STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE DRANKINDUSTRIE.
"Pensioenreglement III Individueel aanvullend pensioen ten behoeve van levenslang ouderdomspensioen
1
INHOUDSOPGAVE HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN .................................................................................................................. 3 Artikel 1.1 Inleidende bepalingen ......................................................................................................... 3 Artikel 1.2 Begripsbepalingen .............................................................................................................. 3 Artikel 1.3 Karakter van de pensioenregeling ...................................................................................... 4 HOOFDSTUK 2 AANSPRAKEN ............................................................................................................. 4 Artikel 2.1 Aanspraken op aanvullend pensioen.................................................................................. 4 Artikel 2.2 Aanvullend ouderdomspensioen ........................................................................................ 5 Artikel 2.3 Aanvullend partnerpensioen en wezenpensioen ................................................................ 5 Artikel 2.4 Aanvullend bijzonder partnerpensioen ............................................................................... 6 Artikel 2.5 Regeling bij beëindiging van de deelneming voor de pensioeningangsdatum .................. 6 Artikel 2.6 Verevening pensioenrechten bij scheiding ......................................................................... 6 HOOFDSTUK 3 PREMIE EN RENDEMENT .......................................................................................... 7 Artikel 3.1 Premie en fiscaal beschikbare ruimte voor de aanvullende pensioenregeling .................. 7 Artikel 3.2 Minimum maand- en jaarbedrag en kosteninhouding ........................................................ 9 Artikel 3.3 Inhaalruimte ........................................................................................................................ 9 Artikel 3.4 Beleggingsresultaat en aangroei van het pensioenkapitaal ............................................... 9 HOOFDSTUK 4 ALGEMENE EN WETTELIJKE BEPALINGEN .......................................................... 10 Artikel 4.1 Wijziging of intrekking van de regeling Individueel aanvullend pensioen ......................... 10 Artikel 4.2 Uitreiking van een exemplaar van het Individueel aanvullend pensioenreglement .......... 10 Artikel 4.3 Verplichtingen van de belanghebbende ........................................................................... 10 Artikel 4.4 Verplichtingen ................................................................................................................... 10 Artikel 4.5 Afwijkende regeling ........................................................................................................... 11 Artikel 4.6 Onvoorziene gevallen ....................................................................................................... 11 Artikel 4.7 Slotbepalingen .................................................................................................................. 11 Artikel 4.8 Inwerkingtreding................................................................................................................ 12 Artikel 4.9 Citeertitel ........................................................................................................................... 12
2
HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN Artikel 1.1 Inleidende bepalingen 1.
Voor de deelnemer aan de basispensioenregeling van het fonds bestaat de mogelijkheid om bij het fonds een individuele aanvullende pensioenregeling af te sluiten conform het bepaalde in dit individueel aanvullende pensioenreglement.
2.
De deelnemer maakt aan zijn werkgever kenbaar dat hij wil deelnemen aan de pensioenregeling Individueel aanvullend pensioen en meldt zich aan bij het fonds. De aanmelding geschiedt door middel van een door hem en zijn werkgever ondertekend aanmeldingsformulier.
3.
Op grond van de in dit pensioenreglement vastgelegde pensioenregeling kan de deelnemer door middel van premiebetaling een pensioenkapitaal opbouwen. De hoogte van het pensioenkapitaal is afhankelijk van de ingelegde premies verminderd met kosten en vermeerderd met het gerealiseerde IAP-rendement. Bij beëindiging van de deelname aan de basispensioenregeling voor de pensioeningangsdatum dan wel op pensioeningangsdatum worden met het pensioenkapitaal pensioenaanspraken, respectievelijk pensioenrechten in de basispensioenregeling ingekocht.
4.
Tenzij in dit individueel aanvullend pensioenreglement anders is bepaald gelden de bepalingen van het pensioenreglement I, met uitzondering van de hoofdstukken 10 en 11. Voor situaties waarin dit individueel aanvullend pensioenreglement niet voorziet, is derhalve het bepaalde in het pensioenreglement I van toepassing.
5. Pensioenreglement II is niet van toepassing op dit individueel aanvullend pensioenreglement. Artikel 1.2 Begripsbepalingen In aanvulling op dan wel in afwijking van het pensioenreglement worden in dit individueel aanvullend pensioenreglement aangemerkt als: a.
