Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
Actuariële en bedrijfstechnische nota
augustus 2014
107512/109623
Inhoudsopgave 1. INLEIDING.......................................................................................................................................... 1 2 . ORGANISATIE VAN SPV ................................................................................................................ 2 2.1 Verdeling taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden .......................................... 2 2.2 Externe deskundigen en uitbestede werkzaamheden .................................................... 4 2.3 Wijze van functioneren, informatieverstrekking en verslaglegging .............................. 8 2.4 Controlemechanismen....................................................................................................... 8 2.5 Deskundigheid en educatie ............................................................................................. 10 2.6 Maatschappelijke verantwoordelijkheid ......................................................................... 10 3. PENSIOENREGELING..................................................................................................................... 11 3.1 Beroepspensioenvereniging ........................................................................................... 11 3.2. Uitvoeringsovereenkomst .............................................................................................. 11 3.3 Deelneemerschap............................................................................................................. 11 3.4 De inhoud van de pensioenregeling ............................................................................... 11 4. HERVERZEKERING ........................................................................................................................ 13 5. BALANSOPSTELLING .................................................................................................................... 14 5.1. De voorziening pensioenverplichtingen ....................................................................... 14 5.2. De voorziening arbeidsongeschiktheidsrisico's .......................................................... 14 5.3. De algemene reserve ...................................................................................................... 15 6. BELEGGINGSBELEID ..................................................................................................................... 16 6.1. Het strategisch beleggingsbeleid .................................................................................. 16 6.2. Opzet vermogensbeheer ................................................................................................ 17 6.3. Risicometing en -beheersing ......................................................................................... 17 6.4. Resultaatsevaluatie ......................................................................................................... 22 6.5. Waarderingsgrondslag ................................................................................................... 22 7. BELEID MET BETREKKING TOT INKOOPTARIEVEN/PREMIESTELLING .................................. 23 7.1. Inkooptarieven ................................................................................................................. 23 7.2. Kostendekkende premie ................................................................................................. 24 7.3. Gedempte kostendekkende premie ............................................................................... 24 7.4. Feitelijke premie .............................................................................................................. 25 8. TOESLAGBELEID ........................................................................................................................... 26 8.1. Onvoorwaardelijke toeslagbeleid .................................................................................. 26 8.2. Voorwaardelijke toeslagbeleid ....................................................................................... 26 9. VEREIST EIGEN VERMOGEN EN STURINGSMIDDELEN ............................................................ 27 9.1. Vereist eigen vermogen .................................................................................................. 27 9.2. Beleggingsbeleid............................................................................................................. 27 9.3. Toeslagbeleid .................................................................................................................. 27 9.4. Premiebeleid .................................................................................................................... 27 9.5 Noodclausule .................................................................................................................... 27 9.6. Continuïteitsanalyse ....................................................................................................... 28 Bijlage 1: Selectie- en monitoringproces vermogensbeheerders Bijlage 2: Vaststelling MVEV en VEV Bijlage 3: Financieel crisisplan
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
1
1. INLEIDING Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen (SPV) is een beroepspensioenfonds als bedoeld in artikel 1 lid 1 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Wvb). Uit het gestelde in artikel 140, lid 1 van de Wvb vloeit voort dat een beroepspensioenfonds een actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn) dient vast te stellen. De inhoud van deze abtn dient zodanig te zijn, dat De Nederlandsche Bank (DNB) tot een oordeel kan komen over de wijze waarop wordt voldaan aan het bepaalde bij of krachtens de artikelen 35, 103, 131 tot en met 132 en 138 van de Wvb. Voorts bevat deze abtn een beschrijving van het beleggingsbeleid en de sturingsmiddelen. Deze abtn is vastgesteld op 28 augustus 2014 geldt met ingang van 1 juli 2014 en vervangt alle voorgaande nota’s. Het bestuur is te allen tijde bevoegd deze abtn te wijzigen.
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
2
2 . ORGANISATIE VAN SPV 2.1 Verdeling taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden SPV wordt bestuurd door het bestuur, bestaande uit ten minste vijf en maximaal zeven leden. Bestuursleden zijn deelnemers of gewezen deelnemers die aanspraken hebben op ouderdomspensioen van SPV of gepensioneerde deelnemers in de pensioenregeling. Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter, een penningmeester en een secretaris. Alle bestuursleden worden benoemd door het Bestuur, na het horen van het verantwoordingsorgaan over de procedure, op voordracht van de Deelnemersvereniging Pensioenfonds Verloskundigen. Het bestuur is verantwoordelijk voor het beheer van SPV en de vaststelling of wijziging van statuten en pensioenreglement en de uitvoering van de pensioenregeling zoals vastgelegd in het pensioenreglement. Het bestuur heeft onder andere de volgende bevoegdheden:
vaststellen en/of wijzigen van uitvoeringsbesluiten.
aangaan en ontslaan van contractuele verplichtingen met derden (waaronder benoeming administrateur, vermogensbeheerder, etc).
benoeming accountant en actuaris.
Statutair vergadert het bestuur zo dikwijls als de voorzitter of tenminste twee andere bestuursleden dit wenselijk achten, doch tenminste acht keer per jaar. Het bestuur stelt jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het verstreken boekjaar het jaarverslag over het verstreken boekjaar met daarin opgenomen de jaarrekening vast. Het bestuur verstrekt aan DNB de staten op de wijze zoals voorgeschreven in de Wvb. Het bestuur voert periodiek overleg met het bestuur van de deelnemersvereniging. Tevens voert het bestuur periodiek overleg met het bestuur van de Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen. Het bestuur van SPV heeft een verantwoordingsorgaan ingesteld. Het verantwoordingsorgaan adviseert het bestuur en toetst het gevoerde beleid van SPV. Het verantwoordingsorgaan kent minimaal vier en maximaal zes leden. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit vertegenwoordigers van deelnemers en pensioengerechtigden. In het verantwoordingsorgaan zijn de deelnemers en de pensioengerechtigden evenredig op basis van onderlinge getalsverhoudingen vertegenwoordigd. De leden vormen een evenwichtige afspiegeling van de verschillende doelgroepen. Het bestuur van SPV overlegt ten minste tweemaal per jaar met het verantwoordingsorgaan over het beleid en de resultaten daarvan. Het bestuur bespreekt met het verantwoordingsorgaan de rapportage van het intern toezicht en de eventueel daarop gebaseerde (voorgenomen) bestuursbesluiten. Het bestuur legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het beleid, de wijze waarop dit is uitgevoerd en de naleving van de Code Pensioenfondsen. Daarnaast kent het verantwoordingsorgaan ook een aantal adviesrechten. De taken en verantwoordelijkheden van het verantwoordingsorgaan zijn vastgelegd in het Reglement Verantwoordingsorgaan.
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
3
Het intern toezicht wordt gevormd door een visitatiecommissie en bestaat uit ten minste drie onafhankelijke deskundigen. Het intern toezicht wordt in opdracht van het bestuur van SPV geleverd. Het intern toezicht rapporteert aan het bestuur van SPV. Het bestuur benoemt de leden van de visitatiecommissie na advies van het verantwoordingsorgaan. De visitatiecommissie heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in het fonds. De visitatiecommissie is ten minste belast met het toezien op adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging door het bestuur. Dat laatste houdt in dat beoordeeld wordt of er een evenwichtige belangenafweging is geweest. Verder betrekt de visitatiecommissie de naleving van de Code Pensioenfondsen bij zijn taak. De bevindingen van het intern toezicht, het oordeel van het verantwoordingsorgaan en de reactie van het bestuur daarop worden vermeld in het eerstvolgende jaarverslag van SPV. De visitatie vindt ten minste een keer per jaar plaats. Het bestuur heeft een Commissie Beoordeling Arbeidsongeschiktheid, bestaande uit een arts en een arbeidsdeskundige, aangewezen voor het vaststellen van de blijvende algehele arbeidsongeschiktheid van een deelnemer. De Commissie rapporteert jaarlijks over de behandelde aanvragen. De Commissie werkt volgens de procedure premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid. Hierin is onder andere bepaald dat in geval er een bezwaarschrift wordt ingediend er een herbeoordeling volgt waarbij de Commissie wordt aangevuld met een door het bestuur aan te wijzen bestuurslid. Een bestuurslid van SPV evalueert ten minste één maal per jaar de door de commissie verrichte werkzaamheden. Ook heeft het bestuur een Commissie van Geschillen, bestaande uit een advocaat, een actuaris en een verloskundige. Een deelnemer of een gewezen deelnemer kan ten aanzien van de voor haar genomen beslissingen door het bestuur, omtrent de in het reglement opgenomen zaken, in beroep komen bij de Commissie van Geschillen. Binnen de kaders van het door het bestuur vastgestelde beleid wordt de uitvoering van het pensioen- en beleggingsbeleid uitbesteed aan externe pensioen- en vermogensbeheerder(s) en maakt het bestuur tevens gebruik van externe deskundigen (zie hoofdstuk 2.2). Het pensioenfonds ontwikkelt geen activiteiten die niet behoren tot de kerntaken van een pensioenfonds en heeft dus geen nevenactiviteiten.
4
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
Schematisch ziet het organigram van SPV er als volgt uit. Bestuur Verantwoordingsorgaan
Adviserend actuaris Towers Watson
Visitatiecommissie Certificerend accountant Mazars Certificerend actuaris Towers Watson Commissie van Geschillen Compliance Officer PGGM
T O E Z I C H T
A D V I S E R E N D
Beleggingscommissie
Communicatiecommissie
Commissie Pension Fund Governance
Commissie Beoordeling Arbeidsongeschiktheid Commissie Deelnemersdossiers
Werkgroepen
Pensioenbeheer en administratie: Syntrus Achmea Pensioenbeheer B.V. (SAPB)
Vermogensbeheer:
- Syntrus Achmea Vermogensbeheer B.V. (SAVB)
Figuur 1: Organisatieschema Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen 2.2 Externe deskundigen en uitbestede werkzaamheden Externe deskundigen Het bestuur benoemt, met inachtneming van artikel 43 Wvb de externe deskundigen, waaronder een adviserend actuaris, een certificerend actuaris en een externe accountant. Als adviserend actuaris is benoemd Towers Watson. Als certificerend actuaris is benoemd Towers Watson. Als certificerend accountant is benoemd Mazars De externe certificerende accountant controleert de getrouwheid van de jaarrekening en de verslagstaten ten behoeve van DNB. De accountant geeft de uitkomsten van de controle weer in een afzonderlijke controleverklaring bij de jaarrekening en bij de DNB-verslagstaten en rapporteert aan het bestuur zijn bevindingen omtrent de uitgevoerde controle. In de managementletter gericht aan het bestuur doet de accountant verslag van de eventueel geconstateerde tekortkomingen in de administratieve organisatie en de daarin besloten interne beheersmaatregelen en doet voorstellen tot mogelijke verbetering daarvan.
