Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota
Per 1 januari 2010
Inhoudsopgave 1. INLEIDING
4
2. ORGANISATIE, BEHEER EN INTERNE CONTROLE
5
2.1. Organisatie
5
2.2. Beheersmaatregelen en interne controle
6
3. PENSIOENREGELING
9
3.1. Aangesloten organisaties
9
3.2. Deelnemerschap
9
3.3 De inhoud van de pensioenregeling
9
4. HERVERZEKERING
14
5. VOORZIENINGEN EN RESERVES
15
5.1. Voorziening pensioenverplichtingen
15
5.2. Reserve beleggingsrisico’s
15
5.3. Reserve premie-egalisatie
16
5.4. Vrij vermogen
16
6. BELEGGINGSBELEID 6.1. Het strategisch beleggingsbeleid
17 17
7. TOESLAGEN- EN PREMIEBELEID
18
8. FINANCIËLE STURINGSMIDDELEN
19
8.1. Beleggingsbeleid
19
8.2. Toeslagenbeleid
19
8.3. Premiebeleid
20
8.4. Solvabiliteitsbeleid
20 2
BIJLAGE 1. ACTUARIËLE GRONDSLAGEN EN ONDERSTELLINGEN
22
BIJLAGE 2. VERKLARING INZAKE BELEGGINGSBEGINSELEN
24
BIJLAGE 3. SAMENHANG VERMOGEN, TOESLAGEN- EN PREMIEBELEID 39
3
1. INLEIDING De Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars (SBZ) is een bedrijfstakpensioenfonds als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet. Uit het gestelde in artikel 145 van de Pensioenwet vloeit voort dat een bedrijfstakpensioenfonds een actuariële en bedrijfstechnische nota dient vast te stellen. De inhoud van deze actuariële en bedrijfstechnische nota dient zodanig te zijn, dat De Nederlandsche Bank tot een oordeel kan komen over de wijze waarop wordt voldaan aan het bepaalde bij of krachtens de artikelen 25, 95, 126 tot en met 137 en 143 van de Pensioenwet. Deze actuariële en bedrijfstechnische nota is vastgesteld op 30 maart 2010, geldt met ingang van 1 januari 2010 en vervangt alle voorgaande nota’s en wijzigingsbladen.
2. ORGANISATIE, BEHEER EN INTERNE CONTROLE 2.1. Organisatie SBZ wordt bestuurd door een bestuur, bestaande uit acht leden. De helft van het aantal bestuursleden (werkgeversleden) wordt benoemd door Zorgverzekeraars Nederland. De andere helft (werknemersleden) worden benoemd door de werknemersorganisaties. Het bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter en vice-voorzitter aan, op zodanige wijze, dat beide groepen van leden van het bestuur in deze functies zijn vertegenwoordigd. De beide functies worden voor de tijd van één jaar vervuld, waarna het lid dat als voorzitter is opgetreden, vice-voorzitter wordt en omgekeerd. Voorts wijst het bestuur uit zijn midden een secretaris en een penningmeester aan, eveneens op zodanige wijze, dat beide groepen van leden van het bestuur in deze functies zijn vertegenwoordigd. Bij de samenstelling van het bestuur wordt rekening gehouden met de criteria als vastgelegd in het deskundigheidsplan van SBZ. SBZ kent een adviesorgaan in de vorm van een deelnemersraad, bestaande uit 10 leden. De pensioengerechtigden zijn in de deelnemersraad naar evenredigheid van aantal vertegenwoordigd. Tenminste eenmaal per jaar bespreekt (een delegatie van) het bestuur het gevoerde beleid en de resultaten daarvan met het verantwoordingsorgaan. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit 6 leden. De deelnemers, de pensioengerechtigden en aangesloten organisaties zijn in gelijke aantallen vertegenwoordigd. Het bestuur draagt zorg voor een transparant intern toezicht met betrekking tot het functioneren van (het bestuur van) SBZ. Hiertoe is een visitatiecommissie ingesteld, bestaande uit drie onafhankelijke deskundigen. Het bestuur en de visitatiecommissie komen tenminste eenmaal per drie jaar in vergadering bijeen. Het bestuur heeft een onafhankelijke Commissie van Beroep aangewezen. Het bestuur heeft de uitvoerende taken aangaande het pensioen- en vermogensbeheer uitbesteed.. De taken en bevoegdheden zijn vastgelegd in overeenkomsten die voldoen aan de beleidsregels uitbesteding.
Het bestuur beschikt over een adviserend actuaris, een juridisch adviseur, een ALM-adviseur, een beleggingsadviseur en een medisch adviseur.
2.2. Beheersmaatregelen en interne controle Het bestuur komt in de regel vier tot zes keer per jaar in vergadering bijeen. Voorts belegt (een delegatie van) het bestuur in de regel vier tot zes keer per jaar een vergadering met de deelnemersraad. Strategisch beleid Het bestuur is verantwoordelijk voor de vaststelling van het strategische beleid, onder te verdelen in een beleggings-, toeslagen- en premiebeleid. De pensioen- en vermogensbeheerorganisaties voeren in overleg met en met behulp van externe adviseurs het beleidsvoorbereidende werk uit. De uitkomsten ten aanzien van het beleggingsbeleid worden ter beoordeling voorgelegd aan de bij SBZ functionerende beleggingscommissie; de taken en bevoegdheden van die commissie zijn vastgelegd in het reglement beleggingscommissie. Aan de commissie is één (of meerdere) extern adviseur(s) toegevoegd. Met een (positief) advies wordt het door de beleggingscommissie onderschreven strategische beleggingsbeleid (beleggingsplan) voorgelegd aan de deelnemersraad en vervolgens aan het bestuur. Uitkomsten ten aanzien van het toeslagen- en premiebeleid worden rechtstreeks ter beoordeling voorgelegd aan de deelnemersraad en vervolgens aan het bestuur. Tactisch beleid Het beleid en de beleidsvoornemens van SBZ worden jaarlijks vastgelegd in een tactisch beleidsplan, bestaande uit in ieder geval een beleggingsplan en een kostenbegroting alsmede het tactisch toeslagen- en premiebeleid voor het betreffende jaar. Het tactisch beleidsplan wordt vastgesteld door het bestuur. Het bestuur maakt voor de uitvoering van het tactisch beleggingsbeleid gebruik van een lead overlay manager, een manager of managers en een engagement manager.
Het bestuur heeft de monitoring van de uitvoering van het beleggingsbeleid gedelegeerd aan de beleggingscommissie. Hiervoor bestaan afzonderlijke delegatiebesluiten en reglementen. Het bestuur maakt voor de uitvoering van het toeslagen- en premiebeleid gebruik van een externe pensioenbeheerder. (Management)informatie De vermogensbeheerders rapporteren ieder kwartaal gedetailleerd over de voortgang van de uitvoering van het beleggingsbeleid en afwijkingen daarvan aan de beleggingscommissie. In deze rapportages wordt melding gemaakt van mutaties in de portefeuilles, de waarde van die portefeuilles alsmede over het met die portefeuilles behaalde rendement. Voorts wordt door de pensioen- en vermogensbeheerders ieder kwartaal op hoofdlijnen gerapporteerd aan het bestuur over de voortgang van de uitvoering van het beleid. Voor de uitoefening van haar taak beschikt het bestuur tevens tenminste over de volgende (management)informatie: Een kwartaalrapportage inzake de waarde van de beleggingen en de daarbij behorende (geprognosticeerde) ontwikkeling van de dekkingsgraad. De relevante ontwikkelingen op pensioengebied en de mogelijke consequenties hiervan voor SBZ. Voortgangsrapportages aangaande de uitvoering van de dagelijkse werkzaamheden door de pensioenbeheerder op financieel en pensioentechnisch vlak. Het jaarverslag van SBZ. Een jaarrapportage van de accountant. Een jaarrapportage van de actuaris. Gedragscode Ter bevordering van een correct (in het belang van SBZ) gebruik van de bij SBZ aanwezige informatie heeft SBZ een gedragscode opgesteld. Deze gedragscode geldt voor bestuursleden, voor leden van de deelnemersraad, voor leden van het verantwoordingsorgaan en overige direct belanghebbenden.
Interne controle De externe pensioen- en vermogensbeheerders beschikken over SAS 70 - II verklaringen, die jaarlijks worden verstrekt. Het bestuur heeft een auditcommissie ingesteld, waarin twee leden van het bestuur zitting hebben. De auditcommissie ziet namens het bestuur toe om de juiste inrichting en naleving van compliance en rapporteert hierover aan het bestuur. De auditcommissie maakt hierbij gebruik van een externe accountant en externe waarmerkend actuaris. De taken en bevoegdheden van de auditcommissie zijn vastgelegd in het reglement auditcommissie. Het risicobeleid van SBZ is op hoofdlijnen vastgelegd in de verklaring inzake beleggingsbeginselen (zie bijlage 2) en is nader uitgewerkt in een risico controle raamwerk, dat jaarlijks in de auditcommissie wordt geëvalueerd.
