Actuarieel rapport boekjaar 2009
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie 22 juni 2010
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
ii
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1: Samenvatting ...............................................................................................................................3 1.1
Inleiding.........................................................................................................................................3
1.2
Doel ...............................................................................................................................................3
1.3
Bevindingen..................................................................................................................................4
1.4
Oordeel .........................................................................................................................................9
1.5
Opmerkingen................................................................................................................................9
1.6
Kengetallen ............................................................................................................................... 12
Hoofdstuk 2: Technische voorzieningen (artikel 126 en 127) ............................................................... 13 2.1
Gegevens en accountantscontrole........................................................................................ 13
2.2
Berekeningsmethode en waarderingsgrondslagen ............................................................ 13
2.3
Technische voorzieningen ...................................................................................................... 15
2.4
Verloop van de technische voorzieningen ........................................................................... 16
2.5
Verloop van de weerstandsreserve....................................................................................... 17
2.6
Verloop van de extra reserve ................................................................................................. 17
Hoofdstuk 3: Premie (artikel 128 t/m 130 PW) ........................................................................................... 19 3.1
Kostendekkende, gedempte en ontvangen premie 2009 .................................................. 19
3.2
Premiekorting en premieterugstorting ................................................................................... 22
Hoofdstuk 4: Beoordeling financiële positie (artikel 131 t/m 133) ....................................................... 23 4.1
Analyse van het resultaat........................................................................................................ 23
4.2
Dekkingsgraad .......................................................................................................................... 24
4.3
Minimaal vereist eigen vermogen en vereist eigen vermogen.......................................... 24
4.4
Toeslagruimte ........................................................................................................................... 25
4.5
Continuïteitsanalyse................................................................................................................. 26
Hoofdstuk 5: Korting pensioenaanspraken en pensioenrechten (artikel 134 PW) ......................... 27 Hoofdstuk 6: Beleggingsbeleid en leningen (artikel 135 en 136 PW) ................................................. 29 6.1
Beleggingsbeleid (artikel 135 PW) ........................................................................................ 29
6.2
Leningen (artikel 136 PW) ...................................................................................................... 29
Hoofdstuk 7: Toeslagbeleid (artikel 137 PW) ............................................................................................. 31 Hoofdstuk 8: Herstelplan (artikel 138 t/m 140 PW): ................................................................................. 33
22 juni 2010
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
ii
8.1
Langetermijnherstelplan (artikel 138).................................................................................... 33
8.2
Ingrijpende wijzigingen tijdens uitvoering langetermijnherstelplan (artikel 139) ............ 33
8.3
Kortetermijnherstelplan (artikel 140) ..................................................................................... 33
8.4
Evaluatie van het korte termijn en lange termijn herstelplan............................................. 34
Bijlage A: Samenstelling en verloop van de TV....................................................................................... 35 Bijlage B: Balans en staat van baten en lasten ....................................................................................... 37 B.1
Balans ........................................................................................................................................ 37
B.2
Staat van baten en lasten ....................................................................................................... 38
Bijlage C: Actuariële analyse van het resultaat ....................................................................................... 39 Bijlage D: Toelichting op vaststelling vereist eigen vermogen .............................................................. 43 D.1
Inleiding...................................................................................................................................... 43
D.2
Vaststelling vereist eigen vermogen ..................................................................................... 43
Bijlage E: Prudent-Personregel (nader uitgewerkt)................................................................................. 49 Bijlage F: Nominale en reële marktrente................................................................................................... 53 Bijlage G: Ervaringssterfte........................................................................................................................... 57
22 juni 2010
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
Hoofdstuk 1: Samenvatting Alle bedragen luiden in duizenden euro’s tenzij anders vermeld.
1.1
Inleiding
Het bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie heeft Towers Watson B.V. opdracht gegeven om de certificerende werkzaamheden voor het boekjaar 2009 te verrichten. Deze werkzaamheden zijn beschreven in een service level agreement (SLA). In dit kader is een actuariële verklaring afgegeven. De actuariële verklaring is gebaseerd op de jaarrekening gedateerd 22 juni 2010. Met de brief van 22 juni 2010 heeft de externe accountant van het pensioenfonds verklaard dat de basisgegevens, waaronder begrepen de tot de balansdatum opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten, in het kader van diens controle van de jaarrekening op juistheid en volledigheid zijn beoordeeld en goedgekeurd. De administratieve basisgegevens zijn aangeleverd door de administrateur van het pensioenfonds De actuariële gegevens zoals de technische voorzieningen en actuariële analyse zijn eveneens aangeleverd door de administrateur van het pensioenfonds. De gegevens met betrekking tot de kostendekkende premie zijn aangeleverd door de actuariële adviseur van het pensioenfonds.
1.2
Doel
Dit rapport voldoet aan de “Richtlijnen voor rapportering door de certificerend actuaris van een verzekeringsinstelling” van het Actuarieel Genootschap (AG) en is bedoeld om inzicht te verschaffen in de ontwikkeling van de financiële positie van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie in het boekjaar en in het bijzonder de financiële positie van het pensioenfonds per 31 december 2009. Daartoe beoordelen wij of voldaan is aan artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet (PW). Voor deze beoordeling worden onder andere de volgende aspecten getoetst:
de technische voorzieningen (TV) op basis van het Financieel Toetsingskader (FTK) voor pensioenfondsen;
de kostendekkendheid van de premie;
het resultaat over het boekjaar;
de toereikendheid van de middelen van het pensioenfonds;
de voortgang van het korte termijn en lange termijn herstelplan;
de mate waarin pensioenen geïndexeerd kunnen worden;
of er in geval van een premiekorting consistentie is tussen gewekte verwachtingen, financiering en realisatie van voorwaardelijke toeslagen;
22 juni 2010
3
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
1.3
4
of het beleggingsbeleid in overeenstemming is met de prudent-personregel.
Bevindingen
In onze bevindingen gaan wij in op ons oordeel op de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. Technische voorzieningen (artikel 126 en 127) In dit rapport worden de volgende voorzieningen gehanteerd: Tabel 1.1 – De diverse TV in dit rapport Naam TV nominaal
Bedrag Doel 315.356 Jaarrekening, solvabiliteitstoets en toeslagruimte
TV reëel, met dien verstande dat voorwaardelijke toeslagen als onvoorwaardelijk worden behandeld
525.828 Toeslagruimte
Marktrente De TV zijn vastgesteld op basis van de termijnstructuur van de nominale marktrente. Deze kwam einde 2009 voor dit fonds ongeveer overeen met een vaste rekenrente van 3,9% (vorig boekjaar: 3,5%). Sterftetrend Voorts is bij de vaststelling van de TV rekening gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. Tevens is er een correctie op de overlevingskansen toegepast om het verschil tussen de overlevingskansen van de beroepsbevolking en de gehele bevolking in aanmerking te nemen door toepassing van (de Watson Wyatt 2008) ervaringssterfte. Het bestuur van het pensioenfonds heeft in 2010 het besluit genomen om (vooruitlopend op de nieuw te publiceren Prognosetafel van het Actuarieel Genootschap) bij de vaststelling van de TV per 31 december 2009 rekening te houden met een opslag voor actuele sterfteontwikkelingen van 4%. Kostenvoorziening en kostenopslag Daarnaast moet in de TV een toereikende voorziening voor kosten zijn opgenomen. Het fonds hanteert een kostenvoorziening van 2% van de netto TV. Aan de vaststelling van de hoogte van de kostenvoorziening ligt geen onderzoek ten grondslag. Derhalve kunnen wij geen uitspraak doen ten aanzien van de toereikendheid van deze kostenvoorziening. Wij hebben begrepen dat de hoogte van de kostenvoorziening in 2010 nader wordt onderzocht, rekening houdend met de kostenstructuur van de nieuwe pensioenuitvoerder. In het verlengde van het voorgaande hebben wij geconstateerd dat in 2009 een negatief resultaat op kosten is ontstaan. Dit betekent dat de werkelijke kosten in 2009 hoger waren dan de veronderstelde marge die begrepen is in de pensioenpremie plus de vrijval van de excasso-opslag als gevolg van de uitkeringen, (reguliere) waardeoverdrachten en afkopen.
22 juni 2010
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
5
De werkelijke kosten in 2009 waren tevens hoger ten opzichte van 2008, met name veroorzaakt door de conversie van de pensioenadministratie naar de nieuwe pensioenuitvoerder. Wij hebben begrepen dat bij het onderzoek naar de kostenvoorziening tevens de opslag voor uitvoeringskosten in de premie in aanmerking wordt genomen. Volledigheidshalve merken wij op dat de huidige marge in de premie (het verschil tussen de feitelijke en de minimaal te ontvangen bijdrage) in boekjaar 2009 nog voldoende is om de resterende uitvoeringskosten te dekken. Arbeidsongeschiktheid Vanaf 31 december 2008 is in de TV rekening gehouden met een schadereserve voor deelnemers in de Ziektewet. De TV IBNR (Incurred But Not Reported) per 31 december 2009 bedraagt 1.800 en maakt onderdeel uit van de totale TV van 315.356. Bij Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie wordt de hoogte van de TV IBNR vastgesteld als de som van de opslagen voor premievrijstellingsrisico van de afgelopen twee boekjaren. De opvoer van de TV IBNR in boekjaar 2009 zou derhalve gelijk moeten zijn aan 8% van de totaal ontvangen premie. Wij hebben geconstateerd dat bij de opvoer van de TV IBNR in 2009 niet de gehele premie is meegenomen bij de vaststelling van het bedrag. Echter, gezien de positieve resultaten op arbeidsongeschiktheid uit het verleden achten wij de TV van 1.800 voldoende prudent. Wij hebben begrepen dat de huidige opslag voor premievrijstellingsrisico in de premie (ad 8%) in 2010 nader zal worden onderzocht, mede gezien de positieve resultaten op arbeidsongeschiktheid uit het verleden. Voor bestaande arbeidsongeschikte deelnemers wordt de pensioenopbouw premievrij voorgezet. Om voor deze toekomstige last te reserveren wordt een zogenaamde schadereserve opgevoerd ter grootte van de contante waarde van de toekomstig gemiste premies. Hierbij wordt rekening gehouden met een revalidatiekans van 10%. Wij geven het bestuur in overweging om ook dit eleme nt van het totale resultaat op arbeidsongeschiktheid bij het onderzoek te betrekken. Uitgaande van bovenstaande uitgangspunten achten wij de grondslagen waarmee de TV zijn opgesteld prudent. Wij hebben geconstateerd dat de aanspraken op ouderdomspensioen zijn gefinancierd op basis van kapitaaldekking. Kostendekkende, gedempte en ontvangen premie (artikel 128 t/m 130) In het boekjaar bedroegen de verschillende premies achtereenvolgens: Tabel 1.2 – Premies
De zuivere kostendekkende premie De conform de abtn vastgestelde kostendekkende premie De ontvangen pensioenpremie (exclusief herstelpremie)
13.352 10.462 13.371
De door het pensioenfonds ontvangen feitelijke pensioenpremie 13.371 is hoger dan de conform de actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn) vastgestelde kostendekkende premie. Hiermee wordt voldaan aan de in de PW beschreven vereisten.
22 juni 2010
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
6
Het pensioenfonds heeft buiten de in de abtn vastgelegde premie in 2009 tevens een herstelpremie ontvangen. Deze herstelpremie bedraagt 8,5% van de pensioengrondslagsom, waarvan de helft is ontvangen en 2009 en de andere helft ontvangen zal worden in 2010. Gezien het bovenstaande zijn wij van mening dat de ontvangen premie kostendekkend is. Wij hebben voorts geconstateerd dat alle genoemde premies zijn opgenomen zowel in de jaarrekening als ook in het jaarverslag. Financiële positie (artikel 131 t/m 133) Resultaat in het boekjaar Het resultaat over het boekjaar bedraagt 37.063. Het resultaat is toegevoegd aan het eigen vermogen. Het pensioenvermogen is de som van de TV en het eigen vermogen is per einde 2009 gelijk aan 342.793. Dekkingsgraad De dekkingsgraad (de verhouding tussen het pensioenvermogen en de TV) is in 2009 toegenomen van 96,9% naar 108,7%. De belangrijkste oorzaken van deze toename zijn de positieve beleggingsresultaten en de toegenomen nominale marktrente. De opslag op de TV voor sterfteontwikkelingen (ad 4%) heeft een negatief effect gehad op de dekkingsgraad. Dekkingspositie en reservepositie per 31 december 2009 Om de financiële positie van het pensioenfonds te kunnen beoordelen, hebben wij onder andere de dekkingspositie en de reservepositie bepaald. Daarbij is het werkelijk eigen vermogen vergeleken met het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen. Deze bedragen voor uw fonds: Tabel 1.3 – Overzicht vermogens
Eigen vermogen Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen
27.437 15.768 48.461
In % TV 8,7% 5,0% 15,4%
Wij constateren dat het eigen vermogen per 31 december 2009 hoger is dan het minimaal vereist eigen vermogen, maar lager dan het vereist eigen vermogen. Er is dus sprake van een reservetekort. Het reservetekort bedraagt 21.024. Het pensioenfonds voldoet wel aan de norm dat alle aanspraken volledig door waarden moeten zijn gedekt. Wij hebben dit in de actuariële verklaring opgenomen. Per 31 december 2008 was eveneens sprake van een reservetekort (en ook van een dekkingstekort). Het pensioenfonds heeft ten aanzien hiervan in 2009 een korte termijn en lange termijn herstelplan opgesteld. Dit herstelplan is door DNB goedgekeurd. Begin 2010 is van dit herstelplan een evaluatie ingediend bij DNB. Toeslagruimte per 31 december 2009 en continuïteitsanalyse In zijn oordeel moet de certificerend actuaris mede rekening houden met de mate waarin de toeslag kan worden verleend. Hiertoe hebben wij een berekening gemaakt van de toeslagruimte. De toeslagruimte per 31 december 2009 ramen wij op 13%.