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
5
De certificerend actuaris controleert de technische voorzieningen die in de jaarrekening en DNBverslagstaten worden opgenomen en beoordeelt de toereikendheid van de technische voorzieningen en de financiële positie van SPV. De certificerend actuaris legt de bevindingen vast in een afzonderlijke actuariële verklaring bij de jaarrekening en de DNB-verslagstaten. De certificerend actuaris stelt jaarlijks ten behoeve van het bestuur een actuarieel verslag op omtrent de bevindingen en conclusies. De certificerend actuaris kan daarbij gebruik maken c.q. verwijzen naar de actuariële rapportages van SAPB en/of de adviserend actuaris. De adviserend actuaris ondersteunt en adviseert het bestuur terzake van onderwerpen betreffende de opzet en uitvoering van de pensioenregeling en andere actuariële vraagstukken en ontwikkelingen. De externe deskundigen kunnen gevraagd en ongevraagd aan het bestuur hun advies uitbrengen, waarbij de certificerend actuaris gebonden is aan het bepaalde in artikel 143 van de Wvb inzake diens onafhankelijkheid van het pensioenfonds. De door het bestuur aan een externe deskundige verleende opdracht wordt vastgelegd in een door partijen ondertekende opdrachtbrief, waarin de inhoud en de wijze van uitvoering van de verstrekte opdracht, alsmede de daaromtrent gemaakte afspraken over verantwoordelijkheid, aansprakelijkheid, duur, vergoedingen en andere voorwaarden worden vastgelegd. Het Dagelijks Bestuur evalueert periodiek de werkzaamheden van de adviseurs. Uitbestede werkzaamheden Als uitgangspunt voor het op structurele basis uitbesteden van bedrijfsprocessen hanteert het bestuur, in overeenstemming met artikel 43 Wvb, dat het handhaven van een beheerste en integere bedrijfsvoering inclusief maatregelen inzake fraudepreventie door de uitvoerende externe organisatie voldoende wordt gewaarborgd en dat de vorm en de wijze van uitbesteding de verantwoordelijkheid van het bestuur voor de organisatie en beheersing van de uitbestede bedrijfsprocessen en het toezicht daarop niet ondermijnen. Indien deze waarborgen niet worden verkregen wordt door het bestuur niet overgegaan tot uitbesteding van de betreffende bedrijfsprocessen. Het bestuur heeft met inachtneming van artikel 43 Wvb het pensioenbeheer en het vermogensbeheer volledig uitbesteed aan externe uitvoeringsorganisaties. Het pensioenbeheer is uitbesteed aan Syntrus Achmea Pensioenbeheer (SAPB). Het vermogensbeheer inclusief de selectie en monitoring van vermogensbeheerders is uitbesteed aan Syntrus Achmea Vermogensbeheer (SAVB). Verder belegt SPV sinds het najaar van 2010 in hypotheken (middels een hypothekenpool) via Syntrus Achmea Real Estate & Finance (SA REF), onder aansturing van SAVB. Een beschrijving van het selectie- en monitoringsproces is opgenomen in bijlage 1. De uitbestede bedrijfsprocessen inzake pensioenbeheer aan SAPB bestaan onder meer uit:
het voeren van de deelnemersadministratie, onder meer:
Berekening van de in te kopen pensioenaanspraken op basis van de ter beschikking gestelde premie;
De verzorging van bewijzen van deelnemerschap met opgave van de verzekerde pensioenaanspraken;
De vaststelling van de hoogte van pensioenbedragen bij de ingang van de pensioenen;
De berekening van de technische voorzieningen;
Controle en vastlegging van het beroepsinkomen en berekening van de verschuldigde premie;
Het verzorgen van aanvragen in het kader van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding;
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
6
Een periodieke verplichtstellingcontrole op basis van gegevens van de Koninklijke Nederlandse Organisatie voor Verloskundigen en het AGB-register van Vektis.
bestuursondersteuning en -advisering;
het verzorgen van het interne actuariaat;
het verzorgen van de uitvoering (her)verzekeringsovereenkomsten;
secretariële begeleiding;
incasso van pensioenpremies;
excasso van pensioenen;
financiële administratie en verslaglegging (jaarverslag, jaarrekening en DNB-verslagstaten).
Het aan SAVB uitbestede vermogensbeheer betreft onder meer:
Het bestuur adviseren en ondersteunen terzake van het strategische beleggingsbeleid, de in te zetten beleggingscategorieën en beleggingsrichtlijnen;
Implementatie van het beleggingsproces binnen de kaders van het strategische beleggingsbeleid en beleggingsrichtlijnen bestaande uit het selecteren en aanstellen van operationele vermogensbeheerders en/of het selecteren van beleggingsinstellingen en daarin deelnemen;
Portefeuillemanagement bestaande uit monitoring van de aangestelde operationele vermogensbeheerders en geselecteerde beleggingsinstellingen, alsmede het administreren en rapporteren van de resultaten.
Balansmanagement bestaande uit het adviseren over het afdekken van het renterisico, inflatierisico, valutarisico en zakelijke waarden risico, uitgaande van het strategische beleggingsbeleid, en het uitvoeren en monitoren van het afdekkingbeleid voor deze risico’s conform de beleggingsrichtlijnen.
Afspraken betreffende de uitbesteding zijn vastgelegd in afzonderlijke overeenkomsten tussen SPV enerzijds en de respectievelijke uitvoeringsorganisaties anderzijds. In de afzonderlijke overeenkomsten zijn alle relevante aspecten betreffende de uitbestede bedrijfsprocessen opgenomen en juridisch getoetst. Opgenomen relevante bepalingen zijn onder meer: beschrijving aard en omvang van de uitbesteding, werkwijze, taken en bevoegdheden, verantwoordelijkheden inclusief zorgplicht van de uitvoeringsorganisatie jegens het fonds, looptijd en tussentijdse beëindiging, aansprakelijkheid, vergoedingen, informatieverstrekking en geheimhouding, belangentegenstelling en compliance. Nadere afspraken over de kwaliteit en het kostenniveau van de uitbestede dienstverlening, alsmede de daaromtrent overeengekomen prestatiedoelen zijn vastgesteld in afzonderlijke Service Level Agreements (SLA’s), die integraal onderdeel zijn van de uitbestedingovereenkomsten. De overeenkomsten en de SLA’s voorzien in een evaluatie- en beheerprocedure om de bestaande dienstverlening aan te passen of nieuwe diensten toe te voegen. In overleg tussen het bestuur en de uitvoerders worden daarover afspraken gemaakt en contractueel vastgelegd. De afzonderlijke SLA’s zijn zodanig ingericht dat het bestuur inzicht heeft in de wijze van inrichting en uitvoering van de uitbestede bedrijfsprocessen en de daarin door de uitvoeringsorganisatie verankerde maatregelen van interne controle en risicobeheersing inclusief maatregelen gericht op fraudepreventie. Handhaving van de getroffen maatregelen gericht op een beheerste en integere bedrijfsvoering vindt plaats via interne en/of externe audits bij de uitvoeringsorganisaties. Omtrent de uitkomsten van deze audits wordt het bestuur geïnformeerd. Daarnaast heeft de externe accountant van SPV toegang tot alle gegevens en informatie betreffende de aan de pensioen- en vermogensbeheerders uitbestede werkzaamheden. In het kader van een integere bedrijfsvoering geldt voor de medewerkers van de uitvoeringsorganisaties SAPB en SAVB een gedragscode, die voldoet aan de daartoe door De Nederlandsche Bank gestelde eisen. Voor de
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
7
medewerkers van SAVB geldt een aanvullende gedragscode, die voldoet aan de daartoe door de Autoriteit Financiële Markten gestelde eisen. Het pensioenfonds toetst regelmatig of de wijze waarop de uitbestede bedrijfsprocessen worden uitgevoerd in overeenstemming is met de daartoe in de overeenkomsten en SLA’s vastgelegde afspraken. SAPB rapporteert daartoe ieder kwartaal aan het bestuur over de nakoming van de gemaakte afspraken door middel van een in de SLA afgesproken standaard SLA-rapportage (inclusief managementinformatie). Het bestuur kan de werkzaamheden van SAPB bijsturen aan de hand van deze SLA-rapportages. Het bestuur bespreekt zonodig de rapportages met de SAPB. Desgevraagd wordt aanvullende informatie beschikbaar gesteld om de werkzaamheden te kunnen beoordelen. SAVB rapporteert en informeert het bestuur door middel van in de SLA overeengekomen standaard maanden kwartaalrapportages omtrent de resultaten en ontwikkelingen in de beleggingsportefeuille (zie nader hoofdstuk 6). Deze rapportages worden door het bestuur met SAVB besproken en stellen het bestuur daarbij in staat de werkzaamheden van SAVB bij te sturen. De pensioen- en vermogensbeheerder leggen in een SLA-jaarrapportage verantwoording af aan het bestuur omtrent de kwalitatieve aspecten van de uitvoering van de in de SLA overeengekomen dienstverlening en daaromtrent afgesproken prestatiedoelen. Aan de hand van deze SLA-jaarrapportage evalueert het bestuur jaarlijks met de uitvoeringsorganisaties de wijze waarop de uitbestede werkzaamheden zijn uitgevoerd en in hoeverre daarbij de in de SLA gemaakte prestatieafspraken zijn nagekomen. De uitkomsten van deze evaluatie kunnen leiden tot wijzigingen van SLA afspraken en/of andere door partijen te nemen maatregelen. Terzake van onderuitbesteding (uitbesteding van werkzaamheden door SAPB en SAVB aan andere uitvoeringsorganisaties) is in de overeenkomst en SLA met de hoofdcontractant overeengekomen dat voor onderuitbesteding dezelfde uitgangspunten en voorwaarden gelden die ten grondslag liggen aan de overeenkomst en SLA met de hoofdcontractant en zijn vastgelegd in een modelovereenkomst en model-SLA voor onderuitbesteding. Voorts zijn in de overeenkomst en SLA met de hoofdcontractant voorwaarden opgenomen waaronder tot onderuitbesteding door de hoofdcontractant kan worden overgegaan en is geregeld dat Syntrus Achmea deze te allen tijde jegens het pensioenfonds verantwoordelijk is voor de onderuitbestede dienstverlening. Bij (de uitbesteding van) het vermogensbeheer dient de vermogensbeheerder zich te houden aan toepasselijke wet- en regelgeving, waaronder het op 1 januari 2013 in de Wft verankerde verbod op investeren in bedrijven die betrokken zijn bij de productie van clustermunitie welk verbod zal worden gehandhaafd door de AFM.
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
8
2.3 Wijze van functioneren, informatieverstrekking en verslaglegging De voorzitter stelt, in overleg met de bestuursadviseur van SAPB de agenda voor de bestuursvergaderingen vast. De externe deskundigen en adviseurs bereiden samen met het bestuur beleidsvoornemens voor en vertalen ontwikkelingen in de omgeving van SPV in concrete beslispunten voor het bestuur. Van de vergaderingen en de besluiten van het bestuur maakt SAPB een verslag en een actiepunten- en besluitenlijst. Het bestuur draagt de uitvoering van de besluiten op aan de verschillende partijen die betrokken zijn bij SPV. Zij bewaakt de voortgang van de uitvoering aan de hand van mondelinge of schriftelijke voortgangsrapportages. De Commissies werken binnen hun eigen taakgebied op dezelfde wijze als het bestuur. Voor de uitvoering van haar taak beschikt het bestuur structureel over de volgende management informatie:
maand- en kwartaalrapportages inzake het integrale vermogensbeheer in relatie tot de verplichtingen;
kwartaalrapportages aan DNB
kwartaal- en jaarrapportages in het kader van de afspraken die zijn overeengekomen in een Service Level Agreement. Onderdeel van deze rapportages zijn:
-
rapportage inzake de resultaten inzake de volledigheidscontrole;
-
verantwoording van de verrichte buitencontractuele werkzaamheden.
het al eerder gememoreerde jaarverslag met de daarbij behorende verklaringen en toelichtingen van de accountant en actuaris.