3. PENSIOENREGELING 3.1. Aangesloten organisaties SBZ voert de pensioenregeling uit voor de medewerkers van de organisaties die opereren op het terrein van de zorgverzekering of die daarmee zijn verwant en die zich hebben aangesloten bij SBZ. De wederzijdse verantwoordelijkheden, bevoegdheden, rechten en (financiële) plichten zijn vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst met de organisatie.
3.2. Deelnemerschap Deelnemers aan de pensioenregeling zijn de medewerkers (behoudens vakantiewerkers en stagiaires) van de aangesloten organisaties die bij SBZ zijn aangemeld.
3.3 De inhoud van de pensioenregeling De inhoud van de door SBZ uitgevoerde regelingen is vastgelegd in de van toepassing zijnde pensioenreglementen. (Gewezen) deelnemers kunnen aanspraken doen gelden op basis van vijf mogelijke reglementen: Het pensioenreglement van 1 januari 1988, versie 8 van SBZ (voor per 31 december 1999 gewezen deelnemers en deelnemers, per 31 december 1999 in het genot van een VUTuitkering of wachtgelduitkering tot 65 jaar). Het pensioenreglement van 1 januari 2000 van SBZ (voor per 31 december 2005 gewezen deelnemers). Het pensioenreglement van 1 januari 2006 van SBZ. Het pensioenreglement van 1 januari 2000 van Achmea (voor per 31 december 2005 gewezen deelnemers op of na 1 januari 2000 in dienst bij Achmea Personeel BV) . Het pensioenreglement van 1 januari 2006 van Achmea.
De belangrijkste kenmerken van het pensioenreglement van 1 januari 2006 van SBZ zijn: Het betreft een middelloonregeling met als standaard pensioenleeftijd 65 jaar. Voor de deelnemers is een ouderdomspensioen vanaf 65 jaar en een arbeidsongeschiktheidspensioen verzekerd. Voor de (eventuele) nabestaanden is partnerpensioen, tijdelijk partnerpensioen (anwhiaat) en wezenpensioen verzekerd. Het ouderdomspensioen bedraagt voor elk deelnemersjaar 2,25% van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. De pensioengrondslag is gelijk aan het vaste jaarsalaris verminderd met een franchise. De franchise is per 1 januari 2010 vastgesteld op € 14.630,- en wordt jaarlijks per 1 januari aangepast aan de algemene loonontwikkeling conform de CAO in de bedrijfstak vanaf 2 januari in het daaraan voorafgaande jaar tot en met genoemde 1 januari, tenzij CAO-partijen anders overeenkomen. Het opgebouwde ouderdomspensioen van de deelnemers in de zin van het reglement 2006 wordt jaarlijks per 1 januari verhoogd op basis van de algemene loonontwikkeling conform de CAO in de bedrijfstak vanaf 2 januari in het daaraan voorafgaande jaar tot en met genoemde 1 januari. Bij aanvang van het deelnemerschap in de loop van het jaar zal de genoemde verhoging plaatsvinden op basis van het in de CAO overeengekomen percentage van de algemene loonontwikkeling na aanvang van het deelnemerschap. De koopsom voor deze verhoging kan in rekening worden gebracht bij de aangesloten organisaties. De per 31 december 2005 volgens het pensioenreglement 2000 opgebouwde en premievrij gemaakte pensioenen vóór 65 jaar van de deelnemers worden eveneens jaarlijks verhoogd overeenkomstig het bovenstaande.
Het arbeidsongeschiktheidspensioen bestaat, in geval van arbeidsongeschiktheid, uit een aanvulling op de WIA-uitkering tot 80% (voor duurzaam volledig arbeidsongeschikten 85%) van het salaris gedurende het derde tot en met het zesde ziektejaar en tot 70% (voor duurzaam volledig arbeidsongeschikten 75%) van het salaris daarna. In geval van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid worden bovenstaande aanvullingen naar evenredigheid van de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld, waarbij er ten aanzien van de hoogte van de WIA-uitkering vanuit wordt gegaan dat de resterende arbeidscapaciteit volledig wordt benut. Voor (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten vindt (gedeeltelijke) premievrije voortzetting van de pensioenopbouw plaats. Het partnerpensioen is gelijk aan 65% van het (bereikbaar) ouderdomspensioen. Het tijdelijk partnerpensioen ter grootte van de anw, wordt uitgekeerd tot de 65-jarige leeftijd van de partner, mits er geen recht op anw bestaat voor de nabestaande. Het wezenpensioen per kind is gelijk aan 13% van het (bereikbaar) ouderdomspensioen. Voor volle wezen wordt het wezenpensioen verdubbeld. Alle ingegane pensioenen alsmede premievrije aanspraken die door SBZ zijn toegekend kunnen per 1 januari van elk jaar worden verhoogd op basis van een prijsindex, indien de financiële positie van SBZ dit mogelijk maakt. Hiervoor wordt niet gereserveerd en wordt geen premie in rekening gebracht. Een eventuele verhoging wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld (na verkregen advies van de extern actuaris). De reglementaire bijdrage van de deelnemers in de kosten van de pensioenregeling is vastgelegd in de CAO voor de bedrijfstak. De pensioenregeling kent diverse flexibele elementen, te weten vervroeging, uitstel, hoog/laag-constructies, deeltijdpensionering en uitruil partnerpensioen voor extra ouderdomspensioen en uitruil ouderdomspensioen voor extra partnerpensioen.
De belangrijkste kenmerken van het pensioenreglement van 1 januari 2006 van Achmea zijn: Het betreft een middelloonregeling met als standaard pensioenleeftijd 65 jaar. Voor de deelnemers is een ouderdomspensioen vanaf 65 jaar verzekerd. Voor de (eventuele) nabestaanden is partnerpensioen, tijdelijk partnerpensioen (anwhiaat) en wezenpensioen verzekerd. Het ouderdomspensioen bedraagt voor elk deelnemersjaar 2% van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. De pensioengrondslag is gelijk aan het vaste jaarsalaris verminderd met een franchise. Voor deelnemers, die geboren zijn op of na 1 januari 1950 en tevens deelnemer zijn in de regeling per 31 december 2005, geldt een opbouwpercentage van 2,25%. De franchise is per 1 januari 2010 vastgesteld op € 15.146,- en wordt jaarlijks per 1 januari verhoogd, overeenkomstig de algemene loonontwikkeling zoals overeengekomen in de CAO van Achmea voor het voorafgaande kalenderjaar, tenzij CAO-partijen anders overeenkomen. Het opgebouwde ouderdomspensioen van de deelnemers in de zin van het pensioenreglement 2006 wordt jaarlijks per 1 januari verhoogd, overeenkomstig de algemene loonontwikkeling zoals overeengekomen in de CAO van Achmea voor het voorafgaande kalenderjaar. De koopsom voor deze verhoging kan in rekening worden gebracht bij Achmea. De per 31 december 2005 volgens het pensioenreglement 2000 opgebouwde en premievrij gemaakte pensioenen vóór 65 jaar van de deelnemers worden eveneens jaarlijks verhoogd overeenkomstig het bovenstaande. Voor (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten vindt (gedeeltelijke) premievrije voortzetting van de pensioenopbouw plaats. Het partnerpensioen is gelijk aan 70% van het (bereikbaar) ouderdomspensioen. Het tijdelijk partnerpensioen betreft een aanvulling tot maximaal de ongekorte anw en wordt uitgekeerd tot de 65-jarige leeftijd van de partner, mits er geen recht op anw bestaat voor de nabestaande of inkomenskorting op de anw plaatsvindt.
Het wezenpensioen per kind is gelijk aan 14% van het (bereikbaar) ouderdomspensioen. Voor volle wezen wordt het wezenpensioen verdubbeld. Alle ingegane pensioenen alsmede premievrije aanspraken die door SBZ zijn toegekend kunnen per 1 januari van elk jaar worden verhoogd op basis van een prijsindex, indien de financiële positie van SBZ dit mogelijk maakt. Hiervoor wordt niet gereserveerd en wordt geen premie in rekening gebracht. Een eventuele verhoging wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld na verkregen advies van de extern actuaris. De reglementaire bijdrage van de deelnemers in de kosten van de pensioenregeling is vastgelegd in de CAO van Achmea. De pensioenregeling kent diverse flexibele elementen, te weten vervroeging, uitstel, hoog/laag-constructies, deeltijdpensionering, uitruil partnerpensioen voor extra ouderdomspensioen en uitruil ouderdomspensioen voor extra partnerpensioen. Voor deelnemers die geboren zijn vóór 1 januari 1950 en tevens deelnemer zijn in de regeling per 31 december 2005 geldt in aanvulling op het bovenstaande: Voor de deelnemers is een tijdelijk ouderdomspensioen tussen 62 en 65 jaar verzekerd. Het tijdelijk ouderdomspensioen bedraagt voor elk deelnemersjaar 1,75% van het laatste per 1 januari vastgestelde jaarsalaris.
4. HERVERZEKERING Gezien de omvang en het draagvlak van SBZ en de aard van de risico’s worden alle risico’s voortvloeiende uit de aangegane pensioenverplichtingen volledig in eigen beheer gehouden.
