Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Akerstraat 92, 6411 HD Heerlen Postbus 4471, 6401 CZ Heerlen Telefoon: 045 - 5763 333 Telefax: 045 - 5741117 Ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken onder nummer 41095739
Verslag over het boekjaar 1-1-2014 t/m 31-12-2014
2
PSL Inhoud
Pagina Bestuur en organisatie
5
Meerjarenoverzicht
7
Bestuursverslag Algemeen 9 Ontwikkelingen in 2014
10
Fondsspecifieke ontwikkelingen
13
Ontwikkelingen van het fonds op financieel gebied
24
Pensioenparagraaf 27 Risicoparagraaf 28 Beleggingen 35 Samenvatting actuarieel rapport
40
Bestemming van het saldo
45
Rapport Raad van Toezicht Samenvatting rapport Raad van Toezicht
47
Reactie bestuur op het rapport van de raad van toezicht 2014
48
Verslag van het verantwoordingsorgaan Oordeel van het Verantwoordingsorgaan over het door het pensioenbestuur gevoerde beleid in 2014
49
Oordeel verantwoordingsorgaan over het door het bestuur gevoerde beleid in 2014
52
Reactie van het VO op de bevindingen van de raad van toezicht zoals beschreven in haar rapportage over 2014 52 Reactie bestuur op het oordeel over 2014 van het Verantwoordingsorgaan 53
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2014
3
Pagina Jaarrekening Balans per 31 december
56
Staat van baten en lasten
58
Kasstroomoverzicht 60 Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling
61
Toelichting op de balans per 31 december
65
Toelichting op de staat van baten en lasten
71
Risicoparagraaf 77 Overige gegevens Gebeurtenissen na balansdatum
87
Financiering 87 Resultaatbestemming 88 Uitvoering 88 Actuariële verklaring
89
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
91
Bijlage Begrippenlijst 93
4
PSL Bestuur en organisatie
Bestuur per 31 december 2014 Leden werkgevers
Functie Namens
mw. mr. C.H. Dassen-Soons
Voorzitter even jaren en Federatie van Nederlandse Lederwaren- en Schoenfabrikanten
secretaris oneven jaren
dhr. drs. H.W.J. Wendel
Bestuurslid Federatie van Nederlandse Lederfabrikanten
vacature Bestuurslid dhr. Drs. G.J.A. Van Blokland
Aspirant bestuurslid Federatie van Nederlandse Lederwaren- en Schoenfabrikanten
Leden werknemers mw. A. Nuijten-van Aard dhr. T. Katerberg
Functie Namens Voorzitter oneven jaren FNV Secretaris even jaren CNV Vakmensen
Leden pensioengerechtigden
Functie Namens
dhr. mr. H.C.P.J. van Herpen
Bestuurslid Pensioengerechtigden
Voorzitter 2014:
mw. mr. C.H. Dassen-Soons
Secretaris 2014:
dhr. T. Katerberg
Verantwoordingsorgaan per 31 december 2014 Leden mw. G.D.M. van Bree
Functie Namens Voorzitter Werkgevers
mw. J. van der Velden
Lid Actieven
dhr. M. Bakkers
Lid Pensioengerechtigden
dhr. J.L.B. Hoogenbosch
Lid Pensioengerechtigden
vacature
Lid Pensioengerechtigden
Raad van toezicht per 31 december 2014 Leden dhr. ir. F. Keun
Functie Voorzitter
dhr. ir. H. Rijken
Lid
dhr. drs. A.C. Tromp
lid
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2014
5
Organisatie Communicatiecommissie mw. mr. C.H. Dassen-Soons, mw. A. Nuijten-van Aard en dhr. T. Katerberg Beleggingscommissie mw. A. Nuijten-van Aard, dhr. T. Katerberg en dhr. H.W.J. Wendel Commissie Risicomanagement en uitbesteding mw. mr. C.H. Dassen-Soons, mw. A. Nuijten-van Aard en dhr. T. Katerberg Tijdelijke commissie Toekomst PSL mw. A. Nuijten-van Aard, mw. mr. C.H. Dassen-Soons, dhr. T. Katerberg en dhr. H.W.J. Wendel Tijdelijke commissie Nieuwe wetgeving mw. A. Nuijten-van Aard, mw. mr. C.H. Dassen-Soons, dhr. T. Katerberg en dhr. H.W.J. Wendel Accountant dhr. drs. C.A. Harteveld RA, Mazars Paardekooper Hoffman Accountants N.V. te Rotterdam Actuaris mw. drs. M.A.A. van Run-van Esch AAG, AZL te Heerlen ir. M.W. Heemskerk AAG, Mercer Nederland B.V. te Amstelveen (certificerend) Adviseur beleggingscommissie AZL te Heerlen Administratie en bestuursadvisering AZL te Heerlen Vermogensbeheer Blue Sky Group te Amstelveen
6
PSL Meerjarenoverzicht
2014 2013 2012 2011 2010
Aantallen Aangesloten ondernemingen
93 94 100 114 104
Deelnemers (incl. arbeidsongeschikten)
1.112 1.189 1.271 1.336 1.400
Gewezen deelnemers
9.354 10.089 10.967 11.976 12.940
Pensioengerechtigden
10.197 9.954 10.065 10.555 10.141
Totaal aantal verzekerden
20.663 21.232 22.303 23.867 24.481
Financiële gegevens (in duizenden euro) Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Andere voorzieningen
271.726 239.760 246.421 230.022 207.678 2.253 4.257 4.105 2.158 2.579
Reserves Reserve algemene risico’s Bestemmingsreserve VPL-regeling
13.586 11.988 12.321 11.501 10.383 0
0
0 1.695 1.200
Bestemmingsreserve CAO-partijen (voorheen WGA-hiaat) 1.464 0 0 0 0 Overige reserve
26.115 25.683 21.229 8.983 27.837
41.165 37.671 33.550 22.179 39.420
Bijdragen Pensioenuitkeringen
3.564 3.767 4.047 4.617 4.302 10.135 10.320 10.699 10.427 10.226
Indexatie per 1 januari volgende boekjaar Deelnemers
0,70% 1,25% 1,10% 0,00% 1,00%
Gewezen deelnemers
0,70% 2,80% 1,60% 0,00% 1,50%
Pensioengerechtigden
0,70% 2,80% 1,60% 0,00% 1,50%
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2014
7
2014 2013 2012 2011 2010
Premiepercentages Pensioenregeling VPL-overgangsregeling
18,90 18,90 18,00 17,50 16,50 1,40 1,40 1,40 1,00 0,80
Beleggingen Beleggingen 1)
313.253 281.481 283.453 253.468 248.045
Beleggingsopbrengsten
41.383 6.075 38.177 12.308 22.758
Rendement op basis van total return
15,04%
Dekkingsgraad
114,6% 115,7% 113,6% 108,9% 118,4%
1)
8
Inclusief schulden uit hoofde van derivaten (opgenomen onder de kortlopende schulden).
2,04%
14,71%
4,35%
10,20%
PSL Bestuursverslag
Algemeen Met genoegen brengen wij u verslag uit over het boekjaar 2014. Dit verslag wordt uitgebracht overeenkomstig de statuten van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie (PSL). Het fonds heeft een stichting als rechtsvorm en is statutair gevestigd te Tilburg. In het verslagjaar vergaderde het bestuur viermaal. De vergaderingen vonden plaats op 25 maart, 17 juni, 2 oktober en 9 december 2014. Verder heeft het bestuur vier extra themabijeenkomsten gehouden die plaatsvonden op 4 februari, 29 september, 2 oktober en 16 december 2014. Het verslag is gemaakt door AZL, de administrateur van PSL. De gegevens over de beleggingen en het beleggingsbeleid zijn door Blue Sky Group aangeleverd. Bestuur Het bestuur, dat verantwoordelijk is voor de uitvoering van de door CAO-partijen opgestelde pensioenregeling (pensioenovereenkomst), bestaat uit drie bestuurders van werkgeverszijde, twee bestuurders van werknemerszijde en één bestuurslid namens de pensioengerechtigden. De bestuursleden ontvangen vacatiegeld en een reiskostenvergoeding. De vacatievergoeding is afgeleid van de door de SER gehanteerde vergoedingsmethode, die is opgenomen in de ‘SER verordening vergoedingen aan leden van de raad, het dagelijks bestuur en de commissies 2011-2012’. Vanaf 2014 bedraagt de vacatievergoeding € 750,- voor een bestuursvergadering en € 500,- voor een commissievergadering. In 2014 hebben zich de volgende wijzigingen in de samenstelling van het bestuur van PSL voorgedaan: De heren Van Drunen (bestuurslid namens de Federatie van Nederlandse Lederwaren- en Schoenfabrikanten) en Mutsaers (plaatsvervangend bestuurslid namens de Federatie van Nederlandse Lederfabrikanten) hebben in 2014 hun functie als (plaatsvervangend) bestuurslid beëindigd. Na het vertrek van dhr. W.J.P. Mutsaers in juni 2014 is een vacature ontstaan in de beleggingscommissie. De heer H.C.P.J. van Herpen neemt per 1 januari 2015 het voorzitterschap van de communicatiecommissie over van dhr. T. Katerberg. Het bestuur heeft op 2 oktober 2014 besloten om de leden van de beleggingscommissie te herbenoemen voor een nieuwe termijn van vier jaar. Doelstelling Het fonds heeft ten doel het treffen van pensioenvoorzieningen voor de deelnemers en gewezen deelnemers en hun nagelaten betrekkingen in de bedrijfstakken Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie, ter zake van ouderdom, arbeidsongeschiktheid en/of overlijden, tegen een aanvaardbare prijs. Tot 2014 had het fonds voorts ten doel het uitvoeren van de regelingen van de Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding Lederindustrie (VUL), de Stichting Uittreden en Overgangsregeling Schoenindustrie (SUOS) en de Stichting Uittreden en Overgangsregeling Lederwarenindustrie (SUOL) in het kader van de Overgangsregeling Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie. De stichtingen SUOL en VUL zijn door de besturen van deze stichtingen ontbonden per 1 oktober 2012 en de stichting SUOS is door het bestuur van deze stichting ontbonden per 1 januari 2013. Alle rechten en plichten van de vorengenoemde stichtingen zijn per 1 januari 2013 overgedragen aan PSL. De regelingen van deze stichtingen golden alleen nog voor deelnemers die geboren zijn vóór 1 januari 1949, waardoor deze regelingen nog tot 2014 zijn uitgevoerd en ondersteund door het fonds. De afwikkeling heeft nog niet plaatsgevonden.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2014
9
De financiering van de pensioenvoorziening vindt plaats door bijdragen van werkgevers en werknemers. De afspraken met betrekking tot de financiering en de uitvoering van de pensioenregeling zijn vastgelegd in een uitvoeringsreglement, dat per 1 januari 2008 van kracht is geworden en geldt voor de bij het fonds aangesloten werkgevers. Het uitvoeringsreglement is laatstelijk gewijzigd op 6 december 2012.
Ontwikkelingen in 2014 Algemene pensioenontwikkelingen Nieuw Financieel Toetsingskader eindelijk gerealiseerd De invoering van een nieuw financieel toetsingskader (FTK) heeft het gehele boekjaar beheerst. Door de aanvaarding van het betreffende wetsvoorstel aan het einde van het jaar kwam definitief een einde aan een lange discussie over de herziening van het pensioenstelsel, die in de afgelopen vier jaar veel maatschappelijke onrust teweeg heeft gebracht. Aangezien de invoering van een ander type pensioencontract, de zogeheten reële ambitie-overeenkomst, als alternatief voor en naast het nominale pensioencontract, maatschappelijk en politiek onvoldoende steun kreeg, bleven de wettelijke voorstellen van staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ‘dichter bij huis’. De herziening van het FTK is gaandeweg de totstandkoming door het kabinet getypeerd als noodzakelijk onderhoud om de weerbaarheid van pensioenfondsen tegen financiële schokken (crises!) en de stijgende levensverwachting te vergroten. Daarentegen werd in het boekjaar door de staatssecretaris een veel fundamentelere discussie aangekondigd over de grondbeginselen en uitgangspunten van het aanvullende pensioenstelsel, te voeren in de vorm van een Nationale Pensioendialoog. Er zijn demografische, economische, arbeidsmarkt gerelateerde en sociaal-culturele ontwikkelingen die volgens haar in het komende boekjaar om een hernieuwde blik op het stelsel vragen. In dat verband zullen de collectiviteit, solidariteit, verplichtstelling en de doorsneepremiesystematiek, ruimte voor maatwerk, mate van individuele keuzevrijheden e.d. aan de orde komen. In het hoofdstuk over de fondsspecifieke ontwikkelingen wordt nader ingegaan op de financiële effecten van de nieuwe regelgeving en de wijze waarop sociale partners en fondsbesturen met de nieuwe FTK-voorschriften omgaan in die gevallen, waarin beleidskeuzes kunnen of moeten worden gemaakt. Daarbij wordt nog wel aangetekend dat zij tot 1 juli 2015 de tijd hebben om de diverse fondsdocumenten aan te passen. In de eerste plaats zullen de actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn) en de uitvoeringsreglement moeten worden herzien. Maar ook de pensioenreglementen behoeven aanpassing. Inperking fiscale ondersteuning pensioenopbouw in twee stappen Op grond van wijziging van de fiscale wetgeving in 2013 gold voor een groot aantal pensioenfondsen dat de aanvullende pensioenopbouw in het onderhavige boekjaar door middel van lagere opbouwpercentages moest worden ingeperkt. Daarmee bleek die inperking nog niet te zijn voltooid. In 2014 werden verdergaande wettelijke voorstellen ontwikkeld, zodat het fiscale (Witteveen) kader met ingang van 1 januari 2015 opnieuw wordt verkleind. Niet alleen de opbouwpercentages moeten worden verlaagd, ook het pensioengevend salaris. Voortaan kan in de tweede pensioenpijler ofwel binnen de arbeidsrelatie geen pensioen worden opgebouwd over salarissen boven € 100.000. Om het effect van laatstgenoemde maatregel te verzachten bood de wetgever de mogelijkheid om bij het eigen fonds een vrijwillige netto pensioen spaarfaciliteit onder te brengen. Overigens wordt PSL niet door deze aftopping getroffen En passant werd de Btw-vrijstelling voor koepelfondsen afgeschaft omdat deze concurrentieverstoring in de hand zou werken. De politiek heeft de verwachting uitgesproken dat het kleinere fiscale kader zou worden vertaald in lagere pensioenpremies, die vervolgens leiden tot een hoger besteedbaar inkomen, hetgeen weer gunstig is voor de kwakkelende economie. Dit effect treedt echter niet automatisch op. De fondsbesturen van meerdere pensioenfondsen hebben aangegeven het bestaande premieniveau te willen handhaven en daarmee de financiële positie van het fonds noodzakelijkerwijs te verbeteren. Deze reactie is voor De
10
PSL Nederlandsche Bank (DNB) aanleiding geweest om nadere, procedurele waarborgen te verlangen. Alle fondsbesturen zijn met een enquête benaderd, waarin om informatie is gevraagd over het premiebesluit 2015. De toezichthouder heeft hiermee willen benadrukken dat dit besluit moet kunnen worden gemotiveerd met toepassing van het beginsel van evenwichtige belangenafweging. In het hoofdstuk over de fondsspecifieke ontwikkelingen zal hierop nader worden ingegaan. Implementatie Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen en andere governance-aangelegenheden Versterking van bestuur en intern toezicht Met ingang van 1 juli 2014 moesten alle pensioenfondsen de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen (Wvbp) hebben geïmplementeerd. De uitleg van de wet ging gepaard met een ongekend aantal Q & A’s van DNB. De betreffende voorbereidingen werden deels reeds in het vorige boekjaar getroffen. Feitelijk dienden de fondsbesturen reeds aan het einde van het eerste kwartaal van 2014 met de aanpassing van hun fondsdocumenten gereed te zijn en kon gedurende het tweede kwartaal een dialoog met DNB over deze aanpassingen plaatsvinden. Terwijl de aanpassing van de fondsdocumenten in de regel kon rekenen op goedkeuring door de toezichthouder, zat ‘het venijn in de staart’, te weten de uiteindelijke benoeming van (nieuwe) bestuurders en/of interne toezichthouders. Er vond een zwaardere toetsing op geschiktheid plaats dan voorheen. Code Pensioenfondsen In september 2013 hebben de Pensioenfederatie en de Stichting van de Arbeid (STAR) gezamenlijk de Code Pensioenfondsen vastgesteld. Deze code komt in de plaats van de uit 2005 daterende STAR-principes voor goed pensioenfondsbestuur. Kort gezegd, heeft de code tot doel het functioneren van de besturen van pensioenfondsen verder te verbeteren en inzichtelijker te maken. Belanghebbenden moeten zodoende er vertrouwen in hebben dat het aan de fondsbesturen toevertrouwde geld goed wordt beheerd en de belangen van alle betrokkenen evenwichtig worden afgewogen. De code heeft bij de hiervoor genoemde Wvbp een wettelijke grondslag gekregen. De fondsbesturen dienen over de naleving van de code verantwoording af te leggen en wel vanaf het onderhavige boekjaar. In het algemeen geldt het principe ‘pas toe of leg uit (waarom niet)’. Dit betekent dat een pensioenfonds de normen van de code toepast of in het jaarverslag motiveert waarom een norm niet (volledig) wordt toegepast. Afwijking van de norm is mogelijk als daar een goede reden voor is. In dit jaarverslag wordt in een afzonderlijk hoofdstuk hierop nader ingegaan. Handreiking geschikt pensioenfondsbestuur De Pensioenfederatie heeft in het boekjaar een ‘Handreiking geschikt pensioenfondsbestuur’ uitgebracht, die in de plaats komt van de ‘Aanbevelingen deskundig en competent bestuur’ uit 2011. Deze aanbevelingen waren in verband met de Wvbp niet meer actueel. De handreiking ondersteunt de fondsbesturen in het proces van zelftoetsing, van toewerken naar en bewaken van hun geschiktheid. Diverse toezichtmaatregelen en toenemende toezichtkosten DNB heeft te kennen geven zich zorgen te maken over de houdbaarheid van het bedrijfsmodel van de pensioenfondsen. De besturen worden geconfronteerd met een ongunstige kostenstructuur, beperkte premieruimte, ingrijpende ontwikkelingen in de wet- en regelgeving en een afnemend deelnemersbestand door de vergrijzing. Daarom heeft de toezichthouder enige toezichtthema’s bekend gemaakt die in dit jaar extra aandacht hebben gekregen. Toekomstbestendigheid, herstel van financiële buffers en beter risicobeheer stonden centraal. Door diverse onderzoeken wilde de toezichthouder bewerkstelligen dat de fondsbesturen voldoende zicht hielden op de risico’s van de voornoemde ontwikkelingen en op tijd maatregelen konden nemen om de financiële opzet te versterken. Zo moesten de pensioenfondsen een self assessment invullen over het risico van belangenverstrengeling en de beheersing hiervan. Het betreffende onderzoek werd mede ingegeven door de diverse personele wijzigingen in de diverse fondsorganen in verband met de Wvbp. Voorts publiceerde DNB een guidance (richtlijnen) over de beheersing van uitbestede bedrijfsprocessen. In het
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2014
11
bijzonder werd een dertigtal fondsen onderzocht of er voldoende controle bestond op het betalingsproces c.q. op de toegang tot de betaalrekeningen. Tenslotte bracht DNB een guidance uit ten behoeve van die pensioenfondsen die zich in een liquidatieproces bevinden. In het boekjaar behandelde de Tweede Kamer een wijziging van de Wet bekostiging financieel toezicht 2015. De wijziging betrof de afschaffing van de overheidsbijdrage voor het door DNB en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) uit te oefenen toezicht. Deze afschaffing vloeide voort uit het regeerakkoord Rutte-II. De kosten voor pensioenfondsen zullen in het komende boekjaar hierdoor oplopen. Dankzij een aangenomen amendement wordt een onbeperkte stijging van de toezichtkosten aan banden gelegd. Geregeld wordt dat de huidige totale toezichtkosten in principe alleen met de inflatiecorrectie mogen stijgen. In bijzondere omstandigheden heeft de regering de vrijheid om hogere kostenstijgingen goed te keuren. Een dergelijk besluit dient evenwel vooraf aan de Tweede Kamer te worden voorgelegd. Andere communicatie over aanvullend pensioen is wenselijk In het begin van het onderhavige boekjaar publiceerde staatssecretaris Klijnsma een consultatiedocument over verbeteringen van de communicatie op het aanvullende pensioenterrein. Na diverse maatschappelijke reacties hierop te hebben ontvangen, volgde in de loop van dit jaar de indiening van een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer. Thans vindt de parlementaire behandeling plaats die naar verwachting in de eerste helft van 2015 zal worden afgerond. De voorstellen worden op hoofdlijnen als onomstreden beschouwd. Reden voor deze wetgeving is dat de bestaande wettelijke informatieverplichtingen onvoldoende begrijpelijk zijn, de terminologie en het taalgebruik te lastig en de hoeveelheid informatie te omvangrijk en weinig doelgericht. Bovendien wordt een te rooskleurig beeld over de hoogte van het pensioen gegeven en ontbreekt inzicht in de risico’s. De verbetering van de communicatie moet het gedaalde vertrouwen onder deelnemers en gepensioneerden herstellen. Het kabinet baseert zijn voorstellen op diverse onderzoeken die op dit terrein zijn gedaan, waaronder met name het rapport ‘Pensioen in duidelijke taal’ genoemd kan worden. Algemeen pensioenfonds: alternatieve uitvoeringsvorm Vlak voor het einde van het boekjaar heeft staatssecretaris Klijnsma een wetsvoorstel naar de Tweede Kamer gestuurd, waarin de mogelijkheid wordt geboden om een zogenaamd algemeen pensioenfonds (APF) op te richten. Hiermee is het idee van de algemene pensioeninstelling (API) voorgoed van de baan. Aan het wetsvoorstel is eveneens een periode voorafgegaan van consultatie van de pensioen- en verzekeringssector aan de hand van een voorontwerp van wet. Het wetsvoorstel speelt in op de behoefte van pensioenfondsen om met elkaar effectiever en tegen lagere uitvoeringskosten te kunnen samenwerken. Een en ander in combinatie met behoud van eigen identiteit en solidariteitskring. Het door het kabinet aangeboden uitvoeringsvehikel kent geen domeinafbakening, zodat fondsen kunnen kiezen voor een gezamenlijke uitvoering, zonder dat ze qua bedrijfsactiviteiten een binding met elkaar hebben. Het APF staat niet open voor verplicht gestelde bedrijfstakpensioenfondsen. Evaluatie PPI en optimalisering van de beschikbare premieregeling Uit een door het kabinet in 2014 uitgevoerde evaluatie van de drie jaar geleden geïntroduceerde premiepensioeninstelling (PPI) wordt geconcludeerd dat de PPI daadwerkelijk heeft bijgedragen aan meer marktwerking tussen aanbieders van beschikbare premieregelingen. Een en ander ging gepaard met een betere prijsstelling op basis van lagere uitvoeringskosten (zonder dat dit leidde tot versobering van de dienstverlening), met betere beleggingen en communicatie naar de deelnemers en meer transparantie. De beëindiging van de kapitaalopbouw op de pensioeningangsdatum en overgang naar de uitkeringsfase werd als een knelpunt ervaren. Hierop inspelend, heeft staatssecretaris Klijnsma aan het einde van het boekjaar een hoofdlijnennota naar de Tweede Kamer gestuurd, waarin ze voorstellen doet om de premieovereenkomst te optimaliseren. Ze wil het mogelijk maken dat in de uitkeringsfase een deel van het opgebouwde kapitaal wordt doorbelegd – uit een verkenning onder enkele pensioenfondsen is gebleken dat
12
PSL hierdoor betere pensioenresultaten kunnen worden gerealiseerd. De optimalisering neemt de plaats in van de ideeën omtrent het reële pensioencontract, die in het kader van de totstandkoming van het nieuwe FTK geen doorgang vonden. Europese pensioenontwikkelingen Al geruime tijd wordt door de Europese Commissie gewerkt aan een herziening van de IORP- of Pensioenfondsenrichtlijn. Onderwerpen van de herziening zijn een goede governance, inclusief risicomanagement, en adequate informatievoorziening richting de deelnemers. In dit kader komt ook herhaaldelijk het beleidsvoorstel ter sprake om de solvabiliteitseisen die aan verzekeraars (zullen) worden opgelegd, tevens op pensioenfondsen toe te passen. Vanwege het sterk ontwikkelde, aanvullende pensioenstelsel wordt Nederland steeds in de rol gedrongen om dit alom geprezen stelsel te behoeden voor niet-passende voorstellen vanuit Brussel. Zo ook in het onderhavige dossier. De Europese Commissie is in het onderhavige boekjaar naar het oordeel van het kabinet in ruime mate tegemoet gekomen aan de Nederlandse bezwaren tegen onder meer voorstellen met betrekking tot het beloningsbeleid en de evaluatie van risico’s. Naar verwachting zal in het komende boekjaar de wijziging van de richtlijn door de Europese Raad van Ministers worden vastgesteld. Het is vervolgens aan de nationale wetgevingsautoriteiten om de richtlijn uiterlijk eind 2016 in de eigen pensioenwetgeving te verwerken.
