Actuariële en bedrijfstechnische Nota 2015
Inhoudsopgave INLEIDING ...................................................................................................................................................... 1 1.
HOOFDLIJNEN VAN HET INTERNE BEHEERSINGSSYSTEEM EN VAN DE OPZET VAN DE ADMINISTRATIEVE ORGANISATIE EN INTERNE CONTROLE ............................ 2 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 1.9
2.
DOELSTELLINGEN EN BELEIDSUITGANGSPUNTEN .............................................................................. 3 OPDRACHTAANVAARDING ................................................................................................................ 5 VERDELING TAKEN, BEVOEGDHEDEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN .............................................. 5 UITBESTEDE WERKZAAMHEDEN ........................................................................................................ 6 HOOFDLIJNEN OPZET ADMINISTRATIEVE ORGANISATIE EN MAATREGELEN INTERNE CONTROLE AZL N.V. ........................................................................................................................ 8 GOED PENSIOENFONDSBESTUUR........................................................................................................ 9 INTEGRITEITBELEID ........................................................................................................................... 9 GESCHIKTHEID BESTUURSLEDEN..................................................................................................... 10 COMMUNICATIE .............................................................................................................................. 10 PROCEDURES EN CRITERIA VOOR DE AANSLUITING VAN WERKGEVERS BIJ HET PENSIOENFONDS EN VOOR HET VERKRIJGEN VAN HET DEELNEMERSCHAP VAN HUN WERKNEMERS ...................................................................... 12
2.1 2.2 3.
AANSLUITING WERKGEVERS ........................................................................................................... 12 VERKRIJGING DEELNEMERSCHAP .................................................................................................... 12 HOOFDLIJNEN VAN DE UITVOERINGSOVEREENKOMST .................................................. 13
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9
WIJZE VASTSTELLING VERSCHULDIGDE PREMIE .............................................................................. 13 PREMIEBETALING ............................................................................................................................ 14 INFORMATIEVERSTREKKING DOOR WERKGEVER AAN PENSIOENFONDS ........................................... 14 PROCEDURES PREMIEBETALINGSACHTERSTAND ............................................................................. 14 PROCEDURES WIJZIGING PENSIOENOVEREENKOMST ........................................................................ 15 VOORWAARDEN TOESLAGVERLENING ............................................................................................. 15 PROCEDURES AANGAANDE BESLUITEN OMTRENT VERMOGENSOVERSCHOTTEN, VERMOGENSTEKORTEN DAN WEL WINSTDELING ............................................................................. 16 BETALINGSVOORBEHOUD WERKGEVER ........................................................................................... 16 PREMIEKORTING OF -TERUGSTORTING ............................................................................................ 16
4.
HOOFDLIJNEN VAN DE PENSIOENREGELING ....................................................................... 17
5.
HERVERZEKERING ......................................................................................................................... 20
6.
FINANCIËLE OPZET ........................................................................................................................ 21 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5
7.
EIGEN VERMOGEN ........................................................................................................................... 21 PREMIEBELEID................................................................................................................................. 25 BELEGGINGSBELEID ........................................................................................................................ 27 VOORWAARDELIJK TOESLAGBELEID ............................................................................................... 36 SYSTEMATIEK VASTSTELLING PARAMETERS ................................................................................... 38 FINANCIËLE STURINGSMIDDELEN ........................................................................................... 39
7.1 7.2 7.3 8.
PREMIEBELEID................................................................................................................................. 39 BELEGGINGSBELEID ........................................................................................................................ 39 VOORWAARDELIJK TOESLAGBELEID ............................................................................................... 39 KORTING PENSIOENAANSPRAKEN EN -RECHTEN............................................................... 40
8.1 8.2
KORTING VAN AANSPRAKEN ........................................................................................................... 40 HERSTEL VAN GEKORTE AANSPRAKEN EN GEMISTE TOESLAGEN ..................................................... 40
BIJLAGE 1 – VEREIST EIGEN VERMOGEN ......................................................................................... 41 BIJLAGE 2 – VERKLARING INZAKE BELEGGINGSBEGINSELEN ................................................ 44 BIJLAGE 3 – LIJST MET AFKORTINGEN ............................................................................................. 61
2
BIJLAGE 4 – FINANCIEEL CRISISPLAN ............................................................................................... 62 BIJLAGE 5 – INCIDENTENBELEID ......................................................................................................... 75
3
Inleiding Zoals in artikel 3 lid 1 van de statuten is vermeld, werkt Stichting Pensioenfonds ‘De Fracties’ gevestigd in de gemeente Zaanstad, hierna te noemen 'het pensioenfonds', volgens een actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn). De inhoud van de hierna te beschrijven abtn is afgestemd op het bepaalde bij en krachtens de Pensioenwet: artikel 145 van de Pensioenwet, en; paragraaf 9 van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen. Deze actuariële en bedrijfstechnische nota beschrijft het fonds naar de situatie per 1 januari 2015 en is vastgesteld op 30 juni 2015. Deze nota vervangt alle voorgaande nota’s. De beschrijvingen die deze abtn bevat zijn zodanig dat de Nederlandsche Bank (DNB) op basis van deze abtn tot een oordeel kan komen over de wijze waarop wordt voldaan aan het bij en krachtens de Pensioenwet bepaalde. De abtn is onderverdeeld in de volgende onderwerpen: de hoofdlijnen van het interne beheersingssysteem en van de opzet van de administratieve organisatie en interne controle (hoofdstuk 1); procedures en criteria voor de aansluiting van werkgevers bij het pensioenfonds en voor het verkrijgen van het deelnemerschap van hun werknemers (hoofdstuk 2); de hoofdlijnen van de uitvoeringsovereenkomst (hoofdstuk 3); de hoofdlijnen van de pensioenregeling (hoofdstuk 4); herverzekering (hoofdstuk 5); de financiële opzet (hoofdstuk 6); de financiële sturingsmiddelen (hoofdstuk 7); korting pensioenaanspraken en -rechten (hoofdstuk 8); het Financieel Crisisplan is als bijlage opgenomen in de abtn.
1
1.
Hoofdlijnen van het interne beheersingssysteem en van de opzet van de administratieve organisatie en interne controle Dit hoofdstuk geeft een toelichting op de uitvoeringsorganisatie. Hieronder is de organisatie weergegeven. In de daaropvolgende paragrafen worden de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden weergegeven. Dit is afgestemd op het bepaalde bij en krachtens hoofdstuk 4 en 5 van de Pensioenwet.
Verantwoordingsorgaan
Bestuur Stichting Pensioenfonds ‘De Fracties’
Intern toezicht (visitatiecommissie)
Management Assistent Pensioenfondsbestuur Accountant: KPMG Accountants N.V.
Certificerend actuaris: Triple A – Risk Finance
Adviserend actuaris: Sprenkels & Verschuren
Administratie pensioenregeling 2015: - uitkeringsadministratie - pensioenadministratie - deelnemersadministratie - secretariaatswerkzaamheden AZL N.V.
Beleggingsadministratie: AZL N.V.
Herverzekering: Delta Lloyd Levensverzekering N.V.
Vermogensbeheer: NN Investment Partners
Administratie beschikbare premieregeling: NN Investment Partners
Het bestuur van het pensioenfonds bestaat uit drie werkgevers- en drie werknemersleden.
2
1.1 Doelstellingen en beleidsuitgangspunten De algemene doelstelling van het pensioenfonds is het verlenen van pensioenaanspraken aan werknemers in dienst van de werkgever en het doen van pensioenuitkeringen aan pensioengerechtigden. Beleidsuitgangspunten Het bestuur van het pensioenfonds heeft zich verder ingespannen om zo veel mogelijk duidelijkheid te verkrijgen van de sociale partners over de doelstellingen, het ambitieniveau van de toeslagverlening en de risicohouding, die ten grondslag liggen aan de pensioenregeling die door sociale partners als opdracht in uitvoering aan het pensioenfonds is geven. Aan de hand hiervan heeft het fonds in overleg met het verantwoordingsorgaan van het pensioenfonds haar beleidsuitgangspunten met betrekking tot toeslag, de premie, de beleggingen en de kortingen in deze ABTN vastgelegd. Missie, visie en strategie In de missie is beschreven waarvoor het fonds staat, wat de bestaansgrond is en welke waarden en identiteit het fonds kenmerken. De missie is als volgt geformuleerd: Stichting Pensioenfonds De Fracties wil een zo goed mogelijke invulling geven aan de pensioenovereenkomsten die de werkgever heeft afgesloten met haar (gewezen) werknemers. De uitvoering van de overeenkomst dient correct, maatschappelijk verantwoord en zo (kosten)efficiënt mogelijk te geschieden. De ambitie is een duurzaam en betrouwbaar pensioenfonds te zijn dat zijn financiële verplichtingen en ambities nu en in de toekomst waar kan maken. In de visie en strategie wordt beschreven waarvoor het fonds gaat, welke zienswijze, welk toekomstbeeld ten grondslag ligt aan het handelen van het fonds. De visie is als volgt geformuleerd: De pensioensector staan ingrijpende veranderingen te wachten die zorgen voor onzekerheid. De uitdaging daarbij is om te voldoen aan de verwachtingen van belanghebbenden. Zowel binnen de huidige als de komende wettelijke kaders streeft de Stichting Pensioenfonds De Fracties naar een goede pensioenvoorziening door de koopkracht van de rechten van deelnemers zowel nu als in de toekomst zo goed als mogelijk in stand te houden. Communicatie en transparantie acht het Pensioenfonds van groot belang ten einde betrokkenheid te realiseren alsook pensioenbewustzijn en verwachtingen te managen. Ten einde onze missie te kunnen uitvoeren en hoge kwaliteit te leveren, is sprake van een robuust beleidskader, goed pensioenfondsbestuur en wordt goed samengewerkt met de werkgever (sponsor), adviseurs en uitvoerende partijen op het gebied van vermogensbeheer en pensioenuitvoering.
3
Risicohouding Kwalitatieve risicohouding Het bestuur van het pensioenfonds heeft een risicobewuste houding. Het pensioenfonds streeft ernaar om de nominale aanspraken waardevast na te komen. Inflatie holt de waarde van de nominale uitkeringen uit en gezien het lange termijn karakter van pensioenen is het belangrijk dat de koopkracht van het pensioen via toeslagverlening behouden blijft. Beleggingsrisico kan acceptabel zijn in het streven naar koopkrachtbehoud, zelfs indien dit betekent dat de nominale aanspraken niet geheel na kunnen worden gekomen. De mate van risicoacceptatie van het bestuur en de andere stakeholders is onder andere gebaseerd op de volgende kwalitatieve overwegingen: Het opgebouwde pensioen vormt na pensionering de belangrijkste bron van inkomen voor participanten van het pensioenfonds. Het fonds streeft naar een waardevast pensioen. Een afgewogen balans tussen te nemen risico’s en het naar verwachting te realiseren beleggingsrendement is noodzakelijk om op langere termijn invulling te kunnen geven aan de pensioenambitie. Voor het nastreven van de pensioenambitie dient het bestuur bereid te zijn om beleggingsrisico te nemen en een beleggingsrendement na te streven dat hoger is dan de risicovrije marktrente. Bij slechte economische omstandigheden acht het bestuur het uitlegbaar dat toeslagverlening niet volledig plaatsvindt. Kortingen op de pensioenaanspraken en –uitkeringen dienen zoveel mogelijk voorkomen te worden. De risicobereidheid van het bestuur kan worden beïnvloed door de actuele financiële positie van het pensioenfonds. Periodiek wordt beoordeeld of de ambitie van het pensioenfonds nog haalbaar is. Het vasthouden aan een onmogelijke ambitie is immers niet zinvol. Bij de keuze voor een bepaald beleid wordt niet alleen een verwachte ontwikkeling beoordeeld maar ook scenario’s die gunstiger of minder gunstig zijn dan de verwachte ontwikkeling. De ambitie dient in de meeste scenario’s te kunnen worden behaald. Als de financiële situatie van het pensioenfonds verbetert wordt bij voorkeur minder risico genomen, omdat de ambitie dan in evenveel of meer gevallen haalbaar is met minder risico. Kwantitatieve risicohouding De risicohouding wordt geconcretiseerd door de vaststelling van risicogrenzen (het vereist eigen vermogen en de grenzen van de haalbaarheidstoets). Bij een overschrijding vindt er een beleidsdiscussie plaats. Risicogrenzen maken het mogelijk om op een vooraf vastgelegde en objectieve manier te beoordelen of het risico hoger of lager is dan vooraf is toegestaan. Echter, bij overschrijding van risicogrenzen zal geen automatische aanpassing van beleid plaatsvinden, maar een kwalitatieve discussie, rekening houdend met de situatie en inzichten van dat moment. Het bestuur heeft de volgende risicohouding (lange termijn) vastgesteld met betrekking tot het pensioenresultaat: Ondergrens 1: Vanuit de situatie waarbij dekkingsgraad gelijk is aan vereist eigen vermogen dient de mediaan van het pensioenresultaat tenminste gelijk te zijn aan x%. <wordt in de periode tot 1 oktober ingevuld> Ondergrens 2: Vanuit de feitelijke dekkingsgraad dient de mediaan van het pensioenresultaat tenminste gelijk te zijn aan x%. <wordt in de periode tot 1 oktober ingevuld>
4
Ondergrens 3: Vanuit de feitelijke dekkingsgraad dient de maximale afwijking ten opzichte van de mediaan in het geval van een “slechtweer scenario” (lees: 5e percentiel) x% te bedragen <wordt in de periode tot 1 oktober ingevuld> Het bestuur heeft de volgende risicohouding (korte termijn) vastgesteld met betrekking tot het vereist eigen vermogen: het vereist eigen vermogen van het pensioenfonds mag niet lager zijn dan x% en niet hoger dan x%.<wordt in de periode tot 1 oktober ingevuld>
1.2 Opdrachtaanvaarding Het bestuur draagt op grond van artikel 102a PW zorg voor de formele opdrachtaanvaarding van de door sociale partners aan het pensioenfonds opgedragen pensioenregelingen. Het bestuur toetst bij de opdrachtaanvaarding voor het pensioenfonds als geheel en voor de relevante beleidsgebieden apart aan de doelstelling en de beleidsuitgangspunten van het pensioenfonds.
1.3 Verdeling taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden Het bestuur heeft de volgende verantwoordelijkheden: het beheer van het pensioenfonds; het uitvoeren van de pensioenovereenkomst tussen werkgever en werknemers, en; het doen van pensioenuitkeringen aan pensioengerechtigden. Het bestuur van het pensioenfonds heeft deze taak gedelegeerd aan AZL N.V. te Heerlen. Het bestuur heeft de volgende bevoegdheden: Wijzigingen in het reglement doorvoeren in overeenstemming met de bepalingen uit de statuten en de pensioenovereenkomst. De werkgever wordt hierbij gevraagd om aan te geven of de in het conceptpensioenreglement opgenomen wijzigingen volledig in overeenstemming zijn met de wijzigingen van de pensioenovereenkomst. het vaststellen en/of wijzigen van de uitvoeringsovereenkomst (in overleg met de werkgever); het vaststellen en/of wijzigen van uitvoeringsbesluiten; het uitvoeren van betalingen; contractuele verplichtingen aangaan met derden, waarbij het pensioenfonds wordt vertegenwoordigd door de voorzitter samen met de secretaris, als ook bij ontstentenis van deze door een door de werkgever benoemd bestuurslid en een door de ondernemingsraad gekozen bestuurslid samen. De taken binnen het pensioenfonds zijn als volgt verdeeld: Secretaris: bijeen roepen van vergaderingen van het bestuur van het pensioenfonds voorbereiding vergaderingen en stukken correspondentie tussen het bestuur van pensioenfonds en deelnemers, slapers en gepensioneerden (*) correspondentie tussen het bestuur van pensioenfonds en externen afstemming van het voldoen aan verplichtingen zoals verslaglegging (*) verslaglegging beleggingen (**) correspondentie met beleggingsadviseur 5
voorstellen voorbereiden met betrekking tot het beleggingsbeleid het doen van betalingen (*)
Voorzitter: voorzitten van vergaderingen toezicht houden op de in het bestuur van het pensioenfonds genomen besluiten (*) De daadwerkelijke uitvoering van deze taken is uitbesteed aan AZL N.V. (**) De daadwerkelijke uitvoering van deze taken is uitbesteed aan Vermogensbeheerder NN Investment Partners (onderdeel van AZL, verder te noemen NN IP). Het bestuur benoemt uit zijn midden een voorzitter en een secretaris, met dien verstande dat indien de voorzitter een door de werkgever benoemd bestuurslid is, de secretaris een door de ondernemingsraad benoemd bestuurslid is en omgekeerd. Management Assistent Pensioenfondsbestuur: Het bestuur heeft sinds 1 september 2012 een Management Assistent Pensioenfondsbestuur aangesteld. Deze is belast met de beleidsadvisering, alsmede de juridische ondersteuning van het pensioenfonds. Tevens is deze belast met uitvoering van de dagelijkse werkzaamheden ten behoeve van het bestuur. Hierbij kan gedacht worden aan: het voeren van correspondentie met diverse externe partijen namens het bestuur, het bewaken van de afhandeling van de door het bestuur geformuleerde actiepunten en besluiten, het monitoren van de uitbestede activiteiten, het voorbereiden van notities ten behoeve van bestuursvergaderingen, alsmede de notulering van de bestuursvergaderingen. Het bestuur komt ten minste eenmaal per kwartaal bijeen.
1.4 Uitbestede werkzaamheden Het bestuur heeft de pensioenadministratie, de beleggingsadministratie, de werkzaamheden inzake actuariële berekeningen en de belegging van het vermogen van het pensioenfonds uitbesteed aan externe deskundigen. Met betrekking tot het uitbestedingsbeleid heeft het pensioenfonds beleid ontwikkeld. Het uitbestedingsbeleid is neergelegd in het document ‘Uitbestedingsbeleid’. Accountant Het bestuur van het pensioenfonds heeft een externe accountant aangesteld werkzaam bij KPMG Accountants N.V. Deze accountant controleert jaarlijks het jaarverslag en de staten voor DNB en vervolgens doet de accountant verslag van zijn werkzaamheden in de vorm van een accountantsverklaring, een management letter en een verslag aan het bestuur van het pensioenfonds. Onderdeel van de werkzaamheden van de accountant is in ieder geval de controle op de juistheid van de basisgegevens. Het bestuur van het pensioenfonds heeft besloten een andere accountant dan de werkgever heeft aan te stellen voor de jaarlijkse controle op het jaarverslag en de staten voor DNB dan de accountant die het jaarverslag van de onderneming controleert.
6
Certificerend actuaris Het bestuur heeft een externe certificerend actuaris aangesteld werkzaam bij Triple A – Risk Finance. De certificerend actuaris beoordeelt of hij zich er van heeft overtuigd dat het pensioenfonds voldoet aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De certificerend actuaris rapporteert éénmaal per jaar aan het fondsbestuur door middel van een certificeringsrapport en een actuariële verklaring bij zowel de verslagstaten als het jaarverslag. Rapportage vindt plaats uiterlijk 1 juli van het jaar volgend op het kalenderjaar waarop de rapportage betrekking heeft. Adviserend actuaris Het bestuur wordt op actuarieel, juridisch en beleggingsgebied geadviseerd door Sprenkels & Verschuren. De adviserend actuaris van het pensioenfonds is op verzoek van het bestuur aanwezig bij de bestuursvergaderingen en geeft als zodanig (op verzoek van het bestuur) adviezen over verschillende onderwerpen (bijvoorbeeld premiebeleid, indexatiebeleid, haalbaarheidstoets en/of ALM studie Administratie De deelnemers- en financiële administratie worden uitgevoerd door AZL N.V. Tussen het pensioenfonds en AZL N.V. is een uitbestedingsovereenkomst gesloten. AZL N.V. heeft de volgende bevoegdheden en taken: Het uitvoeren van door de werkgever verleende pensioenregeling en het doen van pensioenuitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden van (niet-actieve) deelnemers. Uitvoeren betalingen aan pensioengerechtigden. Het verzorgen van zowel de maand-, kwartaal- als de jaarrapportage voor DNB. Vermogensbeheer Het fiduciair vermogensbeheer wordt uitgevoerd door een externe vermogensbeheerder NN Investment Partners (voorheen: ING IM). Tussen het pensioenfonds en de vermogensbeheerder is een uitbestedingsovereenkomst gesloten. Herverzekering De overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico’s zijn herverzekerd bij Delta Lloyd Levensverzekering N.V. Op ad-hoc basis kan het bestuur ook gebruik maken van externe deskundigen. Beheersmaatregelen en interne controle ISAE 3402 type II verklaring Het bestuur is verantwoordelijk voor het uitvoeren van interne controlemaatregelen gericht op de juiste en volledige registratie van de gegevens van het pensioenfonds. Het pensioenfonds heeft op het gebied van administratieve organisatie en interne controle maatregelen getroffen ter naleving van de Sanctiewet 1977 en de op grond van die wet vastgestelde regelingen en besluiten met betrekking tot het financieel verkeer. Met de administrateur van de deelnemersadministratie en de financiële administratie zijn procedures opgesteld en vastgelegd in een procedureboek. De administrateur geeft ieder kwartaal een statusrapportage betreffende de openstaande actiepunten.
7
Met de vermogensbeheerder is een overeenkomst afgesloten waarin onder andere zijn vastgelegd de beleggingsrichtlijnen en de overeengekomen rapportages. Zowel de administrateur als de vermogensbeheerder leveren periodiek de ISAE 3402 type II rapportages. De werkzaamheden die worden uitgevoerd door de certificerend actuaris zijn vastgelegd in een opdrachtovereenkomst. Het bestuur komt tenminste eenmaal per kwartaal bijeen. Bij deze vergaderingen kunnen – op verzoek van het bestuur - de administrateur en de adviserend actuaris van het pensioenfonds aanwezig zijn. Het fonds heeft een visitatiecommissie die het intern toezicht voor haar rekening neemt en vanaf 1 juli 2014 jaarlijks het functioneren van het bestuur moet beoordelen, dan wel zoveel eerder indien wet- en/of regelgeving dat voorschrijft.
1.5 Hoofdlijnen opzet administratieve organisatie en maatregelen interne controle AZL N.V. Systemen en administratieve organisatie AZL N.V. voert voor het pensioenfonds de administratie, die in hoofdzaak wordt uitgevoerd met behulp van geautomatiseerde systemen. De processen die leiden tot input in de systemen en de processen die de verwerking van de output en de informatieverstrekking behandelen, zijn beschreven in een handboek Administratieve Organisatie van AZL N.V. In dit handboek zijn alle deelprocessen, tot op mutatieniveau, beschreven (waaronder de controlemomenten, die een correcte en tijdige afhandeling moeten waarborgen). De basis van de interne controlemaatregelen in deze processen wordt gevormd door de essentiële functiescheidingen tussen beherende, bewarende en registrerende functionarissen. De definitie en opvolging van de administratieve procedures wordt gecontroleerd door de Interne Accountantsdienst. De correcte werking van de gehanteerde systemen wordt op systeemniveau vastgesteld. De bevindingen van de systeemaudits en de systematische controle hiervan kunnen als basis dienen voor de controle van de externe accountant. Bij deze bewaking is beveiliging een belangrijk aandachtsgebied. Beveiliging omvat niet alleen fysieke en logische toegangsbeveiliging, maar ook het veilig stellen van informatie (back-up, recovery) en hoge beschikbaarheidseisen. De verschillende fondsomgevingen zijn zowel op systeem- als op medewerkersniveau volledig gescheiden. De informatie verwerkende systemen zijn gedocumenteerd en worden door middel van een meerjarig auditplan door de interne accountantsdienst van AZL N.V. in samenwerking met een extern accountantskantoor gecontroleerd. Voor programmatuur en gegevens geldt dat AZL N.V. gebruik maakt van drie volledig gescheiden omgevingen, te weten de test-, acceptatie- en productieomgeving. Transport tussen deze omgevingen vindt uitsluitend plaats op basis van formele accordering door bevoegde functionarissen. Ook op de naleving van deze procedures wordt door de Interne Accountantsdienst toegezien. Procuratiesysteem Een aparte vermelding verdient het procuratiesysteem dat voor alle betalingen door AZLfunctionarissen geldt. Het is een systeem dat is gebaseerd op de goedkeuring (handtekeningen) van betalingen ten laste van opdrachtgevers door drie functionarissen. 8
De basis wordt gevormd door de controle en accordering van de direct bij de administratie betrokken medewerker. Diens leidinggevende geeft na controle en gebleken juistheid zijn akkoord in de vorm van de interne goedkeuring. Daarna vindt binnen AZL N.V. externe procuratie plaats door twee bevoegde functionarissen. Met betrekking tot electronic banking is sprake van twee interne procuristen en één externe procurist. Pensioenuitkering Het proces pensioenuitkering wordt bewaakt op basis van het aansluiten van Recht-Betaling, de BRP-informatie (voorheen: GBA), de maandelijkse afstemming (stand primo, mutaties, eindstand) en diverse signaalrapporten. De Interne Accountantsdienst controleert steekproefsgewijs de gehanteerde procedures. Rapportage Het bestuur wordt ieder kwartaal geïnformeerd over de status van de administratieve verwerking, waaronder de aantallen mutaties, vragen en waardeoverdrachten. Knelpunten, klachten en voorstellen tot afhandeling daarvan vormen onderdeel van deze rapportage. Tevens ontvangt het bestuur ieder kwartaal de ISAE 3402 Rapportage en het In Control Statement (ICS). Binnen dit ICS vallen de belangrijkste processen van bestuursadvisering, pensioenbeheer, pensioencommunicatie, IT en financieel beheer.