22 juni 2010
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
Uitgaande van een verwachte gemiddelde prijsinflatie (op basis van de swapmarkt) betekent dit dat per 31 december 2009 13% van de toekomstige prijsinflatie afgefinancierd kan worden onder de veronderstelling dat:
de voorwaardelijke toeslagen bij het pensioenfonds volledig worden toegekend,
de toeslagen gebaseerd zouden zijn op de Europese prijsinflatie,
de pensioenopbouw en premiebetaling zouden worden gestaakt,
bij de vaststelling van de TV rekening gehouden wordt met de risicovrije marktrente.
Evenals de dekkingspositie en de reservepositie is deze uitkomst een momentopname. Onder verantwoording van het bestuur is in 2009 een continuïteitsanalyse uitgevoerd. De verwachte realisatie van de toeslagen bedroeg op basis van die analyse 19% van de toekomstige prijsinflatie. Het verschil tussen de uitkomsten van de continuïteitsanalyse en de uitkomsten van de toeslagruimte is te verklaren doordat in de continuïteitsanalyse rekening gehouden wordt met toekomstige ontwikkelingen van bijvoorbeeld premie-, toeslag- en beleggingsbeleid (waaronder eventuele hogere rendementsverwachtingen op zakelijke waarden ten opzichte van de risicovrije marktrente). Tevens is de continuïteitsanalyse een stochastische benadering. Dit is bij de toeslagruimte niet het geval. Korting van aanspraken en pensioenrechten (artikel 134) Wij hebben geconstateerd dat er in het boekjaar geen korting van aanspraken heeft plaatsgevonden. Beleggingsbeleid (artikel 135 en 136) In artikel 135 van de PW wordt gesteld dat het pensioenfondsbestuur dient te beleggen conform de zogenaamde prudent-personregel. Op grond van de aan ons beschikbaar gestelde gegevens concluderen wij dat het beleggingsbeleid conform de prudent-personregel is vormgegeven. Desalniettemin zijn wij enkele aandachtspunten tegengekomen waar het bestuur naar onze mening het komende jaar aandacht aan zou moeten schenken. In bijlage E hebben wij een en ander nader uitgewerkt. Wij hebben geconstateerd dat er door het pensioenfonds conform artikel 136 van de PW geen leningen zijn aangegaan die niet voldoen aan de wettelijke vereisten. Toeslagverlening (artikel 137) In 2009 is door het pensioenfonds besloten om geen toeslag te verlenen op de opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten van de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Wij hebben geconstateerd dat de tekst van de toeslagbepaling in het pensioenreglement, het uitvoeringsreglement, en de startbrief (welkomstbrief) afwijkt van de tekst zoals deze is voorgeschreven in de toeslagenmatrix.
22 juni 2010
7
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
Het niet letterlijk hanteren van de wettelijk voorgeschreven teksten kan als c onsequentie hebben dat de gehele toeslagregeling onvoorwaardelijk wordt en als zodanig onderdeel wordt van de verplichtingen. Afwijking van de wettelijk voorgeschreven teksten is slechts toegestaan met instemming van de AFM. Daarnaast bevatten de hiervoor genoemde documenten een toelichting op de voorwaardelijkheid van het toeslagbeleid. Dit is toegestaan indien dit de duidelijkheid, begrijpelijkheid en juistheid van het toeslagbeleid verbetert. De AFM behoudt zich het recht voor om de toegevoegde teksten achteraf te toetsen op duidelijkheid, begrijpelijkheid en juistheid. Wij hebben begrepen dat de teksten van de toeslagbepaling in de verschillende documenten reeds zijn voorgelegd aan de AFM. Op basis van de bij ons beschikbare informatie over de toeslagverlening (en de communicatie daarover), is naar onze mening voldaan aan de wettelijke vereisten omtrent communicatie van voorwaardelijke toeslagverlening. Binnen de context van dit rapport en de verklaring wordt geen uitspraak gedaan over eventuele consistentie tussen de gewekte verwachtingen, de financiering en de realisatie van de voorwaardelijke toeslagen. Voor een nadere toelichting met betrekking tot de toeslagverlening verwijzen wij naar hoofdstuk 7. Evaluatie van het korte termijn en lange termijn herstelplan (artikelen 138 t/m 140) Het pensioenfonds heeft in 2009 een korte termijn en lange termijn herstelplan opgesteld om binnen 5 jaar respectievelijk 15 jaar te voldoen aan de vereisten die conform artikel 131 en 132 van de PW gesteld zijn aan het eigen vermogen. DNB heeft ingestemd met het korte termijn en lange termijn herstelplan. Volgens het herstelplan zou de dekkingsgraad per 31 december 2009 101% zijn geweest. Per 31 december 2009 blijkt de dekkingsgraad in werkelijkheid 108,7% te zijn. De feitelijke dekkingsgraad is dus hoger dan de in het herstelplan geschatte dekkingsgraad. In deze feitelijke dekkingsgraad van 108,7% is reeds rekening gehouden met een verhoging van de TV met 4% in verband met actuele ontwikkelingen op het gebied van overlevingskansen. Deze hogere werkelijke dekkingsgraad is met name te verklaren doordat de werkelijke marktrente per einde 2009 en het werkelijke beleggingsrendement afwijken van de aannames in het herstelplan. Op 31 augustus 2009 verkeerde het pensioenfonds niet meer in dekkingstekort. Aangezien deze situatie zich per 31 december 2009 nog geen drie achtereenvolgende kwartaaleindes heeft voorgedaan, is de situatie van dekkingstekort nog niet opgeheven. Het pensioenfonds verkeert per 31 december 2009 nog in een situatie van een reservetekort. Het kortetermijn en langetermijn herstelplan zijn derhalve nog van kracht.
22 juni 2010
8
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
1.4
Oordeel
Op basis van het bovenstaande verklaart de certifcerend actuaris dat per 31 december 2009 is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 (met uitzondering van artikel 132) van de PW en dat de vermogenspositie naar zijn mening niet voldoende is vanwege het reservetekort. Hiermee verklaart de certificerend actuaris dat:
de TV naar zijn mening toereikend zijn (artikel 126);
het ouderdomspensioen wordt gefinancierd op kapitaalbasis (artikel 127);
de ontvangen premie kostendekkend is (artikel 128);
dat er geen sprake is van premiekorting of premieterugstorting (artikel 129);
de zuivere kostendekkende premie, de conform de abtn vastgestelde kostendekkende premie en de feitelijke premie in het jaarverslag en in de jaarrekening zijn vermeld (artikel 130);
het vermogen voldoet aan de eisen die gesteld worden volgens de wet- en regelgeving en wanneer dit niet het geval is, dat dit gemeld is aan DNB en dat tijdig een herstelplan is opgesteld (artikel 131, 132 en 133);
dat er in het boekjaar geen sprake is van korting van pensioenaanspraken of pensioenrechten (artikel 134);
dat het beleggingsbeleid in overeenstemming is met de prudent-personregel (artikel 135);
het pensioenfonds geen leningen is aangegaan anders dan voor liquiditeitsdoeleinden en niet namens derde partijen optreedt als garant (artikel 136);
de voorwaardelijke toeslagverlening wordt gefinancierd in overeenstemming met de vereisten in de Pensioenwet (artikel 137);
de dekkingsgraad van het pensioenfonds hoger is dan de verwachte dekkingsgraad in de door het pensioenfonds opgestelde en door DNB goedgekeurde herstelplan (artikel 138, 139 en 140);
het vermogen echter niet voldoende is om risicovrij de Europese prijsinflatie af te dekken;
1.5
Opmerkingen
Opmerkingen bij de basisgegevens De basisgegevens waarop de TV zijn gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. De externe accountant van het pensioenfonds heeft in diens assurance-rapport van 22 juni 2010 deze basisgegevens op juistheid en volledigheid beoordeeld en goedgekeurd. De toetsing van de fondsmiddelen en de beoordeling van de financiële positie is gebaseerd op de jaarrekening van 22 juni 2010.
22 juni 2010
9
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
Herverzekeringsovereenkomsten In de waardering van herverzekerde aanspraken moet aan de vermogenskant rekening worden gehouden met de kredietwaardigheid van de herverzekeraar. DNB heeft in 2007 richtlijnen opgesteld voor de bepaling van de omvang van kosten- en kredietrisico op de herverzekeraar voor volledig herverzekerde fondsen (Toepassing FTK op volledig herverzekerde fondsen). Deze methodiek zou naar analogie toegepast kunnen worden voor gedeeltelijk herverzekerde fondsen. Gezien de onduidelijkheid omtrent het beleid voor volledig herverzekerde fondsen, als ook vanwege de geringe omvang van de herverzekerde aanspraken van het fonds, is er in dit rapport vanaf gezien om deze risico’s te waarderen door middel van een afslag op het vermogen. Gebeurtenissen na balansdatum Toeslagenlabel en consistentietoets Op basis van de Wijziging Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling d.d 25 augustus 2008 is het vanaf 1 januari 2009 verplicht om het toeslagenlabel op te nemen in de startbrief, het uniform pensioenoverzicht en de informatieverstrekking aan gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en gewezen partners. Door de AFM is echter voor geheel 2009 uitstel verleend met betrekking tot het communiceren van het toeslagenlabel. Hieraan is wel de voorwaarde gekoppeld dat het pensioenfonds de individuele deelnemer informeert over de gevolgen van de kredietcrisis op basis van een modelbrief. Vanaf 2010 geldt geen uitstel meer en alle pensioenfondsen zullen aan de gestelde eisen moeten voldoen. Hierbij is de financiële positie per einde 2009 het uitgangspunt. Tevens is het met de Wijziging Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling d.d. 9 juli 2008 verplicht geworden een consistentietoets uit te voeren zodra ná 1 augustus 2008 een nieuwe continuïteitsanalyse wordt uitgevoerd. Als aan één van beide bovenstaande wettelijke verplichtingen niet wordt voldaan, wordt niet voldaan aan de vereisten van voorwaardelijke toeslagverlening op basis van artikel 95 van de PW. Aangepaste overlevingstafel Eind 2008 heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek met de tweejaarlijkse bevolkingsprognose aangegeven dat de levensverwachting van Nederlanders in de toekomst naar verwachting sterker stijgt dan in eerdere prognoses was voorzien. Als gevolg hiervan is het Actuarieel Genootschap in 2009 een onderzoek gestart naar de gevolgen die deze versnelde stijging heeft op de gehanteerde overlevingstafel. Het resultaat hiervan wordt in 2010 verwacht. Het bestuur heeft in 2010 het besluit genomen om (vooruitlopend op de nieuw te publiceren Prognosetafel van het Actuarieel Genootschap) bij de vaststelling van de TV per 31 december 2009 rekening te houden met een opslag voor actuele sterfteontwikkelingen van 4%. Volledigheidshalve maken wij het bestuur erop attent dat het resultaat van het onderzoek mogelijk tot gevolg heeft dat in 2010 de gehanteerde overlevingstafel moet worden aangepast, om te blijven voldoen aan wet- en regelgeving.
22 juni 2010
10
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
Aanbevelingen Teksten toeslagenmatrix Wij hebben begrepen dat de teksten van de toeslagbepaling in de verschillende documenten reeds zijn voorgelegd aan de AFM. Aanpassingen Financieel Toetsingskader In 2010 zal het Nederlandse pensioensysteem, als ook het FTK van overheidswege worden geëvalueerd. Hoewel omvang en tijdstip nog onduidelijk zijn, ligt het in de lijn der verwachting dat deze evaluatie tot aanpassingen in het toezichtskader zal leiden. Wij raden het fonds nadrukkelijk aan ontwikkelingen hieromtrent op de voet te blijven volgen. Herstelpremie Wij hebben enkele vragen gesteld over de daadwerkelijke hoogte van de in de jaarrekening opgenomen herstelpremie over 2009 van 2.158. Op basis van globale schattingen zouden wij hier een hoger bedrag verwachten. Op deze vragen hebben wij vooralsnog geen sluitend antwoord gekregen. Het lijkt ons (mede gezien de materialiteit) niet noodzakelijk om dit voor de vaststelling van de jaarrekening nog uit te laten zoeken. Wel geven wij het bestuur in overweging dit punt nader te onderzoeken in overleg met de administrateur. Minimaal vereist eigen vermogen De hoogte van het minimaal vereist eigen vermogen is in het huidige boekjaar gesteld op 5,0%. Er is hiervoor geen gedetailleerde berekening gemaakt conform het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen van 18 december 2006. Wij geven het bestuur in overweging deze gedetailleerde berekening voor boekjaar 2010 wel uit te voeren. DNB geeft in de toelichting op de jaarstaten van 15 december 2009 ook aan dat dit bedrag exact dient te worden berekend. Prudent person Wij geven het bestuur in overweging om de richtlijnen met betrekking tot het tegenpartijrisico (bij securities lending) nader uit te werken. Daarnaast bevelen wij aan de strategische mix en de normportefeuille duidelijker te formuleren, zodat deze tevens in de verschillende documenten en (kwartaal)rapportages verwerkt kunnen worden. Verder willen wij het bestuur adviseren om de performance van de LDI-fondsen tevens te vergelijken met de ontwikkeling van de technische voorziening. Schadereserve De PVI schadereserve wordt nu vastgesteld door middel van een methodie k gebaseerd op doorsneepremies. Wij geven het bestuur in overweging om te laten onderzoeken in hoeverre de hoogte van deze schadereserve, gebaseerd op deze methodiek, overeenkomt met de contante waarde van de toekomstige pensioenopbouw van arbeidsongeschikte deelnemers. Verder geven wij het bestuur in overweging om te onderzoeken welke mogelijkheden er bij de nieuwe pensioenuitvoerder zijn om de schadereserve vast te stellen op basis van de contante waarde van de toekomstige pensioenopbouw van de arbeidsongeschikte deelnemers.
