Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoenmakerij Pensioenreglement 2015
Dit pensioenreglement is een uitgave van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoenmakerij
administrateur
Syntrus Achmea Pensioenbeheer B.V. Rijnzathe 10, 3454 PV De Meern Postbus 3183, 3502 GD Utrecht
datum
1 januari 2015
Versie
1
Inhoud Definities 1
Deelneming in de pensioenregeling
7
Artikel 1
Deelneming
7
Artikel 2
Einde van de deelneming
7
Artikel 3
Voortzetting van de deelneming
7
Artikel 4
Inkomende waardeoverdracht
8
Artikel 5
Uitzondering plicht tot waardeoverdracht
8
Artikel 6
Gemoedsbezwaarde werknemers
9
Artikel 7
Klachten- en geschillenregeling
9
2
Uitgangspunten van de pensioenregeling
10
Artikel 8
Karakter van de pensioenregeling
10
Artikel 9
Omschrijving van de pensioenaanspraken
10
Artikel 10
Pensioengevend loon
10
Artikel 11
Begrenzing pensioengevend loon
10
Artikel 12
Franchise
10
Artikel 13
Pensioengrondslag
11
Artikel 14
Toeslagverlening
11
Artikel 15
Uitbetaling van pensioen
11
3
Pensionering
13
Artikel 16
Ouderdomspensioen
13
Artikel 17
Vervroegen en uitstellen van ouderdomspensioen
14
Artikel 18
Uitruil van partnerpensioen in ouderdomspensioen
16
Artikel 19
Uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen
17
4
Verlof
19
Artikel 20
Opbouw van aanspraken tijdens verlof
19
Artikel 21
Premie tijdens verlof
19
5
Overlijden
20
Artikel 22
Partnerpensioen
20
Artikel 23
Wezenpensioen
21
Artikel 24
ANW-pensioen
22
6
Uitdiensttreding
23
Artikel 25
Tussentijdse beëindiging
23
Artikel 26
Uitgaande waardeoverdracht
23
Artikel 27
Uitzondering plicht tot waardeoverdracht
23
Artikel 28
Collectieve waardeoverdracht
24
Artikel 29
Afkoop klein ouderdomspensioen bij beëindiging deelneming
24
Artikel 30
Afkoop klein partnerpensioen of wezenpensioen bij ingang
26
Artikel 31
Afkoop klein bijzonder partnerpensioen bij scheiding
26
Artikel 32
Vrijwillige voortzetting
27
Pensioenreglement 2015
pagina 2 | 52
7
Arbeidsongeschiktheid
28
Artikel 33
Arbeidsongeschiktheidspensioen
28
Artikel 34
Voortzetting bij WAO-uitkering
29
Artikel 35
Voortzetting bij WIA-uitkering
30
8
Scheiding
32
Artikel 36
Pensioenverevening
32
Artikel 37
Bijzonder partnerpensioen
33
9
Verlaging / korting van pensioen
Artikel 38 10
34
Korting van pensioenaanspraken en pensioenrechten
34
Kosten en financiering
35
Artikel 39
Premie
35
Artikel 40
Bijdrage van de deelnemer in de premie
35
Artikel 41
Niet aan het fonds afgedragen premie
35
11
Informatie vanuit het fonds
36
Artikel 42
Informatie over de pensioenregeling
36
Artikel 43
Jaarlijkse pensioenopgave
36
Artikel 44
Informatie aan gewezen deelnemers
37
Artikel 45
Informatie aan gewezen partners
37
Artikel 46
Informatie aan pensioengerechtigden
37
Artikel 47
Informatie over toeslagverlening
38
Artikel 48 Artikel 49 12
38
Informatieverstrekking bij vertrek naar een andere lidstaat
39
Aan te leveren informatie
Artikel 50 13
Informatie op verzoek
40
Informatieverstrekking door deelnemers en andere belanghebbenden
40
Overige bepalingen
41
Artikel 51
Verplichtingen van deelnemers en andere belanghebbenden
41
Artikel 52
Hardheidsclausule
41
Artikel 53
Overgangsbepalingen
42
Artikel 54
Voortzetting oude pensioenregeling
42
Artikel 55
Sluiten van aanvullende verzekeringen
44
Artikel 56
Eindigen van aanvullende verzekeringen
44
Artikel 57
Inwerkingtreding
46
Bijlage 1: Afkoopfactoren Bijlage 2: Gemoedsbezwaarden Artikel 1
Gemoedsbezwaarde werknemers
49
Artikel 2
Uitbetaling van spaarbijdragen
50
Bijlage 3: Klachten- en geschillenregeling Artikel 1
Klachten
51
Artikel 2
Geschillen
52
Pensioenreglement 2015
pagina 3 | 52
Definities In dit pensioenreglement worden geacht te zijn opgenomen de begripsomschrijvingen, opgenomen in artikel 2 van de statuten. Voorts wordt in dit pensioenreglement verstaan onder: aanspraakgerechtigde persoon die begunstigde is voor een nog niet ingegaan pensioen; afkoopgrens het grensbedrag bedoeld in artikel 66, eerste lid, van de Pensioenwet (2015: € 462,88 per jaar); deelnemer de werknemer of gewezen werknemer die op grond van artikel 1 wordt aangemerkt als deelnemer in het fonds en daardoor pensioenaanspraken verwerft jegens het fonds; deeltijdfactor de verhouding tussen het aantal uren per week dat de werknemer arbeid verricht en de voltijds arbeidsduur per week in de schoenmakerij, vermenigvuldigd met 100%; FVP de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering te Amsterdam;
gepensioneerde pensioengerechtigde voor wie het ouderdomspensioen is ingegaan; gewezen deelnemer de gewezen werknemer door wie op grond van het pensioenreglement geen pensioen meer wordt verworven en die bij beëindiging van de deelneming een pensioenaanspraak heeft behouden jegens het fonds; gewezen partner de persoon die partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is geweest; gezamenlijke huishouding van een gezamenlijke huishouding van de ongehuwde (gewezen) deelnemer of gepensioneerde met een ongehuwde persoon is sprake indien: a.
een notariële samenlevingsovereenkomst is aangegaan, krachtens welke de partners zich verbonden hebben duurzaam een gezamenlijke huishouding te voeren, onder de verplichting gezamenlijk te voorzien in huisvesting en in elkaars verzorging, mits tussen hen geen bloed- en aanverwantschap in de eerste graad bestaat en er sprake is van niet meer dan één partner; én
b.
uit inschrijving in het bevolkingsregister blijkt dat de ongehuwde (gewezen) deelnemer of gepensioneerde met de ongehuwde persoon minimaal zes maanden op één adres woont;
Pensioenreglement 2015
pagina 4 | 52
kind het kind van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde, dat tot de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde in familierechtelijke betrekking staat, alsmede het pleeg- en stiefkind dat door hem als eigen kind wordt onderhouden en opgevoed, indien en zolang: a.
de leeftijd van 18 jaar nog niet is bereikt; óf
b.
tussen de 18-jarige en de 27-jarige leeftijd de voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of van een beroepsopleiding;
nabestaande de persoon die op de dag van overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde diens partner was; nabestaandenpensioen partnerpensioen of wezenpensioen; partner onder partner wordt verstaan: a.
de persoon met wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is gehuwd; óf
b.
de ongehuwde persoon die als partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is geregistreerd in de registers van de burgerlijke stand; óf
c.
de ongehuwde persoon met wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde een gezamenlijke huishouding voert;
partnerpensioen een uitkering voor de (gewezen) partner wegens het overlijden van de (gewezen) deelnemer; pensioenaanspraak het recht op een nog niet ingegaan pensioen; pensioendatum de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 65 jaar wordt; pensioengerechtigde persoon voor wie op grond van het pensioenreglement het pensioen is ingegaan; pensioenrecht het recht op een ingegaan pensioen; pensioneringsdatum de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer voor het eerst een ouderdomspensioen van het fonds ontvangt; WIA-uitkering een arbeidsongeschiktheidsuitkering, dan wel een WGA-uitkering krachtens de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA);
Pensioenreglement 2015
pagina 5 | 52
Pensioenreglement 2015
pagina 6 | 52
1 Deelneming in de pensioenregeling Artikel 1
Deelneming
Deelnemer is: a.
de werknemer die verplicht is tot deelneming in het fonds op grond van de verplichtstelling krachtens de wet;
b.
de werknemer die verplicht is tot deelneming in het fonds op grond van een tussen zijn werkgever en het fonds gesloten aansluitingsovereenkomst;
c.
de gewezen werknemer indien en zolang zijn deelneming op grond van artikel 3 wordt voortgezet.
De deelneming vangt op zijn vroegst aan op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer 21 jaar wordt.
Artikel 2
Einde van de deelneming
De deelneming eindigt op de dag: a.
direct voorafgaand aan de pensioneringsdatum, behoudens voor zover de dienstbetrekking met de werkgever (gedeeltelijk) wordt voortgezet;
b.
van het tussentijds, dat wil zeggen vóór de pensioneringsdatum, beëindigen van de dienstbetrekking met een werkgever, tenzij:
aansluitend een dienstbetrekking met een aangesloten werkgever wordt aangegaan;
de deelneming wordt voortgezet op grond van artikel 3;
c.
van het tussentijds eindigen van de overeenkomst als bedoeld in het artikel 1, onder b;
d.
van het eindigen van de voortzetting van de deelneming op grond van artikel 3;
e.
van het overlijden van de deelnemer.
De deelneming eindigt uiterlijk op de pensioendatum.
Artikel 3
Voortzetting van de deelneming
Na beëindiging van de dienstbetrekking met de werkgever wordt de hoedanigheid van deelnemer behouden: a.
indien en zolang de deelnemer de pensioenopbouw vrijwillig voortzet;
b.
indien de deelnemer recht heeft en zonder onderbreking behoudt op een arbeidsongeschiktheidsuitkering als bedoeld in de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) naar een arbeidsongeschiktheid van 15% of meer of op een arbeidsongeschiktheidsuitkering als bedoeld in de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) van 35% of meer. Het voorgaande geldt slechts in zoverre de deelnemer op het tijdstip waarop de deelneming laatstelijk aanving niet reeds arbeidsongeschikt in de zin van de WAO of de WIA was als hiervoor bedoeld;
c.
indien en zolang de deelnemer in aanmerking komt voor een uitkering krachtens de Ziektewet in aansluiting op de periode waarin de pensioenopbouw wegens werkloosheid werd voortgezet, mits de deelnemer vervolgens in aanmerking komt voor voortzetting van de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid;
d.
indien en zolang de deelnemer in aanmerking komt voor een uitkering krachtens de Ziektewet in aansluiting op de periode waarin de werkgever krachtens artikel 7:629 BW verplicht was het loon door te betalen, welke loondoorbetalingsplicht eindigde door beëindiging van de dienstbetrekking wegens bedrijfssluiting door dan wel faillissement van de werkgever, mits de deelnemer vervolgens in aanmerking komt voor voortzetting van de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid;
e.
indien en zolang de deelnemer in aanmerking komt voor een uitkering krachtens de Ziektewet in aansluiting op een dienstbetrekking die beëindigd werd wegens bedrijfssluiting door dan wel faillissement van de werkgever, mits de deelnemer vervolgens in aanmerking komt voor voortzetting van de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid.
f.
indien en zolang de deelnemer een uitkering ontvangt van een in artikel 7, derde lid, van de statuten bedoelde Stichting.
Pensioenreglement 2015
pagina 7 | 52
Artikel 4
1.
Inkomende waardeoverdracht
Ingaande individuele waardeoverdracht Het fonds is verplicht om na een verzoek tot waardeoverdracht van een deelnemer de overdrachtswaarde aan te wenden ter verwerving van pensioenaanspraken voor die deelnemer.
2.
Aanvraagtermijn De plicht van de overdragende pensioenuitvoerder om de waarde rechtstreeks over te dragen en de plicht van de ontvangende pensioenuitvoerder om de waarde aan te wenden ontstaat indien de deelnemer binnen zes maanden na aanvang van de verwerving van pensioenaanspraken in de door de ontvangende pensioenuitvoerder uitgevoerde pensioenregeling een opgave heeft gevraagd van zijn pensioenaanspraken aan de ontvangende pensioenuitvoerder en daarna het verzoek tot waardeoverdracht doet aan de ontvangende pensioenuitvoerder.
3.
Nadere regels De artikelen 75, 76, 77, 78, 79, 85, 86, 87, 88, 91 en 92 van de Pensioenwet zijn eveneens van toepassing. Op de waardeoverdracht als hier bedoeld zijn de reken- en procedureregels, zoals vastgelegd in het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, van toepassing.
Artikel 5
1.
Uitzondering plicht tot waardeoverdracht
Geen plicht tot waardeoverdracht De in artikel 4 genoemde plicht tot waardeoverdracht geldt niet zolang: a.
de overdragende of ontvangende pensioenuitvoerder een pensioenfonds is waarbij de technische voorzieningen niet meer volledig door waarden worden gedekt;
b.
de overdragende of ontvangende pensioenuitvoerder een verzekeraar is waarop de noodregeling, bedoeld in artikel 3:160 van de Wet op het financieel toezicht van toepassing is, of die failliet is; of
c.
de overdragende pensioenuitvoerder een verzekeraar is en aanvullende bijdragen van de werkgever noodzakelijk zijn maar de financiële toestand van die werkgever blijkens een schriftelijke verklaring van een niet aan de onderneming van de werkgever verbonden accountant die aanvullende bijdragen niet toelaat.
2.
Herleving plicht tot waardeoverdracht Indien de in het eerste lid genoemde omstandigheden niet meer van toepassing zijn: a.
herleven in artikel 4 genoemde plichten van de overdragende pensioenuitvoerder en de ontvangende pensioenuitvoerder;
b.
wordt de in artikel 4, tweede lid, omschreven verplichting van de deelnemer om binnen zes maanden een opgave te vragen en daarna een verzoek tot waardeoverdracht te doen verlengd tot zes maanden na ontvangst van de mededeling, bedoeld in het derde lid.
3.
Informatieplicht ontvangende pensioenuitvoerder Een ontvangende pensioenuitvoerder die in de periode waarin de in het eerste lid genoemde omstandigheden op hem van toepassing zijn verzoeken om waardeoverdracht heeft gekregen, informeert, wanneer deze omstandigheden niet meer van toepassing zijn, alle deelnemers die in die periode een verzoek tot waardeoverdracht hebben gedaan en de betrokken overdragende pensioenuitvoerders over de mogelijkheid alsnog waarde over te dragen.
Pensioenreglement 2015
pagina 8 | 52
Artikel 6
Gemoedsbezwaarde werknemers
De mogelijkheid tot vrijstelling wegens gemoedsbezwaren is opgenomen in Bijlage 2.
Artikel 7
Klachten- en geschillenregeling
De klachten- en geschillenregeling is opgenomen in Bijlage 3.
Pensioenreglement 2015
pagina 9 | 52
2 Uitgangspunten van de pensioenregeling Artikel 8
Karakter van de pensioenregeling
De in artikel 9 genoemde pensioenaanspraken zijn gebaseerd op een uitkeringsovereenkomst, dat is een pensioenovereenkomst inzake een vastgestelde pensioenuitkering.
Artikel 9
Omschrijving van de pensioenaanspraken
De deelnemer heeft, indien en voor zover de daartoe verschuldigde premies aan het fonds zijn betaald, aanspraak op: a.
een levenslang ouderdomspensioen ten behoeve van zichzelf;
b.
een levenslang partnerpensioen ten behoeve van zijn partner;
c.
een levenslang bijzonder partnerpensioen ten behoeve van de gewezen partner;
d.
een tijdelijk wezenpensioen ten behoeve van zijn kind of kinderen;
e.
een tijdelijk arbeidsongeschiktheidspensioen ten behoeve van zichzelf, indien hij in aanmerking komt voor een vervolguitkering krachtens de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;
f.
een tijdelijk ANW-gat-pensioen ten behoeve van zijn partner.
Artikel 10
Pensioengevend loon
Het loon in de zin van hoofdstuk 3 van de Wet financiering sociale verzekeringen, met uitzondering van: a.
uitkeringen en verstrekkingen ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of de Werkloosheidswet en hierop door de werkgever verstrekte aanvullingen;
b.
het genot van een door de werkgever ter beschikking gestelde auto;
c.
het loon dat betrekking heeft op de periode vanaf de eerste dag van de maand waarin de 65-jarige leeftijd wordt bereikt.