1.6 Goed pensioenfondsbestuur Het bestuur van het pensioenfonds heeft gezorgd voor de organisatie van een transparant intern toezicht per 1 juli 2007. Daartoe heeft het bestuur een visitatiecommissie ingesteld, die vanaf 1 juli 2014 jaarlijks het functioneren van het bestuur zal beoordelen en rapporteren. Het bestuur van het pensioenfonds heeft tevens gezorgd voor de instelling van een verantwoordingsorgaan, dat jaarlijks het beleid van het bestuur beoordeelt. Vanaf 1 juli 2014 zitten deelnemers en pensioengerechtigden op basis van onderlinge getalsverhoudingen in dit orgaan. De werkgever kan deel uitmaken van het verantwoordingsorgaan indien de werkgever of deelnemers en pensioengerechtigden dit wensen. De bepalingen omtrent het intern toezicht zijn nader uitgewerkt in een reglement voor een (externe) visitatiecommissie en een reglement voor een verantwoordingsorgaan. In het kader van de per 1 juli 2014 van kracht zijnde Wet versterking bestuur pensioenfondsen heeft het bestuur de bestuursstructuur ingericht naar het zogenaamde paritair bestuursmodel.
1.7 Integriteitbeleid Het pensioenfonds heeft een gedragscode en een incidentenregeling (bijlage 5) opgesteld voor het bestuur en al degenen die voor, namens of in opdracht van het pensioenfonds werken en alle door het bestuur aan te wijzen betrokkenen, ter voorkoming van conflicten tussen het belang van het pensioenfonds en de privébelangen van betrokkenen alsmede ter voorkoming van het gebruik van vertrouwelijke informatie van het pensioenfonds voor privédoeleinden. Het pensioenfonds heeft een interne compliance-officer aangesteld. Het pensioenfonds voert periodiek een systematische analyse van de integriteitsrisico’s uit. De systematische analyse ziet in het bijzonder op de beheersing van de volgende integriteitsrisico’s: 9
Het tegengaan van belangenverstrengeling. De omgang met incidenten die een gevaar vormen voor een integere uitoefening van het bedrijf van een financiële onderneming. Personen die een integriteitsgevoelige functie bekleden. Het risico op witwassen, terrorismefinanciering en sanctiewetgeving;
Uit de systematische analyse blijkt dat het pensioenfonds zodanig is georganiseerd dat de integriteitsrisico’s zoveel mogelijk beperkt zijn en dat het pensioenfonds adequaat kan optreden tegen eventuele incidenten.
1.8 Geschiktheid bestuursleden Nieuw aantredende bestuursleden dienen te beschikken over geschiktheidsniveau A. De kennisgebieden zijn binnen het bestuur verdeeld. Gedurende het tweede bestuursjaar volgen de nieuwe bestuursleden opleiding op geschiktheidsniveau B in het kennisgebied dat onder hun verantwoordelijkheid valt. Het bestuur streeft ernaar dat op zo kort mogelijke termijn na de benoeming tot bestuurslid, minimaal twee bestuursleden individueel per aandachtsgebied over geschiktheidsniveau B te beschikken. Jaarlijks evalueert het bestuur zijn functioneren op individueel niveau en als geheel. De evaluatie vindt plaats op het gebied van kennis, deskundigheid en competenties. Het pensioenfonds beschikt over een geschiktheidsplan. Mocht het geschiktheidsplan daartoe aanleiding geven, dan kunnen bestuursleden individueel of collectief een opleiding volgen. Het bestuur van het pensioenfonds en de dagelijkse leiding volgen jaarlijks diverse vaktechnische cursussen inzake pensioenen om zich op de hoogte te houden over nieuwe ontwikkelingen. Daarnaast verspreidt de secretaris regelmatig relevante literatuur aan de bestuursleden.
1.9 Communicatie Het pensioenfonds zet de pensioencommunicatie strategisch en met visie in. In de doelstelling en missie van De Fracties is dit ook terug te vinden: Doelstelling Stichting Pensioenfonds De Fracties wil een zo goed mogelijke invulling geven aan de pensioenovereenkomsten die de werkgever heeft afgesloten met haar (gewezen) werknemers. De uitvoering van de overeenkomst dient correct, maatschappelijk verantwoord en zo (kosten)efficiënt mogelijk te geschieden. De ambitie is een duurzaam en betrouwbaar pensioenfonds te zijn dat zijn financiële verplichtingen en ambities nu en in de toekomst waar kan maken. Missie De pensioensector staan ingrijpende veranderingen te wachten die zorgen voor onzekerheid. De uitdaging daarbij is om te voldoen aan de verwachtingen van belanghebbenden. Zowel binnen de huidige als de komende wettelijke kaders streeft het pensioenfonds naar een goede pensioenvoorziening door de koopkracht van de rechten van deelnemers zowel nu als in de toekomst zo goed als mogelijk in stand te houden.
10
Communicatie en transparantie acht het pensioenfonds van groot belang ten einde betrokkenheid te realiseren alsook pensioenbewustzijn en verwachtingen te managen. Ten einde onze missie te kunnen uitvoeren en hoge kwaliteit te leveren, is sprake van een robuust beleidskader, goed pensioenfondsbestuur en wordt goed samengewerkt met de werkgever (sponsor), adviseurs en uitvoerende partijen op het gebied van vermogensbeheer en pensioenuitvoering. Het pensioenfonds stelt het belang van de deelnemers en gepensioneerden op de eerste plaats. Met een transparante opstelling en een actieve communicatie wenst het fonds het volgende te bereiken: duidelijkheid over ieders pensioensituatie en over de (flexibele) mogelijkheden die de pensioenregeling biedt; kennis opbouwen bij deelnemers om de juiste pensioenkeuzes te maken (met name op de belangrijke momenten); een optimale dienstverlening van het pensioenfonds; correcte en tijdige uitkeringen aan de pensioengerechtigden; een consistent en zorgvuldig beleggingsbeleid waarin gestreefd wordt naar een verantwoorde balans tussen risico en rendement, met een verantwoord kostenniveau. Naast premiebeleid, indexatiebeleid en beleggingsbeleid is het communicatiebeleid een vierde sturingsinstrument dat ingezet kan worden om de doelen en missie van het pensioenfonds te realiseren. Jaarlijks worden onze voorgenomen activiteiten voor de pensioencommunicatie beschreven in een jaarplan. In dit jaarplan wordt de huidige situatie van het fonds geanalyseerd en wordt gedefinieerd waar het pensioenfonds naar toe wilt gaan. De communicatiedoelen worden hieruit gedestilleerd. Deze doelen vertalen we naar boodschappen en middelen. Op grond hiervan stelt het bestuur jaarlijks de activiteiten van het pensioenfonds vast, inclusief de organisatie van de uitvoering en een begroting van de kosten.
11
2.
Procedures en criteria voor de aansluiting van werkgevers bij het pensioenfonds en voor het verkrijgen van het deelnemerschap van hun werknemers
2.1 Aansluiting werkgevers Het pensioenfonds voert de pensioenregeling uit voor Loders Croklaan B.V. en IOI Loders Croklaan Oils B.V., beide gevestigd in de gemeente Zaanstad. Met de aangesloten ondernemingen is een uitvoeringsovereenkomst gesloten. Voor de hoofdlijnen van deze uitvoeringsovereenkomst zie hoofdstuk 3.
2.2 Verkrijging deelnemerschap Blijkens het pensioenreglement van het pensioenfonds worden werknemers van een aangesloten werkgever onder de volgende voorwaarden deelnemer in de regeling: Voor werknemers die op of na 1 januari 2014 in dienst treden bij de werkgever gaat het deelnemerschap in op de eerste dag van de maand indien het dienstverband op één van de eerste 15 dagen van die maand aanvangt en indien het dienstverband op één van de volgende dagen van die maand aanvangt, op de eerste dag van de volgende maand. Indien de datum van aanvang van het dienstverband is gelegen na de 15de van een maand, wordt het risico van overlijden en arbeidsongeschiktheid van de werknemer tot de aanvang van het deelnemerschap door “De Fracties” gedekt. Voor de werknemers die op 31 december 2013 reeds deelnemer waren aan Pensioenreglement 2006 of Pensioenreglement 2003, worden de tot en met 31 december 2013 onder de werking van Pensioenreglement 2006 of Pensioenreglement 2003 opgebouwde pensioenaanspraken met instemming van de (gewezen) deelnemer omgezet in pensioenaanspraken conform Pensioenreglement 2014. De omzetting zal geschieden op basis van de regels van de Pensioenwet.
12
3.
Hoofdlijnen van de uitvoeringsovereenkomst Inleiding De afspraken over de uitvoering van de pensioenovereenkomst tussen het pensioenfonds en de aangesloten werkgevers zijn vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 25 van de Pensioenwet. In paragraaf 3.2 van de Pensioenwet staan de eisen omtrent de inhoud ervan opgesomd.
3.1
Wijze vaststelling verschuldigde premie De werkgever is gehouden jaarlijks bij het pensioenfonds de bijdragen te storten ter financiering van de aanspraken zoals deze voortvloeien uit het pensioenreglement en zijn berekend naar de grondslagen zoals beschreven in deze abtn van het pensioenfonds. De financiering geschiedt op basis van een doorsneepremie. De doorsneepremie is bepaald in overleg met de Cao-partijen en bedraagt 26,5% van de salarissom. Bij de vaststelling van de salarissom wordt rekening gehouden met de maximering van de salarisgrondslag op € 100.000 (niveau 2015), doch tenminste het bedrag zoals bedoeld in artikel 18ga Wet LB, eerste lid. Bij dienstbetrekkingen in deeltijd wordt dit bedrag verminderd overeenkomstig de deeltijdfactor. In de doorsneepremie is 1,5%-punt van de salarissom begrepen voor uitvoeringskosten. De doorsneepremie zal op regelmatige basis worden getoetst. Wanneer uit bijvoorbeeld de financiële positie, een ALM-studie of haalbaarheidstoets blijkt dat de vastgestelde premie niet langer toereikend of meer dan toereikend is, zal samen met de adviserend actuaris van het fonds worden bekeken in hoeverre aanpassing van de premie gewenst en noodzakelijk is. Indien de kosten van de pensioenregeling het genoemde maximum overschrijden, treden de Cao-partijen in overleg. Indien de bijdragen niet voldoende zijn voor de financiering van de in het betreffende jaar toe te kennen pensioenaanspraken, is het bestuur bevoegd te besluiten om de pensioenopbouw in dat jaar met een voor iedere deelnemer gelijk percentage te verminderen. Hierbij wordt het bepaalde bij of krachtens artikel 134 van de Pensioenwet in acht genomen. Indien en voor zover de kosten van de pensioenregeling niet meer bedragen dan 26,5% van de salarissom van de deelnemers, draagt de deelnemer niet bij in de kosten van de pensioenregeling. Bij de vaststelling van de salarissom wordt rekening gehouden met de maximering van de salarisgrondslag op € 100.000 (niveau 2015) doch tenminste het bedrag zoals bedoeld in artikel 18ga Wet LB, eerste lid. Bij dienstbetrekkingen in deeltijd wordt dit bedrag verminderd overeenkomstig de deeltijdfactor. Alleen de kosten van de voortzetting van pensioenopbouw gedurende levensloopuitkeringen en de kosten voor de verzekering van het aanvullend Anw-pensioen zoals beschreven in de pensioenreglementen zijn geheel voor rekening van de deelnemer.
13
Voor rekening van het pensioenfonds komen de kosten van beheer en administratie van het pensioenfonds. De overige met de uitvoering van de pensioenregeling verband houdende kosten, daaronder mede begrepen de kosten van de aan het pensioenfonds of de werkgever uitgebrachte adviezen omtrent de inhoud van de pensioenregeling, zijn voor rekening van de werkgever.
3.2
Premiebetaling De onder 3.1 bedoelde bijdragen zijn verschuldigd per 1 januari van het betreffende kalenderjaar. Aan het begin van elk kalenderjaar wordt door de werkgever na overleg met het pensioenfonds de som van de over dat jaar benodigde bijdragen geraamd. Het geraamde bedrag wordt vervolgens in vier gelijke termijnen ter beschikking van het pensioenfonds gesteld, terwijl aan het einde van elk kalenderjaar een verrekening zal plaatsvinden tussen de geraamde bijdragen en de werkelijk verschuldigde bijdragen. De werkgever zal de bijdrage en de ingevolge het pensioenreglement aan de deelnemers in dienst van de werkgever in rekening gebrachte bijdragen uiterlijk voldoen binnen een maand na afloop van elk kalenderkwartaal. De definitieve jaarbijdrage dient in het geheel binnen zes maanden na afloop van het kalenderkwartaal aan het pensioenfonds te zijn betaald. In geval van beëindiging van de deelneming van de deelnemer wordt de ten tijde van de beëindiging nog verschuldigde premie binnen dertien weken voldaan.
3.3
Informatieverstrekking door werkgever aan pensioenfonds De werkgever is verplicht deelnemers bij het pensioenfonds aan te melden en bij uitdiensttreding af te melden en de in uitvoeringsovereenkomst benodigde gegevens en mutaties aan het pensioenfonds te leveren. De werkgever levert de in de uitvoeringsovereenkomst genoemde gegevens en mutaties maandelijks in bestandsvorm bij het pensioenfonds aan. De werkgever informeert het pensioenfonds binnen tien dagen over een wijziging van de pensioenovereenkomst. De informatie dient schriftelijk te worden verstrekt en een volledige opsomming te bevatten van de overeengekomen wijzigingen.
3.4
Procedures premiebetalingsachterstand Het pensioenfonds informeert elk kwartaal schriftelijk het verantwoordingsorgaan, en bij het ontbreken daarvan de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden, indien sprake is van een premieachterstand ter grootte van 5% van de totale door het pensioenfonds te ontvangen jaarpremie en tevens niet voldaan wordt aan de bij of krachtens de Pensioenwet geldende eisen inzake het minimaal vereist eigen vermogen. Gedurende de in het vorige lid bedoelde situatie informeert het pensioenfonds tevens elk kwartaal de ondernemingsraad van de werkgever.
14
3.5
Procedures wijziging pensioenovereenkomst Het pensioenfonds stelt een pensioenreglement op en wijzigt dit overeenkomstig de bepalingen uit de statuten en de pensioenovereenkomst. De procedure omtrent het opstellen en wijzigen van het pensioenreglement is vastgelegd in artikel 6 van de uitvoeringsovereenkomst.
3.6
Voorwaarden toeslagverlening Indien en voor zover de toeslagruimte zoals hieronder omschreven dat toelaat, zullen de opgebouwde pensioenaanspraken, de ingegane pensioenen (alsmede de bijbehorende uitgestelde partner- en wezenpensioenen) en de premievrije pensioenaanspraken jaarlijks per 1 januari worden verhoogd met een toeslag. De toeslagverlening is van toepassing op de uitkeringsovereenkomst uit hoofde van Pensioenreglement 2015. De toeslagverlening is daarentegen niet van toepassing op het pensioenkapitaal als bedoeld in artikel 2.4 van Pensioenreglement 2015. De opgebouwde pensioenaanspraken van de actieve deelnemers worden jaarlijks voorwaardelijk aangepast aan de Werkgever loonindex. De ingegane en premievrije pensioenrechten (uitgezonderd het pensioenkapitaal als bedoeld in artikel 2.4 van het pensioenreglement 2015) worden jaarlijks voorwaardelijk aangepast aan de procentuele verhoging van het consumentenprijsindexcijfer (CPI) alle huishoudens (afgeleid), zoals dit wordt berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek, over de maand oktober van het voorafgaande jaar ten opzichte van de maand oktober van het daaraan voorafgaande jaar. Deze procentuele verhoging is gemaximeerd en zal niet meer bedragen dan de Werkgever loonindex. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Het bijzonder partnerpensioen wordt overeenkomstig de pensioenaanspraak van de ex-partner verhoogd, afhankelijk van het gegeven of de ex-partner deelnemer of gewezen deelnemer of pensioengerechtigde is. Voor deze jaarlijkse toeslagverlening is geen bestemmingsreserve gevormd en wordt geen premie betaald. De jaarlijkse toeslag wordt gefinancierd uit het geheel van aanwezige middelen, rendementen en premie-inkomsten. Met betrekking tot de mate van de feitelijke toekenning hanteert het bestuur momenteel het volgende beleid als leidraad.
Bij een beleidsdekkingsgraad van 110% of lager wordt geen toeslag verleend. Indien de beleidsdekkingsgraad hoger is dan 110% dan kan het bestuur in enig jaar besluiten toeslag te verlenen onder de voorwaarde dat er niet meer toeslag wordt verleend dan naar verwachting in de toekomst te realiseren is.
Deze leidraad geldt als uitgangspunt; bij de jaarlijkse besluitvorming zal het bestuur andere relevante economische omstandigheden (zoals economische vooruitzichten en verwachte bestandsontwikkeling) in ogenschouw nemen. Feitelijke toekenning van toeslagen zal altijd eerst plaatsvinden na een daartoe door het bestuur genomen besluit. 15
3.7
Procedures aangaande besluiten omtrent vermogensoverschotten, vermogenstekorten dan wel winstdeling Een vermogensoverschot is het deel van het vermogen dat zich boven de premiekortingsgrens bevindt, zoals gedefinieerd in hoofdstuk 6 paragraaf 1 sub e. In geval van een overschot zal het bestuur een besluit nemen terzake het geconstateerde overschot. In artikel 8 van de uitvoeringsovereenkomst is de exacte procedure bij vermogensoverschotten vastgelegd. Indien het pensioenfonds voorziet of redelijkerwijs kan voorzien dat sprake zal zijn van een vermogenstekort, meldt het pensioenfonds dit onverwijld aan DNB. Het pensioenfonds dient binnen drie maanden of zoveel eerder als DNB bepaalt ter instemming bij DNB een concreet en haalbaar herstelplan in te dienen. In het herstelplan werkt het pensioenfonds uit hoe het uiterlijk binnen twaalf jaar (in 2015) de beleidsdekkingsgraad weer voldoet aan het strategisch vereist eigen vermogen. Vanaf 2016 mag de hersteltermijn maximaal 11 jaar zijn en vanaf 2017 maximaal 10 jaar. Indien alle beschikbare sturingsmiddelen maximaal ingezet zijn en het pensioenfonds desondanks naar verwachting niet binnen de gekozen herstelperiode aan het vereist eigen vermogen kan voldoen, wordt het sturingsmiddel van het korten van pensioenaanspraken en rechten ingezet. Er geldt geen bijstortingsverplichting voor de werkgever.
3.8
Betalingsvoorbehoud werkgever De werkgever behoudt zich het recht voor om bij een ingrijpende wijziging van omstandigheden de bijdrage aan de pensioenregeling te verlagen, te beperken of te beëindigen.
3.9
Premiekorting of -terugstorting Indien het bestuur van oordeel is dat kan worden besloten tot een premiekorting of terugstorting van gelden aan de werkgever, wordt in de besluitvorming hierover rekening gehouden met de volgende aspecten: De evenwichtige belangenbehartiging van alle belanghebbenden; De beleidsdekkingsgraad voldoet aan de artikelen 126 PW (vaststellen technische voorziening), 132 PW (voorwaardelijke toeslagverlening) en 133 PW (herstelplan); De voorwaardelijke toeslagen zowel met betrekking tot de voorgaande tien jaar zijn verleend als ook in de toekomst kunnen worden verleend; De korting op de pensioenaanspraken en pensioenrechten op grond van artikel 134 Pensioenwet in de voorgaande tien jaren gecompenseerd is. In artikel 8 van de uitvoeringsovereenkomst is de exacte procedure bij vermogensoverschotten vastgelegd.
16
4.
Hoofdlijnen van de pensioenregeling Uitgegaan wordt van pensioenreglement 2015 (versie 1 januari 2015) geldend voor de deelnemers van Stichting Pensioenfonds ‘De Fracties’, gevestigd in de gemeente Zaanstad, dat in werking is getreden per 1 januari 2015. Pensioenreglement 2015 kent de volgende kenmerken: Karakter regeling Werkingssfeer
Werkgever
Deelnemer
Deelnemerschap
Pensioenleeftijd Pensioenrichtleeftijd Salarisgrondslag
Salarisgrens Franchise
Pensioengrondslag A Pensioengrondslag B Ouderdomspensioen
Middelloonregeling (uitkeringsovereenkomst) met excedent beschikbare premieregeling (premieovereenkomst). Pensioenreglement 2015 is van toepassing op degenen die op 1 januari 2015 als deelnemer werden aangemerkt onder pensioenreglement 2015, alsmede degenen die per 1 januari 2015 of latere datum als deelnemer toetreden (zie deelnemerschap).
Loders Croklaan B.V. statutair gevestigd in de gemeente Zaanstad; IOI Loders Croklaan Oils B.V. statutair gevestigd in de gemeente Zaanstad; Werknemers in dienst van de werkgever, die overeenkomstig de bepalingen van het pensioenreglement en statuten zijn toegelaten als deelnemer. Voor werknemers die op of na 1 januari 2014 in dienst bij de werkgever treden gaat het deelnemerschap in op de eerste dag van de maand indien het dienstverband op één van de eerste 15 dagen van die maand aanvangt en indien het dienstverband op één van de volgende dagen van die maand aanvangt, op de eerste dag van de volgende maand. De eerste dag van de maand waarin de deelnemer of gewezen deelnemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt. 67 jaar. Het bij de werkgever geldende feitelijk verdiende salaris vermeerderd met de vakantietoeslag van de deelnemer, uitgaande van de bij die werkgever voor de categorie deelnemers waartoe de deelnemer behoort, geldende normale arbeidsduur, vermeerderd met eventuele verdere als vast te beschouwen uitkeringen uit hoofde van het dienstverband (o.a. ploegentoeslag). € 64.890 (1 april 2015, aanpassing volgens Werkgever loonindex). € 13.545 (1 januari 2015), zijnde 10/7 van de per 1 januari vastgestelde AOW-uitkering (inclusief vakantietoeslag) voor een gehuwde. Salarisgrondslag tot de salarisgrens -/-franchise. Salarisgrondslag -/- salarisgrens. De deelnemer bouwt ieder jaar een deel van het ouderdomspensioen op. De opbouw bedraagt 1,875% over pensioengrondslag A van het betreffende jaar (voor deeltijdwerknemers naar rato). Over pensioengrondslag B wordt een pensioenkapitaal
17
Beschikbare premieregeling
opgebouwd in een beschikbare premieregeling (voor deeltijdwerknemers naar rato). Leeftijd Premiepercentage: 15 tot en met 19 4,1 20 tot en met 24 4,7 25 tot en met 29 5,6 30 tot en met 34 6,8 35 tot en met 39 8,3 40 tot en met 44 10,1 45 tot en met 49 12,4 50 tot en met 54 15,2 55 tot en met 59 18,7 60 tot en met 64 23,4 65 tot en met 67 27,4
Soorten beleggingen
Voor de aanwending van de gelden op de beleggingsrekening heeft de deelnemer de keuze uit een aantal Life Cycle Mixen van de beleggingsinstelling. De aanwending van het pensioenkapitaal vindt plaats bij een op grond van de Pensioenwet toegelaten verzekeraar. 65% van het behaalbaar ouderdomspensioen dat is opgebouwd na 1 januari 2006, op basis van pensioengrondslag A en B.