22 juni 2010
11
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
1.6
12
Kengetallen
Tabel 1.4- Kengetallen Boekjaar Uit de balans einde boekjaar Fondsvermogen 1 TV Spaarfonds gemoedsbezwaren Dekkingsgraad Aandeel herverzekeraar
2009
2008
2007
2006
2005
342.793 315.356 2 108,7% 95
298.359 307.985 2 96,9% 104
321.569 222.183 2 144,7% 129
316.926 230.081 2 137,7% 151
281.420 218.980 2 128,5% 169
342.793 315.356 108,7% 48.461 -/- 21.024
298.359 307.985 96,9% 51.471 -/- 61.097
321.569 222.183 144,7% 46.287 53.099
316.926 237.344 133,5% 42.882 36.700
281.420 233.963 120,3% 50.718 -/- 3.261
525.828 167%
474.384 154%
360.210 162%
373.625 157%
372.959 159%
Toeslagruimte einde boekjaar
13%
0%
72%
58%
32%
Gemiddelde rente voor vaststelling TV
3,9%
3,5%
4,9%
4,3%
3,8%
Premie (% van pensioengrondslagsom) Premie (exclusief herstelpremie)
21,2% 13.371
21,2% 12.097
21,2% 11.279
21,2% 10.371
17,6% 10.249
Toeslagverlening2
0,00%
0,00%
1,25%
1,00%
0,00%
Aantal actieve deelnemers Aantal premievrijen (slapers) Aantal ingegane pensioenen Aantal totaal
4.288 17.503 3.168 24.959
4.418 17.534 3.056 25.008
4.186 17.469 3.010 24.665
4.287 17.247 2.959 24.493
5.314 16.121 2.928 24.363
36%
39%
33%
35%
42%
Kengetallen volgens FTK Fondsvermogen TV volgens FTK Dekkingsgraad Vereist eigen vermogen volgens FTK Reservepositie Kengetallen volgens reële RTS TV op basis van reële RTS TV reëel ten opzichte TV volgens FTK
TV actieven3 als % van totale TV
123
1
De TV per ultimo 2007, ultimo 2008 en ultimo 2009 betreffen de TV op basis van het FTK. De technische voorzieningen van de jaren vóór 2007 zijn op basis van de APP. 2 Indexaties vinden plaats op 1 januari volgend op het boekjaar. 3 Het betreft hierbij de voorziening voor de opgebouwde aanspraken van de actieve en de arbeidsongeschikte deelnemers. Geen rekening wordt gehouden met de voorziening toekomstige premies voor de arbeidsongeschikte deelnemers.
22 juni 2010
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
Hoofdstuk 2: Technische voorzieningen (artikel 126 en 127) Artikel 126 van de PW schrijft voor dat een pensioenfonds de technische voorzieningen moet vaststellen op basis van de marktrente en rekening moet houden met voldoende prudente grondslagen. In artikel 127 wordt voorgeschreven dat de financiering van het ouderdomspensioen dient te geschieden op basis van kapitaaldekking.
2.1
Gegevens en accountantscontrole
Grondslag voor de berekening van de TV vormen de door het pensioenfonds verstrekte standen van de tot en met 31 december 2009 opgebouwde pensioenrechten en pensioenaanspraken op ouderdomspensioen, partnerpensioen, arbeidsongeschiktheidspensioen en wezenpensioen. Deze standen zijn bepaald met inachtneming van de PW. De externe accountant van het pensioenfonds heeft verklaard dat de basisgegevens, waaronder begrepen de tot de balansdatum opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten, in het kader van diens controle van de jaarrekening op juistheid en volledigheid zijn beoordeeld en goedgekeurd. Onze actuariële verklaring hebben wij gebaseerd op de jaarrekening van 22 juni 2010.
2.2
Berekeningsmethode en waarderingsgrondslagen
Berekeningsmethoden De TV zijn gelijk aan de actuariële contante waarde per 31 december 2009 van de tot en met die datum opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten. Hierbij merken wij het volgende op:
Voor de actieve en arbeidsongeschikte deelnemers betreft het de aanspraken over achterliggende dienstjaren.
Voor arbeidsongeschikte deelnemers wordt mede rekening gehouden met het premievrijgestelde deel van de toekomstige pensioenpremies.
Voor deelnemers die op de balansdatum ziek zijn, is rekening gehouden met de verwachte toekomstige schadelast.
Het bestuur heeft in 2010 het besluit genomen om (vooruitlopend op de nieuw te publiceren Prognosetafel van het Actuarieel Genootschap) bij de vaststelling van de TV per 31 december 2009 rekening te houden met een opslag voor actuele sterfteontwikkelingen van 4%.
Conform artikel 127 is het ouderdomspensioen gefinancierd op basis van kapitaaldekking. Hetzelfde geldt voor het partnerpensioen.
22 juni 2010
13
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
Waarderingsgrondslagen Marktrente Bij de vaststelling van de TV is onder andere rekening gehouden met de door DNB gepubliceerde termijnstructuur van de actuele nominale marktrente. In bijlage F is zowel de reële als de nominale termijnstructuur weergegeven. Op grond van de samenstelling van de TV voor dit fonds komt de nominale rente einde boekjaar ongeveer overeen met een vaste rekenrente van 3,9% (vorig boekjaar: 3,5%). Sterftetrend Voorts is bij de vaststelling van de TV rekening gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. Bij de vaststelling van de overlevingskansen is uitgegaan van de door het Actuarieel Genootschap (AG) gepubliceerde ‘Prognosetafel 2005-2050’. Daarbij is een correctie op de overlevingskansen toegepast, om het verschil tussen de overlevingskansen van de beroepsbevolking en de gehele bevolking in aanmerking te nemen door toepassing van (de Watson Wyatt 2008) ervaringssterfte. Deze correctie is leeftijdsafhankelijk. Voor een overzicht van de ervaringssterfte verwijzen wij naar bijlage G. Het bestuur van het pensioenfonds heeft in 2010 het besluit genomen om (vooruitlopend op de nieuw te publiceren Prognosetafel van het Actuarieel Genootschap) bij de vaststelling van de TV per 31 december 2009 rekening te houden met een opslag voor actuele sterfteontwikkelingen van 4%. Kostenvoorziening en kostenopslag Daarnaast moet in de TV een toereikende voorziening voor kosten zijn opgenomen. Het fonds hanteert een kostenvoorziening van 2% van de netto TV. Aan de vaststelling van de hoogte van de kostenvoorziening ligt geen onderzoek ten grondslag. Derhalve kunnen wij geen uitspraak doen ten aanzien van de toereikendheid van deze kostenvoorziening. Wij hebben begrepen dat de hoogte van de kostenvoorziening in 2010 nader wordt onderzocht, rekening houdend met de kostenstructuur van de nieuwe pensioenuitvoerder. In het verlengde van bovenstaande hebben wij geconstateerd dat in 2009 een negatief resultaat op kosten is ontstaan. Dit betekent dat de werkelijke kosten in 2009 hoger waren dan de veronderstelde marge die begrepen is in de pensioenpremie plus de vrijval van de excasso-opslag als gevolg van de uitkeringen, (reguliere) waardeoverdrachten en afkopen. De werkelijke kosten in 2009 waren tevens hoger ten opzichte van 2008, met name veroorzaakt door de conversie van de pensioenadministratie naar de nieuwe pensioenuitvoerder. Wij hebben begrepen dat bij het onderzoek naar de kostenvoorziening tevens de opslag voor uitvoeringskosten in de premie in aanmerking wordt genomen. Volledigheidshalve merken wij op dat de huidige marge in de premie (het verschil tussen de feitelijke en de minimaal te ontvangen bijdrage) in boekjaar 2009 nog voldoende is om de resterende uitvoeringskosten te dekken. Arbeidsongeschiktheid Vanaf 31 december 2008 is in de TV rekening gehouden met een schadereserve voor deelnemers in de Ziektewet. De TV IBNR (Incurred But Not Reported) per 31 december 2009 bedraagt 1.800 en maakt onderdeel uit van de totale TV van 315.356. Bij Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie wordt de hoogte van de TV IBNR vastgesteld als de som van de opslagen voor premievrijstellingsrisico van de afgelopen twee boekjaren. De opvoer van de TV IBNR in boekjaar 2009 zou derhalve gelijk moeten zijn aan 8% van de totaal ontvangen premie. Wij hebben
22 juni 2010
14
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
15
geconstateerd dat bij de opvoer van de TV IBNR in 2009 niet de gehele premie is meegenomen bij de vaststelling van het bedrag. Echter, gezien de positieve resultaten op arbeidsongeschiktheid uit het verleden achten wij de TV van 1.800 voldoende prudent. Wij hebben begrepen dat de huidige opslag voor premievrijstellingsrisico in de premie (ad 8%) in 2010 nader zal worden onderzocht, mede gezien de positieve resultaten op arbeidsongeschiktheid uit het verleden. Voor bestaande arbeidsongeschikte deelnemers wordt de pensioenopbouw premievrij voorgezet. Om voor deze toekomstige last te reserveren wordt een zogenaamde schadereserve opgevoerd ter grootte van de contante waarde van de toekomstig gemiste premies. Hierbij wordt rekening gehouden met een revalidatiekans van 10%. Wij geven het bestuur in overweging om ook dit element van het totale resultaat op arbeidsongeschiktheid bij het onderzoek te betrekken. Uitgaande van bovenstaande uitgangspunten achten wij de grondslagen waarmee de TV zijn vastgesteld prudent. Samengevat zijn de belangrijkste waarderingsgrondslagen als volgt: Tabel 2.1 – Belangrijkste waarderingsgrondslagen
Sterfte
Interest Kosten
2.3
Volgens de Prognosetafel 2005-2050 (zoals gepubliceerd door het AG). Voorts wordt rekening gehouden met het verschil in overlevingskansen tussen de werkende en de totale bevolking door toepassing van (de Watson Wyatt 2008) ervaringssterfte. Vanwege voorzienbare verzwaring van de sterftegrondslagen in 2010 is in de voorziening een forfaitaire opslag van 4% opgenomen. Conform de rentetermijnstructuur van de actuele nominale marktrente per 31 december 2009 zoals gepubliceerd door DNB. Voor kosten zijn de verplichtingen met 2% verhoogd.
Technische voorzieningen
De totale TV bedragen per 31 december 2009 315.356 en kunnen als volgt worden gesplitst: Tabel 2.2 – Samenstelling van de TV
Actieven (inclusief invaliden) 4 Premievrijstelling invaliden Premievrijen (slapers) Pensioentrekkenden Totale TV
4
4
31 december 2009 114.341 4.435 106.254 90.326 315.356
Onderdeel van de TV premievrijstelling invaliden is de TV IB NR van 1.800.
22 juni 2010
in % 36% 1% 34% 29% 100%
31 december 2008 120.901 4.358 102.976 79.750 307.985
in % 39% 1% 34% 26% 100%
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
16
Grafisch is de samenstelling als volgt: Grafiek 2.1 – Ontwikkeling Technische Voorzieningen
Technische voorzieningen 400.000 350.000 300.000 250.000
Pensioentrekkenden
200.000
Premievrijen (slapers)
150.000
Premievrijstelling invaliden
100.000
Actieven (inclusief invaliden)
50.000 0 2009
2008
2007
2006
In bijlage A (tabel A.1) is de samenstelling van de TV per 31 december 2009 gesplitst naar meerdere groepen en pensioensoorten. De TV zijn door ons op juistheid getoetst en akkoord bevonden. Duration De duration, ofwel rentegevoeligheid, van de verplichtingen bedraagt per 31 december 2009 ongeveer 18 (per 31 december 2008 ongeveer 19). Dit betekent dat als alle rentestanden in de termijnstructuur van de nominale marktrente (op basis waarvan de TV zijn bepaald) met één tiende procentpunt dalen, de verplichtingen met ongeveer 1,8% (=0,1 × 18%) stijgen.
2.4
Verloop van de technische voorzieningen
In bijlage A (tabel A.2) is het verloop van de TV voor boekjaar 2009 opgenomen, met vergelijkende cijfers over het voorgaande boekjaar. Doordat de TV zijn vastgesteld op basis van de nominale marktrente is de analyse uitgevoerd op basis van de éénjaarsrente per 1 januari 2009 van 2,544%. Daarnaast is de TV per 31 december 2009 gewijzigd als gevolg van de wijziging van de nominale marktrente.
22 juni 2010
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
2.5
17
Verloop van de weerstandsreserve
De weerstandsreserve is gelijk aan de totale benodigde solvabiliteitsbuffer (oftewel het vereist eigen vermogen) conform het FTK-beleid. Voor een nadere uitwerking van de hoogte van benodigde buffer verwijzen wij u naar bijlage D. De hoogte van de weerstandsreserve is per 31 december 2009 becijferd op 48.461. Het verloop van de weerstandsreserve over 2009 is als volgt: Tabel 2.3 – Verloop van de weerstandsreserve Verloop weerstandsreserve Stand per 1 januari - saldo boekjaar (resultaat) - dotatie naar/uit extra reserve Stand per 31 december
2.6
-/-
2009 51.471 37.063 40.073 48.461
-/-
2008 46.287 109.012 114.196 51.471
Verloop van de extra reserve
Het verloop van de extra reserve over 2009 is als volgt: Tabel 2.4 – Verloop van de extra reserve Verloop extra reserve Stand per 1 januari - van weerstandsreserve Stand per 31 december
22 juni 2010
-/-/-
2009 61.097 40.073 21.024
-/-/-
2008 53.099 114.196 61.097
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
22 juni 2010
18
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
Hoofdstuk 3: Premie (artikel 128 t/m 130 PW) 3.1
Kostendekkende, gedempte en ontvangen premie 2009
Aan de vaststelling van de kostendekkende premie zijn voorschriften verbonden zoals beschreven in artikel 128 van de PW, het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen en de Nota uitwerking FTK. Het pensioenfonds heeft eveneens het recht om binnen de eisen die de PW stelt, naast de (zuivere) kostendekkende premie, een eigen kostendekkende of een gedempte premie vast te stellen waaraan de ontvangen premie wordt getoetst. De invulling van deze kostendekkende premie en de demping dient vastgelegd te zijn in de abtn van het pensioenfonds. Conform de in artikel 129 van de PW beschreven voorwaarden is het onder voorwaarden toegestaan om een lagere premie te ontvangen dan de kostendekkende of, indien van toepassing, de gedempte premie. Echter, op grond van de zogenaamde Veegwet toegevoegde artikel 48a van de Invoeringsen aanpassingswet Pensioenwet is het voor 2007 en 2008 toegestaan om gebruik te maken van de vrijval van de solvabiliteitsbuffer bij de vaststelling van de te ontvangen premie, zonder aan die voorwaarden te hoeven voldoen. Vanaf 2009 kan het bestuur aan DNB voor een periode van vijf jaren ontheffing vragen van het artikel en rekening houden met vrijval van de solvabiliteitsbuffer. Hierbij dient aangetoond te worden dat het pensioenfonds voornemens was om deze vrijval, evenals in de jaren 2007 en 2008, ook in deze periode mee te nemen en dat aan een premie zonder vrijval niet voldaan kan worden. Het bestuur heeft bij DNB geen ontheffing gevraagd en maakt derhalve geen gebruik van de vrijval van de solvabiliteitsbuffer. Hiermee is in de bepaling van de ontvangen bijdrage rekening gehouden. Artikel 130 van de PW schrijft voor dat een pensioenfonds de kostendekkende premie, de conform de abtn vastgestelde kostendekkende premie en de feitelijke premie zowel in de jaarrekening als ook in het jaarverslag dient op te nemen. Wij hebben geconstateerd dat in de jaarrekening en het jaarverslag de diverse premies zijn opgenomen. Onderstaand hebben wij achtereenvolgens getoetst of:
de gepubliceerde zuivere kostendekkende premie juist is vastgesteld;
de door het pensioenfonds in de abtn gedefinieerde kostendekkende premie juist is vastgesteld;
de ontvangen premie hoger is dan de door het pensioenfonds in de abtn gedefinieerde kostendekkende premie, en zo nee;
de premiekorting op een juiste manier onderbouwd is.