5. VOORZIENINGEN EN RESERVES Voor de in eigen beheer gehouden verplichtingen houdt SBZ de volgende voorzieningen en reserves aan:
5.1. Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening pensioenverplichtingen (VPV) wordt post voor post vastgesteld met inachtneming van de actuariële grondslagen en veronderstellingen zoals in bijlage 1 omschreven. De VPV wordt gebaseerd op de tot de balansdatum verkregen aanspraken op pensioen, met inbegrip van de verhogingen zoals die op grond van het toeslagenbeleid zijn toegekend tot de balansdatum. De VPV wordt in principe zodanig vastgesteld dat zij toereikend is ter dekking van de nominale verplichtingen van SBZ. De toereikendheid van de VPV wordt jaarlijks door de externe actuaris getoetst.
5.2. Reserve beleggingsrisico’s Het doel van de reserve beleggingsrisico’s is het opvangen van risico’s met betrekking tot de beleggingen. De reserve beleggingsrisico’s is maximaal gelijk aan het vereist eigen vermogen dat resulteert volgens het standaardmodel van De Nederlandsche Bank, gebruik makend van de op balansdatum geldende door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vastgestelde parameters. Er wordt rekening gehouden met: - het renterisico; - het aandelen- en vastgoedrisico; - het valutarisico; - het grondstoffenrisico; - het kredietrisico; en - het verzekeringstechnisch risico. Jaarlijks wordt overeenkomstig het standaardmodel van De Nederlandsche Bank een solvabiliteitstoets uitgevoerd om vast te stellen of de reserve beleggingsrisico’s tot het niveau van het vereist eigen vermogen kan worden aangevuld. De reserve beleggingsrisico’s kan niet negatief zijn.
5.3. Reserve premie-egalisatie De reserve premie-egalisatie wordt aangehouden ter stabilisatie van de premie. Wanneer de kostendekkende premie volgens artikel 116 van de Pensioenwet en vastgesteld op basis van de actuariële grondslagen en veronderstellingen, zoals in bijlage 2 omschreven lager (hoger) is dan de feitelijke premie vóór eventuele premiekorting op basis van de actuariële grondslagen en veronderstellingen, zoals in bijlage 1 omschreven, wordt het verschil toegevoegd (onttrokken) aan de reserve premie-egalisatie. De reserve premie-egalisatie kan niet negatief zijn en bedraagt maximaal 5% van de voorziening pensioenverplichtingen.
5.4. Vrij vermogen De omvang van het vrij vermogen is gelijk aan het aanwezige pensioenvermogen na aftrek van de reserve beleggingsrisico’s, de reserve premie-egalisatie en verminderd met de voorziening pensioenverplichtingen. Het niveau van het vrij vermogen is mede een maatstaf voor het toekennen van toeslagen en het verlenen van premiekortingen, zoals nader is uitgewerkt in bijlage 3.
6. BELEGGINGSBELEID 6.1. Het strategisch beleggingsbeleid De doelstelling van SBZ is het garanderen van de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten. Daarnaast streeft SBZ naar een zodanige financiële positie dat 1) toeslagen aan pensioengerechtigden en gewezen deelnemers kunnen worden verleend vanuit de middelen van SBZ. Hiervoor wordt echter niet gereserveerd en er wordt geen premie in rekening gebracht voor deze toeslagen. 2) toeslagen aan actieve deelnemers kunnen worden verleend vanuit de middelen van SBZ. De koopsom voor deze toeslagen kan evenwel geheel of gedeeltelijk in rekening worden gebracht bij de aangesloten organisaties. Om deze doelstelling en dit streven te bereiken, is het van het grootste belang dat de beleggingsresultaten van SBZ op lange termijn met aanvaardbare risico’s zo hoog mogelijk zijn. Op grond van periodiek uit te voeren ALM-onderzoek wordt nadere invulling gegeven aan het premie-, toeslagen- en beleggingsbeleid van SBZ. Voorts zijn in de overeenkomsten met de lead overlay manager en de manager of managers de feitelijke beleggingsrestricties opgenomen. Het beleggingsbeleid is uitgewerkt in een verklaring inzake beleggingsbeginselen, die als bijlage 2 aan deze nota is toegevoegd.
7. TOESLAGEN- EN PREMIEBELEID Afhankelijk van de actuele financiële positie van SBZ kunnen toeslagen aan pensioengerechtigden en gewezen deelnemers worden toegekend. Deze toeslagen zijn gerelateerd aan een prijsindex. Hiervoor wordt echter niet gereserveerd en er wordt geen premie in rekening gebracht voor deze toeslagen. De toeslagen aan actieve deelnemers worden jaarlijks toegekend. Deze toeslagen zijn gerelateerd aan de loonindex uit de CAO. Voor de toeslagen aan de actieve deelnemers kan een koopsom in rekening worden gebracht bij de aangesloten organisaties. Deze toeslagkoopsom wordt vastgesteld op basis van de in bijlage 1 vermelde actuariële grondslagen en onderstellingen. De feitelijke premie die door de aangesloten organisaties jaarlijks verschuldigd is wordt per deelnemer berekend en is in beginsel gelijk aan de actuariële premie, zijnde de koopsom voor de pensioenopbouw van de actieve deelnemers inclusief de benodigde opslagen voor kosten, solvabiliteit en premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid (coming service). De feitelijke premie wordt eveneens vastgesteld op basis van de in bijlage 1 vermelde actuariële grondslagen en onderstellingen. Afhankelijk van de financiële positie van SBZ kan er een korting worden verleend op de toeslagkoopsom met betrekking tot de actieve deelnemers en de feitelijke premie. Het toeslagen- en premiebeleid zijn gerelateerd. De samenhang tussen toeslagen- en premiebeleid is weergegeven in bijlage 3. Het toeslagen- en premiebeleid is ontwikkeld en getoetst met behulp van een ALM-studie. Deze toetsing zal periodiek worden herhaald. De in bijlage 3 aangegeven rekenregels met betrekking tot toeslagen en premie(korting) zijn richtlijnen. Het bestuur kan (gemotiveerd) besluiten om hiervan af te wijken. De risicopremie voor het aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen wordt separaat vastgesteld. Deze wordt periodiek herijkt op grond van de opgedane ervaringen. Deze premie valt buiten de premiekortingsregeling.
8. FINANCIËLE STURINGSMIDDELEN 8.1. Beleggingsbeleid Uit hoofdstuk 6 blijkt dat het strategisch beleggingsbeleid door middel van een ALM-studie wordt afgestemd op de nominale verplichtingen van SBZ. Daarnaast streeft SBZ naar een zodanige financiële positie dat 1) toeslagen aan pensioengerechtigden en gewezen deelnemers kunnen worden verleend vanuit de middelen van SBZ. Hiervoor wordt echter niet gereserveerd en er wordt geen premie in rekening gebracht voor deze toeslagen. 2) toeslagen aan actieve deelnemers kunnen worden verleend vanuit de middelen van SBZ. De koopsom voor deze toeslagen kan evenwel geheel of gedeeltelijk in rekening worden gebracht bij de aangesloten organisaties. Door het strategische beleggingsbeleid periodiek te herijken aan de hand van een nieuwe ALM-studie, kan er worden ingespeeld op wijzigingen in het risicoprofiel van de pensioentoezeggingen en in de risicoperceptie van het bestuur.
8.2. Toeslagenbeleid Uit hoofdstuk 7 blijkt dat, afhankelijk van de actuele financiële positie van SBZ, toeslagen aan pensioengerechtigden en gewezen deelnemers kunnen worden toegekend. Deze toeslagen zijn gerelateerd aan een prijsindex. Hiervoor wordt echter niet gereserveerd en er wordt geen premie in rekening gebracht voor deze toeslagen. De toeslagen aan actieve deelnemers worden jaarlijks toegekend. Deze toeslagen zijn gerelateerd aan de loonindex uit de CAO. Het bestuur kan besluiten de koopsom voor deze toeslagen geheel of gedeeltelijk in rekening te brengen bij de aangesloten organisaties. Het bestuur kan besluiten om extra verhogingen toe te kennen indien de actuele financiële positie van SBZ dit toelaat. In bijlage 3 is aangegeven in welke situatie de financiële positie van SBZ kan resulteren in het verlenen van toeslagen aan pensioengerechtigden en gewezen deelnemers en het gedeeltelijk of niet in rekening brengen bij de aangesloten organisaties van de koopsom voor de toeslagen
aan actieve deelnemers. Een en ander zal in samenhang met het premiebeleid worden bezien. Bij de besluitvorming wordt gebruik gemaakt van de uitkomsten van een ALM-studie.
8.3. Premiebeleid In beginsel is de feitelijke premie gelijk aan de actuariële premie. In hoofdstuk 7 is aangegeven hoe de feitelijke premie wordt vastgesteld. In bijlage 3 is aangegeven in welke situatie de financiële positie van SBZ kan resulteren in het verlenen van premiekortingen. Een en ander zal in samenhang met het toeslagenbeleid worden bezien. Bij de besluitvorming wordt gebruik gemaakt van de uitkomsten van een ALM-studie.