Aanwending kapitaal Partnerpensioen (voor partner actieve deelnemer)
Partnerpensioen (voor partner gewezen deelnemer)
Wezenpensioen
Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid
AOP-uitkeringsdrempel
Arbeidsongeschiktheidspensioen
Flexibiliseringsmogelijkheden: vervroeging pensioendatum deeltijdpensionering omzetting van ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen
omzetting van nabestaandenpensioen in ouderdomspensioen
65% van het ouderdomspensioen dat is opgebouwd na 1 januari 2006, op basis van pensioengrondslag A en indien van toepassing het nabestaandenpensioen dat wordt verkregen uit hoofde van de omzetting van het pensioenkapitaal Gezamenlijk pensioen voor 1, 2 resp. 3 of meer kinderen 16%, 28% resp. 36% van het behaalbaar nabestaandenpensioen. Bij gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid (5-klasse systeem) vindt voorzetting van de pensioenopbouw plaats op basis van de pensioengrondslag A en pensioengrondslag B. De grondslagen worden aangepast op basis van de van toepassing zijnde Werkgever loonindex. De AOP-uitkeringsdrempel is gelijk aan het maximum dagloon, zoals bedoeld in de WIA (1 januari 2015: € 51.978). Bij gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid (5-klasse systeem) maximaal 65% van de salarisgrondslag voor zover dat uitgaat boven de AOP-uitkeringsdrempel. Uittreding mogelijk tussen 55 en 67 jaar. Met goedkeuring van de werkgever mogelijk maar voor minimaal 10% van de voor de deelnemer geldende normale arbeidsduur. Mogelijk bij beëindiging van het deelnemerschap of op de (vervroegde) pensioendatum. Het partnerpensioen dat ontstaat uit de omzetting van het ouderdomspensioen bedraagt maximaal 70% van het ouderdomspensioen dat na omzetting resteert. Mogelijk bij beëindiging van het deelnemerschap of op de (vervroegde) pensioendatum.
18
variatie in hoogte ouderdomspensioen Toeslagen
Deelnemersbijdrage
Aanvullende pensioenen - ANW
Overgangsregeling
Verhoogde uitkering ouderdomspensioen wordt zodanig vastgesteld dat de lagere uitkering naar keuze van de (gewezen) deelnemer 75% of 87,5% bedraagt van de hoge uitkering. Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks toeslag verleend van maximaal de Werkgever loonindex (actieven), dan wel de prijsindex, gemaximeerd op de Werkgever loonindex (niet-actieven). Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd. Indien en voorzover de kosten van deze pensioenregeling niet hoger zijn dan 26,5% van de salarissom, draagt de deelnemer niet bij in de kosten van de pensioenregeling. Bij de vaststelling van de salarissom wordt rekening gehouden met de maximering van de salarisgrondslag op € 100.000 (niveau 2015) doch tenminste het bedrag zoals bedoeld in artikel 18ga Wet LB, eerste lid. Bij dienstbetrekkingen in deeltijd wordt dit bedrag verminderd overeenkomstig de deeltijdfactor. Echter de kosten voor aanvullend ANW-hiaat en de kosten voor pensioenopbouw gedurende levensloopverlof komen geheel voor rekening van de werknemer. € 6.000 of € 12.000 (optioneel) (bedragen per 1-1-2015). Voor werknemers die deelnemer waren in de zin van Pensioenreglement 2006 zijn de opgebouwde aanspraken met inachtneming van de bij en krachtens de Pensioenwet gestelde eisen overgedragen naar Pensioenreglement 2014. De tot en met 31 december 2013 opgebouwde aanspraken van de gewezen deelnemers aan Pensioenreglement 2003, alsmede Pensioenreglement 2006 zijn op grond van de bij en krachtens de Pensioenwet gestelde eisen overgedragen naar Pensioenreglement 2014. De aanspraken van de per 31 december 2013 twee actieve deelnemers aan Pensioenreglement 2003 zijn tevens op grond van de bij en krachtens de Pensioenwet gestelde eisen omgezet naar Pensioenreglement 2014.
19
5.
Herverzekering Het overlijdensrisico en het arbeidsongeschiktheidsrisico zijn door het pensioenfonds voor een periode van 3 jaar ondergebracht bij Delta Lloyd Levensverzekering N.V. De overeenkomst loopt van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2016 en heeft een opzegtermijn van 3 maanden. Ten behoeve van het overlijdensrisico worden jaarlijks de risicokapitalen herverzekerd. Het risicokapitaal is gelijk aan de contante waarde van een direct ingaand nabestaandenpensioen en aanvullend ANW-hiaat pensioen, verminderd met de ten behoeve van de betreffende deelnemer aanwezige voorziening nabestaandenpensioen. Onder het arbeidsongeschiktheidsrisico wordt verstaan - premievrije voortzetting van de pensioenopbouw - te verzekeren arbeidsongeschiktheidspensioenen. De dekking van de premievrijstelling omvat de uitkering van een rente bij langdurige arbeidsongeschiktheid van een deelnemer ter grootte van de doorsneepremie. De herverzekerde prestaties bij arbeidsongeschiktheid bestaan uit de uitkering van het jaarlijkse arbeidsongeschiktheidspensioen en de doorsneepremie (premievrijstelling), indien en zolang de deelnemer arbeidsongeschikt is. Op de winstberekeningsdatum (twee jaar na afloop van de contractsperiode) wordt door Delta Lloyd Levensverzekering een winstaandeel ten behoeve van het pensioenfonds bepaald. De van toepassing zijnde formule is vastgelegd in de overeenkomst.
20
6.
Financiële opzet De voornaamste financiële doelstellingen van het pensioenfonds zijn: het waarborgen van de opbouw van de pensioenaanspraken overeenkomstig de in het reglement vastgelegde bepalingen; het minimaliseren van de kansen op een vermogenstekort, alsmede van de mate van het vermogenstekort; het maximaliseren van het beleggingsrendement. In dit hoofdstuk wordt de financiële opzet van het pensioenfonds uiteengezet. Ingegaan wordt op de waarderingsgrondslagen van de pensioenverplichtingen en het belegd vermogen, alsmede de uitgangspunten voor het premiebeleid, het beleggingsbeleid en het toeslagbeleid. Uitgangspunt bij de financiële opzet is de wet- en regelgeving zoals beschreven in: de Pensioenwet (hoofdstuk 6); het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen (FTK); de Regeling Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling; .
6.1 a.
Eigen vermogen Waarderingsgrondslagen beleggingen De waardering van de bezittingen van het pensioenfonds geschiedt op marktwaarde. Een nadere beschrijving van de waarderingsgrondslagen is opgenomen in paragraaf 6.3.
b.
Technische voorzieningen Het pensioenfonds stelt toereikende technische voorzieningen vast met betrekking tot het geheel van pensioenverplichtingen. De voorwaardelijke toeslagverlening maakt geen onderdeel uit van de pensioenverplichtingen. Het pensioenfonds voert de pensioenregeling uit conform het pensioenreglement. De pensioenaanspraken zijn verzekerd in eigen beheer. De vaststelling van de technische voorzieningen geschiedt op basis van de volgende uitgangspunten.
Berekening vindt plaats op basis van marktwaardering.
De grondslagen zijn gebaseerd op prudente beginselen inzake levensverwachting en arbeidsongeschiktheid.
De methodiek en grondslag van vaststelling is van jaar op jaar consistent, tenzij juridische, demografische en/of economische omstandigheden zich hiertegen verzetten.
21
De technische voorzieningen voor risico van het pensioenfonds bestaan uit de voorziening pensioenverplichtingen. De technische voorziening is gelijk aan:
voor de actieve deelnemers: de - op basis van prudente grondslagen vastgestelde actuariële contante waarde van de over de verstreken dienstjaren verkregen pensioenaanspraken, inclusief de tot en met de balansdatum toegekende toeslagen.
voor niet-actieve deelnemers: de - op basis van prudente grondslagen vastgesteldeactuariële contante waarde van de verzekerde pensioenen, inclusief de tot en met de balansdatum toegekende toeslagen.
voor arbeidsongeschikte deelnemers: de actuariële contante waarde van de verzekerde pensioenen, inclusief het premievrijgestelde deel van de toekomstige opbouw. Het betreft hier de contante waarde van de behaalbare pensioenaanspraken, waarbij de kans op revalidering buiten beschouwing is gelaten. Vanaf boekjaar 2015 wordt een voorziening voor niet opgevraagd pensioen vastgesteld aan de hand van de daadwerkelijk niet opgevraagde pensioenen. Voor deelnemers met pensioen dat nog niet is ingegaan omdat de deelnemer onvindbaar is of niet reageert, wordt de liggende voorziening (betreffende de toekomstige uitkeringen) verhoogd met de gemiste uitkeringen uit het verleden. Bij deze voorziening wordt rekening gehouden met de kans dat de deelnemer alsnog wordt gevonden. Deze kans wordt in het eerste jaar 100% verondersteld. Deze kans neemt jaarlijks met 10%-punt af. Er wordt verondersteld dat er na vijf jaar geen deelnemers meer worden gevonden.
De voorziening pensioenverplichtingen is gebaseerd op de volgende actuariële grondslagen. Interest
Conform de Rentetermijnstructuur Financieel Toetsingskader, zoals deze wordt gepubliceerd door DNB (zero coupon rates, inclusief UFR).
Sterfte
Volgens de Prognosetafel AG2014 (zoals gepubliceerd door het AG). Voorts wordt rekening gehouden met het verschil in overlevingskansen tussen de werkende en de totale bevolking (TW ervaringssterfte 2010, waarbij de ervaringssterfte van de medeverzekerde gelijk is gesteld aan die van de hoofdverzekerde).
Gehuwdheid
Onbepaalde partner systeem tot aan de pensioendatum, gehuwdheidsfrequentie van 100% voor alle leeftijden tot aan de pensioendatum
Leeftijden
De leeftijden op de balansdatum zijn bepaald in de veronderstelling dat iedere verzekerde geboren is op de eerste dag van zijn geboortemaand.
Leeftijdsverschil
Het leeftijdsverschil tussen man en vrouw is op 3 jaar gesteld (man ouder dan vrouw).
Wezenpensioen
Voor de dekking van het wezenpensioen hanteert het fonds een opslag van 5% op de voorziening voor het latent partnerpensioen. 22
Kosten
Voor excassokosten wordt een voorziening getroffen ter grootte van 2% van de voorziening pensioenverplichtingen.
Uitkeringen
Bij de waardering van de aanspraken is uitgegaan van de veronderstelling dat de pensioenuitkeringen continu geschieden.
Aanwendingsfactoren
De opgebouwde kapitalen in de beschikbare premie regeling worden door de deelnemer op de pensioenleeftijd overgedragen aan een op grond van de Pensioenwet toegelaten verzekeraar. De hoogte van de te verkrijgen pensioenen zijn afhankelijk van de dan geldende tarieven van de gekozen verzekeraar.
Opslag voor toekomstige uitvoeringskosten (excassokosten) Het fonds heeft in 2014 een onderzoek uitgevoerd naar de hoogte van de benodigde kostenvoorziening. De financiële opzet is zodanig dat via de premie voldoende wordt bijgedragen aan de lopende uitvoeringskosten van de pensioenregeling. In een situatie waarbij het pensioenfonds geen premie meer ontvangt, staat het fonds voor de keuze om als slapend fonds verder te gaan of het pensioenfonds te liquideren en de verplichtingen over te dragen aan een andere pensioenuitvoerder (verzekeraar of pensioenfonds). Het bestuur heeft geconcludeerd dat het liquidatiescenario het meest aannemelijk is. Bij het bepalen van de hoogte van de huidige opslag voor excassokosten is rekening gehouden dat het fonds binnen drie jaar na het opzeggen van de uitvoeringsovereenkomst geliquideerd is en een collectieve waardeoverdracht heeft plaatsgevonden. Hierbij is tevens rekening gehouden met de bij een overdracht gepaard gaande extra kosten.
De flexibiliseringsfactoren horende bij Pensioenregeling 2015 zijn gebaseerd op de volgende actuariële uitgangspunten: Interest Conform de rentetermijnstructuur Financieel Toetsingskader per 31 december van het voorgaande kalenderjaar, zoals deze wordt gepubliceerd door DNB; Sterfte Volgens de gehanteerde sterftegrondslagen van het pensioenfonds per 31 december van het voorgaande kalenderjaar. Sekseneutraal Verhouding man en vrouw afgeleid van de werkelijke verhouding van de voorziening van de actieve deelnemers per 31 december van het voorgaande jaar. (Verhouding man en vrouw einde 2014 is gelijk aan 88% respectievelijk 12%.) Bij het vaststellen van de flexibiliseringsfactoren wordt geen rekening gehouden met antiselectie. De flexibiliseringsfactoren zijn geldig vanaf 1 januari 2015 voor een periode van één jaar. Na afloop van deze periode kunnen de tarieven bij bestuursbesluit worden aangepast. Voor zolang de tarieven niet bij bestuursbesluit zijn aangepast, worden deze na afloop van bovengenoemde periode telkens voor een periode van één jaar verlengd.
23
c.
Minimaal vereist eigen vermogen Het minimaal vereist eigen vermogen wordt jaarlijks vastgesteld op basis van de wettelijke normen en is per 31 december 2014 vastgesteld op 4,2% van de technische voorzieningen voor risico van het fonds (exclusief spaarkapitalen) verhoogd met 1% van de technische voorziening voor risico van de deelnemers. Het minimaal vereist eigen vermogen voldoet daarmee aan de daaromtrent gestelde wettelijke eisen bij of krachtens artikel 131 van de Pensioenwet. Indien de beleidsdekkingsgraad vijf maal opeenvolgend ligt onder het minimaal vereist vermogen (artikel 131 van de Pensioenwet) en de dekkingsgraad bij die laatste vaststelling ook onder dat niveau ligt neemt het pensioenfonds binnen zes maanden maatregelen waardoor de dekkingsgraad van het pensioenfonds direct voldoet aan artikel 131 van de Pensioenwet. Voor zover het bij de maatregelen vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten betreft worden deze direct in de technische voorzieningen verwerkt en ofwel direct doorgevoerd, ofwel in beginsel evenredig gespreid in de tijd gedurende maximaal de termijn die wordt gebruikt voor het herstelplan dat is opgesteld na constatering van de situatie zoals bedoeld in de eerste zin van deze alinea. Indien een pensioenfonds in de situatie, bedoeld in de eerste zin van de vorige alinea, maatregelen heeft genomen waardoor de dekkingsgraad direct voldoet aan artikel 131 van de Pensioenwet, begint voor de volgende toepassing van het eerste lid een nieuwe termijn.
d.
Vereist eigen vermogen Het pensioenfonds stelt het vereist eigen vermogen zodanig vast dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het pensioenfonds binnen een periode van een jaar over minder waarden beschikt dan de hoogte van de technische voorzieningen (exclusief spaarkapitalen). De onderliggende methodiek is opgenomen in bijlage 1. Daarnaast wordt het vereist eigen vermogen verhoogd met 1% van de technische voorziening voor risico van de deelnemers. Wanneer de beleidsdekkingsgraad van het pensioenfonds per het einde van een kalenderkwartaal is komen te liggen onder de gestelde eisen ten aanzien van het vereist eigen vermogen zoals bij en krachtens artikel 132 van de Pensioenwet is bepaald (reservetekort), meldt het pensioenfonds dit onverwijld aan DNB. Indien de situatie van een reservetekort ontstaat, zal het pensioenfonds DNB binnen drie maanden of zoveel eerder als DNB bepaalt ter instemming bij DNB een concreet een haalbaar herstelplan in, tenzij het pensioenfonds gezien de beleidsdekkingsgraad op dat moment weer voldoet aan de vereisten ten aanzien van het vereist eigen vermogen. In het herstelplan werkt het pensioenfonds uit hoe het uiterlijk binnen twaalf jaar (per 2015) zal voldoen aan de vereisten ten aanzien van het vereist eigen vermogen. Vanaf 2016 mag de hersteltermijn maximaal 11 jaar zijn en vanaf 2017 maximaal 10 jaar. Het herstelplan vertoont een in beginsel tijdsevenredig herstel en gaat uiterlijk zes maanden nadat sprake is van een reservetekort in. Het pensioenfonds handelt onverwijld overeenkomstig het herstelplan. De stichting stelt jaarlijks de beleidsdekkingsgraad vast op het moment waarop het reservetekort is vastgesteld.
24
e.
Vrij vermogen en premiekortingsgrens Het totaal gewenst vermogen, welke door het pensioenfonds wordt nagestreefd, is gelijk aan de technische voorzieningen vermeerderd met het vereist eigen vermogen. Het pensioenvermogen boven het gewenst vermogen is het vrije vermogen van het pensioenfonds. De premiekortingsgrens is gelijk aan de situatie waarin de technische voorzieningen en het vereist eigen vermogen volledig door waarden zijn gedekt en de waarden die nodig zijn om de toeslagambitie, zoals beschreven in paragraaf 6.4 onder b, volledig te verwezenlijken aanwezig zijn.
6.2
Premiebeleid In deze paragraaf wordt het premiebeleid van het pensioenfonds beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde: a. de hoogte van de kostendekkende premie conform de voorschriften gesteld bij en krachtens artikel 128 van de Pensioenwet alsmede door DNB; b. de feitelijke premie, zoals vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst.
a.
Hoogte kostendekkende premie De Pensioenwet en het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen schrijven voor dat bij de berekening van de premie ten behoeve van het pensioenfonds met de volgende elementen rekening wordt gehouden: 1. koopsom voor de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioentoezegging (inclusief risicodekking en exclusief de premies voor de beschikbare premie regeling) 2. premie beschikbare premie regeling 3. solvabiliteitsopslag over premieonderdeel 1 4. opslag voor uitvoeringskosten 5. koopsom voor voorwaardelijke onderdelen van pensioentoezegging met inachtneming van de geformuleerde ambitie en de wijze van financieren Deze elementen van de kostendekkende premie zijn als volgt nader gedefinieerd: ad 1. de actuariële benodigde premie voor de inkoop van de onvoorwaardelijke onderdelen uit het pensioenreglement berekend op basis van de nominale rentetermijnstructuur. De risicopremies van nog niet opgebouwde aanspraken op nabestaandenpensioen, premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid en arbeidsongeschiktheidspensioen zijn vervat in dit premieonderdeel. Hierbij wordt gerekend op basis van de actuariële grondslagen, zoals beschreven onder 6.1. Voor de risicopremies voor premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid en arbeidsongeschiktheidspensioen wordt daarentegen uitgegaan van de aan de herverzekeraar te betalen herverzekeringspremies; ad 2. de beschikbare premie conform het bepaalde in het pensioenreglement 2015.
25
ad 3. een solvabiliteitsopslag die gelijk is aan het percentage vereist eigen vermogen (dat betrekking heeft op de voorziening voor risico van het fonds) aan het begin van het boekjaar (zoals beschreven onder paragraaf 6.1) over het premieonderdeel als beschreven onder ad 1 verhoogd met een solvabiliteitsopslag van 1% over het premieonderdeel als beschreven onder ad 2.; ad 4. een opslag voor uitvoeringskosten die gelijk is aan de werkelijke uitvoeringskosten van het fonds in het boekjaar verminderd met de beschikbare vrijval aan excasso-opslag over de uitkeringen gelet op het voorwaardelijke karakter en het ambitieniveau van het toeslagbeleid, wordt geen opslag op de premie betaald (zie voor een nadere omschrijving van het voorwaardelijk toeslagbeleid paragraaf 6.4 van deze abtn). b.
Feitelijke premie De financiering van de krachtens het pensioenreglement vast te stellen pensioenaanspraken geschiedt door betaling van een doorsneepremie zoals omschreven in de uitvoeringsovereenkomst tussen het pensioenfonds en de werkgever, zie ook hoofdstuk 3. De totale bijdrage is bepaald in overleg tussen de Cao-partijen. De totale bijdrage is door het bestuur – gehoord de actuaris van het pensioenfonds – getoetst op adequaatheid. De jaarlijkse (totale) bijdrage dient door de werkgever betaald te worden, en bedraagt 26,5% van de salarissom (doorsneepremie). Bij de vaststelling van de salarissom wordt rekening gehouden met de maximering van de salarisgrondslag op € 100.000 (niveau 2015) doch tenminste het bedrag zoals bedoeld in artikel 18ga Wet LB, eerste lid. Bij dienstbetrekkingen in deeltijd wordt dit bedrag verminderd overeenkomstig de deeltijdfactor. De deelnemers dragen, behoudens de verschuldigde bijdrage voor extra pensioenaanspraken, niet bij zolang de kosten van de pensioenregeling lager zijn dan de doorsneepremie. In de doorsneepremie is 1,5%-punt van de salarissom begrepen voor uitvoeringskosten. De doorsneepremie zal op regelmatige basis worden getoetst. Wanneer uit bijvoorbeeld de financiële positie, een ALM-studie of nieuwe haalbaarheidstoets blijkt dat de vastgestelde premie niet langer toereikend of meer dan toereikend is, zal samen met de adviserend actuaris van het fonds worden bekeken in hoeverre aanpassing van de premie gewenst en noodzakelijk is. Er geldt geen bijstortingsverplichting voor de werkgever. Indien de bijdragen niet voldoende zijn voor de financiering van de in het betreffende jaar toe te kennen pensioenaanspraken, is het bestuur bevoegd te besluiten om de pensioenopbouw in dat jaar met een voor iedere deelnemer gelijk percentage te verminderen. Hierbij wordt het bepaalde bij of krachtens artikel 134 van de Pensioenwet in acht genomen.
26
6.3
Beleggingsbeleid In deze paragraaf wordt het beleggingsbeleid van het pensioenfonds beschreven. Tevens zijn hierin de richtlijnen voor het vermogensbeheer vastgelegd. Conform de artikelen 135 en 136 van de Pensioenwet en paragraaf 5 uit het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen wordt achtereenvolgens ingegaan op het strategisch beleggingsbeleid, de opzet en uitvoering van de vermogensbeheeractiviteiten, de wijze van risicometing en -beheersing, de opzet van de resultaatsevaluatie alsmede de waarderingsgrondslagen. In de bijlage is de verklaring inzake beleggingsbeginselen van het bestuur opgenomen.
a.
Strategisch beleggingsbeleid
1.
Beleggingsdoelstelling Teneinde de beoogde pensioenuitkeringen op korte en lange termijn veilig te stellen wenst het bestuur de toevertrouwde middelen op een verantwoorde en solide wijze te beleggen. Dit komt in grote mate overeen met de prudent person gedachte conform de Europese richtlijnen1. In lijn hiermee is de hoofddoelstelling van het beleggingsbeleid: “het op lange termijn realiseren van een zo hoog mogelijk rendement uitgaande van het strategische beleggingsbeleid bij een acceptabel risico, rekening houdend met de verplichtingenstructuur van het pensioenfonds.” Het pensioenfonds voert een ‘passieve’ beleggingsstijl, dat wil zeggen: de doelstelling is om, binnen de in dit hoofdstuk vastgestelde restricties, hetzelfde rendement te behalen als de performance benchmark. Van deze passieve beleggingsstijl kan worden afgeweken indien de karakteristieken van een specifieke beleggingscategorie aanleiding geven om te veronderstellen dat met een passieve strategie de resultaten van een benchmark niet gerepliceerd kunnen worden. De performance van de beleggingen zal worden gerelateerd aan een aantal beleggingsindices.