Pensioenreglement: Pensioenreglement I
b.
Basispensioenregeling: De basispensioenregeling van het fonds zoals neergelegd in het pensioenreglement.
c.
Individueel aanvullend pensioen: De pensioenregeling zoals geregeld in dit individueel aanvullend pensioenreglement.
d.
Pensioengevend salaris: Het totale jaarsalaris in enig jaar, met uitzondering van het genot van een ter beschikking gestelde auto.
e.
Maximum loon: Het maximum loon als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid van pensioenreglement I.
f.
AOW-inbouw: Het AOW-bedrag in enig jaar, als bedoeld in artikel 18a, lid 8, van de Wet op de loonbelasting 1964.
g.
IAP-rendement: het 5 jaarslijkse voortschrijdend fondsrendement onder aftrek van een 0,5% punt. Voor het 5jaarslijkse voortschrijdend fondsrendement wordt uitgegaan van het gemiddelde fondsrendement van de 5 jaren voorafgaande van het betreffende jaar. Indien het 5- jaarlijkse fondsrendement negatief is wordt het rendement op nul gesteld.
3
h.
Pensioenkapitaal: Het voor inkoop van pensioenen beschikbare pensioenkapitaal dat is opgebouwd uit de door de deelnemer ingelegde premies verminderd met kosten en vermeerderd met het gerealiseerde IAPrendement gedurende de looptijd van de verzekering.
i.
Administrateur: De door het bestuur van het fonds benoemde administrateur.
j.
Het fonds: De Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie.
Artikel 1.3 Karakter van de pensioenregeling Deze pensioenregeling heeft het karakter van een premieovereenkomst in de zin van artikel 10 van de Pensioenwet.
HOOFDSTUK 2 AANSPRAKEN
Artikel 2.1 Aanspraken op aanvullend pensioen 1. Elke deelnemer aan de basispensioenregeling van het fonds die aan zijn werkgever kenbaar heeft gemaakt te willen deelnemen aan de Individueel aanvullend pensioenregeling en bij het fonds als deelnemer is aangemeld, kan een premie inleggen conform artikel 3.1. Met deze premie wordt een pensioenkapitaal opgebouwd. Met het in het voorgaande lid en in artikel 2.2 bedoelde pensioenkapitaal worden bij beëindiging van de deelname aan de basispensioenregeling voor de pensioeningangsdatum dan wel op de pensioeningangsdatum pensioenaanspraken, respectievelijk pensioenrechten in de basispensioenregeling ingekocht, overeenkomstig de bepalingen in dit reglement. 2. In afwijking van het vorige lid van dit artikel kan de (gewezen) deelnemer het fonds verzoeken om de waarde van zijn pensioenaanspraken per de pensioendatum rechtsreeks over te dragen aan een andere pensioenuitvoerder als bedoeld in artikel 80, eerste lid van de Pensioenwet, mits de partner die begunstigde is voor het partnerpensioen instemt met de overdracht van de waarde van de aanspraak op partnerpensioen. 3.
Indien de deelnemer vóór het bereiken van de pensioeningangsdatum komt te overlijden met nalaten van een partner of kinderen dan wordt het pensioenkapitaal aangewend conform het bepaalde in artikel 2.3 van dit individueel aanvullend pensioenreglement.
4.
Indien de deelnemer vóór het bereiken van de pensioeningangsdatum komt te overlijden zonder nalaten van een partner en kinderen, vervalt het ten behoeve van de betreffende deelnemer aanwezige pensioenkapitaal aan het fonds.
5.
De opbouw en de financiering van de pensioenaanspraken uit hoofde van de regeling Individueel aanvullend pensioen vinden gedurende het deelnemerschap ten minste evenredig in de tijd plaats.
4
Artikel 2.2 Aanvullend ouderdomspensioen 1.
Het voor inkoop van pensioenen beschikbare pensioenkapitaal is gelijk aan het opgebouwde pensioenkapitaal uit de door de deelnemer ingelegde premies verminderd met kosten en vermeerderd met het gerealiseerde IAP-rendement gedurende de looptijd van de verzekering.
2.