Het bestuur heeft de bestuursadviseur de opdracht gegeven om éénmaal per jaar een begroting op te stellen. Tot slot wordt elk kwartaal een rapportage over de gerealiseerde kosten aan het bestuur ter beschikking gesteld. Ter voorkoming van belangenconflicten en van misbruik of oneigenlijk gebruik van de bij SPV aanwezige informatie heeft SPV een gedragscode opgesteld. Deze gedragscode geldt voor de bestuursleden en de door het bestuur aangewezen personen en instanties. In het kader van een adequate beheersing van compliance risico’s en het toezicht op de naleving van de gedragscode, heeft het bestuur in 2011 een compliance officer van PGGM aangesteld. De externe compliance officer ondersteunt het bestuur bij de formulering van het compliance-beleid voortvloeiend uit de pensioenwetgeving en de Wet financieel toezicht en adviseert het bestuur over de gedragscode en actuele compliancevraagstukken. De externe compliance officer is voorts belast met de uitvoering van de monitoring van privé-beleggingstransacties van eventuele insiders en nevenfuncties, het omgaan met koersgevoelige informatie door insiders (“Chinese Walls”), de periodieke beoordeling van de aanwijzing van eventuele insiders. De externe compliance officer rapporteert jaarlijks aan het bestuur zijn bevindingen. 2.4 Controlemechanismen Het bestuur is verantwoordelijk voor de juiste en volledige registratie van het daadwerkelijke bedrijfsgebeuren van SPV. Daar een belangrijk gedeelte van de uitvoering van SPV is ondergebracht bij de pensioenadministrateur en de vermogensbeheerder zijn ook daar maatregelen genomen die de juiste en volledige registratie garanderen. De bevoegdheden van de pensioenadministrateur en de vermogensbeheerder zijn vastgelegd in afzonderlijke overeenkomsten, SLA’s en procuratieregelingen.
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
9
Verder zijn in dit kader bij de administrateur en de vermogensbeheerder onder andere de volgende specifieke maatregelen te noemen:
controletechnische functiescheiding. Enkele belangrijke voorbeelden: scheiding van taken en verantwoordelijkheden van deelnemersadministratie en uitkeringen, tussen deelnemersadministratie en incasso, vermogensbeheer en vermogensadministratie. Controlerende functies bij functionarissen binnen de afdeling boekhouding en intern actuariaat. Scheiding bij de vermogensbeheerder tussen advisering (Strategisch Pensioen Management) en uitvoering (Vermogensbeheer).
toepassen van vier ogen-principe bij de verwerking van mutaties.
duidelijk vastgelegde bevoegdhedenstructuur met betrekking tot de waarden binnen SPV. Uitgangspunten daarbij zijn het beperken van de bevoegdheden per persoon en het beperken van het aantal personen per bevoegdheid.
stelsel van maatregelen voor beveiliging van informatie: fysieke en logische toegangsbeveiliging, back up and recovery, uitwijkmogelijkheden, duidelijke changemanagement procedure.
toetsing van beleggingstransacties aan beleggingsrichtlijnen, rapportage van uitzonderingen.
klachtenprocedure en geschillenprocedrue.
SAPB en SAVB stellen tussentijds door middel van audits vast of de opzet en werking van de administratieve organisatie en de daarin opgenomen maatregelen van interne controle voldoen aan de daaraan te stellen eisen. Voor de vermogensbeheerder worden de processen en audits onderworpen aan de procedures vanuit de ISAE 3402 type II certificering. Jaarlijks wordt een ISAE 3402 type II rapportage en managementletter verstrekt aan het bestuur. In het kader van een integere bedrijfsvoering geldt voor de medewerkers van de uitvoeringsorganisaties een gedragscode, die voldoet aan de daartoe door DNB gestelde eisen. Voor de medewerkers van SAVB geldt een aanvullende gedragscode, die voldoet aan de daartoe door de Autoriteit Financiële Markten (AFM) gestelde eisen. Voor de vermogensbeheer medewerkers (account CIO, accountmanagers, beleggers en adviseurs) die een registratie hebben bij het Dutch Securities Institute (DSI) geldt dat zij periodiek een integriteitstoets (PIT) met succes dienen af te ronden en onderworpen zijn aan de gedragscode en procedures vanuit het DSI. SAPB informeert het bestuur elk kwartaal over de uitvoering middels de SLA-rapportage. Verder stelt de uitvoerder maandelijks door middel van audits vast of de administratieve organisatie en de daarin opgenomen maatregelen van interne controle werken. Hiervoor is de uitvoerder in het bezit van een ISAE 3402-II verklaring. De externe accountant zal het bestuur middels de managementletter attenderen op door hem geconstateerde leemtes in de administratieve organisatie en het stelsel van interne controlemaatregelen. Ter voorkoming van belangenconflicten en van misbruik of oneigenlijk gebruik van de bij SPV aanwezige informatie heeft SPV een gedragscode opgesteld. Deze gedragscode geldt voor de bestuursleden en de door het bestuur aangewezen personen en instanties. In 2008 is de gedragscode in samenwerking met een externe compliance officer van het Nederlands Compliance Instituut aangepast naar de modelgedragscode zoals opgesteld door de koepelorganisatie van de beroepspensioenfondsen, de Unie van Beroepspensioenfondsen. In 2011 is de gedragscode door de externe compliance officer (PGGM) getoetst. Op grond van de bevindingen van de compliance officer is de gedragscode aangepast.. Overige toezichthouders (AFM, DNB) dragen op hun beurt ook bij aan de toetsing van opzet, bestaan en werking van de Administratieve Organisatie/ Interne Controle (AO/IC) (door middel van bijvoorbeeld themaonderzoeken).
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
10
2.5 Deskundigheid en educatie Het bestuur heeft een deskundigheidsplan opgesteld. In dat plan is een deskundigheidsverdeling opgenomen. Het deskundigheidsplan inventariseert in hoeverre de vereiste deskundigheden binnen het bestuur voorhanden zijn, en indien en voor zover niet voorhanden, op welke wijze een verbetering van die deskundigheden wordt bewerkstelligd. Jaarlijks wordt het deskundigheidsplan na de uitgevoerde bestuursevaluatie geactualiseerd. Elk bestuurslid zorgt voor het verwerven en onderhouden van voldoende kennis op pensioengebied om zijn verantwoordelijkheid als bestuurslid waar te kunnen maken. Deze kennis wordt in principe een keer per jaar getoetst. Waar nodig zal zij haar kennis uitbreiden door het volgen van opleiding en cursussen. In de uitvoering van haar taken laat het bestuur zich bijstaan door adviseurs op diverse gebieden (accountant, actuaris en beleggingsadviseur). 2.6 Maatschappelijke verantwoordelijkheid Het bestuur ziet het als haar plicht en taak om uitvoering te geven aan de principes van maatschappelijk verantwoord beleggen. Daarbij hanteert het bestuur als uitgangspunt dat het pensioenfonds niet willens en wetens belegt in ondernemingen en instellingen die strafbare feiten plegen of moreel verwerpelijk gedrag vertonen. Aangezien het beheer over het belegde vermogen door het pensioenfonds is uitbesteed aan externe vermogensbeheerders wordt door het bestuur beoordeeld op welke wijze deze principes van duurzaam beleggen door de vermogensbeheerder worden ingevuld. Een wijziging van het beleid ten aanzien van verantwoord beleggen wordt besproken met het verantwoordingsorgaan.
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
11
3. PENSIOENREGELING 3.1 Beroepspensioenvereniging SPV voert de pensioenregeling uit die op verzoek van de beroepspensioenvereniging “Deelnemersvereniging Pensioenfonds Verloskundigen” door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is verplichtgesteld voor iedere verloskundige die de praktijk in Nederland voert en in Nederland woonachtig is. Per 1 januari 2015 wordt de verplichtstelling en de pensioenregeling gewijzigd. 3.2. Uitvoeringsovereenkomst Op grond van artikel 1 van de Wvb dient er over de uitvoering van de pensioenregeling een overeenkomst te worden gesloten tussen de deelnemersvereniging en SPV. De wederzijdse verantwoordelijkheden, rechten en (financiële) plichten van SPV en de deelnemersvereniging zijn vastgelegd in het pensioenreglement, rekening houdend met de in artikel 35 van de Wvb gestelde eisen inzake de inhoud van de uitvoeringsovereenkomst. Het pensioenreglement kwalificeert daarmee als uitvoeringsovereenkomst in de zin van de Wvb. 3.3 Deelnemerschap Deelnemer is iedere verloskundige die de praktijk in Nederland voert en in Nederland woonachtig is. Verloskundigen in loondienst op wie de pensioenregeling van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds of het Pensioenfonds Zorg en Welzijn van toepassing is, zijn vrijgesteld van deelneming. 3.4 De inhoud van de pensioenregeling De pensioenregeling is van kracht sinds 1 januari 1974 en is vastgelegd in het pensioenreglement. Basis voor de pensioenopbouw De door SPV verzekerde pensioenregeling kan worden gekarakteriseerd als een beschikbare-premie regeling. De jaarlijks voor pensioenopbouw ter beschikking gestelde premie wordt vastgesteld op basis van de pensioengrondslag in enig jaar. De pensioengrondslag is gelijk aan het beroepsinkomen van de deelnemer in dat jaar, verminderd met een franchise. Het voor de pensioenopbouw in aanmerking te nemen beroepsinkomen is gemaximeerd. Per 1 januari 2014 is dit maximum gelijk aan € 88.718. De franchise is per 1 januari 2014 gelijk aan € 21.175. De beschikbare premie wordt aangewend voor de inkoop van levenslang ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen alsmede de risicopremies voor arbeidsongeschiktheid en overlijden. Ouderdomspensioen De hoogte van het jaarlijks in te kopen ouderdomspensioen wordt bepaald met behulp van leeftijdsafhankelijke actuariële factoren, die jaarlijks door het bestuur worden vastgesteld. Het ouderdomspensioen wordt uitgekeerd vanaf de pensioenrichtleeftijd. Partnerpensioen De hoogte van het jaarlijks in te kopen partnerpensioen is gelijk aan 70% van het in te kopen ouderdomspensioen. Het partnerpensioen wordt opgebouwd ten behoeve van de echtgenoot, de geregistreerde partner van de deelnemer of de partner met wie de deelnemer een samenlevingsovereenkomst heeft gesloten. Bij overlijden vóór de pensioendatum van een actieve deelnemer wordt verondersteld dat het deelnemerschap van deze overleden deelnemer ongewijzigd tot aan de pensioendatum zou hebben
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
12
voortgeduurd, waarbij de toekomstige onvoorwaardelijke toeslagverlening buiten beschouwing wordt gelaten. Het vanaf de overlijdensdatum in te kopen partnerpensioen wordt dan gebaseerd op de laatstelijk vastgestelde pensioengrondslag. Wezenpensioen Het wezenpensioen bedraagt 20% van het partnerpensioen. Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid In geval van blijvende volledige arbeidsongeschiktheid wordt de premiebetaling tot uiterlijk pensioeningang maar niet langer dan tot de 65ste verjaardag overgenomen door SPV. De vrijgestelde premie wordt dan gebaseerd op de laatstelijk voor ingang van de arbeidsongeschiktheid vastgestelde pensioengrondslag. Gedurende de periode van premievrijstelling wordt deze pensioengrondslag jaarlijks verhoogd met het totaal van de onvoorwaardelijke en de voorwaardelijke toeslag onder aftrek van 3%-punten. Deze jaarlijkse verhoging kan niet negatief zijn. Toeslagen Op de opgebouwde pensioenaanspraken en ingegane pensioenrechten wordt jaarlijks een toeslag verleend van 2%. De opgebouwde en ingegane pensioenen van de gewezen deelnemers die op 31 december 2003 reeds inactief waren, worden jaarlijks met een onvoorwaardelijke toeslag van 2,5% verhoogd. Afhankelijk van de financiële positie van SPV kan het bestuur jaarlijks beslissen dat naast de onvoorwaardelijke toeslag een extra – voorwaardelijke – toeslag wordt verleend. Deze extra toeslagverlening wordt gedeeltelijk uit de premie gefinancierd. Voor de voorwaardelijke toeslagverlening is geen bestemmingsreserve gevormd. Premie De hoogte van de jaarlijkse premie bedraagt 12,1% van de pensioengrondslag. Keuzemogelijkheden bij pensionering Bij pensionering heeft de (gewezen) deelnemer de volgende keuzemogelijkheden: -
conversie van het ouderdomspensioen en bijbehorend partnerpensioen; Indien de deelnemer bij ingang van het ouderdomspensioen kiest voor conversie worden de pensioenen eenmalig verhoogd, maar wordt in ruil daarvoor de toekomstige jaarlijkse toeslag met 2%punt verlaagd.