2.
Samenstelling strategische beleggingsportefeuille en tactische bandbreedtes Het vaststellen van de strategische beleggingsmix kan op twee manieren worden bereikt. In de eerste plaats door middel van het uitvoeren van een volledige Asset Liability Management (ALM) studie en in de tweede plaats aan de hand van een kwalitatieve analyse. Bij de vaststelling van het beleggingsbeleid van het pensioenfonds is gekozen voor een ALM studie en diverse Strategische Asset Allocatie (SAA) studies. Daarnaast is het beleid dat op basis van deze analyse is gemaakt getoetst met behulp van een continuïteitsanalyse. Tot slot wordt tweemaal per jaar een Asset Liability Risk Analysis (ALRA) studie verricht om de risico’s van de waarde ontwikkeling van de beleggingsportefeuille ten opzichte van de verplichtingen in kaart te brengen. Aan de hand van de uitkomsten van deze analyses is een beleggingsportefeuille gekozen met een acceptabele combinatie van netto-premieniveau, premievolatiliteit, kansen op onderdekking en kansen op (volledige) indexatie.
1
Richtlijn nr. 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van juni 2003 betreffende de werkzaamheden van het toezicht op instellingen voor bedrijfsvoorziening.
27
Naar aanleiding van de ALM-studie (zoals die in het najaar van 2014 heeft plaatsgevonden), de overgangsperiode uit hoofde van het nFTK, alsmede diverse SAA studies (welke begin 2015 hebben plaatsgevonden), heeft het bestuur besloten tot een herallocatie van de beleggingsportefeuille. Per 1 december 2015 ziet de doelportefeuille er als volgt uit: Vastrentende waarden DMR Fondsen Bedrijfsobligaties EMD LC
55 39 12 4
Aandelen Europa Wereldwijd Hoog dividend EME
45 0 35 5 5
Cash Totaal
0 100
Totaal Matching Portefeuille Totaal Return Portefeuille
51% 49%
De implementatie zal vanaf 1 juni 2015 stapsgewijs plaatsvinden. Op 31 december 2015 dient te implementatie te zijn voltooid. De strategische beleggingsmix en de bandbreedtes daaromheen zien er vanaf 1 december 2015 als volgt uit:
Strategische mix
Minimum
Maximum
Vastrentende waarden DMR Fondsen Bedrijfsobligaties EMD LC
39% 12% 4%
34% 7% 0%
44% 17% 9%
Aandelen Europa Wereldwijd Hoog dividend EME
0% 35% 5% 5%
0% 30% 0% 0%
0% 40% 10% 10%
Liquide middelen
0%
0%
5%
Totaal
100%
De samenstelling van het vermogen dient binnen de bovenstaande minima en maxima te blijven. De portefeuille zal, indien nodig, eens per kwartaal worden geherbalanceerd naar de strategische mix.
28
b.
Beleid en uitvoering vermogensbeheeractiviteiten
1.
Beleggingsbeleid Het bestuur van het pensioenfonds is verantwoordelijk voor het beleggingsbeleid. Onder het beleggingsbeleid wordt verstaan de vaststelling van het doel en de stijl van het beleggingsbeleid, de strategische beleggingsportefeuille en bandbreedtes, de benchmarks, de selectie en aanstelling van de vermogensbeheerder(s), het opstellen van het mandaat voor de vermogensbeheerder, het toetsen en evalueren van het gevoerde en te voeren beleid van de vermogensbeheerder, het onderhouden van contacten met adviseurs en het bijhouden van beleggingstechnische kennis. Het bestuur vergadert in beginsel vier keer per jaar. Uitvoering Het bestuur heeft NN Investment Partners aangesteld als externe fiduciair vermogensbeheerder om binnen de opgestelde doelstellingen en restricties het beleggingsbeleid uit te voeren. De Vermogensbeheerder is binnen de hier geformuleerde randvoorwaarden vrij in de wijze van belegging en herbelegging. De vermogensbeheerder is verantwoordelijk voor het verzamelen, administreren en rapporteren over de beleggingen aan het bestuur.
29
Organisatiestructuur met betrekking tot het bepalen en uitvoeren van het beleggingsbeleid
c.
Wijze van risicometing en –beheersing De risicobeheersing is vormgegeven door de onderstaande randvoorwaarden. De vermogensbeheerder dient deze restricties te respecteren. Door middel van rapportages door de vermogensbeheerder wordt de naleving van deze voorwaarden gecontroleerd door het bestuur.
30
Randvoorwaarden beleggingsportefeuille De beleggingsportefeuille van het Fonds is opgedeeld in zowel een matchingportefeuille als een returnportefeuille. De matchingportefeuille beoogt het nominale renterisico van de verplichtingen voor 35% te immuniseren door te beleggen in vastrentende waarden. De returnportefeuille bevat de overige beleggingen van het Fonds. Schema A geeft een overzicht van het belegd vermogen per portefeuille.
Beleggingscategorie Matching portefeuille Return portefeuille
Norm 51% 49%
Schema A: samenstelling hoofdcategorieën 1.
Randvoorwaarden Matching portefeuille De matching portefeuille is opgebouwd volgens schema B. Belegging ING Duration Matching Funds Euro Investment Grade bedrijfsobligaties
Benchmark Benchmark matching portefeuille Benchmark matching portefeuille
Norm 39% 12%
Min 34% 7%
Max 44% 17%
Schema B: samenstelling matching portefeuille De matchingportefeuille zal, indien noodzakelijk, na afstemming met het Fonds, één keer per kwartaal geherbalanceerd worden naar de strategische mix. Daarbij geldt dat voor weging binnen de categorie Duration Matching Funds de gewenste renteafdekking leidend is. ING Duration Matching Funds Deze fondsen bestaan uit een combinatie van kortlopende staatsobligaties van landen uit de Eurozone en rentederivaten als ‘Interest Rate Swaps’ om zo het gewenste duratie- en cashflowprofiel te realiseren. De fondsen beleggen uitsluitend in staatsobligaties van landen welke bij aankoop door het fonds in het bezit zijn van een AAA rating. De fondsen worden passief beheerd tegen de Barclays Capital Euro Treasury AAA index met een looptijd van 1 tot 3 jaar. Fonds NN Institutioneel Fixed Income Duration Matching Fonds M NN Institutioneel Fixed Income Duration Matching Fonds L NN Institutioneel Fixed Income Duration Matching Fonds XL
Benchmark Customised Benchmark Customised Benchmark Customised Benchmark
Euro Investment Grade Bedrijfsobligaties Fonds Blackrock Euro Corporate Bond Index Fund
Benchmark Citigroup non-EGBI Euro BIG Index
31
Afdekken renterisico De afdekking van het renterisico vindt plaats door middel van een allocatie naar het in schema B opgenomen overzicht van obligatiefondsen. De strategische renteafdekking is 35% van de technische voorziening op basis van de zuivere swapcurve (zonder UFR) zoals weergegeven in schema C. De bandbreedtes daaromheen zien er als volgt uit: Norm Rentehedgecoëfficiënt 35% Schema C: Rentehedgecoëfficiënt
Minimum 30%
Maximum 40%
De renteafdekking dient binnen de bovenstaande minima en maxima te blijven. De portefeuille zal, indien noodzakelijk, na afstemming met het Fonds, een keer per kwartaal geherbalanceerd worden om de strategische renteafdekking te bereiken. Berekening rente hedgecoëfficiënt: De mate van renterisico afdekking (rente hedgecoëfficiënt) wordt op de volgende manier gedefinieerd: Rente hedgecoëfficiënt :
Exposure Rente asset * rentegevoeligheid . per.basispunt i
i
Rente asseti
Marktwaarde VPV * rentegevoeligheid . per.basispunt VPV
De rente assets bestaan uit de vastrentende waarden fondsen welke zijn weergegeven in overzicht B. De VPV (Voorziening Pensioen Verplichting) bestaat uit een door een actuaris aangeleverde set toekomstige nominale uitkeringsverplichtingen in de vorm van een kasstroom patroon. De marktwaarde van de VPV wordt berekend door het kasstroompatroon contant te maken tegen de geldende marktrente (swapcurve). Alhoewel een perfecte afdekking van het renterisico niet mogelijk is, wordt de effectiviteit van de afdekking van het renterisico gemeten aan de hand van de marktwaardeontwikkeling van de VPV. Daarbij vormen de door een actuaris op kwartaalbasis aangeleverde toekomstige (nominale) uitkeringsverplichtingen het uitgangspunt voor de ontwikkeling van de marktwaarde daarvan. De marktwaarde van dit kasstroompatroon (dat niet wijzigt totdat een nieuw kasstroompatroon wordt aangeleverd) in relatie tot de ontwikkeling van de vastrentende waarden portefeuille vormt de basis voor de meting van de effectiviteit. Nieuwe kasstromen en tussentijdse monitoring: Na verkrijging van een nieuw, door een actuaris aangeleverd, kasstroompatroon, zal de Fiduciair Beheerder de Rente hedgecoëfficiënt herberekenen en indien nodig aanpassen. 32
Aanpassing vindt uiterlijk plaats binnen één maand na datum ontvangst van het nieuwe kasstroompatroon. Daarnaast vindt op maandelijkse basis een monitoring door de Fiduciair Beheerder van de daadwerkelijke afdekking van het renterisico in relatie tot de norm plaats. Indien wordt vastgesteld dat de Rente hedgecoëfficiënt zich buiten de bandbreedte bevindt, zal de Fiduciair Beheerder het Fonds binnen 10 werkdagen nadat de overschrijding ter kennis is genomen hierover informeren. De Fiduciair Beheerder zal met het Fonds in overleg treden over de te ondernemen acties ten aanzien van de overschreden bandbreedtes. Indien marktomstandigheden de totstandkoming van de afdekking van het renterisico belemmeren, dient de Fiduciair Beheerder dit aan opdrachtgever kenbaar te maken en zullen er aanvullende afspraken worden gemaakt. Indien de door opdrachtgever aangeleverde kasstromen niet meer representatief zijn, zal opdrachtgever contact opnemen met de Fiduciair Beheerder. 2.
Randvoorwaarden returnportefeuille Voor de returnportefeuille wordt een 'passieve' beleggingsstrategie gehanteerd, tenzij de karakteristieken van een specifieke sub beleggingscategorie (als hoog dividend aandelen) aanleiding geven om te veronderstellen dat met een passieve strategie de resultaten van een benchmark niet gerepliceerd kunnen worden. De returnportefeuille bestaat uit zowel aandelen- als vastrentende waarden beleggingen. Bij de inrichting van de portefeuille wordt rekening gehouden met voldoende diversificatie. Daartoe heeft het Fonds haar aandelen beleggingen gespreid over verschillende regio’s (Wereldwijd, Europa, Opkomende Landen) en een specifieke beleggingsstijl (hoog dividend aandelen). Tot slot wordt een gedeelte van het vermogen van de returnportefeuille belegd in vastrentende waarden van Opkomende Landen (Emerging Market Debt). Ten behoeve van zowel de aandelen- als vastrentende beleggingen wordt gebruik gemaakt van beleggingsfondsen. De beleggingsfondsenfondsen die voor belegging door de vermogensbeheerder in aanmerking komen dienen aan de volgende voorwaarden te voldoen: Belegging Emerging Market obligaties (LC) Europese aandelen Wereldwijde aandelen Hoog Dividend aandelen Emerging Market aandelen Liquiditeiten
Benchmark JPMorgan GBI-EM Global Diversified Index MSCI Europe (net) MSCI World DM (net) MSCI World DM (net) MSCI Emerging Markets Index (net) geen benchmark
Norm 4%
Min 0%
Max 9%
0% 35% 5% 5%
0% 30% 0% 0%
7,5% 40% 10% 10%
0%
0%
5%
De samenstelling van het vermogen dient binnen de bovenstaande minima en maxima te blijven. De portefeuille zal, indien noodzakelijk eenmaal per kwartaal, na afstemming met het Fonds, worden geherbalanceerd naar de strategische mix.
33
Aandelen van (bij) Loders Croklaan en/of IOI Corporation Berhad (aangesloten vennootschappen) Het is niet toegestaan rechtstreeks te beleggen in aandelen van (bij) Loders Croklaan en/of IOI Corporation Berhad (aangesloten vennootschappen). 3.
Randvoorwaarden vastgoed Vooralsnog wordt niet belegd in onroerend goed.
4.
Randvoorwaarden liquide middelen Onder liquide middelen wordt verstaan:
de lopende rekeningen en spaarrekeningen uitstaande deposito's kortlopende obligaties kortlopende leningen (maximale looptijd 2 weken) aangegaan ten behoeve van belegginstransacties (in verband met afwijkende settlementperioden
Liquiditeiten en/of deposito’s mogen alleen worden aangehouden bij financiële instellingen met een “short term” kredietwaardigheid rating van ten minste A1 volgens Standard & Poor’s, danwel P1 volgens Moody’s. Indien een rating van zowel Standard & Poor’s als van Moody’s beschikbaar is, zal de laagste van de twee ratings leidend zijn. 5.
Derivaten Derivaten vormen als afgeleide beleggingsinstrumenten geen aparte beleggingscategorie. De vermogensbeheerder mag slechts van derivaten gebruik maken om:
de risicograad van de beleggingsportefeuille te verlagen; tactische wijzigingen in de portefeuille op een efficiënte wijze tot stand te brengen; op defensieve wijze valutarisico’s af te dekken door middel van valutatermijntransacties.
Het gebruik van derivaten is beperkt tot het gedekt kopen van put-opties, het gedekt schrijven van call-opties, het gebruik van swaps en het aan- en verkopen van futures. Het gebruik van derivaten op enige andere wijze is slechts toegestaan na overleg met en goedkeuring van het bestuur van het pensioenfonds. De totale portefeuille inclusief derivatenposities dient te allen tijde binnen de vermelde randvoorwaarden te blijven. 6.
Valuta’s Valutarisico’s worden in beginsel niet afgedekt. Eventuele valutatransacties die geen betrekking hebben op onderliggende waarden zijn niet toegestaan.
d.
Resultaatsevaluatie De vermogensbeheerder dient zorg te dragen voor een volledige administratie van de beleggingsportefeuille en alle daarop betrekking hebbende transacties. Minimaal per kwartaal dienen de volgende zaken te worden vastgelegd. Voor elke beleggingscategorie en de totale portefeuille: portefeuille overzichten in marktwaarden begin en einde periode op transactiebasis inclusief lopende rente in euro; aan- en verkopen op transactiebasis in euro; waarde vermogenswinst of –verlies in euro; fonds- en benchmarkrendement in procenten; 34
attributie analyse;
Voor totale portefeuille: beknopte toelichting op het gevoerde beleggingsbeleid; verwachtingen voor de komende periode; overzicht van valuta-, rating-, duration- en looptijdverdeling voor totale vastrentende portefeuille en vastrentende benchmark; overzicht van regio- en sectorenverdeling voor de totale aandelenportefeuille en aandelen benchmark; dagafschriften. De behaalde beleggingsresultaten van de beleggingscategorieën waarin het fonds belegt zullen op kwartaalbasis per beleggingscategorie vergeleken worden met het rendement van de corresponderende benchmarks van de betreffende categorie. De behaalde beleggingsresultaten van het totaal Beheerd Vermogen zullen op kwartaalbasis worden vergeleken met het rendement van een samengestelde benchmark. De weging van elke index binnen de samengestelde benchmark is gelijk aan de normweging die geldt voor de betreffende beleggingscategorie. Op basis van een kritische beoordeling kan de bijdrage van diverse beleidsbeslissingen aan de performanceverschillen met de benchmark worden toegewezen en kan deze informatie worden gebruikt bij toekomstige beleidsbeslissingen. e.
Waarderingsgrondslagen Alle beleggingen worden tegen marktwaarde gewaardeerd.
35
6.4 a.
Voorwaardelijk toeslagbeleid Voorwaardelijke toezegging
1. Indien en voorzover de toeslagruimte als omschreven in lid 4. dat toelaat, zullen de opgebouwde pensioenaanspraken, de ingegane pensioenen (alsmede de bijbehorende uitgestelde partner- en wezenpensioenen) en de premievrije pensioenaanspraken jaarlijks per 1 januari worden verhoogd met een toeslag. Dit artikel is niet van toepassing op het pensioenkapitaal als bedoeld in artikel 2.4 van Pensioenreglement 2015. Het bijzonder partnerpensioen wordt overeenkomstig de pensioenaanspraak van de ex-partner verhoogd, afhankelijk van het gegeven of de ex-partner deelnemer of gewezen deelnemer of pensioengerechtigde is. Het toeslagenbeleid is in de volgende leden van dit artikel nader uitgewerkt. 2. Het toeslagpercentage wordt jaarlijks per 1 januari vastgesteld door het bestuur. Voor gewezen deelnemers en pensioengerechtigden geldt maximaal het percentage waarmee het consumentenprijsindexcijfer (CPI) alle huishoudens (afgeleid), zoals dit wordt berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek, is gestegen over de maand oktober van het voorafgaande jaar ten opzichte van de maand oktober van het daaraan voorafgaande jaar. Het toeslagpercentage zal niet hoger zijn dan dat voor actieve deelnemers. Voor actieve deelnemers geldt maximaal het percentage van de Werkgever loonindex. Het toeslagpercentage wordt toegekend naar rato van de toeslagruimte in lid 4. 3. Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks toeslag verleend conform maximaal de maatstaf als omschreven in lid 2. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd. Een besluit om in enig jaar op basis van dit artikel een toeslag te verlenen, vormt geen garantie voor in toekomstige jaren te verlenen toeslagen en houdt geen inperking in van de beleidsvrijheid die het bestuur heeft op grond van dit artikel. De toeslagruimte is een percentage (variërend tussen 0% en 100%) dat door het bestuur wordt vastgesteld op de hierna beschreven wijze. Bij een beleidsdekkingsgraad van 110% of lager wordt geen toeslag verleend. Indien de beleidsdekkingsgraad hoger is dan 110% dan kan het bestuur in enig jaar besluiten toeslag te verlenen onder de voorwaarde dat er niet meer toeslag wordt verleend dan naar verwachting in de toekomst te realiseren is. Over een besluit tot toeslagverlening zal het pensioenfondsbestuur de vakorganisaties informeren. Het bestuur besluit evenwel jaarlijks of en in hoeverre er een toeslag wordt verleend. Bij de jaarlijkse besluitvorming zal het bestuur andere relevante economische omstandigheden (zoals economische vooruitzichten en verwachte bestandsontwikkeling) in ogenschouw nemen. 4. Indien na 1 januari 2006 in enig jaar het toeslagpercentage niet volledig is toegekend, kan extra toeslag worden toegekend voor zover de toeslagruimte dit naar het oordeel van het bestuur toelaat. Deze extra toeslagverlening mag geen gevolgen hebben voor de toeslagverlening in de toekomst. Er wordt daarmee niet meer toeslag verleend dan naar verwachting in de toekomst te realiseren is. Daarnaast kan extra toeslag worden verleend indien de beleidsdekkingsgraad het niveau van het eigen vermogen behoudt en in enig jaar voor ten hoogste een vijfde van het vermogen dat voor deze extra toeslagverlening beschikbaar is, wordt aangewend. De extra toeslagverlening mag niet uit de ontvangen bijdragen worden gefinancierd. Extra toeslagverlening zal op de hoogte van de bijdragen geen enkel effect hebben. Het bestuur zal bijhouden in hoeverre toeslagpercentages zoals omschreven in lid 2 van dit artikel in de afgelopen tien jaar niet volledig zijn toegekend om op basis daarvan te kunnen vaststellen of er, indien de toeslagruimte dat toe zou laten, 36
aanleiding voor extra toeslag bestaat. Een besluit dat in enig jaar extra toeslag kan plaatsvinden, vormt geen garantie voor in toekomstige jaren toe te kennen aanpassingen en houdt geen beperking in van de beleidsvrijheid die het bestuur ter zake heeft. Het bestuur behoudt zich het recht voor om het toeslagenbeleid volgens de bepalingen uit de statuten aan te passen. Toekomstige wijzigingen zijn verbindend voor alle deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en andere aanspraakgerechtigden van ‘de Fracties’. Reeds toegekende toeslagen worden in beginsel niet gewijzigd. Het (voorwaardelijke) toeslagbeleid is vastgelegd in het pensioenreglement. Met betrekking tot de communicatie aan de deelnemers zal het pensioenfonds in alle communicatie-uitingen ten aanzien van de rechten van deelnemers de volgende formuleringen hanteren, met betrekking tot de inhoud van de pensioenregeling respectievelijk over de toekenning van toeslagen. “Uw opgebouwde pensioen is dit jaar met a% verhoogd. Uw pensioenfonds probeert ieder jaar uw opgebouwde pensioen te verhogen met maximaal de “Werkgever loonindex” (actieven) dan wel het “consumentenprijsindex alle huishoudens (afgeleid)”(inactieven). De verhoging van dit jaar is gelijk aan b% van de genoemde maatstaf, zijnde c%. Uw pensioenfonds heeft geen geld gereserveerd of een extra premie gevraagd om uw opgebouwde pensioen in de toekomst te verhogen. Op basis van een voor het pensioenfonds uitgevoerde continuïteitsanalyse zal de verhoging van uw opgebouwde pensioen naar verwachting de komende jaren x% van de genoemde maatstaf bedragen. De verhoging kan per jaar verschillen. Op grond van de continuïteitsanalyse wordt voor de komende jaren met 95% zekerheid verwacht dat de pensioenen/opgebouwde pensioenen met ten minste x% van de genoemde maatstaf kunnen worden verhoogd. U kunt aan de verhoging van dit jaar en aan de verwachtingen voor komende jaren geen rechten ontlenen ten aanzien van toekomstige verhogingen. In de afgelopen drie jaar zijn de opgebouwde pensioenen door het pensioenfonds verhoogd met respectievelijk x%, y% en z%.” “Stichting Pensioenfonds ‘De Fracties’ streeft er naar dat het pensioen van de actieve deelnemers de lonen volgt en van de gewezen deelnemers de prijzen. De aanpassing van pensioen aan de lonen dan wel de prijzen door Stichting Pensioenfonds ‘De Fracties’ vindt plaats middels het toekennen van toeslagen. Stichting Pensioenfonds ‘De Fracties’ heeft geen geld gereserveerd om uw pensioen in de toekomst te verhogen en er wordt geen premie voor betaald, maar zal de toekomstige verhogingen uit het vermogen van het pensioenfonds betalen. De toekenning van toeslagen is voorwaardelijk, dus geen automatisme. Per jaar beoordeelt het bestuur van Stichting Pensioenfonds ‘De Fracties’ of uw pensioen de ontwikkeling van de lonen dan wel prijzen kan volgen. Het toekennen van een toeslag is alleen verantwoord als het bestuur van Stichting Pensioenfonds ‘De Fracties’ vindt dat de financiële positie van het pensioenfonds dit toestaat. Bij een gunstige financiële positie kan het bestuur overigens besluiten om gemiste toeslagen in het verleden in te halen. 37
Het bestuur houdt zich het recht voor om het toeslagbeleid aan te passen. Toekomstige wijzigingen zijn verbindend voor alle deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en andere aanspraakgerechtigden. b.
Ambitie
Het pensioenfonds streeft er met het toeslagbeleid naar om: de tijdens het deelnemerschap opgebouwde aanspraken van de actieve deelnemers jaarlijks per 1 januari (maximaal) te verhogen op basis van Werkgever loonindex; de premievrije en ingegane pensioenen jaarlijks (maximaal) te verhogen met de consumentenprijsindexcijfer (CPI) alle huishoudens (afgeleid), zoals vastgesteld door CBS, over de maand oktober van het voorafgaande jaar ten opzichte van de maand oktober van het daaraan voorafgaande jaar.