Met dit beschikbare pensioenkapitaal worden op de pensioeningangsdatum bij het fonds pensioenrechten ingekocht overeenkomstig de bepalingen van het op de deelnemer van toepassing zijnde pensioenreglement van de basispensioenregeling, tenzij artikel 2.1, tweede lid van toepassing is. De hoogte van de pensioenrechten is afhankelijk van de hoogte van het pensioenkapitaal op het tijdstip onmiddellijk voorafgaande aan de pensioeningangsdatum en wordt vastgesteld op basis van de door het bestuur in overleg met de actuaris vastgestelde grondslagen.
3. a. Indien op de pensioeningangsdatum het aan te kopen levenslange ouderdomspensioen vermeerderd met aanspraken op levenslang ouderdomspensioen uit de basispensioenregeling (met inbegrip van de AOW-inbouw in dat jaar), meer bedraagt dan 100% van het laatstgenoten pensioengevend salaris zal het meerdere in één keer aan de deelnemer worden uitgekeerd. De uitkering ineens wordt aangemerkt als loon uit tegenwoordige dienstbetrekking van de deelnemer en wordt geacht te zijn genoten op het tijdstip onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van ingang van het pensioen. b. Het bepaalde onder a vindt geen toepassing indien de overschrijding van het maximum van 100% het gevolg is van de in artikel 18d van de Wet op de loonbelasting 1964 genoemde oorzaken.
Artikel 2.3 Aanvullend partnerpensioen en wezenpensioen 1. Indien de deelnemer vóór het bereiken van de pensioendatum komt te overlijden met nalaten van een partner verkrijgt de partner een aanspraak op een levenslang partnerpensioen. Hiertoe wordt het saldo van het pensioenkapitaal van de deelnemer aangewend ter verhoging van het levenslang partnerpensioen uit de basispensioenregeling van het fonds. De hoogte van het partnerpensioen is afhankelijk van het pensioenkapitaal op het tijdstip onmiddellijk voorafgaande aan het overlijden van de deelnemer en wordt vastgesteld op basis van de door het bestuur in overleg met de actuaris vastgestelde grondslagen. 2. a. Indien op de ingangsdatum het aldus aan te kopen partnerpensioen vermeerderd met aanspraken op partnerpensioen uit de basispensioenregeling (met inbegrip van 70% van de AOW voor een gehuwde zonder toeslag als omschreven in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, en zesde lid, van de AOW) meer bedraagt dan 70% van het te bereiken pensioengevend salaris, zal het meerdere in één keer aan de partner worden uitgekeerd. De uitkering ineens wordt aangemerkt als loon uit tegenwoordige dienstbetrekking van de partner en wordt geacht te zijn genoten op het tijdstip onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van ingang van het partnerpensioen. b. Het bepaalde onder a vindt geen toepassing indien de overschrijding van het maximum van 70% het gevolg is van de in artikel 18d van de Wet op de loonbelasting 1964 genoemde oorzaken. 3.
Indien de deelnemer met kinderen vóór het bereiken van de pensioendatum tegelijkertijd met zijn partner, dan wel zonder nalaten van een partner komt te overlijden, wordt het pensioenkapitaal aangewend ter verhoging van het wezenpensioen uit de basispensioenregeling van het fonds. De hoogte van het wezenpensioen is afhankelijk van het pensioenkapitaal op het tijdstip onmiddellijk voorafgaande aan het overlijden van de deelnemer en wordt vastgesteld op basis van de door het bestuur in overleg met de actuaris vastgestelde grondslagen.
5
4. a. Indien op de ingangsdatum het aan te kopen wezenpensioen vermeerderd met aanspraken op wezenpensioen uit de basispensioenregeling (met inbegrip van 14% van de AOWvoor een gehuwde zonder toeslag) meer bedraagt dan 14% (voor volle wezen 28%) van het te bereiken pensioengevend salaris, zal het meerdere in één keer naar evenredigheid aan de wezen worden uitgekeerd. De uitkering ineens wordt aangemerkt als loon uit tegenwoordige dienstbetrekking van de wezen en wordt geacht te zijn genoten op het tijdstip onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van ingang van het wezenpensioen . b. Het bepaalde onder a vindt geen toepassing indien de overschrijding van het maximum van 14% (voor volle wezen 28% ) het gevolg is van de in artikel 18d van de Wet op de loonbelasting 1964 genoemde oorzaken.