8.4. Solvabiliteitsbeleid Door het beleggings-, toeslagen- en premiebeleid in onderlinge samenhang te beschouwen vindt bewaking plaats van de solvabiliteit van SBZ. Per kwartaal wordt overeenkomstig het standaardmodel van De Nederlandsche Bank een solvabiliteitstoets uitgevoerd om vast te stellen of er sprake is van onderdekking, reservetekort of vrij vermogen. De Nederlandsche Bank wordt onverwijld in kennis gesteld van een situatie van onderdekking of reservetekort. In geval van onderdekking wordt binnen uiterlijk twee maanden na melding een plan van aanpak voor de oplossing (binnen een termijn van drie jaar) van de situatie van onderdekking ter instemming aan De Nederlandsche Bank voorgelegd. In geval van reservetekort wordt binnen uiterlijk drie maanden na melding een plan van aanpak voor de oplossing (binnen een termijn van vijftien jaar) van de situatie van reservetekort ter instemming aan De Nederlandsche Bank voorgelegd. Afhankelijk van de situatie kan het bestuur besluiten af te wijken van de in deze ABTN geformuleerde richtlijnen voor beleid (zowel met betrekking tot beleggings-, premie- als toeslagenbeleid) in die mate waarin dit voor oplossing van de situatie van onderdekking respectievelijk reservetekort noodzakelijk wordt geacht. Het bestuur beschikt hierbij tevens over de mogelijkheid in overleg met CAO-partijen het niveau van de regeling voor de toekomst tijdelijk of permanent aan te passen.
Met behulp van ALM-studies zal het beleggings-, toeslagen- en premiebeleid periodiek worden getoetst op basis van in onderling overleg met de ALM-adviseur vast te stellen grenzen. Eenmaal per drie jaar wordt een continuïteitsanalyse uitgevoerd, waarbij de financiële positie voor de lange termijn wordt bezien. De periodieke ALM-studies vormen de basis voor de continuïteitsanalyse. Onderdeel van de continuïteitsanalyse zijn, naast de ALM-studies, een gevoeligheidsanalyse, stresstesting en een retrospectieve verschillenanalyse tussen prognoses uit eerdere ALM-studies en de werkelijkheid. Wanneer wijzigingen worden voorzien die van wezenlijke invloed zijn op de financiële positie van SBZ voor de lange termijn, worden tussentijdse continuïteitsanalyses uitgevoerd. Resultaten van de ALM-studies of de continuïteitsanalyses kunnen aanleiding vormen de in deze ABTN geformuleerde richtlijnen voor beleid (zowel met betrekking tot beleggings-, premie- als toeslagenbeleid) te herzien.
STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS ZORGVERZEKERAARS
J.G.A. van den Brink
P.T.G. Lafranca
Werknemersvoorzitter
Werkgeversvoorzitter
BIJLAGE 1. ACTUARIËLE GRONDSLAGEN EN ONDERSTELLINGEN Aan de berekening van de pensioenverplichtingen, toeslagkoopsommen, (gedempte) kostendekkende en feitelijke premies (uitgezonderd de risicopremie voor het aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen) liggen de volgende actuariële grondslagen en onderstellingen ten grondslag: Rekenrente: - voor de pensioenverplichtingen: de op balansdatum geldende door De Nederlandsche Bank gepubliceerde rentetermijnstructuur; - voor de toeslagkoopsommen en feitelijke premies: 4%. - voor de gedempte kostendekkende premie: 4,5%. - voor de kostendekkende premie: de primo boekjaar geldende door De Nederlandsche Bank gepubliceerde rentetermijnstructuur. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige voorwaardelijke toeslagen. Sterftekansen: ⎯ Voor mannen worden de sterftekansen ontleend aan de AG prognosetafels, toegepast
met twee jaar leeftijdsterugstelling (ultimo 2009: tafels 2007-2012, enzovoorts). ⎯ Voor vrouwen worden de sterftekansen ontleend aan de AG prognosetafels, toegepast
met twee jaar leeftijdsterugstelling (ultimo 2009: tafels 2007-2012, enzovoorts). ⎯ Voor kinderen worden de sterftekansen verwaarloosd.
Partnerfrequentie: Zolang nog geen pensioenuitkering is ingegaan, wordt voor de berekening van de voorziening voor partnerpensioen elke (gewezen) deelnemer verondersteld een partner te hebben (onbepaalde partnersysteem met een partnerfrequentie van 100%). Voor gepensioneerden wordt uitgegaan van de werkelijke burgerlijke staat. Leeftijdsverschil: Voor wat betreft het partnerpensioen wordt verondersteld dat de man drie jaar ouder is dan de vrouw. Wezenpensioen: De voorziening voor wezenpensioen is gelijk aan 2% van de voorziening voor
partnerpensioen. Bij een ingegaan wezenpensioen wordt voor wezen jonger dan 21 jaar aangenomen dat het wezenpensioen voortduurt tot de 21-jarige leeftijd; voor wezen van 21 jaar of ouder wordt het wezenpensioen jaarlijks tot uiterlijk de 27-jarige leeftijd verlengd op basis van ontvangen studieverklaringen. De toeslagkoopsommen en feitelijke en kostendekkende premies voor wezenpensioen zijn gelijk aan 2% van de toeslagkoopsommen en feitelijke en kostendekkende premies voor partnerpensioen. Keuzemogelijkheden: De actuariële voor- of nadelen die uit reglementaire keuzemogelijkheden voortvloeien, zijn verwaarloosd. Invaliditeit: Aangenomen is dat de kosten, verbonden aan de in de toekomst te verlenen vrijstelling van premiebetaling wegens arbeidsongeschiktheid, kunnen worden gedekt door een risicopremie ter grootte van 5,5% van de premie. Administratie- en uitbetalingskosten: Bij de vaststelling van de pensioenverplichtingen, toeslagkoopsommen en feitelijke en kostendekkende premies wordt rekening gehouden met een opslag voor toekomstige uitbetalingskosten van 2%. De kosten verbonden aan de administratie en het beheer van SBZ, zijn gesteld op 3% van de toeslagkoopsommen en feitelijke en kostendekkende premies. Herstel- en solvabiliteitsopslag: De herstelopslag op de toeslagkoopsommen en feitelijke premies is gesteld op 13%. Voor de (gedempte) kostendekkende premie wordt een opslag gehanteerd ter grootte van
de opslag benodigd voor de vereiste dekkingsgraad primo boekjaar. Uitbetalingswijze: De pensioenen worden uitgekeerd in maandelijkse termijnen bij achterafbetaling. Er is derhalve geen rekening gehouden met verschuldigd pensioen of pensioentegoed. Toetredingen en uittredingen: Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige toetredingen en uittredingen.
BIJLAGE 2. VERKLARING INZAKE BELEGGINGSBEGINSELEN
Verklaring inzake Beleggingsbeginselen 2010 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars Het beleggingsbeleid van een pensioenfonds is voor zowel de zekerheid als de betaalbaarheid van het pensioen van cruciaal belang. Tegen die achtergrond heeft de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars (“SBZ”) deze “Verklaring inzake de beleggingsbeginselen SBZ 2010” opgesteld. Dit document beschrijft de uitgangspunten van het beleggingsbeleid van SBZ ten behoeve van de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden in het pensioenfonds. De verklaring is voor iedereen beschikbaar via onze internetsite www.SBZ.nl (onder de knop “Reglementen”). Deze verklaring is vastgesteld door het bestuur van SBZ op 30 maart 2010.
Hoofdstukindeling De verklaring bevat de volgende hoofdstukken: 1. Organisatie en regeling 2. Beleggings- en risicobeleid van het pensioenfonds 3. Uitvoering
1 : Organisatie en regeling 1.1 Organisatie
Omschrijving van het fonds SBZ is sinds 1961 uitgegroeid van een bescheiden fonds voor de uitvoerders van de ziekenfondswet en/of AWBZ naar een vrijwillig bedrijfstakpensioenfonds voor de bedrijfstak zorgverzekeraars. De aansluitingsgrond is geregeld in de statuten van SBZ. Geen van de aangesloten organisaties is beursgenoteerd en veelal hebben ze geen ‘winstoogmerk’. Al een halve eeuw staat SBZ garant voor aandacht en zorg voor de individuele deelnemers en gepensioneerden van deze aangesloten organisaties. Daarbij staat de volgende missie centraal: SBZ is dé natuurlijke leverancier van pensioenregelingen voor de bedrijfstak zorgverzekeraars waarbij het leveren van kwaliteit naar aangesloten organisaties en hun deelnemers en gepensioneerden voorop staat, zonder dat daarbij sprake is van een winstoogmerk. SBZ heeft eind 2009 ongeveer 40.000 deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden en een belegd vermogen van ongeveer € 2,65 miljard.
Doelstelling van het pensioenfonds De belangrijkste doelstelling van het pensioenfonds is het verschaffen van, zoveel als mogelijk, zekerheid omtrent de toegezegde pensioenen. Dit betreft zowel de ingegane rechten als de aanspraken van actieve en gewezen deelnemers. Een tweede doelstelling van het pensioenfonds is het waarde- of welvaartsvast houden van de pensioenen door jaarlijks de pensioenen te verhogen. Echter, dit gebeurt alleen indien en voor zover de financiële positie van het fonds dit toelaat. Indien de financiële positie van het fonds dit niet toestaat kan bij de aangesloten organisaties voor de verhoging van de opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers een aanvullende koopsom in rekening worden gebracht. Ter voorkoming van misverstanden : er wordt premie betaald voor de toekenning van nominale pensioenen, voor toeslagverlening op ingegane pensioenen wordt geen premie betaald, deze wordt gefinancierd uit de overrendementen van het fonds. Tenslotte ziet het pensioenfonds het als een belangrijk onderdeel van haar identiteit om deze doelstellingen op een verantwoorde wijze te verwezenlijken met oog voor sociaalmaatschappelijke en omgevingsaspecten.