Fondsspecifieke ontwikkelingen Fondsdocumenten Op 2 oktober 2014 was het bestuur genoodzaakt te besluiten om de pensioenregeling 2006 per 1 januari 2015 binnen de dan geldende wettelijke fiscale kaders te brengen en Pensioenreglement 2006 daarop aan te passen. Aanleiding tot deze opmerkelijke stap was het uitblijven van besluitvorming door cao-partijen aangaande de inhoud van de pensioenregeling per 1 januari 2015. Korte tijd later werd het bestuursbesluit gevolgd door een eensluidend cao-akkoord. Het opbouwpercentage is per 1 januari 2015 verlaagd naar 1,606%. De pensioenrichtleeftijd en pensioeningangsdatum zijn ongewijzigd gehandhaafd. Tevens is de indexatiemaatstaf, op aangeven van cao-partijen, gewijzigd. Met ingang van 1 januari 2015 wordt op zowel de pensioenrechten van de pensioengerechtigden als op de pensioenaanspraken van de gewezen deelnemers en de actieve deelnemers geprobeerd om jaarlijks een voorwaardelijke toeslag te verlenen van 70% van de stijging van de consumentenprijsindex. Op 9 december 2014 zijn vorengenoemde wijzigingen middels een wijzigingsbesluit van het bestuur doorgevoerd in het Pensioenreglement 2006. Het bestuur heeft in december 2014 besloten per jaareinde 2014 over te gaan op de nieuwe prognosetafel AG2014. Op 10 februari 2015 gevolgd door wijzigingsbesluiten met betrekking tot de flexibiliseringsfactoren in Pensioenreglement 2002 en Pensioenreglement 2006, waarbij de nieuwe prognosetafel is gehanteerd. De Wvbp is bij het fonds geïmplementeerd per 1 juli 2014 (datum inwerkingtreding Wvbp). In maart 2014 heeft het bestuur de voor de implementatie van de Wvbp noodzakelijke wijzigingen doorgevoerd in de statuten en het reglement verantwoordingsorgaan. Daarnaast heeft het bestuur een verkiezingsreglement vertegenwoordiger pensioengerechtigden in het bestuur en een reglement raad van toezicht vastgesteld. Het bestuur heeft de statutenwijziging en het daarmee samenhangende gewijzigde reglement verantwoordingsorgaan en het reglement raad van toezicht vóór de daartoe door DNB aangegeven datum van 1 april 2014 voorgelegd aan DNB. DNB heeft vóór 1 juli 2014 aangegeven in te stemmen met de door het fonds aan DNB voorgelegde fondsdocumenten. De in maart 2014 verschenen “Handreiking geschikt pensioenfondsbestuur” van de Pensioenfederatie was voor het bestuur aanleiding om het geschiktheidsplan te actualiseren. In juni 2014 heeft de implementatie van de Code Pensioenfondsen geleid tot wijzigingen in de statuten, het reglement verantwoordingsorgaan en het reglement raad van toezicht. De Code Pensioenfondsen was voor het bestuur eveneens aanleiding om
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2014
13
het integriteitsbeleid van PSL expliciet vast te leggen in een beleidsdocument. Daarnaast heeft het bestuur een incidentenregeling en een klokkenluidersregeling vastgesteld. De in juni 2014 door DNB gepubliceerde “Guidance: uitbesteding door pensioenfondsen” heeft het bestuur doen besluiten om het uitbestedingsbeleid nader uit te werken. De vorengenoemde ontwikkelingen en wijzigingen zijn tevens aanleiding geweest voor het bestuur om in het boekjaar de Abtn van het fonds te herzien. Verplichtstelling en handhaving PSL is een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds in de zin van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000. Op grond van deze zogenaamde verplichtstelling zijn de werkgevers in de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie ten behoeve van de bij hen in dienst zijnde werknemers verplicht tot deelname aan de pensioenregeling van PSL. Daarnaast heeft PSL de plicht om de verplichtstelling uit te voeren en te handhaven. Hiertoe voert PSL periodieke controles uit op de handhaving van de verplichtstelling van PSL. Deze controles hebben tot doel vast te stellen of alle werkgevers die onder de verplichtstelling vallen daadwerkelijk zijn aangesloten. De bevoegdheid inzake het verlenen van vrijstelling van de verplichtstelling van PSL en vrijwillige toetreding tot de pensioenregeling berust bij het bestuur. Naleving wet- en regelgeving Het afgelopen jaar zijn aan het fonds geen dwangsommen of boetes opgelegd. Er zijn door DNB geen aanwijzingen aan het fonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is bevoegdheidsuitoefening van organen van het fonds gebonden aan toestemming van de toezichthouder. Het bestuur heeft in mei 2014 een waarschuwingsbrief van DNB ontvangen in verband met het niet tijdig melden van de voorgenomen benoeming van de voorzitter per 1 januari 2014. Implementatie Wet versterking bestuur pensioenfondsen (Wvbp) De Wvbp is in werking getreden per 1 juli 2014. Het bestuur heeft al sinds het eerste kwartaal van 2013 de (voorbereiding van) de implementatie van de Wvbp ter hand genomen. In maart 2014 heeft de definitieve bestuurlijke besluitvorming plaatsgevonden. Het verantwoordingsorgaan en de deelnemersraad zijn uitvoerig bij dit traject betrokken. Beide organen ondersteunen de keuzes van het bestuur en hebben voor zover van toepassing een positief advies afgegeven. De benodigde wijzigingen en benoemingen zijn vervolgens tijdig gemeld aan DNB. Al in februari 2013 heeft het bestuur zijn voorkeur voor het paritaire bestuursmodel uitgesproken. De voorkeur voor dit bestuursmodel vloeit voort uit de oriëntatie van het fonds op de toekomst en op een mogelijke fusie van het fonds. Het bestuur geeft de voorkeur aan het paritair bestuursmodel om zo de binnen het bestuur vertegenwoordigde belanghebbenden op de meest rechtstreekse wijze te kunnen betrekken bij eventuele besluitvorming en afwegingen over de toekomst van het fonds. In december 2013 heeft het bestuur besloten om vanaf 1 juli 2014 een vertegenwoordiger namens de pensioengerechtigden van het fonds zitting te laten nemen in het bestuur. De vertegenwoordiger in het bestuur namens pensioengerechtigden neemt de plaats in van één van de werknemersvertegenwoordigers. Een verkiezingsprocedure in december 2013 heeft geresulteerd in de benoeming van de heer Van Herpen als bestuurslid namens pensioengerechtigden. De implementatie van de Wvbp bij het fonds heeft voorts geleid tot de benoeming van een drietal leden van de per 1 juli 2014 ingestelde raad van toezicht. De voorgenomen benoeming van de leden van de raad van toezicht is aan DNB voorgelegd, die er vervolgens mee heeft ingestemd. De Wvbp was tevens aanleiding om de deelnemersraad van het fonds per 1 juli 2014 te ontbinden. Naleving Code Pensioenfondsen Het bestuur onderschrijft de uitgangspunten van de Code Pensioenfondsen. In het verslagjaar heeft het bestuur geïnventariseerd aan welke normen uit de code reeds wordt voldaan, welke normen nog aanleiding geven tot actie en van welke normen het bestuur
14
PSL om moverende redenen wenst af te wijken. Het bestuur heeft vastgesteld dat ultimo het onderhavige verslagjaar grotendeels wordt voldaan aan de normen uit de code. Om (volledig) te kunnen voldoen aan de overige normen zijn inmiddels acties in gang gezet. Ten aanzien van norm 45 wijkt het bestuur ten dele af. Aan het verantwoordingsorgaan zijn niet-bindende adviesrechten toegekend bij benoeming of ontslag van leden van de raad van toezicht. Het verantwoordingsorgaan neemt echter tezamen met het bestuur deel aan de selectiegesprekken met kandidaat leden van de raad van toezicht. De betrokkenheid van het verantwoordingsorgaan bij de benoeming is daarmee naar het oordeel van het bestuur voldoende gewaarborgd. Ten aanzien van norm 60 wordt eveneens afgeweken van de norm. De zittingsduur van een bestuurslid van PSL is niet beperkt. Gelet op de beperkte beschikbaarheid van geschikte kandidaat bestuursleden geeft het bestuur prioriteit aan het behoud van aanwezige deskundigheid en ervaring binnen het bestuur. Aanpassingen ten gevolge van de gewijzigde fiscale kaders per 1 januari 2014 Met ingang van 1 januari 2014 is het wettelijk fiscale kader voor pensioenopbouw beperkt. Vanaf 1 januari 2015 vindt een verdere beperking plaats. Omdat de huidige basisregeling (pensioenreglement 2006) per 1 januari 2014 binnen het dan geldende fiscale kader valt en dus niet bovenmatig is, heeft het bestuur in september 2013 geconcludeerd dat deze pensioenregeling per 1 januari 2014 niet behoeft te worden aangepast. Het bestuur gaf er in 2013 de voorkeur aan om alle noodzakelijke wijzigingen in de basisregeling (pensioenreglement 2006) van het pensioenfonds als gevolg van het gewijzigde fiscale kader in één keer per 1 januari 2015 door te voeren. Dit uit overwegingen van beperking van uitvoeringskosten en omdat dit naar de belanghebbenden van het fonds duidelijker te communiceren is. De oude basisregeling (pensioenreglement 2002) kent per 1 januari 2014 geen actieve deelnemers meer. Binnen deze regeling vindt in 2014 geen opbouw meer plaats. Om deze reden behoeft de basisregeling pensioenreglement 2002 niet te worden aangepast aan de gewijzigde fiscale kaders. Implementatie wetswijzigingen per 1 januari 2015 Het verslagjaar heeft voor een deel in het teken gestaan van de wetswijzigingen per 1 januari 2015 (nieuw FTK en wijziging fiscale kader). Het bestuur heeft hiertoe overleg gevoerd met cao-partijen. Cao-partijen zijn door het bestuur gevraagd aan te geven wat voor cao-partijen het maximaal acceptabele niveau van de pensioenpremie is en een besluit te nemen over de inhoud van de pensioenregeling (opbouw en toeslagambitie) per 1 januari 2015. Vanwege het uitblijven van tijdig uitsluitsel van cao-partijen heeft het bestuur op 2 oktober 2014 besloten om de pensioenregeling 2006 per 1 januari 2015 binnen de dan geldende wettelijke fiscale kaders te brengen en Pensioenreglement 2006 daarop aan te passen. Vervolgens hebben cao-partijen in oktober 2014 een akkoord bereikt waarin ten aanzien van de pensioenparagraaf het bestuursbesluit van 2 oktober 2014 wordt gevolgd. Tevens hebben cao-partijen besloten om de maatstaf voor toeslagverlening voor zowel de deelnemers als de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden per 1 januari 2015 gelijk te stellen. Met ingang van 1 januari 2015 wordt op zowel de pensioenrechten van de pensioengerechtigden als op de pensioenaanspraken van de gewezen deelnemers en de actieve deelnemers geprobeerd om jaarlijks een voorwaardelijke toeslag te verlenen van 70% van de stijging van de consumentenprijsindex. De belangrijkste besluiten ten aanzien van de inhoud van de pensioenregeling per 1 januari 2015 zijn: –– Het opbouwpercentage wordt verlaagd naar 1,606%; –– De franchise volgt de reglementair vastgestelde aanpassing aan de loonontwikkeling; –– De pensioenrichtleeftijd en de pensioeningangsdatum blijven ongewijzigd.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2014
15
Het bestuur zal in 2015, in nauwe samenwerking met cao-partijen en het verantwoordingsorgaan, invulling geven aan verdere wijzigingen van de pensioenregeling (Pensioenreglement 2006) per 1 januari 2016 die voortvloeien uit het nieuwe FTK. Het bestuur heeft aan Sprenkels & Verschuren opdracht gegeven tot het uitvoeren van een ALM-studie, die in het eerste kwartaal van 2015 wordt uitgevoerd. Doel van deze ALM studie is om de impact van het nieuwe FTK en de toekomstbestendigheid van het fonds nader te onderzoeken en input te kunnen geven aan het cao-overleg. Op 9 december 2014 heeft overleg plaatsgevonden tussen bestuur en CAO-partijen aangaande de doelstelling en uitgangspunten van de ALM-studie. De eerste uitkomsten van de ALM-studie zijn besproken in de bestuursvergadering van 10 februari 2015. In de bestuursvergadering van 10 maart 2015 zijn de vervolguitkomsten besproken, waarna op 31 maart 2015 overleg tussen bestuur en CAO-partijen heeft plaatsgevonden. Premiebesluit 2015 Het bestuur heeft in december besloten om de premie voor 2015 niet te wijzigen ten opzicht van de premie in 2014. Het in boekjaar 2014 geldende premiepercentage van 18,9% is voor 2015 naar verwachting (meer dan) kostendekkend. Handhaving van het premiepercentage zal naar verwachting, als gevolg van de versoberde pensioenregeling in 2015, leiden tot een toename van de premiemarge in 2015. Het bestuur is van oordeel dat ondanks de verwachte toename van de premiemarge in 2015, een premieverlaging per 1 januari 2015 niet wenselijk is omdat de pensioenpremie van PSL per 1 januari 2016, als gevolg van het nieuwe FTK, naar verwachting weer zal moeten stijgen. Het bestuur kiest bij het premiebesluit voor consistentie van beleid en voor premiestabiliteit. Alvorens het premiebesluit te nemen heeft het bestuur het verantwoordingsorgaan in de gelegenheid gesteld om advies uit te brengen. Het verantwoordingsorgaan onderschrijft de keuze van het bestuur. Het bestuur anticipeert met dit voorgenomen besluit, naar het oordeel van het verantwoordingsorgaan, op juiste wijze op de verwachte (premie)effecten van het nieuwe FTK voor PSL. Uitvoeringskosten Het fonds wenst volledige transparantie te realiseren ten aanzien van de uitvoeringskosten. Conform de Aanbevelingen uitvoeringskosten van de Pensioenfederatie (november 2011 en nadere uitwerking oktober 2013) publiceert het fonds de kosten van het pensioenbeheer, vermogensbeheer en transactiekosten in dit jaarverslag. Het transparant maken van alle kosten en mogelijk afzetten tegen een benchmark is daarbij een middel om de kosten verder te beheersen. Met het hierna volgend overzicht geeft het fonds gevolg aan de aanbevelingen van de Pensioenfederatie. In dit overzicht worden de kosten als volgt gerapporteerd: –– De kosten van pensioenbeheer in euro per deelnemer; –– De kosten van het vermogensbeheer in % van het gemiddeld belegd vermogen; –– De transactiekosten in % van het gemiddeld belegd vermogen. Kostenoverzicht 2014 Pensioenbeheer 1) Kosten in euro per deelnemer
€ 124,24
1)
Kosten van het pensioenbeheer bestaan uit de kosten van uitbesteding, bestuurskosten en de kosten van toezicht. De totale kosten bedragen € 1.405.000,-. Om de kosten
per deelnemer te berekenen is conform de aanbeveling van de Pensioenfederatie het aantal deelnemers gedefinieerd als de som van het aantal actieve deelnemers en
pensioengerechtigden. Gewezen deelnemers tellen dus niet mee. Dit in tegenstelling tot de methode ‘normdeelnemer’ waarbij elk type deelnemer een weging krijgt in het totale
aantal deelnemers. Een pensioengerechtigde en gewezen deelnemer kosten immers minder dan een actieve deelnemer.
16
PSL 2014 Vermogensbeheer 1) Kosten in % van het gemiddeld belegd vermogen
0,15
Transactiekosten in % van het gemiddeld belegd vermogen
0,10
Kosten per beleggingscategorie
Performance
Beheer- gerelateerde Transactie-
kosten kosten kosten Totaal
Beleggingscategorie Vastgoed
84
–
82
166
Aandelen
157
12
136
305
Vastrentende waarden
106
–
58
164
73
–
2
75
420
12
278
710
–
–
12
12
420
12
290
722
Bewaarloon
28
–
–
28
Advieskosten vermogensbeheer
92
–
–
92
Totaal overige vermogensbeheerkosten
120
–
–
120
Totaal kosten vermogensbeheer
540
12
290
842
Commodities Totaal kosten toe te wijzen aan categorieën exclusief overlay Kosten overlay beleggingen Totaal kosten toe te wijzen aan categorieën incl. overlay Overige vermogensbeheerkosten
1)
Kosten van het vermogensbeheer kunnen in twee categorieën worden onderscheiden. De eerste categorie betreft de kosten zoals die in de staten van baten en lasten direct
zichtbaar zijn. Daaronder vallen de beheervergoeding van de vermogensbeheerder(s) en overige beheervergoedingen. Dit betreft een bedrag van € 336.000,-. De tweede categorie
betreft kosten die rechtstreeks ten laste van het beleggingsrendement zijn gebracht. Deze kosten zijn dus niet inbegrepen in de kosten van de vermogensbeheerder(s) zoals
opgenomen in de jaarrekening en zijn geschat op € 124.000,-. De geraamde transactiekosten bedragen € 290.000,-. De totale kosten vermogensbeheer komen daarmee uit op
circa € 842.000,-.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2014
17
Verantwoordingsorgaan Met ingang van 1 januari 2008 heeft PSL een deelnemersraad en een verantwoordingsorgaan ingesteld. Het verantwoordingsorgaan is per 1 juli 2014 omgevormd tot een verantwoordingsorgaan zoals bedoeld in de Wvbp. Het reglement van het verantwoordingsorgaan, dat gebaseerd was op de principes voor goed pensioenfondsbestuur, is vervangen door een reglement dat is gebaseerd op de bepalingen uit de Wvbp en op de Code Pensioenfondsen. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit vijf leden: één vertegenwoordiger uit de geleding van de deelnemers, drie vertegenwoordigers uit de geleding van de pensioengerechtigden en één vertegenwoordiger uit de geleding van de werkgevers. De leden van het verantwoordingsorgaan worden benoemd voor de duur van vier jaar. De leden worden als zodanig niet bezoldigd, maar ontvangen vacatiegeld en een reiskostenvergoeding. Op 25 maart 2014 zijn de leden van het verantwoordingsorgaan en de leden van de deelnemersraad die tot 1 juli 2014 in beide organen in functie waren, per 1 juli 2014 benoemd in het ‘nieuwe’ verantwoordingsorgaan. Dit met uitzondering van dhr. W. Elbers, die zijn functies binnen het fonds (voorzitter deelnemersraad en lid verantwoordingsorgaan) per 1 juli 2014 heeft beëindigd. Binnen het verantwoordingsorgaan is ultimo het verslagjaar sprake van een vacature. Het verantwoordingsorgaan geeft jaarlijks een oordeel over het handelen van het bestuur in algemene zin, het door het bestuur uitgevoerde beleid over het betreffende kalenderjaar en de beleidskeuzes die betrekking hebben op de toekomst. In dit jaarverslag wordt separaat verslag gedaan van de bevindingen van het verantwoordingsorgaan over 2014. Intern toezicht Tot 1 juli 2014 heeft PSL het interne toezicht ingevuld door middel van een visitatiecommissie die eenmaal in de drie jaar het functioneren van het pensioenfonds evalueerde en toetste. Het ging om een beoordeling van de beleids- en bestuursprocedures, bestuursprocessen en de checks en balances binnen het fonds. Tevens werden de wijze van aansturing van het fonds en de wijze waarop door PSL wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn beoordeeld. De visitatiecommissie bestond uit drie onafhankelijke, externe personen die verder geen banden met het bestuur van het fonds hadden. Eind 2013 is door het externe bureau Basis & Beleid in opdracht van PSL een visitatie gestart. De visitatie is afgerond in januari 2014. De resultaten zijn door de visitatiecommissie met het bestuur besproken op 4 februari 2014. De bevindingen (rapportage) van de visitatiecommissie en de reactie hierop van het bestuur en van het verantwoordingsorgaan zijn opgenomen in het jaarverslag 2013. De visitatiecommissie heeft een kanttekening geplaatst bij het werken met plaatsvervangers. Tevens heeft DNB aangegeven geen onderscheid te maken tussen plaatsvervangers en gewone bestuursleden. Plaatsvervangers kwalificeren naar de mening van DNB, net als gewone bestuursleden, ook als mede-beleidsbepalers. Omdat er na het vertrek van de heer Mutsaers geen plaatsvervangend bestuursleden meer actief in functie zijn en het werven van nieuwe kandidaten voor een bestuursfunctie lastig is, heeft het bestuur besloten dat het niet langer wenselijk is om te werken met plaatsvervangend bestuursleden. Het bestuur heeft de statuten daarop aangepast. Kandidaat bestuursleden zullen in het kader van een opleidingstraject als aspirant bestuurslid de bestuursvergaderingen bijwonen, zonder aan de besluitvorming deel te nemen. Het intern toezicht wordt vanaf 1 juli 2014, als gevolg van de inwerkingtreding van de Wvbp bij het fonds, uitgevoerd door een nieuw opgerichte permanente raad van toezicht, bestaande uit drie onafhankelijke leden. In maart 2014 heeft het bestuur het reglement raad van toezicht vastgesteld en profielschetsen en een vergoedingsregeling opgesteld voor de leden van de raad van toezicht. Na een zorgvuldig selectieproces heeft het bestuur de huidige leden van de raad van toezicht benoemd voor een termijn van vier jaar. De voorgenomen benoemingen zijn voorgelegd aan DNB. DNB heeft aangegeven met deze benoemingen in te stemmen.
18
PSL De raad van toezicht heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in het fonds. De raad is ten minste belast met het toezien een adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging door het bestuur. Tevens heeft de raad van toezicht goedkeuringsrechten op een aantal beleidsterreinen. De raad van toezicht heeft in het verslagjaar vergaderd op 10 september, 29 oktober en 9 december. Tevens heeft op 9 december een gezamenlijke vergadering plaatsgevonden van het bestuur, het verantwoordingsorgaan en de raad van toezicht. De raad van toezicht heeft in deze gezamenlijke vergadering een plan van aanpak voor het intern toezicht bij PSL gepresenteerd. De raad van toezicht rapporteert zijn bevindingen schriftelijk aan het bestuur. De rapportage van de raad van toezicht alsmede de reactie van het bestuur en het verantwoordingsorgaan hierop worden opgenomen in het jaarverslag van het fonds. De raad rapporteert voor de eerste maal in het jaarverslag 2014. Deskundigheid en Zelfevaluatie Het fonds heeft een geschiktheidsplan. Dit plan is erop gericht om op gestructureerde wijze de geschiktheid (kennis, vaardigheden en gedrag) van het bestuur te laten aansluiten bij wat nodig is voor het goed besturen van het fonds en het bewaren van de continuïteit binnen het fonds. In het geschiktheidsplan is een opleidingsplan opgenomen, dat jaarlijks wordt vastgesteld. In december 2014 heeft het bestuur een inventarisatie uitgevoerd om het Geschiktheidsplan in lijn te brengen met de ‘Handreiking geschikt pensioenfondsbestuur’ van de Pensioenfederatie. In vervolg hierop heeft het bestuur op 10 februari 2015 een aangepast Geschiktheidsplan vastgesteld. Het bestuur besteedt actief aandacht aan deskundigheidsbevordering van bestuursleden en van leden van het verantwoordingsorgaan. Hierbij wordt voor nieuwe bestuursleden en nieuwe leden van het verantwoordingsorgaan gebruik gemaakt van het cursusaanbod van SPO (Stichting Pensioen Opleidingen) en Towers Watson. Hiernaast wordt gebruik gemaakt van informatiesessies verzorgd door externe adviseurs. In het verslagjaar is het bestuur van PSL op 4 februari, 29 september, 2 oktober en 16 december 2014. bijeen geweest voor vier themavergaderingen. Tijdens de themadag op 4 februari heeft het bestuur de rapportage van de visitatiecommissie van het fonds besproken en is de zelfevaluatie van het functioneren van het bestuur behandeld. Op 4 februari heeft het bestuur tevens stilgestaan bij de toekomst van het fonds. Dit laatste is ook in de themavergadering op 29 september onderwerp van discussie geweest. Op 29 september en 28 oktober heeft het bestuur uitgebreid stilgestaan bij de consequenties van het nieuwe FTK voor het fonds. Ook zijn op 28 oktober de doelstellingen van een nieuw uit te voeren ALM- studie besproken. In de themavergadering van 16 december zijn de uitgangspunten voor de ALM-studie vastgesteld en afgestemd met Sprenkels & Verschuren (uitvoerder van de ALM-studie). Naast de door het pensioenfonds georganiseerde themavergaderingen hebben diverse bestuursleden in het boekjaar bijeenkomsten en seminars bijgewoond, georganiseerd door de toezichthouder DNB, AZL en door andere externe partijen. Het bestuur heeft op 4 februari 2014 een zelfevaluatie uitgevoerd. De zelfevaluatie is bedoeld om het eigen functioneren, zowel van het bestuur als geheel als van individuele bestuursleden, te evalueren. Daarnaast heeft het bestuur in het kader van de zelfevaluatie een competentietoets afgenomen bij SPO (Stichting Pensioen Opleidingen). De resultaten van beide activiteiten zijn besproken in een themavergadering op 4 februari 2014 en in de bestuursvergadering van 25 maart 2014. Het bestuur is op grond van de zelfevaluatie van oordeel dat zij als geheel en individueel goed functioneert. Kwaliteit van het functioneren van het bestuur en tijdigheid van de besluitvorming zijn voldoende. Het bestuur hanteert bij de beleids- en controlecyclus een Vergaderjaarplan en een Jaarplan Bestuur, om de voortgang van de bestuursactiviteiten goed te kunnen monitoren.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2014
19
Toekomstvisie PSL In 2011 is het bestuur gestart met een traject inzake het onderzoeken van de toekomstmogelijkheden van het fonds. Dit met het oog op de continuïteit van het fonds voor de langere termijn. Het bestuur heeft in vervolg hierop in 2012 verkennend onderzoek uitgevoerd naar mogelijke toekomstscenario’s voor het fonds en de mogelijke scenario’s. Het bestuur heeft in een themavergadering op 6 februari 2013 uitgebreid stilgestaan bij mogelijkheden voor fusie of samenwerking met een ander bedrijfstakpensioenfonds. Het bestuur heeft in het boekjaar verder invulling gegeven aan het vervolgonderzoek in themavergaderingen op 4 februari en 29 september. Het bestuur heeft een tijdelijke commissie Toekomst PSL ingesteld, die zich bezig houdt met het vervolgonderzoek naar de toekomstmogelijkheden van het fonds en advies hierover uitbrengt aan het bestuur. In deze commissie hebben zitting: mevrouw Nuijten-Van Aard, mevrouw Dassen-Soons, de heer Katerberg en de heer Wendel. In opdracht van het bestuur zijn vanaf 2012 toekomstverkenningen uitgevoerd, waarbij een voorname rol is weggelegd voor de adviserend actuaris van het fonds. De uitkomsten van deze verkenningen zijn beoordeeld door vorengenoemde commissie. In het verslagjaar vergaderde vorengenoemde commissie drie maal. Deze vergaderingen vonden plaats op 20 januari, 17 maart en 13 november. Het bestuur heeft op 11 december 2013, in een principe besluit, aangegeven dat het bestuur het wenselijk acht voor de toekomst van PSL dat er een fusie tot stand komt met een ander bedrijfstakpensioenfonds. Het bestuur heeft CAO-partijen schriftelijk geïnformeerd over het principebesluit van het bestuur. Het bestuur heeft CAO-partijen in het verslagjaar schriftelijk benaderd om essentiële uitgangspunten te verkrijgen voor vervolgonderzoek naar de mogelijkheden voor fusie of samenwerking (dit in samenhang met de uitgangspunten voor de wijzigingen in de regeling per 1 januari 2015). In het in 2014 gevolgde traject voor een voorgenomen fusie zijn de volgende opties nader onderzocht: –– Een fusie met Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Mode-, Interieur-, Tapijt- en Textielindustrie (MITT): In het kader van deze optie heeft eind 2013 een bespreking plaatsgevonden tussen de adviserend actuarissen van MITT en PSL, waarin de mogelijkheden om te komen tot een fusie zijn verkend. De uitkomsten hiervan zijn door de tijdelijke commissie Toekomst PSL in maart 2014 besproken. Het bestuur heeft daarna besloten om vooralsnog geen vervolgstappen te ondernemen ten aanzien van deze optie; –– Aansluiting bij het initiatief voor het vormen van een “multi”-bedrijfstakpensioenfonds: Er heeft in januari 2014 een gesprek plaatsgevonden in verband met een initiatief voor de vorming van een “multi”bedrijfstakpensioenfonds voor kleinere bedrijfstakpensioenfondsen. Dit initiatief heeft niet tot vervolgstappen geleid; –– In oktober 2014 is gesproken met een bestuursdelegatie van Bpf Textielverzorging om te komen tot een vorm van samenwerking met andere bedrijfstakpensioenfondsen. Het gesprek heeft nog niet geleid tot concrete vervolgstappen; Het bestuur heeft reeds in 2013 aangegeven dat de optie om door te gaan als zelfstandig pensioenfonds in beraad blijft, zolang er geen andersluidende besluiten zijn genomen. Integere bedrijfsvoering Het bestuur is van mening dat in het verslagjaar zo veel als mogelijk is voldaan aan de naleving van de principes van goed pensioenfondsbestuur en (vanaf 1 juli 2014) de naleving van de Code Pensioenfondsen. Tevens is het bestuur van mening dat het heeft zorggedragen voor een integere bedrijfsvoering. De Code Pensioenfondsen is in het boekjaar bij het fonds grotendeels geïmplementeerd. Eerder in dit hoofdstuk is nader ingegaan op de wijze waarop dit is geschied Gedragscode/Compliance Officer Het bestuur hanteert een gedragscode. Jaarlijks wordt door het bestuur bevestigd dat zij de gedragscode heeft nageleefd. De compliance officer van PSL in het boekjaar is mevrouw E.M.E. Thieme. De compliance officer is belast met de controle op de naleving van de gedragscode. Het bestuur heeft in oktober 2014 besloten om het takenpakket van de compliance officer uit te breiden met de taken die noodzakelijk zijn voor een adequate uitvoering van het op 2 oktober 2014 door het bestuur vastgestelde integriteitsbeleid.