Artikel 11
Begrenzing pensioengevend loon
Het loon dat meer heeft bedragen dan het maximum premieloon als bedoeld in hoofdstuk 3 van de Wet financiering sociale verzekeringen op jaarbasis (2015: € 51.976,-), blijft buiten aanmerking. Indien de dienstbetrekking een deel van een kalenderjaar betreft, dan wel de werknemer minder dan de volledige arbeidstijd werkzaam is, wordt het maximum premieloon naar evenredigheid toegepast. Daartoe wordt het maximum premieloon uitgedrukt in een uurbedrag door het maximum premieloon op jaarbasis te delen door het aantal uren per jaar volgens de normale arbeidsduur in de CAO Schoentechniek, waarbij het maximum uurloon naar boven op eurocenten op vijf cijfers achter de komma naar boven wordt afgerond (2015: € 26,30364);
Artikel 12
Franchise
Een bedrag dat jaarlijks voor het daarop volgende kalenderjaar door het bestuur wordt vastgesteld (2015: € 10.095,-). De franchise wordt uitgedrukt in een uurbedrag door de jaarfranchise te delen door het aantal uren per jaar volgens de normale arbeidsduur in de CAO Schoentechniek, waarbij de uurfranchise op vijf cijfers achter de komma wordt afgerond (2015: € 5,10880). Pensioenreglement 2015
pagina 10 | 52
Artikel 13
Pensioengrondslag
Het pensioengevend loon verminderd met de voor het loontijdvak van toepassing zijnde franchise.
Artikel 14
1.
Toeslagverlening
Voorwaardelijke toeslagverlening Op de pensioenrechten, opgebouwde pensioenaanspraken en de volgens de artikelen 16, vierde lid, en 22, derde lid, in te kopen pensioenaanspraken wordt jaarlijks toeslag verleend van maximaal de in het tweede lid genoemde maatstaf. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd.
2.
Ambitieniveau Het bestuur streeft ernaar jaarlijks een toeslag te verlenen die maximaal gelijk is aan de stijging van het CBS-indexcijfer. De jaarlijkse toeslag wordt in beginsel verleend per 1 oktober. Onder het CBS-indexcijfer wordt verstaan: het indexcijfer van de regelingslonen van volwassen werknemers in particuliere bedrijven, inclusief bijzondere uitkeringen, over de periode van juli tot juli voorafgaand aan 1 oktober.
3.
Voorbehoud Het bestuur is te allen tijde bevoegd het toeslagbeleid en de hierbij gehanteerde voorwaarden aan te passen, ook ten aanzien van gewezen deelnemers en gepensioneerden, met dien verstande dat eenmaal toegekende toeslagen in beginsel niet worden aangetast.
4.
Uitvoering Indien het bestuur besloten heeft een toeslag te verlenen, wordt deze toeslag gegeven op: a.
de per 31 december van het laatste kalenderjaar opgebouwde pensioenaanspraken van de deelnemers;
b.
de ingegane pensioenen en de pensioenaanspraken van de gewezen deelnemers;
Aanspraken op bijzonder partnerpensioen en verevend ouderdomspensioen worden op dezelfde wijze verhoogd. Toeslagen worden op gelijke wijze verleend op reeds eerder verleende toeslagen.
Artikel 15
1.
Uitbetaling van pensioen
Aanvraag en toekenning van pensioen Pensioenen worden door het fonds toegekend en uitbetaald op schriftelijke aanvraag door of namens de pensioengerechtigde gericht aan de administrateur. Het fonds is bevoegd een pensioen uit eigen beweging toe te kennen indien de aanvraag om pensioen niet is gedaan, maar genoegzaam vaststaat dat recht op uitkering bestaat.
2.
Aanvraag herschikken pensioen De administrateur informeert de (gewezen) deelnemer, uiterlijk zes maanden vóór de pensioendatum over de mogelijkheden om: a.
een deel van het ouderdomspensioen uit te ruilen in partnerpensioen;
b.
partnerpensioen uit te ruilen in ouderdomspensioen;
c.
ouderdomspensioen te vervroegen of uit te stellen;
d.
dan wel een combinatie van deze mogelijkheden.
Pensioenreglement 2015
pagina 11 | 52
De (gewezen) deelnemer maakt een voorgenomen keuze als hier bedoeld uiterlijk vier maanden vóór de pensioneringsdatum aan de administrateur kenbaar. De administrateur informeert de (gewezen) deelnemer over de gevolgen van de voorgenomen keuze voor wat betreft de hoogte van het pensioen. Op basis van deze informatie maakt de (gewezen) deelnemer zijn definitieve keuze uiterlijk twee maanden vóór de pensioneringsdatum bekend aan de administrateur. In afwijking van het voorgaande maakt de (gewezen) deelnemer een keuze om bij beëindiging van de deelneming een deel van het ouderdomspensioen uit te ruilen in partnerpensioen, binnen vier maanden na ontvangst van de opgave als bedoeld in artikel 44 kenbaar aan de administrateur. 3.
Termijnen en inhoudingen De pensioenen worden uitbetaald – onder aftrek van wettelijke inhoudingen – in maandelijkse termijnen, aan het einde van iedere kalendermaand. In afwijking van het voorgaande kan het fonds bepalen dat een pensioen in halfjaarlijkse of driemaandelijkse termijnen wordt uitbetaald, indien de maandelijkse termijnen van het pensioen minder zijn dan een door het fonds bepaald bedrag.
4.
Bewijsstukken Bij de aanvraag om pensioen dienen door het fonds nodig geachte stukken en gegevens te worden verstrekt, waaruit het recht op pensioen blijkt. Indien pensioen uitbetaald wordt aan een in het buitenland wonende pensioengerechtigde, verstrekt deze het fonds periodiek een bewijs van in leven zijn om vast te stellen of het recht op pensioen nog steeds bestaat.
5.
Afkoopverbod Aanspraken op pensioen kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet.
6.
Vervallen van niet opgevraagde pensioentermijnen De uitbetaling van pensioen kan worden opgeschort indien: a.
het pensioen niet is aangevraagd dan wel de door het fonds nodig geachte stukken en gegevens niet worden verstrekt;
b.
een pensioengerechtigde op pensioen met onbekende bestemming is vertrokken;
c.
de in het buitenland wonende pensioengerechtigde het door het fonds gevraagde bewijs van in leven zijn niet periodiek inzendt.
Een pensioenuitkering waarover op grond van een van deze situaties niet is beschikt, vervalt aan het fonds na het overlijden van de pensioengerechtigde. Het bestuur kan echter besluiten, op verzoek van de wettelijke erfgenamen, de pensioenuitkeringen aan deze erfgenamen uit te betalen. 7.
Ten onrechte verstrekte pensioentermijnen Ten onrechte verstrekte pensioentermijnen worden door of namens het fonds teruggevorderd.
8.
Geen recht op toekenning van pensioenen aan nabestaanden of kinderen Geen recht op (bijzonder) partnerpensioen en/of ANW-pensioen bestaat indien de (gewezen) partner de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde van het leven heeft beroofd of daaraan medeplichtig was. Geen recht op wezenpensioen bestaat indien het kind de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde van het leven heeft beroofd of daaraan medeplichtig was.
Pensioenreglement 2015
pagina 12 | 52
3 Pensionering Artikel 16 1.
Ouderdomspensioen
Uitkeringsperiode Het ouderdomspensioen gaat in op -
de pensioendatum, óf
-
de eerdere of latere datum naar keuze van de (gewezen) deelnemer overeenkomstig het bepaalde in artikel 17, en eindigt op
2.
de laatste dag van de maand waarin de gepensioneerde overlijdt.
Hoogte van het ouderdomspensioen Het jaarlijks ouderdomspensioen bedraagt voor elk opbouwjaar 1,245% van de som van de pensioengrondslag over het desbetreffende kalenderjaar. Op de ingangsdatum bedraagt het jaarlijks ouderdomspensioen 1,245% van de som van de pensioengrondslagen , die tijdens de deelneming hebben gegolden, eventueel vermeerderd met het ouderdomspensioen overeenkomstig artikel 53, eerste lid.
3.
Pensioenopbouw bij ziekte Indien het loon verlaagd is in verband met ziekte, wordt – in afwijking van het tweede lid – de pensioenopbouw voortgezet over het verschil tussen de pensioengrondslag die gold vóór en de pensioengrondslag die geldt vanaf de verlaging van het loon. Hierbij komt de premie over dit verschil voor rekening van het fonds.
4.
Inkoop over verleden diensttijd De in het tweede lid bedoelde aanspraak op ouderdomspensioen wordt onder de voorwaarden genoemd in het vijfde tot en met achtste lid verhoogd met een in te kopen aanspraak op ouderdomspensioen over een of meer perioden gelegen vóór 1 januari 2008 voor de deelnemer die: a.
geboren is vóór 1 januari 1987;
b.
zowel op 31 december 2005 als op 1 januari 2006 deelnemer was in de zin van artikel 1, onder a of b; en
c.
onafgebroken tot en met 31 december 2007 deelnemer is gebleven in de zin van artikel 1, onder a of b.
De deelneming wordt geacht onafgebroken te zijn bij een onderbreking van maximaal drie maanden. 5.
Financiering van de inkoop De financiering van de in het vierde lid bedoelde in te kopen aanspraak op ouderdomspensioen wordt uitgesteld tot de daadwerkelijke inkoop daarvan. Deze aanspraak op ouderdomspensioen wordt ingekocht op 31 december 2022 of op de pensioneringsdatum als deze eerder gelegen is. De inkoop vindt alleen plaats indien de deelneming in de zin van artikel 1, onder a of b, onafgebroken van 1 januari 2008 is voortgezet tot en met 31 december 2022 of tot de eerder gelegen pensioneringsdatum. De laatste zin van het vierde lid is van overeenkomstige toepassing. Op de jaarlijkse pensioenopgave, als bedoeld in artikel 43, worden vermeld de in totaal toegezegde aanspraken en de reeds gefinancierde en ingekochte pensioenaanspraken.
6.
Inkoopbedrag Met inachtneming van het vierde en vijfde lid is de in te kopen aanspraak in beginsel gelijk aan het verschil tussen enerzijds hetgeen opgebouwd is aan ouderdomspensioen over de perioden waarin vóór 1 januari 2008 werd deelgenomen in de toen geldende pensioenregeling en anderzijds hetgeen in die perioden op grond van de pensioenregeling die geldt vanaf 1 januari 2008 had kunnen worden opgebouwd aan ouderdomspensioen (telkens inclusief de bij het
Pensioenreglement 2015
pagina 13 | 52
ouderdomspensioen behorende aanspraak op partnerpensioen). Het aldus vastgestelde bedrag wordt verminderd voor zover dit meer bedraagt dan het verschil tussen enerzijds het vervroegd ouderdomspensioen over de periode tussen de 64-jarige en de 65-jarige leeftijd en anderzijds 80% van het gemiddelde pensioengevend loon over de periode 2005 tot en met 2007. Onder vervroegd ouderdomspensioen wordt verstaan het ouderdomspensioen op 64-jarige leeftijd dat gebaseerd is op het ouderdoms- en partnerpensioen dat vanaf 2008 wordt opgebouwd, voor zover dit meer bedraagt dan het ouderdoms- en partnerpensioen dat opgebouwd zou worden op grond van de tot en met 31 december 2007 geldende pensioenregeling. 7.
Informatieverstrekking De in het achtste lid vervatte tekst wordt opgenomen in: a.
de eerste schriftelijke informatieverstrekking aan de deelnemer dat er aanspraken over verstreken dienstjaren met uitgestelde financiering worden toegezegd;
b.
de jaarlijkse opgave aan de deelnemer over de in totaal toegezegde aanspraken en de reeds gefinancierde pensioenaanspraken;
c.
de schriftelijke informatie over de in te kopen aanspraak op ouderdomspensioen die op verzoek van de deelnemer wordt verstrekt.
8.
Vrijwaringsclausule Het pensioen dat voor u zal worden ingekocht omdat u in het verleden gedurende uw dienstbetrekking(en) een of meer perioden hebt gehad waarin minder pensioen is opgebouwd dan op grond van de fiscale regelgeving mogelijk is, wordt pas opgebouwd op het moment dat en voor zover de toegezegde aanspraken zijn gefinancierd. Wanneer uw deelname aan de pensioenregeling eindigt voordat deze aanspraken (volledig) zijn gefinancierd, heeft u alleen recht op het op dat moment gefinancierde en opgebouwde deel van deze pensioenaanspraken. Indien bij beëindiging van de deelname aan de pensioenregeling nog geen toegezegd pensioen over verstreken dienstjaren voor u is ingekocht en opgebouwd, heeft u dus ook geen recht op dit deel van uw toezegging. Als aan u is toegezegd dat pensioenaanspraken over verstreken dienstjaren worden ingekocht, dan moeten deze uiterlijk binnen vijftien jaren nadat de toezegging is gedaan, zijn gefinancierd. Wanneer u binnen die vijftien jaar met pensioen zou gaan, moeten de in te kopen pensioenaanspraken al eerder zijn gefinancierd, namelijk uiterlijk op het moment van uw pensionering. Een eenmaal gedane toezegging tot inkoop van aanspraken over het verleden kan in beginsel niet worden ingetrokken of gewijzigd.
Artikel 17
1.
Vervroegen en uitstellen van ouderdomspensioen
Keuze om ouderdomspensioen te vervroegen en uit te stellen a.
De (gewezen) deelnemer heeft het recht een deel van het ouderdomspensioen aan te wenden om het ouderdomspensioen eerder te laten ingaan dan op de pensioendatum. Het ouderdomspensioen kan niet eerder ingaan dan bij het bereiken van de 60-jarige leeftijd.
b.
De gewezen deelnemer heeft, met inachtneming van het bepaalde in lid 3 het recht (een deel van) het ouderdomspensioen later te laten ingaan dan op de pensioendatum, maar niet later dan op de eerste dag van de maand waarin de zeventigste verjaardag wordt bereikt. Het ouderdomspensioen kan slechts later ingaan dan op de pensioendatum, voor zover en zolang in dienstbetrekking wordt doorgewerkt. De in de vorige volzin gestelde voorwaarde geldt niet voor zover een (gewezen) deelnemer die geboren is voor 1950 zijn pensioeningangsdatum uitstelt tot maximaal de AOW-gerechtigde leeftijd.
2.
Eerder en later ingaand ouderdomspensioen a.
Indien het ouderdomspensioen eerder ingaat dan op de pensioendatum, wordt het herrekend tot een lager ouderdomspensioen en vindt verdere opbouw van ouderdomspensioen en partnerpensioen plaats, voor zover en zolang in dienstbetrekking in de schoentechniek wordt doorgewerkt.
b.
Indien (een deel van) het ouderdomspensioen later ingaat dan op de pensioendatum, wordt het herrekend tot een hoger ouderdomspensioen.
Pensioenreglement 2015
pagina 14 | 52
3.
Ruilvoeten eerder en later ingaand ouderdomspensioen a.
Indien gekozen wordt (een deel van) het ouderdomspensioen aan te wenden om het ouderdomspensioen eerder te laten ingaan dan op de pensioendatum, wordt het ouderdomspensioen in de uitkeringsperiode tot de pensioendatum vastgesteld door het uit te ruilen deel van het (deel van het) ouderdomspensioen dat vervroegd wordt te vermenigvuldigen met het percentage in onderstaande tabel dat overeenkomt met de leeftijd van de (gewezen) deelnemer op de pensioneringsdatum. Indien de pensioneringsdatum niet valt in de maand waarin de desbetreffende leeftijd is bereikt, wordt als ruilvoet een van onderstaande tabel afwijkend percentage aangehouden dat overeenkomt met de leeftijd van betrokkene op de pensioneringsdatum in maanden nauwkeurig.
b.
Pensioneringsdatum
Ruilvoet
60
75%
61
79%
62
83%
63
88%
64
94%
65
100%
Indien gekozen wordt (een deel van) het ouderdomspensioen later te laten ingaan dan op de pensioendatum, wordt (het deel van) het ouderdomspensioen vastgesteld door (het deel van) het ouderdomspensioen dat uitgesteld wordt, te vermenigvuldigen met het percentage in onderstaande tabel dat overeenkomt met de leeftijd van de (gewezen) deelnemer op de datum dat het ouderdomspensioen ingaat. Indien de pensioneringsdatum niet valt in de maand waarin de desbetreffende leeftijd is bereikt, wordt als ruilvoet een afwijkend percentage aangehouden dat overeenkomt met de leeftijd van betrokkene op de datum dat het ouderdomspensioen ingaat in maanden nauwkeurig. Het ouderdomspensioen kan niet langer worden uitgesteld dan tot de eerste dag van de maand waarin het herrekende ouderdomspensioen de 100%-grens als bedoeld in artikel 18a Wet op de Loonbelasting 1964 overschrijdt.