Artikel 2.4 Aanvullend bijzonder partnerpensioen 1.
De gewezen partner heeft in geval van scheiding recht op bijzonder partnerpensioen. Het bijzonder partnerpensioen is gelijk aan het partnerpensioen dat de deelnemer zou hebben verkregen, indien op de datum van scheiding zijn deelname aan deze pensioenregeling zou zijn beëindigd.
2.
Het bijzonder partnerpensioen wordt in de basispensioenregeling ingekocht. De hiervoor benodigde koopsom wordt vastgesteld op basis van de door het bestuur in overleg met de actuaris vastgestelde grondslag. De koopsom voor het bijzonder partnerpensioen komt ten laste van het op het moment van scheiding opgebouwde pensioenkapitaal.
3.
Geen aanspraak op bijzonder partnerpensioen krachtens dit artikel heeft degene die gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid tot conversie van de aanspraak op bijzonder partnerpensioen als bedoeld in artikel 2.6 lid 6.
4.
Van het recht op bijzonder partnerpensioen kan worden afgezien bij huwelijkse voorwaarden, in de voorwaarden van een geregistreerd partnerschap, het samenlevingscontract of in een overeenkomst met het oog op de echtscheiding c.q. beëindiging van een geregistreerd partnerschap dan wel beëindiging van samenleving . Dit is slechts geldig indien hiervan aan het fonds mededeling is gedaan en het fonds zich bereid heeft verklaard het afwijkende pensioenrisico te dekken.
Artikel 2.5 Beëindiging van de deelneming voor de pensioeningangsdatum Bij beëindiging van de deelneming voor de pensioeningangsdatum worden met het opgebouwde pensioenkapitaal pensioenaanspraken in de basispensioenregeling ingekocht, tenzij artikel 2.1, tweede lid van toepassing is. Het bepaalde in de vorige volzin vindt geen toepassing indien de deelnemer gebruik maakt van zijn wettelijk recht op waardeoverdracht.
Artikel 2.6 Verevening pensioenrechten bij scheiding 1.
Dit artikel is van toepassing in geval van scheiding, indien en voor zover de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding van toepassing is.
2.
Onder scheiding wordt in dit artikel verstaan:
6
Echtscheiding, scheiding van tafel en bed en beëindiging van de registratie van de partnerrelatie, anders dan wegens dood of vermissing of omzetting van het geregistreerd partnerschap in een huwelijk. 3.
Voor de toepassing van dit artikel geldt als scheidingsdatum: a. in geval van echtscheiding dan wel beëindiging van het geregistreerd partnerschap anders dan door dood of vermissing of omzetting van het geregistreerd partnerschap in een huwelijk: de datum van inschrijving van de beschikking in de registers van de burgerlijke stand; b. in geval van scheiding van tafel en bed: de datum van inschrijving van de beschikking in het huwelijksgoederenregister, aangewezen in artikel 116 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
4.
Het pensioenkapitaal als bedoeld in artikel 2.2, voor zover dat resteert na toepassing van artikel 2.4, wordt als volgt verdeeld: de partner van de deelnemer behoudt het recht op uitbetaling van dat deel van het ouderdomspensioen dat betrekking heeft op de helft van het tijdens de huwelijkse periode of de periode van geregistreerd partnerschap tot aan de vereveningsdatum opgebouwde pensioenkapitaal. Deze verdeling is niet van toepassing op de deelnemer die voldoet aan de voorwaarden zoals genoemd in het vijfde lid van dit artikel.
5.
Als in de huwelijkse voorwaarden of de voorwaarden van een geregistreerd partnerschap dan wel in een bij een geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de echtscheiding c.q. de beëindiging van het geregistreerd partnerschap de toepasselijkheid van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding is uitgesloten of een andere verdeling dan de standaardverdeling uit lid 4 is of wordt overeengekomen, dient het fonds een gewaarmerkte kopie te ontvangen van de akte waarin die andere verdeling is vastgelegd.
6.