20
PSL Vanwege de uitbreiding van het takenpakket van de compliance officer heeft AZL te kennen gegeven met ingang van 1 januari 2015 de compliance werkzaamheden voor PSL te beëindigen. Het bestuur oriënteert zich op een mogelijke opvolger. Risicomanagement Het fonds is verantwoordelijk voor de inrichting en goede werking van het interne risicobeheersings- en controlesysteem, het risicomanagement. Risicomanagement is een continu proces waarbij de risico’s en de organisatie van het fonds integraal worden bekeken. Het risicomanagement speelt een voorname rol bij het bepalen van de strategie van het fonds. Het bestuur heeft op basis van zijn verantwoordelijkheid voor het beheer van het fonds, de vereiste professionalisering en de noodzakelijke risicobeheersing gekozen voor uitbesteding van alle werkzaamheden inzake pensioen- en vermogensbeheer aan externe partijen. Ter uitvoering van de Uitbestedingsregels heeft het fonds een integraal risicobeleid opgezet. Met dit beleid worden de belangrijkste risicocategorieën, zoals die door DNB zijn benoemd, onderkend. Daarbij worden de beheersingsmaatregelen beschreven en de wijze waarop over de beheersing van de risico’s gerapporteerd moet worden. Het bestuur van PSL heeft het integraal risicomanagement verder vormgegeven met een uitgebreide analyse van het risicomanagement van PSL, die in 2010 in opdracht van het bestuur door Towers Watson is uitgevoerd. Deze risicoanalyse heeft plaatsgevonden aan de hand van het door Towers Watson ontwikkelde ConFirm model, dat mede is gebaseerd op het FIRM model (het Financiële Instellingen Risico Model) van DNB. Towers Watson heeft een risicomatrix voor PSL opgesteld die, samen met een aantal aanbevelingen, dient als basis voor verdere beleidsvorming. In vervolg op de risicoanalyse heeft het bestuur in 2011 een commissie ‘Risicomanagement en uitbesteding’ ingesteld, die het bestuur adviseert op het gebied van het risicomanagement en de bijbehorende beleidsprocedure. De samenstelling van de commissie heeft in 2014 geen wijzigingen ondergaan. De commissie is verantwoordelijk voor het implementeren, monitoren en aanpassen van het risicomanagement(beleid) van PSL en wordt ondersteund door AZL. De commissie heeft vergaderd op 28 januari, 23 juni en 6 november. Het fonds heeft het beleidskader vastgelegd in het beleidsdocument ‘Risicobeleid’. In dit document zijn de norm en tolerantiegrenzen en de taakverdeling tussen de diverse commissies van PSL aangaande het risicomanagement vastgelegd. Aan het document zijn als sturingsinstrumenten een ‘matrix risicomanagement’, en een ‘jaarplan risicomanagement’ toegevoegd. Het beleidsdocument bevat tevens een contractenregister, waarin de voornaamste afspraken en kenmerken zijn vastgelegd van de overeenkomsten die PSL met andere partijen is aangegaan. De commissie risicomanagement en uitbesteding bewaakt de actualiteit van het beleidsdocument. Op 27 januari 2015 heeft de commissie ‘Risicomanagement en uitbesteding’ nieuwe versies van vorengenoemde beleidsdocumenten vastgesteld. Naast het beleidsdocument ‘Risicobeleid’ hanteert het bestuur een ‘jaarplan bestuur’ om op alle beleidsterreinen in control te blijven. Het bestuur heeft besloten om in de eerste helft van 2015 een geheel nieuwe integrale risicoanalyse te laten uitvoeren. Taakverdeling risicomanagement tussen de commissies van PSL De commissie risicomanagement en uitbesteding monitort alle risico’s aan de hand van het jaarplan risicomanagement en vervult een coördinerende rol. Deze commissie voert tevens het risicomanagement van de niet-financiële risico’s uit, met uitzondering van de risico’s op het gebied van de communicatie. De beleggingscommissie heeft de taak om het risicomanagement voor de financiële risico’s te verzorgen. De communicatiecommissie heeft de taak om het risicomanagement op het gebied van de communicatie te verzorgen. Beide commissies rapporteren hierover aan de commissie risicomanagement en uitbesteding, die hierover vervolgens rapporteert aan het bestuur.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2014
21
Financieel crisisplan Het bestuur heeft in 2012 een financieel crisisplan vastgesteld. Dit plan is geschreven in het kader van artikel 143 van de Pensioenwet en de Beleidsregel financieel crisisplan pensioenfondsen van 9 december 2011 en maakt deel uit van de beschrijving van de beheerste en integere bedrijfsvoering. Het plan is opgenomen in de actuariële en bedrijfstechnische nota van het fonds. Het financieel crisisplan geeft een beschrijving van maatregelen die het bestuur op korte termijn effectief kan inzetten als de dekkingsgraad zich bevindt of zeer snel beweegt richting kritische waarden, waardoor het realiseren van de doelstellingen van het fonds in gevaar komt. Het plan beschrijft wanneer er, naar de mening van het bestuur, sprake is van een crisis, benoemt een gevarengrens en een kritische ondergrens ten aanzien van de dekkingsgraad en beschrijft welke maatregelen het fonds ter beschikking heeft in geval van een crisis. Ook wordt het verwachte effect van de in het plan beschreven maatregelen aangegeven en het moment waarop deze worden ingezet. Daarnaast bevat het plan een beschrijving van het besluitvormingsproces en wordt aangegeven op welke wijze over de maatregelen wordt gecommuniceerd met belanghebbenden. Met een dergelijk plan is het fonds beter voorbereid op een crisissituatie nog voordat de situatie zich heeft voorgedaan. Het Financieel crisisplan wordt jaarlijks geëvalueerd aan de hand van actuele richtlijnen en voorwaarden van DNB. De evaluatie in 2014 heeft niet geleid tot aanpassing van het plan. In 2015 zal het bestuur bij de evaluatie van het financieel crisisplan de noodzakelijke wijzigingen ten gevolge van de implementatie van het nieuwe FTK doorvoeren in dit plan. Communicatie PSL vult de communicatie in aan de hand van een communicatiebeleidsplan. Het communicatieplan beschrijft de periodieke, structurele communicatie van het fonds en beschrijft de strategie en visie van PSL op de communicatie met haar doelgroepen. Onderdeel hiervan is een beschrijving van de wijze waarop het fonds aan alle (wettelijke) communicatieverplichtingen voldoet. Het plan bevat een communicatiejaarkalender, waarin de diverse communicatiemomenten en -middelen zijn opgenomen. Ook is in het plan opgenomen voor wie welke vorm van communicatie bestemd is. Met het plan geeft het fonds invulling aan haar ambitieniveau ten aanzien van de (pensioen)communicatie. Belangrijke speerpunten in het communicatiebeleid zijn: dialoog en feedback met de deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgevers; op maat en persoonlijk communiceren; digitalisering; integratie van communicatiekanalen en het inzetten van intermediaire kaders. De visie van PSL luidt: –– Door communicatie beoogt PSL de pensioenbewustwording van de belanghebbenden te stimuleren, de verwachtingen te managen en ervoor te zorgen dat belanghebbenden de eigen verantwoordelijkheden kennen en mogelijkheden benutten. Daarnaast streeft PSL ernaar dat de belanghebbenden tevreden zijn over de communicatie; –– Door communicatie beoogt PSL de pensioenbewustwording van de werkgevers te stimuleren en ervoor te zorgen dat ze hun verantwoordelijkheden op het gebied van pensioenen kennen en ook nemen. Daarnaast streeft PSL ernaar dat de werkgevers tevreden zijn over de communicatie. Het fonds hanteert voor de jaren 2014 en 2015 een communicatietransitieplan. PSL zal voor het jaar 2016 en de daaropvolgende jaren een geheel nieuw driejarig communicatiebeleidsplan opstellen, zodra de wijzigingen in de pensioenregeling van PSL volledig vaststaan. PSL heeft een communicatiecommissie. Deze commissie ontwikkelt het communicatiebeleid, adviseert het bestuur en is verantwoordelijk voor de uitvoering. Jaarlijks stelt de communicatiecommissie de communicatiejaarkalender vast. In het verslagjaar vergaderde de communicatiecommissie vier maal. Deze vergaderingen vonden plaats op 12 februari, 15 mei, 11 september en 13 november.
22
PSL De commissie heeft in het boekjaar de ontwikkelingen in de wetgeving aangaande de pensioencommunicatie nauwlettend gevolgd. Dit traject zal in 2015 een vervolg krijgen. Naar verwachting zal in juli 2015 de nieuwe Wet Pensioencommunicatie in werking treden. Het fonds wacht de definitieve wettelijke voorstellen af. De commissie zal over de consequenties hiervan tijdig advies uitbrengen aan het bestuur. In dit advies worden tevens betrokken het ‘Rapport Uitkeringsinformatie’ en het ‘document Effectieve uitkeringsinformatie op hoofdlijnen’ eind 2014 opgesteld door de AFM. Ontwikkelingen in de digitale communicatie hebben ertoe geleid dat de communicatiecommissie zich oriënteert op de wenselijkheid en mogelijkheden voor een moderne website met meer communicatiemogelijkheden, zoals een werknemersportal. De besluitvorming hierover zal in 2015 plaatsvinden. Ook heeft de commissie besloten om de digitale nieuwsbrief van PSL voor de werkgevers aan te passen voor gebruik van tablets en smartphones. (Gewezen) Deelnemers en pensioengerechtigden In januari 2014 zijn de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden geïnformeerd over het besluit van het bestuur om per 1 januari 2014 volledige toeslagen te verlenen. In januari 2014 hebben de pensioengerechtigden een jaaropgave ontvangen en in april 2014 is het Uniform Pensioenoverzicht aan de pensioengerechtigden verstuurd. In mei 2014 hebben de deelnemers het Uniform Pensioenoverzicht ontvangen. In februari 2015 zijn de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden geïnformeerd over de toeslagverlening per 1 januari 2015. Het fonds communiceert structureel over ontwikkelingen binnen het fonds en over ontwikkelingen binnen de pensioenwereld via de eigen website van het fonds. Zo plaatst het fonds regelmatig actuele berichten over de financiële situatie op de website, waaronder de maandelijkse dekkingsgraad. In het boekjaar is via de website extra aandacht besteed aan de nieuwe wetgeving (consequenties Wvbp en het nieuwe FTK). Het communiceren over life events (belangrijke persoonlijke gebeurtenissen op pensioengebied) en individuele keuzemogelijkheden binnen de regeling van PSL spelen een voorname rol bij de communicatie via de website. In april 2014 en in november 2014 heeft PSL Pensioenkranten uitgebracht, waarin de deelnemers o.a. worden geïnformeerd over de financiële positie van het fonds, de toeslagverlening, de ontwikkelingen in de wetgeving (Wvbp en het nieuwe FTK) en de wijzigingen in de pensioenregeling per 1 januari 2015. Ook wordt aandacht besteed aan life events en worden deelnemers gewezen op de mogelijkheden om zelf actie te ondernemen om de eigen pensioenvoorziening af te stemmen op de eigen wensen. De pensioengerechtigden hebben in april 2014 en in december 2014 Pensioennieuwsbrieven ontvangen met informatie over onder andere de financiële positie van het fonds, de toeslagverlening en de wijzigingen in de regeling per 1 januari 2015. Werkgevers Het fonds heeft sinds 2009 een werkgeversportaal voor de digitale aanlevering van mutaties door de aangesloten werkgevers. In het verslagjaar zijn de aangesloten werkgevers via de website van het pensioenfonds geïnformeerd over de relevante actuele ontwikkelingen binnen het fonds. In aanvulling daarop heeft het fonds in april, juli en november 2014 digitale nieuwsbrieven aan aangesloten werkgevers toegestuurd. De nieuwsbrieven bevatten o.a. informatie over de financiële positie van het fonds, de premies, de toeslagverlening, de ontwikkelingen rondom nieuwe pensioenwetgeving. In de digitale nieuwsbrief van juli 2014 is aandacht besteed aan de door de Stichting Wijzer in geldzaken georganiseerde Pensioen3daagse.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2014
23
Uitbestede werkzaamheden Administratie De administratie van PSL is uitbesteed aan AZL te Heerlen. AZL draagt zorg voor de volgende zaken: –– de pensioen- en deelnemersadministratie; –– de financiële administratie; –– de jaarverslaglegging; –– de bestuursondersteuning en bestuursadvisering; –– actuariële advisering. Het vermogensbeheer is uitbesteed aan Blue Sky Group te Amstelveen. Blue Sky Group draagt zorg voor de volgende zaken: de administratie van de vastrentende en zakelijke waarden, en de performancemeting. Zowel AZL als Blue Sky Group hebben een ISAE 3402 type II rapportage. Dit biedt kwaliteitsgaranties, waarmee tegemoet wordt gekomen aan de behoefte van het bestuur aan zekerheid. Voor de meeste relevante processen is een beschrijving van de AO/IC en een beschrijving van de beheersingsmaatregelen voor de betreffende processen opgesteld. De beheersmaatregelen van PSL zijn opgenomen in het risicobeleid, zoals omschreven in de paragraaf ‘Risicomanagement’ in dit verslag. Voorts wordt het bestuur door middel van periodieke rapportages van zowel de uitvoeringsorganisatie alsmede van externe adviseurs in staat gesteld de risico’s en fondssituatie goed te monitoren. Waarmerking en advisering Actuariaat Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen adviserende en waarmerkende werkzaamheden. De waarmerkende werkzaamheden zijn met ingang van boekjaar 2011 opgedragen aan Mercer Nederland B.V. te Amstelveen. De adviserende werkzaamheden zijn met ingang van 2011 opgedragen aan AZL te Heerlen. Controle De controle van de jaarrekening 2014 is toevertrouwd aan Mazars Paardekooper Hoffman Accountants N.V. te Rotterdam.
Ontwikkelingen van het fonds op financieel gebied Beleggingsbeleid Het beleggingsbeleid van PSL is vastgelegd in de Verklaring inzake de beleggingsbeginselen, die als bijlage is opgenomen in de abtn. Het vermogensbeheer van het fonds is ondergebracht bij Blue Sky Group. Voor de inhoud van het beleggingsbeleid verwijzen wij u naar het hoofdstuk Beleggingen van dit bestuursverslag. Financiële positie van het fonds Conform de voorschriften van DNB hanteert het fonds vanaf 30 september 2012 bij de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen en de kostendekkende premie de driemaands gemiddelde RTS waarbij rekening wordt gehouden met de UFR. De RTS die het fonds hanteert, wordt gepubliceerd door DNB.
24
PSL De voorziening pensioenverplichtingen is ultimo 2014 vastgesteld op € 271.726.000,-, de reserves bedragen € 41.165.000,- hetgeen resulteert in een (aanwezige) dekkingsgraad van 114,6%. De vereiste dekkingsgraad voor PSL, op basis van de feitelijke beleggingsmix, bedraagt 110,7% ultimo 2014. De vereiste dekkingsgraad op basis van de strategische beleggingsmix, bedraagt 111,4% ultimo 2014. Het gemiddelde rendement op basis van total return bedroeg in 2014: 15,04% (2013: 2,04%). De dekkingsgraad heeft zich gedurende 2014 als volgt ontwikkeld:
Aanwezige
dekkingsgraad 2014
Primo 2014
115,7%
Premie -0,7% Uitkeringen 0,8% Toeslagverlening -0,8% Rentetermijnstructuur -17,6% Overrendement 16,8% Overige mutaties
0,4%
Ultimo 2014
114,6%
Toeslagverlening 2014 Ten aanzien van de pensioenen vande pensioengerechtigden en premievrije aanspraken van de gewezen deelnemers heeft PSL de ambitie om deze jaarlijks te verhogen met 70% van de consumentenprijsindex voor alle huishoudens, zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Tot en met het jaar 2014 had PSL de ambitie om de opgebouwde pensioenaanspraken van de deelnemers jaarlijks te verhogen met 70% van de procentuele algemene loonstijging in de CAO van de Schoen- en Lederwarenindustrie. Met ingang van 2015 heeft PSL ook ten aanzien van de opgebouwde pensioenaanspraken van de deelnemers de ambitie om deze jaarlijks te verhogen met 70% van de consumentenprijsindex voor alle huishoudens, zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Het onderscheid in de maatstaf voor toeslagverlening tussen actieven en inactieven is hiermee komen te vervallen. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks of en in hoeverre een toeslag wordt verleend. De voorwaardelijke toeslagverlening wordt gefinancierd uit de middelen van het fonds. De premie bevat dus geen opslag voor toeslagverlening en er is geen bestemmingsreserve gevormd. Aan verhoging in enig jaar kunnen geen rechten worden ontleend in toekomstige jaren. PSL hanteert categorie D1 van de Toeslagenmatrix. Het bestuur heeft in december 2013 besloten om, gelet op de financiële situatie van PSL en conform het toeslagenbeleid, per 1 januari 2014 volledige toeslagen te verlenen. De opgebouwde pensioenaanspraken van deelnemers zijn verhoogd met 1,25%. De ingegane pensioenen en premievrije aanspraken zijn per 1 januari 2014 verhoogd met 2,8%. Daarnaast heeft het bestuur in december 2013 besloten om per 1 januari 2014 geen inhaaltoeslag te verlenen. Het bestuur heeft ultimo 2014 besloten de beleidsstaffel voor de toeslagverlening per 1 januari 2015 te volgen. Voor de toepassing van de beleidsstaffel wordt uitgegaan van de dekkingsgraad per 31 december 2014. Dit heeft geleid tot een verhoging van de pensioenen van de pensioengerechtigden en de opgebouwde pensioenaanspraken van de deelnemers en gewezen deelnemers met 0,7% per 1 januari 2015. Als er een volledige toeslag was verleend, dan zou de toeslag 1,0% hebben bedragen.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2014
25
De totale toeslagachterstand per 1 januari 2015 is inzichtelijk gemaakt in onderstaande tabellen: Toeslagachterstand Voor actieve deelnemers:
Toeslag
T.m. 2014
Loon- ontwikkeling
ontwikkeling
Vanaf 2015
o.b.v. loonen vanaf 2015 o.b.v. Toegekende Cumulatieve
prijsindex prijsindex
toeslag achterstand
01-01-2009
2,0% 2,0% 1,8% 0,2%
01-01-2010
1,5% 1,5% 1,5% 0,2%
01-01-2011
1,0% 1,0% 1,0% 0,2%
01-01-2012
1,0% 1,0% 0,0% 1,2%
01-01-2013
1,5% 1,5% 1,1% 1,6%
01-01-2014
1,25% 1,25% 1,25% 1,6%
01-01-2015
1,0% 1,0% 0,7% 1,9%
Voor inactieve deelnemers:
Toeslag
Prijs-
index
o.b.v. prijs- Toegekende Cumulatieve index
toeslag achterstand
01-01-2009
3,2% 3,2% 2,9% 0,3%
01-01-2010
0,3% 0,3% 0,3% 0,3%
01-01-2011
1,5% 1,5% 1,5% 0,3%
01-01-2012
2,6% 2,6% 0,0% 2,9%
01-01-2013
2,3% 2,3% 1,6% 3,6%
01-01-2014
2,8% 2,8% 2,8% 3,6%
01-01-2015
1,0% 1,0% 0,7% 3,9%
Herverzekering De overlijdens- en premievrijstellingsrisico’s bij langdurige arbeidsongeschiktheid zijn in het verslagjaar herverzekerd bij Delta Lloyd, in de vorm van een volledige risicoverzekering. De herverzekering is afgesloten voor de duur van drie jaar. Kostendekkende, gedempte en ontvangen premie 2014 Artikel 129 van de PW schrijft voor dat de te ontvangen premie ten minste gelijk dient te zijn aan de conform de Abtn vastgestelde kostendekkende premie. Een premiekorting is alleen toegestaan als aangetoond kan worden dat naast de onvoorwaardelijke verplichting en het vereist eigen vermogen ook voldoende vermogen aanwezig is om de voorwaardelijke toeslagen te kunnen nakomen. Verder moeten toeslagen over de laatste tien jaar volledig gecompenseerd zijn.
26
PSL De feitelijke premie over boekjaar 2014 bedraagt € 3.166.000,- (2013: € 3.336.000,-), de kostendekkende premie € 4.714.000,(2013: € 5.215.000,-) en de gedempte kostendekkende premie over boekjaar 2014 bedraagt € 3.011.000,- (2013: € 3.039.000,-). Gezien het voorgaande is de certificerend actuaris van mening dat de totaal ontvangen premie toereikend is. Het bestuur heeft de doorsneepremie voor de basisregeling in 2014 ongewijzigd gehandhaafd op18,9%. De premie voor de overgangsregeling 2006 is in 2014 ook niet gewijzigd en bedraagt 1,4%. Het bestuur heeft in september 2014 besloten dat de premie voor de basisregeling en de premie voor de overgangsregeling 2006 per 1 januari 2015 niet behoeven te worden verhoogd.
Pensioenparagraaf Pensioenregelingen van het fonds Per 1 januari 2006 heeft het fonds twee pensioenregelingen. De regeling van pensioenreglement 2006 en de regeling van pensioenreglement 2002. Welke regeling van toepassing is op de deelnemer hangt af van de geboortedatum en of de deelnemer op 31 december 2005 al pensioen opbouwde bij het fonds. Beide regelingen bieden een levenslang ouderdomspensioen en een partneren wezenpensioen. Pensioenreglement 2006 De regeling van pensioenreglement 2006 is van toepassing op deelnemers die geboren zijn op of na 1 januari 1949 én toetreders vanaf 1 januari 2006. De regeling is een middelloonregeling en heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst. De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend salaris voor zover dat niet meer bedraagt dan het daarvoor gestelde maximum, verminderd met de franchise. Tot 2015 wordt ieder jaar van de in dat jaar geldende pensioengrondslag 1,75% aan levenslang ouderdomspensioen opgebouwd dat ingaat op de 65-jarige leeftijd. Met ingang van 1 januari 2015 wordt dit opbouwpercentage verlaagd naar 1,606%. Daarnaast biedt de regeling een partner- en wezenpensioen op spaarbasis ter hoogte van 70% respectievelijk 14% van het ouderdomspensioen. De regeling biedt tevens een voorwaardelijke overgangsregeling voor deelnemers die geboren zijn in de jaren 1949 tot en met 1960 en op 31 december 2001 en 31 december 2005 deelnemer waren aan de toen geldende pensioenregeling van het fonds. Als aan alle voorwaarden wordt voldaan, kan de deelnemer met deze overgangsregeling extra ouderdomspensioen verkrijgen. De opgebouwde aanspraken kunnen jaarlijks bij bestuursbesluit worden verhoogd als het fonds over voldoende middelen beschikt. De belangrijkste kenmerken van de regeling zijn: 2014 Pensioensysteem
Middelloon met voorwaardelijke toeslagverlening
Opbouwpercentage 1,75% Toetredingsleeftijd
21 jaar
Pensioenleeftijd
65 jaar
Franchise
€ 13.250,-
Maximum salaris
€ 57.733,-
Pensioenreglement 2002 De regeling van pensioenreglement 2002 is van toepassing op een gesloten groep deelnemers die geboren zijn vóór 1 januari 1949 én op 31 december 2001 al deelnemer in het fonds waren. De regeling is een middelloonregeling en heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst. De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend salaris voor zover dat niet meer bedraagt dan het daarvoor gestelde maximum, verminderd met de franchise. Ieder jaar werd van de in dat jaar geldende pensioengrondslag
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2014
27
1,75% aan levenslang ouderdomspensioen opgebouwd dat ingaat op de 62-jarige leeftijd. Daarnaast bood de regeling een tijdelijk ouderdomspensioen voor de periode gelegen tussen de 62-jarige en 65-jarige leeftijd. De regeling bood verder gedurende het deelnemerschap een partner- en wezenpensioen op risicobasis. De pensioenen kunnen jaarlijks bij bestuursbesluit worden verhoogd als het fonds over voldoende middelen beschikt. In de loop van 2013 zijn de laatste deelnemers aan deze pensioenregeling van het fonds gepensioneerd. In 2014 is er geen premieafdracht en pensioenopbouw meer voor deze regeling.