Wijze van uitvoering SBZ heeft de uitvoering van de pensioenadministratie en de bestuursondersteuning met ingang van 1 januari 2010 opgedragen aan Syntrus Achmea Pensioenbeheer NV. Het fonds maakt voor haar beleggingen sinds 1 juli 2007 zoveel mogelijk gebruik van externe managers. Hiermee wordt de individuele beleggingsbeslissing aan de manager overgedragen. Voor het beheer van de portefeuilles zijn een tweetal coördinerende externe managers geselecteerd, waarvan er één gespecialiseerd is in het selecteren van de beste managers per beleggingscategorie en regio en één in het adviseren over de strategische (en tactische)
allocatie van de portefeuille en de uitvoering van het risicobeheer (inclusief de executie van overlays op rente en valuta).
Kerncijfers SBZ In de volgende tabel zijn de kerncijfers uit het jaarverslag van SBZ over 2008 weergegeven (bedragen in duizenden euro’s). 2008
2007
2006
2005
2004
58
60
62
65
62
16.945 20.167 5.514
17.563 18.896 5.190
18.725 17.024 4.912
19.629 15.306 4.715
18.053 13.734 4.437
2.294.880 2.282.400
2.593.234 1.757.438
2.428.846 1.796.259
2.249.670 1.793.861
1.850.138 1.519.442
101% 117%
148% 119%
135% 123%
125% 122%
122% -
81.162 112.292
74.299 114.999
69.113 86.628
65.403 85.786
62.395 93.661
2.256.087 -12,3%
2.559.749 5,3%
2.423.261 7,2%
2.237.350 14,4%
1.819.180 7,1%
Aantallen Aangesloten organisaties Deelnemers Gewezen deelnemers Pensioengerechtigden Pensioenregeling Pensioenvermogen 1 Pensioenverplichtingen Dekkingsgraad - volgens FTK-normen - vereist Uitkeringen Pensioenpremie Beleggingen Beleggingen Rendement
1.2 Bestuur Pensioenfonds Organisatie Dit hoofdstuk bevat een toelichting op de organisatie van het pensioenfonds. In de volgende paragrafen wordt ingegaan op de verdeling van verantwoordelijkheden en bevoegdheden en de opgenomen maatregelen ter waarborging van de integriteit van de organisatie. Het bestuur bestaat uit acht leden. Vier leden (de werkgeversleden) worden aangewezen door de werkgeversvereniging Zorgverzekeraars Nederland. Vier leden (de werknemersleden) worden aangewezen door FNV, CNV en De Unie, met inachtneming van de verhouding tussen de aantallen bij de deelnemende organisaties
1
Som van het vrij vermogen, reserves en technische voorzieningen
werkzame vakbondsleden, echter met dien verstande dat elk van de hiervoor genoemde werknemersorganisaties ten minste een lid aanwijst. De beleggingscommissie (Belco) bestaat uit twee (doch maximaal vier) leden van het bestuur, die worden ondersteund door externe deskundigen en medewerkers bestuursondersteuning van Syntrus. De leden van de Belco worden benoemd door het bestuur. De bijeenkomsten van de Belco worden bijgewoond door de aangewezen bestuursleden, de vaste adviseur en de vertegenwoordigers van Syntrus. Voor de bijeenkomsten kunnen ook andere adviseurs en de fiduciair managers worden uitgenodigd. Uiteraard is er bij de advisering, vaststelling en toetsing (van de uitvoering) van het beleggingsbeleid ook een rol weggelegd voor de deelnemersraad, de audit-commissie, het verantwoordingsorgaan en de visitatie-commissie. De stichting kent geen eigen uitvoeringsorganisatie; deze functie is sinds 1 januari 2010 belegd bij Syntrus Achmea Pensioenbeheer NV.
Verdeling taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden De taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van het bestuur zijn vastgelegd in de statuten van het fonds. Het bestuur heeft de volgende verantwoordelijkheden: het waken over de inrichting, handhaving en uitvoerbaarheid van de statuten, reglementen en overeenkomstem; het besturen van het fonds. De beleggingcommissie (Belco) heeft een adviserende bevoegdheid. De taken en bevoegdheden van de Belco zijn vastgelegd in een door het bestuur vastgesteld reglement. De Belco adviseert het bestuur inzake het beleggingsbeleid en de wijze waarop daaraan uitvoering wordt gegeven. De Belco is uitsluitend verantwoordelijk voor haar inhoudelijk advies ten aanzien van het te voeren beleggingsbeleid en niet voor de uitkomsten van het gevoerde beleggingsbeleid. Voorts is de Belco door het bestuur een aantal bevoegdheden gedelegeerd aangaande de uitvoering van het beleggingsbeleid. De medewerkers bestuursondersteuning van Syntrus verzorgen de beleidsinitiatie en dagelijkse monitoring van de LOM, de MoM, de engagement manager en de custodian en coördineren de rapportage aan de Belco en het bestuur. De lead overlay manager (LOM) adviseert de beleggingscommissie over de strategische allocatie van de beleggingsportefeuille en draagt op continue basis zorg voor het risicobeheer, waarbij afdekkingstrategieën gelden ten aanzien van rente en valuta. De manager of managers (MoM) is verantwoordelijk voor de selectie en aansturing van de onderliggende gespecialiseerde managers per beleggingscategorie.
De engagement manager ondersteunt SBZ bij het vormgeven en uitvoeren van het beleid op het gebied van verantwoord beleggen.
De custodian is onder andere belast met de settlement en bewaring van effecten et cetera, compliance-monitoring, beleggingsadministratie en performance-meting.
Pensioenregeling SBZ is een niet verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds. De pensioenregeling van SBZ is het gevolg van de pensioenovereenkomst, die de CAOpartijen in de zorgverzekeringsbranche hebben gesloten. De pensioenovereenkomst betreft een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet en komt neer op een geïndexeerde middelloonregeling. Verzekerd zijn: * op opbouwbasis: - een ouderdomspensioen vanaf 65 jaar - een partnerpensioen * op risicobasis: - een tijdelijk partnerpensioen - een wezenpensioen - een arbeidsongeschiktheidspensioen. De regeling kent diverse flexibiliseringsmogelijkheden.
2 : Beleggings- en risicobeleid van het pensioenfonds 2.1 Algemeen Het bestuur van SBZ heeft een integraal beleid vastgesteld. Het pensioenbeleid, het toeslagbeleid, het premiebeleid en het beleggingsbeleid vormen hierbij een samenhangend geheel. In het kader van de sturing wordt het beleggingsbeleid jaarlijks, in samenhang de overige financiële sturingselementen, geanalyseerd tegen de achtergrond van verschillende economische scenario’s. Een belangrijk analyse-instrument hierbij is de Asset Liability Management (ALM) studie, waarbij de ontwikkeling in de beleggingen en de verplichtingen in hun onderlinge samenhang worden beschouwd. Dit hoofdstuk beschrijft het beleggingsbeleid van SBZ en het daarbij behorende risicobeleid.
Doelstelling beleggingsbeleid Er wordt een beleid gevoerd dat er op gericht is om binnen beperkte risicogrenzen, waarbij met name rekening wordt gehouden met het risico van onderdekking, tegen een aanvaardbare premie (laag en stabiel) een situatie te creëren waarbij het verschaffen van, zoveel als mogelijk, zekerheid omtrent de toegezegde pensioenen centraal staat. Uitgangspunt hierbij is dat de kans dat binnen een jaar de dekkingsgraad minder wordt dan 105%, niet groter mag zijn dan 2,5%. Een afgeleide doelstelling is een zodanig rendement op het belegde vermogen te behalen dat een bestendig toeslagbeleid kan worden gevoerd. Aan de hand van een periodieke monitoring van de risicopositie wordt beoordeeld of en in hoeverre de risicoafdekkingen dienen te worden aangepast. Om op proactieve wijze te kunnen sturen is medio 2007 een gespecialiseerde risicobeheerder (de LOM) aangesteld die gebruik maakt van verfijnde modellen. 2.2 Vaststellen beleggingsbeleid Het bestuur van een pensioenfonds is verantwoordelijk voor het strategische beleggingsbeleid. Onder strategisch beleggingsbeleid wordt verstaan: het vaststellen van het doel van het beleggingsbeleid; het vaststellen van de strategische beleggingsportefeuille (allocatie en risicobudget) en het risicobeleid met betrekking tot onder andere rente, inflatie en het valuta; Het vaststellen van de benchmarks en de bandbreedtes; Het vaststellen van het beleid op het terrein van verantwoord beleggen. De beleggingscommissie adviseert het bestuur inzake het beleggingsbeleid en de wijze waarop daaraan uitvoering wordt gegeven. Binnen het door het bestuur vastgestelde beleidsmatige kader wordt door de beleggingscommissie, ondersteund door medewerkers bestuursondersteuning van Syntrus, uitvoering gegeven aan het beleggingsbeleid. De hiermee verband houdende werkzaamheden hebben onder meer betrekking op: de voorbereiding van de advisering met betrekking tot het te voeren beleggingsbeleid ten behoeve van het bestuur;
-
de aanstelling van de lead overlay manager, manager of managers, engagement manager en custodian; het houden van toezicht op de uitvoering van het vermogensbeheer door externe vermogensbeheerders.