-
vervroegen of uitstellen van het volledige ouderdomspensioen; De ingang van het ouderdomspensioen kan met maximaal tien jaar worden vervroegd of met vijf jaar worden uitgesteld. Het ouderdomspensioen en bijbehorend partnerpensioen worden in dat geval gereduceerd respectievelijk verhoogd.
-
uitruilen van partnerpensioen in ouderdomspensioen en andersom; Bij uitruil van partnerpensioen in ouderdomspensioen wordt het ouderdomspensioen verhoogd en het partnerpensioen verlaagd. Bij uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen gebeurt het omgekeerde.
-
gebruikmaken van de hoog/laag-regeling. Tenslotte heeft de deelnemer, die gekozen heeft voor conversie de mogelijkheid om voor een hoog/laag constructie te kiezen. In dat geval zal de verhouding tussen het hoge en het lage deel van het ouderdomspensioen 133:100 bedragen. De deelnemer heeft de keuze om het hoge deel 5 of 10 jaar te laten uitkeren. Toepassing van deze keuze heeft geen invloed op de hoogte van het partner- en wezenpensioen.
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
13
Alle omzettingen vinden plaats op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid. Wat betreft de hierbij gehanteerde actuariële grondslagen wordt aangesloten bij de inkooptarieven (zie hoofdstuk 7): -
Rekenrente: 4%
-
Overlevingstafels: o
mannen: berekeningsjaar 2014 (factoren 2014) AG-Prognosetafel 2012-2062 met ervaringssterfte op basis van Towers Watson Ervaringssterftemodel 2012.
o
vrouwen: berekeningsjaar 2014 (factoren 2014) AG-Prognosetafel 2012-2062 ervaringssterfte op basis van Towers Watson Ervaringssterftemodel 2012.
o
wezen: de sterfte voor wezen wordt verwaarloosd.
-
Leeftijdsverschil partners: de man wordt drie jaar ouder verondersteld dan de vrouw
-
Voor de sekseneutrale factoren wordt de verhouding 100% vrouw, 0% man gehanteerd
-
Er wordt rekening gehouden met toekomstige toeslagverlening van 3%.
4. HERVERZEKERING Gezien de omvang en het draagvlak van SPV worden alle risico’s voortvloeiende uit de aangegane pensioenverplichtingen volledig in eigen beheer gehouden.
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
14
5. BALANSOPSTELLING De technische voorzieningen bestaan uit de voorziening pensioenverplichtingen (VPV) en een overige technische voorziening, de voorziening arbeidsongeschiktheidsrisico’s. De algemene reserve is gelijk aan het eigen vermogen van SPV. 5.1. De voorziening pensioenverplichtingen De voorziening pensioenverplichtingen (VPV) wordt gebaseerd op de tot de balansdatum verkregen aanspraken op pensioen, met inbegrip van de verhogingen zoals die op grond van het voorwaardelijke toeslagbeleid aan de deelnemers zijn toegekend per 1 januari volgend op de balansdatum. De VPV wordt dusdanig vastgesteld dat zij toereikend is ter dekking van de verplichtingen van SPV. De toereikendheid van de VPV wordt jaarlijks door de certificerend actuaris getoetst. Aan de berekening van de VPV liggen de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen ten grondslag:
Rekenrente: rentetermijnstructuur als gepubliceerd door DNB
Toekomstige stijging: Het pensioenfonds kent een toeslagbeleid dat voor een deel onvoorwaardelijk en voor het overige voorwaardelijk is. Op basis van het onvoorwaardelijke deel van het toeslagbeleid worden de opgebouwde en ingegane pensioenen jaarlijks verhoogd met 2%. De onvoorwaardelijke toeslag op de pensioenenaanspraken van de deelnemers die per 31 december 2003 reeds inactief waren en per de balansdatum nog steeds inactief zijn, bedraagt 2,5%. De onvoorwaardelijke toeslag op de pensioenen van de pensioengerechtigden die ervoor hebben gekozen hun pensioen te converteren naar een hoger pensioen bij ingang bedraagt, afhankelijk van het van toepassing zijnde conversiepercentage, 2% respectievelijk 3%-punten minder dan de onvoorwaardelijke toeslag die van toepassing zou zijn, indien het pensioen niet was geconverteerd. Bij de vaststelling van de VPV wordt rekening gehouden met de contante waarde van deze in de toekomst te verlenen onvoorwaardelijke toeslagen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige voorwaardelijke toeslagen.
Overlevingstafels:
vrouwen: AG-Prognosetafel 2012-2062 met fondsspecifieke ervaringssterfte op basis van Towers Watson Ervaringssterfte model 2012;
mannen: AG-Prognosetafel 2012-2062 met fondsspecifieke ervaringssterfte op basis van Towers Watson Ervaringssterfte model 2012;
wezen: de sterfte voor wezen wordt verwaarloosd De prognosetafels worden toegepast met de sterftekansen voor 2014 als startpunt per 31 december 2013/1 januari 2014. De fondsspecifieke ervaringssterfte is opgenomen in een bijlage bij deze abtn.
Geboortedata: De leeftijd van de verzekerden wordt afgerond op een maand nauwkeurig.
Gezinssamenstelling: Voor alle niet-gepensioneerden wordt een partnerfrequentie van 100% aangenomen, waarbij bij mannen een vrouwelijke partner wordt verondersteld en vice-versa. Na de pensioendatum wordt uitgegaan van het bepaalde-partner systeem. Het leeftijdsverschil tussen een mannelijke en een vrouwelijke partner wordt op drie jaar gesteld.
Toekomstige administratiekosten: Ter dekking van toekomstige administratiekosten wordt in de VPV een kostenvoorziening opgenomen. De hoogte van deze voorziening voor toekomstige kosten wordt vastgesteld op basis van een projectie van de uitvoeringskosten die het pensioenfonds per (gewezen) deelnemer in toekomstige jaren verwacht te maken indien alle deelnemers (zowel actief als inactief) vanaf de balansdatum inactief
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
15
zouden zijn. De hierbij gehanteerde actuariële aannames komen overeen met de grondslagen die worden gehanteerd bij de berekening van de overige onderdelen van de VPV. Hierbij wordt uitgegaan van de volgende pensioenadministratiekosten voor het inactieve fonds, die jaarlijks door Syntrus worden opgegeven (bedragen zoals toegepast per 31 december 2013): -
Jaarlijkse vaste kosten (per 31 december 2013 € 20.551)
-
Jaarlijkse kosten per premievrije deelnemer (per 31 december 2013 € 21)
-
Jaarlijkse kosten per pensioengerechtigde (per 31 december 2013 € 62)
-
Eenmalige kosten bij pensionering (per 31 december 2013 € 180)
-
Eenmalige kosten bij overlijden (per 31 december 2013 € 182)
In de projectie wordt naast deze jaarlijkse administratiekosten voor één jaar € 532.769 aan kosten meegenomen in verband met de kosten voor controle en advies, de bestuurskosten, de kosten voor de website en overige kosten. Dit is gebaseerd op de verwachting dat, in het geval het fonds inactief wordt, de opgebouwde aanspraken na één jaar overgebracht worden naar een verzekeraar. Bij projectie is rekening gehouden met een toekomstige stijging van de uitvoeringskosten met 2% per jaar.
Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid: De schadereserve voor arbeidsongeschikte deelnemers met premievrije pensioenopbouw is gelijk aan de contante waarde van de tot de pensioendatum vrijgestelde premies berekend op basis van de hiervoor genoemde actuariële grondslagen. Gedurende de periode van premievrijstelling wordt de pensioengrondslag jaarlijks verhoogd met het totaal van de onvoorwaardelijke en de voorwaardelijke toeslag onder aftrek van 3%-punten. Deze jaarlijkse verhoging kan niet negatief zijn. Om deze reden wordt bij de bepaling van de schadereserve rekening gehouden met een gelijkblijvende pensioengrondslag.
Wezenpensioen: Ter dekking van de aanspraken op wezenpensioen wordt een opslag van 3% gelegd op de VPV die wordt aangehouden voor het niet-ingegane partnerpensioen van actieven, premievrijen en arbeidsongeschikten.
Uitbetalingswijze: Voor de berekening van de VPV wordt ervan uitgegaan dat de pensioenen op continue wijze worden uitbetaald.
Toe- en uittredingen: In verband met het gekozen financierings- en reserveringssysteem leiden toe- en uittredingen voor SPV niet tot actuariële voor- of nadelen.