4.
Pensioneringsdatum
Ruilvoet
66
107%
67
114%
68
122%
69
131%
70
142%
Tijdelijk ouderdomspensioen tot de AOW-gerechtigde leeftijd Indien gekozen wordt (een deel van) het ouderdomspensioen eerder te laten ingaan dan op de AOW-gerechtigde leeftijd, heeft de (gewezen) deelnemer het recht (een deel van) het ouderdomspensioen aan te wenden om voor de periode tot en met de maand waarin de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt, een tijdelijke ouderdomspensioen in te kopen van maximaal twee maal het bedrag bedoeld in artikel 18a, achtste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964.
5.
Ruilvoeten tijdelijk ouderdomspensioen tot de AOW-gerechtigde leeftijd Indien gekozen wordt (een deel van) het ouderdomspensioen aan te wenden om een tijdelijk ouderdomspensioen in te kopen voor de periode tot en met de maand waarin de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt, wordt het deel van het ouderdomspensioen dat hiertoe wordt aangewend, vermenigvuldigd met het percentage in de onderstaande tabel dat afhankelijk is van de leeftijd van de (gewezen) deelnemer op de pensioneringsdatum.
Pensioenreglement 2015
pagina 15 | 52
Ingangsleeftijd
65 jaar
pensioen
6.
65 jr 3
65 jr 5
65 jr
65 jr 9
mnd
mnd
7mnd
mnd
66 jaar 66 jr 3
66 jr
66 jr 9
mnd
6mnd
mnd
67 jaar
60
392%
376%
365%
355%
346%
332%
321%
310%
299%
290%
61
470%
445%
429%
415%
401%
382%
366%
351%
337%
324%
62
599%
556%
531%
507%
486%
457%
433%
410%
390%
372%
63
859%
768%
717%
672%
633%
582%
540%
504%
472%
444%
64
1636%
1318%
1167% 1047%
949%
833%
744%
673%
614%
565%
65
nvt
6337%
3802% 2716%
2112%
1584% 1276%
1069% 919%
806%
66
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
3063% 2042% 1531%
nvt
6125%
Nadere voorwaarden De in het derde en vijfde lid genoemde ruilvoeten gelden voor het jaar 2015.
Artikel 18
1.
Uitruil van partnerpensioen in ouderdomspensioen
Het keuzemoment De (gewezen) deelnemer heeft het recht partnerpensioen op de pensioneringsdatum geheel of gedeeltelijk uit te ruilen in een hoger ouderdomspensioen.
2.
Toestemming partner Bij de keuze om partnerpensioen uit te ruilen in een hoger ouderdomspensioen is, wanneer de (gewezen) deelnemer een partner heeft, de toestemming van deze partner vereist, die daarmee tevens afstand doet van het partnerpensioen voor zover dit wordt uitgeruild. De (gewezen) deelnemer en de partner dienen tevens te verklaren ermee bekend te zijn, dat als gevolg van de uitruil vanaf de pensioneringsdatum het partnerpensioen geheel of gedeeltelijk vervalt, alsmede dat deze uitruil, toestemming en afstandsverklaring niet herroepen kunnen worden.
3.
Ruilvoet Indien gekozen wordt partnerpensioen geheel of gedeeltelijk uit te ruilen in een hoger ouderdomspensioen, wordt het ouderdomspensioen op de pensioneringsdatum verhoogd met het percentage in onderstaande tabel vermenigvuldigd met het uitgeruilde partnerpensioen, dat overeenkomt met de leeftijd van de (gewezen) deelnemer op de pensioneringsdatum. Indien de pensioneringsdatum niet valt in de maand waarin de desbetreffende leeftijd is bereikt, wordt als ruilvoet een van de genoemde tabel afwijkend percentage aangehouden dat overeenkomt met de leeftijd van betrokkene op de pensioneringsdatum in maanden nauwkeurig.
Indien het
Leidt een uitruil van
ouderdomspensioen
partnerpensioen (PP) tot een
ingaat bij het bereiken
verhoging van het
van de navolgende
ouderdomspensioen, ter
leeftijd
grootte van onderstaand leeftijdsafhankelijk percentage van het uitgeruild PP 60
21%
61
22%
62
22%
63
23%
64
24%
Pensioenreglement 2015
pagina 16 | 52
4.
65
25%
66
26%
67
28%
68
29%
69
30%
70
31%
Nadere voorwaarden Door de uitruil als hier bedoeld kan het ouderdomspensioen meer bedragen dan 100% van het laatstelijk geldende pensioengevend loon. Na uitruil van partnerpensioen is de oorspronkelijke aanspraak op partnerpensioen vervangen door de aanspraak op de verhoging van ouderdomspensioen. De in het derde lid genoemde ruilvoet geldt voor het jaar 2015.
5.
Geen uitruil Het partnerpensioen wordt niet uitgeruild, indien het ouderdomspensioen op de pensioneringsdatum gelijk aan of lager is dan de afkoopgrens. Het wezenpensioen en een eventueel bijzonder partnerpensioen, als bedoeld in artikel 37, kunnen niet uitgeruild worden.
Artikel 19
1.
Uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen
Het keuzemoment De (gewezen) deelnemer heeft het recht een deel van het ouderdomspensioen uit te ruilen in een hoger partnerpensioen: a.
bij beëindiging van de deelneming; en
b.
op de pensioneringsdatum;
c.
wanneer de (gewezen) deelnemer huwt, een geregistreerde partnerrelatie aangaat of een gezamenlijke huishouding gaat voeren.
2.
Standaard aanbod Het fonds biedt de deelnemer bij beëindiging van de deelneming en in het laatste jaar voor ingang van het ouderdomspensioen standaard de mogelijkheid, genoemd in het eerste lid, aan.
3.
Ruilvoeten Indien gekozen wordt een deel van het ouderdomspensioen uit te ruilen in een hoger partnerpensioen, wordt het partnerpensioen verhoogd met een bedrag dat gelijk is aan het uit te ruilen deel van het ouderdomspensioen vermenigvuldigd met het percentage in onderstaande tabel dat overeen komt met de leeftijd van de (gewezen) deelnemer op de datum van de uitruil.
Leeftijd
Ruilvoet
Leeftijd
Ruilvoet
Leeftijd
Ruilvoet
21
383%
38
341%
55
329%
22
381%
39
339%
56
331%
23
378%
40
337%
57
333%
24
376%
41
335%
58
336%
25
373%
42
333%
59
339%
26
371%
43
331%
60
343%
27
368%
44
330%
61
348%
28
365%
45
329%
62
354%
29
363%
46
327%
63
360%
30
360%
47
327%
64
367%
31
358%
48
326%
65
393%
32
355%
49
326%
66
377%
33
353%
50
325%
67
362%
Pensioenreglement 2015
pagina 17 | 52
34
350%
51
325%
68
347%
35
348%
52
326%
69
333%
36
345%
53
326%
70
319%
37
343%
54
327%
4.
Nadere voorwaarden Na uitruil als hier bedoeld bedraagt het partnerpensioen maximaal 70% van het ouderdomspensioen dat na de uitruil resteert. Na uitruil van ouderdomspensioen is de uitgeruilde aanspraak op ouderdomspensioen vervangen door de aanspraak op (de verhoging van) partnerpensioen. De in het derde lid genoemde ruilvoeten gelden voor het jaar 2015.
5.
Geen uitruil Er vindt geen uitruil van een deel van het ouderdomspensioen plaats indien: a. dit betrekking heeft op verevend ouderdomspensioen, als bedoeld in artikel 36; b. het ouderdomspensioen op jaarbasis door de uitruil lager zou worden dan de afkoopgrens; c. partnerpensioen wordt uitgeruild in ouderdomspensioen.
Pensioenreglement 2015
pagina 18 | 52
4 Verlof Artikel 20 1.
Opbouw van aanspraken tijdens verlof
Voortzetting van pensioenopbouw tijdens verlof De deelnemer die verlof heeft opgenomen zonder behoud van loon, heeft de mogelijkheid om de pensioenopbouw over de verlofperiode geheel of gedeeltelijk tegen betaling van de volledige premie voort te zetten, indien tijdens deze periode de dienstbetrekking heeft voortgeduurd, daaronder begrepen perioden van - al dan niet in deeltijd - : a.
ouderschapsverlof als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Wet arbeid en zorg;
b.
sabbatsverlof krachtens een schriftelijk vastgelegde regeling van de werkgever gedurende ten hoogste twaalf maanden;
c.
studieverlof voor cursussen, voor opleidingen of studie voor een beroep, voor het op peil houden van de vakkennis en voor cursussen, opleidingen of studie die door de werkgever worden gefinancierd;
d.
levensloopverlof als bedoeld in 19g van de Wet op de loonbelasting 1964;
met dien verstande dat bij dienstbetrekkingen in deeltijd de pensioenopbouw wordt gerelateerd aan de deeltijdfactor. 2.
Pensioengrondslag Indien de pensioenopbouw op grond van het eerste lid wordt voortgezet, geldt als pensioengrondslag het verschil tussen de pensioengrondslag die gold vóór en de pensioengrondslag die geldt vanaf het opnemen van het verlof. In afwijking van het voorgaande wordt in geval van verlof als bedoeld in het eerste lid, onder d, waarbij niet tevens sprake is van verlof als bedoeld in het eerste lid, onder a, b of c, indien en zolang tijdens de verlofperiode minder dan 70% van het laatstverdiende loon genoten wordt (levenslooploon en eventueel nog van de werkgever ontvangen loon), de pensioengrondslag gebaseerd op het feitelijk genoten loon.
Artikel 21
Premie tijdens verlof
Indien een deelnemer ervoor kiest om de pensioenopbouw op grond van artikel 20 voort te zetten, vindt deze plaats indien en voor zover de in artikelen 39 en 40 bedoelde premie (zowel het werkgevers- als het werknemersdeel) aan het fonds is voldaan.
Pensioenreglement 2015
pagina 19 | 52
5 Overlijden Artikel 22 1.
Partnerpensioen
Uitkeringsperiode Het partnerpensioen gaat in op
de eerste dag van de maand, volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdt
en eindigt op 2.
de laatste dag van de maand waarin de nabestaande overlijdt.
Hoogte partnerpensioen Het jaarlijks partnerpensioen bedraagt voor elk opbouwjaar 70% van het in dat jaar opgebouwde ouderdomspensioen. a.
Indien een deelnemer overlijdt, bedraagt het jaarlijks partnerpensioen op de ingangsdatum het tot de dag van overlijden opgebouwde partnerpensioen, vermeerderd met het partnerpensioen dat nog opgebouwd zou worden indien de deelnemer niet was overleden en hij van de dag van overlijden tot de pensioendatum zou hebben deelgenomen op basis van de pensioengrondslag die gold in het kalenderjaar vóór het overlijden. Indien het loon verlaagd is in verband met ziekte en daardoor een lagere pensioengrondslag geldt, wordt het nog op te bouwen partnerpensioen gebaseerd op de pensioengrondslag die gold vóór de verlaging van het loon.
b.
Indien een gepensioneerde of een gewezen deelnemer overlijdt, bedraagt het jaarlijks partnerpensioen het tijdens de deelneming opgebouwde partnerpensioen.
3.
Inkoop over verleden diensttijd De in het tweede lid bedoelde aanspraak op partnerpensioen wordt verhoogd met een in te kopen aanspraak op partnerpensioen over een of meer perioden gelegen vóór 1 januari 2008 overeenkomstig artikel 16, vierde tot en met achtste lid. De in te kopen aanspraak op partnerpensioen is gelijk aan 70% van de volgens artikel 16, zesde lid, in te kopen aanspraak op ouderdomspensioen.
4.
Bijzonder partnerpensioen Indien een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde met een andere partner dan de nabestaande gehuwd is geweest, een geregistreerd partnerschap heeft gehad of een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd, wordt het partnerpensioen ten behoeve van zijn nabestaande verminderd met het bijzonder partnerpensioen als bedoeld in artikel 37.
5.
Overlijden tijdens onbetaald verlof Indien een deelnemer overlijdt tijdens een periode van onbetaald verlof van maximaal 18 maanden, terwijl hij er niet voor gekozen heeft om de pensioenopbouw op grond van artikel 20 voort te zetten, bedraagt het jaarlijks partnerpensioen, in afwijking van het tweede lid, het tot de dag van overlijden opgebouwde partnerpensioen, vermeerderd met het partnerpensioen dat nog opgebouwd zou worden indien de deelnemer niet was overleden en hij van de dag van aanvang van het verlof tot de pensioendatum zou hebben deelgenomen op basis van de pensioengrondslag die gold in het kalenderjaar vóór het verlof.
6.
Geen recht op partnerpensioen Geen recht op partnerpensioen bestaat indien het huwelijk, het geregistreerd partnerschap of de gezamenlijke huishouding eerst na de pensioendatum is aangegaan.
Pensioenreglement 2015
pagina 20 | 52
Artikel 23
1.
Wezenpensioen
Uitkeringsperiode Het wezenpensioen gaat in op
de eerste dag van de maand, volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdt
en eindigt op de laatste dag van de maand waarin
2.
niet meer aan de omschrijving van kind wordt voldaan, óf
het kind eerder overlijdt.
Hoogte van het wezenpensioen Het jaarlijks wezenpensioen bedraagt per kind 14% van het opgebouwde ouderdomspensioen. a.
Indien een deelnemer overlijdt, bedraagt het jaarlijks wezenpensioen op de ingangsdatum het tot de dag van overlijden opgebouwde wezenpensioen, vermeerderd met het wezenpensioen dat nog opgebouwd zou worden indien de deelnemer niet was overleden en hij van de dag van overlijden tot de pensioendatum zou hebben deelgenomen op basis van de pensioengrondslag die gold in het kalenderjaar vóór het overlijden. Indien het loon verlaagd is in verband met ziekte en daardoor een lagere pensioengrondslag geldt, wordt het nog op te bouwen wezenpensioen gebaseerd op de pensioengrondslag die gold vóór de verlaging van het loon.
b.
Indien een gepensioneerde of een gewezen deelnemer overlijdt, bedraagt het jaarlijks wezenpensioen het tijdens de deelneming opgebouwde wezenpensioen.
Indien in het kader van echtscheiding of beëindiging van een geregistreerd partnerschap omzetting van een deel van de aanspraak op ouderdomspensioen en de aanspraak op partnerpensioen als bedoeld in artikel 36, vijfde lid, heeft plaatsgevonden, wordt deze omzetting voor wat betreft de vaststelling van het wezenpensioen geacht niet te hebben plaatsgevonden. Indien een deelnemer of gepensioneerde, die een deel van het ouderdomspensioen heeft uitgeruild in een hoger partnerpensioen, overlijdt, wordt voor de hoogte van het wezenpensioen ervan uitgegaan dat deze uitruil niet heeft plaatsgevonden. 3.
Maximering wezenpensioen Aan wezenpensioen wordt ten hoogste een bedrag uitgekeerd, dat gelijk is aan vijfmaal het in het voorgaande lid bedoelde bedrag aan wezenpensioen per kind. Zijn er meer dan vijf kinderen die recht hebben op wezenpensioen, dan wordt het maximaal beschikbare bedrag gelijkelijk onder alle in aanmerking komende kinderen verdeeld.
4.
Volle wezen Het wezenpensioen wordt verdubbeld vanaf de eerste dag van de maand, volgend op de maand waarin het kind ouderloos wordt. In dit verband wordt mede onder ouder verstaan degene die op het moment van zijn overlijden een stief- of pleegkind als eigen kind onderhield en opvoedde. Het wezenpensioen wordt maximaal eenmaal verdubbeld, en wel indien beide ouders overleden zijn.
5.
Overlijden tijdens onbetaald verlof Indien een deelnemer overlijdt tijdens een periode van onbetaald verlof van maximaal 18 maanden, terwijl hij er niet voor gekozen heeft om de pensioenopbouw op grond van artikel 20 voort te zetten, bedraagt het jaarlijks wezenpensioen, in afwijking van het tweede lid, het tot de dag van overlijden opgebouwde wezenpensioen, vermeerderd met het wezenpensioen dat nog opgebouwd zou worden indien de deelnemer niet was overleden en hij van de dag van aanvang van het verlof tot de pensioendatum zou hebben deelgenomen op basis van de pensioengrondslag die gold in het kalenderjaar vóór het verlof.
6.
Geen recht op wezenpensioen Geen recht op wezenpensioen bestaat indien een kind eerst na de pensioendatum aan de in dit reglement gehanteerde omschrijving van kind voldoet.