Risicoparagraaf Inleiding Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioenverplichtingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. In deze paragraaf wordt ingegaan op het beleid van het pensioenfonds en de risico’s die het pensioenfonds bij de uitvoering van zijn taken loopt. Voor de wijze waarop deze risico’s zijn afgedekt en een kwantificering van deze risico’s wordt verwezen naar de paragraaf “Financiële risico’s” in de jaarrekening. In de paragraaf “Risicomanagement” in dit bestuursverslag worden de activiteiten van het bestuur van PSL inzake de inrichting van het risicomanagement nader omschreven. Beleid en risicobeheer Het bestuur heeft zijn beleid verwoord in de Abtn. Algemene leidraad voor het uitvoeren van zijn beheertaken is risicomijdend operationeel management. Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van deze risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen: –– ALM-beleid en duration matching; –– beleggingsbeleid; –– premiebeleid; –– toeslagbeleid; –– herverzekeringsbeleid; –– beleid ten aanzien van uitbesteding. De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruik gemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s. In het eerste kwartaal van 2015 zal Sprenkels & Verschuren in opdracht van PSL een ALM-studie uitvoeren, waarbij de focus ligt bij de consequenties van het nieuwe FTK voor het fonds. Sprenkels & Verschuren heeft ook in 2011 een ALM-studie voor het fonds uitgevoerd. De invloed van de beleidsinstrumenten op de financiële positie van het fonds wordt jaarlijks geëvalueerd. Bij deze evaluatie speelt zowel de huidige financiële positie, alsmede de financiële positie van het fonds in de toekomst, een rol. Om te toetsen of het beleid op lange termijn tot de gewenste ontwikkeling leidt, voert het pensioenfonds ten minste eens in de drie jaar een continuïteitsanalyse uit. Het fonds heeft deze continuïteitsanalyse in het jaar 2008 laten uitvoeren door Towers Watson. In het kader van het op te stellen herstelplan werd deze continuïteitsanalyse in 2009 geactualiseerd. In 2012 heeft Sprenkels &
28
PSL Verschuren een nieuwe continuïteitsanalyse uitgevoerd. Vanaf 2015 zal het fonds, zoals voorgeschreven in het nieuwe FTK, jaarlijks een haalbaarheidstoets uitvoeren. Het risicomodel van DNB kent voor een aantal risicocategorieën vastgestelde scenario’s (‘schokken’). Het doorrekenen van deze scenario’s resulteert in het vereist eigen vermogen (buffer). Kwantitatieve en kwalitatieve toelichtingen van deze risico’s zijn opgenomen in de “risicoparagraaf” in de jaarrekening. Het vereist eigen vermogen wordt berekend op basis van de feitelijke beleggingsmix en vormt het toetsvermogen voor de bepaling van de solvabiliteitspositie. Ter informatie wordt ook het vereiste vermogen op basis van de strategische beleggingsmix weergegeven. Financiële risico’s Solvabiliteitsrisico Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor eventuele toeslagverlening over de opgebouwde aanspraken en ingegane pensioenen. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. Het solvabiliteitsrisico bestaat uit de volgende risicocategorieën: –– Renterisico (S1), –– Zakelijkewaardenrisico (S2), –– Valutarisico (S3), –– Grondstoffenrisico (S4), –– Kredietrisico (S5), –– Verzekeringstechnisch risico (S6), –– Concentratierisico (S8). Renterisico (S1) Pensioenfondsen kennen doorgaans een langere looptijd voor hun verplichtingen dan voor hun bezittingen. Vanwege deze mismatch ondervindt een fonds renterisico. Immers bij een rentedaling zullen de verplichtingen sterker toenemen in waarde dan de bezittingen. Het standaardmodel van DNB bevat voorgeschreven rentescenario’s (verschuiving actuele rentetermijnstructuur via voorgeschreven rentefactoren) om het vereist eigen vermogen voor dit risico te bepalen. Om de aanwezige mismatch te beperken, streeft het fonds het renterisico door middel van beleggingen in vastrentende waarden en renteswaps voor 55% af te dekken (tot 2014 65%). Zakelijkewaardenrisico (S2) De waarden van aandelen en onroerend goed zijn onderhevig aan marktfluctuaties. Fondsen die een deel van hun vermogen in dergelijke zakelijke waarden hebben belegd, lopen hierdoor risico. Het fonds wijst slechts een beperkt deel van het vermogen toe aan de zakelijke waarden en hanteert een stelsel van normwegingen (inclusief bandbreedtes daaromheen) om de allocatie naar zakelijke waarden te sturen. Valutarisico (S3) Valutarisico betreft het risico dat de waarde van de beleggingen die luiden in vreemde valuta verslechtert als gevolg van veranderingen van vreemde valutakoersen. De kans dat de wisselkoers van vreemde valuta verslechtert ten opzichte van de euro betekent een risico voor een pensioenfonds omdat verplichtingen veelal in euro luiden en bezittingen (deels) in vreemde valuta. Dit risico is van belang voor zowel directe posities in een valuta, als voor beleggingen die gewaardeerd zijn in een andere valuta.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2014
29
Valutarisico’s worden afgedekt met valutaderivaten, voornamelijk valutatermijncontracten. De meest omvangrijke posities van niet in euro’s luidende beleggingen zijn voor PSL de Amerikaanse en Australische dollar, het Britse pond en de Japanse yen. Het risico op koersdalingen van deze munteenheden ten opzichte van de euro wordt met ingang van 2009 voor 100% afgedekt. Grondstoffenrisico (S4) Fondsen die beleggen in grondstoffen (commodities) lopen het risico dat de waarde van deze beleggingen daalt. Het fonds wijst slechts een beperkt deel van het vermogen toe aan commodities en hanteert een stelsel van normwegingen (inclusief bandbreedtes daaromheen) om de allocatie naar commodities te sturen. Kredietrisico (S5) Bij het kredietrisico dient het effect van een verslechtering van de kredietwaardigheid van een tegenpartij in de vastrentende portefeuille tot uitdrukking te komen. Het kredietrisico komt tot uitdrukking in de zogenaamde creditspread. Deze spread is het verschil tussen de uitkering die afhangt van de kredietwaardigheid van de tegenpartij en een uitkering die met volledige zekerheid, risicovrij, tot uitkering zal komen. Het fonds wijst slechts een beperkt deel van het vastrentende vermogen toe aan obligaties die gevoelig zijn voor kredietrisico en hanteert een stelsel van normwegingen (inclusief bandbreedtes daaromheen) om de allocatie naar deze beleggingscategorie te sturen. Voor PSL geldt bovendien dat alle schuldpapieren waarin wordt belegd in beginsel tot de zogenaamde investment-grade klasse dienen te behoren. Verzekeringstechnisch risico (S6) Naast de financiële risico’s staat het fonds bloot aan verzekeringstechnische risico’s. Binnen het verzekeringstechnische risico worden in principe alleen risico’s meegenomen die verband houden met sterfte. Het omvat de risico’s als gevolg van afwijkingen ten opzichte van de verwachte sterfte en afwijkingen van de verwachte sterftetrend (langlevenrisico). De sterftetrend zelf dient te worden meegenomen bij de bepaling van de voorziening voor risico fonds. Concentratierisico (S8) Wanneer een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt, loopt het fonds concentratierisico. Ten behoeve van het risicomanagement dient het fonds rekening te houden met concentratierisico, hetgeen kan resulteren in het aanhouden van een reserve in het eigen vermogen. In het standaardmodel is de gevoeligheid van het eigen vermogen voor het concentratierisico gelijkgesteld aan 0%. In overleg met de waarmerkende actuaris van het fonds is in 2012 besloten om voor het fonds wel rekening te houden met een buffer voor het concentratierisico. DNB is hierover geïnformeerd. Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat het fonds onvoldoende liquide middelen heeft om betalingen, waaronder de pensioenuitkeringen, te verrichten. Alhoewel de premie-inkomsten op jaarbasis lager zijn dan de te verrichten pensioenuitkeringen wordt de hoogte van het liquiditeitsrisico en de impact daarvan als relatief klein ingeschat. Een belangrijk deel van het vermogen kan, indien nodig, op korte termijn worden geliquideerd. Het liquiditeitsrisico wordt tevens beperkt door de invulling van het cashmanagement. Het fonds beschikt over voldoende kredietlijnen bij derden en de vermogensbeheerder maakt in het kader van het liquiditeitenbeheer gebruik van een periodiek geactualiseerde liquiditeitsprognose. Inflatierisico Het fonds belegt niet direct in inflatie gerelateerde producten zoals index-linked bonds maar wel in, onder andere, aandelen, vastgoed en commodities. Van deze beleggingscategorieën wordt algemeen aangenomen dat ze tot op zekere hoogte bescherming bieden tegen inflatierisico.
30
PSL Niet financiële risico’s Sponsorrisico De aangesloten werkgevers zijn de sponsoren van het fonds. Hierbij loopt het fonds risico’s, de zogenaamde sponsorrisico’s. Voorbeelden van sponsorrisico’s zijn ondermeer: faillissementsrisico, betalingsonmacht van een werkgever veroorzaakt door negatieve ontwikkelingen in de bedrijfstakken Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie, financieringsrisico, beëindiging van de aansluiting van een werkgever en belangenverstrengeling tussen het pensioenfonds en een werkgever. Om het sponsorrisico te beperken wordt bij PSL een incassobeleid gevoerd, dat strikt wordt gehandhaafd. De belangenverstrengeling bij een bedrijfstakpensioenfonds als PSL kan alleen bestaan als het fonds aandelen van een betreffende onderneming in bezit heeft. Aangezien PSL het vermogensbeheer volledig heeft uitbesteed en alleen belegt in fondsen, loopt PSL geen risico dat sprake is van belangenverstrengeling met een aangesloten werkgever. Omgevingsrisico Hieronder worden risico’s verstaan als gevolg van externe veranderingen. Gedacht kan worden aan veranderingen in de maatschappelijke wens om duurzaam te beleggen. PSL heeft beleid voor duurzaam beleggen vastgelegd in de “Verklaring beleggingsbeginselen van PSL”, die onderdeel uitmaakt van de Abtn. Operationeel risico Het operationeel risico is het risico op verlies als resultaat van inadequate of foutieve interne processen, mensen en systemen of als gevolg van externe gebeurtenissen. Operationele risico’s hebben een negatieve impact op een goede uitvoering van de pensioenregeling. Voor deze operationele risico’s geldt wel dat een verregaande reductie onevenredig veel inspanning en kosten met zich mee kan brengen. De operationele uitvoering geschiedt door onder andere AZL en Blue Sky Group. Deze partijen hebben een ISAE 3402-rapportage (type II). Door het overleggen van deze rapportage tonen AZL en Blue Sky Group aan het pensioenfonds én aan de accountant van het pensioenfonds aan, dat de uitvoering ‘in control’ is. Het overleggen van de ISAE 3402-rapportage komt tevens tegemoet aan de vereisten omtrent uitbesteding, zoals vastgelegd in het Besluit Uitvoering Pensioenwet, waarin is vastgelegd dat een pensioenfonds dat zijn administratie uitbesteedt aan een uitvoerder verantwoordelijk is en blijft voor een juiste administratie. In aanvulling op de ISAE 3402-rapportage van AZL heeft de directie van AZL een ‘in-control-statement’ afgegeven. Uitbestedingsrisico’s Het bestuur heeft onder behoud van zijn verantwoordelijkheden een aantal werkzaamheden structureel uitbesteed. De uitbesteding van werkzaamheden aan een derde partij heeft tot gevolg dat het bestuur geen directe gezagsverhouding heeft met de personen die bij de derde partij feitelijk en dagelijks zijn belast met de uitvoering van die werkzaamheden. Het bestuur heeft voorts geen rechtstreeks zicht op en voert geen directe controle uit op administratieve processen, zoals uitbetaling van pensioenen, pensioenberekeningen e.d. Daardoor ontbreekt eveneens zicht op de werkelijke uitvoeringskosten. Het bestuur erkent voorts dat aan de uitbesteding het risico is verbonden van discontinuïteit van de dienstverlening door AZL en Blue Sky Group. Bij alle uitbestedingsactiviteiten conformeert het fonds zich volledig aan de regelgeving van DNB op het gebied van uitbesteding. Het fonds beschikt voor iedere extern uit te voeren activiteit over een uitbestedingsovereenkomst die voldoet aan het bij of krachtens artikel 34 van de PW bepaalde. In voorkomende gevallen worden met de uitvoerende organisatie nadere afspraken omtrent procedures, processen, informatieverschaffing en te leveren diensten vastgelegd in een Service Level Agreement (SLA). In een SLA worden tenminste ook afspraken vastgelegd over de administratieve organisatie, de autorisatie en procuratiesystemen en de interne controle van de uitvoerende organisatie. AZL en Blue Sky Group zijn gecertificeerd volgens de richtlijnen van ISAE 3402. Voor de meeste relevante processen is een beschrijving van de AO/IC opgesteld. Het bestuur wordt door middel van periodieke rapportages van zowel AZL als Blue Sky Group in staat gesteld de risico’s en fondssituatie goed te monitoren. Op 2 oktober 2014 heeft het bestuur het uitbestedingsbeleid van het fonds vastgelegd in een beleidsdocument ‘Uitbestedingsbeleid’.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2014
31
IT risico De informatietechnologie is een belangrijke risicocategorie voor pensioenfondsen. Omdat het merendeel van de fondsen de IT hebben uitbesteed, is dit risico tot een uitbestedingsrisico verworden. Dit geldt ook voor PSL. Het IT risico wordt jaarlijks geëvalueerd met de directie van AZL. Integriteitsrisico DNB verstaat hieronder het risico dat de integriteit van het pensioenfonds dan wel het financiële stelsel wordt beïnvloed als gevolg van niet integere, onethische gedragingen van de organisatie, medewerkers dan wel van de leiding, een en ander in het kader van wet en regelgeving en maatschappelijke en door het fonds opgestelde normen. Als onderdeel van de implementatie van de Code Pensioenfondsen bij het fonds heeft het bestuur op 2 oktober 2014 het integriteitsbeleid van het fonds vastgelegd in een beleidsdocument ‘Integriteitsbeleid’. PSL heeft een gedragscode. Ook heeft het bestuur op 2 oktober 2014 een incidentenregeling en een klokkenluidersregeling ingevoerd. Daarnaast heeft het bestuur op 2 oktober 2014 besloten om het takenpakket van de compliance officer van het fonds uit te breiden. DNB toetst voorts nieuwe bestuursleden op geschiktheid en betrouwbaarheid. Juridische risico’s Een pensioenfonds loopt het risico in rechte aangesproken te worden. Ten einde dit risico te beperken kan het fonds maatregelen treffen. Eén risico is dat de fondsstukken niet voldoen aan de wettelijke bepalingen. Een ander risico is dat men als fondsbestuurder in persoon kan worden aangesproken. Een derde risico betreft het niet in voldoende mate vorm geven aan consistent beleid, dit maakt het fonds kwetsbaar indien het hierop wordt aangesproken. Een vierde risico betreft het niet of onduidelijk communiceren naar partijen. Een vijfde risico betreft aansprakelijkheid door het niet of niet goed uitvoeren door partijen die het fonds heeft ingehuurd. Onderstaand volgt een beknopt (niet volledig) overzicht van de wijze waarop het fonds met juridische risico’s omgaat. 1. Het fonds heeft een bestuursadviseur van AZL aangesteld. Deze toetst bij wetswijzigingen de fondsstukken en stelt waar nodig wijzigingen voor aan het bestuur. 2. Het fonds heeft geen bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering afgesloten. 3. Het fonds ziet erop toe dat besluitvorming consistent en goed gedocumenteerd plaatsvindt. Deze documentatie zorgt ervoor dat ook derden de inhoud en werking van dit beleid kunnen volgen. 4. Het fonds werkt volgens een communicatieplan. Dit plan bewaakt de wettelijk verplichte communicatiemomenten. Naast deze vereisten heeft het fonds eigen aanvullende communicatiedoeleinden. Middels het planmatig uitvoeren van de communicatieactiviteiten van het fonds, wordt bewaakt dat communicatie aan de eisen van de wet en consistentie van de uitingen voldoet. Verder heeft het fonds een procedure vastgesteld voor communicatie voor het geval zich een incident voordoet. 5. Met alle ingehuurde partijen zijn contractuele afspraken gemaakt. Partijen dienen regelmatig te rapporteren over het wel of niet voldoen aan de gemaakte afspraken. Daar waar mogelijk heeft het pensioenfonds activiteiten gescheiden ondergebracht, waardoor er een mechanisme ontstaat van controle van de ene door de andere partij. 6. Het fonds kent een voorwaardelijk toeslagenbeleid en communiceert dit beleid, conform wettelijke voorgeschreven formuleringen, naar alle deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden. Door die communicatie is de kans zeer gering dat verwachtingen worden gewekt en juridische claims moeten worden gehonoreerd. Aangetoond is dat het toeslagenbeleid, ook in financieel mindere tijden, consequent wordt uitgevoerd. 7. Voor een bedrijfstakpensioenfonds als PSL bestaat het sponsorrisico onder andere uit het feit dat ondernemingen die onder de verplichtstelling vallen, niet zijn aangesloten bij het fonds. Dit risico bestaat er uit dat PSL pensioen moet uitkeren indien een werknemer van een onderneming die aantoonbaar onder de verplichtstelling valt, pensioen claimt bij het fonds terwijl daar geen premie voor is betaald. PSL voert periodiek controles uit op de handhaving van de verplichtstelling van PSL, om vast te stellen of alle werkgevers die onder de verplichtstelling vallen, daadwerkelijk aangesloten zijn. De commissie risicomanagement en uitbesteding monitort de risico’s en rapporteert hierover aan het bestuur. Daarnaast vinden er jaarlijks controles plaats door waarmerkend actuaris en accountant op de uitvoering door het fonds. Materiële onvolkomenheden
32
PSL worden door hen gerapporteerd. In het algemeen draagt het bestuur er zorg voor dat zij voldoende kennis en kunde bezit om haar verantwoordelijkheid te kunnen dragen. De hierboven genoemde risico’s zijn niet limitatief maar de juiste afdekking van deze genoemde risico’s geeft wel een indicatie over de juridische weerbaarheid van het pensioenfonds.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2014
33
Verzekerdenbestand
Gewezen Pensioen Deelnemers deelnemers gerechtigden Stand per 1 januari 2014
1.189
10.089
9.954
Mutaties door: Nieuwe toetredingen
240
-94
0
Ontslag met premievrije aanspraak
-266
266
0
Waardeoverdracht 0 -17 0 Ingang pensioen
-30
-813
950
Overlijden -4 -54 -299 Afkoop
0 -29 -405
Andere oorzaken
-17
6
-3
Mutaties per saldo
-77
-735
243
Stand per 31 december 2014
1.112 1) 9.354 10.197
Specificatie pensioengerechtigden 2014 2013 Ouderdomspensioen 8.534 8.229 Partnerpensioen 1.629 1.688 Wezenpensioen 16 16 Invaliditeitspensioen 18 21 Totaal 10.197 9.954
1)
34
Waarvan 148 deelnemers met (gedeeltelijke) vrijstelling van premiebetaling wegens arbeidsongeschiktheid.
PSL Beleggingen Algemeen Terugblik Economie De wereldeconomie trok in 2014 geleidelijk aan. De groei komt naar verwachting uit op 2,9%; dit is een lichte verbetering ten opzichte van 2013, toen de economische groei 2,8% bedroeg. De economische groei werd met name gevoed door sterke prestaties van de private sector in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. Hier gaven de verbeterende arbeidsmarkt en de positieve beursontwikkelingen de bestedingen een stevige impuls. In Japan en de eurozone stelde de groei juist teleur. De groei in opkomende economieën bleef gematigd. De olieprijs ging omlaag en er was sprake van oplopende geopolitieke spanningen in het Midden-Oosten en Oekraïne. De wereldwijde inflatie bleef in 2014 onder controle, dankzij de lagere energieprijzen en onbenutte capaciteit. De inflatie daalde tot 2,7% in 2014. In 2013 bedroeg de wereldwijde inflatie 2,9%. De centrale banken speelden in 2014 wereldwijd een hoofdrol. In oktober stopte de Amerikaanse Fed na meer dan vijf jaar met het opkopen van staatsobligaties (‘QE’). De centrale bank in Japan breidde haar QE-programma juist uit om de inflatie te stimuleren. De Europese Centrale Bank (ECB) verlaagde het belangrijkste rentetarief tot 0,05% en is voornemens om 1 triljoen euro extra in de economie te pompen om de groei en de inflatie te stimuleren. Politiek Politiek gezien was 2014 een roerig jaar. Een belangrijke kwestie is (en blijft) Griekenland en dan met name de vraag hoe de financiering van de Griekse overheid geregeld gaat worden. Tegenvallende hervormingsmaatregelen en daaraan gerelateerd, tegenvallende belastingontvangsten blijven als een “zwaard van Damocles” de financiële markten domineren. De Schotten stemden in september in een referendum tegen onafhankelijkheid van het Verenigd Koninkrijk. In de Verenigde Staten wonnen de Republikeinen een meerderheid in het Congres bij tussentijdse verkiezingen in november en op 14 december behield de Liberaal-Democratische Partij van premier Abe de meerderheid in het Japanse Lagerhuis. In diverse belangrijke opkomende landen (zoals India, Zuid-Afrika, Indonesië, Turkije en Brazilië) vonden verkiezingen plaats. Deze zorgden voor hoop op hervormingen die de economische activiteit kunnen stimuleren. Ook de geopolitieke spanningen laaiden in 2014 op. In maart nam Rusland de Oekraïense regio de Krim in, terwijl pro-Russische separatisten verschillende steden in het oosten van Oekraïne bezetten. En in september 2014 begonnen de Verenigde Staten en haar bondgenoten in Syrië en Irak met luchtaanvallen op doelwitten van de Islamitische Staat.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2014
35
Financiële markten Ondanks aanhoudende zorgen om de mondiale groei en geopolitieke spanningen was 2014 gunstig voor beleggers. Een langzaam aantrekkende economische groei, dalende inflatie en soepel monetair beleid zorgden in de financiële markten voor een zoektocht naar rendement. Met name (staats)obligaties, aandelen en vastgoed wisten daarvan te profiteren. De beleggingsrendementen werden in 2014 beïnvloed door valutaschommelingen. De Amerikaanse dollarindex, die de waarde van de dollar afzet tegen een mandje met belangrijke valuta’s, steeg in 2014 naar het hoogste niveau in negen jaar. De aandelenmarkten presteerden, met een waardestijging van bijna 20% in euro’s, in 2014 goed. Dit betekent een voortzetting van de opwaartse trend die in 2009 na de financiële crisis werd ingezet. Aandelen kregen steun van sterke winstcijfers, dividendgroei en een toenemend ondernemersvertrouwen. Vooral Amerikaanse aandelen presteerden goed. Tegen de meeste verwachtingen in daalde de obligatierente in de Verenigde Staten en Duitsland naar nieuwe dieptepunten. In de Verenigde Staten kwam dit door een onverwachte afname van de leenbehoefte van de Amerikaanse overheid. De lagere rente in Duitsland had te maken met de lage inflatie en zwakke economische activiteit in de eurozone, het vooruitzicht van nieuwe monetaire acties van de ECB om de groei te stimuleren en de zoektocht door beleggers naar ‘safe havens’ in een omgeving die wordt gekenmerkt door geopolitieke onzekerheid. Vooruitzichten Economie Verwacht wordt dat de wereldeconomie in 2015 verder zal aantrekken. De Amerikaanse economie is het meest veerkrachtig. Er wordt uitgegaan van een hoger dan trendmatige groei dankzij een verdere verbetering van de arbeids- en huizenmarkten en gunstige financiële condities. De ‘fundamentals’ in de eurozone zijn minder goed dan de Verenigde Staten. De regio zal naar verwachting echter niet opnieuw in een recessie belanden. Minder geopolitiek risico en een grotere risicobereidheid kunnen gunstig zijn voor het sentiment, terwijl een lagere wisselkoers en lagere olieprijzen de activiteit zouden moeten stimuleren. De Japanse economie zal aantrekken dankzij afstemming van het monetaire en fiscale beleid. De consumentenbestedingen zullen een impuls krijgen van de sterke groei van de werkgelegenheid en de daling van de yen belooft veel goeds voor de bedrijfswinsten en de export. Omdat de Chinese vraag blijft afnemen en de wereldhandel maar langzaam groeit, zal de export opkomende markten niet kunnen redden. Deze landen kunnen alleen via hervormingen de economie aanjagen. Op dit moment zijn hervormingen in vijf opkomende landen een belangrijk thema: Mexico, India, Thailand, Egypte en Indonesië. In andere opkomende economieën beperken structurele problemen en een krap financieel klimaat het groeipotentieel. Landen die grondstoffen produceren, hebben last van dalende prijzen. De regio houdt ook last van geopolitieke risico’s, vooral in verband met het conflict tussen Oekraïne en Rusland en de spanningen in het Midden-Oosten. In 2015 zullen op- en neerwaartse risico’s te zien zijn. Het belangrijkste opwaartse risico is waarschijnlijk dat de wereldeconomie het beter zal doen dan verwacht. Naar verwachting zal de Europese groei verzwakken doordat beleidsmakers niet in actie komen, terwijl het groeimomentum in China naar schatting verder zal afnemen. Vanwege de grote afhankelijkheid blijft de situatie in China een groot risico voor de wereldeconomie.