5.2. De voorziening arbeidsongeschiktheidsrisico’s Ter dekking van nog niet ingegane arbeidsongeschiktheidsschades wordt een voorziening arbeidsongeschiktheidsrisico’s aangehouden ter dekking van de verwachte schades voor deelnemers die per balansdatum ziek zijn en aan wie naar verwachting na balansdatum premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid zal worden verleend. De hoogte van deze voorziening wordt schattenderwijs vastgesteld op twee maal de risicopremie die voor arbeidsongeschiktheid wordt ingehouden op de totale jaarpremie van de actieven. 5.3. De algemene reserve De algemene reserve is het eigen vermogen van SPV en is gelijk aan het verschil tussen het vermogen en de technische voorzieningen. Het vermogen van SPV is per 31 december van enig boekjaar gelijk aan het totaal van de activa, verminderd met de schulden en overlopende passiva. De algemene reserve dient om toekomstige voorwaardelijke toeslagen te verlenen, om fluctuaties in het vermogen op te vangen en om actuariële verliezen op te vangen. Voor de bepaling van het volgens de Wvb (minimum) vereist eigen vermogen wordt verwezen naar hoofdstuk 9 en bijlage: vaststelling MVEV en VEV
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
16
6. BELEGGINGSBELEID 6.1. Het strategisch beleggingsbeleid SPV probeert ieder jaar de ingegane pensioenen en pensioenaanspraken te verhogen. Er is sprake van een onvoorwaardelijke toeslag. Het pensioenfonds heeft geld gereserveerd voor deze onvoorwaardelijke toeslagverlening. Voor een deel is de toeslagverlening ook voorwaardelijk. Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre de ingegane pensioenen en pensioenaanspraken worden verhoogd bovenop de onvoorwaardelijke verhoging. De voorwaardelijke toekomstige verhoging wordt gedeeltelijk uit premies en gedeeltelijk uit beleggingsrendement betaald.. Om de ingegane pensioenen en pensioenaanspraken te kunnen blijven verhogen, is het van het grootste belang dat de beleggingsresultaten van SPV op lange termijn en met aanvaardbare risico’s zo hoog mogelijk zijn. Hiertoe heeft het bestuur van SPV aan de hand van de ALMstudie het volgende strategisch beleggingsbeleid vastgesteld. Vaststelling van het strategisch beleggingsbeleid vindt in beginsel telkens voor een periode van drie jaar plaats. In juni 2013 heeft het bestuur van SPV een (verkorte) ALM-studie laten uitvoeren in verband met de introductie van de Ultimate Forward Rate (UFR) en de gevolgen daarvan voor het beleggingsbeleid. Middels deze studie zijn de gevolgen van de introductie van de UFR voor het rente afdekkingbeleid in beeld gebracht. Op basis van deze studie heeft het bestuur besloten over te gaan naar een renteafdekking middels een vast (UFR) percentage van 78%. Dit beleid is in de plaats gekomen van het geldende beleid dat uitging van een (economische) dynamische renteafdekking op basis van de ‘oude’ rentetermijnstructuur’. Het beleid zal worden geëvalueerd bij de komende uitgebreide ALM studie begin 2015. De strategische portefeuille (de beleggingsportefeuille die op middellange termijn de doelen van het pensioenfonds helpt te verwezenlijken) op basis hiervan is de volgende:
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
17
SPV heeft in 2012 besloten op basis van een portefeuilleconstructiestudie en aanvullende analyses het valutarisico strategisch voor 75% af te gaan dekken. Dit betreft de hoofdvaluta (de Amerikaanse dollar, het Britse pond, de Japanse yen en de Zwitserse frank). De afdekking wordt ingevuld middels een overlay. Deze afdekking is aan het einde van het eerste kwartaal 2013 geïmplementeerd, de implementatie was destijds uitgesteld gezien de marktomstandigheden. Voor alle beleggingscategorieën zijn representatieve, marktconforme indices vastgesteld die dienen als benchmark voor risicobeheersing en resultaatsevaluatie. Voor de invulling van de nominale rente afdekking wordt gebruikt gemaakt van het Liability Overlay Fund (LOF) en vastrentende waarden. Nadere details zijn opgenomen in de beleggingsrichtlijnen. Gebruik van derivaten is toegestaan, maar onder de conditie dat de gestelde bandbreedtes bij uitoefening niet mogen worden overschreden. SPV is zich bewust dat sprake is van een curverisico doordat wordt deelgenomen in het LOF en het LOF uitgaat van de gemiddelde verplichtingen van de betreffende participanten in het LOF. Het curverisico wordt gemonitort vanuit de reguliere (risico)rapportages van SAVB. Uit de reguliere hedge effectiviteitanalyses blijkt overigens dat het effect van het curverisico beperkt is. In 2013 heeft SPV het proces “Sturen op Risico” geïmplementeerd. Het doel van “Sturen op Risico” is om het lange termijn beoogde risicoprofiel te beheersen door de gekozen risicomaat op korte termijn te monitoren (‘signaalfunctie’). Dit proces vormt het beleidskader om te bepalen of de portefeuille dient te worden aangepast of dat het huidige beleid kan worden voortgezet om binnen het gewenste risicoprofiel te blijven. Voor het korte termijn risicobeheer van de portefeuille ten opzichte van de verplichtingen wordt als risicomaat de ex ante tracking error ten opzichte van de verplichtingen (1-jaars horizon) gehanteerd. De bandbreedte voor deze tracking error is 4,4% tot 17,0%. Bij overschrijding van de bandbreedte zal de beleggingscommissie van SPV een advies ontvangen van de fiduciair beheerder over het lange termijn risico, de korte termijn vooruitzichten en de mogelijk te nemen acties. De genoemde bandbreedte betreft derhalve geen mandaatruimte om beleggingsposities in te nemen, maar is alleen bedoeld als signaalfunctie vanuit de monitoring door SPV. 6.2. Opzet vermogensbeheer Het beheer van de portefeuilles vastrentende waarden (inclusief hypotheken), aandelen, vastgoed en grondstoffen (commodities) vindt extern plaats. Het bestuur van SPV is belast met het toezicht op het vermogensbeheer. In voorkomende gevallen selecteert het bestuur één of meerdere externe vermogensbeheerders. De effecten zijn in bewaring gegeven bij een custodian. Naar aanleiding van het DNB themaonderzoek “Uitbesteding vermogensbeheer” heeft SPV haar beleggingsbeleid verder aangescherpt in het beleggingsplan en in de beleggingsrichtlijnen. Daarnaast heeft SPV – waar dit mogelijk was gezien de deelname in beleggingsfondsen - de restricties van een aantal onderliggende mandaatrichtlijnen aan laten scherpen. De afspraken in de beleggingsrichtlijnen zijn concreter gemaakt bijvoorbeeld door het noemen van de manager waarmee iedere beleggingscategorie is ingevuld. Daarnaast is bijvoorbeeld vastgelegd of de beleggingscategorie wordt ingevuld met een beleggingsinstelling of een discretionair mandaat. en wordt verwezen naar de betreffende mandaatrichtlijnen. Dit zorgt voor een eenduidige opdracht aan de beheerder waardoor beheerste en integere bedrijfsvoering kan worden gewaarborgd. In het beleggingsplan zijn de beleidskaders van SPV vastgelegd. 6.3. Risicometing en -beheersing Met betrekking tot de beheersing van de beleggingsrisico’s bevatten de door SPV opgestelde beleggingsrichtlijnen onder meer bepalingen omtrent (specifiek per mandaat c.q. vermogensbeheerder):
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
18
De normportefeuille en minimum en maximum allocatie van de beleggingscategorieën: -
met per categorie de index c.q. indices die dienen als benchmark alsmede outperformancedoelstellingen;
-
de afdekking van het renterisico en de wijze waarop het renterisico wordt afgedekt
-
de afdekking van het valutarisico en de wijze waarop het valutarisico wordt afgedekt
-
de jaarlijkse rebalancing
-
de risicobeheersing: voor de beheersing van het relatieve beleggingsrisico wordt gebruik gemaakt van de ex-ante tracking error. Voor de liquide beleggingscategorieën geldt een ex-ante tracking error met een 1-jaars horizon van maximaal 4% voor aandelen, maximaal 2% voor vastrentende waarden maximaal 10% voor Grondstoffen en maximaal 3% voor de totale portefeuille. Bovengenoemde ex-ante tracking error cijfers zijn maxima; in de praktijk liggen de feitelijke tracking error cijfers beduidend lager, zoals blijkt uit de reguliere risicorapportages aan SPV.
-
de spreiding van effecten ten opzichte van de benchmark
-
Diverse mandaat/beleggingsrestricties waaronder de maximale afwijking in duration voor vastrentende waarden ten opzichte van de benchmark en de minimale credit rating voor vastrentende waarden (zijnde ‘investment grade’), alsmede de additionele voorwaarden waaronder er een lager minimum kan gelden indien er gebruik wordt gemaakt van creditfondsen of –pools
het gebruik van derivaten voor aandelen, obligaties en valuta en balansmanagement
de specifieke beleggingspools waarin mag worden belegd, inclusief de beschrijving van de stijl/strategie en of actief of passief wordt belegd
securities lending: het uitlenen van effecten (securities lending) is niet toegestaan voor de SAVB beleggingspools. Dit laat onverlet dat binnen de indexvolgende fondsen van BlackRock (momenteel ca. 11% van het totale vermogen) securities lending kan plaatsvinden
verantwoord beleggen: voor de aandelenportefeuilles Europa en de VS wordt een maatschappelijk verantwoord beleggingsbeleid gevoerd. Dit beleid bestaat uit engagement (het aangaan van de dialoog met ondernemingen), corporate governance en stemmen op aandeelhoudersvergaderingen en tot slot het uitsluiten van producenten van controversiële wapens. De beleggingsfondsen van SAVB waarin SPV belegt zijn in overeenstemming met de uitsluitinglijst van ‘verboden’ ondernemingen van de AFM. De ondernemingen die betrokken zijn bij de productie van clustermunitie danwel landmijnen zijn uitgesloten van belegging. SPV sluit al jaren controversiële wapens uit als onderdeel van het Verantwoord Beleggen beleid. Een uitzondering op het verbod op clustermunitie en landmijnen wordt gemaakt voor ‘indextrackers’ wanneer de betreffende index voor minder dan 5% belegd vermogen bestaat uit beleggingen in ondernemingen die betrokken zijn bij de productie van clustermunitie en landmijnen. De indices van de indextrackers van BlackRock waarin SPV belegt hebben niet meer dan 5% in ondernemingen die betrokken zijn bij clustermunitie danwel landmijnen. Daarmee voldoet SPV aan de AFM vereisten voor controversiële wapens.