Pensioenreglement 2015
pagina 21 | 52
Artikel 24 1.
ANW-pensioen
Voorwaarden De nabestaande van een deelnemer heeft in aanvulling op het partnerpensioen recht op ANW-pensioen, indien hij op de dag van overlijden van de deelnemer: a.
geboren is in of na 1950;
b.
geen ongehuwd kind dan wel een niet als partner geregistreerd kind onder de 18 jaar heeft dat tot zijn huishouden behoort, én
c. 2.
niet arbeidsongeschikt is voor ten minste 45%.
Uitkeringsperiode Het ANW-pensioen gaat in op -
de eerste dag van de maand, volgend op de maand waarin de deelnemer overlijdt
en eindigt op -
de laatste dag van de maand voorafgaand aan de maand waarin de nabestaande de 65-jarige leeftijd bereikt, óf
-
de laatste dag van de maand waarin de nabestaande overlijdt, indien hij vóór de 65-jarige leeftijd komt te overlijden.
3. Hoogte van het ANW-pensioen Indien de overleden deelnemer laatstelijk op de normale wekelijkse arbeidsduur volgend de CAO schoentechniek werkzaam was, bedraagt het jaarlijks ANW-pensioen een door het bestuur te bepalen bedrag (2015: € 8.388,-). Indien hij op een minder aantal uren werkzaam was, wordt dit bedrag verlaagd op basis van de voor hem geldende deeltijdfactor. Het hiervoor bedoelde bedrag wordt ieder jaar per 1 januari verhoogd indien en voor zover de ingegane pensioenen op 1 oktober daaraan voorafgaand zijn verhoogd op grond van artikel 14, met dien verstande dat dit bedrag wordt vastgesteld op het dichtstbijzijnde hogere bedrag dat een veelvoud is van twaalf euro.
Pensioenreglement 2015
pagina 22 | 52
6 Uitdiensttreding Artikel 25
Tussentijdse beëindiging
Indien de deelneming anders dan door overlijden eindigt vóór de pensioneringsdatum, krijgt de gewezen deelnemer een premievrije aanspraak op het opgebouwde:
ouderdomspensioen;
partnerpensioen; en
wezenpensioen.
Artikel 26
1.
Uitgaande waardeoverdracht
Uitgaande individuele waardeoverdracht Het fonds is verplicht om na een verzoek van een gewezen deelnemer tot waardeoverdracht de overdrachtswaarde van zijn pensioenaanspraken over te dragen indien: a.
er sprake is van een individuele beëindiging van de deelneming; en
b.
die waardeoverdracht ertoe strekt het de gewezen deelnemer mogelijk te maken pensioenaanspraken te verwerven bij de ontvangende pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever of de beroepspensioenregeling;
tenzij sprake is van een van de in artikel 27 omschreven situaties. Indien het verzoek van de gewezen deelnemer tot waardeoverdracht partnerpensioen betreft, is voor de waardeoverdracht van dit partnerpensioen tevens vereist dat de partner die begunstigde is voor het partnerpensioen met de waardeoverdracht instemt. 2.
Aanvraagtermijn De plicht van de overdragende pensioenuitvoerder om de waarde rechtstreeks over te dragen en de plicht van de ontvangende pensioenuitvoerder om de waarde aan te wenden ontstaat indien de deelnemer binnen zes maanden na aanvang van de verwerving van pensioenaanspraken in de door de ontvangende pensioenuitvoerder uitgevoerde pensioenregeling een opgave heeft gevraagd van zijn pensioenaanspraken aan de ontvangende pensioenuitvoerder en daarna het verzoek tot waardeoverdracht doet aan de ontvangende pensioenuitvoerder.
3.
Nadere regels De artikelen 75, 76, 77, 78, 79, 85, 86, 87, 88, 91 en 92 van de Pensioenwet zijn eveneens van toepassing. Op de waardeoverdracht als hier bedoeld zijn de reken- en procedureregels, zoals vastgelegd in het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, van toepassing.
Artikel 27
1.
Uitzondering plicht tot waardeoverdracht
Geen plicht tot waardeoverdracht De in artikel 26 genoemde plicht tot waardeoverdracht geldt niet zolang: a.
de overdragende of ontvangende pensioenuitvoerder een pensioenfonds is waarbij de technische voorzieningen niet meer volledig door waarden worden gedekt;
b.
de overdragende of ontvangende pensioenuitvoerder een verzekeraar is waarop de noodregeling, bedoeld in artikel
c.
de overdragende pensioenuitvoerder een verzekeraar is en aanvullende bijdragen van de werkgever noodzakelijk zijn
3:160 van de Wet op het financieel toezicht van toepassing is, of die failliet is; of maar de financiële toestand van die werkgever blijkens een schriftelijke verklaring van een niet aan de onderneming van de werkgever verbonden accountant die aanvullende bijdragen niet toelaat. Pensioenreglement 2015
pagina 23 | 52
2.
Herleving plicht tot waardeoverdracht Indien de in het eerste lid genoemde omstandigheden niet meer van toepassing zijn: a.
herleven in artikel 26 genoemde plichten van de overdragende pensioenuitvoerder en de ontvangende pensioenuitvoerder;
b.
wordt de in artikel 26, tweede lid, omschreven verplichting van de deelnemer om binnen zes maanden een opgave te vragen en daarna een verzoek tot waardeoverdracht te doen verlengd tot zes maanden na ontvangst van de mededeling, bedoeld in het derde lid.
3.
Informatieplicht overdragende pensioenuitvoerder Een overdragende pensioenuitvoerder die in de periode waarin de in het eerste lid genoemde omstandigheden op hem van toepassing zijn verzoeken om waardeoverdracht heeft gekregen, informeert, wanneer deze omstandigheden niet meer van toepassing zijn, alle deelnemers die in die periode gewezen deelnemer zijn geworden en de betrokken ontvangende pensioenuitvoerders over de mogelijkheid alsnog waarde over te dragen.
Artikel 28
1.
Collectieve waardeoverdracht
Bevoegdheid Het fonds is op verzoek van een werkgever bevoegd tot collectieve waardeoverdracht indien: a.
de waardeoverdracht ertoe strekt in verband met beëindiging van de verplichte aansluiting van de werkgever bij het fonds, dan wel in verband met beëindiging van de uitvoeringsovereenkomst tussen de werkgever en het fonds de waarde onder te brengen bij de ontvangende pensioenuitvoerder met wie de werkgever een uitvoeringsovereenkomst heeft gesloten;
b.
de waardeoverdracht ertoe strekt in verband met beëindiging van de verplichte aansluiting van de werkgever bij de overdragende pensioenuitvoerder, dan wel in verband met beëindiging van de uitvoeringsovereenkomst tussen de werkgever en de overdragende pensioenuitvoerder de waarde onder te brengen bij het fonds;
c.
de werkgever wordt overgenomen als gevolg van een overgang van een onderneming als bedoeld in artikel 7:662 BW , en de overnemende onderneming een uitvoeringsovereenkomst heeft gesloten of gaat sluiten met een andere pensioenuitvoerder of dezelfde pensioenuitvoerder;
d.
de werkgever wordt overgenomen als gevolg van een overgang van een onderneming als bedoeld in artikel 7:662 BW, en de overnemende onderneming is aangesloten bij het fonds; of
e.
de waardeoverdracht ertoe strekt in verband met een collectieve wijziging van de pensioenovereenkomst de waarde van pensioenaanspraken of pensioenrechten aan te wenden bij het fonds overeenkomstig de gewijzigde pensioenovereenkomst.
2.
Voorwaarden Bij een collectieve waardeoverdracht als bedoeld in het eerste lid wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a.
de deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners of de pensioengerechtigden hebben geen bezwaren jegens het fonds kenbaar gemaakt tegen de waardeoverdracht nadat zij over het voornemen schriftelijk zijn geïnformeerd;
b.
de overdrachtswaarde wordt door de overdragende pensioenuitvoerder zodanig vastgesteld dat de voor mannen en vrouwen te verwerven pensioenrechten gelijk zijn waarbij aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid op basis van dezelfde grondslagen wordt voldaan; en
c.
het voornemen tot waardeoverdracht aan een pensioenuitvoerder wordt door de overdragende pensioenuitvoerder uiterlijk drie maanden voor de beoogde datum van waardeoverdracht schriftelijk gemeld aan de toezichthouder en de toezichthouder heeft binnen die periode geen verbod tot waardeoverdracht opgelegd.
3.
Nadere regels De artikelen 84 en 90 van de Pensioenwet zijn eveneens van toepassing.
Artikel 29
Afkoop klein ouderdomspensioen bij beëindiging deelneming
Pensioenreglement 2015
pagina 24 | 52
1.
Afkoop na einde van de deelneming a.
Het fonds kan op zijn vroegst twee jaar na beëindiging van de deelneming een aanspraak op ouderdomspensioen afkopen, indien op basis van de premievrije aanspraak op ouderdomspensioen de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis op de pensioendatum minder zal bedragen dan de afkoopgrens, tenzij de gewezen deelnemer binnen twee jaar na beëindiging van de deelneming een procedure tot waardeoverdracht is gestart. De bij het ouderdomspensioen behorende aanspraak op partnerpensioen en wezenpensioen wordt eveneens afgekocht.
b.
Het fonds informeert de gewezen deelnemer over zijn besluit tot afkoop binnen zes maanden na afloop van de periode van twee jaar na beëindiging van de deelneming en gaat over tot de uitbetaling van de afkoopwaarde binnen die termijn van zes maanden.
c. 2.
Arbeidsongeschiktheidspensioen en ANW-pensioen worden niet afgekocht.
Afkoop op de pensioendatum a.
Het fonds kan de aanspraak op ouderdomspensioen op de pensioendatum afkopen, indien de pensioendatum ligt voor het verstrijken van de in het eerste lid genoemde termijn van twee jaar en de uitkering van het ouderdomspensioen op de pensioendatum minder bedraagt dan de afkoopgrens. De bij het ouderdomspensioen behorende aanspraak op partnerpensioen wordt eveneens afgekocht.
b.
Het fonds informeert de gepensioneerde over zijn besluit tot afkoop binnen zes maanden na de pensioendatum en gaat over tot de uitbetaling van de afkoopwaarde binnen die termijn van zes maanden.
3.
Afkoop met instemming Het fonds kan na de in het eerste lid bedoelde termijn van twee jaar en zes maanden afkopen indien:
4.
a.
de gewezen deelnemer of de gepensioneerde daarmee instemt; en
b.
de hoogte van het ouderdomspensioen op jaarbasis per 1 januari van dat jaar lager is dan de afkoopgrens.
Recht op uitstel afkoop Indien het fonds op grond van het tweede of derde lid wil afkopen op de pensioendatum, dan heeft de gewezen deelnemer het recht ervoor te kiezen dat het ouderdomspensioen waarop de afkoop betrekking heeft, ingaat op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt .Indien de gewezen deelnemer hier voor kiest, vindt de afkoop plaats op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt. Het bepaalde in artikel 17 met betrekking tot uitstel van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat niet in dienstbetrekking doorgewerkt hoeft te worden.
5.
Uitbetaling afkoopwaarde Het fonds stelt de afkoopwaarde van de pensioenaanspraken ter beschikking aan de gewezen deelnemer dan wel de gepensioneerde, met uitzondering van de afkoopwaarde van een eventueel bijzonder partnerpensioen, die ter beschikking wordt gesteld aan de gewezen partner. Het fonds betaalt de uitkering op de dag dat de aanspraken vervallen in verband met de afkoop. De afkoopwaarde wordt verminderd met wettelijke inhoudingen.
6.
Hoogte van de afkoopwaarde De hoogte van de afkoopwaarde is afhankelijk van de leeftijd van degene wiens pensioenaanspraken worden afgekocht. De afkoopwaarde is voor mannen en vrouwen gelijk. De afkoopwaarde wordt vastgesteld door de af te kopen pensioenaanspraken te vermenigvuldigen met het percentage in de in Bijlage 1 opgenomen tabel dat overeen komt met de leeftijd van de gewezen deelnemer dan wel de gepensioneerde wiens pensioenaanspraken worden afgekocht op de datum dat de afkoopwaarde wordt uitbetaald. De in genoemde tabel opgenomen afkoopvoeten gelden voor het jaar 2015.
Pensioenreglement 2015
pagina 25 | 52
Artikel 30
1.
Afkoop klein partnerpensioen of wezenpensioen bij ingang
Afkoop na overlijden Het fonds kan een recht op partnerpensioen of wezenpensioen afkopen, indien de uitkering van het partnerpensioen respectievelijk het wezenpensioen op jaarbasis op de ingangsdatum minder bedraagt dan de afkoopgrens. Het fonds informeert de nabestaande over zijn besluit tot afkoop binnen zes maanden na de ingangsdatum en gaat binnen die termijn over tot de uitbetaling van de afkoopwaarde aan de nabestaande.
2.
Afkoop met instemming Het fonds kan na de in het eerste lid genoemde termijn het partnerpensioen of wezenpensioen afkopen indien: a.
de nabestaande daarmee instemt; en
b.
de hoogte van het partnerpensioen respectievelijk het wezenpensioen op jaarbasis per 1 januari van dat jaar lager is dan de afkoopgrens.
3.
Uitbetaling afkoopwaarde Het fonds stelt de afkoopwaarde van het recht op partnerpensioen of wezenpensioen ter beschikking aan de partner, met dien verstande dat de afkoopwaarde van het recht op wezenpensioen ter beschikking wordt gesteld aan de wees indien deze meerderjarig is. Het fonds betaalt de uitkering op de dag dat de rechten vervallen in verband met de afkoop. De afkoopwaarde wordt verminderd met wettelijke inhoudingen.
4.
Hoogte van de afkoopwaarde De hoogte van de afkoopwaarde is afhankelijk van de leeftijd van degene wiens pensioenrecht wordt afgekocht. De afkoopwaarde is voor mannen en vrouwen gelijk. De afkoopwaarde wordt vastgesteld door het af te kopen pensioenrecht te vermenigvuldigen met het percentage in de in Bijlage 1 opgenomen tabel dat overeen komt met de leeftijd van de partner dan wel de wees op de datum dat de afkoopwaarde wordt uitbetaald. In afwijking van het voorgaande wordt, indien een af te kopen wezenpensioen een kind betreft tussen de 18-jarige en de 27-jarige leeftijd, de afkoopwaarde van dat wezenpensioen vastgesteld door het af te kopen wezenpensioen te vermenigvuldigen met het percentage in de Bijlage 1 opgenomen tabel dat overeen komt met de verwachte resterende studieduur van de wees tot uiterlijk de 27-jarige leeftijd op de datum dat de afkoopwaarde wordt uitbetaald; de verwachte resterende studieduur wordt op ten hoogste vier jaar gesteld. De in genoemde tabel opgenomen afkoopvoeten gelden voor het jaar 2015.
Artikel 31
1.
Afkoop klein bijzonder partnerpensioen bij scheiding
Afkoop na scheiding Het fonds kan een aanspraak op bijzonder partnerpensioen afkopen, indien de uitkering van het bijzonder partnerpensioen op jaarbasis op de ingangsdatum minder zal bedragen dan de afkoopgrens. Het fonds informeert de gewezen partner over zijn besluit tot afkoop binnen zes maanden na de melding van de scheiding en gaat binnen die termijn over tot de uitbetaling van de afkoopwaarde aan de gewezen partner. 2.
Afkoop met instemming Het fonds kan na de in het eerste lid genoemde termijn een aanspraak op bijzonder partnerpensioen afkopen indien: de gewezen partner daarmee instemt; en de hoogte van het bijzonder partnerpensioen op jaarbasis per 1 januari van dat jaar lager is dan de afkoopgrens.
3.
Uitbetaling afkoopwaarde Het fonds stelt de afkoopwaarde van de aanspraak op bijzonder partnerpensioen ter beschikking aan de gewezen partner. Het fonds betaalt de uitkering op de dag dat de aanspraak vervalt in verband met de afkoop. De afkoopwaarde wordt verminderd met wettelijke inhoudingen.
Pensioenreglement 2015
pagina 26 | 52
4.
Hoogte van de afkoopwaarde De hoogte van de afkoopwaarde is afhankelijk van de leeftijd van degene wiens pensioenaanspraak wordt afgekocht. De afkoopwaarde is voor mannen en vrouwen gelijk. De afkoopwaarde wordt vastgesteld door de af te kopen pensioenaanspraak te vermenigvuldigen met het percentage in de in Bijlage 1 opgenomen tabel dat overeen komt met de leeftijd van de gewezen partner op de datum dat de afkoopwaarde wordt uitbetaald. De in genoemde tabel opgenomen afkoopvoeten gelden voor het jaar 2015.