22 juni 2010
19
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
20
Opmerkingen vooraf
Onderdeel van de kostendekkende premie is een kostenopslag ter dekking van uitvoeringskosten die niet reeds gedekt worden door de vrijvallende excassokostenopslagen (vrijval door uitkeringen/afkopen en uitgaande waardeoverdrachten). Wij constateren dat de feitelijke kosten (1.620) niet volledig worden gedekt door de vrijvallende excassokosten (158). Het verschil van 1.462 dient dus in beginsel uit de premie te worden gefinancierd. In boekjaar 2009 komt 1.137 beschikbaar voor kosten uit de premie (8,5% van de feitelijke premie).
Voor toekomstige premievrijstelling (in verband met arbeidsongeschiktheid) wordt de actuarieel benodigde koopsom verhoogd met 8%. Wij hebben begrepen dat de hoogte van dit percentage in 2010 nader zal worden onderzocht (mede gezien de positieve resultaten op arbeidsongeschiktheid uit het verleden).
De kostenopslag is niet dekkend in 2009. Wij hebben begrepen dat het percentage van de opslag voor uitvoeringskosten in de premie van 8,5% in 2010 nader zal worden onderzocht.
De opstelling van de kostendekkende premies wijkt af van de opstelling in boekjaar 2008. In de navolgende opstellingen is de aftrek van de schatting van de koopsom pensioenopbouw voor arbeidsongeschikte deelnemers reeds verwerkt in onderdeel 1 van de kostendekkende premie (in boekjaar 2009 werd dit element separaat in mindering gebracht).
Zuivere kostendekkende premie Wij hebben de (zuivere) kostendekkende premie voor publicatiedoeleinden getoetst aan de eisen volgens het FTK. Deze bedraagt voor het boekjaar 13.352 en is in de onderstaande tabel toegelicht. Tabel 3.1 – Zuivere kostendekkende premie boekjaar
1. Actuarieel benodigde koopsom voor pensioenopbouw en risicodekking tijdens het boekjaar in verband met de aangroei van pensioenverplichtingen (onder aftrek van schatting koopsom pensioenopbouw arbeidsongeschikten) 2. Actuarieel benodigde premie met betrekking tot de voorwaardelijke onderdelen van de pensioenregeling (met inachtneming van de geformuleerde ambitie en de afgesproken wijze van financieren) 3. Opslag voor premievrijstellingsrisico (8% van onderdeel 1 exclusief de risicokoopsom voor het nabestaandenpensioen) 4. Solvabiliteitsopslag op 1, 2 en 3 (16,7%) 5. Opslag voor uitvoeringskosten (8,5% van de ontvangen premie) 6. Kostendekkende premie = 1 + 2 + 3 + 4 + 5
9.714
0 753 1.748 1.137 13.352
In bovenstaande tabel zijn de actuarieel benodigde bedragen vastgesteld op dezelfde actuariële grondslagen als de TV per 1 januari 2009. Dat wil zeggen dat uitgegaan wordt van de niet gedempte nominale marktrente per 1 januari 2009. De opslag voor het vereist eigen vermogen is gelijk aan het vereist eigen vermogen per 1 januari 2009 ad 16,7%. De opslag voor uitvoeringskosten betreft kosten in 2009 waarvoor niet binnen de TV wordt gereserveerd.
22 juni 2010
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
21
Kostendekkende premie gedefinieerd door pensioenfonds Om te toetsen of de hoogte van de ontvangen premie voldoende is, wordt deze vergeleken met de door het pensioenfonds in de abtn gedefinieerde kostendekkende premie. Wij hebben derhalve deze kostendekkende premie getoetst aan de premie op grond van de abtn en het FTK. De premie bedraagt voor het boekjaar 10.462 en is in onderstaande tabel toegelicht. Tabel 3.2 – Kostendekkende premie voor toetsing ontvangen premie boekjaar
1. Actuarieel benodigde koopsom voor pensioenopbouw en risicodekking tijdens het boekjaar in verband met de aangroei van pensioenverplichtingen (onder aftrek van schatting koopsom pensioenopbouw arbeidsongeschikten) 2. Actuarieel benodigde premie met betrekking tot de voorwaardelijke onderdelen van de pensioenregeling (met inachtneming van de geformuleerde ambitie en de afgesproken wijze van financieren) 3. Opslag voor premievrijstellingsrisico (8% van onderdeel 1 exclusief de risicokoopsom voor het nabestaandenpensioen) 4. Solvabiliteitsopslag op 1, 2 en 3 (17,6%) 5. Opslag voor uitvoeringskosten (8,5% van de ontvangen premie) 6. Kostendekkende premie = 1 + 2 + 3 + 4 + 5
7.358
0 571 1.396 1.137 10.462
In tabel 3.2 zijn de actuarieel benodigde bedragen vastgesteld op de actuariële grondslagen zoals beschreven in de abtn. Dat wil zeggen dat uitgegaan wordt van de niet gedempte nominale marktrente per 1 oktober 2008 (van ongeveer 4,5%). De opslag voor het vereist eigen vermogen is gelijk aan het vereist eigen vermogen (als percentage van de TV) per 1 oktober 2008, dat door de actuariële adviseur van het pensioenfonds is ingeschat op 17,6%. De opslag voor uitvoeringskosten betreft kosten in het boekjaar waarvoor niet binnen de TV wordt gereserveerd. Ontvangen premie Naast de door het pensioenfonds in de abtn gedefinieerde kostendekkende premie kan eveneens een herstelpremie conform een herstelplan vereist zijn. Door het pensioenfonds kan voorts (na ontheffing van DNB) in 2009 rekening gehouden worden met de in de Veegwet beschreven vrijval van de solvabiliteitsbuffer. Daarnaast is het onder bepaalde voorwaarden ook mogelijk om een premiekorting toe te passen. Voor een toelichting op deze voorwaarden verwijzen wij naar hoofdstuk 3.2. In het herstelplan van het fonds is geen herstelpremie opgenomen als herstelmaatregel. In 2009 is door CAO-partijen echter besloten om een totale herstelpremie te betalen ter grootte van 8,5% van de pensioengrondslagsom. De helft van deze premie is reeds in 2009 ontvangen, de andere helft zal naar verwachting in 2010 worden ontvangen. In de te ontvangen bijdrage (en ook in de feitelijke premie) is voor de toetsing geen rekening gehouden met de herstelpremie van 2.158.
22 juni 2010
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
22
Op basis van de in de abtn beschreven methodiek dient een bijdrage (exclusief herstelpremie) te worden ontvangen in 2009 ter grootte van 10.462. Deze is in tabel 3.3 toegelicht. Tabel 3.3 – Te ontvangen bijdrage in het boekjaar
1. 2. 3. 4.
Kostendekkende/gedempte premie conform abtn Herstelpremie conform abtn en/of herstelplan Toegestane premiekorting of restitutie (–) Te ontvangen bijdrage = 1 + 2 + 3
10.462 0 0 10.462
Uitgaande van het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat de in het boekjaar feitelijk ontvangen premie ten bedrage van 13.371 (exclusief herstelpremie) hoger was dan de te ontvangen bijdrage (exclusief herstelpremie).
3.2
Premiekorting en premieterugstorting
Aangezien er een reservetekort is, is er op de peildatum geen vrij vermogen. Vrij vermogen zou in eerste instantie bedoeld zijn voor de nakoming van de eventuele voorwaardelijke delen van de pensioentoezegging, zoals voorwaardelijke toeslagen. Vrij vermogen kan, onder voorwaarden, ook worden gebruikt voor het verlenen van een korting op de premie, een premievakantie en / of een terugstorting. Artikel 129 van de PW, die op 1 januari 2007 in werking getreden is, bepaalt dat premiekortingen alleen kunnen worden toegestaan indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:
de vereiste TV zijn gedekt;
het vereiste eigen vermogen is aanwezig;
de beoogde voorwaardelijke toeslagen kunnen worden nagekomen;
er een consistent geheel is tussen gewekte verwachtingen, de financiering en het realiseren van voorwaardelijke toeslagen, middels een consistentietoets;
de premiekortingen vloeien voort uit het in de uitvoeringsovereenkomst en de ABTN vastgelegde premiebeleid.
Voor terugstortingen gelden bovendien de volgende voorwaarden:
de achterstanden die in de laatste tien jaar zijn opgelopen met betrekking tot de voorwaardelijke toeslagen zijn ingehaald; en
alle pensioenkortingen in de zin van artikel 134 van de PW die in de voorgaande tien jaren zijn toegepast zijn ongedaan gemaakt.
Aangezien er in het boekjaar geen sprake was van een premiekorting of premieterugstorting, wordt dit onderwerp in dit rapport niet verder uitgewerkt.
22 juni 2010
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
23
Hoofdstuk 4: Beoordeling financiële positie (artikel 131 t/m 133) 4.1
Analyse van het resultaat
In het boekjaar is een positief resultaat behaald van 37.063, zoals blijkt uit de staat van baten en lasten in bijlage B. Dit resultaat is gebaseerd op het verloop van het vermogen in vergelijking met dat van de TV. Om de verschillende verlies- en winstbronnen die tot dit resultaat hebben geleid inzichtelijk te maken, alsmede ter controle op de uitgevoerde berekeningen, is een actuariële analyse uitgevoerd. Daarbij worden posten uit het verloop van de TV (zie bijlage A) vergeleken met de overeenkomstige posten uit de staat van baten en lasten (zie bijlage B). Dit leidt tot het volgende overzicht (met vergelijkende cijfers voor voorgaande boekjaren). Tabel 4.1 – Meerjarenoverzicht van het resultaat Resultatenbron Collectieve waardeoverdracht Premiemarge Indexaties Overlevingskansen Arbeidsongeschiktheid Interest Kosten Mutaties en diversen Overige resultaten Grondslagen Resultaat
-/-
-/-
2009 3.838 69 647 43.574 325 1.233 156 12.129 37.063
-/-/-/-/-/-
2008 4.589 457 863 115.176 252 315 113 2.031 109.012
-/-
-/-/-/+
2007 3.419 5.028 263 1.249 13.182 16 285 13 9.986 2.817
-/-/-
+
2006 3.110 2.390 61 441 167 18.756 353 169 24.407
-/-
-/-
+
2005 766 2 739 884 14.191 601 898 16.875
Vanaf 2007 wordt de mutatie in de voorziening herverzekering apart opgenomen onder “Overige resultaten”. Tot 2007 was dit resultaat verdeeld over de diverse andere subresultaten. Dit is niet aangepast in de vergelijkende cijfers. Verder wordt vanaf 2008 de mutatie TV voor risico deelnemers verantwoord onder de post “Overige resultaten”. Vanaf 2008 is in het resultaat op premiemarge tevens de premiemarge van de aanvullende regeling opgenomen. Onderdeel van het positieve resultaat op ‘Interest’ van 43.574 zijn de positieve beleggingsresultaten van 33.837 en de afname van de TV van 17.611, als gevolg van de toegenomen nominale marktrente. Daarnaast is in dit resultaat de benodigde interest op de TV opgenomen (negatief resultaat van 7.874). Per saldo resulteert een positief resultaat van 43.574. Het resultaat op grondslagen over 2009 bedraagt 12.129 negatief. Dit resultaat wordt veroorzaakt door de verhoging van de TV met 4% naar aanleiding van de actuele sterfteontwikkelingen. Onderdeel van het positieve resultaat op ‘Mutaties en diversen’ van 1.233 is een winst op de collectieve inkomende waardeoverdracht van Nationale Nederlanden (NN) van 847.
In bijlage C is de analyse van het resultaat voor het boekjaar nader uitgewerkt.
22 juni 2010
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
4.2
24
Dekkingsgraad
De dekkingsgraad is gedefinieerd als de verhouding tussen het vermogen en de TV. Het verloop van het vermogen, de TV en de dekkingsgraad was in 2009 als volgt: Tabel 4.3 – Verloop van de dekkingsgraad
Stand per 31 december 2008 Toename (+) of afname (–) Stand per 31 december 2009
Fondsvermogen 298.359 44.434 342.793
TV 307.985 7.371 315.356
Dekkingsgraad 96,9% 11,8% 108,7%
De dekkingsgraad is dus in 2009 toegenomen van 96,9% naar 108,7%. De belangrijkste oorzaken van deze wijziging zijn de positieve beleggingsresultaten (positief effect), de toegenomen nominale marktrente (positief effect) en de opslag van 4% in verband met actuele sterfteontwikkelingen (negatief effect). In hoofdstuk 4.1 en bijlage C is het resultaat geanalyseerd. Hieruit kan nader bezien worden welke oorzaken hebben geleid tot de stijging van de dekkingsgraad.