Liquiditeitsanalyse SPV heeft beleid vastgesteld ter beheersing van het liquiditeitsrisico door middel van het opnemen van concrete afspraken in de beleggingsrichtlijnen. Door middel van stress tests wordt inzicht gegeven in het liquiditeitsrisico. Deze geven inzicht in de mate waarin de portefeuille over voldoende liquiditeit beschikt om marktschokken op te vangen. Indien het pensioenfonds niet slaagt voor de stress tests volgt advies vanuit de (Fiduciair) Beheerder. De beschrijving van de stress tests en het proces van de uitvoering zijn vastgelegd in de beleggingsrichtlijnen. Dynamische Asset Allocatie SPV heeft een DAA beleid, waarbij afwijkingen van de floating benchmark gewichten (zie hierna bij het onderwerp ‘Benchmark’) zijn toegestaan op de benchmark categorieën. De ruimte voor afwijkingen is gelijk
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
19
aan +/-2,0%-punten ten opzichte van de floating benchmark gewichten waarbij onderwegingen niet mogen leiden tot een negatieve weging. Voor afwijkingen groter dan 2,0% wordt door SAVB eerst een advies uitgebracht aan SPV. Pas na goedkeuring van SPV kunnen afwijkingen groter dan 2,0%-punten worden doorgevoerd tot een maximum van 5,0%. De bandbreedte is hierbij uitgedrukt als percentage van de totale beleggingen inclusief LOF. Posities kunnen zowel door middel van fysieke beleggingen als door middel van derivaten (futures) worden ingenomen. Debetstanden zijn enkel toegestaan ter ondersteuning van het transactieproces en zijn van tijdelijke aard. Toelichting op het beleggingsbeleid De valutaverdeling wordt volledig weergegeven in de beleggingsrichtlijnen, waaruit volgt dat de weging van de euro voor de gehele portefeuille exclusief aandelen Europa minimaal 58% bedraagt. Inclusief aandelen Europa en high yield obligaties (waarbij het valutarisico binnen de pool voor 100% wordt afgedekt naar de euro) komt deze weging nog op een hoger niveau. Daarnaast wordt zoals aangeven bij paragraaf 6.1 het valutarisico van de vier hoofdvaluta’s voor 75% afgedekt middels een overlay. Uit de verdeling over de diverse regio’s in combinatie met de strategische weging, bandbreedtes en de afgesproken benchmark volgt automatisch de mogelijke verdeling over het overige gedeelte van de portefeuille. De portefeuille is echter gerelateerd aan de benchmark en zal derhalve deze in hoge mate weerspiegelen. De beleggingsstijl van de vermogensbeheerder kan worden omschreven als: “Licht actief”. Dit betekent dat er een actief beleid wordt gevoerd inzake vermogensbeheer, maar dat de afwijkingen ten opzichte van de benchmark beperkt zijn (een lage tracking error), om de risico’s te beperken. Zie ook de toelichting hiervoor. Het pensioenfonds geeft in de richtlijnen een breed samengestelde benchmark mee, waardoor het risico van fixatie van een bepaald gewicht in een bepaalde sector wordt voorkomen. Hierdoor worden de specifieke risico’s geminimaliseerd. Uitgangspunt bij het meegeven van deze benchmark is de relatie van de portefeuille aan de marktweging. Voor de vastrentende waarden pool wordt sinds 1 februari 2012 uitgegaan van een 75% weging voor kernlanden en 25% niet-kernlanden. De weging van de landen in deze benchmark is bovendien niet langer schuldgewogen maar BBP gewogen. Beleggingsrichtlijnen SPV De beleggingsrichtlijnen vormen de schriftelijke vastlegging van de afspraken tussen SPV en de Beheerder. Deze richtlijnen worden vastgesteld door het bestuur en kunnen door het bestuur worden herzien. Risico
Het risiconiveau dient, gegeven de rendementsdoelstelling van het pensioenfonds zo laag mogelijk te zijn, door: -
spreiding over beleggingssectoren
-
beheersing risiconiveau
-
nadruk op behoud van vermogen en stabiele groei en minder op korte termijn vermogenswinsten.
Het percentage van de beleggingen dient per categorie te allen tijde binnen de hierboven genoemde bandbreedtes te zijn. Indien de bandbreedte door koersfluctuaties worden overschreden dient de vermogensbeheerder dit onverwijld te melden aan de voorzitter van het bestuur. Gemaakte afspraken zullen vervolgens door de vermogensbeheerder schriftelijk worden vastgelegd en worden gecommuniceerd aan het bestuur.
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
Omzet
20
Transacties in de portefeuille dienen gerechtvaardigd te zijn vanuit het streven om het beleggingsresultaat voor het pensioenfonds te optimaliseren. Omdat transactiekosten een vermindering van het vermogen bewerkstelligen en tevens gereflecteerd worden in het beleggingsresultaat, zal de omzet op het laagste niveau worden gehouden in relatie tot het implementeren van de te volgen strategie.
Algemene
De beheerder zal niet zonder schriftelijke toestemming van het Bestuur:
Beperkingen
-
aangaan van short sales of gelijkwaardige transacties
-
belenen of belasten van vermogen, aangaan van securities lending (zie hiervoor bij paragraaf 6.3) programma’s of activiteiten die op een andere wijze het vermogen belasten.
-
aangaan van rechtstreekse belangen in de organisatie van de beheerder.
Participatie in een door de beheerder beheerd beleggingsfonds is toegestaan. Valuta
Posities in buitenlandse valuta, anders dan in relatie tot beleggingen in daartoe in aanmerking komende categorieën en regio’s zijn niet toegestaan.
Aandelen
De beheerder is bevoegd te beleggen in een gediversifieerde portefeuille van aandelen. Zie verder de beleggingsrichtlijnen bij de verschillende aandelen mandaten.
Vastrentende
De beheerder is bevoegd te beleggen in een gediversifieerde portefeuille van
waarden
vastrentende waarden, bestaande uit obligaties, onderhandse leningen en kortlopende rente-instrumenten, van de volgende uitgevende instellingen: -
overheden of instellingen waarvan de leningen gegarandeerd zijn door de overheid
-
overige instellingen met een rating van minimaal BBB of een gelijkwaardige kwaliteit voor zover van toepassing.
Het voorgaande geldt niet voor high yield obligaties, obligaties van opkomende landen (EMD) en hypotheken. Zie voor een uitgebreide toelichting de beleggingsrichtlijnen van de onderliggende managers of beleggingsfondsen. Duration
De effectieve duration van de totale door de beheerder beheerde portefeuille, berekend bij rentestanden van het moment, dient binnen de range te vallen van plus of min 20%, met een maximum van 1 jaar, van het geschatte marktgemiddelde.
Onroerend goed
De beheerder zal niet overgaan tot aankoop of participatie in fysieke onroerend goed projecten (anders dan middels vastgoed beleggingsfondsen).
Derivaten
Het is de beheerder toegestaan transacties in derivaten te verrichten met betrekking tot aandelen, obligaties en valuta en balansmanagement. Het is de beheerder uitsluitend toegestaan posities aan te gaan in opties, futures en termijncontracten. Transacties in over-the-counter instrumenten zijn alleen toegestaan indien de
21
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
tegenpartij tenminste een rating heeft van A. Het volgende dient in acht te worden genomen:
Benchmark
-
Derivaten mogen worden gebruikt als defensief instrument.
-
Derivaten mogen worden gebruikt voor het behalen van extra rendement,
-
Het ongedekt schrijven van opties is niet toegestaan
-
Het schrijven van put-opties is niet toegestaan
-
Derivaten mogen worden gebruikt om de duration aan te passen
-
Derivaten mogen niet worden gebruikt om leverage te creëren
Binnen de gestelde richtlijnen streeft de vermogensbeheerder door middel van een actief beleid naar een optimaal rendement. Het behaalde rendement zal worden vergeleken met de onderstaande benchmark die de strategische vermogensverdeling op lange termijn weerspiegelt.
De toegestane bandbreedtes voor de hiervoor genoemde normportefeuille gewichten zijn als volgt: Aandelen (op regelniveau en totaal)
: +/- 5%-punten
Obligaties inclusief hypotheken (op regelniveau en totaal)
: +/-5%-punten
Vastgoed
: +/-5%-punten
Grondstoffen
: +/-3%-punten
Liquiditeiten
: +/-5% punten
Waarbij de bandbreedtes rondom de beleggingscategorieën symmetrisch zijn verdeeld en geen negatieve gewichten zijn toegestaan. In verband met een lage liquiditeit in de beleggingscategorieën Direct Vastgoed
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
22
Nederland en Hypotheken kunnen deze categorieën op de korte termijn onder- en/of overwegingen vertonen. Deze worden bij de liquide beleggingscategorieën gecompenseerd. 6.4. Resultaatsevaluatie Het beleggingsresultaat (performance) wordt op dagbasis gemeten conform de Global Investment Performance Standards (GIPS) en per maand gerapporteerd vanuit het systeem Simcorp Dimension van de Vermogensbeheerder. De performance van de verschillende beleggingscategorieën en van de onderliggende mandaten wordt over voortschrijdende periodes vergeleken met vooraf vastgestelde en in de beleggingsrichtlijnen opgenomen benchmarks en aspiratieniveaus. In de kwartaalrapportages van SAVB wordt een toelichting gegeven bij de behaalde performance van de managers en wordt middels een ‘stoplichten’ methodiek een oordeel gegeven over alle managers. Indien een manager niet voldoet aan de performance doelstellingen kan SAVB besluiten een andere manager aan te stellen, hiertoe zal een adviesnotitie worden voorgelegd aan het bestuur. Uit de kwartaalrapportages van SAVB dient te blijken of de gelopen beleggingsrisico’s vallen binnen de restricties die hieraan zijn gesteld. Het bestuur is belast met bovenstaande resultaatsevaluatie. SAVB rapporteert aan het bestuur van SPV de bovenstaande resultaatevaluatie, nadat dit besproken is met de beleggingscommissie. 6.5. Waarderingsgrondslag De waardering van de beleggingen op de balans geschiedt op marktwaarde.
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
23
7. BELEID MET BETREKKING TOT INKOOPTARIEVEN/PREMIESTELLING 7.1. Inkooptarieven De door de deelnemers ter beschikking gestelde premie wordt aangewend voor de inkoop van levenslang ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen alsmede de risicopremies voor arbeidsongeschiktheid en overlijden. De hoogte van de jaarlijks ingekochte en verzekerde pensioenen wordt bepaald met door het bestuur vastgestelde inkooptarieven, die afhangen van de leeftijd van de deelnemer in dat jaar. De door het bestuur vastgestelde inkooptarieven worden gebaseerd op de volgende onderdelen:
De actuarieel benodigde koopsom ter dekking van de jaarlijkse inkoop van ouderdomspensioen en partnerpensioen, rekening houdend met over deze inkoop in de toekomst te verlenen toeslagen van 3% per jaar;
De actuarieel benodigde risicopremie ter dekking van het bij overlijden van de deelnemer nog niet opgebouwde partnerpensioen, rekening houdend met over dit nog niet opgebouwde partnerpensioen in de toekomst te verlenen toeslagen van 3% per jaar;
Een inhouding van 3% op de beschikbare premie ter dekking van de reglementaire premievrijstelling bij blijvende algehele arbeidsongeschiktheid;
Een inhouding van 11% op de beschikbare premie ter dekking van jaarlijkse administratiekosten;
Een inhouding van 0,5% op de beschikbare premie ter dekking van het wezenpensioen.
Aan de berekening van de inkooptarieven liggen de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen ten grondslag, voorzover afwijkend van de grondslagen die zijn opgenomen in hoofdstuk 5:
Rekenrente: 4%
De inkoopfactoren worden sexeneutraal vastgesteld op basis van een veronderstelde verhouding van 100% vrouw, 0% man
Overlevingstafels: - Vrouwen: overlevingskansen 2014 (voor inkooptarieven 2014) uit Prognosetafels 2012-2062 met ervaringssterfte op basis van Towers Watson Ervaringssterftemodel 2012 - Mannen: overlevingskansen 2014 (voor inkooptarieven 2014) uit Prognosetafels 2012-2062 met ervaringssterfte op basis van Towers Watson Ervaringssterfte 2012. Deze overlevingskansen laten de verwachte verbetering van de levensverwachting buiten beschouwing.