Als in de huwelijkse voorwaarden of de voorwaarden van een geregistreerd partnerschap dan wel in een bij een geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de echtscheiding c.q. de beëindiging van het geregistreerd partnerschap is overeengekomen dat het recht van de expartner op uitbetaling van een deel van het ouderdomspensioen tezamen met het recht op bijzonder partnerpensioen conform artikel 2.4 wordt geconverteerd in een recht op eigen ouderdomspensioen op naam van de ex-partner onder de voorwaarden als omschreven in artikel 5 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding, is deze overeenkomst slechts geldig indien het fonds zijn schriftelijke goedkeuring aan deze conversie hecht. Het bestuur van het fonds kan aan zijn goedkeuring voorwaarden verbinden.
7.
Ingevolge het recht op verevening ontstaat jegens het fonds een recht op uitbetaling van een deel van elk van de uit te betalen termijnen van het pensioen, mits van de scheiding en het tijdstip van scheiding binnen een termijn van twee jaar na het tijdstip van die scheiding door één van beide partners mededeling is gedaan aan het fonds, door middel van een formulier als bedoeld in artikel 2 lid 2 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.
HOOFDSTUK 3 PREMIE EN RENDEMENT
Artikel 3.1 Premie en fiscaal beschikbare ruimte voor de aanvullende pensioenregeling 1.
De premie wordt vastgesteld aan de hand van de premiestaffels A en B als bedoeld in het vierde lid van dit artikel. De werkgever houdt de door de deelnemer verschuldigde premie in op het salaris van de deelnemer en draagt de totale premie af aan het fonds.
2.
De premie wordt zodanig vastgesteld dat deze niet zal leiden tot fiscaal bovenmatige pensioenaanspraken. De premiebetaling eindigt uiterlijk op de pensioendatum.
7
3.
Bij deeltijdwerk worden de hierna in lid 4 bedoelde maximum loon vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller wordt gesteld op het normale aantal arbeidsuren per week en de noemer gelijk is aan het aantal uren van de voor de deelnemer (gemiddeld) per week geldende arbeidstijd c.q. arbeidsduur.
4.
De hoogte van de door een deelnemer voor opbouw van pensioenkapitaal aan te wenden Maximale pensioenpremie wordt bepaald aan de hand van navolgende staffels A en B met bijbehorende pensioengrondslagen, als volgt:
PREMIESTAFFEL A Leeftijd deelnemer 20-24 25-29 30-34 35-39 40-44 45-49 50-54 55-59 60-64
Premiepercentage van pensioengrondslag 7,0% 8,4% 10,1% 12,2% 14,7% 17,7% 21,4% 25,9% 31,7%
De op grond van staffel A fiscaal maximale premie die een deelnemer kan benutten voor de opbouw van pensioenkapitaal in enig jaar wordt gevonden door het percentage uit staffel A behorende bij de leeftijd van de deelnemer te vermenigvuldigen met: a. het verschil tussen de franchise in de basispensioenregeling van het fonds (2013: €19.105,--) en de fiscaal minimaal voorgeschreven franchise (2013: € 13.227,--). De pensioengrondslag in 2013 behorende bij staffel A bedraagt derhalve maximaal € 5.878,-; b. het pensioengevend salaris voor zover dit meer bedraagt dan het maximumloon waarover door de deelnemer in de basispensioenregeling van het fonds pensioen wordt opgebouwd (maximumloon bedraagt in 2013: € 50.853,--); c.
het variabel loon waarover in de basispensioenregeling geen pensioen wordt opgebouwd.
PREMIESTAFFEL B Leeftijd deelnemer 22-24 25-29 30-34 35-39 40-44 45-49 50-54 55-59 60-64
Premiepercentage van pensioengrondslag 1,5% 1,9% 2,2% 2,7% 3,3% 3,9% 4,8% 5,8% 7,1%
Maximumloon De op grond van staffel B fiscaal maximaal premie die een deelnemer kan benutten voor de opbouw van pensioenkapitaal in enig jaar wordt gevonden door het percentage uit staffel B behorende bij de leeftijd van de deelnemer te vermenigvuldigen met het pensioengevend loon van de deelnemer uit de
8
basispensioenregeling voor zover dat ligt tussen de franchise in de basispensioenregeling van het fonds (2013: € 19.105,--) en het maximum loon waarover door de deelnemer in de basispensioenregeling van het fonds pensioen wordt opgebouwd (2013: € 50.853,--). De pensioengrondslag in 2013 behorende bij staffel B bedraagt derhalve maximaal € 31.748,--.
Artikel 3.2 Minimum maand- en jaarbedrag en kosteninhouding 1.