6.5
Systematiek vaststelling parameters De parameters die gehanteerd worden bij de berekeningen ten behoeve van de vaststelling van de technische voorzieningen, de kostendekkende premie, het vereist eigen vermogen, het herstelplan en de haalbaarheidstoets worden door het bestuur van het pensioenfonds vastgesteld. De parameters voldoen ten minste aan de voorwaarden conform artikel 23a Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen.
38
7.
Financiële sturingsmiddelen In dit hoofdstuk worden de financiële sturingsmiddelen kort uiteengezet. Tevens verwijzen we naar het Financieel Crisisplan (bijlage 4).
7.1
Premiebeleid De werkgever betaalt (maximaal) een doorsneepremie van 26,5% van de salarissom, zoals omschreven in de uitvoeringsovereenkomst tussen het pensioenfonds en de werkgever, zie ook hoofdstuk 3. Bij de vaststelling van de salarissom wordt rekening gehouden met de maximering van de salarisgrondslag op € 100.000 (niveau 2015) doch tenminste het bedrag zoals bedoeld in artikel 18ga Wet LB, eerste lid. Bij dienstbetrekkingen in deeltijd wordt dit bedrag verminderd overeenkomstig de deeltijdfactor. De totale bijdrage is bepaald in overleg tussen de Cao-partijen. De totale bijdrage is door het bestuur – gehoord de actuaris van het pensioenfonds – getoetst op adequaatheid. Indien de bijdragen niet voldoende zijn voor de financiering van de in het betreffende jaar toe te kennen pensioenaanspraken, is het bestuur bevoegd te besluiten om de pensioenopbouw in dat jaar met een voor iedere deelnemer gelijk percentage te verminderen. Indien en voor zover de kosten van de pensioenregeling niet meer bedragen dan 26,5% van de salarissom van de deelnemers, draagt de deelnemer niet bij in de kosten van de pensioenregeling. Bij de vaststelling van de salarissom wordt rekening gehouden met de maximering van de salarisgrondslag op € 100.000 (niveau 2015) doch tenminste het bedrag zoals bedoeld in artikel 18ga Wet LB, eerste lid. Bij dienstbetrekkingen in deeltijd wordt dit bedrag verminderd overeenkomstig de deeltijdfactor.
7.2
Beleggingsbeleid Naar aanleiding van de ALM-studie in het najaar van 2014, alsmede de inwerkingtreding van het nFTK per 1 januari 2015 heeft het bestuur van het pensioenfonds besloten dat het aanwezige vermogen geheralloceerd dient te worden. Hierdoor wordt er ingespeeld op wijzigingen in het risicoprofiel van de pensioentoezeggingen en in de risicoperceptie van het bestuur van het pensioenfonds.
7.3
Voorwaardelijk toeslagbeleid Uit paragraaf 6.4 blijkt dat de aanpassing van de ingegane pensioenen en premievrije aanspraken door middel van een toeslagverlening voorwaardelijk is. Het bestuur is bevoegd de toeslagverlening te verminderen, zonodig tot nul, indien de financiële positie van het pensioenfonds daartoe noodzaakt.
39
8.
Korting pensioenaanspraken en -rechten In het Financieel Crisisplan wordt ook uitgebreid ingegaan op het korten van pensioenaanspraken en –rechten (bijlage 4).
8.1
Korting van aanspraken Het pensioenfonds kan de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verminderen indien: a. de stichting gezien de beleidsdekkingsgraad niet voldoet aan de eisen ten aanzien van
het minimaal vereist eigen vermogen (artikel 131 PW) of de eisen ten aanzien van het vereist eigen vermogen (artikel 132 PW). b. de stichting niet in staat is binnen een redelijke termijn te voldoen aan de eisen ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen (artikel 131) of de eisen ten aanzien van het vereist eigen vermogen (artikel 132 PW) zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad; en c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet in het herstelplan. Het pensioenfonds informeert de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever(s) schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten. De vermindering kan op zijn vroegst een maand na de in de vorige volzin bedoelde informatieverstrekking worden gerealiseerd.
8.2
Herstel van gekorte aanspraken en gemiste toeslagen Indien het fondsvermogen groter is dan de premiekortingsgrens, als bedoeld in paragraaf 6.1, onder e, is herstel van gekorte pensioenaanspraken of gemiste toeslagen (incidentele toeslagverlening) mogelijk. Incidentele toeslagverlening om in het verleden niet toegekende toeslag of in het verleden doorgevoerde vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten te compenseren kan worden verleend indien die toeslagverlening geen gevolgen heeft voor de toeslagverlening in de toekomst, de beleidsdekkingsgraad het niveau van het vereist eigen vermogen, bedoeld in artikel 127, behoudt en in enig jaar ten hoogste een vijfde van het vermogen dat voor deze toeslagverlening beschikbaar is, wordt aangewend. Toeslagverlening in de vorm van indexatie van pensioenaanspraken is fiscaal gemaximeerd op de ontwikkeling van lonen of prijzen. Toeslagverlening wegens herstel van kortingen is fiscaal gemaximeerd tot de werkelijk in het verleden aangebrachte korting. Het hierboven omschreven beleid kan te allen tijde door het bestuur voor alle deelnemers en gewezen deelnemers en pensioengerechtigden worden aangepast.
40
Bijlage 1 – Vereist eigen vermogen Er is sprake van voldoende eigen vermogen ten opzichte van het vereist eigen vermogen indien het eigen vermogen groter is dan S zoals hieronder bepaald: Renterisico (S1) Pensioenfondsen kennen doorgaans een langere looptijd voor hun verplichtingen dan voor hun bezittingen. Vanwege deze mismatch ondervindt een fonds renterisico. Onder die omstandigheden zullen de verplichtingen bij een rentedaling sterker toenemen in waarde dan de bezittingen. Het standaardmodel van DNB bevat voorgeschreven rentescenario’s (verschuiving actuele rentetermijnstructuur via voorgeschreven rentefactoren) om het vereist eigen vermogen voor dit risico te bepalen. Pensioenfonds De Fracties dekt 35% van het renterisico van de pensioenverplichtingen af door de looptijd van de beleggingen op die van de verplichtingen af te stemmen. Dit is het effect van een ongunstige wijziging van de rente/rentetermijnstructuur volgens onderstaande tabel. duration 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
factor rentedaling 0,63 0,66 0,69 0,71 0,73 0,74 0,75 0,75 0,75 0,76 0,76 0,77 0,77
factor rentestijging 1,60 1,51 1,45 1,41 1,37 1,35 1,34 1,33 1,33 1,32 1,32 1,31 1,31
duration 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 >25
factor rentedaling 0,77 0,77 0,77 0,77 0,77 0,78 0,78 0,78 0,78 0,78 0,78 0,79
Factor rentestijging 1,31 1,29 1,29 1,29 1,29 1,28 1,28 1,28 1,28 1,28 1,28 1,27
Het renterisico voor de werkelijke beleggingsmix wordt vastgesteld op basis van de verwachte kasstromen voor zowel bezittingen als verplichtingen. Daarbij worden de financiële gevolgen van de voorgeschreven renteschok voor iedere kasstroom/ ieder jaar apart berekend. Voor de inflatie afhankelijke beleggingen wordt aangenomen dat de renteschok voor 50% wordt bepaald door de schok op inflatie. Risico zakelijke waarden (S2) De waarden van aandelen en onroerend goed zijn onderhevig aan marktfluctuaties. Aangezien het fonds een deel (strategisch bedraagt dit 45%) van het vermogen belegt in zakelijke waarden, is er sprake van zakelijke waarden risico. De waardedaling van de zakelijke waarden die opgevangen moet kunnen worden is als volgt vastgesteld: Zakelijke waarden Beursgenoteerde aandelen in ontwikkelde markten en indirect onroerend goed Beursgenoteerde aandelen in emerging markets Private equity Direct onroerend goed
Waardedaling in % 25% 35% 30% 15%
41
Tussen de risico’s die zijn onderscheiden wordt een correlatie verondersteld van 0,75. In de berekening wordt een opslag voor actief beheer opgenomen door rekening te houden met een tracking error per beleggingsmandaat. De correlatie tussen actief beheer en de benchmark (standaardschok) is verondersteld gelijk te zijn aan 50%. De correlatie tussen het actief beheer van de verschillende vermogensbeheerders wordt nihil verondersteld. Valutarisico (S3) Valutarisico betreft het risico dat de waarde van de beleggingen in vreemde valuta verslechtert als gevolg van veranderingen van vreemde valutakoersen. De kans dat de wisselkoers van vreemde valuta verslechtert ten opzichte van de euro betekent een risico voor een pensioenfonds omdat verplichtingen veelal in euro luiden en bezittingen (deels) in vreemde valuta. Dit risico is van belang voor zowel directe posities in een valuta, als voor beleggingen die gewaardeerd zijn in een andere valuta. Pensioenfonds De Fracties dekt het valutarisico dat aanwezig is vanwege beleggingen in vreemde valuta niet af. Het effect van een daling van alle valutakoersen ten opzichte van de euro met 20% moet opgevangen kunnen worden. Grondstoffenrisico (S4) Fondsen die beleggen in grondstoffen (commodities) lopen het risico dat de waarde van deze beleggingen daalt. Het fonds belegt niet in grondstoffen en loopt dit risico zodoende niet. Het effect van een waardedaling met 30% moet opgevangen kunnen worden. Kredietrisico (S5) Bij het kredietrisico dient het effect van de kredietwaardigheid van de tegenpartij tot uitdrukking te komen. Het kredietrisico komt tot uitdrukking in de zogenaamde creditspread. De creditspread weerspiegelt de kans dat een uitkering vanwege mindere kredietwaardigheid van de tegenpartij niet plaats zal vinden. Des te twijfelachtiger de kredietwaardigheid van de tegenpartij, des te groter de kans op default (het niet in staat zijn om rente en/of aflossing te voldoen), en des te lager daardoor de actuele waarde van de beleggingen. In de bepaling van het kredietrisico wordt in het standaardmodel een stijging van de creditspread met 40% voorgeschreven. Het effect van een toename van de actuele credit spread (marktrenteopslag voor kredietrisico) op de portefeuille vastrentende waarden met kredietrisico (credits) ter grootte van 40% moet opgevangen kunnen worden. Bij de vaststelling van het kredietrisico wordt een opslag voor actief beheer opgenomen door rekening te houden met de tracking errors voor bedrijfsobligaties. De correlatie tussen actief beheer en de benchmark (standaardschok) wordt verondersteld gelijk te zijn aan 50%. De correlatie tussen het actief beheer van de verschillende vermogensbeheerders wordt nihil verondersteld. Verzekeringstechnisch risico (S6) Naast de financiële risico’s staat het fonds bloot aan verzekeringstechnische risico’s. Binnen het verzekeringstechnische risico worden in principe alleen risico’s meegenomen die verband houden met sterfte. Het omvat de risico’s als gevolg van afwijkingen ten opzichte van de verwachte sterfte en afwijkingen van de verwachte sterftetrend (langlevenrisico). De sterftetrend zelf dient te worden meegenomen bij de bepaling van de voorziening voor risico fonds. 42
Liquiditeitsrisico (S7) Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Concentratierisico (S8) Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd. In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Een portefeuille van leningen die sterk sector gebonden is, kan door deze sectorconcentratie een verhoogd risico lopen. Indien aandelen in dezelfde sector worden aangehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico. Actief beheer risico (S10) Onder het nFTK is het actief beheer risico toegevoegd aan de methodiek voor het vaststellen van het vereist eigen vermogen. Voor het vaststellen van dit risico heeft DNB een handleiding gepubliceerd. Eind 2014 is er sprake van actief beheer binnen een gedeelte van de zakelijke waarden portefeuille. Het fonds NN Institutioneel Dividend Aandelen Fonds wordt actief beheerd en heeft een ex-post tracking error van 3,0% en bijbehorende kosten van 0,55% voor het actief beheer. Totaal risico Het totale risico is gelijk aan S, waarbij S wordt bepaald op basis van de navolgende formule. S=
√ ( S1 2 + S2 2 + 2×0,5×S1×S2 + S3 2 + S4 2 + S5 2 + S6 2 )
met dien verstande dat S niet minder dan het minimaal vereist eigen vermogen mag zijn. In het standaardmodel geldt dat het liquiditeitsrisico (S7), het concentratierisico (S8) 0% bedraagt. In verband met het geconstateerde concentratierisico is aan risicofactor S8 een waarde toegekend en de formule als volgt aangepast. S= √ ( S1 2 + S2 2 + 2×0,5×S1×S2 + S3 2 + S4 2 + S5 2 + S6 2 + S8 2) Het vereist eigen vermogen wordt vastgesteld als het maximum van het vereist eigen vermogen op basis van de strategische beleggingsmix en het vereist eigen vermogen op basis van de werkelijke beleggingsmix per deze datum. Daarnaast wordt het aldus berekende vereist eigen vermogen verhoogd met 1% van de technische voorziening voor risico van de deelnemers.
43
Bijlage 2 – Verklaring inzake beleggingsbeginselen 1.
Inleiding Deze ‘Verklaring inzake beleggingsbeginselen’ (hierna: Verklaring) beschrijft op beknopte wijze de uitgangspunten van het beleggingsbeleid van stichting pensioenfonds ‘De Fracties’ (hierna: het pensioenfonds). De uitgangspunten worden door het bestuur vastgesteld. Conform geldende wet- en regelgeving gaat de Verklaring in op: 1. de doelstelling van het beleggingsbeleid (onder 2.); 2. de organisatie van het beleggingsbeleid (onder 3.), die opgezet is om de beleggingsdoelstelling te kunnen behalen; en; 3. uitvoering van het beleggingsbeleid (onder 4.), waarmee de beleggingsdoelstelling wordt nagestreefd. De Verklaring is als bijlage bij de abtn van het pensioenfonds opgenomen en wordt om de drie jaren herzien. Daarnaast wordt de Verklaring onverwijld herzien als er tussentijds een belangrijke wijziging in het beleggingsbeleid optreedt. Op verzoek van een belanghebbende bij het pensioenfonds wordt de Verklaring verstrekt.
2.
Doelstelling van het beleggingsbeleid Het pensioenfonds is het pensioenfonds voor (ex-)medewerkers van Loders Croklaan (hierna: de werkgever) en voert twee pensioenregelingen ten behoeve van de financiële gevolgen van pensionering, arbeidsongeschiktheid en overlijden. Het pensioenfonds is als pensioenfonds onder andere verantwoordelijk voor het beleggingsbeleid. Het pensioenfonds belegt vanuit de prudent person gedachte. Dit komt in grote mate overeen met dat wat de DNB ‘op solide wijze’ beleggen noemt. Daarbij moeten de beleggingen voldoen aan kwalitatieve beginselen van veiligheid, kwaliteit en spreiding van risico’s. In lijn hiermee is de doelstelling van het beleggingsbeleid: “het op lange termijn realiseren van een zo hoog mogelijk rendement uitgaande van de strategische asset allocatie bij een acceptabel risico, rekening houdend met de verplichtingenstructuur van het pensioenfonds”. Om de doelstelling te waarborgen wordt bij het bepalen van het strategisch beleggingsbeleid rekening gehouden met het bepaalde bij en krachtens de Pensioenwet, de verplichtingenstructuur en de financiering van het pensioenfonds zoals vastgesteld in de financieringsovereenkomst met de werkgever.
44
3.
Organisatie en risicobeheerprocedures
3.1
Taken en verantwoordelijkheden Het pensioenfonds is zich bewust van de rol die het als pensioenbelegger vervult. Die rol dwingt het pensioenfonds tot grote zorgvuldigheid in handelen. Het pensioenfonds is te allen tijde bereid verantwoording af te leggen over het beleggingsgedrag en de gevolgen die dit heeft voor de belanghebbenden. Het bestuur van het pensioenfonds is verantwoordelijk voor het beleggingsbeleid, waaronder wordt verstaan: Organisatie van het beleggingsproces; Vaststellen van de mate waarin risico genomen mag worden; Strategische allocatie en bijbehorende bandbreedtes; aan de vermogensbeheerder geven van de mandaten om binnen de vastgestelde doelstellingen en restricties het operationele beleggingsbeleid uit te voeren; Keuze van de vermogensbeheerder; Bewaking van het gehele beleggingsbeleid. Het bestuur vergadert ongeveer acht keer per jaar. Het bestuur heeft sinds 2012 een beleggingscommissie ingesteld, bestaande uit: minimaal één afgevaardigde namens de werkgever en één afgevaardigde namens de werknemers. De beleggingscommissie informeert en adviseert het bestuur over het gevoerde beleggingsbeleid. De beleggingscommissie houdt toezicht op een goede uitvoering van het (uitbestede) vermogensbeheer en houdt de performance van de vermogensbeheerder nauwlettend in de gaten. De beleggingscommissie rapporteert haar bevindingen aan het bestuur. De beleggingscommissie is in 2015 als volgt samengesteld: de heer R.J.T. Imming (voorzitter) de heer J.H.M. van Ree (plaatsvervangend voorzitter) de heer V.M. Geerts de heer H.D. Koning De beleggingscommissie vergadert ongeveer vijf keer per jaar en adviseert het bestuur over: het (strategisch) beleggingsbeleid; nadere invulling van het beleid binnen de strategische allocatie; specifieke richtlijnen voor de beleggingsmandaten; verstrekken van mandaten aan de vermogensbeheerder; implementatie en uitvoering van het gekozen beleid. Het bestuur blijft, zonder enige uitzondering, eindverantwoordelijk voor alle activiteiten van het pensioenfonds inclusief het beleggingsproces. De vermogensbeheerder legt verantwoording af aan het bestuur.
45
De organisatiestructuur met betrekking tot het bepalen en uitvoeren van het beleggingsbeleid ziet er als volgt uit:
3.2
Investment beliefs Investment beliefs zijn overtuigingen met betrekking tot het beleggingsbeleid waarin het bestuur gelooft en die gebaseerd zijn op bewuste keuzes. De overtuigingen van het pensioenfonds zijn onderverdeeld in vier typen: a. Overtuigingen over financiële markten; b. Overtuigingen over het beleggingsproces; c. Overtuigingen over de inrichting van de organisatie; d. Overtuigingen over verantwoord beleggen. a. Financiële markten er zijn beleggingscategorieën waarmee, doordat ze risicovol zijn, een risicopremie verdiend kan worden. Voor elke beleggingscategorie wordt de afweging gemaakt of tegenover het risico in verwachting een adequate vergoeding staat; -
het risico van de beleggingsportefeuille kan gereduceerd worden door te diversifiëren over verschillende beleggingscategorieën. De toegevoegde waarde van diversificatie moet afgezet worden tegen de extra kosten en risico’s van complexere beleggingen.
46
-
markten zijn in beginsel efficiënt en niet te voorspellen. Het verslaan van markten door actief beheer is zeer moeilijk. Er wordt voor elke beleggingscategorie een afweging gemaakt of actief beheer, in verwachting, additioneel rendement oplevert.
b. Het beleggingsproces de keuze van het strategisch beleggingsbeleid is de belangrijkste beslissing in het beleggingsproces. Er wordt slechts bij hoge uitzondering afgeweken van het strategisch beleid; -
risicomanagement is geïntegreerd in het beleggingsproces: risico en rendement kunnen niet los van elkaar worden gezien;
-
risico’s waar, in verwachting, geen beloning tegenover staat, moeten zoveel mogelijk gereduceerd worden;
-
rekening houden met directe en indirecte kosten speelt in elke fase van het beleggingsproces een rol;
-
Wetenschappelijke studies en kwantitatieve analyses spelen een belangrijke rol bij de onderbouwing van de keuzes die in het beleggingsproces worden gemaakt.
c. De organisatie het bestuur is verantwoordelijk voor het beleggingsproces, de beleggingsportefeuille en de organisatie van de beleggingen; -
uitbesteding van delen van het beleggingsproces is noodzakelijk om voor elk onderdeel in het proces de beste kennis en expertise in huis te halen. Het dagelijks beheer van de beleggingen in de portefeuille is uitbesteed.
d. Duurzaamheid daar waar verantwoord beleggen bijdraagt aan de lange termijn doelstelling van het pensioenfonds, is opname ervan onderdeel van onze fiduciaire verantwoordelijkheid. 3.3
Deskundigheid Het pensioenfonds draagt er zorg voor dat zij in alle fasen van het beleggingsproces beschikt over de deskundigheid die vereist is voor: een optimaal beleggingsresultaat; een professioneel beheer van de beleggingen; en de beheersing van de aan beleggingen verbonden risico’s.
3.4
Scheiding van belangen Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gewaakt voor belangenverstrengeling. Met het oog daarop zijn de leidinggevenden en medewerkers van het pensioenfonds gehouden een gedragscode na te leven. Een interne compliance officer ziet toe op naleving van de gedragscode.
47
3.5
Corporate governance Het pensioenfonds heeft bijzondere aandacht voor de lange termijn doelstellingen van de ondernemingen waarin zij belegt in termen van duurzame economische groei. Het pensioenfonds betrekt informatie over duurzame economische groei bij haar analyses van de kwaliteit van ondernemingen en brengt het belang daarvan tevens onder de aandacht van haar dienstverleners zoals externe vermogensbeheerders. Het pensioenfonds is van mening dat duurzaamheid en corporate governance onlosmakelijk met zorgvuldig ondernemerschap verbonden zijn. De ondernemingsleiding moet in staat zijn hierover verantwoording af te leggen. Een dergelijke verantwoording is inherent aan goed ondernemingsbestuur en daarmee van belang om te voorkomen dat de onderneming zich gaat vervreemden van de samenleving waarvan zij deel uitmaakt. De activiteiten van het pensioenfonds op het gebied van duurzaamheid en corporate governance vormen voor het pensioenfonds geen doel op zichzelf. Uitvoering van het beleid van het pensioenfonds op deze gebieden wordt steeds getoetst aan haar primaire verantwoordelijkheid om een optimaal rendement te genereren in het belang van de belanghebbenden bij het pensioenfonds. Het pensioenfonds draagt uit dat beursgenoteerde ondernemingen duurzaam in staat moeten zijn een maximale opbrengst te genereren voor hun aandeelhouders, en beoordeelt het beleid van bestuur en raad van commissarissen van een onderneming in het licht van die doelstelling. Deze doelstelling impliceert dat een onderneming de belangen van andere bij de onderneming betrokken stakeholders, zoals werknemers, klanten, leveranciers en verschaffers van vreemd vermogen, niet kan negeren. Mede gelet op het internationale karakter van haar aandelenportefeuille beoordeelt het pensioenfonds de kwaliteit van de corporate governance op basis van beginselen en codes die door gezaghebbende internationale organisaties worden opgesteld. Daarnaast betrekt het pensioenfonds waar mogelijk en relevant ook nationale beginselen en codes in haar oordeel; voor Nederland geldt dit in het bijzonder voor de ‘Code Tabaksblat’. Het beleid van het pensioenfonds met betrekking tot corporate governance (waaronder begrepen de wijze waarop zij hierover verantwoording aflegt) is nader uitgewerkt in de ‘Code Corporate Governance’ van het pensioenfonds.
3.6
Strategische allocatie Het vaststellen van de strategische beleggingsmix kan op twee manieren worden bereikt. In de eerste plaats door middel van het uitvoeren van een volledige Asset Liability Management (ALM) studie en in de tweede plaats aan de hand van een kwalitatieve analyse. Over het algemeen wordt de voorkeur gegeven aan het uitvoeren van een volledige ALM-studie om de beleggingen en de verplichtingen integraal te kunnen benaderen. Hierdoor kan een zuiver inzicht worden verkregen in de risico’s waaraan het pensioenfonds is blootgesteld. Daarnaast kan inzicht worden verschaft in de effecten van (mogelijke) beleidsbeslissingen. Voor veel pensioenfondsbesturen is de ALM-studie dan ook een belangrijk beleidsondersteunend instrument. In het najaar van 2014 is een ALM-studie uitgevoerd. Dit was de basis van het herziene beleggingsbeleid (zie paragraaf 6.3 (‘Beleggingsbeleid’) van deze ABTN). 48
3.7
Strategisch beleggingsplan In het beleggingsplan wordt de uitkomst van de periodieke herijking (op basis van een Strategische Asset Allocatie studie) van het strategisch beleggingsbeleid vastgelegd. Ook worden in het beleggingsplan de specifieke acties binnen het beleggingsbeleid voor het betreffende jaar vastgelegd. Genoemde acties kunnen getoetst worden met behulp van een Asset Liability Risk Analysis (ALRA) welke het Fonds tweemaal per jaar zal uitvoeren. Het beleggingsplan bevat gedetailleerde beleidsinformatie die alleen voor intern gebruik is.