Indien het pensioenfonds zich in de situatie van een dekkingstekort bevindt worden de inkooptarieven zonodig verlaagd zodat aan de premiedekkingsgraadeis wordt voldaan. Bij een reservetekort worden de inkooptarieven indien nodig verlaagd zodat het pensioenfonds op de einddatum van het langetermijnherstelplan (15 jaar na ingangsdatum van het herstelplan) uit de situatie van reservetekort is. De jaarlijkse vaststelling van de inkooptarieven dient ruim voorafgaande aan het nieuwe jaar plaats te vinden in verband met de administratieve verwerking en uitvoering van het pensioenregeling door de administrateur van het pensioenfonds. Om deze reden wordt een eventuele aanpassing van de inkooptarieven als gevolg van de premiedekkingsgraadeis of het langetermijnherstelplan gebaseerd op de rentetermijnstructuur per 30 september voorafgaand aan het jaar. In het geval van een dergelijke verlaging als gevolg van de premiedekkingsgraadeis of het langetermijnherstelplan worden de inkooptarieven voor alle leeftijden met een gelijk percentage verlaagd. Bij
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
24
de vaststelling van de eventuele verlaging wordt de korting niet verwerkt op de inkoopfactoren van het risicopartnerpensioen. 7.2. Kostendekkende premie Op basis van artikel 123 van de Wvb is het pensioenfonds verplicht om jaarlijks een kostendekkende premie vast te stellen. De berekeningswijze van deze kostendekkende premie is wettelijk voorgeschreven. De actuarieel kostendekkende premie bestaat uit de volgende onderdelen:
de actuarieel benodigde premie ter dekking van de jaarlijkse inkoop van ouderdomspensioen en partnerpensioen, rekening houdend met de over deze inkoop in de toekomst te verlenen onvoorwaardelijke toeslagen van 2% per jaar;
de actuarieel benodigde risicopremie ter dekking van het bij overlijden van de deelnemer nog niet opgebouwde partnerpensioen, rekening houdend met de over dit nog niet opgebouwde partnerpensioen in de toekomst te verlenen onvoorwaardelijke toeslagen van 2% per jaar;
de actuarieel benodigde risicopremie ter dekking van de reglementaire premievrijstelling bij blijvende algehele arbeidsongeschiktheid;
de benodigde opslag voor het in stand houden van het vereist eigen vermogen (solvabiliteitsopslag). Deze opslag wordt berekend over de hiervoor bedoelde actuarieel benodigde premie, risicopremies en de opslag voor toekomstige administratiekosten van ingegane pensioenen;
de benodigde opslag ter dekking van de jaarlijkse administratiekosten. Bij de vaststelling van deze opslag wordt rekening gehouden met hetgeen jaarlijks uit de voorziening voor toekomstige kosten vrijvalt.
Voor de berekening van de kostendekkende premie voor het boekjaar wordt uitgegaan van dezelfde grondslagen (inclusief de rentevoet) als die waarmee de technische voorzieningen per 31 december van het voorgaand boekjaar zijn vastgesteld. Daarnaast wordt de procentuele solvabiliteitsopslag in de kostendekkende premie in principe gebaseerd op de vereiste dekkingsgraad (het vereist vermogen uitgedrukt als percentage van de technische voorzieningen) per 31 december van het voorgaand boekjaar. De kostendekkende premie wordt op grond van artikel 125 van de Wvb jaarlijks vermeld in de jaarrekening en het jaarverslag van SPV. 7.3. Gedempte kostendekkende premie Op grond van artikel 123, lid 2 van de Wvb kan de kostendekkende premie worden gedempt. De beoordeling of de feitelijke premie die het fonds ontvangt toereikend is, vindt dan plaats ten opzichte van deze gedempte kostendekkende premie. Voor de berekening van de gedempte kostendekkende premie wordt niet uitgegaan van de rentetermijnstructuur per 31 december van het voorgaand boekjaar, maar van een gedempte rentevoet, die in principe van jaar op jaar constant is. SPV maakt gebruik van deze mogelijkheid en hanteert hierbij een vaste rekenrente van 4%. Dit percentage ligt onder het verwachte beleggingsrendement van SPV. De gedempte kostendekkende premie wordt op grond van artikel 125 van de Wvb jaarlijks vermeld in de jaarrekening en het jaarverslag van SPV. De gedempte kostendekkende premie wordt na afloop van het boekjaar vastgesteld.
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
25
7.4. Feitelijke premie De feitelijke premie is gelijk aan 12,1% van de pensioengrondslag. Het totale bedrag aan door SPV ontvangen feitelijke premie dient op grond van artikel 125 van de Wvb in de jaarrekening en het jaarverslag van SPV te worden vermeld. Het beleid van SPV is er op gericht om de inkooptarieven dusdanig vast te stellen dat de feitelijke premie in enig jaar hoger is dan de gedempte kostendekkende premie.
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
26
8. TOESLAGBELEID 8.1. Onvoorwaardelijke toeslagbeleid Op grond van het gestelde in artikel 19 lid 4 van het pensioenreglement worden de opgebouwde en ingegane pensioenen jaarlijks met een onvoorwaardelijke toeslag van 2% verhoogd. De opgebouwde en ingegane pensioenen van de gewezen deelnemers die per 31 december 2003 reeds inactief waren (de garantiegroep), worden jaarlijks met een onvoorwaardelijke toeslag van 2,5% verhoogd. 8.2. Voorwaardelijke toeslagbeleid Afhankelijk van de financiële positie van SPV kan het bestuur een extra toeslag verlenen. Het beleid met betrekking tot het verlenen van extra toeslagen is voorwaardelijk en er wordt door SPV geen bestemmingsreserve gevormd ten behoeve van het voorwaardelijke toeslagbeleid. Extra toeslagen worden uit de algemene reserve gefinancierd, indien en voorzover de algemene reserve daartoe naar het oordeel van het bestuur toereikend is. Leidraad voor het voorwaardelijke toeslagbeleid Het bestuur hanteert voor het voorwaardelijke toeslagbeleid de volgende leidraad:
Geen extra toeslag, indien en zolang de algemene reserve uitgedrukt in de technische voorzieningen 20% of minder bedraagt;
Een extra toeslag van 1%-punt, indien en zolang de algemene reserve uitgedrukt in de technische voorzieningen tussen 20% en 50% bedraagt;
Een extra toeslag van meer dan 1%-punt, Indien en zolang de algemene reserve uitgedrukt in de technische voorzieningen 50% of meer bedraagt.
Voor de garantiegroep wordt de voorwaardelijke toeslag bovenop de onvoorwaardelijke toeslag van 2,5% als volgt afgeleid van bovenstaande extra toeslag:
Indien een extra toeslag van meer dan 0,5%-punt wordt verleend, wordt de voorwaardelijke toeslag voor de garantiegroep 0,5%-punt lager vastgesteld dan de extra toeslag. In dat geval is de totale toeslag (de som van de onvoorwaardelijke en de voorwaardelijke toeslag) voor de garantiegroep gelijk aan de totale toeslag voor de niet-garantiegroep.
Indien een extra toeslag van minder dan 0,5%-punt wordt verleend, bedraagt de voorwaardelijke toeslag voor de garantiegroep 0%. In dat geval bedraagt de totale toeslag voor de garantiegroep 2,5%.
Uitsluitend ter beoordeling aan het bestuur kan het bestuur op enig moment besluiten om van de leidraad af te wijken of om een andere leidraad voor het voorwaardelijke toeslagbeleid te gaan hanteren. Het bestuur hanteert in beginsel 30 september als jaarlijkse peildatum voor het voorwaardelijk toeslagbeleid.
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
27
9. VEREIST EIGEN VERMOGEN EN STURINGSMIDDELEN 9.1. Vereist eigen vermogen en minimaal vereist eigen vermogen Voor de bepaling van het vereist eigen vermogen als bedoeld in artikel 127 van de Wvb worden rekenregels toegepast zoals deze zijn verwoord in de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling. De evenwichtssituatie van SPV is gedefinieerd als de financiële positie waarin de algemene reserve precies gelijk is aan het vereist eigen vermogen. In de evenwichtssituatie wordt met een zekerheid van 97½% voorkomen dat het belegd vermogen binnen een periode van één jaar lager uitkomt dan de technische voorzieningen. Op basis van het in hoofdstuk 6 weergegeven strategische beleggingsbeleid van SPV bedraagt het vereist eigen vermogen in de evenwichtssituatie ongeveer 15% van de technische voorzieningen. Het minimaal vereist eigen vermogen als bedoeld in artikel 126 van de Wvb bedraagt ongeveer 5% van de technische voorzieningen. Indien de algemene reserve lager uitkomt dan het minimaal vereist eigen vermogen en/of het vereist eigen vermogen is er sprake van een dekkingstekort en/of een reservetekort. Indien het bestuur voorziet of redelijkerwijs kan voorzien dat SPV in een situatie van dekkingstekort en/of een reservetekort komt of gaat komen, zal het bestuur een concreet en haalbaar kortetermijnherstelplan en/of langetermijnherstelplan indienen bij DNB. In dit herstelplan, als bedoeld in artikel 133 van de Wvb, wordt door het bestuur aangegeven op welke wijze SPV naar verwachting binnen de wettelijke termijn uit de situatie van dekkingstekort en/of reservetekort zal komen. 9.2. Beleggingsbeleid Uit hoofdstuk 6 blijkt dat het strategische beleggingsbeleid door middel van een ALM-studie wordt afgestemd op de verplichtingen van SPV. Door het strategische beleggingsbeleid in beginsel om de drie jaar te herijken aan de hand van een nieuwe ALM-studie, kan er worden ingespeeld op wijzigingen in het risicoprofiel van de pensioentoezeggingen en in de risicoperceptie van het bestuur van SPV. 9.3. Toeslagbeleid In hoofdstuk 8 is het toeslagbeleid van het bestuur toegelicht. Het toeslagbeleid is er op gericht om te allen tijde de onvoorwaardelijke toeslag van 2%-punt respectievelijk 2,5%-punt per jaar te kunnen honoreren. Voor het voorwaardelijke toeslagbeleid hanteert het bestuur de in hoofdstuk 8 genoemde leidraad. Daarbij is echter aangegeven, dat het bestuur volledige vrijheid heeft om van de leidraad voor de toekenning van extra toeslagen af te wijken of om een andere leidraad te gaan hanteren. 9.4. Premiebeleid In hoofdstuk 7 is het beleid van het bestuur met betrekking tot de inkooptarieven en de premiestelling toegelicht. Het bestuur stelt de hoogte van de inkooptarieven jaarlijks vast. Het bestuur houdt bij de vaststelling van de inkooptarieven rekening met de hoogte van gedempte kostendekkende premie in relatie tot de feitelijke premie. Indien het pensioenfonds zich in de situatie van een dekkingstekort bevindt worden de inkooptarieven zonodig verlaagd zodat aan de premiedekkingsgraadeis wordt voldaan. Bij een reservetekort worden de inkooptarieven indien nodig verlaagd zodat het pensioenfonds op de einddatum van het langetermijnherstelplan (15 jaar na ingangsdatum van het herstelplan) uit de situatie van reservetekort is. 9.5. Noodclausule Op grond van het gestelde in artikel 24, lid 1 van het pensioenreglement kan het bestuur als uiterste maatregel de opgebouwde pensioenaanspraken en –rechten in het fonds verminderen, indien het
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
28
pensioenfonds niet in staat is binnen redelijke termijn over een toereikend eigen vermogen te beschikken en alle overige sturingsmiddelen zijn ingezet. Het bestuur zal uiterlijk tot deze noodmaatregel overgaan indien de dekkingsgraad drie kalenderjaren na de begindatum van het kortetermijnherstelplan lager uitkomt dan het minimaal vereiste niveau. De opgebouwde pensioenaanspraken en –rechten zullen daarbij worden verlaagd naar een zodanig niveau dat de dekkingsgraad direct ná de verlaging precies gelijk is aan de minimaal vereiste dekkingsgraad. Indien er daarna weer voldoende verbetering van de financiële positie optreedt, besluit het bestuur op dat moment in hoeverre de financiële positie het mogelijk maakt om de in voorgaande jaren toegepaste verlagingen ongedaan te maken en neemt het eveneens een besluit over de wijze waarop deze verlagingen over voorgaande jaren ongedaan gemaakt zullen worden. Hierbij zal in ieder geval gelden dat het ongedaan maken van de in voorgaande jaren toegepaste verlagingen ten hoogste met een terugwerkende kracht van 5 jaar zal geschieden. Met deze noodmaatregel wordt voldaan aan het gestelde in artikel 135 van de Wvb met betrekking tot een kortetermijnherstelplan. Bij het eventueel toepassen van de noodmaatregel zal het bestuur op evenwichtige wijze invulling geven aan de belangen van alle (gewezen) deelnemers in het fonds. 9.6. Continuïteitsanalyse Periodiek maar minimaal eens in de drie jaar zal aan de hand van een ALM-studie/continuïteitsanalyse het hier beschreven beleid worden getoetst. Aan de hand van de uitkomsten zal onder meer worden beoordeeld of de risico’s zich nog binnen aanvaardbare grenzen bevinden, de sturingsmiddelen nog voldoende kracht hebben en de ambitie van SPV met betrekking tot het voorwaardelijke toeslagbeleid nog realiseerbaar is. Indien de uitkomsten van de analyse daartoe aanleiding geven zal het beleid worden aangepast. De bij de continuïteitsanalyse te hanteren veronderstellingen ten aanzien van beleggingsopbrengsten, inkomens- en prijsontwikkeling et cetera (parameters) zullen voorafgaand aan de analyse door het bestuur worden vastgesteld op basis van de dan geldende inzichten. Daarbij zullen de op dat moment geldende wettelijke richtlijnen met betrekking tot de parameters (thans vastgelegd in het Besluit Financieel Toetsingskader) in acht worden genomen. De volgende reguliere ALM-studie/continuïteitsanalyse wordt in 2015 uitgevoerd.