Artikel 32 1.
Vrijwillige voortzetting
Voorwaarden Indien de deelneming anders dan door overlijden eindigt vóór de pensioneringsdatum, is het fonds bevoegd op verzoek van de gewezen deelnemer toe te staan, dat deze de pensioenopbouw vrijwillig voortzet. Hierbij gelden de volgende voorwaarden: a.
het verzoek moet zijn gedaan binnen negen maanden na het einde van de deelneming;
b.
de voortzetting geldt voor een periode van maximaal drie jaar;
c.
de pensioengrondslag wordt gebaseerd op de pensioengrondslag, die gold in het kalenderjaar voorafgaand aan de voortzetting van de deelneming. Deze pensioengrondslag wordt ieder jaar verhoogd op basis van het CBSconsumentenprijsindexcijfer, alle huishoudens afgeleid;
d.
de premie terzake van de voortgezette deelneming wordt aan het fonds voldaan op de wijze, in de termijnen en op de tijdstippen zoals door het fonds bepaald.
2.
Nadere voorwaarden Indien de deelneming eindigt vóór de pensioneringsdatum, waarbij geen loongerelateerde uitkeringen ontvangen worden en de gewezen deelnemer niet buiten het schoenherstellersbedrijf, het maatschoenmakersbedrijf of het orthopedisch schoenmakersbedrijf in dienstbetrekking werkzaam is, gelden de volgende aanvullende voorwaarden: a.
de deelneming op grond van artikel 1 onder a of b heeft ten minste drie jaar geduurd;
b.
de pensioenregeling wordt slechts gewijzigd als de pensioenaanspraken van de deelnemer daardoor niet worden verbeterd;
c.
de vrijwillige voortzetting kan slechts plaatsvinden voor zover geen samenloop plaatsvindt met een pensioenregeling bij een eventuele nieuwe werkgever of een andere fiscaal gefacilieerde oudedagsvoorziening;
d.
de voortzetting kan niet plaatsvinden in de drie jaar vóór de pensioendatum, tenzij degene die de pensioenregeling vrijwillig voortzet aannemelijk maakt dat hij om medische redenen de dienstbetrekking heeft beëindigd.
3.
Beëindiging van de voortzetting De vrijwillige voortzetting eindigt: a.
door het verstrijken van de maximale periode van drie jaar;
b.
door opzegging door de deelnemer, zijn eventuele werkgever of het fonds bij aangetekend schrijven met een opzegtermijn van drie maanden;
c.
indien de verschuldigde premie niet op de vervaldag is voldaan, met ingang van een door het fonds te bepalen tijdstip;
d.
zodra de deelnemer komt te behoren tot de kring van personen, die hetzij krachtens de wet verplicht zijn tot deelneming in het fonds of in enig ander bedrijfstakpensioenfonds hetzij ingevolge een overeenkomst als bedoeld in artikel 1, onder b, door het bestuur als deelnemers worden aangemerkt;
e.
op de dag direct voorafgaand aan de pensioneringsdatum;
f.
op de dag van overlijden van de deelnemer.
Pensioenreglement 2015
pagina 27 | 52
7 Arbeidsongeschiktheid Artikel 33
1.
Arbeidsongeschiktheidspensioen
Voorwaarden De deelnemer die in aanmerking komt voor een uitkering krachtens de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) volgens een dagloon dat hoger is dan het voor betrokkene geldende wettelijk minimumloon per dag, heeft recht op een arbeidsongeschiktheidspensioen indien hij in aanmerking komt voor een vervolguitkering krachtens de WAO.
2.
Uitkeringsperiode Het arbeidsongeschiktheidspensioen gaat in op -
de dag waarop de vervolguitkering krachtens de WAO ingaat en eindigt op
-
de laatste dag waarop de vervolguitkering krachtens de WAO wordt verleend, óf
-
de dag direct voorafgaand aan de dag waarop het ouderdomspensioen ingaat, óf
-
de laatste dag van de tweede maand, volgend op die waarin de pensioengerechtigde overlijdt, indien hij overlijdt vóór de hiervoor bedoelde dag.
3.
Hoogte van het arbeidsongeschiktheidspensioen Het arbeidsongeschiktheidspensioen bij een arbeidsongeschiktheid van 80% of meer bedraagt per dag het verschil tussen enerzijds 70% van 100/108ste maal het dagloon krachtens de WAO zoals dit geldt op de eerste WAO-dag en anderzijds de vervolguitkering die wordt verleend op de eerste dag waarover recht op vervolguitkering bestaat. Het hiervoor bedoelde dagloon wordt gemaximeerd op de wijze als bedoeld in hoofdstuk 3 van de Wet financiering sociale verzekeringen. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid wordt een evenredige uitkering verleend, in die zin dat het percentage van 70 vervangen wordt bij een arbeidsongeschiktheid van: 15 - 25% door 14 25 - 35% door 21 35 - 45% door 28 45 - 55% door 35 55 - 65% door 42 65 - 80% door 50,75. Het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt vermeerderd met het percentage van de vakantie-uitkering volgens de WAO. Indien de WAO-uitkering op de in artikel 44 van de WAO genoemde wijze wordt uitbetaald, wordt het arbeidsongeschiktheidspensioen op overeenkomstige wijze uitbetaald. In afwijking van het bepaalde in de eerste volzin wordt de hoogte van het arbeidsongeschiktheidspensioen van de deelnemer die 80% of meer arbeidsongeschikt is, vastgesteld op de in de eerste volzin genoemde wijze, met dien verstande dat daar in plaats van 70% gelezen dient te worden 75%.
4.
Tussentijdse wijzigingen Het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt verhoogd of verlaagd met ingang van de dag waarop de vervolguitkering wordt herzien terzake van verlaging respectievelijk van toeneming van de arbeidsongeschiktheid. Het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt alsdan vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in het derde lid.
5.
Overlijdensuitkering Indien de pensioengerechtigden overlijdt, wordt het arbeidsongeschiktheidspensioen, voor zover niet reeds uitbetaald, tot en met de laatste dag van de tweede maand, volgende op die waarin het overlijden plaatsvond, uitbetaald
Pensioenreglement 2015
pagina 28 | 52
a.
aan de nabestaande, óf
b.
aan de minderjarige kinderen, indien er geen nabestaande is, óf
c.
aan degene ten aanzien van wie de overledene grotendeels in de kosten van het bestaan voorzag en met wie hij in gezinsverband leefde, indien er geen nabestaande is en geen minderjarige kinderen.
Bij toepassing van het bepaalde in de vorige volzin bedraagt het pensioen, indien de overledene voor 80% of meer arbeidsongeschikt was, met ingang van de dag na het overlijden 100/70ste van het op het moment van overlijden geldende pensioen. In afwijking van het bepaalde in de vorige volzin wordt de hoogte van de overlijdensuitkering van de deelnemer aan wie op of na 1 juli 2007 een vervolguitkering wordt toegekend, vastgesteld op de in de vorige volzin genoemde wijze, met dien verstande dat daar in plaats van 100/70ste gelezen dient te worden 100/75ste.
Artikel 34
1.
Voortzetting bij WAO-uitkering
Voortzetting van de pensioenopbouw Gedurende de periode waarin de deelnemer recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering als bedoeld in de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) naar een arbeidsongeschiktheid van 15% of meer, maar uiterlijk tot de eerste dag van de maand waarin de deelnemer 65 jaar wordt, wordt de pensioenopbouw geheel of gedeeltelijk voortgezet, zonder dat premie aan het fonds verschuldigd is, voor:
2.
-
- ouderdomspensioen;
-
- partnerpensioen; en
-
- wezenpensioen.
Basis voor de premievrije voortzetting De rechten op pensioen over de in het eerste lid bedoelde periode worden vastgesteld op basis van de pensioengrondslag, die verkregen wordt door de pensioengrondslag die voor de betreffende deelnemer gold in het kalenderjaar waarin de eerste dag gelegen is waarover WAO-uitkering wordt verleend, te vermenigvuldigen met een breuk, waarvan de teller gelijk is aan het aantal kalenderdagen in het desbetreffende kalenderjaar en waarvan de noemer gelijk is aan het in dat kalenderjaar gelegen aantal kalenderdagen vóór de eerste dag waarover WAO-uitkering wordt verleend.
3.
Hoogte van de pensioengrondslag De pensioengrondslag per kalenderjaar over de in het eerste lid bedoelde periode wordt vastgesteld, door de in het tweede lid bedoelde pensioengrondslag te vermenigvuldigen met: a.
20% bij een arbeidsongeschiktheid van 15 - 25%;
b.
30% bij een arbeidsongeschiktheid van 25 -35%;
c.
40% bij een arbeidsongeschiktheid van 35 - 45%
d.
50% bij een arbeidsongeschiktheid van 45 - 55%;
e.
60% bij een arbeidsongeschiktheid van 55 - 65%;
f.
72,5% bij een arbeidsongeschiktheid van 65 - 80%;
g.
100% bij een arbeidsongeschiktheid van 80 - 100%.
Indien de in het eerste lid bedoelde periode een deel van een kalenderjaar betreft, wordt de in het tweede lid bedoelde pensioengrondslag voor dat kalenderjaar tevens vermenigvuldigd met een breuk, waarvan de teller gelijk is aan het aantal kalenderdagen waarover WAO-uitkering wordt verleend en waarvan de noemer gelijk is aan het aantal kalenderdagen in het betreffende kalenderjaar.
4.
Wijzigingen in de mate van arbeidsongeschiktheid Indien een toeneming van de arbeidsongeschiktheid leidt tot een hogere pensioenopbouw overeenkomstig het derde lid, waarbij de verminderde arbeidsgeschiktheid plaatsvindt bij een aangesloten werkgever, wordt deze hogere pensioenopbouw - in afwijking van het tweede lid - gebaseerd op de pensioengrondslag, die verkregen wordt door de pensioengrondslag overeenkomend met het pensioengevend loon verdiend bij die werkgever in het kalenderjaar waarin de
Pensioenreglement 2015
pagina 29 | 52
dag gelegen is waarop de WAO-uitkering wordt herzien, te herleiden tot een pensioengrondslag van een geheel kalenderjaar. Indien de WAO-uitkering wordt herzien als gevolg van toeneming van de arbeidsongeschiktheid, waarbij de verminderde arbeidsgeschiktheid plaatsvindt bij een aangesloten werkgever, dan wel als gevolg van afneming van de arbeidsongeschiktheid, en deze toeneming of afneming tot een hogere of lagere pensioenopbouw overeenkomstig het derde lid leidt, wordt de premievrije pensioengrondslag aangepast met ingang van de dag waarop de WAO-uitkering wordt herzien. 5.
Premievrije voortzetting bij ZW-uitkering Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing voor de deelnemer die recht heeft op een premiebijdrage van het FVP, ziek wordt en vervolgens in aanmerking komt voor een WAO-uitkering naar een arbeidsongeschiktheid van 15 of meer, gedurende de periode dat betrokkene een uitkering krachtens de Ziektewet (ZW) ontvangt. Bij toepassing van dit lid wordt de pensioengrondslag voor bedoelde periode vastgesteld, door de pensioengrondslag die voor de betreffende deelnemer gold in het kalenderjaar waarin de eerste dag gelegen is waarover ZW-uitkering wordt verleend, te herleiden tot een pensioengrondslag van een geheel kalenderjaar en deze laatste pensioengrondslag te vermenigvuldigen met een breuk, waarvan de teller gelijk is aan het aantal kalenderdagen waarover ZW-uitkering wordt verleend en waarvan de noemer gelijk is aan het aantal kalenderdagen in het betreffende kalenderjaar.
6.
Nadere voorwaarden a.
Het bepaalde in het eerste tot en met het vijfde lid vindt slechts toepassing indien de betreffende deelnemer een verzoek daartoe doet binnen een jaar na de ingangsdatum van de WAO-uitkering. Het bestuur is bevoegd de premievrije pensioenopbouw met ingang van een door haar te bepalen datum toe te kennen indien binnen de in de vorige volzin gestelde termijn geen verzoek tot toepassing van het in het eerste tot en met het vijfde lid bepaalde is ontvangen.
b.
Indien de deelnemer geen loongerelateerde WAO-uitkering meer heeft, eindigt de premievrije voortzetting, tenzij de WAO-uitkering herleeft binnen vier weken nadat deze is ingetrokken. In dat geval herleeft de premievrije voortzetting.
Artikel 35
1.
Voortzetting bij WIA-uitkering
Voortzetting van de pensioenopbouw Gedurende de periode waarover de (gewezen) deelnemer recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering als bedoeld in de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) naar een arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, maar uiterlijk tot de eerste dag van de maand waarin de deelnemer 65 jaar wordt, wordt de pensioenopbouw geheel of gedeeltelijk voortgezet, zonder dat premie aan het fonds verschuldigd is, voor: -
ouderdomspensioen;
-
partnerpensioen; en
-
wezenpensioen.
Om voor premievrije voortzetting in aanmerking te komen, moet de (gewezen) deelnemer de dag voorafgaand aan de wachttijd als bedoeld in artikel 23 van de WIA, deelnemer zijn en aansluitend dan wel binnen vier weken na deze wachttijd recht hebben op een arbeidsongeschiktheidsuitkering als bedoeld in de WIA.
2.
Basis voor de premievrije voortzetting De rechten op pensioen over de in het eerste lid bedoelde periode worden vastgesteld op basis van de pensioengrondslag, die gold in het jaar direct voorafgaande aan de eerste dag van de wachttijd in de zin van de WIA, vermeerderd met eventuele verhogingen als bedoeld in artikel 14 verleend in deze wachttijd. Indien de deelneming direct voorafgaande aan de eerste dag van bedoelde wachttijd korter dan een jaar heeft geduurd, wordt de pensioengrondslag die gold in die kortere periode herleid tot een pensioengrondslag op jaarbasis. Indien in het jaar voorafgaand aan de wachttijd in de zin van de WIA gedurende een periode het loon in verband met onbetaald verlof nihil was of was verlaagd, wordt uitgegaan van het loon dat gegolden zou hebben als geen onbetaald verlof zou zijn opgenomen.
Pensioenreglement 2015
pagina 30 | 52
3.
Hoogte van de pensioengrondslag De pensioengrondslag per kalenderjaar over de in het eerste lid bedoelde periode wordt vastgesteld, door de in het tweede lid bedoelde pensioengrondslag te vermenigvuldigen met: c.
40% bij een arbeidsongeschiktheid van 35 - 45%;
d.
50% bij een arbeidsongeschiktheid van 45 - 55%;
e.
60% bij een arbeidsongeschiktheid van 55 - 65%;
f.
72,5% bij een arbeidsongeschiktheid van 65 - 80%;
g.
100% bij een arbeidsongeschiktheid van 80 - 100%.
Indien de in het eerste lid bedoelde periode een deel van een kalenderjaar betreft, wordt de in het tweede lid bedoelde pensioengrondslag voor dat kalenderjaar tevens vermenigvuldigd met een breuk, waarvan de teller gelijk is aan het aantal kalenderdagen waarover WIA-uitkering wordt verleend en waarvan de noemer gelijk is aan het aantal kalenderdagen in het betreffende kalenderjaar. 4.
Wijzigingen in de mate van arbeidsongeschiktheid Indien een toeneming van de arbeidsongeschiktheid leidt tot een hogere pensioenopbouw overeenkomstig het derde lid, waarbij de verminderde arbeidsgeschiktheid plaatsvindt bij een aangesloten werkgever, wordt deze hogere pensioenopbouw - in afwijking van het tweede lid - gebaseerd op de pensioengrondslag, die gold in het jaar direct voorafgaande aan de eerste dag waarop de WIA-uitkering wordt herzien. Indien de deelneming bij deze aangesloten werkgever korter dan een jaar heeft geduurd, wordt de pensioengrondslag die gold in die kortere periode herleid tot een pensioengrondslag op jaarbasis. Indien de WIA-uitkering wordt herzien als gevolg van toeneming van de arbeidsongeschiktheid, waarbij de verminderde arbeidsgeschiktheid plaatsvindt bij een aangesloten werkgever, dan wel als gevolg van afneming van de arbeidsongeschiktheid, en deze toeneming of afneming tot een hogere of lagere pensioenopbouw overeenkomstig het derde lid leidt, wordt de premievrije pensioengrondslag aangepast met ingang van de dag waarop de WIA-uitkering wordt herzien.
5.