Indien de premie als bedoeld in artikel 3.1 wordt herleid tot een maandbedrag, dan geldt een minimum van € 50,-- per maand. Indien de premie lager is dan € 50,-- is maandelijkse premiebetaling niet mogelijk. De hoogte van de maandelijkse premiebetaling wordt door de deelnemer bij aanvang van de deelname en vervolgens per 1 januari van elk jaar bepaald. De hoogte van de maandelijkse stortingen kan gedurende het lopende verzekeringsjaar niet worden gewijzigd. Een eventuele wijziging in de hoogte van de premie voor het opvolgende jaar wordt door de deelnemer minimaal 6 weken voor 1 januari van dat opvolgende jaar aan de administrateur meegedeeld.
2.
Indien de premie worden vastgesteld op een eenmalige (jaarlijkse) premiebetaling, geldt een minimum van € 600,--. De storting kan alleen plaatsvinden in de maand december van het lopende verzekeringsjaar. Indien eenmalige premie lager is dan € 600,-- is eenmalige premiebetaling niet mogelijk.
3.
Op iedere gestorte koopsom wordt 8% administratiekosten ingehouden. Daarnaast wordt jaarlijks 0,5% punt van het rendement ingehouden op het opgebouwde kapitaal.
Artikel 3.3 Inhaalruimte 1. Indien een deelnemer in voorafgaande jaren van deelneming aan deze regeling minder aan deze pensioenregeling heeft bijgedragen dan conform staffels A en B zou zijn toegestaan, bestaat de mogelijkheid om niet benutte jaarruimtes in opvolgende jaren alsnog te benutten en de daarmee gemoeide premie in deze pensioenregeling in te brengen; in dat geval maakt de deelnemer gebruik van de zogenoemde inhaalruimte. 2. De inhaalruimte wordt gevonden door de premiegrondslag die gold in het jaar waarin minder is gestort dan conform staffel A en B was toegestaan, te vermenigvuldigen met het premiepercentage dat behoorde bij de leeftijd van de deelnemer in dat jaar. De eventueel eerder gestorte premies voor dat jaar komen hierop in mindering. De aldus berekende beschikbare premie zal worden opgerent met 4% per deelnemersjaar tot aan het jaar van afstorten conform punt 4 letter j van het besluit van het Ministerie van Financiën van 23 oktober 2007, nr. CPP2007/552M. 3. Het betalen van beschikbare premie ter benutting van de inhaalruimte geschiedt door middel van het storten van een koopsom. De te storten koopsom bedraagt ten minste € 600,-- . De deelnemer heeft de mogelijkheid meerdere stortingen per jaar te doen.
Artikel 3.4 Beleggingsresultaat en aangroei van het pensioenkapitaal 1.
De ten behoeve van de deelnemers afgedragen premies worden door het fonds belegd. Het fonds stelt jaarlijks het gerealiseerde IAP-rendement vast.
2.
Het ten behoeve van de deelnemer gevormde pensioenkapitaal wordt op 31 december van ieder jaar verhoogd met het gerealiseerde IAP-rendement.
9
3.
Jaarlijks verstrekt het fonds aan de deelnemer een opgave van het pensioenkapitaal en een opgave van de waardeveranderingen in het pensioenkapitaal behorend bij de respectievelijke jaren van deelneming in de regeling Individueel aanvullend pensioen. Tevens verstrekt het fonds een indicatie van het pensioenkapitaal als bedoeld in artikel 8 lid 2 Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling.
HOOFDSTUK 4 ALGEMENE EN WETTELIJKE BEPALINGEN
Artikel 4.1 Wijziging of intrekking van de regeling Individueel aanvullend pensioen 1.
Het fonds kan de regeling Individueel aanvullend pensioen wijzigen of intrekken. Zij kan dit doen, wanneer: a. wettelijke regelingen hiertoe aanleiding geven; b. de verplichtstelling van het fonds komt te vervallen; c. wijziging van de basispensioenregeling dit noodzakelijk maakt of hiertoe verplicht; d. het bestuur van het fonds dit wenselijk acht.
2. Bij intrekking van de pensioenregeling wordt met het ten tijde van deze intrekking opgebouwde pensioenkapitaal een premievrije aanspraak op ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen in de basispensioenregeling ingekocht, tenzij artikel 2.1, tweede lid van toepassing is.