36
PSL Financiële markten Centrale banken zullen naar verwachting in 2015 opnieuw prominent in het financiële en economische nieuws zijn. De lage groei, dalende inflatie en het accommoderende beleid van wereldwijde centrale banken zullen de zoektocht naar rendement in de financiële markten waarschijnlijk blijven stimuleren. Het beleid van de ECB, in het bijzonder het vooruitzicht op nog meer onconventionele maatregelen, en de blijvend lage inflatie, zwakke economische groei en geopolitieke onzekerheid dragen bij aan aanhoudende neerwaartse druk op de Europese obligatierentes. Het is daarom waarschijnlijk dat de Duitse kapitaalmarktrente in de nabije toekomst niet aanzienlijk zal stijgen. Een klimaat van gematigde economische groei, beter dan verwachte bedrijfswinsten en een soepel monetair beleid blijft gunstig voor aandelen. Bovendien blijven de bedrijfsbalansen sterk en aandelen zijn verre van duur in vergelijking met andere beleggingscategorieën. Amerikaanse bedrijven krijgen waarschijnlijk meer te maken met de sterke Amerikaanse dollar, terwijl Japanse en Europese bedrijven hiervan moeten kunnen profiteren. Fondsspecifieke ontwikkelingen Algemeen De beleggingen voor rekening en risico van het pensioenfonds zijn in het verslagjaar in waarde gestegen van € 281,5 miljoen op 31 december 2013 naar € 313,3 miljoen op 31 december 2014. Aldus werd in het verslagjaar in de beleggingsportefeuille per saldo een waardestijging gerealiseerd van € 31,8 miljoen. Beleggingsrendement Over 2014 werd door het pensioenfonds een beleggingsrendement gerealiseerd van 15,04%. Hiermee werd door het fonds voor het zesde jaar op rij een positief rendement behaald. De normportefeuille van het pensioenfonds rendeerde in het verslagjaar 15,32%. De rendementen van de normportefeuille en de daadwerkelijke beleggingsportefeuille zijn in 2014 als volgt opgebouwd:
Portefeuille Vastrentende waarden
Normportefeuille
15,10%
15,64%
Aandelen
6,84%
6,43%
Onroerend goed publiek
22,13%
21,00%
Onroerend goed privaat
7,80%
7,80%
Grondstoffen
-33,31%
-33,04%.
Strategisch beleggingsbeleid Belangrijke bouwstenen van het strategisch beleggingsbeleid van het fonds zijn enerzijds de normwegingen voor de beleggingscategorieën op hoofd- en subcategorieniveau en anderzijds de door het fonds te hanteren rente-hedgecoëfficiënt.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2014
37
Begin 2014 werden voor de beleggingscategorieën op hoofdniveau de volgende normwegingen gehanteerd:
Normweging Vastrentende waarden
65%
Aandelen
20%
Onroerend goed
10%
Grondstoffen
5%.
In mei 2014 vond de jaarlijkse herijking van het strategisch beleggingsbeleid plaats en is het Jaarplan Beleggingen 2014 – 2015 vastgesteld. In dat verband werd besloten om de normwegingen voor de beleggingscategorieën op hoofdniveau ongewijzigd te laten. Op subcategorieniveau is de normweging voor Emerging Markets – aandelen met 2,5% verlaagd ten gunste van de aandelenregio’s in de ontwikkelde landen. De door het fonds gehanteerde rente-hedgecoëfficiënt bedroeg begin 2014 65%. In februari 2014 heeft het fonds besloten om deze renterisico-norm te verlagen naar 55%. Bij de jaarlijkse herijking van het strategisch beleggingsbeleid in mei 2014 is besloten om de rente-hedgecoëfficiënt te handhaven op 55%. Indien het fonds exact zou hebben belegd conform de uitgangspunten van het strategisch beleggingsbeleid, zou een rendement zijn behaald van 15,32%. Het daadwerkelijk behaalde beleggingsrendement bedroeg 15,04%. Aldus werd in 2014 een relatieve performance behaald van -/- 0,28%. De negatieve relatieve performance is toe te schrijven aan zowel tactische als ook aan operationele beleggingsbeslissingen van het fonds. Tactisch beleggingsbeleid Met uitzondering van het eerste kwartaal 2014 werd door het pensioenfonds bijna voortdurend een overwogen positie in aandelen ingenomen. Deze overweging van aandelen ging ten koste van de allocatie naar vastrentende waarden. De overweging van aandelen ten opzichte van obligaties heeft negatief bijgedragen aan de relatieve performance van het pensioenfonds. Daarnaast werd door het pensioenfonds in 2014 bijna voortdurend een overwogen positie in bedrijfsobligaties ingenomen. Deze overweging van bedrijfsobligaties ging ten koste van de allocatie naar staatsleningen. Ook deze beleidskeuze heeft in 2014 negatief bijgedragen aan de relatieve performance van het pensioenfonds. Operationeel beleggingsbeleid Het operationeel beleggingsbeleid van het pensioenfonds wordt vormgegeven in de beleggingspools waarin het fonds belegt. Met uitzondering van de Amerikaanse aandelenpool (die een lichte underperformance liet zien) rendeerden de diverse beleggingspools grosso modo marktconform. Renteswaps Renteswaps droegen met 3,84% in het verslagjaar in sterke mate bij aan de positieve rendementsontwikkeling van het fonds. Via de waardestijging van de renteswaps kon een belangrijk deel van de stijging van de marktwaarde van de voorziening pensioenverplichtingen (samenhangend met de in 2014 fors gedaalde kapitaalmarktrente) worden gecompenseerd. Eind 2014 bedroeg de marktwaarde van de renteswap-portefeuille ruim € 15,4 miljoen.
38
PSL Beleggingscommissie De beleggingscommissie van PSL is verantwoordelijk voor de beleidsvoorbereiding en ziet (namens het bestuur) toe op de uitvoering van het beleggingsbeleid door de aangestelde vermogensbeheerders. De beleggingscommissie van PSL heeft in 2014 vergaderd op 14 februari, 7 mei, 11 september en 16 december. Z-score Het ‘Vrijstellings- en Boetebesluit Wet BPF 2000’ geeft regels met betrekking tot de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder een bedrijfstakpensioenfonds vrijstelling van de verplichte deelname aan een bedrijfstakpensioenfonds verleent, kan verlenen, intrekt en kan intrekken. Op basis van artikel 5 lid 1a van het Vrijstellings- en Boetebesluit Wet BPF 2000 moet vrijstelling worden verleend als uit de performancetoets blijkt dat het feitelijk behaalde beleggingsrendement van het bedrijfspensioenfonds in negatieve zin afwijkt van het rendement van de door het fonds vastgestelde normportefeuille. Over 2014 is een z-score behaald van -0,13. De performancetoets over de periode januari 2010 tot en met december 2014 bedraagt +1,92. Daarmee blijft de performancetoets ruimschoots boven het vereiste minimum van nul.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2014
39
Samenvatting actuarieel rapport Deze samenvatting toont, naast de ontwikkelingen gedurende het boekjaar, de belangrijkste financiële cijfers van het fonds. Ter vergelijking van de cijfers van het huidige boekjaar zijn referentiecijfers opgenomen. Financiële positie De dekkingsgraad van het fonds daalde van 115,7% ultimo 2013 naar 114,6% ultimo 2014. De dekkingsgraad ultimo 2014 is hoger dan de vereiste dekkingsgraad. Onderstaande grafiek laat de ontwikkeling van de dekkingsgraad zien. De dekkingsgraad is gebaseerd op een technische voorziening waarbij de voorgeschreven rentetermijnstructuur is gebruikt voor de verdiscontering. Er is conform de voorschriften van DNB gerekend met een driemaandsmiddeling en daarnaast is er gebruik gemaakt van de Ultimate Forward Rate (UFR)-methodiek.
120%
115,7%
115%
114,6% 113,6% 112,5%
112,1%
111,4% 110,7%
110%
108,9%
104,1%
105%
104,1%
104,1%
104,1%
100% 2014 Dekkingsgraad
40
2013 Vereiste dekkingsgraad
2012 Minimaal vereiste dekkingsgraad
2011
PSL De volgende grafiek (bedragen in de grafiek x € 1.000,-) geeft het vermogen en de technische voorziening(en) weer.
311.427
300.000 271.726
279.971
277.431
246.421
239.760
250.506 230.022
200.000
100.000
0 2014
2013
2012
Vermogen
Voorziening langdurig zieken
Gewezen deelnemers
Gepensioneerden
2011 Actieven en arbeidsongeschikten
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2014
41
(Minimaal) vereiste financiële positie De minimaal vereiste dekkingsgraad bedraagt 104,1% ultimo 2014. De vereiste dekkingsgraad wordt enerzijds vastgesteld op basis van de feitelijke verdeling van de beleggingsportefeuille en anderzijds op basis van de strategische verdeling van de beleggingsportefeuille. Ultimo 2014 bedraagt de vereiste dekkingsgraad 110,7% op basis van de feitelijke verdeling van de beleggingsportefeuille en 110,2% op basis van de strategische verdeling van de beleggingsportefeuille. Voor de toetsing van de financiële positie is de vereiste dekkingsgraad ultimo 2014 vastgesteld als de hoogste uitkomst van beide percentages. Dit is dus 110,7% op basis van de feitelijke verdeling. De volgende grafiek toont de verdeling van de vereiste dekkingsgraad over de verschillende risico-componenten die gehanteerd wordt voor de toetsing. Hierbij zijn de verdelingen opgenomen voor 2013 en 2014.
14% 11,4%
12%
10,7%
10% 8,0%
8%
8,3%
6% 4% 2,1%
42
0,0%
0,0%
0,6%
0,5%
0,2%
0,3%
Totaal
0,2%
Concentratirisico (S8)
0,1%
Verzekeringstechnisch risico (S6)
Zakelijkewaardenrisico (S2)
Renterisico (S1)
0%
0,0%
Kredietrisico (S5)
0,0%
Grondstoffenrisico (S4)
1,8%
Valutarisico (S3)
2%
2014
2013
PSL Analyse van het resultaat In 2014 heeft het fonds een positief resultaat van 3.494 behaald. In 2013 was er een positief resultaat van € 4.121.000,-. De invloed van het resultaat op de dekkingsgraad is in de grafiek weergegeven en uitgesplitst naar mutatie-oorzaak. Het effect van de gewijzigde sterftetafel en kostenvoorziening is hierin verantwoord onder ”overige mutaties technische voorzieningen”.
118,0%
118,0%
116,0%
115,7%
-3,3% 3,3%
116,0%
-0,8% 114,6%
114,0%
114,0%
-0,7%
0,8% 0,0%
112,0%
0,3%
-0,8%
0,1%
112,0%
110,0% DG ultimo jaar
Andere oorzaken
Overige mutaties TV
Toeslagverlening
Kanssystemen
Uitkeringen
Kosten
Waardeoverdrachten
Premie
Beleggingsopbrengsten
DG primo jaar
110,0%
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2014
43
Kostendekkende premie De kostendekkende premie over 2014 is vastgesteld conform de actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn). Dit betekent dat de premie is vastgesteld op basis van een gedempt premiebeleid, rekening houdend met een rente van 5,2%. De gedempte kostendekkende premie bedraagt € 3.011.000,-. De feitelijk betaalde premie is met € 3.166.000,- hoger. De feitelijk betaalde premie, de zuivere kostendekkende premie en de gedempte kostendekkende premie (bedragen in de grafiek x € 1.000,-) worden in onderstaande grafiek weergegeven. Hierbij zijn de zuivere kostendekkende premie en de gedempte kostendekkende premie gesplitst conform de vereisten uit de Pensioenwet.
6.000
5.000
5.523
5.392
5.215 4.714
4.109
4.149
4.000 3.459
3.336
3.166
3.011
3.000
3.318
3.039
2.000
1.000
0 2014
2012
Inkoop onvoorwaardelijke opbouw
Risicopremies
Kostenopslag
Solvabiliteitsopslag
Feitelijke premie
44
2013
2011
PSL Bestemming van het saldo Voor een beschrijving van methodiek van de bestemming van het saldo wordt verwezen naar de grondslagen voor waardering en resultaatbepaling met betrekking tot de reserves in dit jaarverslag. 2014
x € 1.000
Reserve algemene risico’s
1.598
Bestemmingsreserve CAO-partijen (voorheen WGA-hiaat)
1.464
Overige reserve
432
________ 3.494
Tilburg, 16 juni 2015
mw. A. Nuijten-van Aard
mw. C.H. Dassen-Soons
(voorzitter) (secretaris)
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2014
45
46
PSL Rapport Raad van Toezicht
Samenvatting rapport Raad van Toezicht De raad van toezicht is voor 1 juli geformeerd en na goedkeuring door DNB op 4 augustus formeel benoemd. Het huidige bestuursmodel –inclusief deze raad van toezicht– geldt sinds 1 juli 2014. De raad van toezicht heeft daar waar relevant ook de gebeurtenissen van de eerste helft van 2014 in zijn oordeel betrokken. De raad van toezicht is van mening dat het bestuur, alhoewel beperkt in omvang, in 2014 veel en goed werk heeft verricht, pro actief te werk gaat waar dat kan en streeft naar verbetering waar dat mogelijk is. Procedureel zijn de zaken op orde, de nodige fondsdocumenten zijn aanwezig en de communicatie wordt serieus opgepakt. De financiële positie van het fonds is voldoende, het fonds kent geen reservetekort. Het bestuur heeft zich al in 2014 op het nFTK georiënteerd en een stappenplan opgesteld voor de implementatie. Dit proces is zorgvuldig ingezet en loopt in 2015 door. Daarbij vraagt de raad van toezicht voor 2015 aandacht voor de rol van de diverse fondsorganen in dit proces. Aandachtspunten zijn het actualiseren van een aantal beleidsmatige zaken zoals het deskundigheids-/geschiktheidsplan en het invullen van het integraal risicomanagement. Het communicatiebeleidsplan is op 25 maart 2014 vastgesteld. De raad van toezicht vindt het van belang dat er jaarlijks een zelfevaluatie wordt uitgevoerd en constateert dat die ook heeft plaatsgevonden. Ten aanzien van de uitbestede processen vroegen de rol en rapportages van de fiduciair vermogensbeheerder om aandacht. De raad constateert dat het bestuur daar inmiddels belangrijke stappen in heeft gezet. Het bestuur heeft de operationele en beleidsondersteunende werkzaamheden uitbesteed aan externe partijen en maakt daar op een goede manier gebruik van. Op onderdelen doen wij het bestuur aanbevelingen tot verdere verbetering. Wij achten dit bestuur in staat om voor Bpf PSL en zijn belanghebbenden de juiste en afgewogen besluiten te nemen, die in de nabije toekomst nodig zullen zijn, en het fonds adequaat te leiden. Als raad van toezicht zullen wij het bestuur daar graag bij blijven volgen en waar nodig of gewenst met raad terzijde staan.
Raad van Toezicht
Fokko Keun Harry Rijken Christiaan Tromp
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2014
47
Reactie bestuur op het rapport van de raad van toezicht 2014 Het bestuur van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en lederwarenindustrie spreekt zijn waardering uit voor de door de raad van toezicht in het rapport neergelegde aanbevelingen. De aanbevelingen worden door het bestuur ter harte genomen. Het bestuur vertrouwt erop de samenwerking met de raad van toezicht in het jaar 2015 verder vorm te geven. Aldus vastgesteld en ondertekend namens het bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie d.d. 16 juni 2015.
Mevrouw A.J.A. Nuijten-Van Aard
Mevrouw mr. C.H. Dassen-Soons
(voorzitter) (secretaris)
48
PSL Verslag van het verantwoordingsorgaan
Oordeel van het Verantwoordingsorgaan over het door het pensioenbestuur gevoerde beleid in 2014 Inleiding Op grond van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen (hierna Wvbp) legt het bestuur van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie (PSL) verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan van PSL (hierna VO). Het VO is bevoegd jaarlijks een oordeel te geven over: –– het handelen van het bestuur in algemene zin; –– het door het bestuur uitgevoerde beleid in het afgelopen kalenderjaar; –– beleidskeuzes die op de toekomst betrekking hebben. Het bestuur van PSL heeft het VO verzocht om een oordeel te geven over het door het bestuur gevoerde beleid in 2014. Werkwijze 2014 In 2014 is het VO viermaal in vergadering bijeengekomen, waarvan twee vergaderingen gezamenlijk plaatsvonden met de per 1 juli 2014 ontbonden deelnemersraad (hierna DR). Daarnaast hebben op 8 januari 2014 en op 17 maart 2014 overleggen plaatsgevonden tussen het dagelijks bestuur van PSL, het VO en de DR. In deze gezamenlijke overleggen zijn de wijzigingen in de governance van het pensioenfonds als gevolg van de implementatie van de Wvbp bij PSL uitgebreid besproken. Tijdens de bestuursvergadering op 16 juni 2015 is het jaarwerk over het boekjaar 2014 in het bijzijn van het VO, de Raad van toezicht, de waarmerkend actuaris, de adviserend actuaris, de accountant en de uitvoeringsorganisatie AZL, besproken. De belangrijkste onderwerpen, die in 2014 door het VO zijn behandeld, zijn: –– de wijzigingen in de governance van PSL als gevolg van de implementatie van de Wvbp; –– de implementatie van de Code pensioenfondsen (hierna de Code) bij het fonds en –– de wijzigingen in de pensioenregeling per 1 januari 2015. Teneinde haar taak te kunnen vervullen heeft het VO de volgende informatie van het bestuur van PSL ontvangen: de verslagen van de bestuursvergaderingen, de besluitenlijst van het bestuur, de diverse concept jaarstukken over 2014, besluitvorming in het kader van beleidswijzigingen en besluitvorming over de onderwerpen, waarover het VO adviesrecht heeft. Tevens heeft het VO uitgebreide toelichtingen ontvangen op de wijzigingen in de governance van PSL. In goed onderling overleg met het VO is een vergaderplan voor 2014 vastgesteld. Dit plan geeft voldoende tijd tussen de bestuursvergaderingen en de vergaderingen van het VO, zodat er een maximale voorbereidingstijd is voor het VO. Het VO constateert dat het bestuur zich ook in 2014 proactief opstelt t.a.v. de informatieverstrekking aan het VO. Het VO ontvangt tijdig informatie en antwoord op haar vragen. Het VO spreekt vertrouwen uit in de goede kwaliteit van de samenwerking met het bestuur.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2014
49
Bevindingen van het verantwoordingsorgaan ten aanzien van het door het pensioenbestuur gevoerde beleid in 2014 Focus in 2014 De implementatie van de Wvbp en de Code bij PSL hebben in 2014 de focus van het bestuur in belangrijke mate bepaald. De wijzigingen in de governance hebben ook voor het VO aanzienlijke consequenties gehad. Daarnaast heeft de bestuurlijke besluitvorming zich voor een belangrijk deel gericht op de wijzigingen in de inhoud van de pensioenregeling van PSL ten gevolge van nieuwe wetgeving, en het nieuwe Financieel Toetsingskader (hierna nFTK). Governance / implementatie van de Wvbp en de Code bij PSL / wijzigingen in het VO Het bestuur heeft zorg gedragen voor tijdige implementatie van de Wvbp in het fonds en voor tijdige indiening van de benodigde wijzigingen in de fondsdocumenten bij DNB. Het bestuur heeft het VO in het eerste kwartaal van 2014 geconsulteerd over voorgenomen besluiten van het bestuur inzake de implementatie van de Wvbp. Op 25 maart 2015 heeft het bestuur de zittende DR- en VO-leden per 1 juli 2014 benoemd in het ‘VO nieuwe stijl’. Dit met uitzondering van dhr. Elbers, die op eigen verzoek zijn functie heeft neergelegd. De opvulling van de vacature in het VO wordt aangehouden, totdat er duidelijkheid bestaat over de toekomst van het pensioenfonds. Voor mevr. van Bree, als vertegenwoordiger van werkgevers, zich opnieuw beschikbaar stelde, heeft zij aan het bestuur voorgelegd dat zij de branche ging verlaten met ingang van 01-03-2015, dat zij haar taken voor het VO wil blijven vervullen, als dit is toegestaan en als dit gewenst is, maar dat zij haar functie vacant zal stellen als bestuur en werkgevers de voorkeur geven aan een kandidaat uit de branche. Het bestuur heeft te kennen gegeven dat het is toegestaan dat belanghebbenden iemand kiezen buiten de branche. Werkgevers hebben desgevraagd aangegeven dat zij geen andere kandidaat op het oog hebben en dat zij van mening zijn dat mevr. van Bree hun belangen binnen het VO goed kan behartigen, ook nu zij niet meer werkzaam is in de branche. Op 8 mei 2014 heeft het VO een positief advies uitgebracht over de wijzigingen t.g.v. de Wvbp in het reglement van het VO per 1 juli 2014. De taken en bevoegdheden van het VO zijn hierbij in overeenstemming gebracht met de wettelijke taken zoals bepaald door de Wvbp. De ontbinding van de DR per 1 juli 2014 heeft tot gevolg gehad, dat een deel van de taken van dit orgaan zijn overgeheveld naar het VO. Daarnaast betekende de ontbinding van de DR, dat er een einde kwam aan gezamenlijke vergaderingen met dit orgaan en dat gecombineerde functies in VO en DR zijn opgeheven. Het bestuur heeft zorggedragen voor tijdige implementatie van de Code en naleving van de normen van de Code. In het onderhavig jaarverslag legt het bestuur hierover verantwoording af. Het bestuur heeft in oktober 2014 het integriteitsbeleid vastgesteld. Tevens zijn een incidentenregeling en een klokkenluidersregeling geïntroduceerd. Naar het oordeel van het VO heeft het bestuur tijdig en adequaat uitvoering gegeven aan de totstandkoming van de wijzigingen in de governance t.g.v. de Wvbp en de Code. Het bestuur heeft hierbij voldoende oog gehad voor evenwichtige belangenafwegingen. Het VO is door het bestuur op zorgvuldige wijze betrokken bij de implementatie. Intern toezicht Eind 2013 heeft het intern toezicht bij PSL voor de laatste maal plaatsgevonden d.m.v. een visitatie door een visitatiecommissie. Het VO is hierbij door deze commissie gehoord en heeft in zijn oordeel over het jaar 2013 een reactie op de rapportage van de visitatiecommissie gegeven.
50
PSL In januari 2014 heeft het VO een positief advies uitgebracht over de vormgeving van het intern toezicht middels een permanente onafhankelijke Raad van toezicht (hierna de raad). Deze raad oefent met ingang van 1 juli 2014 het intern toezicht bij PSL uit. De raad legt verantwoording af aan het VO over de uitvoering van zijn taken en bevoegdheden. Tevens heeft het bestuur niet bindende adviesrechten bij benoeming of ontslag van leden van de raad van toezicht toegekend aan het VO. Dit in afwijking van de Code. Het bestuur heeft hierbij aangegeven een VO-lid deel te laten nemen aan de gesprekken met kandidaat leden voor de raad van toezicht om zo het VO bij de benoemingen te betrekken. Het VO kan zich vinden in de door het bestuur aangedragen argumenten in deze en heeft ingestemd met het in dit opzicht aangepaste reglement van het VO. Wijzigingen pensioenregeling / nFTK Omdat cao-partijen helaas niet tijdig uitsluitsel hebben gegeven over de inhoud van de pensioenregeling, heeft het bestuur besloten om per 1 januari 2015 de pensioenregeling binnen de dan geldende wettelijke fiscale kaders te brengen. Gezien het verloop van de onderhandelingen aan de cao-tafel, kan het VO zich vinden in de keuzes van het bestuur. Het bestuur heeft in het laatste kwartaal van 2014 besloten tot een nieuwe ALM-studie, die in het eerste kwartaal van 2015 wordt uitgevoerd. Het bestuur informeert het VO consequent over de uitkomsten van de ALM-studie. Dit stelt het VO in staat om tijdig een eigen visie te ontwikkelen op de impact van het nFTK en de toekomstbestendigheid van het fonds. Het bestuur heeft aangegeven in 2015 in nauwe samenwerking met cao-partijen en het VO invulling te zullen geven aan de verdere wijzigingen binnen de pensioenregeling. Toeslagbeleid Cao-partijen hebben in oktober 2014 besloten om de maatstaf voor toeslagverlening zodanig aan te passen dat het onderscheid in toeslagverlening tussen actieve deelnemers en inactieve deelnemers is komen te vervallen. Voor alle belanghebbenden heeft het fonds de ambitie om de pensioenen jaarlijks te verhogen met 70% van de stijging van de consumentenprijsindex (voorwaardelijke toeslag). Het bestuur heeft besloten om per 1 januari 2014 volledige toeslagen te verlenen, conform het op dat moment geldende toeslagenbeleid. Per 1 januari 2015 heeft het bestuur, op grond van de gewijzigde toeslagambitie besloten om aan de actieven en inactieven in gelijke mate een gedeeltelijke toeslag te verlenen. Het VO kan zich vinden in de besluiten van het bestuur en is van mening dat het bestuur op consequente wijze uitvoering geeft aan het toeslagbeleid. Premiebeleid De premie voor de basisregeling bedraagt 18,9% per 1 januari 2014. De premie is per 1 januari 2014 en per 1 januari 2015 niet verhoogd, omdat de financiële positie van PSL daartoe geen aanleiding gaf. Ook de premie voor de overgangsregeling 2006 is niet verhoogd per 1 januari 2014 en per 1 januari 2015. De implementatie van het nFTK heeft met ingang van 1 januari 2016 een premiestijging tot gevolg. Het VO is van mening dat het bestuur, in nauw overleg met cao-partijen, invulling geeft aan de evenwichtige belangenbehartiging ten aanzien van de pensioenpremie. Het bestuur handelt proactief in zijn adviezen aan cao-partijen en streeft naar een consequent premiebeleid. Beleidskeuzes die betrekking hebben op de lange(re) termijn van PSL De toekomstdiscussie die het bestuur voert hangt nauw samen met de consequenties van het nFTK voor het fonds en met de visie van cao-partijen op de pensioenregeling. Het bestuur onderhoudt intensief contact hierover met cao-partijen. De eind 2014 gestarte ALMstudie zal bijdragen aan het inzicht t.a.v. de toekomstmogelijkheden van het fonds. Het bestuur heeft, naar het oordeel van het VO, voldoende oog voor de beleidskeuzes die betrekking hebben op de lange(re) termijn van het fonds.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2014
51
Financiële positie PSL Het VO constateert dat de dekkingsgraad van PSL, net als bij veel andere pensioenfondsen, in 2014 is gedaald. Het fonds bevindt zich echter niet in een tekortsituatie. De financiële positie van het fonds gaf het bestuur in 2014 geen aanleiding tot het nemen van extra maatregelen en er is geen sprake van een herstelplan. Het bestuur is in het laatste kwartaal van 2014 gestart met het traject voor een nieuwe ALM-studie, waarin het bestuur de consequenties van het nFTK voor de financiële positie van PSL meeneemt. Het VO is door het bestuur uitvoerig geïnformeerd over het ALM traject en de uitkomsten daarvan. Communicatiebeleid PSL hanteert, op advies van de communicatiecommissie, als uitgangspunt voor de communicatie van het fonds in 2014, een communicatietransitieplan 2014 -2015. Dit omdat het jaar 2014, in verband met de vele veranderingen als gevolg van nieuwe wetgeving (nFTK), wordt aangemerkt als een overgangsjaar. De focus in de communicatie van het fonds ligt op deze veranderingen. Het VO is van mening dat het fonds in 2014 voldoende aandacht heeft besteed aan de communicatie met de (gewezen) deelnemers, de pensioengerechtigden en de werkgevers. Dit komt onder andere tot uiting in de communicatie via de website, de pensioenkranten en de pensioennieuwsbrieven.