4.3
Minimaal vereist eigen vermogen en vereist eigen vermogen
Bijlage D bevat een gedetailleerde uitleg van de vaststelling van het vereist eigen vermogen alsmede een uitwerking van de berekening hiervan voor het pensioenfonds. De financiële positie van het pensioenfonds is weergegeven in onderstaande tabel. Tabel 4.4 – Vaststelling dekkings- en reservepositie per 31 december 2009
Aanwezig vermogen Af: TV 5 Af: minimaal vereist eigen vermogen (5%) Dekkingspositie
Bedrag 342.793 -/- 315.356 -/- 15.768 11.669
Af: vereist eigen vermogen (exclusief minimaal vereist eigen vermogen) Reservepositie
-/-/-
5
32.693 21.024
In % van de TV 108,7% -/- 100,0% -/5,0% 3,7%
-/-/-
10,4% 6,7%
Hieruit blijkt dat sprake is van een reservetekort. Dit betekent dat het pensioenfonds naar verwachting voldoende vermogen heeft om de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten te dekken, maar een lager eigen vermogen heeft dan het vereist eigen vermogen. Dit vereist eigen vermogen is het eigen vermogen waarbij de kans dat er na 5
De hoogte van het minimaal vereist eigen vermogen is gesteld op 5,0%. Er is hiervoor geen gedetailleerde berekening gemaakt conform het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen van 18 december 2006.
22 juni 2010
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
25
één jaar onvoldoende middelen aanwezig zijn om de nominale pensioenen te dekken gelijk is aan 2,5% volgens het standaard model. Impliciet geeft het fonds daarmee aan van mening te zijn dat het standaardmodel resulteert in een juiste weergave van het risicoprofiel van het fonds.
4.4
Toeslagruimte
In het oordeel over de financiële positie van een pensioenfonds moet de mate waarin toeslagverlening kan worden toegekend worden meegenomen. Voor de beoordeling hiervan hebben wij een berekening gemaakt van de toeslagruimte. De toeslagruimte geeft aan welk gedeelte van de prijsinflatie een pensioenfonds risicovrij zou kunnen afdekken. Het is een momentopname waarbij gekeken wordt naar de financiële positie in relatie tot de nominale en de volledig met de prijsinflatie geïndexeerde verplichtingen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen van bijvoorbeeld premie-, toeslag- en beleggingsbeleid. Er wordt derhalve geen rekening gehouden met extra premies of premiekortingen en eventuele hogere rendementen van zakelijke waarden. Deze zaken worden wel meegenomen in de continuïteitsanalyse. Voor de vaststelling van de toeslagruimte wordt onderscheid gemaakt tussen:
de waarde van de nominale verplichtingen, die wordt bepaald als de contante waarde (TV) van de verwachte uitkeringsstroom verdisconteerd met de nominale rentetermijnstructuur;
de waarde van de reële verplichtingen, die wordt bepaald als de contante waarde (TV) van de verwachte uitkeringsstroom verdisconteerd met de reële rentetermijnstructuur.
Dit leidt tot de volgende opstelling per 31 december 2009: Tabel 4.5 – Nominale en reële TV Variant Nominaal Reëel
22 juni 2010
Gewogen gemiddelde rentevoet 3,90% 1,25%
Contante waarde van pensioenverplichtingen TV (nominaal pensioen) = 315.356 TV (geïndexeerd pensioen) = 525.828
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
26
Met behulp van deze bedragen kan de toeslagruimte worden vastgesteld: Tabel 4.6 – Toeslagruimte
TV (geïndexeerd pensioen) Af: TV (nominaal pensioen) Benodigd voor volledige toeslagen = A
525.828 -/- 315.356 210.472
Vermogen Af: TV (nominaal pensioen) Beschikbaar voor toeslagen = B
342.793 -/- 315.356 27.437
Toeslagruimte = B/A
13,0%
Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat als
de voorwaardelijke toeslagen bij het pensioenfonds volledig worden toegekend;
de toeslagen gebaseerd zouden zijn op de Europese prijsinflatie;
de pensioenopbouw en premiebetaling zouden worden gestaakt;
bij de vaststelling van de TV rekening gehouden wordt met de risicovrije marktrente,
er naar verwachting per 31 december 2009 onvoldoende middelen aanwezig zijn om voor de pensioenen de volledige toeslagen risicovrij (zonder solvabiliteitsmarge) af te dekken. Het thans aanwezige vermogen is echter wel voldoende om onder deze uitgangspunten en volgens deze maatstaf de volledige toeslagen voor 13% risicovrij af te dekken.
4.5
Continuïteitsanalyse
In opdracht van het bestuur is per 31 december 2008 een continuïteitsanalyse uitgevoerd. De verwachte realisatie van de toeslagen bedroeg op basis van die analyse 19% van de toekomstige prijsinflatie. Het verschil tussen de uitkomsten van de continuïteitsanalyse en van de toeslagruimte is te verklaren doordat in de continuïteitsanalyse rekening gehouden wordt met toekomstige ontwikkelingen van bijvoorbeeld premie-, toeslag- en beleggingsbeleid (waaronder eventuele hogere rendementsverwachtingen op zakelijke waarden ten opzichte van de risicovrije marktrente). Tevens is de continuïteitsanalyse een stochastische benadering. Dit is bij de toeslagruimte niet het geval. Daarnaast heeft het verschil in berekeningsdatum invloed op de uitkomsten.
22 juni 2010
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
Hoofdstuk 5: Korting pensioenaanspraken en pensioenrechten (artikel 134 PW) Conform artikel 1.8 van het pensioenreglement heeft het pensioenfonds onder strikte voorwaarden de mogelijkheid om de verworven aanspraken en de ingegane pensioenen te verminderen. In het afgelopen boekjaar heeft uw fonds hiervan geen gebruik gemaakt.
22 juni 2010
27
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
22 juni 2010
28
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
Hoofdstuk 6: Beleggingsbeleid en leningen (artikel 135 en 136 PW) 6.1
Beleggingsbeleid (artikel 135 PW)
Prudent-personregel Artikel 135 van de Pensioenwet en artikel 13 van het Besluit FTK Pensioenfondsen vormen de basis voor de toetsing van het beleggingsbeleid aan de prudent-person regel. In artikel 135 wordt een eerste aanzet gegeven en wordt tevens verwezen naar artikel 13 van het Besluit FTK Pensioenfondsen waarin de eisen ten aanzien van de beleggingen nader worden beschreven. Op basis van de aan ons beschikbaar gestelde gegevens concluderen wij dat het beleggingsbeleid van het pensioenfonds conform de prudent-person regel is vormgegeven. Desalniettemin zijn wij enkele aandachtspunten tegengekomen waar het bestuur naar onze mening het komende jaar aandacht aan zou moeten schenken. In bijlage E hebben wij een en ander nader uitgewerkt.
6.2
Leningen (artikel 136 PW)
Het pensioenfonds gaat overeenkomstig het beleggingsbeleid zoals vastgelegd in de abtn geen leningen aan, afgezien van tijdelijke leningen met een looptijd van niet langer dan een jaar die worden aangegaan voor liquiditeitsdoelstellingen. Op basis van de beschikbare gegevens waaronder het concept jaarverslag, hebben wij geen leningen en garantstellingen aangetroffen.
22 juni 2010
29
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
22 juni 2010
30
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
31
Hoofdstuk 7: Toeslagbeleid (artikel 137 PW) In het pensioenreglement is bepaald dat zowel actieve deelnemers als gewezen deelnemers een voorwaardelijke toeslagregeling hebben. Het pensioenfonds heeft in haar abtn het toeslagbeleid omschreven. Deze invulling komt overeen met de in de in de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling omschreven toeslagcategorie D6. Dat wil zeggen een voorwaardelijke toeslag gekoppeld aan een ex-ante vastgelegde maatstaf welke een combinatie is van D1 (financiering uit overrendement) en D2 (financiering van de toeslag voor actieve deelnemers op basis van een aanwezig overschot in de reguliere premie). Er wordt derhalve voor de voorwaardelijke toeslagverlening geen bestemmingsreserve gevormd en geen premie betaald. Voorts heeft het bestuur een beleidsstaffel inzake toeslagen geformuleerd, welke als leidraad wordt gebruikt bij de vaststelling van de jaarlijkse voorwaardelijke toeslagen. Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre deze staffel gevolgd wordt. Deze staffel is als volgt vastgesteld: Tabel 7.1 – Beleidsstaffel inzake toeslagbeleid Fondsvermogen per datum vaststelling toeslag Kleiner dan de TV vermeerderd met het minimaal vereist eigen vermogen en een veiligheidsmarge van 5%-punten Groter dan de TV vermeerderd met het minimaal vereist eigen vermogen en een veiligheidsmarge van 5%-punten, maar kleiner dan de TV vermeerderd met het vereist eigen vermogen en een veiligheidsmarge van 15%-punten Groter dan de TV vermeerderd met het vereist eigen vermogen en een veiligheidsmarge van 15%-punten
Percentage van maatstaf 0% Naar rato
100%
Op basis van het hierboven geformuleerde beleid heeft het pensioenfondsbestuur besloten om per 1 januari 2010 op de pensioenaanspraken en pensioenrechten van actieve deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden geen toeslagen te verlenen. Communicatie Op basis van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling dient de communicatie aan (gewezen) deelnemers te voldoen aan een aantal eisen. Deze eisen zijn, onder andere, dat gecommuniceerd wordt over:
het ambitieniveau en de voorwaarden die gelden bij toeslagverlening;
de wijze van financiering van voorwaardelijke toeslagverlening;
de verwachting ten aanzien van de toekomstige toeslagverlening;
de toeslagverlening over de afgelopen 3 jaar, waarbij wordt aangegeven of dit in overeenstemming is geweest met het gepresenteerde toeslagbeleid.
22 juni 2010
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
32
Voor onze oordeelsvorming hebben wij van het bestuur meerdere documenten ontvangen, te weten:
Pensioenreglement versie mei 2009
Uitvoeringsreglement mei 2009
Startbrief (welkomstbericht) 2009
UPO 2010 (actief)
ABTN versie oktober 2009
Continuïteitsanalyse versie maart 2009
De tekst van de toeslagbepaling in het pensioenreglement, het uitvoeringsreglement, en de startbrief (welkomstbrief) wijkt af van de tekst zoals deze is voorgeschreven in de toeslagenmatrix. Het niet letterlijk hanteren van de wettelijk voorgeschreven teksten kan als consequentie hebben dat de gehele toeslagregeling onvoorwaardelijk wordt en als zodanig onderdeel wordt van de verplichtingen. Afwijking van de wettelijk voorgeschreven teksten is slechts toegestaan met instemming van de AFM. Daarnaast bevatten de hiervoor genoemde documenten een toelichting op de voorwaardelijkheid van het toeslagbeleid. Dit is toegestaan indien dit de duidelijkheid, begrijpelijkheid en juistheid van het toeslagbeleid verbetert. De AFM behoudt zich het recht voor om de toegevoegde teksten achteraf te toetsen op duidelijkheid, begrijpelijkheid en juistheid. Wij hebben begrepen dat de teksten van de toeslagbepaling in de verschillende documenten reeds zijn voorgelegd aan de AFM. Op basis van de bij ons aanwezige informatie kunnen wij concluderen dat voldaan is aan de in het besluit beschreven vereisten. Binnen de context van dit rapport en de verklaring wordt geen uitspraak gedaan over eventuele consistentie tussen de gewekte verwachtingen, de financiering en de realisatie van de voorwaardelijke toeslagen.
22 juni 2010
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
33
Hoofdstuk 8: Herstelplan (artikel 138 t/m 140 PW): 8.1
Langetermijnherstelplan (artikel 138)
In 2008 heeft zich de situatie voorgedaan dat het pensioenfonds niet meer kan voldoen aan de vereisten ten aanzien van het vereist eigen vermogen. Door het pensioenfonds is deze situatie conform artikel 138 van de PW reeds gemeld aan DNB. Uit hoofde van artikel 138 is het pensioenfonds verplicht om een concreet en haalbaar langetermijnherstelplan op te stellen binnen een termijn van drie maanden na melding aan DNB. Artikel 138 van de PW schrijft eveneens voor dat in dit herstelplan aangetoond dient te worden, dat het pensioenfonds binnen een periode van maximaal vijftien jaar wel voldoet aan de vereisten ten aanzien van het vereist eigen vermogen. Het langetermijnherstelplan is tijdig ingediend bij DNB en DNB heeft hiermee ingestemd. Jaarlijks zal door het pensioenfonds gerapporteerd moeten worden aan DNB inzake de voortgang van het herstel. In dat kader dient het pensioenfonds aan te geven welke activiteiten hebben plaatsgevonden en wat de gevolgen daarvan waren voor de dekkingsgraad. De toezichthouder zal ten minste eens in de drie jaar beoordelen of het herstelplan kan worden gerealiseerd, of dat aanvullende maatregelen nodig zijn. Het bestuur heeft in de kwartaalstaten over het vierde kwartaal van 2009 voldaan aan de vereisten in het kader van de evaluatie van herstelplannen. De tekst in dit hoofdstuk gaat uit van die evaluatie.
8.2
Ingrijpende wijzigingen tijdens uitvoering langetermijnherstelplan (artikel 139)
Indien gedurende het langetermijnherstelplan ingrijpende wijzingen plaatsvinden, dient het pensioenfonds hiervan DNB onverwijld op de hoogte te stellen. Volgens onze informatie hebben er geen ingrijpende wijzigingen plaatsgevonden waarvan het bestuur DNB op de hoogte had moeten stellen.