Artikel 4.2 Uitreiking van een exemplaar van het Individueel aanvullend pensioenreglement Het fonds verstrekt aan de deelnemer een exemplaar van dit individueel aanvullend pensioenreglement. Wanneer dit Individueel aanvullend pensioenreglement wordt gewijzigd, verstrekt het fonds de deelnemer een gewijzigd Individueel aanvullend pensioenreglement of een aanvulling op het Individueel aanvullend pensioenreglement.
Artikel 4.3 Verplichtingen van de belanghebbende De persoon, die aanspraak op pensioen ontleent aan de bepalingen van dit individueel aanvullend pensioenreglement, is verplicht mee te werken aan een juiste uitvoering daarvan. Dit houdt met name in dat hij/zij verplicht is alle inlichtingen en gegevens te verstrekken aan de werkgever en de administrateur die deze nodig achten voor een goede uitvoering van dit individueel aanvullend pensioenreglement. De deelnemer is aansprakelijk voor de gevolgen voortvloeiende uit een onjuiste opgave van de betreffende gegevens. Artikel 4.4 Verplichtingen De werkgever, de deelnemer en de pensioengerechtigde zijn verplicht alle gegevens die het fonds nodig heeft voor een juiste uitvoering van deze regeling bij het fonds aan te leveren op de door het fonds aangegeven wijze. Bovendien dienen de door de werkgever toegezegde (aanvullende) pensioenregelingen door hem bij het fonds te worden aangemeld.
10
Artikel 4.5 Afwijkende regeling In bijzondere gevallen kan het fonds afwijken van hetgeen in dit individueel aanvullend pensioenreglement is bepaald.
Artikel 4.6 Onvoorziene gevallen Het fonds beslist over alle gevallen waarin dit individueel aanvullende pensioenreglement niet voorziet.
Artikel 4.7 Slotbepalingen 1.
Een aanspraak op pensioen kan niet bij overeenkomst tussen de (gewezen) deelnemer en het fonds worden verminderd zonder schriftelijke toestemming van de partner. Dit geldt niet als de vermindering het gevolg is van een wettelijke bepaling.
2.
De pensioenrechten of -aanspraken ingevolge de regeling kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet.
3.
Verpanding is toegestaan voor het verlenen van zekerheid voor het verkrijgen van uitstel van betaling als bedoeld in artikel 25, lid 5 van de Invorderingswet 1990.
4.
Vervreemding is toegestaan op grond van artikel 57, lid 5 van de Pensioenwet.
5.
Volmacht tot invordering van uitkeringen uit hoofde van een pensioenrecht, onder welke vorm of welke benaming ook verleend, is steeds herroepelijk.
6.
Beslag op pensioen is slechts mogelijk indien en voor zover dit wettelijk is toegestaan.
7.
In geval van beslaglegging op pensioen is het fonds bevoegd de daarmee gepaard gaande kosten geheel of gedeeltelijk bij de pensioengerechtigde in rekening te brengen, al dan niet door verrekening met dat pensioen.
8.
Elk beding, strijdig met het bepaalde in een van de voorgaande leden van dit artikel, is ten opzichte van het fonds nietig.
9.
Bij de vaststelling van pensioenen en aanspraken worden de in de Wet op de loonbelasting 1964 aangegeven maxima en begrenzingen mee in aanmerking genomen.
10. Deelnemer en zijn werkgever dienen er gezamenlijk zorg voor te dragen dat de af te dragen premie´s als bedoeld in artikel 3.1 zodanig worden beperkt dat deze niet zullen leiden tot fiscaal bovenmatige pensioenaanspraken, rekening houdend met de pensioenregelingen uit hoofde van het pensioenreglement en eventuele aanvullende pensioentoezeggingen bij het fonds of elders. De deelnemer is zelf aansprakelijk voor de eventuele gevolgen voor een fiscale bovenmatigheid van de aan hem toekomende pensioenaanspraken dan wel pensioenrechten.
11
Artikel 4.8 Inwerkingtreding Dit pensioenreglement is in werking getreden op 1 januari 2008 .
Artikel 4.9 Citeertitel Dit reglement kan worden aangehaald als “individueel aanvullend pensioenreglement III”.”
12