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
Bijlage 1 Selectie- en monitoringproces vermogensbeheerders
29
30
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
Het selectie- en monitoringproces van vermogensbeheerders door SAVB voor SPV heeft de volgende uitgangspunten: o Maatwerk dat kostenefficiënt voor het vermogensbeheer wordt geïmplementeerd o
Solide selectie en monitoring proces
o
Transparant: verantwoording afleggen over gemaakte keuzes
Het proces kent 7 stappen: 1. Doelstelling en randvoorwaarden In de portefeuilleconstructie wordt het door ALM ingegeven risicobudget verfijnd tot de strategische portefeuille. De strategische portefeuille wordt opgebouwd uit de bèta-allocatie (marktrisico) en het actieve risicobudget. Gegeven dit risicobudget en rekening houdend met de wensen en randvoorwaarden van SPV (waaronder bijvoorbeeld de ‘investment beliefs’) wordt een op maat gesneden portefeuille van vermogensbeheerders voorgesteld. 2. Sourcing (manager identificatie) Via verschillende bronnen wordt inzicht verkregen in het universum van beschikbare vermogensbeheerders (managers): o
Eigen netwerk: meer dan 100 meetings met potentiële vermogensbeheerders per jaar
o
Databases: eVestments voor aandelen en vastrentende waarden
o
Gespecialiseerde consultants: Russell, Mercer en Towers Watson
3. Screening (samenstellen ‘long list’)) Aan de hand van het selectieproces wordt het universum gefilterd wat resulteert in een zogenoemde ‘long list’. In deze fase ligt de nadruk op kwantitatieve screening: o
Performance
en
Risico
meting
over
een
lange
periode
en
onder
verschillende
marktomstandigheden o
Performance en risico attributie
o
Stijlconsistentie over een lange periode
o
Assets under Management in verhouding tot het product
4. Fundamentele analyse (reductie tot ‘short list’) Alle vermogensbeheerders op de researchlijst ontvangen een uitgebreide vragenlijst (RfP). Op basis van de RfP en aanvullende informatie wordt elke manager (kwalitatief) beoordeeld op verschillende criteria, tussen haakjes staan de wegingsfactoren: o
Organisatie (waaronder het beloningsbeleid)
(15%)
o
Filosofie en proces
(35%)
o
Personeel
(25%)
o
Performance (incl. peergroup vergelijking)
(15%)
o
Risicomanagement
(10%)
Filosofie en proces samen met Personeel vormen hierbij het hart van toekomstige extra rendementen. Organisatie en Risicomanagement zijn belangrijke randvoorwaarden die ervoor moeten zorgen dat het team en het proces in staat blijven om performance te behalen. Historische performance wordt geanalyseerd om een oordeel te kunnen vellen in hoeverre de manager in staat is geweest om te doen wat hij zegt dat hij doet. Dit laatste ook vergeleken met een representatieve ‘peergroup’.
31
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
Het beoordelen van de RfP’s gebeurt door twee personen die onafhankelijk van elkaar de RfP’s beoordelen op basis van vooraf vastgestelde criteria en scoringsmethodiek. De kwantitatieve analyse uit stap 3 wordt gecombineerd met de kwalitatieve analyse en leidt tot een score per vermogensbeheerders (1 matig tot en met 5 uitstekend) op elk van de boven genoemde onderdelen. Op basis van deze scores wordt een lijst van vermogensbeheerders samengesteld die aan een grondig due diligence onderzoek worden onderworpen: de zogenoemde ‘short list’. 5. Due diligence: keuze De vermogensbeheerders op de short list worden op locatie bezocht voor een due diligence onderzoek. Met verschillende afdelingen en directie worden gesprekken gevoerd. De analyses richten zich voornamelijk op consistentie met de antwoorden uit de RfP en tussen de verschillende afdelingen. Daarnaast wordt veel aandacht besteed aan het risicomanagement. De resultaten van de on-site bezoeken worden vastgelegd in een scoretabel met nadere toelichting. Op basis van alle beschikbare informatie wordt een definitieve vermogensbeheerder(s) keuze (selectie) voorgesteld. Alle stappen van dit proces worden vastgelegd. 6. Portefeuille constructie (Factset en Style Research) Op basis van de gemaakte keuze(s) onder punt 5 wordt een beleggingsportefeuille geconstrueerd, die voldoet aan de vooraf gestelde risico- rendementseisen. Deze optimalisatie vindt plaats op basis van zowel kwantitatieve factoren (bijv. wat betreft Informatie Ratio (IR), correlaties en stijl) als kwalitatieve factoren (procesdiversificatie, convictie en beheerfees (prijs/kwaliteitverhouding)).
De uiteindelijke keuze wordt
geformuleerd in een advies aan SPV. Het advies wordt voordien uitgebreid besproken binnen het team Manager Selectie van SAVB. Het team toetst de bevindingen en aanbevelingen van de betrokken portefeuillemanagers. Dit advies zal vervolgens uitgebreid worden toegelicht en besproken in de beleggingscommissie, waarna een aanbeveling / finaal advies zal worden voorgelegd aan het bestuur. Pas na een uitgebreide toelichting en goedkeuring door het bestuur zal tot implementatie worden overgegaan. Dit geldt overigens niet voor de multimanagerpool(s) van SAVB, waar de beheerder van de pool verantwoordelijk is voor vervanging en aanstelling van managers, al dan niet gedelegeerd aan het team Manager Selectie van SAVB. 7. Monitoring vermogensbeheerders Continue diepgaande monitoring van vermogensbeheerders is noodzakelijk om tijdig de portefeuille bij te kunnen sturen. Concreet kan dit betekenen dat op basis van de monitoring het risicobudget anders moet worden verdeeld over de vermogensbeheerders of dat een vermogensbeheerder moet worden vervangen: Tijdens de monitoring vindt de beoordeling van de vermogensbeheerders plaats aan de hand van dezelfde kwantitatieve en kwalitatieve criteria zoals hiervoor toegelicht in het selectieproces. Het monitoring proces ziet er als volgt uit: o
Dagelijkse toegang tot alle portefeuilleholdings en performance meting (ex post).
o
Maandelijkse analyse portefeuillekarakteristieken en ‘in depth’ performance en risico analyses (ex post).
o
Op kwartaalbasis een review met de manager: on-site en bij SAVB (ex post en deels ex ante).
o
Jaarlijks: één keer per jaar voert een derde persoon uit het team Manager Selectie een review uit. Deze derde maakt een eigen analyse, inclusief peergroup-analyse, over deze manager.
Opvallende zaken in de monitoring worden direct uitgezocht en besproken, indien noodzakelijk wordt ingegrepen en melding gemaakt aan SPV. Middels een ‘stoplichten’ methodiek wordt in de reguliere
32
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
kwartaalrapportage een oordeel gegeven over ieder manager en wordt een nadere toelichting gegeven door Manager Selectie SAVB. Voor de kwantitatieve monitoring wordt gebruik gemaakt van uitgebreide performance en portfolio analyse aan de hand van alle onderliggende posities in de beleggingsportefeuilles van de managers. Hiervoor worden twee systemen gebruikt: o
Factset: geeft onder andere inzicht in de historische performance, grootste portefeuilleholdings, sectorpositionering,
fundamentele
portefeuillekarakteristieken
en
tracking
error
bijdrages.
Daarnaast kunnen ad-hoc rapportages en portefeuille analyses gemaakt worden. o
Style Research: wordt gebruikt voor diepgaande style analyses, zowel op snapshot basis als door de tijd. Hiermee wordt gemonitored of vermogensbeheerders consistent vasthouden aan het beleggingsproces en stijl.
Indien ongewenste risico’s in de portefeuille worden gesignaleerd, worden maatregelen genomen om de portefeuille te beschermen. Afhankelijk van urgentie en de mate waarin ongewenste risico’s zich manifesteren in de portefeuille wordt ingegrepen en afgestemd met SPV. In urgente gevallen zal de externe vermogensbeheerders direct van de portefeuille worden gehaald en worden alle risico’s in de portefeuille geneutraliseerd in overleg met SPV.
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
Bijlage 2 Vaststelling MVEV en VEV
33
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
Bijlage 3 Financieel crisisplan
34