8.3
Kortetermijnherstelplan (artikel 140)
In 2008 heeft zich de situatie voorgedaan dat het pensioenfonds niet meer kan voldoen aan de vereisten ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen. Door het pensioenfonds is deze situatie conform artikel 140 van de PW gemeld aan DNB. Uit hoofde van dit artikel is het pensioenfonds verplicht om een concreet en haalbaar kortetermijnherstelplan op te stellen. Artikel 140 van de PW schrijft eveneens voor dat in dit herstelplan aangetoond dient te worden, dat het pensioenfonds binnen een periode van maximaal drie jaar wel voldoet aan de vereisten ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen. Middels een wijziging in de Regeling Pensioenwet per 4 maart 2009 is deze hersteltermijn onder voorwaarden verlengd tot vijf jaar.
22 juni 2010
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
34
Het kortetermijnherstelplan is tijdig ingediend bij DNB en DNB heeft hiermee ingestemd. De in het herstelplan toegepaste sturingsmiddelen en of maatregelen zijn:
Het niet toekennen van de voorwaardelijke toeslagen;
Het verhogen van het percentage afdekking van het renterisico;
In 2009 is door CAO-partijen besloten om een totale herstelpremie te betalen ter grootte van 8,5% van de pensioengrondslagsom. De helft van deze premie is reeds in 2009 ontvangen, de andere helft zal naar verwachting in 2010 worden ontvangen. In het herstelplan was nog geen rekening gehouden met deze herstelpremie.
8.4
Evaluatie van het korte termijn en lange termijn herstelplan
Het pensioenfonds heeft in 2009 een korte termijn en lange termijn herstelplan opgesteld om binnen 5 jaar respectievelijk 15 jaar te voldoen aan de vereisten die conform artikel 131 en 132 van de PW gesteld zijn aan het eigen vermogen. DNB heeft ingestemd met het korte termijn en lange termijn herstelplan. Volgens het herstelplan zou de dekkingsgraad per 31 december 2009 101% zijn geweest. Per 31 december 2009 blijkt de dekkingsgraad in werkelijkheid 108,7% te zijn. De feitelijke dekkingsgraad is dus hoger dan de in het herstelplan geschatte dekkingsgraad. In deze feitelijke dekkingsgraad van 108,7% is reeds rekening gehouden met een verhoging van de TV met 4% in verband met actuele ontwikkelingen op het gebied van overlevingskansen. Deze hogere werkelijke dekkingsgraad is met name te verklaren doordat de werkelijke marktrente per einde 2009 en het werkelijke beleggingsrendement afwijken van de aannames in het herstelplan. Op 31 augustus 2009 verkeerde het pensioenfonds niet meer in dekkingstekort. Aangezien deze situatie zich per 31 december 2009 nog geen drie achtereenvolgende kwartaaleindes heeft voorgedaan, is de situatie van dekkingstekort nog niet opgeheven. Het pensioenfonds verkeert per 31 december 2009 nog in een situatie van een reservetekort. Het kortetermijn en langetermijn herstelplan zijn derhalve nog van kracht.
22 juni 2010
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
35
Bijlage A: Samenstelling en verloop van de TV Tabel - A.1 Aantal Niet pensioentrekkende deelnemers6 Mannen Ouderdomspensioen Partnerpensioen Vrouwen Ouderdomspensioen Partnerpensioen Subtotaal
31 december 2009 Aanspraken
TV
3.220
9.590
1.068
1.716
4.288
11.305
80.782 18.428 13.157 1.165 113.532
n.v.t. n.v.t.
362 78 440
1.895 740 2.635
14.136
8.900
3.367
1.753
17.503
10.653
74.956 16.982 13.583 1.197 106.718
1.853
5.108
162
272
2.015
5.380
52.990 11.026 3.328 108 67.452
21 1.094 1.115
38 1.793 1.831
525 22.187 22.712
38
32
162
7
Invaliditeitsreserve Mannen Vrouwen Subtotaal
Niet pensioentrekkende gewezen deelnemers Mannen Ouderdomspensioen Partnerpensioen Vrouwen Ouderdomspensioen Partnerpensioen Subtotaal Pensioentrekkenden – Ouderdomspensioen Mannen Ouderdomspensioen Partnerpensioen Vrouwen Ouderdomspensioen Partnerpensioen Subtotaal Pensioentrekkenden – Partnerpensioen Mannen Partnerpensioen Vrouwen Partnerpensioen Subtotaal Pensioentrekkenden – Wezenpensioen Wezen Wezenpensioen Niet in te delen voorzieningen TV Incurred But Not Reported (IBNR) Correctie in verband met inkoop uit VUT-fonds 8 Correctie in verband met inkomende waardeoverdracht 9 Totaal (voor herverzekering) Af: Voorziening herverzekering NN Af: Premievrijstellingsrisico bij invaliditeit Alhermij Af: TV herverzekerd Totaal
6789
6
24.959
1.800 809 -/464 315.356 22 73 95 315.261
Het betreft hierbij de actieve en arbeidsongeschikte deelnemers. Deze deelnemers zijn reeds opgenomen in de aantallen bij de reguliere pensioenaanspraken. 8 Dit betreft een correctie op de TV als gevolg van een aantal deelnemers waarvan de inkoop uit het V UT-fonds nog niet in het administratiesysteem is verwerkt. 9 Dit betreft een correctie voor een onterecht in het systeem opgevoerde inkomende waardeoverdracht. 7
22 juni 2010
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
36
Tabel A.2 – Verloop van TV Verloop TV
2009
2008
Beginstand
307.985
222.183
9.654 476 7.874 3.037 346 2.312 1.967 902 n.v.t. 925 72 8 n.v.t.
6.084 49 10.287 n.v.t. 826 1.940 1.135 210 18.058 1.610 147 82 2.031
Toename - Jaarlijkse technische koopsom (inclusief risicokoopsom) - Jaarlijkse technische koopsom aanvullende regeling - Benodigde interest - Collectieve inkomende waardeoverdracht NN - Inkomende waardeoverdrachten - Risicopremie voor het langlevenrisico - Door overlijden ingegaan nabestaandenpensioen - Correctie pensioenen (incl. correctie VUT) - Overgedragen koopsom vanuit VUT-fonds - Toevoeging reserve IBNR - Mutatie reserve premievrijstelling (PVD) in boekjaar - Pensionering - Wijziging actuariële grondslagen Afname - Verwachte uitkeringen - Vrijval door overlijden terzake van langlevenrisico - Vrijval door overlijden terzake van kortlevenrisico - Risicopremie voor het kortlevenrisico - Risicokoopsom - Beschikbaar uit voorziening premievrijstelling voor gemiste premies - Vrijval wegens verval van pensioenaanspraken - Uitgaande waardeoverdrachten - Afkoop - Vrijval voor kosten - Vrijval reserve IBNR - Overige mutaties Wijziging - Wijziging marktrente - Opslag op TV i.v.m. actuele sterfteontwikkelingen (ad 4%) Toename per saldo Eindstand
22 juni 2010
-/-
-/-/-
6.909 2.474 779 1.347 298 415
6.409 1.694 312 1.134 236 419
494 607 366 158 805 68
367 814 266 149 n.v.t. 0
17.611 12.129
59.369 n.v.t.
7.371
85.802
315.356
307.985
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
37
Bijlage B: Balans en staat van baten en lasten B.1
Balans
Tabel B.1
Activa - Beleggingen - zakelijke waarden - vastrentende waarden - overige beleggingen - Aandeel herverzekeraar - Vordering op VUT-fonds - Overige vorderingen en overlopende activa - Liquide middelen Totaal activa Passiva - TV voor risico fonds - TV voor risico deelnemers - Weerstandsreserve - Extra reserve - Spaarfonds gemoedsbezwaren - Kortlopende schulden en overlopende passiva Totaal passiva
31 december 2009
31 december 2008
164.576 176.539 1.531 95 2.039 1.491 766 347.037
127.343 162.102 5.733 104 2.031 1.382 4.308 303.003
315.356 121 48.461 -/- 21.024 2 4.121 347.037
307.985 52 51.471 -/- 61.097 2 4.590 303.003
Wij merken op dat de weerstandsreserve gelijk is aan het vereist eigen vermogen. De extra reserve is gelijk aan de reservepositie.
22 juni 2010
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
B.2
38
Staat van baten en lasten
Tabel B.2
Baten - Bijdragen (regulier + aanvullend) - Beschikbaar uit VUT overrente verdeling - Overgenomen pensioenverplichtingen - Directe beleggingsopbrengsten - Indirecte beleggingsopbrengsten - Resultaatdeling uit hoofde van herverzekering - Uitkeringen uit hoofde van herverzekering - Andere baten Lasten - Toename TV voor risico fonds - Toename TV herverzekering - Toename TV voor risico deelnemers - Pensioenuitkeringen - Afkopen - Uitgaande waardeoverdrachten - Kosten - Premies herverzekering - Andere lasten
Resultaat
22 juni 2010
2009
2008
16.254 0 4.063 2.773 31.064 0 27 166 54.347
12.149 18.139 1.011 4.382 49.902 212 390 0 13.619
-/-
-/-
7.371 9 69 6.971 350 317 1.620 577 0 17.284
85.802 25 52 6.473 295 830 1.434 446 36 95.393
37.063
-/- 109.012
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
39
Bijlage C: Actuariële analyse van het resultaat In onderstaande tabel is het verloop van de TV (zie bijlage A) verwerkt in kolom ‘Actuarieel’ en de staat van baten en lasten (zie bijlage B) in kolom ‘Financieel’. Door deze twee kolommen met elkaar te confronteren kan het resultaat per onderdeel worden vastgesteld. Tabel C.1 Actuarieel Financieel TV/Vermogen/Eigen vermogen per 31 december 2008 Premiemarge - Reglementaire premie (exclusief premie aanvullende regeling) - Benodigd voor pensioenopbouw - Aanvullende regeling - Benodigd voor risicokoopsom - Opslag voor arbeidsongeschiktheidsrisico - Af te haken voor kosten (8,5% van de feitelijke premie) - Misgelopen premie wegens invaliditeit (uit reserve PVD) - Herstelpremie
307.985
Interest - Wijziging rentetermijnstructuur per 31 december 2009 - Benodigde interest (2,544% jaarrente) - Directe beleggingsopbrengsten - Indirecte beleggingsopbrengsten (verminderd met beleggingskosten)
Overige resultaten - Overige baten/lasten - Mutatie TV voor risico deelnemers - Mutatie voorziening herverzekering
12.702
12.702 -/- 9.356 193 -/298 -/925 -/- 1.137 501 2.158 3.838
669 -/925 -/- 1.137 501 2.158
619 223
-/-
550 424
17.611 -/- 7.874 2.773 31.064
Kosten - Beschikbaar uit premie - Vrijval excasso uit uitkeringen, waardeoverdrachten en afkopen - Gemaakte kosten Mutaties en diversen - Correctie (niet)ingegane pensioenen en correctie VUT - Vrijval wegens verval van pensioenaanspraken - Vrijval uitkeringen uit de TV vs werkelijke uitkeringen - Pensionering - Afkoop - Collectieve inkomende waardeoverdracht NN - Inkomende waardeoverdrachten - Uitgaande waardeoverdrachten
-/- 9.626
-/- 9.356 -/476 -/298
Technisch resultaat - Overlevingskansen - Arbeidsongeschiktheid
1.137 158 -/- 1.620
902 494 6.909 -/8 366 -/- 3.037 -/346 607
Resultaat
298.359
-/-
725 -/- 6.971 -/-
350 3.884 179 -/317
68 -/-/-
166 69 9
69 647 716 17.611 -/- 7.874 2.773 31.064 43.574 1.137 158 -/- 1.620 -/325 -/-
177 494 -/62 -/8 16 847 -/167 290 1.233
-/-/-
234 69 9 156
Grondslagen - Opslag op TV n.a.v. actuele sterfteontwikkelingen (ad 4%)
-/- 12.129
Resultaat
-/- 7.371
44.434
37.063
315.356
342.793
39.566
TV/Vermogen/Eigen vermogen per 31 december 2009
22 juni 2010
-/- 12.129
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
40
Het resultaat op bijdragen (premiemarge) Het resultaat op premies is het verschil tussen aan de ene kant de premies zoals deze door de werkgevers en de werknemers in het boekjaar zijn betaald en aan de andere kant het voor de tijdsevenredige opbouw van de pensioenaanspraken benodigde bedrag. Op premiemarge wordt een positief resultaat behaald van 3.838. Vorig jaar was de winst hoger (4.589), ondanks dat in 2009 een herstelpremie van 2.158 is ontvangen. Dit wordt met name veroorzaakt doordat de benodigde actuariële koopsom voor pensioenopbouw in 2009 fors hoger is ten opzichte van 2008. Dit wordt grotendeels veroorzaakt door de rentestand primo 2009, die aanzienlijk lager is dan per primo 2008. Het technisch resultaat Het resultaat op kanssystemen bestaat uit: Tabel C.2 - Technisch resultaat Resultaat op overlevingskansen (inclusief herverzekering) Resultaat op arbeidsongeschiktheid Technisch resultaat
Resultaat 69 647 716
Onderstaand wordt op beide resultaten ingegaan. Het resultaat op overlevingskansen Aan de berekening van de TV liggen overlevingstafels ten grondslag. Op basis van die overlevingstafels wordt door overlijden bij verzekeringen met een risico van langleven (ouderdomspensioen en ingegaan partnerpensioen) een zekere vrijval uit de TV verwacht. Deze vrijval vanuit de TV wordt de risicopremie bij verzekeringen met risico van langleven genoemd. Als in werkelijkheid niemand overlijdt, treedt deze risicopremie als verlies op. Bij deze verzekeringen (langleven) is dus de risicopremie het maximale verlies. Bij verzekeringen met risico van kortleven (latent partnerpensioen) wordt enerzijds verwacht dat door overlijden een bedrag vrijvalt, doch wordt anderzijds verwacht dat door ingang van een partnerpensioen een bedrag aan de TV moet worden toegevoegd. Het saldo noemen we de risicopremie bij verzekeringen met risico van kortleven. De risicopremie geeft dus de gemiddelde verwachte stijging van de TV door overlijden aan.