In de organisatie van het vermogensbeheer is een strikte scheiding aangebracht tussen beleidsbepaling, de beheerfunctie en de bewaarfunctie / registratieve functie. Schematisch kan het beleggingsproces als volgt worden weergegeven:
Implementeren Strategisch beleid
Formulering Strategisch beleid
Intern fonds
eporting en Reporting R (Compliance) monitoring
Dynamisch risicobeheer met derivaten
Overlay manager
Custodian Multimanager
Managers
Managers Administratie
Uitvoeren transacties
Selectie en monitoring externe managers
2.3 Beleggingsrichtlijnen Elk jaar wordt in het beleggingsplan de normportefeuille vastgelegd. Binnen de kernmarkten aandelen, vastrentende waarden en alternatives wordt een verdere verdeling gemaakt naar deelmarkten. Een belangrijke richtlijn is dat de actuele portefeuille van activa zo veel mogelijk de karakteristieken van de verplichtingen dient te volgen. Hierbij wordt een aantal parameters gehanteerd. Deze parameters zijn vooral: de grens waar de nominale dekkingsgraad na één jaar met een kans van 2,5% onder komt; de kans op een nominale dekkingsgraad lager dan 105% na één jaar; de kans op een nominale dekkingsgraad lager dan 105% gedurende een periode van vijftien jaar; de gemiddelde toeslagtoekenning (koopkrachtverlies) na vijftien jaar; de tracking error (deze maatstaf geeft aan in hoeverre de actuele beleggingsportefeuille met een bepaalde mate van zekerheid de verplichtingen volgt).
De genoemde parameters zijn onderdeel van het risicobeheerraamwerk. SBZ voert een risicobeleid waarbij gebruik wordt gemaakt van rentederivaten, aandelenderivaten en valutaderivaten. Het risicobeleid heeft als doelstelling om pensioen- en beleggingsrisico’s op prudente wijze te beperken en te beheersen. Externe vermogensbeheerders hebben de mogelijkheid om, binnen de richtlijnen van het mandaat, gebruik te maken van derivaten om een actief beleggingsbeleid te voeren. De portefeuilleverdeling is opgenomen in onderstaande tabel. Portefeuille Vastrentend Euro Staatsobligaties Global Credits Global High Yield Emerging Market Debt Aandelen Wereldwijd Emerging Markets Small Cap US Small Cap Non-US Alternatieve beleggingen Grondstoffen Private Equity Hedge Funds Vastgoed Infrastructuur Totaal
Benchmark
Gewicht
Citigroup Euro Gov BI BarCap Global Aggregate Credit Merrill Lynch Global High Yield JP Morgan EMBIG
25,50% 18,00% 4,25% 3,25%
MSCI World (Net Div Reinv) MSCI Emerging Markets Russell 2500 Russell Dev ex-NA SC Index
24,00% 3,00% 2,70% 2,30%
Dow Jones UBS Absolute Return (12% ann.) Libor+4% Composite BM *) Absolute Return (10% ann.)
2,00% 3,00% 4,00% 6,00% 2,00% 100%
*) Composite BM : 50% All-Europe Index, 25% ROZ IPD Dutch resedential Index, 15% NCREIF en 10% FTSE EPRA NAREIT Global Real Estate Index. Maandelijks worden de beleggingstitels op gewicht gebracht volgens onderstaande tabel. Tevens zijn in de tabel de maximale bandbreedtes aangegeven voor eventuele tussentijdse herweging. Vastrentend Euro Staatsobligaties Global Credits Global high yield Emerging market debt Aandelen Wereldwijd Emerging markets Small cap
Gewicht
Minimaal
25,50% 18,00% 4,25% 3,25%
22,30% 14,80% 2,70% 1,70%
24,00% 3,00% 5,00%
20,80% 1,40% 3,40%
Maandelijkse herweging Minimaal Maximaal 23,90% 27,10% 16,40% 19,60% 3,50% 5,10% 2,50% 4,10%
22,40% 2,20% 4,20%
25,60% 3,80% 5,80%
Maximaal 28,70% 21,20% 5,90% 4,90%
27,20% 4,60% 6,60%
Alternatieve beleggingen Grondstoffen Private equity Hedge funds Vastgoed Infrastructuur Totaal
Gewicht
Minimaal
2,00% 3,00% 4,00% 6,00% 2,00% 100,00%
0,70%
Maandelijkse herweging Minimaal Maximaal
Maximaal
3,30%
2.4 Risicobeleid
Risicomanagementvisie SBZ wil op basis van een bedrijfsbrede, uniforme en integrale risicomanagementmethodiek zijn doelstellingen realiseren. Deze methodiek stelt het fonds in staat om weloverwogen keuzes te maken ten aanzien van het gewenste geheel van beheersmaatregelen. Deze maatregelen dienen een bijdrage te leveren aan het “in control” zijn van de organisatie om SBZ op een effectieve wijze in staat te stellen verantwoording af te leggen aan zijn belanghebbenden. Door het op structurele wijze en uniform in kaart brengen van de risico’s en van de effectiviteit van de met het oog daarop getroffen beheersmaatregelen heeft het fonds inzicht in de mate waarin het zijn organisatie beheerst.
Risicobeheermaatregelen Om zijn risicomanagement te bewerkstelligen heeft SBZ voor de uitvoering van het beleggingsbeleid een lead overlay manager aangesteld, die de portefeuille op continue basis meet aan de verplichtingen van het fonds. Deze manager verzorgt tevens afdekkingstrategieën op rente en valuta. Hierna volgt een beschrijving van de belangrijkste risico’s en van de wijze waarop deze risico’s worden beheerst.
Matching- / renterisico Onder het matching- / renterisico wordt verstaan het risico van het niet volledig gematcht zijn van activa en passiva (inclusief off-balance posten) dan wel van inkomsten en uitgaven. Het fonds beheerst het op langere termijn aanwezige matching- / renterisico door: het met behulp van ALM studies en continuïteitsanalyses onderzoeken van de consequenties van het gevoerde beleggingsbeleid, premiebeleid en toeslagbeleid (alsmede van alternatieve beleidsvarianten) voor de verwachte ontwikkeling van de hoogte van de pensioenpremie, de (kapitaal)dekkingsgraad van het fonds en van de mogelijkheid om toeslagen te verlenen; het vaststellen van beleggingsbeleid en afdekbeleid op basis van deze ALM studies en de adviezen van de beleggingscommissie. Concreet is besloten tot partiële afdekking van het renterisico en tot nagenoeg volledige afdekking van het
-
valutarisico; in de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt zo min mogelijk gebruik gemaakt van leverage. het inbedden van het beleggingsbeleid en het afdekbeleid in de totale beleggingsorganisatie inclusief de externe uitvoering daarvan; het monitoren van de uitvoering van het beleggingsbeleid en het afdekbeleid aan de hand van periodieke rapportages en van adviezen daaromtrent van de beleggingscommissie en de fiduciair manager(s).
Liquiditeitsrisico Ook op kortere termijn kan er sprake zijn van een matching- / renterisico; dit wordt aangeduid met de term liquiditeitsrisico. Het liquiditeitsrisico wordt als gering ingeschat omdat de beleggingsportefeuille voor een aanzienlijk deel bestaat uit beursgenoteerde beleggingen en vanwege de verwachting dat de pensioenpremies en de directe beleggingsopbrengsten de pensioenuitkeringen de komende jaren nog zullen overtreffen.
Marktrisico Onder marktrisico wordt hier verstaan het risico als gevolg van het blootstaan aan wijzigingen in de marktprijzen van beleggingen in zakelijke waarden. Het marktrisico ten aanzien van beleggingen in vastrentende waarden betreft met name het renterisico en het kredietrisico, welke elders zijn beoordeeld als onderdeel van de risicocategorie matching- / renterisico en kredietrisico. SBZ verwacht voor het hier bedoelde marktrisico te worden beloond in de vorm van een risicopremie. Het marktrisico vormt daarmee voor het fonds een belangrijke bron om zijn (voorwaardelijke) toeslagambities te kunnen realiseren. SBZ beheerst de mate waarin het marktrisico loopt door middel van de maatregelen die zijn beschreven bij het matching- / renterisico. In aanvulling daarop bewaakt het fonds de optimale samenstelling van de beleggingsportefeuille naar deelportefeuilles door middel van risicobudgetteringsonderzoeken. Kredietrisico Onder kredietrisico wordt verstaan het risico dat een tegenpartij verplichtingen niet nakomt. Voor SBZ zijn de belangrijkste kredietrisico’s het risico verbonden aan beleggingen in vastrentende waarden en derivaten, aan het afwikkelen van effectentransacties, aan verbruikleen van effecten en aan het innen van de pensioenpremies bij de aangesloten organisaties. Het kredietrisico bij beleggingen in vastrentende waarden wordt beheerst door controle op de naleving van de vastgestelde normen ten aanzien van de spreiding van de portefeuille naar geografische gebieden, soorten debiteuren en individuele debiteuren. Bij het aangaan van derivatentransacties beperkt het fonds het kredietrisico door te werken met standaardovereenkomsten, door het beoordelen van de kredietwaardigheid van tegenpartijen, door spreiding van het transactievolume over verschillende tegenpartijen en door het verlangen van onderpand. Het kredietrisico dat samenhangt met het afwikkelen van effectentransacties wordt beheerst door uitsluitend te beleggen in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Bij verbruikleen van effecten beheerst het fonds het kredietrisico met name door het verlangen van onderpand. Het kredietrisico verbonden aan het innen van pensioenpremies bij deelnemende organisaties wordt beheerst door het vastleggen en bewaken van procedures voor het bewaken en incasseren van openstaande vorderingen en door afspraken omtrent het voldoen van de
pensioenpremies vast te leggen in de uitvoeringsovereenkomsten. In het algemeen worden voorschotten op de verschuldigde pensioenpremie in een keer aan het begin van het jaar voldaan.