3.8
Risicomanagement De belangrijkste vormen van risicomanagement betreffen:
Risico’s strategisch beleggingsbeleid Het analyseren en vaststellen van het beleggingsbeleid in samenhang met de verplichtingen van het pensioenfonds. Dit gebeurt met behulp van de periodieke ALMstudie en/of Strategische Asset Allocatie (SAA) studie. Op basis van deze studies vindt een herijking van het strategisch beleggingsbeleid plaats waarbij wordt vastgesteld welke beleggingsmix voor het komende jaar gevoerd wordt. Het bestuur kan beslissen dat de beleggingsmix gedurende het jaar volgens een vaste regel afhankelijk wordt gemaakt van de ontwikkeling van de dekkingsgraad. Hiermee wordt impliciet het risicobudget vastgesteld.
Portefeuillerisico’s Het analyseren, vaststellen en beheersen van risico’s in deelportefeuilles. Dit gebeurt door middel van het vaststellen van risicolimieten, waaronder maximaal toegestane tracking errors en periodieke evaluaties van het risicoprofiel van deelportefeuilles.
Diversificatie Diversificatie zorgt voor spreiding van het risico. Dit effect treedt op wanneer de diverse beleggingen niet gelijktijdig stijgen en dalen in waarde. Door dit effect is het mogelijk een deel van de portefeuille met meer risico te beleggen, zonder dat het totale risico recht evenredig toeneemt. Echter, een belegging moet een significante bijdrage leveren aan het rendement/risicoprofiel van de totale portefeuille. Met andere woorden: diversificatie kent ook grenzen. Te veel diversificatie leidt tot extra kosten in beheerfee en monitoring van de kosten.
-
Om deze reden wordt het vermogen geïnvesteerd in meerdere beleggingscategorieën; is er uitgebreid onderzoek naar de toegevoegde waarde voor de gehele portefeuille, alvorens een investering wordt gedaan; bedraagt een strategisch gewicht van een beleggingscategorie minimaal 2%; dient het bestuur in dit verband een afweging te maken tussen de toegevoegde waarde en de complexiteit plus kosten ten aanzien van een beleggingscategorie of specifieke beheerder. 49
Risicobudgettering De vaststelling en allocatie van risicobudget naar beleggingscategorieën is de belangrijkste keuze in relatie tot de uiteindelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad. Binnen de randvoorwaarden, zoals maximaal te lopen risico, verwacht rendement en profiel van de verplichtingen, is de jaarlijks te verrichten SAA analyse de belangrijkste fase in de realisatie van het rendement. De beslissing om al dan niet in aandelen te beleggen, heeft op lange termijn veel meer impact dan de beslissing om in het ene of het andere aandeel te beleggen.
-
Om deze reden hanteert het fonds een top-down benadering bij de samenstelling van de portefeuille. Dit betekent dat na de bepaling van de strategische doelen van het beleggingsbeleid, eerst wordt geanalyseerd wat, gegeven de uitkomsten van de ALM studie, de optimale asset-mix (inclusief %-rente- en valuta hedge) is in relatie tot het risicobudget;
-
besteedt het fonds veel tijd en energie aan de bepaling van de strategische asset mix en afdekking van onrendabele risico’s. Hierdoor krijgt het fonds een goed inzicht in de toegevoegde waarde van diverse beleggingscategorieën;
-
formuleert het fonds richtlijnen omtrent het te hanteren risicobudget. Afhankelijk van dekkingsgraad en marktontwikkelingen is het mogelijk om tussentijds, binnen gestelde kaders (de budgetbandbreedte) het risicobudget te verlagen dan wel op te hogen.
Beleggingsrisico wordt op lange termijn beloond De reden om in aandelen of andere beleggingscategorieën met een hoger risico te beleggen is een hoger verwacht rendement op lange termijn. Met andere woorden: er bestaat een risico-opslag voor investeringen met een hoger risico. Deze risico-opslag is niet constant in de tijd. Een hoger rendement dan de risicovrije rente is nodig om aan de doelstellingen van het fonds te kunnen voldoen. Om deze reden - is een deel van het vermogen geïnvesteerd in beleggingscategorieën met een hoger risico; - worden risico’s waar geen additioneel rendement tegenover staat, zoveel mogelijk beperkt; - is de allocatie naar een beleggingscategorie mede afhankelijk van de verwachte risicopremie in de markt.
3.9
Risicocategorieën In alle stappen van het beleggingsproces is sprake van risico’s die beheerst dienen te worden. Daarnaast is er in de beleggingsportefeuille sprake van verschillende soorten risico’s. Voor de verschillende stappen van het beleggingsproces zijn risico’s geïdentificeerd waarvoor, na inschatting van de waarschijnlijkheid en omvang bijbehorende beheersmaatregelen zijn vastgesteld. Op basis van monitoring en periodieke verslaglegging wordt gerapporteerd over risicomanagement. Het Fonds doet dit op kwartaalbasis met behulp van een RisicoMonitor welke aan de beleggingscommissie wordt verstrekt. 50
De belangrijkste risicocategorieën zijn de volgende: 1. Marktrisico:
Het pensioenfonds neemt bewust marktrisico omdat hier, in verwachting, een risicopremie tegenover staat. Met behulp van een ALM-studie wordt bepaald in welke mate het bestuur bereid is marktrisico te nemen in de beleggingsportefeuille. Beheersmaatregelen: Nadat een bewust keuze is gemaakt voor de hoeveelheid marktrisico die wordt gelopen, wordt vastgehouden aan dit beleid tot de volgende herijking. Hierdoor wordt onduidelijke besluitvorming rondom het nemen van marktrisico voorkomen. 2. Renterisico:
Het pensioenfonds loopt renterisico doordat de waarde van de verplichtingen van het pensioenfonds anders op renteveranderingen reageert dan de waarde van de beleggingen. Dit risico is, als er geen beheersmaatregelen worden genomen, zeer groot. Door een ALM-studie wordt bepaald in welke mate het bestuur bereid is renterisico te nemen. Beheersmaatregelen: o Gedeeltelijke afdekking van renterisico. De mate waarin wordt jaarlijks vastgesteld; o Periodiek wordt gerapporteerd met hoeveel de dekkingsgraad verandert bij (grote) renteveranderingen. 3. Kredietrisico:
Het pensioenfonds neemt bewust kredietrisico door het kopen van bedrijfsobligaties omdat hier, in verwachting, een risicopremie tegenover staat. Periodiek wordt bepaald in welke mate het bestuur bereid is kredietrisico te nemen in de beleggingsportefeuille. Beheersmaatregelen: o Limieten op kredietwaardigheidsratings van tegenpartijen en beleggingen in landen en/of sectoren. 4. Valutarisico: Valutarisico betreft het risico dat de waarde van de beleggingen in vreemde valuta verslechtert als gevolg van veranderingen van vreemde valutakoersen. De kans dat de wisselkoers van vreemde valuta verslechtert ten opzichte van de euro betekent een risico voor een pensioenfonds omdat verplichtingen veelal in euro luiden en bezittingen (deels) in vreemde valuta. Dit risico is van belang voor zowel directe posities in een valuta, als voor beleggingen die gewaardeerd zijn in een andere valuta. Pensioenfonds De Fracties dekt het valutarisico dat aanwezig is vanwege beleggingen in vreemde valuta niet af. 51
Beheersmaatregelen:
Het effect van een daling van alle valutakoersen ten opzichte van de euro met 20% moet opgevangen kunnen worden. 5. Uitbestedingsrisico: Uitbesteding kan de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de werkzaamheden schaden. Het risico bestaat dat een uitvoerder of vermogensmanager niet handelt volgens de belangen van het pensioenfonds of dat de richtlijnen waarbinnen een manager opereert verkeerd zijn gedefinieerd. Beheersmaatregelen: o Contracten zijn vastgesteld met inachtneming van de uitbestedingsrichtlijnen zoals neergelegd in de Pensioenwet en aanverwante wet- en regelgeving. 6. Integriteitsrisico Twijfel over integriteit kan de reputatie van het pensioenfonds schaden. Voorbeelden van integriteitsrisico zijn het benadelen van derden, handelen met voorwetenschap en witwassen. Beheersmaatregelen: o Naleving van de gedragscode van het pensioenfonds door het bestuur, werkgever en externe leden van de beleggingscommissie van het pensioenfonds; o De gedragscode van aangestelde vermogensbeheerders dient minimaal zo streng te zijn als die van het pensioenfonds; 7. Liquiditeitrisico Liquiditeitrisico is het risico dat de beleggingen welke het pensioenfonds bezit niet tijdig te gelden gemaakt kunnen worden of wanneer het ten gelden maken van deze beleggingen resulteert in een opbrengst welke (significant) lager ligt dan de op dat moment laatst bekende marktwaarde. Liquiditeitrisico ontstaat bijvoorbeeld wanneer het pensioenfonds belegt in illiquide belegging categorieën als hedge funds, private equity en niet-beursgenoteerde vermogenstitels. Beheersmaatregelen: o Het fonds belegt uitsluitend in beleggingsfondsen welke uitsluitend beleggen in vermogenstitels als aandelen, obligaties en swaps welke een hoge mate van liquiditeit kennen. o De marktliquiditeit van de beleggingen welke door het fonds worden aangehouden wordt op kwartaalbasis weergegeven in de RisicoMonitor.
52
4.
Uitvoering
4.1
Het beleggingsproces Het beleggingsproces vormt de randvoorwaarden van het beleggingsbeleid. Onder het beleggingsproces wordt verstaan het geheel van regels dat toeziet op de voorbereiding en de uitvoering van het beleggingsbeleid en het beheer van de beleggingen. Het pensioenfonds verlangt van alle leidinggevenden en medewerkers in de organisatie er op toe te zien dat gehandeld wordt in overeenstemming met de regels van het beleggingsproces. Dit leidt tot een consistent en beredeneerd beleggingsgedrag, in alle geledingen van de organisatie.
4.2
Beleggingsbeslissingen Het pensioenfonds beoordeelt elke belegging op grond van risico- en rendementsoverwegingen in relatie tot de verplichtingenstructuur. In beginsel sluit het pensioenfonds geen afzonderlijke beleggingscategorie, –instrument of –techniek uit. Daarentegen werkt het pensioenfonds uiteraard niet mee aan een beleggingstransactie die verboden is, bijvoorbeeld op grond van het internationaal recht. In dit kader heeft het pensioenfonds op het gebied van administratieve organisatie en interne controle concrete maatregelen getroffen ter naleving van antiterrorismewetgeving, in het bijzonder de Sanctiewet 1977 en de op grond van die wet vastgestelde regelingen en besluiten met betrekking tot het financieel verkeer. Verder onthoudt het pensioenfonds zich van beleggingstransacties indien: daardoor strafbare of moreel verwerpelijke gedragingen worden bevorderd; die in onmiddellijk verband staan met een schending van mensenrechten of fundamentele vrijheden; die in onmiddellijk verband staan met een organisatie waar de omzet bestaat uit wapenproductie.
4.3
Prudent person regel Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid staat de prudent person regel centraal. De uitgangspunten van deze regel betekenen voor het pensioenfonds: de activa worden beleid in het belang van de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden; de activa worden zodanig belegd dat de kwaliteit, veiligheid, liquiditeit en het rendement van de portefeuille als geheel zijn gewaarborgd. Activa die ter dekking van de technische voorzieningen worden aangehouden, worden voorts belegd op een wijze die strookt met de aard en de duur van de verwachte toekomstige pensioenuitkeringen; beleggingen in derivaten zijn toegestaan voor zover deze bijdragen tot een vermindering van het beleggingsrisico of een doeltreffend portefeuillebeheer vergemakkelijken; de activa worden zorgvuldig gespreid. Hiervoor wordt periodiek een uitgebreide ALM-studie gemaakt.
53
4.4
Het fonds belegt alleen in categorieën en strategieën die het bestuur begrijpt Alle investeringen in vermogenscategorieën hebben een duidelijk doel. Dat kan zijn het behalen van extra rendement, het afdekken van risico’s of het spreiden van risico’s. De doelstelling is om een maximaal rendement te realiseren binnen een vastgesteld risicokader. Onverwachte risico’s kunnen een zeer nadelige impact hebben op de realisatie van deze doelstelling. Daarom moet een investering zo transparant mogelijk zijn. Hierdoor is de kans dat risico’s niet onderkend worden zo klein mogelijk. De resterende risico’s vragen om een adequate monitoring en maatregelen ter beheersing van deze risico’s. Om deze reden - beoordeelt het fonds iedere belegging in de context van de andere investeringen, als onderdeel van een uitgebalanceerde en gespreide portefeuille; - doet het fonds uitgebreid onderzoek naar nieuwe investeringen, net zo lang tot alle elementen en risico’s inzichtelijk zijn; - zal het fonds zich periodiek laten informeren om op de hoogte te blijven van actuele ontwikkelingen ten aanzien van het beheer; - investeert het fonds enkel in fondsen waarvan onderliggende portefeuilles transparant worden beheerd en de impact van onderliggende instrumenten duidelijk zijn voor het bestuur; - ontvangt het bestuur periodiek een risicorapportage per beleggingscategorie en doet het bestuur onderzoek naar een adequate beheersing van de risico’s in relatie tot de lange termijn doelstelling.
4.5
Afweging passief beheer vs actief beheer Zowel academische research als eigen ervaringen leren dat zelfs de meest professionele beleggers moeite hebben om de benchmark op lange termijn te verslaan. In liquide markten blijkt dat actieve beheerders vaak een lager rendement behalen dan de index. Redenen hiervoor zijn onder andere de hogere transactiekosten en de beheervergoeding. Daarnaast is het onmogelijk de markt perfect te voorspellen, zodat niet iedere beslissing rendabel zal zijn en daarnaast specifieke strategieën in bepaalde perioden beter zullen renderen dan in andere. Tot slot zijn liquide markten zeer efficiënt waardoor informatie snel in de koers is verwerkt en is het moeilijk om een voordeel te behalen uit research. Om deze reden - is een deel van het vermogen passief belegd. Actief beleid wordt toegepast bij voldoende sterke argumenten. Hierbij maakt het bestuur een afweging tussen de extra kosten en het verwachte additionele rendement; - worden efficiënte markten in de basis passief benaderd, terwijl op inefficiënte markten een actief beleid mogelijk is; - zou om diversificatieredenen een multi-management strategie aantrekkelijk kunnen zijn in geval van actief beleid.
54
4.6
Toegepaste wegingsmethoden voor beleggingsrisico’s De beleggingen, het beheer van de beleggingen en de beheersing van de aan beleggingen verbonden risico’s geschieden met inachtneming van het strategisch beleggingsbeleid. Voor de generieke sturing van de risico’s is de weging naar de beleggingscategorieën in de beleggingsportefeuille van groot belang. Specifieke sturing op marktrisico’s vindt plaats met behulp van onder andere standaarddeviatie, tracking error en ‘value at risk’ (VAR) methodieken. Voor kredietrisico’s wordt gewerkt met credit ratings. Voor de beheersing van operationele risico’s zijn meerdere maatregelen geïmplementeerd waaronder bevoegdhedenregeling, uitwijkbeleid en incidentenmanagement.
4.7
Waarderingsmethode De beleggingen worden gewaardeerd op marktwaarde.
4.8
Nevenactiviteiten Het pensioenfonds ontwikkelt activiteiten die het pensioenfonds in staat stellen de kerntaken zo goed mogelijk uit te voeren. Voor zover die activiteiten niet behoren tot de kerntaken van een pensioenfonds, brengt het pensioenfonds deze onder in een aparte rechtspersoon. Tussen het pensioenfonds en deze rechtspersoon zal geen sprake zijn van: financiële kruisstromen die de rechtspersoon tot niet marktconform concurrentievoordeel strekken; personele unies tussen het bestuur van het pensioenfonds enerzijds en het bestuur van de rechtspersoon anderzijds; toegang tot kennis en gegevensbestanden van het pensioenfonds, anders dan op voorwaarden die door wet- en regelgeving worden toegestaan; gebruik van de naam en het beeldmerk van het pensioenfonds door de rechtspersoon. Op dit moment zijn door het pensioenfonds geen nevenactiviteiten ondergebracht in een aparte rechtspersoon.
4.9
Uitbesteding De selectie van derden, zoals vermogensbeheerders en commissionairs, vindt plaats aan de hand van enerzijds de eisen die ter zake door DNB worden gesteld en anderzijds door het bestuur van het pensioenfonds gehanteerde criteria die samenhangen met beschikbare deskundigheid, de cultuur van de eigen organisatie, schaalvoordelen en flexibiliteit. De selectie van derden en de beoordeling van hun prestaties vinden plaats op basis van objectieve criteria. De gemaakte afwegingen en de daarbij gehanteerde argumenten blijken uit een systematisch opgebouwd selectie- en evaluatiedossier. Uitbesteding van vermogensbeheer vindt plaats op basis van een service level agreement (SLA). Deze overeenkomst voldoet (ten minste) aan de door DNB daaraan te stellen eisen. Gedurende de periode van uitbesteding draagt het pensioenfonds zorg voor de instandhouding en naleving van afdoende controlemechanismen om uitbestedingsrisico’s te beheersen.
55
4.10 Kostenbeheersing Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid maakt het pensioenfonds geen andere kosten dan die redelijk en proportioneel zijn in relatie tot de omvang en de samenstelling van het belegd vermogen en de doelstelling van het pensioenfonds. Verwachte opbrengsten zijn onzeker, maar kosten daarentegen niet. Investeren kost geld, waarbij passieve beleggingen een lagere fee vragen dan actieve beheerstijlen. Daarnaast is het beheer van alternatieve beleggingscategorieën vaak duurder dan van liquide beleggingscategorieën. Om deze reden - weegt het bestuur de kosten zorgvuldig mee om te bepalen of een investering na kosten een voldoende hoog verwacht rendement genereert; - zal het fonds enkel in actieve strategieën investeren wanneer redelijkerwijs verwacht mag worden dat deze strategie de extra kosten ruimschoots compenseert; - bewaakt het bestuur dat zoveel mogelijk transparantie verkregen wordt in de kosten van vermogensbeheer, zowel over het geheel als de afzonderlijke mandaten. 4.11 Verbod op clustermunitie Vanaf 1 januari 2013 geldt een wettelijk verbod op het (laten) uitvoeren van transacties, het verstrekken van leningen of verwerven van niet vrij verhandelbare deelnemingen in bedrijven die betrokken zijn bij de productie, distributie of verkoop van clustermunitie of cruciale onderdelen daarvan. De handhaving van het verbod heeft plaats vanaf 1 januari 2013. Vanaf die datum wordt een ‘redelijke’ termijn in acht genomen waarbinnen die financiële instrumenten, leningen of niet vrij verhandelbare deelnemingen van de hand gedaan of beëindigd dienen te zijn. Eenmaal per jaar wordt, na overleg tussen de AFM, brancheorganisaties en marktpartijen, een indicatieve lijst van betrokken ondernemingen gepubliceerd en aangepast. Het pensioenfonds zal erop toezien dat niet belegd wordt in bedrijven op deze lijst. Hiertoe zal de periodieke lijst door het pensioenfonds gedeeld worden met haar vermogensbeheerders, vergezeld met het verbod om in de betreffende ondernemingen te beleggen. In de uitbestedingsovereenkomst met de vermogensbeheerder wordt geregeld de wijze waarop de vermogensbeheerder invulling geeft aan dit verbod. Het wettelijk verbod zal overigens niet gelden voor transacties in door derden beheerde beleggingsinstellingen en indices waarbij de producenten van clustermunitie en of daarbij betrokken ondernemingen, minder dan 5% van de waarde van die beleggingsinstelling of index vertegenwoordigen.
56
Begrippenlijst Verklaring inzake beleggingsbeginselen Actief beleggen Op grond van een bepaalde marktvisie wordt afgeweken van de benchmark, om zo te trachten een betere performance te behalen. ALM Afkorting van Asset Liability Management, het afstemmen van de beleggingsmix op verplichtingen. Het uitvoeren van een ALM-studie kan een pensioenfonds of verzekeringsmaatschappij behulpzaam zijn bij het kiezen van de juiste beleggingsmix. Een ALM-studie kent de volgende aspecten: 1. het in kaart brengen van de financiële stromen; 2. de simulatie van toekomstige financiële posities; 3. de samenhang met de economische omgeving; 4. de vergelijking van beleidsvarianten. Beleggingsmix De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals bijvoorbeeld: aandelen, onroerend goed en vastrentende waarden met een nadere onderverdeling in binnenen buitenlandse beleggingen. Beleggingsbeleid Een pensioenfonds is verplicht om op solide wijze te beleggen. Het beleggingsbeleid van een pensioenfonds is enerzijds gericht op het zoveel mogelijk uitsluiten van beleggingsrisico's en anderzijds op het behalen van een zo hoog mogelijk rendement. Bovendien moet de afstemming van beleggingen op de verplichtingen juist zijn: het pensioenfonds moet op het juiste moment aan haar verplichtingen kunnen voldoen. Om optimaal aan deze uitgangspunten te voldoen is een juiste samenstelling van de beleggingsmix noodzakelijk, die met behulp van een ALM-studie kan worden vastgesteld. Beleggingsfondsen Een beleggingsfonds is in feite een ‘verzamelpunt’ voor beleggers. Op dat punt komt het geld van alle in het betreffende fonds investerende beleggers samen. Het totaalbedrag wordt het fondsvermogen genoemd. Beleggen middels een beleggingsfonds is een efficiënte manier om een adequate spreiding te bewerkstelligen. Benchmark (index) Een objectieve maatstaf voor zowel de samenstelling als de performance van het belegde vermogen. Een benchmarkindex is een mandje van -bijvoorbeeld- een aantal aandelen. In beginsel bepaalt de totale waarde van alle uitstaande aandelen de waarde van een index; fluctuaties in de waarde van de index worden derhalve veroorzaakt door koersfluctuaties van de in de index opgenomen aandelen. Bekende voorbeelden van indices zijn AEX, CBS, MSCI en Dow Jones. Commodities Letterlijk betekent het grondstoffen. Beleggen in commodities is direct investeren in grondstoffen of indirect via bijvoorbeeld termijncontracten, waarbij de waarde is gebaseerd op grondstoffen. Verhandelde grondstoffen zijn onder andere energie, metalen en landbouwproducten.