Oordeel verantwoordingsorgaan over het door het bestuur gevoerde beleid in 2014 Het VO is van oordeel dat het bestuur haar taken in 2014 naar behoren heeft uitgevoerd en is van mening dat het bestuur in 2014 een verantwoord beleid heeft gevoerd, waarbij de focus voor een belangrijk deel is gericht op de implementatie van nieuwe wetgeving bij het fonds. De nieuwe wetgeving is aanleiding tot wijzigingen in de governance van het fonds en in de inhoud van de pensioenregeling.
Reactie van het VO op de bevindingen van de raad van toezicht zoals beschreven in haar rapportage over 2014 Het VO heeft de rapportage over 2014 van de raad van toezicht per mail ontvangen en heeft hierop een mondelinge toelichting van de raad gekregen in een vergadering van het VO met de raad op 16 juni 2015. In dit oordeel geeft het VO haar reactie op de bevindingen van de raad over het beleid van het bestuur en de algemene gang van zaken in het fonds, zoals deze beschreven zijn in de rapportage over 2014. Het VO heeft gevraagd naar de toegevoegde waarde van de hantering van de VITP toezichtcode naast pensioenwetgeving en code. De raad heeft toegelicht dat de code een handreiking is met richtlijnen voor de werkwijze van de raad van toezicht en geen code is die regels oplegt aan het bestuur. Het VO begrijpt nu de toegevoegde waarde voor de raad. De raad legt de focus op een adequate risicobeheersing en een evenwichtige belangenafweging door het bestuur en legt verantwoording af aan het VO. Het VO hecht ook belang hieraan en stelt het op prijs dat de raad hierop haar focus legt. De raad heeft in haar rapportage de conclusie getrokken dat het bestuur veel en goed werk heeft verricht, proactief te werk gaat waar dat kan en naar verbetering streeft waar mogelijk. Het VO sluit zich aan bij de conclusie van de raad dat het bestuur in staat is juiste en afgewogen besluiten te nemen, die in de toekomst nodig zullen zijn en dat het bestuur in staat is het fonds adequaat te leiden.
52
PSL De raad heeft in haar rapportage aandachtspunten benoemd voor 2015 en adviezen gegeven aan het bestuur die mogelijk kunnen leiden tot verbeteringen. Op basis van de rapportage en de toelichting acht het VO de benoemde aandachtspunten en adviezen van toegevoegde waarde en concludeert dat op een aantal zaken al door het bestuur proactief acties zijn ingezet in 2015. Het VO hecht eraan dat het bestuur de aandachtspunten en adviezen van de raad, voor zover deze nog niet zijn opgepakt, meeneemt in haar bestuursbesluitvorming in 2015. Met name hecht het VO aan het opstellen van een missie, visie en strategie, zodanig dat het toekomstperspectief helder is en een beleidskader voor samenwerking/fusie geformuleerd kan worden. Het VO hecht evenals de raad belang aan het vaststellen van een reglement voor elke commissie, maar wenst dit te beperken tot een document met doelstelling en takenlijst. De raad heeft een plan van aanpak opgesteld voor 2015 in haar rapportage over 2014. Het VO stemt in met het plan van aanpak en volgt met belangstelling de ontwikkelingen. De raad en het VO streven ernaar elkaar (buiten de twee gezamenlijke vergaderingen met het bestuur in juni en december) twee keer per jaar te spreken en presentaties gezamenlijk bij te wonen.
Aldus vastgesteld d.d. 16 juni 2015 te Tilburg.
Mevrouw G.D.M. van Bree Voorzitter
Reactie bestuur op het oordeel over 2014 van het Verantwoordingsorgaan Het bestuur van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en lederwarenindustrie geeft op grond van artikel 115a zijn reactie op het oordeel van het verantwoordingsorgaan over het door het bestuur gevoerde beleid in 2014. Het bestuur is tevreden met het oordeel van het verantwoordingsorgaan en onderschrijft het oordeel. Het doet het bestuur een genoegen dat het verantwoordingsorgaan een positieve reactie geeft op het door het bestuur gevoerde premie-, toeslag- en communicatiebeleid en dat het verantwoordingorgaan zijn tevredenheid uitspreekt over de informatievoorziening van het verantwoordingsorgaan. Aldus vastgesteld en ondertekend namens het bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie d.d. 16 juni 2015.
Mevrouw A.J.A Nuijten-Van Aard
Mevrouw mr. C.H. Dassen-Soons
(voorzitter) (secretaris)
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2014
53
54
PSL Jaarrekening
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2014
55
Balans per 31 december (na bestemming saldo; in duizenden euro)
Activa 2014 2013 Beleggingen voor risico pensioenfonds [1] Onroerende zaken –– Onroerend goed in exploitatie –– Aandelen vastgoedmaatschappijen
934
934
31.858
26.916
32.792 27.850 Zakelijke waarden
64.402 56.619 –– Aandelen Vastrentende waarden –– Obligaties
195.326 174.362
Derivaten –– Valutatermijntransacties –– Rentederivaten
0 1.914 15.418 7.237
15.418 9.151 Overige beleggingen
10.025 13.499 –– Commodities 317.963 281.481 Vorderingen en overlopende activa [2]
365
319
Liquide middelen [3]
2.436
707
320.764 282.507
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de balans, die een integraal
56
onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
PSL
Passiva 2014 2013 Stichtingskapitaal en reserves Reserve algemene risico’s [4] Bestemmingsreserve CAO-partijen (voorheen WGA-hiaat) [5] Overige reserve [6]
13.586
11.988
1.464
0
26.115
25.683
41.165 37.671 Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds [7]
271.726 239.760
Andere voorzieningen Voorziening toekomstige WGA-hiaatpremies [8] Voorziening VPL-regeling [9]
0
1.633
2.253
2.624
2.253 4.257 Langlopende schulden [10]
309
310
Kortlopende schulden [11]
5.311
509
320.764 282.507
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de balans, die een integraal
onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2014
57
Staat van baten en lasten (in duizenden euro)
2014 2013 Beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds Directe beleggingsopbrengsten [12] Indirecte beleggingsopbrengsten [13] Kosten van vermogensbeheer [14]
2.631
2.316
39.088
4.061
-336
-302
41.383 6.075 Premiebijdragen van werkgevers en werknemers [15]
3.564
3.767
Saldo van overdrachten van rechten [16]
47
-204
Pensioenuitkeringen [17] -10.135 -10.320 Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds [18] Toevoeging pensioenopbouw
-4.410
-4.068
Toevoeging indexering en overige toeslagen
-1.645
-5.853
Rentetoevoeging Onttrekking voor uitkeringen Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten
-896 -852 10.309
10.275
836
833
-43.016
6.733
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
-80
246
Overige mutaties
356
162
6.580
-815
Wijziging marktrente
Wijziging actuariële grondslagen
-31.966
6.661
Mutatie andere voorzieningen Voorziening toekomstige WGA-hiaatpremies [19] Voorziening VPL-regeling [20]
1.633
107
371
-259
2.004 -152 Herverzekering Premies [21]
-204 -120
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de staat van baten en lasten, die een
58
integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
PSL
2014 2013 Pensioenuitvoerings- en administratiekosten [22]
-1.405
-1.334
Overige baten en lasten [23]
206
-252
Saldo van baten en lasten
3.494
4.121
Bestemming van het saldo Reserve algemene risico’s
1.598
-333
Bestemmingsreserve CAO-partijen (voorheen WGA-hiaat)
1.464
0
432
4.454
Overige reserve
3.494 4.121
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de staat van baten en lasten, die een
integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2014
59
Kasstroomoverzicht (in duizenden euro)
2014 2013 Pensioenactiviteiten Ontvangsten Bijdragen van werkgevers en werknemers
3.652
3.741
Wegens overgenomen pensioenverplichtingen
252
53
Overige mutaties
168
146
4.072 3.940 Uitgaven Uitgekeerde pensioenen, loonheffing, sociale premies en andere inhoudingen Wegens overgedragen pensioenverplichtingen Premies herverzekering Pensioenuitvoerings- en administratiekosten en overige Overige mutaties
-10.136
-10.337
-205
-257
-149
-120
-1.421
-1.266
-127
-143
-12.038 -12.123 Beleggingsactiviteiten Ontvangsten Directe belegingsopbrengsten Verkopen en aflossingen beleggingen
2.632
2.324
45.393
42.906
48.025 45.230 Uitgaven Aankopen beleggingen Kosten van vermogensbeheer
-38.076
-36.874
-254
-305
-38.330 -37.179 Mutatie geldmiddelen
1.729
-132
Saldo geldmiddelen 1 januari
707
839
Saldo geldmiddelen 31 december
2.436
707
60
PSL Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling Algemeen Toepassing Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie heeft bij de samenstelling van dit jaarverslag de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving en BW 2 Titel 9 toegepast met inachtneming van artikel 146 van de Pensioenwet. Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post “vorderingen of schulden uit hoofde van effectentransacties”. Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2014
61
Vreemde valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden o mgerekend naar Euro tegen de koers per balansdatum. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. Waardering Algemene grondslagen Alle activa en passiva zijn gewaardeerd tegen de kostprijs, tenzij hierna een andere waarderingsgrondslag wordt vermeld. Voor kortlopende vorderingen en schulden wordt de nominale waarde geacht een redelijke benadering te zijn van de reële waarde. Buitenlandse valuta Activa en passiva in buitenlandse valuta zijn omgerekend tegen de ultimo jaar geldende koersen. Onroerend goed in exploitatie Het onroerend goed is gewaardeerd tegen de actuele waarde, zijnde 80% van de WOZ-waarde. Aandelen en aandelen vastgoedmaatschappijen De ter beurze genoteerde aandelen zijn gewaardeerd tegen de actuele waarde, zijnde de beurswaarde. Obligaties De obligaties zijn gewaardeerd tegen de actuele waarde, zijnde de intrinsieke waarde. Derivaten en commodities De derivaten en commodities zijn gewaardeerd tegen de actuele waarde. Herverzekering De overlijdens- en premievrijstellingsrisico’s bij langdurige arbeidsongeschiktheid zijn in het verslagjaar herverzekerd bij Delta Lloyd. Reserve algemene risico’s De reserve algemene risico’s is een reserve voor het opvangen van niet expliciet gekwantificeerde risico’s, zoals het algemene bedrijfsrisico en kostenrisico’s. Rekening houdend met de prudente grondslagen voor de voorziening pensioenverplichtingen is de hoogte van deze reserve voor 2014 vastgesteld op 5% (2013: 5%) van de voorziening pensioenverplichtingen eigen rekening. Bestemmingsreserve VPL-regeling Begin 2006 heeft PSL een VPL-overgangsregeling geïntroduceerd voor deelnemers die geboren zijn in de jaren 1949 tot en met 1960 en op 31 december 2001 en 31 december 2005 deelnemer waren aan de toen geldende pensioenregeling van het fonds. Deze overgangsregeling voorziet in een eventuele aanvulling op het reguliere pensioen en heeft een voorwaardelijk karakter. De extra toezegging wordt toegekend op het moment van pensioneren, maar uiterlijk na 15 jaar, gerekend vanaf begin 2006. Vanaf 2007 werd voor de financiering van deze overgangsregeling jaarlijks een premie gestort in de bestemmingsreserve. Aan deze bestemmingsreserve werden de lasten, bij het onvoorwaardelijk worden van deze toezegging, onttrokken. De Bestemmingsreserve VPL die tot en met vorig boekjaar werd gevormd wordt vanaf boekjaar 2013 verantwoord als andere voorziening en niet meer als bestemmingsreserve. Bestemmingsreserve CAO-partijen (voorheen WGA-hiaat) Tot en met boekjaar 2013 was dit een voorziening voor de WGA-hiaatpremie ten behoeve van de WGA-hiaatverzekering. Zolang nog middelen in de voorziening aanwezig zijn, worden de premies voor de WGA-hiaatverzekering uit de voorziening betaald aan
62
PSL de aangesloten werkgevers die hun werknemers hebben verzekerd voor het WGA-hiaat door middel van de verzekering die door CAO-partijen in de Schoen-, Leder- en Lederwaren is afgesloten. CAO-partijen hebben de WGA-hiaatverzekering opgezegd per 31 december 2013. De voorziening is in boekjaar 2014 vrijgevallen. Hiervoor is ultimo 2014 de bestemmingsreserve CAO-partijen (voorheen WGA-hiaat) gevormd. Overige reserve Het resultaat wordt na mutatie van de reserve algemene risico’s aan de overige reserve toegevoegd. Technische voorzieningen Schattingswijzigingen In 2014 heeft de Commissie Overlevingstafels van het AG een nieuwe prognosetafel gepubliceerd, zijnde de Prognosetafel AG2014 en heeft het fonds besloten over te gaan op deze nieuwe overlevingstafel. Ook heeft het fonds ultimo 2014 de kostenvoorziening aangepast van een opslag van 8,11% naar een opslag van 6,2% op de netto technische voorziening. Beide wijzigingen zijn in 2014 verantwoord als een schattingswijziging. Ultimo 2014 is de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds verlaagd met 6.580 als gevolg van deze schattingswijzigingen. Het effect van deze schattingswijziging op de technische voorziening is in 2014 als mutatie in het resultaat verwerkt. Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds De voorziening pensioenverplichtingen is gelijk aan de contante waarde per balansdatum van de pensioenverplichtingen, volgens de opgebouwde rechtenmethode, inclusief de verstrekte toeslagen jegens deelnemers, gewezen deelnemers, pensioentrekkenden en hun nagelaten betrekkingen, alsmede de verplichtingen uit hoofde van de premievrijstellingsregeling wegens arbeidsongeschiktheid. De berekening is gebaseerd op de volgende actuariële grondslagen: Sterfte Prognosetafel AG2014 (startjaar 2015) met toepassing van leeftijdsafhankelijke Bpf PSL-ervaringssterfte. Arbeidsongeschiktheidsvoorziening 80% van de contante waarde van de voor rekening van het fonds komende toekomstige aanspraken. Gehuwdheid Vóór pensioendatum: op basis van onbepaald partnersysteem, waarbij sprake is van een gehuwdheidsfrequentie van 100%. Na pensioendatum: op basis van bepaald partnersysteem. Rekenrente Rentetermijnstructuur van De Nederlandsche Bank per 31 december 2014 (gemiddelde interne rente 2014: 1,84%, 2013: 2,71%). Rentetoevoeging Onder het FTK is de rente gelijk aan de 1-jaarsrente. Op basis van de DNB rentetermijnstructuur primo 2014 is deze rente gelijk aan 0,379% (2013: 0,351%). Leeftijden Aangenomen wordt dat alle verzekerden geboren zijn op de eerste dag van hun geboortemaand. Leeftijdsverschil Voor latente pensioenverplichtingen jegens weduwen en weduwnaars wordt de man drie jaar ouder verondersteld dan de vrouw.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2014
63
Opslag wezenpensioen De lasten ter zake van niet-ingegaan wezenpensioen worden gesteld op 6% van de lasten ter zake van het latent weduwe- en weduwnaarspensioen van (gewezen) deelnemers met aanspraken op uitgesteld pensioen. Voor aanspraken op latent partnerpensioen die voortkomen uit de omzetting van ouderdomspensioen ingaand op 62 jaar wordt geen opslag voor wezenpensioen aangehouden. Uitkeringen De uitkeringen worden continu betaalbaar gesteld. Kosten In de voorziening pensioenverplichtingen is een kostenvoorziening begrepen van 6,2% (2013: 8,11%) van de netto voorziening. Reglementen Voor een beschrijving van de verschillende reglementen wordt verwezen naar het bestuursverslag. Andere voorzieningen Voorziening toekomstige WGA-hiaatpremies Dit is een voorziening voor de WGA-hiaatpremies ten behoeve van de WGA-hiaatverzekering. Zolang nog middelen in de voorziening aanwezig zijn, worden de premies voor de WGA-hiaatverzekering uit de voorziening betaald aan de aangesloten werkgevers die hun werknemers hebben verzekerd voor het WGA-hiaat door middel van de verzekering die door CAO-partijen in de Schoen-, Leder- en Lederwaren is afgesloten. CAO-partijen hebben de WGA-hiaatverzekering opgezegd per 31 december 2013. In 2014 is deze voorziening vrijgevallen en omgevormd tot een bestemmingsreserve CAO-partijen (voorheen WGA-hiaat). Resultaatbepaling Algemeen De lasten en baten worden toegerekend aan het jaar waarop ze betrekking hebben. Directe beleggingsopbrengsten Onder directe beleggingsopbrengsten wordt bij vastrentende waarden verstaan de rente-opbrengst verminderd met de kosten; bij de aandelen wordt hieronder verstaan het bruto-dividend verminderd met de kosten. Voor het onroerend goed wordt de netto huur verantwoord. De intresten van overige activa en passiva worden opgenomen op basis van nominale bedragen. Indirecte beleggingsopbrengsten Onder indirecte beleggingsopbrengsten worden de volgende resultaten opgenomen: –– gerealiseerde en niet-gerealiseerde koersverschillen van onroerende zaken, aandelen vastgoedmaatschappijen, aandelen, obligaties, leningen op schuldbekentenissen en hypotheken; –– boetes bij vervroegde aflossingen van leningen op schuldbekentenis; –– valutaverschillen inzake deposito’s en bankrekeningen in buitenlandse valuta en valutatermijntransacties. Kosten van vermogensbeheer Onder de kosten van vermogensbeheer worden alle kosten opgenomen die verband houden met het beheer en de administratie van de beleggingen. Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode.
64
PSL Toelichting op de balans per 31 december (in duizenden euro) Activa [1] Beleggingen voor risico pensioenfonds Niet Categorie
Stand
Aankopen/
Verkopen Gerealiseerde gerealiseerde
Stand
ultimo Verstrek- uitlotingen/ koers- koers- ultimo 2013
kingen (af)lossingen verschillen verschillen
2014
Onroerende zaken Onroerend goed in exploitatie
934 0 0 0 0 934
Aandelen vastgoedmaatschappijen
26.916 1.789 -2.815 925 5.043 31.858
27.850 1.789 -2.815 925 5.043 32.792
Zakelijke waarden Aandelen
56.619 26.333 -25.767 7.258
-41 64.402
Vastrentende waarden Obligaties
174.362 9.372 -14.434 2.431 23.595 195.326
Derivaten Valutatermijntransacties
1.914 0 0 0 -6.624 -4.710
Rentederivaten
7.237 0 -473 0 8.654 15.418
9.151 0 -473 0 2.030 10.708
Overige beleggingen Commodities Totaal beleggingen
13.499
582 -866
21 -3.211 10.025
281.481 38.076 -44.355 10.635 27.416 313.253
Bij: Herrubricering stand negatieve valutatermijntransacties onder de kortlopende schulden Belegd vermogen activa zijde
0 4.710 281.481
38.076
-44.355
10.635
27.416
317.963
Er wordt niet rechtstreeks belegd in premiebijdragende ondernemingen. Verder vindt er binnen de fondsen waarin wordt geparticipeerd uitleen van effecten plaats. Tevens is er sprake van collateral op beleggingen ad 2.355.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2014
65
Methodiek bepaling marktwaarde Level 1: Directe marktwaardering: beursnotering in een actieve markt (waarop geen prijsaanpassingen worden uitgevoerd). Level 2: Afgeleide marktwaardering: geen directe beursnotering maar andere uit de markt waarneembare data danwel een prijs
gebaseerd op een transactie in een niet actieve markt met niet-significante prijsaanpassing (gebaseerd op aannames en
schattingen). Level 3: Modellen en technieken: marktwaardebepaling niet gebaseerd op marktdata, maar gebaseerd op aannames en schattingen
die de prijs significant beïnvloeden.
Level 1
Level 2
Level 3
Modellen en
technieken
Directe
Afgeleide
niet
Stand
markt-
markt-
gebaseerd
ultimo
notering op marktdata
2014
Categorie
notering
Onroerende zaken Onroerend goed in exploitatie
0
0
934
934
Aandelen vastgoedmaatschappijen
29.104
0
2.754
31.858
29.104
0 3.688 32.792
Zakelijke waarden Aandelen
64.402 0 0 64.402
Vastrentende waarden Obligaties
195.326 0 0 195.326
Derivaten Valutatermijntransacties Rentederivaten
-4.710 0 0 -4.710 0 15.418
0 15.418
-4.710 15.418
0 10.708
Overige beleggingen Commodities Totaal belegd vermogen
10.025 0 0 10.025 294.147
15.418
3.688
313.253
Valutaderivaten
4.710
0
0
4.710
Belegd vermogen passiva zijde
4.710
0
0
4.710
298.857
15.418
3.688
317.963
Derivaten
Belegd vermogen activa zijde Procentueel 2014
94,0% 4,8% 1,2% 100,0%
Procentueel 2013
96,3% 2,6% 1,1% 100,0%
66
PSL 2014 2013 [2] Vorderingen en overlopende activa Premies Dit betreft de nog te vorderen premies van de aangesloten
ondernemingen. 359 313 Overige vorderingen en overlopende activa Uitkeringen
6 6
6 6 Alle kortlopende vorderingen en overlopende activa hebben een looptijd van korter dan één jaar. Totaal vorderingen en overlopende activa
365
319
[3] Liquide middelen –– ING Bank N.V. –– Depotbanken
2.403
648
33 59
2.436 707 De liquide middelen staan ter vrije beschikking van het fonds. Totaal activa 320.764 282.507
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2014
67
Passiva 2014 2013 Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal [4] Reserve algemene risico’s Stand per 1 januari Bij / af: uit bestemming saldo
11.988
12.321
1.598
-333
Stand per 31 december
13.586
11.988
[5] Bestemmingsreserve CAO-partijen (voorheen WGA-hiaat) Stand per 1 januari Bij: uit bestemming saldo
0
0
1.464
0
Stand per 31 december
1.464
0
[6] Overige reserve Stand per 1 januari Bij: uit bestemming saldo
25.683
21.229
432
4.454
Stand per 31 december
26.115
25.683
Totaal reserves 41.165 37.671 Het minimaal vereiste vermogen bedraagt 104,1% (2013: 104,1%). Het vereiste eigen vemogen bedraagt 110,7% (2013: 111,4%). De dekkingsgraad (exclusief bestemmingsreserve) is 114,6% (2013: 115,7%). Technische voorzieningen [7] Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds De voorziening pensioenverplichtingen per 31 december voor risico van het pensioenfonds is als volgt opgebouwd: Deelnemers Gewezen Deelnemers Pensioengerechtigden Langdurig zieken
59.911 51.450 73.974 454
Totale voorziening pensioenverplichtingen
68
58.376
137.387 129.378 556
271.726
239.760
PSL 2014 2013 Het verloop van de voorziening is als volgt: Stand per 1 januari
239.760
246.421
Toevoeging pensioenopbouw
4.410
4.068
Toevoeging indexering en overige toeslagen
1.645
5.853
Mutaties:
Rentetoevoeging Onttrekking voor uitkeringen Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Overige mutaties
896 852 -10.309
-10.275
-836
-833
43.016
-6.733
80
-246
-356
-162
-6.580
815
271.726
239.760
Stand per 1 januari
1.633
1.740
Af: mutatie ten gunste van de staat van baten en lasten
-1.633
-107
Wijziging actuariële grondslagen Stand per 31 december Andere voorzieningen [8] Voorziening toekomstige WGA-premies
Stand per 31 december
0
1.633
[9] Voorziening VPL-gelden Stand per 1 januari Af / bij: mutatie ten laste van de staat van baten en lasten
2.624
2.365
-371
259
Stand per 31 december
2.253
2.624
Totaal andere voorzieningen
2.253
4.257
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2014
69
2014 2013 [10] Langlopende schuld Dit betreft de in 2012 overgenomen middelen van de SUOL en VUL Stand per 1 januari
310
180
Bij: overname rechten en verplichtingen van SUOS
0
135
Bij: nagekomen premie-afrekeningen VUL
1
0
Af: nagekomen premie-afrekeningen SUOL
-2
0
Af: nagekomen premie-afrekeningen SUOS
0
8
Af: nagekomen TOP-uitkeringen Lederindustrie
0
-4
Af: nagekomen TOP-uitkeringen Lederwarenindustrie
0
-9
Stand per 31 december Aandeel Lederindustrie van voornoemd saldo per 31 december
309
45
44
Aandeel Lederwarenindustrie van voornoemd saldo per 31 december
121
123
Aandeel Schoenindustrie van voornoemd saldo per 31 december
143
143
309 310
310
[11] Kortlopende schulden en overlopende passiva Negatieve derivatenposities Vermogensbeheerder Nog te betalen bank- en rentekosten ING ICS
4.710
0
45 45 1
0
45
0
Nog af te handelen effectentransacties
0
9
Achmea Schadeverzekeringen
0
20
Premies
121 152
Loonheffing en sociale premies
204
Delta Lloyd
203
55
0
124
53
Basis en Beleid
0
18
Overige
6
9
Administratiekosten, accountant en actuaris
5.311 509 Alle kortlopende schulden en overlopende passiva hebben een looptijd van korter dan één jaar. Totaal passiva 320.764 282.507 Niet in de balans opgenomen verplichtingen Door de beleggingsfondsen waarin PSL participeert zijn beleggingen uitgeleend. Het bedrag aan uitgeleende effecten dat aan PSL toekomt, bedraagt per 31 december 2014 € 2.225.214,- (2013: € 2.642.045,-).