Verzekeringstechnisch risico Onder verzekeringstechnisch risico wordt verstaan het risico dat uitkeringen niet gefinancierd kunnen worden vanuit de premie-inkomsten en de beleggingsresultaten als gevolg van onjuiste of onvolledige aannames bij de premiestelling. Het fonds beheerst dit risico door: het aanhouden van een algemene reserve; het hanteren van actuele sterftetabellen (AG Prognosetafels) met adequate leeftijdsterugstellingen en kostenopslagen; het hanteren van prudente aannames ten aanzien van beleggingsrendementen en inflatie; het betrekken van het advies van de adviserend actuaris, de fiduciair managers en de beleggingscommissie ten aanzien van de aannames bij het vaststellen daarvan; het beoordelen van verschillen tussen de werkelijke uitkomsten en de vooraf gemaakte aannames, mede aan de hand van een analyse van de adviserend actuaris.
Omgevingsrisico Onder omgevingsrisico wordt verstaan het risico van buiten het fonds komende veranderingen op het gebied van concurrentieverhoudingen, belanghebbenden, reputatie alsmede het algemene klimaat waarin (bedrijfstak-)pensioenfondsen opereren. Dit risico is voor SBZ slechts in beperkte mate beheersbaar. De belangrijkste beheersmaatregelen op dit vlak zijn de vertegenwoordiging van belanghebbenden in het bestuur, de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan van het fonds, het lidmaatschap van brancheverenigingen, alsmede het door het fonds vastgestelde communicatiebeleid en het deskundigheidsplan. Operationeel risico Onder operationeel risico wordt verstaan het risico samenhangend met ondoelmatige of onvoldoende doeltreffende procesinrichting dan wel procesuitvoering. SBZ beheerst het operationele risico door: het documenteren van de processen, het identificeren van de bij de uitvoering van die processen optredende risico’s alsmede van de met het oog daarop getroffen beheersmaatregelen; het vastleggen van functiescheidingen, bevoegdheden, taken en verantwoordelijkheden; het meten en beoordelen van de werking van de beheersmaatregelen, mede aan de hand van de bevindingen van de externe accountant. Uitbestedingsrisico Onder uitbestedingsrisico wordt verstaan het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden wordt geschaad. Voor SBZ houdt het uitbestedingsrisico met name het risico in dat de externe beheerders, als de lead overlay
manager, de manager of managers en de engagement manager niet handelen in overeenstemming met het aan hen verstrekte mandaat. Om dit uitbestedingsrisico te beheersen monitoort de uitvoeringsorganisatie de externe partijen aan de hand van (on-line) rapportages en voortgangsbesprekingen. Voorts zijn met de externe uitvoerders overeenkomsten en SLA’s gesloten, daarnaast zijn beleggingsrichtlijnen afgesproken en afspraken gemaakt over periodiek af te geven SLArapportages en SAS70-verklaringen. De externe managers werken overeenkomstig een jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsplan. Met ingang van 1 januari 2010 is ook de pensioenadministratie en bestuursondersteuning uitbesteed aan een derde of externe partij (Syntrus). Ook deze uitbesteding is omgeven met beheersmaatregelen, waaronder SLA’s, periodieke rapportages, periodiek overleg en een SAS70-verklaring.
IT-risico Onder IT-risico wordt verstaan het risico dat bedrijfsprocessen en informatievoorziening onvoldoende integer, niet continue of onvoldoende beveiligd worden ondersteund door IT. Ter beheersing van dit risico beschikt SBZ over een informatiebeveiligingsbeleid en een calamiteitenplan. Het fonds bewaakt de werking van de IT-gerelateerde beheersmaatregelen. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van een externe EDP-auditor. Op termijn zal de pensioen-, beleggings- en financiële administratie worden ondergebracht op het IT-platform van de externe uitvoerder (Syntrus). Deze transitie zal met de nodige waarborgen worden omgeven. Integriteitsrisico Het integriteitsrisico betreft het risico dat de integriteit van het fonds wordt beïnvloed als gevolg van niet integere of onethische gedragingen van de organisatie, de medewerkers of de leiding van het fonds. Met het oog op dit risico besteedt het fonds, ondersteund door Syntrus, aandacht aan de screening van nieuwe medewerkers op integriteitsgevoelige functies, heeft het fonds functiescheidingen aangebracht en wordt het vier-ogenprincipe toegepast. Voorts kent het fonds een gedragscode die van toepassing is op alle leden van het bestuur, de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan. De medewerkers van Syntrus die voor SBZ werkzaam in de locatie Driebergen, zijnde de voormalige medewerkers van de SBZ-uitvoeringsorganisatie, vallen tot de harmonisatie van hun arbeidsvoorwaarden en fysieke overgang naar de Syntrus-vestiging in De Meern ook onder de werking van genoemde gedragscode. Het fonds heeft een compliance-officer aangesteld die toezicht houdt op de naleving van de gedragscode en daarover aan het bestuur verslag uitbrengt. Juridisch risico Onder juridisch risico wordt verstaan het risico samenhangend met veranderingen in, en naleving van wet- en regelgeving en het mogelijk bedreigd worden van de rechtspositie van het fonds, met inbegrip van de mogelijkheid dat contractuele bepalingen niet afdwingbaar of niet correct gedocumenteerd zijn. Ter beheersing van het juridische risico heeft SBZ alle relevante juridische risico’s en ontwikkelingen geïdentificeerd die samenhangen met zijn activiteiten, producten en contracten.
Het fonds beschikt niet over juridische expertise en betrekt daarom (standaard) bij het opstellen van contracten en reglementen en bij omvangrijke transacties externe gespecialiseerde juristen. De medewerkers van de voormalige uitvoeringsorganisatie zijn bij de uitbesteding per 1 januari 2010 in dienst getreden van Achmea en gedetacheerd bij Syntrus en zijn allen werkzaam in een “dedicated” klantteam SBZ. Het management van het klantteam SBZ in de locatie te Driebergen is aangewezen om toezicht te houden op de naleving van de voor het fonds relevante wet- en regelgeving. Daarbij kan gesteund worden op de binnen Syntrus aanwezige faciliteiten.
3 : Uitvoering In 2006 is besloten om de structuur van de het beleggingsproces te wijzigen. De structuur is gewijzigd van een intern beheerde beleggingsportefeuille naar een externe managersstructuur. Deze structuur is per 1 juli 2007 geëffectueerd. 3.1 Beleggingsorganisatie SBZ maakt door deze beslissing voor haar beleggingen zoveel mogelijk gebruik van gespecialiseerde externe beheerders, die elk verantwoordelijk zijn voor een deel van de beleggingsprocessen (lead overlay manager, manager of managers en engagement manager). Voorts is de individuele beleggingsbeslissing aan de onderliggende managers overgedragen. Voor het beheer van de portefeuilles worden externe managers geselecteerd die gespecialiseerd zijn in een bepaalde beleggingscategorie of een bepaalde regio. De fiduciair managers van SBZ selecteren de managers welke vervolgens een zogenaamd mandaat beheren. Het risicokader van elk afzonderlijk mandaat is reeds vastgelegd in de beleggingsmix. 3.2 Rapportage en verantwoording Maandelijks wordt aan de uitvoerder van het fonds (Syntrus) inzicht gegeven in de samenstelling van de portefeuille ten opzichte van de door het bestuur vastgestelde bandbreedten alsmede in het behaalde resultaat. Eenmaal per kwartaal brengt Syntrus verslag uit aan de beleggingscommissie en het bestuur over de belangrijkste wijzigingen in de beleggingsportefeuille en over het behaalde rendement. In het jaarverslag leggen het bestuur en de beleggingscommissie eenmaal per jaar verantwoording af over het gevoerde beleggingsbeleid. 3.3 Controle en advisering
Custodian De beleggingscommissie heeft een externe custodian aangesteld die als onafhankelijke partij erop toeziet dat de beleggingsactiviteiten binnen de (onder andere) door het bestuur vastgestelde richtlijnen plaatsvinden. Accountant Het bestuur heeft een externe accountant belast met de controle van de jaarrekening van het fonds. De accountant beoordeelt de opzet en de werking van de door het fonds getroffen beheermaatregelen voor zover deze relevant zijn voor de controle van de jaarrekening. De accountant legt verantwoording af aan het bestuur door middel van een accountantsverslag en een verklaring bij de jaarrekening.