Premievrije voortzetting bij ZW-uitkering Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing voor de deelnemer die recht heeft op een premiebijdrage van het FVP, ziek wordt en vervolgens in aanmerking komt voor een WIA-uitkering naar een arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, gedurende de periode dat betrokkene een uitkering krachtens de Ziektewet (ZW) ontvangt. Bij toepassing van dit lid wordt de pensioengrondslag voor bedoelde periode vastgesteld op basis van de pensioengrondslag, die gold in het jaar direct voorafgaande aan de eerste dag waarover WIA-uitkering wordt verleend.
6.
Nadere voorwaarden a.
Het bepaalde in het eerste tot en met het vijfde lid vindt slechts toepassing indien de betreffende deelnemer een verzoek daartoe doet binnen een jaar na de ingangsdatum van de WIA-uitkering. Het bestuur is bevoegd de premievrije pensioenopbouw met ingang van een door haar te bepalen datum toe te kennen indien binnen de in de vorige volzin gestelde termijn geen verzoek tot toepassing van het in het eerste tot en met het vijfde lid bepaalde is ontvangen.
b.
Indien de deelnemer geen loongerelateerde WIA-uitkering meer heeft, eindigt de premievrije voortzetting, tenzij de WIA-uitkering herleeft binnen vier weken nadat deze is ingetrokken. In dat geval herleeft de premievrije voortzetting.
Pensioenreglement 2015
pagina 31 | 52
8 Scheiding Artikel 36
1.
Pensioenverevening
Pensioenverevening In geval van echtscheiding of scheiding van tafel en bed dan wel beëindiging van het geregistreerd partnerschap anders dan door dood, vermissing of omzetting van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk, heeft de gewezen partner overeenkomstig
dit artikel recht op pensioenverevening, tenzij de partners de toepasselijkheid van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding hebben uitgesloten bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding dan wel bij partnerschapsvoorwaarden. Op de pensioenverevening is het bepaalde bij of krachtens de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding overigens onverminderd van toepassing. 2.
Recht op uitbetaling van ouderdomspensioen De gewezen partner heeft jegens het fonds een recht op uitbetaling van een deel van het ouderdomspensioen, mits binnen twee jaar na de inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van -
de beschikking van echtscheiding of van de scheiding van tafel en bed, of
-
de verklaring dan wel de rechterlijke uitspraak van het met wederzijds goedvinden eindigen respectievelijk van de ontbinding van het geregistreerd partnerschap,
het fonds is geïnformeerd door een van beide partners door middel van een formulier, waarvan het model is vastgesteld door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en bekend is gemaakt in de Staatscourant. Een recht op uitbetaling jegens het fonds sluit een recht op uitbetaling jegens de tot verevening verplichte partner uit. 3.
Uitbetaling Het deel van het pensioen dat uitbetaald moet worden aan de gewezen partner, bedraagt de helft van het pensioen dat zou moeten worden uitbetaald indien: a.
de tot verevening verplichte partner uitsluitend gedurende de deelnemingsjaren tussen de aanvang van het huwelijk dan wel het geregistreerd partnerschap en het tijdstip van scheiding dan wel beëindiging van het geregistreerd partnerschap zou hebben deelgenomen; én
b.
hij op het tijdstip van scheiding dan wel beëindiging van het geregistreerd partnerschap de deelneming beëindigd zou hebben.
Indien het pensioen na ingang daarvan wordt verhoogd, wordt het bedrag dat uitbetaald moet worden aan de gewezen partner evenredig verhoogd. Een pensioen wordt niet verevend, indien op het tijdstip van scheiding dan wel beëindiging van het geregistreerd partnerschap het deel van dat pensioen, waarop recht op uitbetaling ontstaat, gelijk aan of lager is dan de afkoopgrens. 4.
Afwijkende verdeling Bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding dan wel bij partnerschapsvoorwaarden kunnen de partners, in afwijking van het derde lid, aanhef en onder a, overeenkomen, dat het deel van het pensioen dat uitbetaald moet worden aan de gewezen partner, bepaald wordt op een door hen te kiezen vast percentage, dan wel dat de in het derde lid, onder a, bepaalde periode gewijzigd wordt. Het door de partners overeen te komen deel van het pensioen dat uitbetaald moet worden aan de gewezen partner, kan niet worden bepaald op een percentage dat op het tijdstip van scheiding dan wel beëindiging van het geregistreerd partnerschap resulteert in een pensioenaanspraak gelijk aan of lager dan de afkoopgrens.
5.
Eigen recht op ouderdomspensioen
Pensioenreglement 2015
pagina 32 | 52
Bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding dan wel bij partnerschapsvoorwaarden kunnen de partners in geval van echtscheiding dan wel beëindiging van het geregistreerd partnerschap met wederzijds goedvinden of door ontbinding overeenkomen, dat het tweede lid buiten toepassing blijft en dat de partner die anders een recht op uitbetaling van ouderdomspensioen zou hebben verkregen, in de plaats van dat recht én zijn aanspraak op partnerpensioen jegens het fonds een eigen recht op ouderdomspensioen verkrijgt. De overeenkomst is slechts geldig indien aan de overeenkomst een verklaring van het fonds is gehecht dat het instemt met bedoelde omzetting. 6.
Kosten Indien de partners omzetting van een deel van de aanspraak op ouderdomspensioen én de aanspraak op partnerpensioen zijn overeengekomen, zoals bedoeld in het vijfde lid, wordt een bedrag van € 115,-- aan kosten in rekening gebracht.
Artikel 37
1.
Bijzonder partnerpensioen
Voorwaarden De gewezen partner heeft aanspraak op bijzonder partnerpensioen indien: -
het huwelijk is geëindigd door echtscheiding of is ontbonden na scheiding van tafel en bed,
-
het geregistreerd partnerschap is geëindigd anders dan door dood, vermissing of omzetting van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk, óf
-
de gezamenlijke huishouding is geëindigd, waarbij de datum van beëindiging van de gezamenlijke huishouding blijkt uit een door de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde of de gewezen partner overgelegde notariële akte, dan wel een onderhandse overeenkomst of door beide gewezen partners ondertekende gelijkluidende verklaringen, waarbij de handtekeningen onder de overeenkomst of verklaringen door een notaris zijn gewaarmerkt.
2.
Uitkeringsperiode Het bijzonder partnerpensioen gaat in op -
de eerste dag van de maand, volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdt
en eindigt op 3.
de laatste dag van de maand waarin de gewezen partner overlijdt.
Hoogte van het bijzonder partnerpensioen Het bijzonder partnerpensioen is gelijk aan de aanspraak op partnerpensioen, op de dag van inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van -
het vonnis van echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, óf
-
de verklaring dan wel de rechterlijke uitspraak van het met wederzijds goedvinden eindigen respectievelijk van de ontbinding van het geregistreerd partnerschap;
dan wel op de dag van beëindiging van de gezamenlijke huishouding. In geval aanspraak op een bijzonder partnerpensioen bestaat voor twee of meer gewezen partners, wordt het bijzonder partnerpensioen voor de tweede of volgende gewezen partner verminderd met de reeds toegekende aanspraak dan wel aanspraken op bijzonder partnerpensioen. 4.
Afwijkende regeling Er bestaat geen aanspraak op bijzonder partnerpensioen, indien de man en de vrouw bij voorwaarden in verband met de partnerrelatie of een schriftelijk gesloten overeenkomst met betrekking tot de scheiding anders overeenkomen. Deze voorwaarden of overeenkomst zijn respectievelijk is slechts geldig indien het fonds zich bereid heeft verklaard hiermee in te stemmen en bereid is een uit de afwijking voortvloeiend risico te dekken dan wel het niveau van de uitkering aan te passen.
Pensioenreglement 2015
pagina 33 | 52
9 Verlaging / korting van pensioen Artikel 38
1.
Korting van pensioenaanspraken en pensioenrechten
Het fonds kan verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verminderen indien: a.
de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt;
b.
het fonds niet in staat is binnen een redelijke termijn de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen door waarden te dekken zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de aangesloten werkgevers onevenredig worden geschaad; en
c.
alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet zoals uitgewerkt in het korte termijnherstelplan.
2.
Het fonds informeert de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de aangesloten werkgevers schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten.
3.
De vermindering, bedoeld in het eerste lid, kan op zijn vroegst een maand nadat de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, aangesloten werkgevers en de toezichthouder hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd.
Pensioenreglement 2015
pagina 34 | 52
10
Kosten en financiering
Artikel 39
Premie
1.
Premievaststelling De premie voor de uitvoering van de verplichte pensioenregeling wordt door het bestuur, na overleg met de in artikel 9, tweede lid, van de statuten, genoemde werkgevers- en werknemersverenigingen, vastgesteld.
2.
Premie De premie is voor het jaar 2015 vastgesteld op: a. 17,5% van de pensioengrondslag voor het ouderdomspensioen, partnerpensioen en ANW-pensioen. Hiervan kan de werkgever maximaal de helft op het loon van de deelnemer inhouden. In afwijking van de vorige volzin geldt voor de deelnemers die werkzaam zijn in de branche maatschoenmakerij en orthopedische schoenmakerij als bedoeld in artikel 5, derde en vierde lid van de statuten, dat in 2015 1% van de premie gefinancierd wordt uit de bestemmingsreserve die is gevormd uit het batig saldo van de geliquideerde Stichting Vervroegd Uittreden Maat- en Orthopedische Schoenmakerij. b. 1,0% voor de inkoop als bedoeld in artikel 16 lid 4 en artikel 22 lid 3. Hiervan kan de werkgever maximaal de helft op het loon van de deelnemer inhouden.
Artikel 40
Bijdrage van de deelnemer in de premie
Voor iedere deelnemer wordt jaarlijks premie geheven voor de financiering van de verplichte pensioenregeling. Deze premie is door de aangesloten werkgever verschuldigd. De aangesloten werkgever kan een gedeelte van de premie op het loon van de deelnemer inhouden.
Artikel 41
Niet aan het fonds afgedragen premie
Indien de werkgever de premie niet aan het fonds heeft betaald, wordt voor de vaststelling van de pensioenaanspraken van de deelnemer en zijn nagelaten betrekkingen de premie geacht aan het fonds te zijn betaald, tenzij: a.
het premie betreft die verschuldigd is over de in artikel 64, lid 1, onder c, van de Werkloosheidswet bedoelde periode;
b.
er sprake is van boze opzet bij werkgever en werknemer. Hiervan is in ieder geval sprake indien het premie betreft die verschuldigd is door een werkgever, die welbewust de premie niet heeft betaald én gebleken is dat de werknemer daarmee heeft ingestemd;
c.
het premie betreft die verschuldigd is door een in een andere lidstaat gevestigde werkgever, die zich niet heeft aangemeld bij het fonds én het fonds in redelijkheid niet kon weten dat de werkgever werknemers in Nederland te werk heeft gesteld; of
d.
om een andere reden niet van het fonds kan worden verwacht dat het pensioenaanspraken aan de deelnemer of zijn nagelaten betrekkingen toekent.
Pensioenreglement 2015
pagina 35 | 52
11
Informatie vanuit het fonds
Artikel 42
Informatie over de pensioenregeling
1.
Startbrief Het fonds informeert de deelnemer binnen drie maanden na aanvang van de deelneming, door middel van een startbrief, over: a.
de inhoud van de basispensioenregeling;
b.
de toeslagverlening;
c.
het recht van de werknemer om bij het fonds het geldende pensioenreglement op te vragen;
d.
omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van het fonds; en
e.
het recht van de werknemer om bij het fonds een verzoek in te dienen voor een berekening van de effecten van uitruil op zijn pensioenaanspraak.
Er wordt geen startbrief verstrekt als de werknemer uiterlijk zes maanden vóór aanvang van de deelneming in dienst is getreden bij dezelfde werkgever, op grond waarvan de deelnemer de hiervoor bedoelde informatie heeft ontvangen. Informatie die sinds de vorige verstrekking is gewijzigd wordt wel verstrekt. 2.
Informatie over de basispensioenregeling De informatie over de inhoud van de basispensioenregeling, bedoeld in het eerste lid, bevat in ieder geval het volgende: a.
de datum van aanvang van de deelneming;
b.
de pensioensoorten, waarbij aangegeven wordt of nabestaandenpensioen, al dan niet samen met ouderdomspensioen, deel uitmaakt van de basispensioenregeling;
c.
het karakter van de pensioenovereenkomst;
d.
de wijze waarop de pensioenaanspraken worden vastgesteld;
e.
de ingangsdatum van het pensioen en de duur van de uitkering;
f.
de gevolgen van beëindiging van de deelneming voor de hoogte van de pensioenaanspraken, waarbij aangegeven wordt welke pensioenaanspraken op risicobasis zijn;
3.
g.
de gevolgen van arbeidsongeschiktheid voor de verwerving van pensioenaanspraken;
h.
de mogelijkheid tot vrijwillige voortzetting; en
i.
de informatieverplichtingen van de werknemer jegens de werkgever en het fonds.
Verdere informatie In de startbrief wordt ook informatie verstrekt over: a.
het wettelijk recht op waardeoverdracht of de mogelijkheid tot waardeoverdracht als niet voldaan is aan de voorwaarden voor het wettelijk recht op waardeoverdracht;
4.
b.
de keuzemogelijkheden die er zijn ten aanzien van uitruil;
c.
welke informatie op verzoek wordt verstrekt;
d.
het actueel zijn van een korte- of langetermijnherstelplan; en
e.
de bij het fonds geldende klachtenregeling.
Wijziging pensioenreglement Het fonds informeert de deelnemer binnen drie maanden na een wijziging in het pensioenreglement over die wijziging en de mogelijkheid om het gewijzigde pensioenreglement op te vragen.
Artikel 43
Jaarlijkse pensioenopgave
Pensioenreglement 2015
pagina 36 | 52
1.
Jaarlijkse informatie Het fonds verstrekt de deelnemer jaarlijks:
2.
a.
een opgave van de verworven pensioenaanspraken;
b.
een opgave van de reglementair te bereiken pensioenaanspraken;
c.
informatie over toeslagverlening; en
d.
een opgave van de aan het voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroei van pensioenaanspraken.
Te bereiken pensioenaanspraken De reglementair te bereiken pensioenaanspraken betreffen een opgave van de hoogte van het periodiek uit te keren pensioen vanaf de ingangsdatum van het pensioen. Bij deze opgave wordt ten aanzien van het nabestaandenpensioen aangegeven wat de gevolgen zijn van de gekozen wijze van financieren.
Artikel 44
1.
Informatie aan gewezen deelnemers
Bij beëindiging van de deelneming Het fonds verstrekt de deelnemer bij beëindiging van de deelneming: a.
een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraken, die behouden blijven bij beëindiging van de deelneming;
b.
informatie over toeslagverlening;
c.
informatie die voor de deelnemer specifiek in het kader van de beëindiging relevant is;
d.
informatie over omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van de pensioenuitvoerder;
e.
informatie over de mogelijkheid van afkoop als de pensioenaanspraak onder de afkoopgrens ligt;
f.
informatie over het recht op waardeoverdracht of de mogelijkheid tot waardeoverdracht als niet voldaan is aan de voorwaarden voor het wettelijk recht op waardeoverdracht;
2.
g.
informatie over de gevolgen van arbeidsongeschiktheid;
h.
informatie over het actueel zijn van een korte- of langetermijnherstelplan;
i.
informatie over de mogelijkheid tot vrijwillige voortzetting; en
j.
informatie over het recht een deel van het ouderdomspensioen uit te ruilen in partnerpensioen.
Periodiek Het fonds verstrekt de gewezen deelnemer een keer in de vijf jaar: a.
een opgave van zijn opgebouwde pensioenaanspraken; en
b.
informatie over toeslagverlening.
Artikel 45
1.
Informatie aan gewezen partners
Bij scheiding Het fonds verstrekt de gewezen partner van de (gewezen) deelnemer:
2.
a.
een opgave van de opgebouwde aanspraak op partnerpensioen;
b.
informatie over toeslagverlening;
c.
informatie die voor de gewezen partner specifiek van belang is; en
d.
informatie over de mogelijkheid van afkoop als de pensioenaanspraak onder de afkoopgrens ligt.
Periodiek Het fonds verstrekt de gewezen partner een keer in de vijf jaar: a.
een opgave van zijn opgebouwde aanspraak op partnerpensioen; en
b.
informatie over toeslagverlening.
Artikel 46
Informatie aan pensioengerechtigden
Pensioenreglement 2015
pagina 37 | 52
1.
Bij pensioeningang Het fonds verstrekt degene die pensioengerechtigde wordt:
2.
a.
een opgave van zijn pensioenrecht;
b.
een opgave van de opgebouwde aanspraken op nabestaandenpensioen;
c.
informatie over toeslagverlening;
d.
informatie over het recht een deel van het ouderdomspensioen uit te ruilen in partnerpensioen; en
e.
informatie over het recht partnerpensioen uit te ruilen in ouderdomspensioen.
