingsbepaling opgenomen. Als de pensioenaanspraken van alleen de actieven met 1% worden gekort, leidt dit tot een stijging van de dekkingsgraad met circa 0,4%-punt. Als de pensioenaanspraken van alleen de gewezen deelnemers worden gekort met 1% leidt dit tot een stijging van de dekkingsgraad met circa 0,1%-punt. Een korting van de pensioenrechten van alleen de gepensioneerden met 1% leidt tot een stijging van de dekkingsgraad met circa 0,5%-punt.
4.
Evenwichtige belangenbehartiging
Het bestuur van het fonds richt zich bij vervulling van zijn taak naar de belangen van alle deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, pensioengerechtigden en werkgevers en zorgt ervoor dat dezen zich door hen op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen. In het hierna volgende overzicht is opgenomen welke groep(en) belanghebbenden door een bepaalde maatregel worden getroffen. 7
Maatregel
Actieve Gewezen deelnemers deelnemers
Pensioengerechtigden Werkgevers
Verhoging premie
X
X
Niet toekennen toeslagen
X
X
X
X
X
X
Aanpassen beleggingsportefeuille Korten pensioenrechten en aanspraken
-
Korten van aanspraken leidt voor gepensioneerden tot direct koopkrachlverlies. Gelet op het feit dat de noodmaatregelen ‘premieverhoging” vooral actieve deelnemers (en werkgevers) raakt, vindt het bestuur dat een uniforme korting van aanspraken samen met de overige maatregelen alle stakeholders op een evenwichtige manier treffen.
5.
Communicatie
Dit crisisplan zal worden opgenomen in het communicatiebeleid dat het fonds heeft vastgesteld voor de communicatie met alle belanghebbenden bij het fonds (en derden met belangstelling voor het fonds). Dit crisisplan zal op de website worden geplaatst. Tevens publiceert het fonds maandelijks zowel de actuele dekkingsgraad als de beleidsdekkingsgraad op de website. Zodra de signaleringsgrens of de gevarengrens wordt bereikt zoals in dit crisisplan vastgesteld, wordt hiervan melding gemaakt in het bericht over de dekkingsgraad. Tweemaal per jaar wordt een pensioenkrant, Reflecties, uitgegeven door het fonds. Als de dekkingsgraad in de buurt van één van de hiervoor genoemde grenzen komt zal in Reflecties hieraan aandacht worden gegeven en zal worden ingegaan op de mogelijk gevolgen voor de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Daarnaast zal het fonds als sprake is van een ernstige crisis (actuele dekkingsgraad <81% of 5 jaar beleidsdekkingsgraad < 104,3%)) een brief zenden aan alle belanghebbenden $
Daarin zal worden ingegaan wat de mogelijke (combinaties van) maatregelen zijn, indien de financiële positie van het fonds niet voldoende snel herstelt.
6.
Besluitvorming
Het financiële crisisplan maakt onderdeel uit van de ABTN van het fonds, In het pensioenreglement is een kortingsbepaling opgenomen. Het bestuur van het fonds kan conform de statuten van het fonds besluiten nemen. Dit geldt ook voor een besluit om het crisisplan in werking te laten treden en besluiten omtrent (combinatie van) de concreet te nemen maatregelen in geval van een financiële crisis. Het bestuur informeert het verantwoordingsorgaan en de raad van toezicht indien het bestuur voornemens is om het crisisplan in werking te laten treden. Het crisisplan wordt gelijktijdig met de ABTN, waar het onderdeel van uitmaakt, geëvalueerd en zo nodig aangepast. Daarnaast wordt de effectiviteit van het crisisplan beoordeeld nadat zich een crisis heeft voorgedaan en het crisisplan in werking is getreden. Het crisisplan wordt tenslotte jaarlijks geactualiseerd omdat wijzigingen op de financiële markten grote gevolgen hebben voor de hoogte van het jaarlijkse herstelvermogen van het fonds en daarmee ook voor de kritische dekkingsgraad van het fonds.
9