Certificerend actuaris Het bestuur heeft een externe certificerend actuaris benoemd die verantwoordelijk is voor de jaarlijkse beoordeling van de pensioenvoorzieningen van het fonds, de gehanteerde actuariële grondslagen en de kostendekkende premie. Op basis van deze beoordeling geeft de certificerend actuaris jaarlijks een actuariële verklaring af, inclusief een toelichtend en verklarend rapport. Als waarborg voor de onafhankelijkheid verricht de certificerend actuaris geen advieswerkzaamheden ten behoeve van het fonds. Adviserend actuaris Het bestuur maakt voor advieswerkzaamheden gebruik van een andere externe actuaris. Deze adviserend actuaris adviseert zowel het bestuur bij de interpretatie van het periodieke ALM onderzoek (als basis voor het beleggingsbeleid) als het bestuur en de directie bij het te voeren premie-, toeslag- en pensioenbeleid.
3.4 Waardering Alle beleggingen worden, voor zover mogelijk, gewaardeerd tegen actuele waarde. Bedragen die luiden in buitenlandse valuta worden omgerekend naar euro’s tegen de valutakoersen op rapportagedatum. Mutaties met betrekking tot transacties in vreemde valuta gedurende het jaar worden geboekt tegen de op dat moment geldende valutakoersen. 3.5 Verantwoord beleggen Als institutionele belegger heeft SBZ, naast het behalen van een goed rendement, ook een maatschappelijke verantwoordelijkheid. SBZ houdt daarom nadrukkelijk rekening met de opvattingen over de normen en waarden in onze samenleving. Het onderwerp maatschappelijk verantwoord beleggen wordt voortdurend bediscussieerd. In verband met de uitbesteding van het vermogensbeheer (effectief per 1 juli 2007) is een nieuw en modern beleid geformuleerd met betrekking tot verantwoord beleggen. Dit beleid is door de uitvoeringsorganisatie in samenwerking met de fiduciair managers uitgewerkt. De kern van dit beleid berust op engagement van ondernemingen en vermogensmanagers, waarbij een uitbreiding heeft plaatsgevonden naar voting (corporate governance) waarbij ESG-factoren input zijn voor het stemgedrag. Binnen het engagement wordt ruimte geboden en aandacht gegeven aan thematiek. 3.6 Kernactiviteiten / Nevenactiviteiten SBZ beperkt zich tot kernactiviteiten en voert geen nevenactiviteiten uit.
BIJLAGE 3. SAMENHANG VERMOGEN, TOESLAGEN- EN PREMIEBELEID Zolang de reserve beleggingsrisico’s niet gelijk is aan het vereist eigen vermogen dat resulteert volgens het standaardmodel van De Nederlandsche Bank, gebruik makend van de op balansdatum geldende door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vastgestelde parameters, worden: - geen toeslagen verleend aan pensioengerechtigden en gewezen deelnemers; - de koopsom voor de toeslagen aan actieve deelnemers geheel in rekening gebracht bij de aangesloten organisaties; - geen premiekorting verleend aan aangesloten organisaties. De in het kader van de nieuwe pensioenregeling van 1 januari 2000 toegezegde extra indexatie van 1% gedurende tien jaar aan pensioengerechtigden in de regeling van vóór 1 januari 2000 is van deze bepaling uitgezonderd. Zodra er sprake is van vrij vermogen wordt deze aangewend voor (in volgorde van prioriteit): 1) toeslagen aan gewezen deelnemers en pensioengerechtigden ter grootte van maximaal de prijsindex; 2) het gedeeltelijk of niet in rekening brengen bij de aangesloten organisaties van de koopsom voor toeslagen aan actieve deelnemers ter grootte van maximaal de prijsindex; 3) het gedeeltelijk of niet in rekening brengen bij de aangesloten organisaties van de koopsom voor toeslagen aan actieve deelnemers ter grootte van maximaal het verschil tussen de loonindex en de prijsindex; 4) extra indexatie, uitgaande van een maximale extra toeslag aan gewezen deelnemers en pensioengerechtigden van 1%; 5) extra indexatie, uitgaande van een maximale extra toeslag aan deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden van 1%; 6) premiekorting. Er kan slechts sprake zijn van toekenning van (een deel van) een hoger nummer, wanneer het voorgaande nummer volledig (100%) is toegekend en er nog (fictief) vrij vermogen resteert na aftrek van het met de toekenning van het voorgaande nummer gepaard gaande lasten.
De mate van toekenning met betrekking tot 1) wordt bepaald door een factor (*), die gelijk is aan: (BBV-VPV-RBR-RPE) / (A0-VPV-RBR-RPE) waarbij: BBV gelijk is aan het beleidsmatig belegd vermogen (het belegd vermogen dat resteert na aftrek van de VPV vermeningvuldigd met de helft van de onder het beleggingsbeleid geformuleerde maximaal toegestane tracking error van de beleggingen ten opzichte van de verplichtingen); A0 gelijk is aan de voorziening pensioenverplichtingen op basis van een rekenrente van 2,5%; VPV gelijk is aan de voorziening pensioenverplichtingen; RBR gelijk is aan de reserve beleggingsrisico’s; RPE gelijk is aan de reserve premie-egalisatie. De mate van toekenning met betrekking tot 2) wordt bepaald door een factor (*), die gelijk is aan: (BBV-A1) / A2 waarbij: A1 gelijk is aan de voorziening pensioenverplichtingen op basis van een rekenrente van 2,5% na toekenning van 1); A2 gelijk is aan de op basis van 2,5% rekenrente benodigde voorziening voor een volledige toekenning van 2). De mate van toekenning met betrekking tot 3) wordt bepaald door een factor (*), die gelijk is aan: (BBV-A1-A2) / (B0-A1-A2) waarbij: B0 gelijk is aan de voorziening pensioenverplichtingen op basis van een rekenrente van 2% na volledige toekenning van 1), 2) en 3).
De mate van toekenning met betrekking tot 4) wordt bepaald door een factor (*), die gelijk is aan: (BBV-B0) / (C0-B0) waarbij: C0 gelijk is aan de voorziening pensioenverplichtingen op basis van 1,5% rekenrente na volledige toekenning van 1), 2), 3) en 4). De mate van toekenning met betrekking tot 5) wordt bepaald door een factor (*), die gelijk is aan: (BBV-C0) / C1 waarbij: C1 gelijk is aan de op basis van 1,5% rekenrente benodigde voorziening voor een volledige toekenning van 5). De mate van toekenning met betrekking tot 6) wordt bepaald door een factor (*), die gelijk is aan: (BBV-C0-C1) / D0 waarbij: D0 gelijk is aan de feitelijke premie. De factoren (*) worden steeds afgerond op eenheden van 0,2 en bedragen minimaal 0,0 en maximaal 1,0. Als peildatum voor de vaststelling van de genoemde factoren geldt 30 juni van enig boekjaar.
Toeslagenbeleid
Premiebeleid
Pensioengerechtigden en gewezen deelnemers: prijsinflatie plus 2% Deelnemers: looninflatie plus 1% (100% t.l.v. SBZ)
Percentage premie
C0 + C1 (VPV o.b.v. 1,5%)
C0 + C1 (VPV o.b.v. 1,5%)
Pensioengerechtigden en gewezen deelnemers: prijsinflatie plus 1% + gedeelte van 1% Deelnemers: looninflatie + gedeelte van 1% (100% t.l.v. SBZ)
C0 (VPV o.b.v. 1,5%) Pensioengerechtigden en gewezen deelnemers: prijsinflatie + gedeelte van 1% Deelnemers: looninflatie (100% t.l.v. SBZ)
B0 (VPV o.b.v. 2,0%) Pensioengerechtigden en gewezen deelnemers: prijsinflatie Deelnemers: prijsinflatie (100% t.l.v. SBZ) + verschil looninflatie en prijsinflatie (gedeeltelijk t.l.v. SBZ; overig t.l.v. werkgever)
A1 + A2 (VPV o.b.v. 2,5%) Pensioengerechtigden en gewezen deelnemers: prijsinflatie Deelnemers: prijsinflatie (gedeeltelijk t.l.v. SBZ; overig t.l.v. werkgever) + verschil looninflatie en prijsinflatie (100% t.l.v. werkgever)
A1 (VPV o.b.v. 2,5%) Pensioengerechtigden en gewezen deelnemers: prijsinflatie Deelnemers: prijsinflatie (100% t.l.v. werkgever) + verschil looninflatie en prijsinflatie (100% t.l.v. werkgever)
A0 (VPV o.b.v. 2,5%) Pensioengerechtigden en gewezen deelnemers: percentage prijsinflatie Deelnemers: prijsinflatie (100 % t.l.v. werkgever) + verschil looninflatie en prijsinflatie (100% t.l.v. werkgever)
VPV+RBR+RPE
100% premie
Beleidsmatig belegd vermogen (BBV)