70
PSL Toelichting op de staat van baten en lasten (in duizenden euro) Bezoldiging bestuursleden De bestuursleden van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder-, Lederwarenindustrie hebben in 2014 geen bezoldiging ontvangen. Wel hebben ze voor het bijwonen van vergaderingen van het bestuur en de diverse commissies in totaal is een bedrag van € 89.561,- uitbetaald aan vacatiegelden en reiskostenvergoedingen (inclusief vergoedingen aan Verantwoordingsorgaan en Raad van Toezicht). Personeel Gedurende het boekjaar 2014 had Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie geen personeel in dienst.
Baten en lasten
2014
2013
Beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds [12] Directe beleggingsopbrengsten Onroerend goed in exploitatie
31
22
2.580
2.298
Liquide middelen en deposito’s
-4
-7
Rente met betrekking tot FVP-bijdragen
1
0
Vastrentende derivaten
Rente met betrekking tot waardeoverdrachten
0
-2
Rente met betrekking tot bijdragen van werkgevers en werknemers
24
6
Rente met betrekking tot herverzekeraars
-1
-1
2.631 2.316 [13] Indirecte beleggingsopbrengsten Gerealiseerde koersverschillen: Aandelen vastgoedmaatschappijen
925
1.302
Aandelen
7.258 6.323
Obligaties
2.431 1.061
Commodities
21 41
Valutaverschillen
17 2.537
10.652 11.264
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2014
71
2014 2013 Niet-gerealiseerde koersverschillen: Aandelen vastgoedmaatschappijen
5.043
992
Aandelen
-41 2.753
Obligaties
23.595 -3.392
Valutermijntransacties
-6.624 258
Rentederivaten
8.654 -7.034
Commodities
-3.211 -779
Valutaverschillen
1.020 -1
28.436 -7.203 39.088 4.061 [14] Kosten van vermogensbeheer 1) Bewaarloon en beheerloon effecten Kosten beleggingsadviseur
-244
-211
-92
-91
-336 -302 Totaal beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds
41.383
6.075
[15] Bijdragen van werknemers en werkgevers Werknemersaandeel reglementaire premie
1.055
1.112 2)
Werkgeversaandeel reglementaire premie
2.111
2.224 2)
Nagekomen premieafrekeningen SUOL
-2
0
Nagekomen premieafrekeningen SUOS
0
8
Nagekomen premieafrekeningen VUL
1
0
0
13
Inkoopsommen FVP Premies VPL
46 41 353
382 2)
3.564 3.767 De premiebijdragen van werkgevers en werknemers bedragen in totaal 18,9% (2013 18,9%) van de loonsom. De werkgeverspremie bedraagt 12,6% (2013 12,6%) en de werknemersbijdrage bedraagt 6,3% (2013 6,0%).
1)
Voor een uitsplitsing van de kosten vermogensbeheer worrdt verwezen naar het bestuursverslag. Deze kosten wijken af van het bestuursverslag, omdat daar ook kosten zijn
verwerkt in het nettorendement.
2)
Presentatie vergelijkend cijfer voorgaand boekjaar aangepast.
72
PSL 2014 2013 De kostendekkende, gedempte en feitelijke premies zijn als volgt: Kostendekkende premie
4.714
5.215
Gedempte kostendekkende premie
3.011
3.039
Feitelijke premie
3.166 3.336
1)
De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate verantwoord. De kostendekkende premie is als volgt samensteld: Actuarieel benodigd
3.750
3.934
Opslag in stand houden vereist vermogen
395
492
Opslag voor uitvoeringskosten
569
789
0
0
Actuarieel benodigd ten behoeve van toeslagverlening
4.714 5.215
De gedempte kostendekkende premie is als volgt samengesteld: Actuarieel benodigd
2.192
2.122
Opslag in stand houden vereist vermogen
250
265
Opslag voor uitvoeringskosten
569
652
0
0
Actuarieel benodigd ten behoeve van toeslagverlening
3.011 3.039
Bij de bepaling van de aan het boekjaar toe te rekenen premie is rekening gehouden met verleende premiekortingen en/of premieopslagen. De feitelijke premie is vastgesteld als een doorsneepremie ter grootte van 18,9% van de pensioengrondslag. Deze doorsneepremie is overeengekomen tussen het pensioenfonds en de aangesloten werkgevers. De totale bijdrage aan het pensioenfonds is bepaald in overleg tussen de sociale partners en is door het bestuur –gehoord de actuaris van het pensioenfonds– getoetst op adequaatheid. [16] Saldo van overdrachten van rechten Overgenomen pensioenverplichtingen
252
53
Overgedragen pensioenverplichtingen
-205
-257
47 -204
1)
De feitelijke premie is gelijk aan de reglementaire premie onder aftrek van de premie voor de voorwaardelijke VPL-regeling.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2014
73
2014 2013 [17] Pensioenuitkeringen Pensioenen Ouderdomspensioen
-7.191 -7.238
Partnerpensioen
-2.195 -2.180
Wezenpensioen
-27 -20
Andere uitkeringen Afkopen
-554 -684
WAO-hiaatuitkeringen
-168 -198
-10.135 -10.320 [18] Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor
risico pensioenfonds
Toevoeging pensioenopbouw
-4.410
-4.068
Toevoeging indexering en overige toeslagen
-1.645
-5.853
Rentetoevoeging Onttrekking voor uitkeringen Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten
-896 -852 10.309
10.275
836
833
-43.016
6.733
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
-80
246
Overige mutaties
356
162
6.580
-815
Wijziging marktrente
Wijziging actuariële grondslagen Totaal mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor
risico pensioenfonds
-31.966
6.661
Mutatie andere voorzieningen [19] Voorziening toekomstige WGA-hiaatpremies Mutatie voorziening
1.633
107
371
-259
[20] Voorziening VPL-gelden Mutatie voorziening
Totaal mutatie andere voorzieningen
74
2.004
-152
PSL 2014 2013 Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen [21] Premies Premie risicoverzekering
-219
-28
15
-92
Bijdrage in premies WGA-hiaatverzekering aangesloten ondernemingen (ontvangen 2014 restituties)
Totaal herverzekering -204 -120 [22] Pensioenuitvoerings- en administratiekosten Administratie Accountant (controle jaarrekening) Accountant (fiscale advisering) Actuaris Overige advieskosten
-1.088 -1.037 -20
-29
-6
0
-151 -141 -8
-2
Bestuur
-90 -62
De Nederlandsche Bank
-16
-18
Aurotiteit Financiële Markten
-2
-1
Pensioenregister
-1 -1
Contributie PensioenFederatie
-8
-7
UWV
1
-3
Opleidingskosten
-6 -7
Visitatiecommissie
-6 -18
Overige
-4 -8
-1.405 -1.334 [23] Overige baten en lasten Mutatie voorziening dubieuze debiteuren
166
-131
Vrijval verplichtingen voorgaande jaren
167
0
CAO- afspraken
-125
-136
-2
15
Diverse kleine posten
206 -252 Saldo van baten en lasten
3.494
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2014
4.121
75
2014 2013 Actuariële analyse van het saldo Beleggingsopbrengsten
2.529 11.956
Premies
1.161 -1.427
Waardeoverdrachten Kosten
-33 42 0 0
Uitkeringen
174 -45
Sterfte
673 579
Arbeidsongeschiktheid
22 -35
Reguliere mutaties
-85
-95
Toeslagverlening
-1.645 -5.853
(Overige) incidentele mutaties voorziening
6.579
-815
Andere oorzaken
1.499
-186
3.494 4.121
76
PSL Risicoparagraaf (bedragen in duizenden euro) In de risicoparagraaf binnen het bestuursverslag is het beleid rond risicobeheersing uiteengezet. Hierna wordt een aantal specifieke risico’s nader toegelicht en gekwantificeerd. Solvabiliteitsrisico Het belangrijkste financieel risico voor het Pensioenfonds is het niet kunnen nakomen van de pensioentoezeggingen. Een belangrijke maatstaf hiervoor is het aanwezig eigen vermogen. Wettelijk is een gestandaardiseerde methode (standaardmodel) vastgelegd om te kunnen toetsen of het aanwezig eigen vermogen voldoende is om een aantal specifieke financiële risico’s op te kunnen vangen en daarmee of aan de pensioentoezeggingen kan worden voldaan. De berekeningen van het vereist eigen vermogen zijn onder meer van belang voor de premiestelling en de evaluatie van het herstelplan van het fonds. Het eigen vermogen van het Pensioenfonds is per 31 december 2014 groter dan het vereist eigen vermogen volgens het standaardmodel, waardoor het pensioenfonds in niet in een dekkings-/ reservetekort verkeert. Gedurende 2014 zijn pensioenfondsen vrijgesteld van het indienen van herstelplannen als gevolg van de komst van het nieuwe FTK. Onder het nieuwe FTK zal de huidige korte en lange termijn herstelplansystematiek komen te vervallen. Indien een lopend herstelplan erin voorziet dat op basis van de financiële positie eind 2014 (onvoorwaardelijk) gekort moet worden, dan moet deze korting wel nog worden doorgevoerd. Jaarlijks vindt toetsing plaats aan de hand van het standaardmodel. De verschillende standaard risicofactoren hierin worden benoemd onder de noemer S1 tot en met S6. Naast de standaard risicocomponenten (S-componenten) is in de bepaling van het vereist eigen vermogen ook rekening gehouden met de volgende additionele risicocomponenten: leverage-risico, liquiditeitenrisico (voornoemde risico’s worden verwerkt binnen de berekeningen van de S2 middels een extra verzwaring van de buffer) concentratierisico (S8) en actief beheer risico (S10). Ultimo 2013 werd het actief risico binnen de S2 meegenomen. Hierna zijn de uitkomsten weergegeven voor de verschillende risicocategorieën op basis van het maximum van de feitelijke en strategische beleggingsmix (2014: feitelijk 110,7%, 2013: feitelijk 111,4%). De feitelijke mix geeft een hogere uitkomst dan de strategisch mix. Het maximum van deze twee is weergegeven in de navolgende tabel.
Feitelijk 2014 Renterisico (S1) Zakelijke waarden risico (S2) Valutarisico (S3) Grondstoffenrisico (S4) Kredietrisico (S5) Verzekeringstechnisch risico (S6) Concentratierisico (S8)
Feitelijk 2013
€ % € % 7.417 1,8 7.631 2,1 23.422
8,0
21.657
8,3
711 0,0 482 0,0 2.871 0,1 3.841 0,2 502 0,0 1.447 0,0 6.669
0,6
5.862
0,5
4.343 0,2 4.187 0,3
Diversificatie-effect
-16.785 0,0 -17.708 0,0
Vereist eigen vermogen
29.150
10,7
27.399
11,4
Aanwezige dekkingsgraad 114,6 115,7 Minimaal vereiste dekkingsgraad
104,1
104,1
Vereist eigen vermogen
110,7
111,4
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2014
77
De dekkingsgraad wordt berekend door het totaal van de activa voor risico van het Pensioenfonds (minus de passiefposten Kortlopende schulden en overlopende passiva en de bestemming VPL-regeling) te delen door de Voorziening pensioenverplichtingen. Het afgelopen jaar is deze, op grondslagen van het Pensioenfonds, afgenomen van 115,7% (2013) tot 114,6% (2014). Renterisico Het renterisico wordt veroorzaakt, doordat de rentegevoeligheid van de verplichtingen afwijkt van de rentegevoeligheid van de beleggingen. Het Pensioenfonds kent een langere looptijd voor pensioenverplichtingen dan voor de looptijd van de beleggingen. Onderstaande duratie cijfers geven meer inzicht. Duratie van de vastrentende waarden (inclusief rentederivaten) 13,0. Duratie van de pensioenverplichtingen 15,9. Voor de vaststelling van het renterisico bij het vereist eigen vermogen worden de kasstromen van de rentegevoelige beleggingen afgezet tegen de kasstromen van de voorziening pensioenverplichtingen. Vervolgens worden beide kasstromen afgezet tegen door DNB bepaalde renteschokken die per looptijd verschillen. Op basis van deze renteschokken kan de impact op de technische voorziening en de impact op alle rentegevoelige beleggingen worden berekend. Overeenkomstig kan een afdekkingspercentage worden berekend. Rentegevoeligheid is één van de belangrijkste factoren bij de bepaling van de (strategische) assetallocatie van de portefeuille.
Feitelijke
verdeling verdeling
in €
Strategische
%
in €
Impact op technische voorziening voor risico fonds (A)
18.114
18.114
Impact op de rentegevoelige beleggingen (B)
10.697
12.718
Renterisico
%
7.417 1,8 5.396 1,2
Afdekkingspercentage (B/A) 59,2 70,2 Derivaten Het renterisico is afgedekt door middel van renteswaps. Het ongerealiseerd resultaat bedraagt 8.654. Door deze swaps wordt de duratie van de portefeuille van vastrentende waarden verlengd van 9,7 naar 13,0 jaar. Met behulp van deze derivaten wordt het strategisch afdekkingspercentage vorm gegeven. Strategisch dekt het fonds volgens het beleggingsmandaat 55% (2013: 65%) van het renterisico van haar verplichtingen af. Hoogte buffer Op basis van de vereist eigen vermogen berekeningen bedraagt de buffer voor het feitelijk renterisico 7.417 (1,8%) en voor het strategisch renterisico 5.396 (1,2%) ultimo 2014.
78
PSL Zakelijke waarden risico Mogelijke waardedalingen van beleggingen voor het vastgoed en de aandelen zijn in het hiervoor genoemde standaardmodel begrepen. Hiervoor wordt een gedifferentieerde berekening naar categorieën van markten en beleggingen uitgevoerd. Ter zake van het zakelijke waarden risico worden risico-inschattingen aan de hand van de in de markt gebruikelijke risicoparameters gemaakt. In het beleggingsbeleid wordt met dergelijke risico’s rekening gehouden door ondermeer een toepassing van voldoende spreiding in de beleggingsportefeuille naar categorieën, markten en dergelijke. De volatiliteit van de marktwaarden (prijsrisico’s) van beleggingen wordt periodiek geëvalueerd en kan leiden tot bijstellingen in het vermogensbeheer.
2014 2013
€ % € %
Verdeling zakelijke waarden per categorie: Ontwikkelde markten (Mature markets)
54.193
84,1
47.177
83,3
Opkomende markten (Emerging markets)
10.208
15,9
9.442
16,7
64.402 100,0 56.619 100,0
Derivaten Het zakelijke waarden risico is niet afgedekt. Strategisch dekt het fonds haar zakelijke waarden risico ook niet af. Hoogte buffer Bij de berekening van het vereist eigen vermogen wordt voor het feitelijk en strategisch zakelijke waarden risico rekening gehouden met de door DNB voorgeschreven schokken die variëren overeenkomstig de risicograad van het type belegging. Deze standaardschokken zijn verder opgehoogd om zodoende rekening te houden met de volgende additionele risicocomponenten: leverage-risico en liquiditeitenrisico. De buffer voor het feitelijk zakelijke waarden risico bedraagt 23.422 (8,0%) en voor het strategisch zakelijke waarden risico 22.729 (7,5%). Valutarisico Het valutarisico wordt veroorzaakt, doordat de verplichtingen van het pensioenfonds in euro’s luiden terwijl veel van de beleggingen van het pensioenfonds in niet-euro luiden. Het pensioenfonds loopt het risico dat haar buitenlandse beleggingen dalen in waarde als gevolg van valutakoersontwikkelingen. Het pensioenfonds kiest er daarom voor om (een gedeelte) van haar buitenlandse valuta’s af te dekken. Zonder afdekking van valutarisico loopt het pensioenfonds risico bij een daling van vreemde valuta ten opzichte van de euro. Door meer dan 100% van het risico af te dekken loopt het fonds risico bij een stijging van vreemde valuta ten opzichte van de euro. Het valutarisico wordt berekend aan de hand van een scenario waarbij wordt uitgegaan van een waardedaling van de beleggingen in vreemde valuta van 20,0%. Het valutarisico is het totale negatieve effect op de waarde van alle beleggingen als gevolg van dit scenario. Afdekking van het valutarisico vindt plaats via derivatencontracten.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2014
79
2014 2013
€ % € %
Onroerende zaken naar valuta voor afdekking met derivaten: Euro Britse pound sterling
24.426 74,5 23.141 83,1 8.366
25,5
4.710
16,9
32.792 100,0 27.850 100,0
Onroerende zaken naar valuta na afdekking met derivaten: Euro
32.792 100,0 27.850 100,0
32.792 100,0 27.850 100,0
2014 2013
€ % € %
Zakelijke waarden naar valuta voor afdekking met derivaten: Euro
31.963 49,7 21.518 38,0
Amerikaanse dollar
24.871 38,6 20.430 36,1
Britse pound sterling Canadese dollar Japans yen
0
0,0
8.572
15,1
917 1,4 888 1,6 6.650
10,3
5.211
9,2
64.402 100,0 56.619 100,0
Zakelijke waarden naar valuta na afdekking met derivaten: Euro Amerikaanse dollar Australische dollar Britse pound sterling Japans yen
64.659 100,4 38.016 67,2 -361
-0,6
705
1,2
2 0,0 4 0,0 0
0,0
17.854
31,5
102 0,2 41 0,1 64.402 100,0 56.619 100,0
Commodities naar valuta voor afdekking met derivaten: Amerikaanse dollar
10.025 100,0 13.499 100,0
Commodities naar valuta na afdekking met derivaten: Euro
80
10.025 100,0 13.499 100,0
PSL Vastrentende waarden Alle vastrentende waarden zijn in euro (2013 idem). Derivaten Ter afdekking van de valutarisico’s op de effectenportefeuille zijn er door de vermogensbeheerders valutatermijntransacties afgesloten. De post valutatermijntransacties bestaat uit de volgende transacties, omgerekend in euro’s per 31 december 2014:
in miljoenen euro’s
aankoop transacties
verkoop transacties
euro US dollar
-4.385
229
Australische dollar
-21
0
Japanse yen
179
0
Britse pound sterling
-715
4
-4.942
232
Indien de afrekening van deze transacties op 31 december 2014 zou hebben plaatsgevonden dan zou het af te rekenen bedrag 4.710 lager uitvallen dan overeengekomen (ongerealiseerde resultaat van negatief 4.710). Strategisch dekt het fonds 66,8% van haar niet-euro beleggingen af. Hoogte buffer Bij de berekening van het vereist eigen vermogen wordt voor het feitelijk en strategisch valuta risico rekening gehouden met een door DNB voorgeschreven schok van 20% die berekend wordt op de niet-euro beleggingen na afdekking. De buffer voor het feitelijk valuta risico bedraagt 711 (0,0%) en voor het strategisch valuta risico risico 4.613 (0,6%). Grondstoffenrisico Het pensioenfonds belegt in grondstoffen en loopt daarmee het risico dat de waarde van deze beleggingen daalt als gevolg van marktontwikkelingen. Het pensioenfonds belegt niet direct in grondstoffen maar doet dit met behulp van derivaten. Voorbeelden van grondstoffenderivaten zijn indexfutures en indexderivaten die kunnen worden afgesloten op verschillende categorieën zoals landbouw en vee, metalen en energie. Grondstoffen zorgen van oudsher voor diversificatievoordelen binnen de beleggingsportefeuille. Binnen het standaardmodel wordt de correlatie naar andere risico’s op nul verondersteld. Naast diversificatievoordelen bewegen grondstoffen ook mee met stijgende prijzen waardoor ze een hedge vormen tegen koopkrachtontkrachting. Hoogte buffer Op basis van de vereist eigen vermogen berekeningen bedraagt de buffer voor het feitelijk grondstoffenrisico 2.871 (0,1%) en voor het strategisch grondstoffenrisico 4.494 (0,3%) ultimo 2014.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2014
81
Kredietrisico Voornamelijk wordt belegd via fondsen die aan de hand van mandaten gemanaged worden. Een van de aspecten daarbij is het beheersen van kredietrisico’s. Bij het kredietrisico dient het effect van de kredietwaardigheid van de partijen, waarin belegd wordt, tot uitdrukking te komen. Het kredietrisico komt tot uitdrukking in de zogenaamde creditspread. Deze creditspread is het verschil tussen de uitkering die afhangt van de kredietwaardigheid van de tegenpartij en een uitkering die met volledige zekerheid (risicovrij) tot uitkering zal komen. Het kredietrisico verbonden aan derivatentransacties wordt beheerst door het afsluiten van standaardovereenkomsten met tegenpartijen, het beoordelen van de kredietwaardigheid van tegenpartijen, het spreiden van het transactievolume over verschillende tegenpartijen, het eisen van voldoende onderpand en een adequate monitoring met betrekking tot de gestelde eisen inzake het onderpand. Het kredietrisico binnen de vastrentende waarden portefeuille kan gemeten worden aan de hand van de creditspread. De gewogen gemiddelde credit spread van de rentegevoelige beleggingen van het fonds is 0,24%. Een andere indicator voor het aanwezige kredietrisico binnen de vastrentede waarden portefeuille van het fonds is de rating afgegeven door een kredietbeoordelaar. Een AAA rating impliceert dat de vastrentende waarden belegging geen krediterisico loopt. Daarentegen worden beleggingen die geclassificeerd staan onder ‘lager dan BBB’ als zeer risicovol beschouwd. Cash wordt als kredietrisicovrij beschouwd.
2014 2013
€ % € %
Rating vastrentende waarden: AAA
124.910 64,0 110.081 63,2
AA
37.639 19,3 31.778 18,2
A
17.016 8,7 16.978 9,7
BBB
14.704 7,5 15.517 8,9
Lager dan BBB
1.059
0,5
8
0,0
195.326 100,0 174.362 100,0
Verdeling vastrentende waarden naar looptijd: Resterende looptijd < 1 jaar
0
0,0
0
0,0
Resterende looptijd <> 5 jaar
64.819
33,2
60.283
34,6
Resterende looptijd >= 5 jaar
130.507
66,8
114.079
65,4
195.326 100,0 174.362 100,0
Hoogte buffer Binnen de berekening van het standaardmodel wordt een kredietrisico becijferd voor de rentegevoelige beleggingen die een creditspread groter dan 0% hebben. De creditspread wordt bepaald op basis van de rentegevoelige kasstromen van het fonds en bedraagt 0,38%. Afgaande op de hierboven genoemde creditspread resulteert dit in een buffer voor het feitelijk kredietrisico van 502 (0,0%) en voor het strategisch kredietrisico van 529 (0,0%).
82
PSL Verzekeringstechnisch risico Binnen het verzekeringstechnische risico worden in principe alleen risico’s meegenomen die verband houden met sterfte. Het omvat de risico’s als gevolg van afwijkingen ten opzichte van de verwachte sterfte en afwijkingen van de verwachte sterftetrend (langlevenrisico). Tot het verzekeringstechnische risico worden gerekend: procesrisico, risico-opslag voor afwijkingen ten opzichte van de sterftetrend en negatieve stochastische afwijkingen van de verwachtingswaarde. Deze drie risico’s bedragen een percentage van de op actuele waarde berekende technische voorziening. Het procesrisico neemt af naarmate het deelnemersbestand toeneemt, omdat het sterfteproces dan beter kan worden geschat. De beide andere risicofactoren houden respectievelijk rekening met de onzekerheid in de sterftetrend en met de negatieve stochastische afwijkingen. Hoogte buffer Op basis van de vereist eigen vermogen berekeningen bedraagt de buffer voor het feitelijk verzekeringstechnisch risico 6.669 (0,6%) en voor het strategisch verzekeringstechnisch risico 6.669 (0,6%) ultimo 2014. Concentratierisico Wanneer een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt, loopt het fonds concentratierisico. Ten behoeve van hun risicomanagement dient het fonds rekening te houden met concentratierisico, hetgeen kan resulteren in het aanhouden van een reserve in het eigen vermogen. De bepaling van het concentratierisico is niet op basis van het look-through principe.
2014 2013
€ % € %
Onroerende zaken Verdeling onroerende zaken per sector: Woningen
934 2,8 934 3,4
Participaties in vastgoed beleggingsfondsen
31.858
97,2
26.916
96,6
32.792 100,0 27.850 100,0
Verdeling onroerende zaken per regio: Europa
32.792 100,0 27.850 100,0
32.792 100,0 27.850 100,0
Grote posten: onroerende zaken van eenzelfde uitgevende instelling groter dan 5% van de totale beleggingen in onroerende zaken: Blue Sky Real Estate Europe Public Pass
29.103
88,8
24.575
88,2
Blue Sky Real Estate Europe Privat Act.
2.754
8,4
2.341
8,4
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2014
83
2014 2013
€ % € %
Zakelijke waarden Verdeling zakelijke waarden per regio: Europa
31.963 49,6 30.090 53,1
Noord-Amerika
15.580 24,2 11.876 21,0
Japan
6.650 10,3 5.211 9,2
Emerging markets
10.208 15,9 9.442 16,7
64.402 100,0 56.619 100,0
Grote posten: zakelijke waarden van eenzelfde uitgevende instelling groter dan 5% van de totale beleggingen in zakelijke waarden: Blue Sky Equity Europe & DME LC Passive
8.883
13,8
18.200
32,1
BLUE SKY Equity Europe Large Cap Active
19.545
30,4
0
0,0
BLUE SKY Equity Europe Small Cap Active
3.536
5,5
3.317
5,9
BLUE SKY Equity Emerging Mkts. Active
10.208
15,9
9.442
16,7
Blue sky Equity USA Large Cap Enchanced
12.716
19,7
9.255
16,3
6.650
10,3
5.211
9,2
Blue Sky Equity Japan Large Cap Passive
2014 2013
€ % € %
Vastrentende waarden Verdeling vastrentende waarden per regio: Europa
195.326 100,0 174.362 100,0
195.326 100,0 174.362 100,0
Grote posten: vastrentende waarden van eenzelfde uitgevende instelling groter dan 5% van de totale beleggingen in vastrentende waarden: BLACKROCK Eur Corp BD IX-FXE
72.468
37,1
68.215
39,1
Blue Sky Fixed Income EMU Govt. Debt AAA
53.407
27,3
51.997
29,8
Blue Sky Passive Long Duration EMU Govt. Debt AAA
69.452
35,6
54.150
31,1
84
PSL Hoogte buffer Op basis van de vereist eigen vermogen berekeningen bedraagt de buffer voor het feitelijk concentratie risico 4.343 (0,2%) en voor het strategisch concentratierisico 4.536 (0,3%) ultimo 2014. Actief beheer risico Actief beheer risico treedt op wanneer beleggingsmanagers afwijken van de strategisch gedefinieerde benchmarks. Actief beheer risico wordt in beginsel alleen becijferd voor de aandelenportefeuille en wordt gemeten aan de hand van de tracking error en de TER. De tracking error geeft aan in hoeverre de beleggingsrendementen van de daadwerkelijke aandelenportefeuille afwijken van de strategisch gedefinieerde benchmark. TER staat voor total expense ratio en geeft onder meer de kosten weer die de beleggingsmanagers hebben gemaakt voor het voeren van hun (actief ) beleid. Om de operationele lasten en kosten te beperken wordt voor aandelenbelangen met een tracking error lager dan 1% geen actief beheer risico becijferd. De aandelenportefeuille van het pensioenfonds kent een tracking error van 0,70%. Op basis van deze tracking error wordt geen buffer voor actief beheer risico becijferd. De TER bedraagt 0,61% van het totale aandelenbelang. Hoogte buffer Bovenstaande tracking error en TER leiden tot een buffer voor het feitelijke actief beheer risico van 0 (0,0%) en tot een buffer voor het strategische actief beheer risico van 0 (0,0%).