22 juni 2010
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
41
In het boekjaar zijn de volgende resultaten behaald met betrekking tot overlevingskansen: Tabel C.3 - Lang- en kortlevenrisico Resultaat Risico van langleven - Risicopremie langleven - Door overlijden vrijgevallen voorziening (OP/ingegaan NP)
-/-
2.312 2.474 162
Risico van kortleven - Door overlijden werkelijk vrijgevallen latent NP - Risicopremie kortleven - Benodigd voor toekenning nabestaandenpensioen i.v.m. overlijden - Risicokoopsom uit premie - Premie herverzekering overlijdensrisico - Ontvangen overlijdensuitkering
-/-/-
779 1.347 1.967 298 577 27 -/-
Resultaat op overlevingskansen
93 69
Het resultaat op arbeidsongeschiktheid Het resultaat op (premievrijstelling bij) arbeidsongeschiktheid is als volgt bepaald: Tabel C.4 - Arbeidsongeschiktheid Resultaat Lopende gevallen - Vrijgevallen premie uit voorziening arbeidsongeschiktheid - Misgelopen premie wegens invaliditeit
-/-
415 501 -/-
Mutaties en nieuwe gevallen - Invalidering in boekjaar - Revalidaties en wijziging klasse in boekjaar - Beschikbaar uit premie
-/-
86
0 72 925 853
Voorziening IBNR - Toevoeging reserve IBNR - Vrijval reserve IBNR
-/-
925 805 -/-
Resultaat op arbeidsongeschiktheid
120 647
Per 31 december 2009 is in de TV een schadereserve opgenomen van 1.800 voor deelnemers in de Ziektewet (TV IBNR). Bij het fonds wordt de hoogte van de TV IBNR vastgesteld als de som van de opslagen voor premievrijstellingsrisico van de afgelopen twee boekjaren. De opvoer van de TV IBNR in boekjaar 2009 zou derhalve gelijk moeten zijn aan 8% van de totaal ontvangen premie. Wij hebben geconstateerd dat bij de opvoer van de TV IBNR in 2009 niet de gehele premie is meegenomen bij de vaststelling van het bedrag. Echter, gezien de positieve resultaten op arbeidsongeschiktheid uit het verleden achten wij de TV van 1.800 voldoende prudent.
22 juni 2010
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
42
Het resultaat op interest De totaal behaalde beleggingsopbrengsten – onder aftrek van de kosten vermogensbeheer – zijn in boekjaar 2009 gelijk aan 33.837 (positief) en worden opgenomen in het resultaat op interest. Naast de beleggingsopbrengsten wordt de afname van de TV als gevolg van de omrekening van de nominale marktrente per 31 december 2009 verantwoord in het resultaat op interest. Ten behoeve van deze omrekening neemt de TV af met 17.611. Daarnaast is er een bedrag ad 7.874 benodigd voor de interesttoevoeging (op basis van 2,544%) in de TV. Dit heeft per saldo geresulteerd in een positief resultaat op interest van 43.574. Het resultaat op kosten Op kosten is een verlies gemaakt van 325, hetgeen betekent dat de werkelijke kosten hoger waren dan de veronderstelde marge die begrepen is in de pensioenpremie plus de vrijval van de excassoopslag als gevolg van uitkeringen, (reguliere) waardeoverdrachten en afkopen. Hierbij merken wij op dat in de werkelijke kosten over 2009 eenmalige transitiekosten van 368 zijn opgenomen, vanwege de overgang naar de pensioenuitvoerder. Het resultaat op mutaties en diversen Op mutaties en diversen wordt in 2009 een positief resultaat behaald van 1.233. Dit positieve resultaat wordt met name veroorzaakt door het positieve resultaat van 847 op de collectieve waardeoverdracht vanuit Nationale Nederlanden (vanwege de buffer die is meegekomen) en het positieve resultaat van 494 door een vrijval in de TV als gevolg van verval van pensioenaanspraken. Andere posten die in dit resultaat zijn verantwoord zijn het resultaat op correcties, het resultaat op pensionering en het resultaat op waardeoverdrachten. Overige resultaten Dit wordt met name veroorzaakt door de mutatie in de herverzekerde voorziening de mutatie in de voorziening voor risico deelnemers. Voorts zijn hierin de overige baten en lasten in opgenomen. Het resultaat op grondslagen Het bestuur heeft in 2010 het besluit genomen om (vooruitlopend op de nieuw te publiceren Prognosetafel van het Actuarieel Genootschap) bij de vaststelling van de TV per 31 december 2009 rekening te houden met een opslag voor actuele sterfteontwikkelingen van 4%. Hierdoor is de TV met 12.129 toegenomen.
22 juni 2010
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
43
Bijlage D: Toelichting op vaststelling vereist eigen vermogen D.1
Inleiding
Conform artikel 132 van de PW dient het pensioenfonds te beschikken over een vereist eigen vermogen. De uitwerking van het vereist eigen vermogen wordt geregeld in het Besluit FTK van 18 december 2006 en de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling van 19 december 2006. Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie heeft er voor gekozen om voor de vaststelling van het vereist eigen vermogen uit te gaan van de standaardmethode. Impliciet geeft het fonds daarmee aan van mening te zijn dat het standaardmodel resulteert in een juiste weergave van het risicoprofiel van het fonds. Wij merken hierbij op, dat de benaderingsmethodiek die hierbij wordt gehanteerd, voor de bepaling van het renterisico (S1) en het kredietrisico (S5) vanaf het boekjaar 2010 niet meer mag worden gebruikt.
D.2
Vaststelling vereist eigen vermogen
Vereist eigen vermogen Het vereist eigen vermogen is het vermogen dat behoort bij de evenwichtssituatie van het pensioenfonds. In die situatie is het eigen vermogen zodanig vastgesteld dat met de wettelijk vastgestelde zekerheidsmaat van 97,5% wordt voorkomen dat het pensioenfonds binnen één jaar beschikt over minder middelen dan de hoogte van de TV voor de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioenovereenkomst. Volgens de standaardmethode is sprake van voldoende eigen vermogen (het vereist eigen vermogen) indien deze groter is dan S zoals hierna bepaald. Hierbij merken wij op dat voor de vaststelling van het vereist eigen vermogen uitgegaan is van de strategische beleggingsmix ultimo 2009. Het vereist eigen vermogen in de evenwichtsituatie (waarin het eigen vermogen gelijk is aan het vereist eigen vermogen) is vastgesteld op basis van de in de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling van 19 december 2006 vastgestelde methodiek. Omdat uitgegaan wordt van de evenwichtssituatie, is het vereist eigen vermogen onafhankelijk van het aanwezige vermogen. Het vereist eigen vermogen bedraagt dan 48.461. Het vereist vermogen is vervolgens gelijk aan het vereist eigen vermogen vermeerderd met de TV en bedraagt 363.817.
22 juni 2010
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
44
Invoergegevens Het vereist vermogen in de evenwichtssituatie kan als volgt worden onderverdeeld naar de verschillende beleggingscategorieën volgens de strategische beleggingsmix. De strategische beleggingsmix is afgeleid uit het beleggingsplan voor 2010: Tabel D.1 – Strategische beleggingsmix en Vereist vermogen Beleggingsmix Staatsobligaties en hypotheken Bedrijfsobligaties en andere credits Aandelen mature markets en indirect vastgoed Aandelen emerging markets Aandelen private equity Direct vastgoed Grondstoffen (commodities) Derivaten Liquide middelen Totaal
43% 12% 33% 6% 0% 5% 0% 0% 0% 100%
Opsplitsing vereist vermogen 158.068 45.386 118.715 23.457 0 18.191 0 0 0 363.817
Vervolgens zijn daarbij de volgende aanvullende gegevens gehanteerd: Tabel D.2 – Overige gegevens
Modified duration credits (bedrijfsobligaties en andere credits) Duration verplichtingen Credit spread Valuta-exposure (strategisch)
3,0 18 2,47% 0,00%
Deze gehanteerde gegevens hebben wij ontvangen van de administrateur van het fonds. Wij hebben hier geen nader onderzoek naar verricht. Uitgaande van dit vermogen kan als volgt de splitsing per risicocategorie worden teruggerekend: Renterisico (S 1) Dit is het effect van de meest ongunstige wijziging van de rente / rentetermijnstructuur volgens de tabel in de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling. Doorgaans zal dit een rentedaling betreffen. Een daling van de rente leidt tot een verhoging van de TV en tot een waardestijging van de vastrentende waarden. Het saldo van deze beide effecten geeft het renterisico weer.
22 juni 2010
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
45
Bij Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie wordt het renterisico op een alternatieve wijze afgedekt dan uitsluitend door “durationverlenging”. Hierbij wordt tevens gebruik gemaakt van renteswaps (LDI-pools). Het gebruik van rente-swaps komt niet direct tot uiting bij de standaard benaderingsmethode ter bepaling van S1 in de wortelformule. Om deze reden is een aangepaste benadering gekozen van het renterisico, waarbij de renteafdekking eenmalig wordt vastgesteld op basis van de duration inclusief swaps/LDI-pools. Bij de berekening is uitgegaan van het strategische renteafdekkingspercentage van 75%. Tabel D.3 – Renterisico Een rentedaling leidt tot: Een toename van de TV met Een toename van de vastrentende waarden en derivaten met als gevolg van afdekking renterisico Totaal (S1)
In procenten 18,29%
In € 1.000 57.676 -/- 43.257 14.419
Risico zakelijke waarden (S2 ) Het op te vangen risico van de zakelijke waarden is als volgt: Tabel D.4 – Risico zakelijke waarden Zakelijke waarden Mature markets Emerging markets Private equity Vastgoed
Uitgedrukt in het vermogen 32,63% 6,45% 0,00% 5,00%
Totaal (S 2) op basis van 75% correlatie
Waardedaling 25% 35% 30% 15% als % van S in € 1.000
Waardedaling van het totale vermogen 8,16% 2,26% 0,00% 0,75% 10,56% 38.422
Valutarisico (S3 ) Het effect van een daling van alle valutakoersen ten opzichte van de euro met 20% moet opgevangen kunnen worden.
Tabel D.5 – Valutarisico
Valuta-exposure (S3)
Uitgedrukt in het vermogen 0,00%
Waardedaling 20,00% in € 1.000
Grondstoffenrisico (S4) Het effect van een waardedaling met 30% moet opgevangen kunnen worden.
22 juni 2010
Waardedaling van het totale vermogen 0,00% 0
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
46
Tabel D.6 – Grondstoffenrisico
Grondstoffen (commodities) (S4)
Uitgedrukt in het vermogen 0,00%
Waardedaling 30,00% in € 1.000
Waardedaling van het totale vermogen 0,00% 0
Kredietrisico (S5) Het kredietrisico wordt gemeten door het effect van een toename met 40% van de actuele opslag voor kredietrisico (de ‘credit spread’) in het marktrendement vast te stellen, op de portefeuille vastrentende waarden met kredietrisico (‘credits’). Tabel D.7 – Kredietrisico Uitgedrukt in het vermogen
Credit spread
12,5%
2,47%
Kredietrisico (S5 )
Duration
3,00
Toename credit spread 40% in € 1.000
Waardedaling van het totale vermogen 0,37% 1.345
Verzekeringstechnisch risico (S6) De vereiste solvabiliteit voor verzekeringstechnische risico’s bedraagt een percentage van de TV. Dit percentage is afhankelijk van: 10
A. de gemiddelde leeftijd binnen het pensioenfonds: hoe jonger het pensioenfonds, hoe hoger het percentage; B. het karakter van de regeling: is bijvoorbeeld het partnerpensioen op spaar- of op risicobasis toegekend; C. het aantal (gewezen) deelnemers: hoe groter het aantal deelnemers, hoe lager het percentage. Bij de berekening wordt geen rekening gehouden met een eventuele vermindering als gevolg van herverzekering of een andere wijze van dekking. Op basis van deze kenmerken en de tabellen in paragraaf 14.3 van het advies inzake onderbouwing parameters FTK van DNB uit oktober 2006 kan het verzekeringstechnische risico (S6 ) worden vastgesteld: S6 = 10.416.
10
De gemiddelde leeftijden per risicogroep zijn bepaald door te wegen naar TV, en niet naar aantallen deelnemers. Zou gebruik zijn gemaakt van de gemiddelde leeftijden naar aantallen deelnemers, dan zou dat resulteren in een groter verzekeringstechnisch risico.
22 juni 2010
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
47
Totaal risico Tabel D.8 – Totaalopstelling
1 2 3 4 5 6
S1 S2 S3 S4 S5 S6
31 december 2009 14.419 38.422 0 0 1.345 10.416
Renterisico Risico zakelijke waarden Valutarisico Grondstoffenrisico Kredietrisico Verzekeringstechnisch risico
Het totale risico is gelijk aan S = √ ( S1
2
+ S2
2
+ 2×0,5×S1×S 2 + S3
2
+ S4
2
+ S5
2
2
+ S6 ),
met dien verstande dat S niet minder dan het minimum vereist eigen vermogen (5%) mag zijn. S bedraagt dan: Tabel D.9 – Vereist eigen vermogen
Totaal S
31 december 2009 48.461
(niet minder dan minimaal vereist eigen vermogen)
Dit resulteert in een vereist eigen vermogen van 15,4% van de TV. Grafisch ziet dit er als volgt uit: Grafiek D.1 – Opbouw vereist eigen vermogen
Opbouw vereiste buffer onder FTK 31-12-2008 Rente
31-12-2009 1,8%
4,6%
Zakelijk
9,6%
Valuta
0,0% 0,0%
Commodities
0,0% 0,0%
Krediet
0,4% 0,5%
Verzekering
0,6%
-5,1%
Correlatie
3,3% 4,2% 15,4% 16,7%
Totaal -10,00%
22 juni 2010
-5,00%
0,00%
12,2%
5,00%
10,00%
15,00%
20,00%
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
48
De vermogenspositie ziet er daarmee als volgt uit: Tabel D.10 – Vermogenspositie
Aanwezig vermogen Af: TV Af: minimaal vereist eigen vermogen (5%) Dekkingspositie
Bedrag 342.793 -/- 315.356 -/- 15.768 11.669
Af: vereist eigen vermogen (exclusief minimaal vereist eigen vermogen) Reservepositie
-/-/-
32.693 21.024
In % van de TV 108,7% -/- 100,0% -/5,0% 3,7%
-/-/-
10,4% 6,7%
Het reservetekort bedraagt derhalve 21.024. Bij de hierboven vastgestelde vermogenspositie wordt uitgegaan van de strategische beleggingsmix op 31 december 2009. Als uitgegaan zou worden van de feitelijke beleggingsmix zou een vereist eigen vermogen benodigd zijn van 55.335. Het reservetekort zou dan 27.898 bedragen.