57
Derivaten Afgeleide financiële instrumenten, dat wil zeggen financiële contracten, waarvan de waarde wordt afgeleid van een onderliggende waarde (bijv. een aandeel), een referentieprijs of een index (bijv. de AEX-index). De hoofdvormen van derivaten zijn opties, futures contracten en forward contracten. Fiduciair Management Dienstverlening die bestaat uit onderliggende deelservices aangeboden door vermogensbheerders. Aan fiduciair management wordt in de praktijk verschillend invulling gegeven. Hierbij kan gedacht worden aan de bundeling van strategische advisering, portefeuillemanagement, integrale rapportering, risicomanagement en client servicing. Het is een vorm van uitbesteding waarbij de fiduciaire manager handelt binnen een mandaat. Governance De wijze waarop de besluitvormingsprocessen omtrent het beleggingsbeleid binnen een pensioenfondsen zijn georganiseerd. Indexatie Indexatie is het van tijd tot tijd aanpassen van het reeds opgebouwde pensioen aan de algemene stijging van de lonen en prijzen. Hierdoor blijft u met het opgebouwde pensioen ook in de toekomst dezelfde koopkracht behouden. Het is met andere woorden waardevast. Mandaat vermogensbeheer Het mandaat vermogensbeheer, ook wel beleggingsrichtlijnen of beleggingsinstructie genoemd, bevat de beleggingstechnische afspraken over het beheer van het vermogen. Het mandaat wordt vastgesteld onder verantwoordelijkheid van het bestuur en bevat alle restricties waarbinnen een vermogensbeheerder vervolgens naar eigen inzicht mag beleggen. Marktwaarde Waarde van een beleggingsobject als het op dit moment zou worden verkocht. Monitoring Monitoring is het continue proces van overzicht van de consequente en juiste werking van de controlemaatregelen. Deze monitoring kan door het pensioenfonds zelf gebeuren of uitbesteed worden aan een onafhankelijk orgaan (bijv. audit). Monitoring maakt integraal deel uit van het controlesysteem. Onroerend goed Men kan direct en indirect beleggen in onroerend goed. Direct beleggingen kan men door woningen of winkels aan te kopen. Indirect kan men investeren middels participaties in beleggingsfondsen aan te kopen die beleggen in onroerend goed. Outperformance Het verschil tussen het behaalde rendement en het rendement van de benchmark (positief of negatief). Dit verschil geeft aan hoeveel waarde is toegevoegd door middel van actief beleggen. Outperformance wordt ook wel (alpha) genoemd.
58
Passief beleggen Hieronder kan worden verstaan indexbeleggen of buy and hold beleggen. Het is gericht op het zo laag mogelijk houden van de transactiekosten. Performance De performance van (een deel van) het vermogen is het totale rendement op marktwaarde. Deze performance wordt normaliter vergeleken met de performance van de benchmark(index). Door middel van een zogenoemde performance attributie-analyse wordt het verschil tussen deze beiden op een kwantitatieve wijze verklaard. Rating De rating van een belegging of een onderneming geeft het kredietrisico of debiteurenrisico van een bepaalde belegging weer. Vastrentende waarden hebben bijvoorbeeld pas voldoende kwaliteit vanaf een bepaalde kredietwaardigheid, voorzien van een rating BBB, A, AA of AAA. De ratings worden vastgesteld door gespecialiseerde bureaus. Rente-hedging De verhouding tussen de absolute waardeverandering van de matchbeleggingen als gevolg van een renteverandering van 1 basispunt en de absolute waardeverandering van de verplichtingen als gevolg van 1 basispunt verandering van de renteswapcurve. Strategische beleggingsmix De lange termijn verdeling van het vermogen over de verschillende beleggings-categorieën (aandelen, vastrentende waarden, onroerend goed). Deze verdeling wordt veelal gebaseerd op een ALM-studie. Tracking error Statistische maatstaf die weergeeft hoe groot de kans is dat de outperformance zal afwijken van nul. De tracking error is gelijk aan de standaarddeviatie van de outperformance. Het is een goede maatstaf voor het meten van het extra risico van de portefeuille ten opzichte van de benchmark. Een hoge tracking error betekent veel kans op een rendement ver onder of boven de benchmark en dus veel extra risico ten opzichte van de benchmark. Valutahedging Het afdekken van valutarisico door middel van valutatermijn-transacties (forward contracts). Vastrentende waarden Verzamelnaam voor beleggingen waarop in beginsel een vaste rentevergoeding en een vaste looptijd geldt. Voorbeelden van vastrentende waarden zijn obligaties, onderhandse leningen en hypotheken. Deze beleggingen worden ook wel als risicomijdend aangeduid. Vermogensbeheerder Een professionele beheerder van vermogens voor organisaties (zoals pensioenfondsen, verzekeringsmaatschappijen enz.) en/of vermogende particulieren. Vermogensbeheerders zijn vaak onderdeel van een bank, dan wel financiële instelling, maar kunnen ook een onafhankelijke organisatie zijn. In Nederland kunnen vermogensbeheerders zich onder bepaalde voorwaarden laten registreren bij Autoriteit Financiële Markten (voorheen: Stichting Toezicht Effectenverkeer).
59
Waarde stijl (value style) Beleggingsstijl waarbij met name in aandelen wordt belegd van bedrijven die als relatief goedkoop kunnen worden gekwalificeerd. Zakelijke waarden Verzamelnaam voor beleggingen in aandelen en beleggingen in onroerend goed. Deze beleggingen worden ook wel aangeduid als risicodragend.
60
Bijlage 3 – Lijst met afkortingen ALM ANW AOP AO BRP CAO GBA MSCI NFTK DNB VPV WIA
: Asset liability management : Algemene nabestaandenwet : Arbeidsongeschiktheidspensioen : Arbeidsongeschikt : Basisregistratie personen : Collectieve arbeidsovereenkomst : Gemeentelijke basisadministratie : Morgan Stanley Capital International : Nieuwe Financieel Toetsingskader : de Nederlandsche Bank : Voorziening pensioenverplichtingen : Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen
61
Bijlage 4 – Financieel Crisisplan Inleiding In dit financieel crisisplan legt het bestuur van Stichting Pensioenfonds ‘De Fracties’ (hierna: ‘De Fracties’) vast hoe het bestuur handelt als het fonds in een crisissituatie terecht komt. In dit inleidende hoofdstuk wordt de procedure beschreven die het bestuur heeft gevolgd om tot dit crisisplan te komen. Totstandkoming crisisplan Dit financieel crisisplan geeft een beschrijving van maatregelen die een fonds op korte termijn zou kunnen inzetten indien de beleidsdekkingsgraad zich bevindt op of zich snel beweegt richting kritieke waarden, waardoor het realiseren van de doelstelling van het pensioenfonds in gevaar komt. In het financieel crisisplan wordt ingegaan op de volgende punten: Wat wordt door het bestuur verstaan onder een crisissituatie? De kritische dekkingsgraad (of dekkingsgraden) Beschikbare maatregelen, mate van inzetbaarheid en financiële effecten van deze maatregelen Evenwichtige belangenbehartiging Communicatie tijdens een crisissituatie en over het financieel crisisplan Besluitvormingsproces tijdens een crisissituatie Het bestuur van ‘De Fracties’ heeft de volgende procedure gevolgd om te komen tot dit crisisplan: Inventarisatie De actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn), het pensioenreglement, de statuten en de uitvoeringsovereenkomst zijn geïnventariseerd. De relevante punten zijn opgenomen in dit crisisplan. Discussie Binnen het bestuur is een discussie gevoerd over: De situaties die het bestuur als crisissituatie bestempelt De beschikbare maatregelen, de effectiviteit van deze maatregelen, de mate van inzetbaarheid en prioritering Evenwichtige belangenbehartiging Communicatie tijdens een crisissituatie Besluitvorming tijdens een crisissituatie
62
Opstellen crisisplan Op basis van de uit de discussie voortgekomen uitgangspunten is een concept crisisplan opgesteld. Dit concept crisisplan is uitgebreid besproken binnen het bestuur. Vervolgens is dit definitieve crisisplan opgesteld. De in dit financieel crisisplan beschreven maatregelen geven een mogelijke inzet van sturingsmiddelen tijdens een financiële crisis weer. Dit wil niet zeggen dat het bestuur in geval van een financiële crisis dit plan exact zal uitvoeren. In geval van een financiële crisis zal het bestuur weloverwogen beslissen of en in welke mate uitvoering zal worden gegeven aan de maatregelen, zoals beschreven in dit plan. Het is immers vooraf onmogelijk om alle facetten van een (financiële) crisissituatie volledig in te schatten. Financiële crisis Een financiële crisis kan gedefinieerd worden als de financiële situatie waarbij de doelstelling van het pensioenfonds niet meer waargemaakt kan worden. De doelstelling van het pensioenfonds is vastgelegd in de statuten (artikel 3 lid 1): “De stichting heeft ten doel het verlenen van pensioenaanspraken aan werknemers in dienst van de werkgever en het doen van pensioenuitkeringen aan pensioengerechtigden, één en ander overeenkomstig de bepalingen van het pensioenreglement.” In paragraaf 3.6 van de abtn is voorts opgenomen dat ‘De Fracties’ toeslagen verleent indien en voor zover de toeslagruimte dat mogelijk maakt. De toeslagruimte wordt bepaald door de financiële situatie waarin ‘De Fracties’ zich bevindt. De risico’s die kunnen leiden tot situaties die als financiële crisissituatie kunnen worden aangemerkt zijn: - langlevenrisico’s - beleggingsrisico’s - renterisico’s - wegvallen sponsor - terugvallen deelnemersbestand
63
Daarnaast ziet het bestuur de volgende bedreigingen voor het pensioenfonds en de (gewezen) deelnemers en gepensioneerden: Situaties
Crisis?
Toelichting
Gedurende het herstelplan naar verwachting geen toeslag kunnen verlenen
Nee
Vergrijzing van de pensioenfondspopulatie
Nee
Bereidheid van Loders Croklaan B.V. om het premiebeleid te handhaven
Nee
Voortbestaan pensioenfonds
Nee
Indien gedurende geruime tijd geen toeslagen kunnen worden verleend, betekent dit een direct (gepensioneerden) of uitgesteld (slapers, actieven) verlies van koopkracht. Het premie instrument verliest op termijn haar kracht - Een verlaging van de premie heeft consequenties voor het herstelplan. - De pensioenregeling zal in overeenstemming moeten worden gebracht met de premie. De legitimatie van het pensioenfonds is een continu punt van aandacht voor het bestuur. Dat heeft met name te maken met de hoogte van de uitvoeringskosten en toenemende toezichtseisen.
64
In de onderstaande tabel zijn de verschillende financiële situaties opgesomd en voorzien van een classificatie. Hierbij geldt: Geen crisissituatie Geen crisissituatie, maar langdurige periode in deze situatie vraagt aandacht Situatie vraagt aandacht: het Bestuur beziet of sturingsmiddelen ingezet kunnen of moeten worden en zo ja, in welke fase Situatie vraagt urgente aandacht Crisissituatie: crisisplan treedt in werking Financiële situaties
Crisis?
a. De beleidsdekkingsgraad bevindt zich onder de 110%. b. De beleidsdekkingsgraad bevindt zich onder het VEV. c. De situatie dat blijkt dat de beleidsdekkingsgraad naar verwachting niet meer binnen 10 jaar boven het VEV zal komen zonder korten (kritieke dekkingsgraad A). d. De situatie dat blijkt dat de beleidsdekkingsgraad naar verwachting niet binnen 5 jaar boven het minimum VEV zal komen zonder korten (kritieke dekkingsgraad B). e. De beleidsdekkingsgraad bevindt zich bijvoorbeeld al 2, 3 of 4 jaar onder het MVEV en dreigt vijf jaar lang onder het MVEV te geraken.
Kritieke dekkingsgraad Er is sprake van een dreigende crisis indien de beleidsdekkingsgraad zich richting de kritieke dekkingsgraden beweegt. De kritieke dekkingsgraad is de beleidsdekkingsgraad waarbij het fonds niet meer binnen de wettelijke termijn kan voldoen aan de eisen voor het MVEV en of VEV, zonderde inzet van noodmaatregelen. Met noodmaatregelen worden maatregelen bedoeld, zoals het korten van opgebouwde pensioenaanspraken en ingegane pensioenrechten. Twee kritieke dekkingsgraden kunnen worden onderscheiden: A. De beleidsdekkingsgraad waarbij het VEV naar verwachting niet meer binnen 10 jaar kan worden bereikt, zonder korten. B. De beleidsdekkingsgraad waarbij het fonds moet korten om aan het VEV te voldoen. Korting van pensioenaanspraken en -rechten om aan het VEV te voldoen, vindt plaats 65
nadat de beleidsdekkingsgraad vijf jaar opeenvolgend onder het MVEV ligt en de feitelijke dekkingsgraad bij die laatste vaststelling ook onder dat niveau ligt. De herstelkracht van het fonds is afhankelijk van de hoogte en de curve van de rentetermijnstructuur. De herstelkracht van het pensioenfonds is zeer afhankelijk van het rendement. De kritieke dekkingsgraad is per eind 2014 gelijk aan 79,6%. Deze kritieke dekkingsgraad is vastgesteld op basis van het in het herstelplan 2015 gehanteerde verwacht rendement van 3,8% in 2015 (oplopend naar 4,7% in 2026). Indien de rente met 1% stijgt ten opzichte van de situatie per 1 januari 2015, bedraagt de kritieke dekkingsgraad 77,5%. Indien de rente met 1% daalt ten opzichte van de situatie per 1 januari 2015 bedraagt de kritieke dekkingsgraad 80,5%. Indien de dekkingsgraad van het fonds lager is dan 100% zal het bestuur de kritieke dekkingsgraad laten vaststellen op basis van de dan geldende economische omstandigheden.
Beschikbare maatregelen, inzetbaarheid en effectiviteit Het juridisch uitgangspunt is dat Loders Croklaan B.V. en cao-partijen de inhoud van de pensioenovereenkomst overeenkomen. Het bestuur van ‘De Fracties’ stelt op grond van artikel 12 van de statuten en artikel 6 van de uitvoeringsovereenkomst het pensioenreglement vast, in overeenstemming met de door Loders Croklaan B.V. gesloten pensioenovereenkomst. Het fonds is bevoegd het pensioenreglement te wijzigen, ondermeer op verzoek van Loders Croklaan B.V. en/of als gevolg van wettelijke wijzigingen. De stichting heeft de opdracht tot uitvoering van de genoemde pensioenovereenkomst aanvaard. De stichting heeft zich ten behoeve van deze aanvaarding zoveel mogelijk ingespannen om de achterliggende doelstellingen van overeengekomen pensioenovereenkomst te achterhalen. De stichting heeft bij de genoemde opdrachtaanvaarding, de overeengekomen pensioenovereenkomst getoetst aan de eigen doelstellingen en beleidsuitgangspunten. Het bestuur van het fonds is op grond van artikel 6 van de statuten bevoegd om het beleid van het pensioenfonds vast te stellen. Het beleid van het pensioenfonds is opgenomen in de abtn. In artikel 14 van de statuten is in het bijzonder vastgelegd dat het bestuur mogelijkheden heeft om de pensioenbijdragen te verhogen danwel de pensioenrechten en –aanspraken te verlagen. Het pensioenfonds heeft de volgende maatregelen ter beschikking om te voorkomen dat zij in een crisissituatie terechtkomt, of om uit een crisissituatie te herstellen: Het niet (volledig) toekennen van toeslagen Het aanpassen van het beleggingsbeleid Het verhogen van de bijdragen (pensioenpremie) Korting van pensioenaanspraken en –rechten Het niet (volledig) toekennen van toeslagen Het toeslagenbeleid van het pensioenfonds is beschreven in paragraaf 3.6 van de abtn. Het niet (volledig) toekennen van toeslagen wordt gezien als onderdeel van het huidige beleid en wordt in die zin al volledig gebruikt voor het herstel. Extra bijdrage aan herstel is hier derhalve niet te realiseren.
66
Het bestuur besluit over het al dan niet toekennen van toeslagen. Het fonds beschikt over een leidraad, op grond waarvan bij een beleidsdekkingsgraad dat lager is dan 110% geen toeslag wordt verleend. In de onderstaande tabel worden de belangrijkste kenmerken van deze maatregel weergegeven: Het niet (volledig) toekennen van toeslagen abtn, hoofdstuk 3. Juridisch kader Pensioenreglement, artikel 9 Uitvoeringsovereenkomst, artikel 7 Bestuur neemt besluit Mate van inzetbaarheid Geen toeslagverlening = geen wijziging Effectiviteit maatregel beleidsdekkingsgraad Actieven en slapers: Groepen die geraakt worden door Koopkrachtvermindering na uitdiensttreding maatregel en na pensionering Wordt mogelijk gecompenseerd door toekomstige extra toeslagverlening Gepensioneerden: Directe koopkrachtvermindering Wordt op termijn mogelijk teniet gedaan door extra toeslagverlening, voor toekomstige uitkeringen De maatregel levert geen extra herstel op, Oordeel bestuur omdat er geen extra middelen aan het fonds worden toegevoegd
Het aanpassen van het beleggingsbeleid Het strategisch beleggingsbeleid van het pensioenfonds is beschreven in hoofdstuk 6 van de abtn. Bij het vaststellen van het strategisch beleggingsbeleid heeft het bestuur van het fonds de volgende uitgangspunten gehanteerd: De beleggingsmix moet voldoende uitzicht op herstel bieden. Ten opzichte van de oorspronkelijke mix van 70% vastrentend en 30% zakelijk en 35% renteafdekking wordt verdere risicoreductie niet wenselijk geacht. In extreem slechte marktomstandigheden wil het fonds niet onder een nominale dekkingsgraad van 85% terechtkomen. Daarbij heeft het fonds de ambitie om deze grens op te trekken zodra de dekkingsgraad dat toelaat. Een besluit tot aanpassing van het strategisch beleggingsbeleid kan door het bestuur worden genomen en dient vergezeld te gaan van een deugdelijke onderbouwing door middel van bijvoorbeeld een herijking van het beleggingsbeleid of een ALM-studie. Het bestuur acht het aanpassen van het beleggingsbeleid alleen opportuun indien de economische omstandigheden naar de mening van het bestuur zodanig zijn gewijzigd dat aanpassing van het strategisch beleggingsbeleid noodzakelijk is. Het bestuur ziet een beleidsdekkingsgraad van 85% als absolute ondergrens en richt het beleggingsbeleid zodanig in dat de kans dat de beleidsdekkingsgraad lager dan 85% wordt zeer beperkt is.
67
In de onderstaande tabel worden de belangrijkste kenmerken van deze maatregel weergegeven: Aanpassen beleggingsbeleid Juridisch kader abtn, hoofdstuk 6 Mate van inzetbaarheid Bestuur neemt besluit Effectiviteit maatregel Risico-reductie leidt tot hogere kans op lagere beleidsdekkingsgraad onder de huidige omstandigheden Minder risico = minder verwacht rendement Groepen die geraakt worden door Actieven, slapers en gepensioneerden: maatregel Kans op korting wijzigt Verwachte toekomstige toeslagverlening wijzigt Oordeel bestuur De maatregel levert geen extra herstel op Het verhogen van de bijdragen (pensioenpremie) Het premiebeleid van het pensioenfonds is beschreven in hoofdstuk 6 van de abtn. De premie is vastgesteld in het cao-overleg en bedraagt 26,5% van de salarissom. Bij de vaststelling van de salarissom wordt rekening gehouden met de maximering van de salarisgrondslag op € 100.000 (niveau 2015) doch tenminste het bedrag zoals bedoeld in artikel 18ga Wet LB, eerste lid. Bij dienstbetrekkingen in deeltijd wordt dit bedrag verminderd overeenkomstig de deeltijdfactor. Periodiek wordt getoetst of de premie toereikend is om de doelstelling van het pensioenfonds te kunnen nakomen. De toetsing vindt plaats op basis van een ALM-studie. Indien het bestuur constateert dat de premie niet toereikend is gaat het bestuur in gesprek met Loders Croklaan B.V. over de wenselijkheid van een premieverhoging, danwel een aanpassing van de pensioenregeling. De premiemarge kan worden verhoogd door het wijzigen van de parameters van de regeling. Het fonds voert een geïndexeerde middelloonregeling uit, die voorziet in een ouderdomspensioen, een partnerpensioen (opbouwbasis) en een wezenpensioen voor het salaris tot het grensbedrag van € 64.890 (niveau per 1 april 2015). Daarboven geldt een DC-regeling. Alvorens over te gaan tot het korten van pensioenaanspraken en –rechten zoals genoemd onder punt d) van dit hoofdstuk, zal het bestuur van het fonds in overleg treden met Loders Croklaan B.V. om de mogelijke inzet van deze maatregel te bespreken.
68
In de onderstaande tabel worden de belangrijkste kenmerken van deze maatregel weergegeven: Wijzigen premiemarge Juridisch kader Mate van inzetbaarheid Effectiviteit maatregel
Groepen die geraakt worden door maatregel
Oordeel bestuur
Uitvoeringsovereenkomst, artikel 2 abtn, hoofdstuk 3 en 6. Bestuur doet een voorstel Loders Croklaan B.V. besluit 1% beleidsdekkingsgraad = circa 14% premieverhoging 1% beleidsdekkingsgraad = circa 24% verlaging pensioengrondslag Actieven Vermindering pensioenopbouw in betreffend jaar, of Verhoging pensioenpremie = verlaging inkomen in betreffend jaar De maatregel heeft beperkte invloed op beleidsdekkingsgraad.
Korting van pensioenaanspraken en -rechten Het bestuur ziet het korten van pensioenaanspraken en -rechten als uiterste noodmaatregel om binnen de van toepassing zijnde hersteltermijnen uit herstel te komen. Het bestuur overweegt korting van pensioenaanspraken en –rechten alleen indien de andere maatregelen zijn ingezet, tenzij het bestuur, na afweging van alle belangen en na overleg met de vennootschap, heeft besloten deze maatregelen niet in te zetten. Uitgangspunt van het fonds is om alle groepen (deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden) op dezelfde wijze te korten, indien een situatie van korting zich voordoet. Het bestuur heeft echter de mogelijkheid om in voorkomende gevallen verschillende kortingspercentages te hanteren. Dit zou bijvoorbeeld het geval kunnen zijn indien door de inzet van andere maatregelen bepaalde groepen reeds een “bijdrage” aan het herstel hebben geleverd. De korting wordt doorgevoerd indien niet aan de vereisten voor het minimaal vereist eigen vermogen of het vereist eigen vermogen wordt voldaan en het fonds ook niet in staat is om zonder korting het (minimaal) vereist eigen vermogen te bereiken binnen de uiterlijk tien jaar van het (geactualiseerde) herstelplan dan wel binnen zes maanden in de situatie na vijf jaar onder het minimaal vereist eigen vermogen. In de onderstaande tabel worden de belangrijkste kenmerken van deze maatregel weergegeven: Korting pensioenaanspraken en -rechten Juridisch kader Mate van inzetbaarheid Effectiviteit maatregel
Groepen die geraakt worden door maatregel
abtn, hoofdstuk 8 Bestuur kan besluiten tot korting van pensioenaanspraken. Bij beleidsdekkingsgraad van 100% geldt: 1% korten = 1% verhoging beleidsdekkingsgraad na 12 maanden Actieven en slapers: Koopkrachtvermindering na pensionering en na uitdiensttreding 69
Oordeel bestuur
Wordt mogelijk gecompenseerd door toekomstige extra toeslagverlening/ongedaan maken korting Gepensioneerden: Directe koopkrachtvermindering Wordt op termijn mogelijk teniet gedaan door extra toeslagverlening, voor toekomstige uitkeringen /ongedaan maken korting Het bestuur ziet deze maatregel als meest effectieve maar uiterste redmiddel om uit een crisis te kunnen herstellen.