Periodiek Het fonds verstrekt de pensioengerechtigde jaarlijks: a.
een opgave van zijn pensioenrecht;
b.
een opgave van de opgebouwde aanspraken op nabestaandenpensioen; en
c.
informatie over toeslagverlening.
Artikel 47
1.
Informatie over toeslagverlening
Inhoudelijk De in de artikelen 42 tot en met 46 bedoelde informatie over toeslagverlening heeft betrekking op: a.
het ambitieniveau en de voorwaarden die gelden bij de toeslagverlening;
b.
de wijze van financiering van voorwaardelijke toeslagverlening en, indien daartoe technische voorzieningen worden gecreëerd, de hoogte van de voorziening in relatie tot de benodigde voorziening;
c.
de verwachtingen ten aanzien van toekomstige toeslagverlening; en
d.
de toeslagverlening over de afgelopen drie jaar waarbij wordt aangegeven of dit in overeenstemming met het gepresenteerde toeslagbeleid is geweest.
2.
Wijziging toeslagbeleid Het fonds informeert de gewezen deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over die wijziging.
Artikel 48
1.
Informatie op verzoek
Algemene informatie De pensioenuitvoerder verstrekt de deelnemer, de gewezen deelnemer, de gewezen partner en de pensioengerechtigde op verzoek:
2.
a.
het geldende pensioenreglement;
b.
het jaarverslag en de jaarrekening van het fonds;
c.
het uitvoeringsreglement;
d.
de verklaring inzake beleggingsbeginselen;
e.
het korte- of langetermijnherstelplan als dat van toepassing is;
f.
informatie over de hoogte van de dekkingsgraad;
g.
informatie over het van toepassing zijn van een aanwijzing door de toezichthouder; en
h.
informatie over de aanstelling van een bewindvoerder.
Specifieke informatie Het fonds verstrekt de deelnemer, de gewezen deelnemer en de gewezen partner op verzoek informatie die specifiek voor hem relevant is, waaronder de mogelijkheden van uitruil.
3.
Gewezen deelnemer
Pensioenreglement 2015
pagina 38 | 52
De pensioenuitvoerder verstrekt de gewezen deelnemer op verzoek een opgave van de hoogte van zijn opgebouwde pensioenaanspraken.
Artikel 49
Informatieverstrekking bij vertrek naar een andere lidstaat
Het fonds verstrekt deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden die zich in een andere lidstaat vestigen informatie over hun pensioenaanspraken en pensioenrechten en over de mogelijkheden die hun op grond van de pensioenregeling worden geboden. Deze informatie is ten minste overeenkomstig de informatie die wordt verstrekt aan deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden die in Nederland blijven.
Pensioenreglement 2015
pagina 39 | 52
12
Aan te leveren informatie
Artikel 50
Informatieverstrekking door deelnemers en andere belanghebbenden
Elke deelnemer, gewezen deelnemer, andere aanspraakgerechtigde of pensioengerechtigde is verplicht aan het fonds, binnen een door het fonds gestelde termijn, alle stukken en gegevens te verstrekken die het fonds nodig acht voor de goede uitvoering van de statuten en van dit reglement. Indien deze verplichting niet wordt nagekomen, is het fonds bevoegd de nodige gegevens naar beste weten vast te stellen en te registreren. Indien gedurende een jaar na bekendmaking niet gereageerd is op door het fonds geregistreerde gegevens, mag het fonds veronderstellen dat deze correct zijn en is het fonds bevoegd eventueel later gemelde wijzigingen niet door te voeren.
Pensioenreglement 2015
pagina 40 | 52
13
Overige bepalingen
Artikel 51
Verplichtingen van deelnemers en andere belanghebbenden
1.
Naleving statuten en reglementen Elke deelnemer, gewezen deelnemer, andere aanspraakgerechtigde of pensioengerechtigde is verplicht tot naleving van het bij of krachtens de statuten en dit reglement bepaalde.
2.
Eindigen gezamenlijke huishouding De deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde van wie de gezamenlijke huishouding is geëindigd, is verplicht de beëindiging van de gezamenlijke huishouding te melden aan het fonds, onder overlegging van een notariële akte, dan wel een onderhandse overeenkomst of door beide gewezen partners ondertekende gelijkluidende verklaringen, waarbij de handtekeningen onder de overeenkomst of verklaringen door een notaris zijn gewaarmerkt.
3.
Uitsluiten van aansprakelijkheid Het fonds aanvaardt geen aansprakelijkheid voor de gevolgen van het niet aanleveren van informatie, dan wel het aanleveren van onvolledige, onjuiste of niet tijdige informatie.
Artikel 52
Hardheidsclausule
In incidentele, niet van algemene aard zijnde gevallen, waarin dit reglement niet voorziet, alsmede in gevallen waarin strikte toepassing van dit reglement tot onbillijkheden zou leiden, beslist het bestuur, met inachtneming van eventuele wettelijke bepalingen, mits daarbij niet in strijd wordt gehandeld met de statuten.
Pensioenreglement 2015
pagina 41 | 52
14
Overgangsbepalingen
Artikel 53
Overgangsbepalingen
1.
Aanspraken opgebouwd tot en met 31 december 2007 De tot en met 31 december 2007 opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen blijven per die datum vastgesteld overeenkomstig hetgeen in die periode bepaald was in het van toepassing zijnde pensioenreglement. Op deze aanspraken is artikel 14 van toepassing.
2.
Premie verschuldigd tot en met 31 december 2007 De tot en met 31 december 2007 verschuldigde premies blijven verschuldigd overeenkomstig hetgeen in die periode bepaald was in het van toepassing zijnde pensioenreglement.
3.
Vrijwillige voortzetting Indien de deelneming op 31 december 2007 vrijwillig werd voortgezet, en dit ook vanaf 1 januari 2008 werd voortgezet, is het bepaalde in de artikelen 16, vierde lid, en 22, derde lid, niet van toepassing.
4.
Arbeidsongeschiktheid vóór 1 januari 2008 Indien de pensioenopbouw op 31 december 2007 wordt voortgezet wegens gedeeltelijk arbeidsongeschiktheid, wordt de pensioenopbouw met ingang van 1 januari 2008 voortgezet overeenkomstig de artikelen 16, tweede lid, en 22, tweede lid; daarbij is het bepaalde in de artikelen 16, vierde lid, en 22, derde lid, van toepassing voor zover betrokkene deelnemer is als bedoeld in artikel 1, onder a of b. Indien de pensioenopbouw op 31 december 2007 wordt voortgezet wegens volledige arbeidsongeschiktheid, wordt de pensioenopbouw met ingang van 1 januari 2008 voortgezet overeenkomstig artikel 54. Vanaf het moment dat betrokkene geheel of gedeeltelijk reïntegreert in het schoenherstellersbedrijf, het maatschoenmakersbedrijf en/of het orthopedisch schoenmakersbedrijf, wordt de pensioenopbouw voortgezet overeenkomstig de artikelen 16, tweede lid, en 22, tweede lid; daarbij is het bepaalde in de artikelen 16, vierde lid, en 22, derde lid, van toepassing voor zover betrokkene deelnemer is als bedoeld in artikel 1, onder a of b. Het voorgaande geldt overeenkomstig pro rato indien een gedeeltelijk arbeidsongeschikte deelnemer na 31 december 2005 geheel reïntegreert in het schoenherstellersbedrijf, het maatschoenmakersbedrijf of het orthopedisch schoenmakersbedrijf.
Artikel 54
1.
Voortzetting oude pensioenregeling
Voor wie de oude pensioenregeling voortgezet wordt De tot en met 2007 geldende pensioenregeling wordt met ingang van 1 januari 2008 voortgezet voor de deelnemers: a.
voor wie op 31 december 2007 en vervolgens vanaf 1 januari 2008 de pensioenopbouw wordt voortgezet wegens volledige arbeidsongeschiktheid;
b.
voor wie de pensioenopbouw wordt voortgezet wegens het ontvangen van een VUT-uitkering die is toegekend vóór 1 januari 2008.
2.
Ouderdomspensioen Het jaarlijks ouderdomspensioen bedraagt voor elk opbouwjaar 0,5% van het pensioengevend loon over het desbetreffende jaar. Op de ingangsdatum bedraagt het jaarlijks ouderdomspensioen 0,5% van de som van de pensioengevende lonen, die tijdens de deelneming hebben gegolden.
Pensioenreglement 2015
pagina 42 | 52
3.
Partnerpensioen Het jaarlijks partnerpensioen bedraagt 70% van het in het tweede lid omschreven ouderdomspensioen. a.
Indien een deelnemer overlijdt, bedraagt het jaarlijks partnerpensioen op de ingangsdatum het tot de dag van overlijden opgebouwde partnerpensioen, vermeerderd met het partnerpensioen dat nog opgebouwd zou worden indien de deelnemer niet was overleden en hij van de dag van overlijden tot eerste dag van de maand waarin de 65jarige leeftijd bereikt zou worden, zou hebben deelgenomen op basis van de pensioengrondslag die gold in het kalenderjaar vóór het overlijden.
b.
Indien een gepensioneerde of een gewezen deelnemer overlijdt, bedraagt het jaarlijks partnerpensioen het tijdens het deelnemerschap opgebouwde partnerpensioen.
4.
Wezenpensioen Het jaarlijks wezenpensioen bedraagt 14% van het in het tweede lid omschreven ouderdomspensioen. a.
Indien een deelnemer overlijdt, bedraagt het jaarlijks wezenpensioen op de ingangsdatum het tot de dag van overlijden opgebouwde wezenpensioen, vermeerderd met het wezenpensioen dat nog opgebouwd zou worden indien de deelnemer niet was overleden en hij van de dag van overlijden tot eerste dag van de maand waarin de 65-jarige leeftijd bereikt zou worden, zou hebben deelgenomen op basis van de pensioengrondslag die gold in het kalenderjaar vóór het overlijden.
b.
Indien een gepensioneerde of een gewezen deelnemer overlijdt, bedraagt het jaarlijks wezenpensioen het tijdens de deelneming opgebouwde wezenpensioen.
5.
Premies De premie voor de uitvoering van deze pensioenregeling is vastgesteld op 5% van het pensioengevend loon. Hiervan kan in de situaties bedoeld in het eerste lid, onder b, maximaal 2,5% op de VUT-uitkering worden ingehouden
Pensioenreglement 2015
pagina 43 | 52
15 Aanvullende pensioenverzekeringen Artikel 55
1.
Sluiten van aanvullende verzekeringen
Aanvullingen op de basisregeling Het fonds kan op verzoek van een aangesloten werkgever voor de deelnemers of een bepaalde groep van deelnemers, bedoeld in artikel 1, onder a of b, die in dienst zijn van deze werkgever, aanspraken op pensioen verzekeren, in aanvulling op de aanspraken welke voortvloeien uit de toepassing van hoofdstuk II, een en ander tegen betaling van periodieke premies of koopsommen en op door het bestuur vastgestelde overige voorwaarden.
2.
Keuring Indien verzekeringen ingevolge dit hoofdstuk keuzemogelijkheden bieden voor een individuele deelnemer met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, die een wijziging wenst ten aanzien van een eerder gemaakte keuze, kan het honoreren van die wijziging afhankelijk gesteld worden van de gezondheidstoestand van de deelnemer. Deze wordt beoordeeld aan de hand van vragen daarover dan wel het verrichten van medisch onderzoek.
3.
Overeenkomst De aanspraken die voor de betrokken deelnemers uit de verzekeringen ingevolge dit hoofdstuk voortvloeien, de verschuldigde premies of koopsommen alsmede de overige voorwaarden, zullen worden vastgelegd in een overeenkomst tussen de aangesloten werkgever en het fonds.
4.
Tarief Het bestuur stelt, gehoord de actuaris, een tarief vast voor de in dit hoofdstuk bedoelde verzekeringen. Het bestuur is bevoegd, gehoord de actuaris, het tarief te wijzigen. Het gewijzigde tarief is ook van toepassing op de vóór de wijziging van het tarief ingevolge dit hoofdstuk afgesloten verzekeringen, doch niet eerder dan zes maanden na het tijdstip waarop het nieuwe tarief aan de aangesloten werkgever is meegedeeld. In individuele gevallen, waarin het tweede lid van toepassing is, is het fonds bevoegd op grond van de gezondheidstoestand van de betrokken deelnemer van het tarief af te wijken.
5.
Bewijsstukken Het fonds geeft ten behoeve van de betrokken deelnemers bewijsstukken af met betrekking tot de ingevolge dit hoofdstuk verzekerde pensioenen.
Artikel 56
1.
Eindigen van aanvullende verzekeringen
Eindigen van de overeenkomst De in artikel 55, derde lid, bedoelde overeenkomst tussen de aangesloten werkgever en het fonds eindigt: a.
zodra de aangesloten werkgever deze hoedanigheid verliest;
b.
door opzegging bij aangetekend schrijven door het fonds of de aangesloten werkgever, met inachtneming van een
c.
door opzegging door het fonds tegen een door het fonds te bepalen tijdstip, indien de verschuldigde premies of
opzegtermijn van drie maanden tegen de eerste januari van enig jaar; koopsommen gedurende een maand na de vervaldag onbetaald zijn gebleven. 2.
Eindigen van de betalingsplicht
Pensioenreglement 2015
pagina 44 | 52
De verplichting van de aangesloten werkgever om voor een deelnemer periodieke premies of koopsommen te betalen eindigt: a.
zodra de deelnemer niet meer behoort tot de groep werknemers waarop de overeenkomst met de aangesloten werkgever betrekking heeft;
b.
zodra de overeenkomst met de aangesloten werkgever voor de groep werknemers, waartoe de deelnemer behoort, wordt beëindigd;
c.
door het overlijden van de deelnemer;
d.
door het ingaan van het ouderdomspensioen.
In de gevallen bedoeld onder a en b, is de deelnemer bevoegd de verzekering voor eigen rekening op dezelfde voorwaarden voort te zetten. De verplichting van de aangesloten werkgever om voor een deelnemer periodieke premies of koopsommen te betalen eindigt in zoverre en zodra de aanspraken welke voortvloeien uit de toepassing van hoofdstuk II in die zin gewijzigd worden dat zij geheel of gedeeltelijk samenvallen met de aanvullende aanspraken welke verzekerd zijn ingevolge dit hoofdstuk. 3.
Onjuiste gegevens Indien blijkt, dat als gevolg van het verstrekken van onjuiste gegevens aan het fonds, bij het sluiten van de verzekering van een onjuiste leeftijd dan wel van een onjuist geslacht van de verzekerde of zijn/haar echtgenote/echtgenoot/partner is uitgegaan, waardoor een te lage premie of koopsom werd overeengekomen, wordt het verzekerde pensioen herberekend en vastgesteld op basis van de juiste gegevens, rekening houdend met de overeengekomen premies en koopsommen, dan wel wordt een aanvullende koopsom gevraagd. Is er als gevolg van een onjuiste opgave een te hoge premie of koopsom betaald, dan wordt het te veel betaalde na aftrek van administratiekosten aan de aangesloten werkgever terugbetaald, tenzij het fonds in overleg met de aangesloten werkgever besluit tot een overeenkomstige herberekening als bedoeld in de vorige volzin.
4.
Vervallen van de verzekering Het fonds is bevoegd de verzekering te doen vervallen, indien blijkt dat aan het fonds of de keurende arts, indien het tweede lid van artikel 55 toegepast wordt, onjuiste opgaven of mededelingen zijn gedaan omtrent onderwerpen, die voor de beoordeling van het risico van de verzekering van belang zijn. Indien het fonds van deze bevoegdheid gebruik maakt, dan betaalt het fonds aan de aangesloten werkgever terug een bedrag gelijk aan de betaalde premies of koopsommen, onder aftrek van de door het fonds gemaakte kosten.
Pensioenreglement 2015
pagina 45 | 52
16
Inwerkingtreding
Artikel 57
Inwerkingtreding
Dit reglement is in werking getreden op 1 januari 2008 en is laatstelijk gewijzigd per 1 januari 2015.