Tilburg, 16 juni 2015
mw. A. Nuijten-van Aard
mw. C.H. Dassen-Soons
(voorzitter) (secretaris)
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2014
85
86
PSL Overige gegevens
Gebeurtenissen na balansdatum Gevolgen nieuwe FTK Voor PSL is de beleidsdekkingsgraad 116,2% ultimo 2014. Ten opzichte van de dekkingsgraad van 114,6% zoals gerapporteerd eind 2014 ligt de beleidsdekkingsgraad 1,6%-punt hoger. Het feit dat de beleidsdekkingsgraad boven de dekkingsgraad ligt is het gevolg van de dalende rente in 2014. Vanaf 1 januari 2015 is de middeling uit de DNB-rentetermijnstructuur vervallen. De toegroei naar de UFR na looptijd 20 blijft (voorlopig) behouden. Op basis van deze gewijzigde rentetermijnstructuur is de dekkingsgraad 110,7% eind 2014. Deze dekkingsgraad ligt aanzienlijk lager door de steeds verder wegzakkende marktrente. Op basis van de nieuwe rekenregels stijgt de vereiste dekkingsgraad op basis van het feitelijk beleggingsbeleid van 110,7% naar 113,5%. De vereiste dekkingsgraad op basis van het strategisch beleggingsbeleid stijgt van 110,2% naar 112,9%. Hierbij is rekening gehouden met de gewijzigde DNB-rentetermijnstructuur (dus exclusief middeling en met toegroei naar UFR) zoals die vanaf 1 januari 2015 geldt. Onder het oude FTK werd de vereiste dekkingsgraad berekend als het maximum van de vereiste dekkingsgraad op basis van het feitelijk beleggingsbeleid en de vereiste dekkingsgraad op basis van het strategisch beleggingsbeleid. Het lijkt erop dat in het nieuwe FTK de vereiste dekkingsgraad op basis van het strategisch beleggingsbeleid leidend zal zijn. Het vereist eigen vermogen stijgt met name door: –– De verzwaarde schokken die worden verondersteld voor het zakelijkewaardenrisico. –– Een stijging van het kredietrisico. Voorheen werd gerekend met een schok van 40% op de geldende creditspread. Nu dient als minimale schok 60 basispunten gehanteerd te worden. Deze schok loopt verder op naarmate de rating slechter dan AAA wordt. Uitgesloten van een kredietbuffer zijn Europese AAA beleggingen. –– De nieuw veronderstelde correlaties tussen S1 en S5, en S2 en S5 binnen de wortelformule van het vereist eigen vermogen. De beleidsdekkingsgraad eind 2014 is 116,2% en de vereiste dekkingsgraad op basis van het strategisch beleggingsbeleid onder het nieuwe FTK is 112,9%. Dit betekent dat de beleidsdekkingsgraad 3,3%-punt hoger is dan de vereiste dekkingsgraad. Het fonds is daardoor op basis van de strategische beleggingsmix niet in een situatie van herstel. Overige gebeurtenissen na balansdatum Verder hebben zich geen belangrijke gebeurtenissen na balansdatum voorgedaan.
Financiering Ter financiering van de pensioenregeling ontvangt het pensioenfonds van de aangesloten ondernemingen een premie van 18,9% van de voor de betreffende deelnemer geldende pensioengrondslag. In dit percentage is besloten de deelnemersbijdrage ad 6,0% van de voor hem geldende pensioengrondslag. De na afhaking van bovenvermelde opslagen resulterende netto-premie is voldoende voor de opbouw van de onvoorwaardelijke nominale aanspraken. Het bestuur kan, gehoord de actuaris, een (tijdelijke) korting op deze premiepercentages vaststellen.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2014
87
Resultaatbestemming Statutaire bepalingen omtrent de resultaatbestemming In de statuten is geen bepaling opgenomen over de resultaatbestemming. Resultaatverdeling Het bestuur heeft besloten het resultaat over het boekjaar 2014 als volgt te verdelen: 2014
x € 1.000
Reserve algemene risico’s
1.598
Bestemmingsreserve CAO-partijen (voorheen WGA-hiaat)
1.464
Overige reserve
432
________ 3.494
Uitvoering Vermogensbeheer Het bestuur van het pensioenfonds is verantwoordelijk voor het beleggingsbeleid en de uitvoering daarvan. Het bestuur heeft een beleggingscommissie gevormd, die tot taak heeft het beleggingsbeleid voor te bereiden en te controleren. Het vermogensbeheer en de beleggingsadministratie worden verzorgd door Blue Sky Group. Administratie De pensioen- en de financiële administratie worden uitgevoerd door AZL te Heerlen. Verder zijn de actuariële advisering en de uitvoerende werkzaamheden van het fonds ook opgedragen aan AZL te Heerlen. De controle van de jaarrekening is uitgevoerd door Mazars Paardekooper Hoffman Accountants N.V. te Rotterdam. De certificering voor boekjaar 2014 is opgedragen aan Mercer Nederland B.V. te Amstelveen.
88
PSL Actuariële verklaring Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de schoen-, leder- en lederwarenindustrie Opdracht Door Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de schoen-, leder- en lederwarenindustrie te Tilburg is aan Mercer (Nederland) B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een Actuariële Verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2014. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. De accountant van het pensioenfonds heeft mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid (materiële juistheid en volledigheid) van de basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeel van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: –– heb ik onder meer onderzocht of de technische voorzieningen, het Minimaal Vereist Eigen Vermogen en het Vereist Eigen Vermogen toereikend zijn vastgesteld en –– heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. Mijn oordeel is gebaseerd op het Financieel Toetsingskader zoals dat op balansdatum van toepassing was. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Koninklijk Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum ten minste gelijk aan het wettelijk Vereist Eigen Vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een toereikende solvabiliteit. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2014
89
De vermogenspositie van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de schoen-, leder- en lederwarenindustrie is naar mijn mening voldoende. Daarbij in aanmerking genomen dat de mogelijkheden tot het realiseren van de beoogde toeslagen beperkt zijn.
Amstelveen, 16 juni 2015
Ir. M.W. Heemskerk AAG verbonden aan Mercer (Nederland) B.V.
90
PSL Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan het bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2014 van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie te Tilburg gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2014 en de staat van baten en lasten over 2014 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschatting neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel betreffende de jaarrekening Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie per 31 december 2014 en van het resultaat over 2014 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2014
91
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Rotterdam, 16 juni 2015
Mazars Paardekooper Hoffman Accountants N.V.
Origineel getekend door: drs C.A. Harteveld RA
92
PSL Bijlage
Begrippenlijst Pensioenen ABTN Afkorting voor actuariële en bedrijfstechnische nota. In de ABTN wordt door het bestuur van een pensioenfonds uiteengezet welke actuariële en bedrijfstechnische opzet ten grondslag ligt aan een fonds. Ook wel bedrijfsplan genoemd. Hierin komen drie hoofdonderwerpen aan de orde: de wijze van vaststelling van de verplichtingen jegens de deelnemers, de beleggingsportefeuille en het intern risicobeheersingssysteem. Accounting standaarden Raamwerk van verslaggevingsregels voor het opstellen van een jaarrekening en jaarverslag. Met ingang van het verslagjaar 2005 moeten alle beursgenoteerde ondernemingen, banken en verzekeringsmaatschappijen hun geconsolideerde jaarrekening volledig inrichten op basis van International Accounting Standards (IAS), door de IAS Board omgedoopt in International Financial Reporting Standards (IFRS). Het doel van IFRS is om de transparantie en internationale vergelijkbaarheid van de externe financiële verslaggeving te verbeteren. Niet beursgenoteerde rechtspersonen hebben de keuze om of IFRS toe te passen, of de Nederlandse Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Actuariële grondslagen Dit zijn de veronderstellingen die de actuaris gebruikt bij de vaststelling van de pensioenverplichtingen en de pensioenpremie. Deze veronderstellingen hebben onder meer betrekking op de gehanteerde rekenrente, de kansstelsels en de kostenopslagen. Actuaris Een actuaris kan antwoord geven op de vraag wat de toekomst aan pensioenuitkeringen gaat kosten. De actuaris is bij uitstek degene die financiële risico’s op de agenda plaatst en adequate oplossingen bedenkt. Algemene Pensioeninstelling (API) Onder een algemene pensioeninstelling (API) wordt verstaan: een pensioenfonds dat alle typen arbeidsgerelateerde pensioenregelingen kan uitvoeren die in binnen- of buitenland worden aangeboden, en dat flexibel is ten aanzien van het aantal beheerde pensioenregelingen, de eventuele solidariteit tussen de deelnemers en de inrichting van bestuur en (mede-)zeggenschap. ALM Asset Liability Management-studie (ALM-studie) Deze studie geeft inzicht in de toekomstige ontwikkelingen van de rechten en verplichtingen van een pensioenfonds en biedt een pensioenfondsbestuur de mogelijkheid diverse beleidsvariabelen (zoals beleggingsbeleid, premiebeleid en toeslagbeleid) in hun onderlinge samenhang te evalueren.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2014
93
Autoriteit Financiële Markten De Autoriteit Financiële Markten (AFM) is een bij wet ingesteld toezichthoudend orgaan dat toezicht houdt op het gedrag van de gehele financiële marktsector. De AFM is toezichthouder op de pensioenfondsen voor zover het gaat om het effectentypisch gedragstoezicht. Code pensioenfondsen De Code pensioenfondsen is opgesteld door de Pensioenfederatie en de Stichting van de Arbeid, die hiermee normen formuleren voor ‘goed pensioenfondsbestuur’. De Code komt voor pensioenfondsen in de plaats van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur, die de Stichting van de Arbeid in 2005 heeft gepubliceerd. De Code is wettelijk verankerd en is in werking getreden op 1 juli 2014. Het doel van de Code is het bewustzijn van ‘goed pensioenfondsbestuur’ te stimuleren bij bestuurders, leden van het verantwoordingsorgaan en leden van de raad van toezicht. Pensioenfondsen mogen de Code naleven volgens het pas-toe-of-leg-uit beginsel. Gemotiveerd afwijken van de Code is mogelijk, maar dient in het jaarverslag te worden toegelicht. Dat gebeurt voor het eerst in het jaarverslag over boekjaar 2014. Compliance Het toezien op de naleving van wettelijke regels en de gedragscode die het pensioenfonds zelf heeft opgesteld met het oogmerk reputatieschade te voorkomen. Compliance-officer De compliance-officer houdt toezicht op de deugdelijkheid en effectiviteit van interne regels en procedures en op de naleving van de gedragscode van het fonds. Het bestuur van het pensioenfonds benoemt een compliance-officer. De compliance-officer vervult een onafhankelijke rol binnen het pensioenfonds. Contante waarde De waarde op dit moment van een toekomstige geldstroom, rekening houdend met een bepaalde rentevoet. Continuïteitsanalyse Met een continuïteitsanalyse wordt beoordeeld of de financiële risico’s voor een pensioenfonds zich, met inachtneming van een realistische schatting van de toekomstige ontwikkeling van de economie, op lange termijn binnen aanvaardbare grenzen bevinden. Het risico dat een fonds in de toekomst niet meer aan zijn verplichtingen of aan de eisen ten aanzien van het Eigen vermogen zal kunnen voldoen, kan op deze manier in een vroegtijdig stadium worden onderkend. Daarnaast wordt de kracht van de verschillende beleidsinstrumenten en de ontwikkeling daarvan in kaart gebracht en wordt de consistentie in de toezegging, financiering en communicatie ten aanzien van toekomstige toeslagverleningen getoetst. De continuïteitsanalyse heeft een toetsingshorizon van 15 jaar. De continuïteitsanalyse komt met ingang van 2015 te vervallen en wordt vervangen door een jaarlijkse haalbaarheidstoets. De Nederlandsche Bank (DNB) Bij wet ingesteld toezichthoudend orgaan, dat onder andere het naleven van de Pensioenwet bewaakt. Dekkingsgraad Een maatstaf voor de solvabiliteit van een pensioenfonds. De dekkingsgraad is de verhouding tussen het aanwezige vermogen (AV) en de voorziening verplichtingen (VPV) van het fonds, uitgedrukt in een percentage: Dekkingsgraad = AV / VPV x 100%. Hierbij is het aanwezige vermogen (AV): het totaal van de activa minus de kortlopende schulden. Hierbij zijn de verplichtingen (VPV): de voorziening pensioenverplichtingen eigen rekening.
94
PSL Financieel Toetsingskader (FTK) Benaming van het toezichtregime dat vanaf 1 januari 2007 van toepassing is op de financiële positie en het financiële beleid van pensioenfondsen. Het FTK is opgenomen in de Pensioenwet. Franchise Het deel van het pensioengevend salaris dat voor de pensioenberekening buiten beschouwing wordt gelaten. Dit salarisdeel wordt geacht door de AOW-uitkering voldoende van pensioen te worden voorzien. Gedempte premie De kostendekkende premie gebaseerd op de rentetermijnstructuur is gevoelig voor renteveranderingen. Hierdoor ontstaan fluctuaties van deze kostendekkende premie. Om dit effect te voorkomen biedt het raamwerk van de PW en het FTK de mogelijkheid om premiedemping te bewerkstelligen. Het is daarbij toegestaan om af te wijken van de rentetermijnstructuur als rekenrente bij de vaststelling van de feitelijke premie. Het pensioenfonds heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt en hanteert voor de vaststelling van de gedempte premie een disconteringsvoet van 5,2%. Bij de vaststelling van deze disconteringsvoet is uitgegaan van het verwachte, toekomstige beleggingsrendement. Gedragscode De gedragscode bevat voorschriften voor bestuurders en eventuele adviseurs van het pensioenfonds ter voorkoming van belangenconflicten en van misbruik en oneigenlijk gebruik van de bij het fonds aanwezige vertrouwelijke informatie. Deze informatie betreft voor een belangrijk deel de beleggingstransacties namens het fonds. Herverzekering Het door een pensioenfonds geheel of gedeeltelijk onderbrengen van een pensioenregeling in een levensverzekeringsovereenkomst en/of het door een pensioenfonds onderbrengen van extra hoge risico’s bij een levensverzekeraar, zoals overlijdensrisico van deelnemers en invaliditeitsrisico’s. Indexatie Hieronder wordt verstaan de aanpassingen van de ingegane pensioenen en/of (premievrije) aanspraken op basis van de stijging of daling van een indexcijfer dan wel een vast percentage. Intern toezicht Het intern toezicht heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in het pensioenfonds. Het intern toezicht bij het pensioenfonds werd tot 1 juli 2014 uitgeoefend door een visitatiecommissie. Het intern toezicht wordt vanaf 1 juli 2014 uitgevoerd door een Raad van Toezicht. Kansstelsels Dit zijn veronderstellingen met betrekking tot sterftekansen, invalideringskansen, ontslag, gehuwdheid en individuele loonontwikkeling. Middelloonregeling Bij deze regeling wordt voor elk dienstjaar een percentage pensioen toegekend dat is gerelateerd aan de pensioengrondslag van het desbetreffende dienstjaar. Het te bereiken pensioen is in deze regeling gerelateerd aan het gemiddelde, geïndexeerde loon gedurende de opbouwperiode.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2014
95
Omkeerregel Over de pensioenaanspraken die een werknemer opbouwt behoeft ingevolge de Wet op de loonbelasting geen belasting te worden afgedragen. De pensioenuitkeringen worden te zijner tijd weer wel belast. Deze regel wordt ook wel de “omkeerregel” genoemd. Om van deze faciliteit gebruik te kunnen maken moeten deze aanspraken onder andere voldoen aan artikel 18 van de Wet op de Loonbelasting. Overrendement / overrente Het positieve verschil tussen het inkomensrendement van het fonds en de rekenrente. Pensioengrondslag Het bedrag waarover pensioen wordt toegekend. Vaak is dit het voor pensioen meetellende salaris minus de franchise. Pension Fund Governance De manier waarop het pensioenfonds is georganiseerd (structuur) en de verantwoordelijkheden worden uitgevoerd (processen). In het kader van Pension Fund Governance heeft de Stichting van de Arbeid aanbevelingen gedaan voor goed pensioenfondsbestuur. Deze waarborging voor goed bestuur (Principes voor goed pensioenfondsbestuur) is verankerd in de op 1 januari 2007 in werking getreden Pensioenwet. Per 1 juli 2014 zij de Principes voor goed pensioenfondsbestuur vervangen door de Code pensioenfondsen. Premievrije aanspraken Indien het deelnemerschap aan een pensioenregeling eindigt, anders dan door overlijden of het bereiken van de pensioenleeftijd, verkrijgt de gewezen deelnemer een premievrije aanspraak op ouderdomspensioen en partnerpensioen. Middelloonregeling Bij deze regeling wordt voor elk dienstjaar een percentage pensioen toegekend dat is gerelateerd aan de pensioengrondslag van het desbetreffende dienstjaar. Het te bereiken pensioen is in deze regeling tot 2015 gerelateerd aan het gemiddelde, geïndexeerde loon gedurende de opbouwperiode. Vanaf 2015 is het te bereiken pensioen gerelateerd aan de consumentenprijsindex. Raad van Toezicht Met ingang van 1 juli 2014 wordt het intern toezicht bij een bedrijfstakpensioenfonds, dat niet volledig is verzekerd bij een verzekeraar en dat een paritair bestuur heeft, uitgeoefend door een raad van toezicht. Deze raad bestaat tenminste uit drie onafhankelijke deskundigen. De raad van toezicht is ten minste belast met het toezien op adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging door het bestuur en legt verantwoording af over de uitvoering van de taken en de uitoefening van de bevoegdheden aan het verantwoordingsorgaan en in het jaarverslag. De raad van toezicht staat het bestuur met raad ter zijde. Aan de goedkeuring van de raad van toezicht zijn onderworpen de besluiten van het bestuur tot vaststelling van: het jaarverslag en de jaarrekening; de profielschets voor bestuurders; het beleid inzake beloningen, met uitzondering van de beloning van de raad van toezicht; gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van het pensioenfonds of de overname van verplichtingen door het pensioenfonds; liquidatie, fusie of splitsing van het pensioenfonds; samenvoeging van pensioenfondsen en het omzetten van het pensioenfonds in een andere rechtsvorm. Reële rente Het verschil tussen het fondsrendement en de (loon- of prijs-)inflatie. Bij de premiestelling wordt verondersteld dat het fondsrendement ten minste gelijk is aan de som van de rekenrente en de inflatie. In dat geval kan de last uit hoofde van indexering worden gefinancierd uit het verschil tussen het fondsrendement en de rekenrente.
96
PSL Rentetermijnstructuur De rentetermijnstructuur is een grafiek die het verband weergeeft tussen de looptijd van een vastrentende belegging enerzijds en de daarop te ontvangen marktrente anderzijds. Solvabiliteit Het vermogen om (nu en op termijn) aan de financiële verplichtingen te kunnen voldoen. Toeslagverlening Hieronder wordt verstaan de aanpassingen van de ingegane pensioenen en/of (premievrije) aanspraken op basis van de stijging of daling van een indexcijfer dan wel een vast percentage. Uniform Pensioenoverzicht Het Uniform Pensioenoverzicht (UPO) informeert een (gewezen) deelnemer en zijn/haar eventuele partner over zijn/haar huidige en toekomstige pensioensituatie. Alle pensioenfondsen en verzekeraars gebruiken dezelfde indeling van het UPO. Hierdoor zijn de bedragen uit de overzichten makkelijk vergelijkbaar. Ook kunnen de bedragen uit de verschillende overzichten eenvoudig bij elkaar worden opgeteld. Verantwoordingsorgaan Orgaan waaraan het bestuur van het pensioenfonds jaarlijks verantwoording moet afleggen. In dit orgaan zijn de werkgevers, de deelnemers en de pensioengerechtigden vertegenwoordigd. Vanaf 1 juli 2014 heeft het verantwoordingsorgaan de volgende wettelijke taken: Het verantwoordingsorgaan is bevoegd jaarlijks een oordeel te geven over: het handelen van het bestuur in algemene zin; het door het bestuur uitgevoerde beleid in het afgelopen kalenderjaar; en beleidskeuzes die op de toekomst betrekking hebben. Tevens adviseert het verantwoordingsorgaan het bestuur, gevraagd of uit eigen beweging, over: het beleid inzake beloningen; vorm en inrichting van het intern toezicht; de profielschets voor leden van de raad van toezicht; het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure; het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid; gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van het fonds of de overname van verplichtingen door het fonds; liquidatie, fusie of splitsing van het fonds; het opstellen, wijzigen of beëindigen van een uitvoeringsreglement; het omzetten van het fonds in een andere rechtsvorm en het disfunctioneren van het bestuur na melding hierover door de raad van toezicht. Verzekeringstechnische analyse Ook wel actuariële analyse genoemd. In deze analyse wordt door de actuaris de invloed verklaard van opgetreden verschillen tussen de gehanteerde actuariële grondslagen en werkelijke ontwikkelingen. Verzekeringstechnische risico’s Bij het verzekeren van pensioenaanspraken loopt een fonds een langlevenrisico voor het ouderdomspensioen als verzekerden langer leven dan volgens de gebruikte overlevingstafel wordt verwacht. Voor het partner- en wezenpensioen loopt het fonds een kortlevenrisico als de verzekerden korter leven dan volgens de overlevingstafel wordt verwacht. Ook kan het invaliditeitsrisico worden gerekend tot de verzekeringstechnische risico’s van fondsen. Visitatiecommissie Het instellen van een visitatiecommissie is één van de vier opties in de tot 1 juli 2014 geldende Principes voor goed pensioenfondsbestuur om invulling te geven aan het intern toezicht op pensioenfondsen. Indien een visitatiecommissie wordt benoemd, dient deze tenminste één keer in de drie jaar het functioneren van het bestuur te beoordelen. Deze commissie bestaat tenminste uit drie onafhankelijke deskundigen. Tot 1 juli 2014 werd het intern toezicht bij het fonds uitgevoerd door een
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2014
97
visitatiecommissie. Vanaf 1 juli 2014 wordt het intern toezicht bij het fonds uitgevoerd door een Raad van Toezicht. Het fonds heeft per daarom vanaf 1 juli 2014 geen visitatiecommissie meer. Voorziening pensioenverplichtingen Dit is de, met inachtneming van kansstelsels en rekenrente, vastgestelde balanspost die de gekapitaliseerde waarde van de opgebouwde pensioenen aangeeft. Waardeoverdracht Het overdragen van de waarde van de verkregen aanspraken door de pensioenuitvoerder van de oude werkgever aan de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever, die voor deze waarde extra deelnemersjaren aan de pensioenregeling c.q. nieuwe pensioenaanspraken van de betreffende deelnemer toekent. Beleggingen Asset-Liability-Management (ALM) Risicomanagement van de balans van een pensioenfonds tussen de activa en de passiva. Beleggingsbeleid Een pensioenfonds is verplicht om op prudente wijze te beleggen. Het beleggingsbeleid van een pensioenfonds is enerzijds gericht op het zo veel mogelijk uitsluiten van beleggingsrisico’s en anderzijds op het behalen van een zo hoog mogelijk rendement. Bovendien moet de afstemming van beleggingen op de pensioenverplichtingen goed zijn: het pensioenfonds moet op elk moment aan haar uitkeringsverplichtingen kunnen voldoen. Om optimaal aan deze uitgangspunten te voldoen is een juiste samenstelling van de beleggingsmix noodzakelijk, die met behulp van een ALM-studie kan worden vastgesteld. Beleggingsmix Verdeling van de beleggingen over beleggingscategorieën, waaronder zakelijke en vastrentende waarden en deelcategorieën daarvan. Benchmark Een maatstaf voor de beoordeling en vergelijking van de performance van beleggers met elkaar. Derivaten Beleggingsproducten, zoals opties en futures, die afgeleid zijn van onderliggende producten met een gemeenschappelijk kenmerk een beperkte levensduur en een vaste eindprijs. Duration Aanduiding van de koersgevoeligheid van vastrentende waarden als gevolg van veranderingen in de rentestand. Optie Het recht om gedurende of aan het einde van een afgesproken periode een zekere hoeveelheid van een onderliggende waarde te kopen of verkopen tegen een afgesproken prijs. Over/onderweging Een hoger of lager belang in een beleggingscategorie dan overeenkomt met de normverdeling van het pensioenfonds. Performance Het rendement dat is behaald met de beleggingen.
98
PSL Performancetoets Het gemiddelde van de door een bedrijfstakpensioenfonds behaalde beleggingsresultaten, gemeten over een langere periode. De performancetoets wordt bepaald door de som van opeenvolgende jaarlijkse z-scores, gedeeld door de wortel van het aantal jaren. Als de performancetoets van een bedrijfstakpensioenfonds over een periode van vijf jaar minder is dan 1,28 kan de werkgever vrijstelling van de verplichtstelling verlangen. De eerste officiële performancetoets heeft in 2002 plaatsgevonden. Total return Het totaalrendement op beleggingen zijnde de directe en de indirecte beleggingsopbrengsten. Vastrentende waarden Obligaties, leningen op schuldbekentenis en hypothecaire leningen. Volatiliteit Beweeglijkheid van koersen/markten. Zakelijke waarden Aandelen en onroerende zaken.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2014
99