70
Prioritering Wanneer het fonds zich in een crisissituatie bevindt, zal het bestuur besluiten welke maatregelen worden ingezet en in welke mate. Hierbij geldt in principe de volgende prioritering: Het niet (volledig) toekennen van toeslagen Het verhogen van de premie of het aanpassen van de parameters van de regeling Het korten van pensioenaanspraken en –rechten Het bestuur acht het aanpassen van het beleggingsbeleid alleen opportuun indien de economische omstandigheden naar de mening van het bestuur zodanig zijn gewijzigd dat aanpassing van het strategisch beleggingsbeleid noodzakelijk is. Alvorens tot korting van pensioenaanspraken en –rechten over te gaan zal het bestuur van het fonds in overleg treden met Loders Croklaan B.V. en nagaan of een aanvullende premiestorting tot de mogelijkheden behoort. Evenwichtige belangenafweging Het bestuur richt zich bij de vervulling van haar taak naar de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, slapers, pensioengerechtigden en hun partners en de vennootschap en zorgt ervoor dat dezen zich door hen op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen. Het bestuur is van mening dat: Alle belanghebbenden bij moeten dragen aan herstel in een crisissituatie De lasten zo veel mogelijk gelijk verdeeld moeten worden over jongere en oudere deelnemers van het fonds Indien er sprake is van het korten van pensioenaanspraken en –rechten geen onderscheid gemaakt moet worden naar actieve deelnemers, slapers en pensioengerechtigden, tenzij bepaalde groepen al door de inzet van andere maatregelen een “bijdrage” aan het herstel hebben geleverd In de onderstaande tabel is schematisch weergegeven welke maatregel effect heeft op welke groep belanghebbenden: Impactanalyse Maatregel Actieven Slapers PensioenLoders gerechtigden Croklaan B.V. Aanpassen toeslagverlening X X X Aanpassen beleggingsbeleid X X X Aanpassen premiebeleid X Versoberen regeling X X Korten aanspraken X X X Om de belangen op evenwichtige wijze te kunnen behartigen wordt in een crisissituatie voor elke groep (deelnemers, slapers en pensioengerechtigden) op hoofdlijnen inzichtelijk gemaakt: Op welke wijze de groep bijdraagt aan herstel In welke mate de groep bijdraagt aan herstel Welk inkomenseffect de bijdrage aan herstel heeft
71
Het bestuur beseft zich dat de bovengenoemde inschatting van de bijdrage per groep indicatief is. Op individueel niveau kunnen de effecten afwijkend zijn. Het bestuur combineert de bovengenoemde inzichten met gebeurtenissen uit het verleden (bijvoorbeeld de ontwikkeling van de levensverwachting) om te komen tot een evenwichtige afweging van de belangen van alle belanghebbenden. Communicatie Het bestuur van het pensioenfonds vindt het van groot belang dat de belanghebbenden (actieve deelnemers, gewezen deelnemers, gepensioneerden, Loders Croklaan B.V.) op een volledige, tijdige en duidelijke wijze worden geïnformeerd over het crisisplan en de maatregelen die worden ingezet tijdens een crisis. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar: De communicatie (van het crisisplan), voordat een crisis zich voordoet; De communicatie indien een crisis zich voordoet. De communicatie, voordat een crisis zich voordoet Het bestuur draagt zorg voor de voorbereiding van de communicatie. Het bestuur accordeert de communicatie, alvorens belanghebbenden daarvan kennis kunnen nemen. In de bestaande communicatie via de website wordt structureel aandacht besteed aan de financiële situatie van het pensioenfonds en eventuele consequenties. Bij nieuwe ontwikkelingen wordt extra communicatie ingezet door middel van het personeelsblad Oleum, een interne bedrijfsmededeling en de website (www.pensioenfondsdefracties.nl). Verdere invulling van het communicatiebeleid is neergelegd in het communicatieplan. Dit communicatieplan wordt jaarlijks geactualiseerd. Het crisisplan wordt opgenomen op de website. Jaarlijks zal in Oleum in het eerste kwartaal aandacht worden besteed aan het crisisplan en de daarin opgenomen maatregelen. Tevens zal jaarlijks in het jaarverslag aandacht besteed worden aan het crisisplan. De communicatie tijdens een crisis Tijdens een crisis worden alle communicatiemiddelen aangewend om belanghebbenden kennis te laten nemen van de (voorgenomen) maatregelen. Website Op de website wordt een nieuwsbericht geplaatst met daarin een korte opsomming van de (voorgenomen) maatregelen. Het Bestuur draagt zorg voor de tekst van het nieuwsbericht op de website. Nieuwsbrief In aanvulling op het bericht van de website wordt een nieuwsbrief opgesteld, met daarin een nadere toelichting op de financiële positie en de (voorgenomen) maatregelen. De nieuwsbrief wordt opgenomen op de website en tevens per post verstuurd naar alle actieven, gewezen deelnemers en gepensioneerden. Het Bestuur draagt zorg voor de nieuwsbrief. Bijeenkomst Indien het Bestuur dit noodzakelijk acht, wordt een bijeenkomst georganiseerd voor alle actieven, gewezen deelnemers en gepensioneerden. Het Bestuur van het fonds draagt zorg voor de organisatie van de bijeenkomst. Het Bestuur van het fonds draagt zorgt voor de in de bijeenkomst te houden presentatie(s). Persoonlijke communicatie Indien er sprake is van korting van pensioenaanspraken en –rechten worden actieve en inactieve deelnemers in een persoonlijke brief op de hoogte gesteld van de consequenties voor hun pensioenaanspraken en –rechten. 72
Communicatie met DNB Voorafgaande aan de communicatie met de (actieve en inactieve) deelnemers en het plaatsen van een bericht op de website wordt DNB schriftelijk op de hoogte gesteld van de voorgenomen maatregelen. Het Bestuur neemt hiertoe het initiatief. Het contact met DNB loopt vervolgens via de secretaris van het fonds. Communicatie met het Verantwoordingsorgaan Voorafgaande aan de communicatie met de (actieve en inactieve) deelnemers en het plaatsen van een bericht op de website wordt het verantwoordingsorgaan door het Bestuur in een persoonlijk gesprek op de hoogte gesteld van de voorgenomen maatregelen. Telefonische vragen belanghebbenden In de nieuwsbrief, op de website en in de persoonlijke communicatie wordt het telefoonnummer van de secretaris opgenomen. Belanghebbenden kunnen dit nummer bellen met vragen. Loders Croklaan B.V. Voorafgaande aan de communicatie met de (actieve en inactieve) deelnemers en het plaatsen van een bericht op de website wordt de bestuurder in een persoonlijk gesprek met de voorzitter en de secretaris van het pensioenfonds op de hoogte gesteld van de voorgenomen maatregelen. Pers De secretaris van het pensioenfonds staat de pers te woord. Besluitvormingsproces Op het moment dat zich een crisissituatie voordoet nemen de voorzitter en de secretaris de leiding als het gaat om het in gang zetten van die zaken die noodzakelijk zijn om als fonds adequaat te kunnen reageren: Het plannen van één of meerdere bestuursvergaderingen Het vastleggen van besluitvorming De coördinatie van besluitvorming De coördinatie van communicatie De communicatie Besluitvorming vindt plaats door het Bestuur. Overeenkomstig artikel 7 van de statuten dienen tenminste vier bestuursleden ter vergadering aanwezig te zijn.
73
Belangrijkste uitgangspunt in de besluitvorming is en blijft ook in een crisissituatie evenwichtige belangenbehartiging. Onderstaand is (kort) omschreven welke partijen een rol spelen op welk moment in het nemen van (crisis) maatregelen als een crisis zich voordoet.
Het niet (volledig) toekennen van toeslagen Het verhogen van de premiemarge: Door verlagen van de pensioengrondslag Door verhoging van de premie Het wijzigen van het strategisch beleggingsbeleid Het korten van pensioenaanspraken en rechten
Het Bestuur is bevoegd het toeslagenbeleid van het fonds aan te passen. Het Bestuur doet een voorstel. Loders Croklaan B.V. besluit Het bestuur is bevoegd over te gaan tot een aanpassing van het strategisch beleggingsbeleid. Als uiterste redmiddel is het bestuur op grond van artikel 14 van de statuten bevoegd om over te gaan tot het verminderen van de ten laste van het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten indien en voor zover wordt voldaan aan de voorwaarden die hieraan zijn gesteld in artikel 134 van de Pensioenwet. Voorafgaande aan dit besluit vindt overleg plaats tussen het Bestuur en Loders Croklaan B.V. ten einde de (verdere) inzet van de overige maatregelen te bespreken
Het Bestuur neemt het initiatief tot het opstellen van een nieuwsbrief, de tekst op de website en (indien van toepassing) het organiseren van een bijeenkomst. De teksten worden geaccordeerd door het Bestuur van het fonds.
74
Bijlage 5 – Incidentenbeleid Inleiding Incidenten kunnen een gevaar vormen voor de integere en beheerste bedrijfsvoering van Stichting Pensioenfonds De Fracties (verder: het pensioenfonds). Deze Incidentenregeling geeft aan welke stappen gevolgd worden als het vermoeden bestaat dat er sprake is van een Incident binnen het fonds. Doel van deze regeling is het voorkomen van schade aan de beheerste en integere bedrijfsvoering en goede naam van het fonds, alsmede het beperken van mogelijke gevolgschade. Daarnaast wil het fonds leren van Incidenten om herhaling te voorkomen. Het pensioenfonds streeft er naar een betrouwbare, transparante en lerende organisatie te zijn. Daarbij past een cultuur waarin medewerkers Incidenten kunnen melden en waarin helder is hoe met deze melding zal worden omgegaan. Met deze regeling geeft het pensioenfonds mede uitvoering aan de vereisten van de Wet op het financieel toezicht (Wft), de Pensioenwet en de Code Pensioenfondsen. De Pensioenwet schrijft voor dat een pensioenfonds zijn organisatie zodanig inricht dat deze een beheerste en integere bedrijfsvoering waarborgt. Voor meer informatie kunt u artikel 143 van de Pensioenwet raadplegen en de artikelen 18 en 19 van het Besluit FTK voor pensioenfondsen met de bijbehorende toelichting. Omdat sommige Incidenten een gevaar (kunnen) vormen voor de beheersing en de integriteit van de bedrijfsvoering, is het van belang dat deze kunnen worden gemeld, zorgvuldig worden vastgelegd en afgehandeld. In het Besluit FTK voor pensioenfondsen en de bijbehorende toelichting is dit nader uitgewerkt. Het Besluit FTK voor pensioenfondsen stelt dat pensioenfondsen een systematische analyse moeten maken van integriteitrisico’s en dat ten minste beleid, procedures en maatregelen aanwezig moeten zijn ten aanzien van integriteitgevoelige functies en Incidenten. De Code Pensioenfondsen bepaalt tenslotte dat een bestuur er voor zorg moet dragen dat alle personen die betrokkene zijn bij of financieel afhankelijk zijn van het fonds, zonder gevaar voor hun positie, de mogelijkheid hebben te rapporteren over onregelmatigheden van algemene, operationele en financiële aard. Dit kan gaan om onregelmatigheden zowel binnen het pensioenfonds als bij partijen aan wie taken worden uitbesteed. Daarnaast moet duidelijk worden vastgelegd bij wie en op welke wijze hierover gerapporteerd kan worden. Met deze regeling wordt voorzien in deze eisen.
1 Definities Toezichthouder De Nederlandsche Bank (DNB), de Autoriteit Financiële Markten (AFM), het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP), de Autoriteit Consument en Markt (ACM), de fiscus en overige publieke toezichtorganen met jurisdictie ten aanzien van (de werkzaamheden van) het pensioenfonds. Incident Een gebeurtenis die een ernstig gevaar vormt of kan vormen voor de beheerste en integere bedrijfsuitoefening van het pensioenfonds, en/of een gebeurtenis waarbij directe of indirecte financiële schade ontstaat door ontoereikende of falende interne processen, verbonden personen of systemen of door externe gebeurtenissen Er wordt een onderscheid gemaakt tussen Operationele Incidenten en Overige Incidenten.
75
Operationele Incidenten Een Incident dat plaats heeft gevonden in de dagelijkse uitvoering van de werkzaamheden door het pensioenfonds en waarbij er een inbreuk is geweest op de beheerste bedrijfsvoering. Overige Incidenten Alle Incidenten, die niet beschouwd kunnen worden als Operationele Incidenten. Onder overige Incidenten worden in ieder geval verstaan: een (dreigende) bewuste schending van wet- en regelgeving; een (dreiging van) bewust onjuist informeren van publieke organen; een (dreigende) schending van binnen het pensioenfonds geldende gedragsregels; (een dreiging van) het achterhouden, vernietigen of manipuleren van informatie over deze feiten. een ernstig gevaar voor de integere bedrijfsuitoefening van het pensioenfonds; gebeurtenissen die kunnen leiden tot een groot afbreukrisico in de media; fraude, misleiding, bedrog, verduistering of diefstal door een of meer personen in zijn/hun hoedanigheid van Verbonden persoon; een (mogelijk) aanwijzing van een Toezichthouder, een last onder dwangsom of het voornemen om een bestuurlijke boete op te leggen; overige strafbare feiten. Compliance Officer De functionaris die als Compliance Officer is benoemd. Verbonden personen Een medewerker van het pensioenfonds, onafhankelijk van de duur waarvoor of de juridische basis waarop hij werkzaam is; - Bestuurders van het pensioenfonds - Andere (categorieën) personen die zijn aangewezen door het pensioenfonds als Verbonden persoon. 2 Melden, beoordelen en vastleggen van Incidenten 1. Iedere verbonden persoon die een (dreigend) Incident constateert is gehouden dit te melden aan de Compliance Officer. Een melding kan zowel schriftelijk, elektronisch als mondeling worden gedaan. 2. De Compliance Officer beoordeelt de melding en bepaalt of er sprake is van een Incident en zo ja, of er dan sprake is van een Operationeel dan wel een Overig Incident. Dit oordeel wordt vastgelegd. 3. Meldingen van Incidenten en de beoordeling van de Compliance Officer van het Incident worden geregistreerd in het Incidentenregister. Gedurende het verdere proces worden in het dossier de naar het oordeel van de Compliance Officer relevante documenten opgenomen, zoals de communicatie tussen de verschillende betrokkenen, de rapportages en de resultaten van eventueel onderzoek. 4. De Compliance Officer brengt de melder van zijn beoordeling op de hoogte. Dit kan zowel schriftelijk, elektronisch als mondeling worden gedaan.
76
3 Behandeling en afronding van Incidenten 1. Indien de Compliance Officer van mening is dat er sprake is van een Operationeel Incident brengt hij de leidinggevende van de afdeling waar zich het Operationeel Incident heeft voorgedaan op de hoogte. Indien de Compliance Officer van mening is dat er sprake is of kan zijn van een Overig Incident brengt hij het Bestuur op de hoogte. 2. De afdeling waar zich het Operationele Incident heeft voorgedaan, behandelt het Operationele Incident. De leiding gevende coördineert de afhandeling van het Operationele Incident met, afhankelijk van de aard van het Operationele Incident, ondersteuning van de Compliance Officer. 3. De Compliance Officer behandelt de Overige Incidenten, tenzij het Bestuur, na advies van de Compliance Officer, besluit dat, gelet op de aard of achtergronden van het Overige Incident, afwikkeling door een andere functionaris of een speciaal daarvoor te benoemen Onderzoekscommissie de voorkeur geniet. Een Onderzoekscommissie kan bestaan uit medewerkers van het fonds en/of externe deskundigen. 4. Tijdens de onderzoekswerkzaamheden worden, als een onderzoek naar een of meerdere Verbonden personen onderdeel van deze werkzaamheden vormt, de regels die gelden voor het doen van een Persoonsgericht Onderzoek, zoals beschreven in artikel 8, in acht genomen. 5. Als een onderzoek wordt verricht door een andere persoon dan de Compliance Officer of door een Onderzoekscommissie is/zijn de onderzoeker(s) gehouden de Compliance Officer op de hoogte te brengen en te houden van alle ontwikkelingen in het onderzoek. 6. De Compliance Officer bewaakt de voortgang van het meldproces, het onderzoek, alsmede de opvolging van acties en rapporteert hierover aan het Bestuur. 4 Afronding Incidenten Na de behandeling van elk Incident worden, ter afronding, door het pensioenfonds maatregelen genomen. De genomen maatregelen zullen zijn gebaseerd op de aard van het Incident en de daaruit voortvloeiende gevolgen. De maatregelen kunnen onder meer zijn gericht op het beheersen en beperken van het optredende risico, het bevestigen van geldende normen en het voorkomen van negatieve effecten – zowel intern als extern – van het Incident om herhaling in de toekomst te voorkomen. De eindverantwoordelijkheid voor de afronding van het Incident en de eventuele getroffen maatregelen ligt bij het Bestuur. 5 Rapportage 1. De voortgang van de afhandeling van Incidenten wordt in de vergadering van het Bestuur geagendeerd. Het Bestuur is eindverantwoordelijk voor het toezien op de opvolging van de genomen acties. Namens het Bestuur kunnen Compliance Officer en/ of het Management toezien op de daadwerkelijke opvolging. 2. In de rapportage(s), zoals die periodiek aan het Bestuur worden aangeboden, wordt inzicht gegeven in het aantal Incidenten dat zich de betreffende periode heeft voorgedaan en de aard daarvan. Tevens bevat de rapportage informatie over de voortgang van de afhandeling van Incidenten en naar aanleiding van deze Incidenten genomen maatregelen.
77
6 Rol Voorzitter 1. Indien de aard van het Incident snel handelen vereist is de Voorzitter, of diens plaatsvervanger, bevoegd om namens het Bestuur een (voorlopig) besluit te nemen. 2. De Voorzitter is gehouden om de overige leden van het Bestuur zo snel mogelijk op de hoogte te brengen van de door hem verrichte acties en genomen (voorlopige) besluiten en deze, indien nodig, alsnog ter definitieve besluitvorming aan het Bestuur aan te bieden. 7 Melden toezichthouder en overige communicatie 1. Door of namens het Bestuur wordt onverwijld de relevante Toezichthouder over een Incident geïnformeerd als: aangifte is of wordt gedaan bij justitiële autoriteiten; het voortbestaan van het fonds wordt bedreigd of zou kunnen worden bedreigd; er sprake is van een ernstige tekortkoming in de opzet en werking van de maatregelen ter bevordering of handhaving van een integere bedrijfsvoering door het pensioenfonds; mede gelet op verwachte publiciteit, rekening behoort te worden gehouden met (een ernstige mate van) reputatieschade voor het pensioenfonds; of de ernst, de omvang of de overige omstandigheden van het Incident in aanmerking genomen, de Toezichthouder in verband met haar toezichtstaak redelijkerwijs, of op basis van een wettelijke verplichting, behoort te worden geïnformeerd. 2. De Toezichthouder zal op de hoogte worden gebracht van alle feiten, omstandigheden en achtergronden van het Incident, alsmede de maatregelen die naar aanleiding van het Incident zijn genomen. 3. Het Bestuur beslist over de communicatie, zowel intern als extern, met betrekking tot incidenten. Door het Bestuur wordt, na advies van de Compliance Officer, besloten of en wanneer andere organen van het pensioenfonds, stakeholders en overige belanghebbenden op de hoogte worden gebracht van een Incident. 8 Persoonsgericht onderzoek 1. Als er een redelijk vermoeden bestaat dat een Verbonden persoon verantwoordelijk is voor/ zich schuldig heeft gemaakt aan een Incident, of als daar naar het oordeel van het Bestuur aanleiding toe bestaat. kan een persoonsgericht onderzoek worden ingesteld. De persoon naar wie het persoonsgericht onderzoek zich richt wordt onverwijld op de hoogte gebracht van het persoonsgericht onderzoek. 2. Een persoonsgericht onderzoek wordt ingesteld binnen een redelijke termijn, nadat er voldoende aanwijzingen bekend geworden zijn dat de betreffende Verbonden persoon zich schuldig heeft gemaakt aan het Incident. 3. De Verbonden persoon naar wie het persoonsgericht onderzoek verricht wordt, wordt in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken. Zijn zienswijze wordt schriftelijk vastgelegd. 4. Door of namens het Bestuur worden een of meerdere personen of organisaties aangewezen die het persoonsgericht onderzoek verrichten. 5. Indien het onderzoek en/of het belang van het pensioenfonds dit vereist, kan, in overleg met het Bestuur, door de onderzoeker(s) opdracht gegeven worden om bepaalde gegevens of zaken veilig te stellen. Daartoe wordt een belangenafweging gemaakt. Voor het inzien van persoonlijke informatie is toestemming van het Bestuur vereist. 6. Een persoonsgericht onderzoek vindt op een integere en zorgvuldige wijze plaats.
78
Toegezien wordt op de in acht te nemen zorgvuldigheid, waarbij de belangen van het pensioenfonds, het belang van de persoon dan wel de personen naar wie het onderzoek zich richt en de belangen van overige betrokkenen redelijkerwijs in acht worden genomen. Het persoonsgericht onderzoek wordt binnen een redelijke termijn uitgevoerd. 7. Na de uitvoering van een persoonsgericht onderzoek, wordt een schriftelijk Advies uitgebracht aan het Bestuur. Het op schrift gestelde advies wordt door de Compliance Officer bewaard. 8. Alle relevante documenten, daaronder begrepen de zienswijze van de verschillende betrokkenen, rapportages en het op schrift gestelde advies worden opgenomen in een dossier. 9 Meldingen en geheimhouding 1. Meldingen van een Incident kunnen anoniem gedaan worden. Indien aanvullende informatie benodigd is in het belang van het onderzoek, kan de Verbonden persoon worden verzocht zijn medewerking hieraan te verlenen. De Verbonden persoon is hiertoe niet verplicht. 2. Meldingen van een Incident worden vertrouwelijk behandeld. De identificatiegegevens van de melder worden niet opgenomen in de communicatie naar derden. Ook indien de melder geen belang hecht aan anonimiteit zal zijn identiteit alleen dan worden vrijgegeven in communicatie, wanneer daartoe een wettelijke verplichting bestaat. 3. Incidentendossiers worden in een beveiligde omgeving bewaard. Indien er sprake is van de betrokkenheid van een verbonden persoon worden zijn identificatiegegevens op een zodanige wijze bewaard dat alleen de Compliance Officer en de Voorzitter van het Bestuur toegang hebben tot deze gegevens. 4. Een ieder die uit hoofde van deze regeling informatie verkrijgt over (de melding van) een Incident, betracht daarover uiterste geheimhouding, tenzij op basis van deze regeling of bij of krachtens de wet de bevoegdheid of de verplichting bestaat om die informatie aan een derde te verschaffen. 5. Indien voor de afronding van het Incident openheid van zaken is vereist, kan het bestuur beslissen dat de verplichting tot geheimhouding geheel of gedeeltelijk vervalt. 10 Omgang met meldingen 1. Het pensioenfonds gaat er altijd van uit dat een melding van een Incident te goeder trouw is gedaan, tot het moment dat zij overtuigd is geraakt van het tegendeel. 2. Het pensioenfonds draagt er zorg voor dat een melder, ongeacht de wijze waarop hij melding heeft gemaakt van een Incident, op geen enkele wijze in zijn positie bij het pensioenfonds benadeeld wordt, voor zover te goeder trouw gehandeld is. 3. Het pensioenfonds draagt er zorg voor dat niemand wordt benadeeld in zijn of haar positie bij het pensioenfonds vanwege het uitoefenen van de taken en/of verplichtingen uit deze regeling. 4. In geval van intrekking van een melding zal het pensioenfonds, ongeacht de wijze waarop melding is gemaakt van een Incident, zich ervan vergewissen dat de intrekking niet onder invloed van dreigementen of door omkoping heeft plaatsgevonden. 5. Een Verbonden persoon die willens en wetens heeft deelgenomen aan of veroorzaker is van een Incident, zal bij melding van dit Incident geen recht kunnen ontlenen aan de beschermingsmaatregelen zoals die gelden voor een te goeder trouw handelende Verbonden persoon.
79
11 Klokkenluidersregeling 1. Als het belang van het pensioenfonds, van derden of de bescherming van de eigen positie van de Verbonden persoon dit vraagt (bijvoorbeeld omdat hij vreest dat een melding nadelige gevolgen kan hebben voor zijn positie of indien aan een eerdere melding geen gevolg is gegeven), kan de Verbonden persoon een Incident melden bij de daarvoor aangewezen vertrouwenspersoon, conform de Klokkenluidersregeling van het pensioenfonds. 2. Het oordeel van de Verbonden persoon dat een melding dient plaats te vinden op de wijze zoals beschreven in de Klokkenluidersregeling is doorslaggevend. De Vertrouwenspersoon zal vervolgens het Incident melden conform de eisen uit de Klokkenluidersregeling. 11 Omgang met ongewenst gedrag Door het pensioenfonds is, in het kader van het algemene arbeidsomstandighedenbeleid, een beleid ongewenst gedrag vastgesteld. Als het Incident een ongewenste gedraging van een andere Verbonden persoon betreft kan het Incident worden gemeld op de wijze zoals beschreven in dit beleid Omgang met ongewenst gedrag. 12 Overig Deze regeling is vastgesteld ter vergadering van 29 januari 2015 en treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.
80