Pensioenreglement 2015
pagina 46 | 52
Bijlage 1: Afkoopfactoren Afkoopvoeten als bedoeld in de artikelen 29 vijfde lid, 30 vierde lid, en 31 vierde lid van het pensioenreglement
Leeftijd
Uitgesteld OP
Uitgesteld PP en Ingegaan OP/PP WZP
21
5,37
1,25
30,92
22
5,50
1,29
30,74
23
5,63
1,34
30,55
24
5,77
1,38
30,36
25
5,91
1,43
30,16
26
6,05
1,48
29,95
27
6,20
1,53
29,74
28
6,34
1,58
29,52
29
6,50
1,63
29,30
30
6,65
1,68
29,06
31
6,81
1,74
28,82
32
6,97
1,79
28,58
33
7,14
1,85
28,32
34
7,31
1,91
28,06
35
7,49
1,95
27,80
36
7,66
2,01
27,52
37
7,84
2,08
27,24
38
8,03
2,14
26,94
39
8,22
2,20
26,64
40
8,41
2,27
26,33
41
8,61
2,34
26,01
42
8,82
2,41
25,69
43
9,02
2,48
25,35
44
9,24
2,55
25,00
45
9,35
2,83
24,54
46
9,57
2,91
24,18
47
9,80
2,99
23,80
48
10,04
3,07
23,42
49
10,27
3,15
23,02
50
10,52
3,23
22,62
51
10,78
3,31
22,21
52
11,04
3,39
21,79
53
11,31
3,46
21,36
54
11,59
3,54
20,92
55
11,92
3,53
20,52
56
12,22
3,60
20,07
57
12,54
3,67
19,60
58
12,86
3,74
19,14
59
13,21
3,80
18,66
60
13,48
4,00
18,09
61
13,86
4,04
17,60
Pensioenreglement 2015
pagina 47 | 52
62
14,25
4,08
17,10
63
14,66
4,11
16,60
64
15,10
4,14
16,08
65
15,60
3,89
15,60
66
15,07
3,90
15,07
67
14,54
3,90
14,54
68
14,00
3,89
14,00
69
13,46
3,87
13,46
70
12,92
3,85
12,92
71
12,37
3,82
12,37
72
11,82
3,77
11,82
73
11,27
3,71
11,27
74
10,73
3,64
10,73
75
10,34
3,24
10,34
76
9,80
3,15
9,80
77
9,28
3,04
9,28
78
8,76
2,92
8,76
79
8,25
2,79
8,25
80
7,75
2,64
7,75
81
7,28
2,49
7,28
82
6,81
2,32
6,81
83
6,37
2,15
6,37
84
5,94
1,98
5,94
85
5,85
1,03
5,85
86
5,43
0,92
5,43
87
5,04
0,80
5,04
88
4,67
0,70
4,67
89
4,32
0,59
4,32
90
4,00
0,50
4,00
Leeftijd
WZP
Verwachtte
Afkoop
0
14,45
resterende
Studerend
1
13,82
studieduur
WZP
2
13,17
4
3,84
3
12,50
3
2,92
4
11,82
2
1,97
5
11,11
1
1,00
6
10,39
7
9,65
8
8,88
9
8,10
10
7,29
11
6,46
12
5,61
13
4,74
14
3,84
15
2,92
16
1,97
17
1,00
18
0,00
Pensioenreglement 2015
pagina 48 | 52
Bijlage 2: Gemoedsbezwaarden Artikel 1 1.
Gemoedsbezwaarde werknemers
Gemoedsbezwaren De werknemer die gemoedsbezwaren heeft tegen iedere vorm van verzekering, kan door het bestuur op zijn verzoek worden vrijgesteld van de verplichtstelling.
2.
De aanvraag De vrijstelling wordt aangevraagd door het indienen van een door de aanvrager ondertekende verklaring. Deze verklaring houdt ten minste in dat de aanvrager overwegende gemoedsbezwaren heeft tegen elke vorm van verzekering en daarom noch zichzelf, noch iemand anders, noch zijn eigendommen heeft verzekerd. Uit een door de werkgever ingediende verklaring moet voorts blijken of deze ook gemoedsbezwaren heeft tegen de nakoming van de hem als werkgever opgelegde verplichtingen.
3.
Indienen van de aanvraag De in het tweede lid bedoelde verklaring wordt ingediend bij het fonds. Het fonds onderzoekt of de verklaring overeenkomstig de waarheid is.
4.
Verlenen van de vrijstelling Als de verklaring naar de mening van het fonds overeenkomstig de waarheid is, verleent het fonds de vrijstelling. Aan de vrijstelling kunnen voorwaarden worden verbonden die nodig zijn in verband met de administratie van het fonds. Aan een werkgever die heeft verklaard geen gemoedsbezwaren te hebben tegen de nakoming van de hem als werkgever opgelegde verplichtingen, kan op die grond een vrijstelling van de hem anders dan in zijn hoedanigheid van werkgever opgelegde verplichtingen niet worden geweigerd.
5.
Bewijs van vrijstelling Het fonds verstrekt een bewijs van de verleende vrijstelling. De persoon of rechtspersoon die is vrijgesteld van zijn verplichtingen als werkgever, is verplicht te zorgen dat het verstrekte bewijs van vrijstelling of een afschrift daarvan wordt en blijft opgehangen op een plaats, die vrij toegankelijk is voor alle in zijn dienst zijnde werknemers en waar deze geregeld plegen te komen, op zodanige wijze, dat van hetgeen op het desbetreffende stuk staat vermeld, gemakkelijk kan worden kennisgenomen.
6.
Spaarbijdragen De werknemer die is vrijgesteld, betaalt dezelfde bijdragen die hij verschuldigd zou zijn indien hij geen vrijstelling had, aan het fonds in de vorm van spaarbijdragen. Dit geldt ook voor de werkgever die niet is vrijgesteld, met betrekking tot de bijdragen die hij verschuldigd is voor een werknemer die wel is vrijgesteld.
7.
Omzetting in pensioenaanspraken Op basis van een verzoek van de werknemer die niet is vrijgesteld en in dienst is van een werkgever die wel is vrijgesteld, betaalt de werkgever zowel de door de werknemer als de door de werkgever verschuldigde bijdragen aan het fonds. Deze bijdragen worden aangemerkt als pensioenpremies en de werknemer verkrijgt evenredige pensioenaanspraken overeenkomstig het pensioenreglement.
8.
Spaarrekening De op grond van het zesde lid ten behoeve van een werknemer betaalde spaarbijdragen worden door het fonds geboekt op een ten name van die werknemer staande spaarrekening. Het fonds verstrekt jaarlijks aan de werknemer met een spaarrekening, een opgave van het saldo op de spaarrekening aan het eind van het voorgaande kalenderjaar. Het
Pensioenreglement 2015
pagina 49 | 52
spaarsaldo wordt jaarlijks per 1 januari verhoogd met de in het voorgaande kalenderjaar geldende rekenrente, verminderd met 0,5%punt, alsmede, indien de pensioenaanspraken op 1 oktober daaraan voorafgaand zijn verhoogd op grond van artikel 14 van het pensioenreglement met het percentage van die verhoging. 9.
Intrekken en vervallen van de vrijstelling Een vrijstelling wordt door het fonds ingetrokken: a. op verzoek van de werknemer aan wie de vrijstelling is verleend; b. als naar het oordeel van het fonds de gemoedsbezwaren op grond waarvan de vrijstelling is verleend, niet langer geacht kunnen worden te bestaan. De vrijstelling kan door het fonds worden ingetrokken als de betrokkene de bij de vrijstelling gestelde voorwaarden niet of niet behoorlijk naleeft.
10.
Gevolgen van intrekken en vervallen van de vrijstelling Door het intrekken of het vervallen van de vrijstelling wordt ten aanzien van de betrokkene de pensioenregeling volledig van kracht. Het spaarsaldo vervalt en wordt omgezet in evenredige pensioenaanspraken.
Artikel 2
1.
Uitbetaling van spaarbijdragen
Uitkeringen Het gespaarde op de spaarrekening, bedoeld in artikel 1, achtste lid, wordt vanaf de 65-jarige leeftijd in gelijke termijnen aan de werknemer uitgekeerd gedurende 15 jaar.
2.
Overlijden vóór ingang van de uitkeringen Bij het overlijden van de werknemer voordat de uitkeringen zijn ingegaan, worden de spaarbedragen in gelijke termijnen uitgekeerd aan de partner gedurende 15 jaar. Als er geen partner is, maar wel één of meer kinderen onder de 18 jaar, worden de spaarbedragen uitgekeerd aan de kinderen in de periode tussen het overlijden van de werknemer en de 18-jarige leeftijd van het jongste kind. Bij afwezigheid van een partner en kinderen worden de spaarbedragen in een bedrag ineens uitgekeerd aan de erfgenamen.
3.
Overlijden na ingang van de uitkeringen Bij het overlijden van de werknemer nadat de uitkeringen zijn ingegaan, wordt de betaling van de vastgestelde uitkeringen voor de nog resterende periode voortgezet aan de partner. Als er geen partner (meer) is, maar wel één of meer kinderen onder de 18 jaar, geschiedt de uitkering aan de kinderen in de periode tussen het overlijden van de werknemer en de 18jarige leeftijd van het jongste kind. Bij afwezigheid van een partner en kinderen wordt het nog niet uitgekeerde spaarbedrag aangewend in een bedrag ineens uitgekeerd aan de erfgenamen.
4.
Vaststelling gelijke termijnen De gelijke termijnen als bedoeld in het eerste, tweede en derde lid worden bij ingang van deze uitkeringen vastgesteld door het gespaarde bedrag te delen door de uitkeringsduur in maanden. Ingegane uitkeringen worden jaarlijks per 1 januari verhoogd met de in het voorgaande kalenderjaar geldende rekenrente, verminderd met 0,5%punt, alsmede, indien de ingegane pensioenen op 1 januari zijn verhoogd op grond van artikel 14 van het pensioenreglement met het percentage van die verhoging.
5.
Afkoop Als bij toepassing van het eerste of tweede lid de uitkering op jaarbasis niet meer bedraagt dan de afkoopgrens, wordt het spaarsaldo eenmalig uitgekeerd aan de werknemer, de partner of de kinderen.
Pensioenreglement 2015
pagina 50 | 52
Bijlage 3: Klachten- en geschillenregeling Artikel 1
1.
Klachten
Klachtenregeling Een deelnemer, gewezen deelnemer, andere aanspraakgerechtigde of pensioengerechtigde heeft het recht bij de administrateur een klacht in te dienen over de uitvoering van dit reglement. De klacht kan zowel mondeling als schriftelijk als per e-mail worden ingediend. De klacht bevat zo duidelijk mogelijk een omschrijving van de wijze van uitvoering van de werkzaamheden waarover geklaagd wordt.
2.
Behandeling van de klacht De klacht wordt als volgt afgehandeld. a.
De administrateur stuurt binnen twee werkdagen na de dag van ontvangst van de klacht aan klager een schriftelijke ontvangstbevestiging, tenzij de klacht binnen twee werkdagen kan worden afgehandeld. De ontvangstbevestiging bevat informatie over de verwachte termijn van afhandeling en geeft aan tot wie de klager zich kan wenden bij vragen.
b.
De klacht wordt in beginsel binnen tien werkdagen na de dag van ontvangst afgehandeld. Indien de klacht niet binnen deze termijn kan worden afgehandeld, deelt de administrateur dit vóór het einde van die termijn schriftelijk aan klager mee, waarbij een nieuwe afhandelingstermijn wordt vermeld.
c.
Klager kan zich ter behartiging van zijn belangen laten vertegenwoordigen door een gemachtigde.
d.
Klager wordt in de gelegenheid gesteld zijn standpunt nader toe te lichten, indien dit noodzakelijk is voor de goede afhandeling van zijn klacht.
e.
Klager heeft recht op inzage in het klachtdossier.
f.
Het oordeel over de klacht dient gebaseerd te zijn op een toereikend onderzoek en op voor klager kenbare feiten en stukken.
g.
De beslissing dient te berusten op een deugdelijke motivering en dient op alle onderdelen van de klacht in te gaan. De beslissing bevat een oordeel over de vraag of de wijze van uitvoering van de werkzaamheden waarover geklaagd wordt voldoende zorgvuldig jegens klager is geweest.
h.
Indien na een gedegen onderzoek wordt vastgesteld dat het niet mogelijk is de ware toedracht met zodanige zekerheid te achterhalen dat daarop een oordeel gebaseerd kan worden, kan het geven van een oordeel achterwege blijven.
i.
De beslissing op de klacht wordt schriftelijk aan klager meegedeeld, tenzij klager heeft aangegeven daarop geen prijs te stellen.
3.
Beroep op het bestuur Indien klager het niet eens is met de beslissing van de administrateur, heeft klager het recht in beroep te gaan bij het bestuur. Dit wordt bij de beslissing op de klacht aan klager meegedeeld. Klager kan binnen veertien dagen nadat hij over de beslissing op de klacht is geïnformeerd, schriftelijk, mondeling of per e-mail verzoeken de klacht aan het bestuur voor te leggen. Dit verzoek bevat zo duidelijk mogelijk een omschrijving van de redenen waarom naar het oordeel van klager de beslissing op de klacht niet in stand kan blijven. Het bestuur geeft een oordeel over de vraag of de beslissing op de klacht in redelijkheid genomen had kunnen worden. Klager wordt zo spoedig mogelijk op de hoogte gesteld van het besluit van het bestuur.
Pensioenreglement 2015
pagina 51 | 52
4.
Beroep op de Ombudsman Pensioenen Indien het bestuur de beslissing van de administrateur bevestigt, heeft klager het recht een beroep te doen op de Ombudsman Pensioenen. Dit wordt bij de beslissing van het bestuur aan klager meegedeeld. De klacht wordt als volgt afgehandeld. a.
De Ombudsman neemt klachten in behandeling, die betrekking hebben op de uitvoering van dit reglement.
b.
De Ombudsman neemt een klacht niet in behandeling indien: -
klager geen gebruik gemaakt heeft van de mogelijkheid een klacht in te dienen bij de administrateur, dan wel klager, indien hij het niet eens is met de beslissing van de administrateur, niet in beroep is gegaan bij het bestuur; of
-
hem bekend is dat deze in handen van een advocaat is gesteld, aan het oordeel van de rechter is onderworpen of waarin een onherroepelijke rechterlijke uitspraak is gedaan.
c.
Klachten kunnen zowel schriftelijk als mondeling aan de Ombudsman worden voorgelegd.
d.
De Ombudsman kan te allen tijde deskundigen raadplegen bij de behandeling van bij hem ingediende klachten.
e.
De Ombudsman handelt een klacht af door het geven van een schriftelijk advies dat hij uitsluitend aan klager en het bestuur ter kennis brengt.
f.
Indien het bestuur besluit het advies van de Ombudsman niet op te volgen, stelt het fonds klager daarvan schriftelijk en gemotiveerd in kennis. Het fonds verstrekt de Ombudsman een afschrift van het besluit. De Ombudsman doet daarvan mededeling aan de voorzitter van het bestuur van de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen onder overlegging van het uitgebrachte advies.
Artikel 2
1.
Geschillen
Geschillencommissie Een deelnemer, gewezen deelnemer, ander aanspraakgerechtigde of pensioengerechtigde die een geschil heeft met het fonds inzake een besluit van het bestuur, niet zijnde een besluit van algemene strekking of een besluit als bedoeld in artikel 1, kan dit geschil voorleggen aan de geschillencommissie bedoeld in artikel 26 van de statuten. De geschillencommissie brengt in een voorgelegd geschil een advies uit of bevordert een schikking tussen partijen. De werkwijze van de geschillencommissie is vastgelegd in het Reglement van de geschillencommissie.
2.
Bezwaar bij vrijstelling Degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit over vrijstelling is betrokken, kan tegen een besluit om vrijstelling te verlenen of te weigeren of in te trekken, dan wel tegen de daaraan verbonden voorwaarden, bezwaar maken bij het bestuur. Het bezwaarschrift wordt door belanghebbende ingediend binnen zes weken na de dag waarop het besluit bekend is gemaakt. Het bezwaarschrift wordt ondertekend en bevat ten minste de naam en het adres van de indiener, de dagtekening, een omschrijving van het bestreden besluit en de gronden van het bezwaar. Bij het nemen van een besluit op het bezwaarschrift wordt het bestuur geadviseerd door de Adviescommissie Bezwaarschriften vrijstellingsbesluiten.
3.
Beroep bij vrijstelling De belanghebbende kan tegen een besluit op het bezwaarschrift beroep instellen bij de rechtbank te Rotterdam, sector bestuursrecht. Het beroepschrift wordt ingediend binnen zes weken na de dag waarop het besluit bekend is gemaakt. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste de naam en het adres van de indiener, de dagtekening, een omschrijving van het bestreden besluit en de gronden van het beroep. Tevens wordt een afschrift van het bestreden besluit bijgevoegd.
Pensioenreglement 2015
pagina 52 | 52