22 juni 2010
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
49
Bijlage E: Prudent-Personregel (nader uitgewerkt) Prudent-personregel (nader uitgewerkt) Artikel 135 van de Pensioenwet en artikel 13 van het Besluit FTK Pensioenfonds vormen de basis voor de toetsing van het beleggingsbeleid aan de prudent-person regel. In artikel 135 wordt een eerste aanzet gegeven en wordt tevens verwezen naar artikel 13 van het Besluit FTK Pensioenfondsen waarin de eisen ten aanzien van de beleggingen nader worden beschreven. De artikelen bevatten de volgende regels: 1.
De waarden worden belegd in het belang van de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden.
2.
De waarden worden op zodanige wijze belegd dat de veiligheid, de kwaliteit, de liquiditeit en het rendement van de portefeuille als geheel zijn gewaarborgd.
3.
Waarden die ter dekking van de technische voorzieningen worden aangehouden, worden belegd op een wijze die strookt met de aard en de duur van de verwachte toekomstige pensioenuitkeringen.
4.
De waarden worden hoofdzakelijk op gereglementeerde markten belegd. Beleggingen in niet tot de handel op een gereglementeerde financiële markt toegelaten waarden worden tot een prudent niveau beperkt.
5.
Beleggingen in derivaten zijn toegestaan voor zover deze bijdragen aan een vermindering van het risicoprofiel of een doeltreffend portefeuillebeheer vergemakkelijken. Het fonds vermijdt een bovenmatig risico met betrekking tot een en dezelfde tegenpartij en tot andere derivatenverrichtingen.
6.
De waarden worden naar behoren gediversifieerd zodat een bovenmatige afhankelijkheid van of vertrouwen in bepaalde waarden, of een bepaalde emittent van waarden of groep van ondernemingen en risicoaccumulatie in de portefeuille als geheel worden vermeden. Beleggingen in de bijdragende onderneming worden beperkt tot ten hoogste 5% van de portefeuille als geheel, en ingeval de bijdragende onderneming tot een groep behoort, worden beleggingen in de ondernemingen die tot dezelfde groep als de bijdragende onderneming behoren, beperkt tot ten hoogste 10% van de portefeuille. Wanneer een groep van ondernemingen aan het pensioenfonds premies betaalt, geschieden beleggingen in deze bijdragende ondernemingen prudent, waarbij rekening wordt gehouden met de noodzaak van een behoorlijke diversificatie.
22 juni 2010
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
7.
50
De beleggingen worden gewaardeerd op basis van marktwaarde. Onder waardering op markwaarde wordt verstaan: het bedrag waarvoor een actief kan worden verhandeld of een passief kan worden afgewikkeld tussen terzake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn.
Voor de beoordeling van het beleggingsbeleid hebben wij in combinatie met de voor het pensioenfonds geldende statuten, pensioenreglement en de uitvoeringsovereenkomst gebruikt gemaakt van de volgende documenten:
Abtn (inclusief verklaring inzake beleggingsbeginselen)
Beleggingsplan
ALM-studie
Continuïteitsanalyse
Rapportages van het vermogensbeheer
DNB kwartaalrapportages (e-line)
(Concept) Jaarverslag / Jaarrekening
Notulen beleggingscommissievergaderingen
De toezichthouder (DNB) heeft in recente jaren geen bezwaren tegen het beleggingsbeleid geuit die nog niet op gepaste wijze zijn weggenomen. 1. Beleggingsbeleid in belang van aanspraak- en pensioengerechtigden Op basis van de aan ons beschikbaar gestelde gegevens stellen wij vast dat het beleggingsbeleid voldoet aan het vereiste dat de bezittingen van het pensioenfonds worden belegd in het belang van de aanspraak- en pensioengerechtigden. Wij komen tot deze conclusie omdat er door het bestuur op basis van een ALM-studie een strategische beleggingsmix is gekozen waarbij de verhouding tussen de kans op onderdekking, de mate van toeslagverlening en de premiehoogte als efficiënt is beoordeeld. In de meest recente ALM-studie zijn de beleggingsmixen getoetst onder meerdere stressscenario's (inflatie / stagflatie / deflatie).Tijdens de bestuursvergaderingen zijn alle stakeholders betrokken geweest bij de besluitvorming. 2. Veiligheid, kwaliteit, liquiditeit en rendement van portefeuille als geheel De samenstelling van de beleggingen is dusdanig dat naar onze mening wordt voldaan aan het vereiste dat de veiligheid, de kwaliteit, de liquiditeit en het rendement van de portefeuille als geheel zo veel mogelijk zijn gewaarborgd. Voor de vaststelling van de samenstelling van de portefeuille is externe expertise ingehuurd en een ALM-studie uitgevoerd. Voorts zijn er beperkingen aan de door de vermogensbeheerder te nemen risico’s gesteld welke periodiek door een beleggingscommissie worden getoetst. Gezien het feit dat overwegend in gereglementeerde markten wordt belegd (hierover later meer) is naar onze mening de liquiditeit gewaarborgd. Voor zover er gebruik gemaakt wordt van securities lending hebben wij geconstateerd dat dit in beginsel op een adequate wijze wordt gemanaged. Er zijn immers richtlijnen opgesteld met betrekking tot het tegenpartijrisico. Naar onze mening is het aan te raden deze richtlijnen nader uit te werken.
22 juni 2010
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
51
De strategische mix en de normportefeuille zouden naar onze mening duidelijker geformuleerd kunnen worden, waarmee deze tevens in de verschillende documenten en (kwartaal)rapportages verwerkt kunnen worden. 3. Belegging van waarden ter dekking van de technische voorzieningen De waarden die ter dekking van de technische voorzieningen worden aangehouden, worden naar onze mening belegd op een wijze die strookt met de aard en de duur van de verwachte toekomstige pensioenuitkeringen. Naar onze mening betekent dit niet dat het noodzakelijk is om alle toekomstige pensioenaanspraken en pensioenrechten precies te matchen met vergelijkbare beleggingen. Het renterisico is grotendeels afgedekt middels beleggingen in vastrentende waarden en LDI-pools, daarbij rekening houdende met verschillende looptijden. Ook wordt de mate van afdekking per looptijdbucket op adequate wijze gemonitord in de kwartaalrapportages van het vermogensbeheer. Naar onze mening is het wenselijk dat het bestuur zich bewust is van het basis- en kredietrisico dat bestaat door de beleggingen van het onderpand in credits. Wij zouden het bestuur willen adviseren om de performance van de LDI-fondsen tevens te vergelijken met de ontwikkeling van de technische voorziening. 4. Beleggingen hoofdzakelijk op gereglementeerde markten Wij hebben een beperkt aantal beleggingen waargenomen die op niet-gereglementeerde markten worden verhandeld. Derhalve zijn wij van mening dat voldaan wordt aan het vereiste dat de bezittingen van het pensioenfonds, volgens in Nederland geldende normen, hoofdzakelijk worden belegd op gereglementeerde markten. 5. Derivatenbeleid In de abtn staat omschreven dat de beleggingsfondsen van het pensioenfonds uit het oogpunt van risicobeheersing en portefeuillemodellering gebruik maakt van derivaten. Dit derivatenbeleid heeft als doel het volledig afdekken van het valutarisico en het grotendeels tot volledig afdekken van het renterisico. Uit de kwartaalrapportages van de vermogensbeheerder blijkt dat dit wordt nageleefd. Middels een uitgevoerde ALM-studie is aangetoond dat het risicoprofiel, als gevolg van het toepassen van deze derivaten, verminderd wordt. Uit de ons beschikbaar gestelde stukken concluderen wij daarom dat het derivatenbeleid voldoet aan het vereiste dat dit bijdraagt aan een vermindering van het risicoprofiel of een doeltreffend portefeuillebeheer vergemakkelijkt. 6. Diversificatie Volgens de aan ons verstrekte informatie worden de beleggingen beleidsmatig op een redelijke wijze gespreid. Hierbij kan gedacht worden aan spreiding tussen beleggingscategorieën, regio’s en sectoren. Naar onze mening is derhalve voldaan aan de diversificatie-eis van artikel 13 lid 5 van het Besluit FTK. Uit de abtn en het beleggingsplan alsmede de samenstelling van de beleggingsportefeuille blijkt dat de beleggingen in de groep waartoe de bijdragende ondernemingen behoren minder dan 10% van de beleggingsportefeuille als geheel bedragen. 7. Marktwaardering In de abtn, alsmede in het beleggingsplan, staat beschreven dat de beleggingen van het pensioenfonds worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Uit de beschikbare stukken constateren wij dat dit wordt nageleefd.
22 juni 2010
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
22 juni 2010
52
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
53
Bijlage F: Nominale en reële marktrente Tabel F.1 – Termijnstructuur van het marktrendement op couponloze basis Looptijd vanaf 31 december 2009 (in jaren) 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
11
Geschat marktrendement 31 december 2009 (in % per jaar) Nominaal Reëel 1,3 0,0 1,9 0,2 2,2 0,4 2,6 0,5 2,8 0,7 3,1 0,8 3,3 0,9 3,4 1,1 3,6 1,1 3,7 1,2 3,8 1,3 3,9 1,4 4,0 1,4 4,1 1,5 4,1 1,5 4,1 1,6 4,2 1,6 4,2 1,6 4,2 1,6 4,2 1,6
Looptijd vanaf 31 december 2009 (in jaren)
11
21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
Geschat marktrendement 31 december 2009 (in % per jaar) Nominaal Reëel 4,2 1,6 4,2 1,6 4,2 1,6 4,1 1,5 4,1 1,5 4,1 1,5 4,0 1,5 4,0 1,4 4,0 1,4 4,0 1,4
40
3,7
1,0
50
3,6
1,0
75
3,4
0,9
100
3,3
0,9
Hiervoor geldt: looptijd = duration. Ten behoeve van de leesbaarheid wordt hier slechts één decimaal van de gebruikte percentages weergegeven.
22 juni 2010
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
54
Grafiek F.1 – Ontwikkeling termijnstructuur van de nominale marktrente Termijnstructuur nominale marktrente 5,5 5,0
rente (%)
4,5 4,0
31-12-2007 31-12-2008
3,5
31-12-2009
3,0 2,5
60
55
50
45
40
35
30
25
20
15
10
5
2,0
looptijd (jaren)
Ter indicatie van de inflatieverwachtingen hebben wij onderstaand de verschillen tussen de geschatte nominale en reële marktrenten volgend uit de rendementen op staatsobligaties (een benadering van de ‘break even inflation rates’) en de informatie uit de inflatieruilmarkt (‘inflation zero swap rates’) weergegeven. Tabel F.2 – Vergelijking break even inflation rates met inflation zero swap rates Termijn (in jaren) 2 5 10 15 25
Break even inflation rate (in %) 12 1,7 2,1 2,4 2,5 2,5
Inflation zero swap rate (in %) 1,7 2,1 2,4 2,5 2,5
Bron van inflation zero swap rates: Bloomberg.
12
De break even inflation rate is bepaald aan de hand van Franse staatsobligaties. Het betreft schattingen, gebaseerd op informatie volgens JP Morgan.
22 juni 2010
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
Bronnen Termijnstructuur nominale marktrente Schatting op basis van swapcurve door DNB (www.dnb.nl). Deze termijnstructuur is geconstrueerd door middel van horizontale extrapolatie van de forward rates voor looptijden langer dan 60 jaar. Termijnstructuur reële marktrente Schatting Towers Watson, geschat op basis van inflatieswaps (bron: Bloomberg). De rentes zijn bepaald door de nominale rente op te splitsen in de inflatie en de reële rente (via de zogenaamde Fisher formule).
22 juni 2010
55
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
22 juni 2010
56
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
57
Bijlage G: Ervaringssterfte Bij de vaststelling van de actuariële factoren is een correctie op de overlevingskansen toegepast, om het verschil tussen de overlevingskansen van de beroepsbevolking en de gehele bevolking in aanmerking te nemen. Het betreft een leeftijdsafhankelijke vermenigvuldigingsfactor die toegepast wordt op de sterftekansen. Onderstaand zijn de vermenigvuldigingsfactoren per leeftijd en geslacht weergegeven. Tabel G.1 – Leeftijdsafhankelijke ervaringssterfte Leeftijd 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51
22 juni 2010
Man 0,371 0,405 0,439 0,472 0,506 0,541 0,575 0,608 0,642 0,676 0,682 0,682 0,682 0,682 0,682 0,682 0,682 0,682 0,682 0,682 0,682 0,682 0,682 0,682 0,682 0,682 0,682 0,682 0,682 0,682 0,682
Vrouw 0,688 0,688 0,688 0,688 0,695 0,696 0,697 0,698 0,699 0,700 0,701 0,702 0,703 0,704 0,705 0,706 0,707 0,708 0,709 0,711 0,712 0,713 0,714 0,715 0,716 0,717 0,718 0,719 0,720 0,721 0,722
Medeverzekerde 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970
Leeftijd
Man
Vrouw
61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91
0,682 0,682 0,682 0,682 0,682 0,682 0,684 0,698 0,713 0,727 0,742 0,756 0,770 0,785 0,799 0,814 0,828 0,843 0,857 0,872 0,878 0,878 0,878 0,878 0,878 0,878 0,878 0,878 0,878 0,878 0,878
0,732 0,733 0,734 0,735 0,736 0,737 0,738 0,739 0,740 0,741 0,742 0,743 0,744 0,745 0,746 0,747 0,748 0,749 0,750 0,751 0,764 0,785 0,805 0,826 0,846 0,867 0,887 0,908 0,928 0,930 0,938
Medeverzekerde 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie
52 53 54 55 56 57 58 59 60
22 juni 2010
0,682 0,682 0,682 0,682 0,682 0,682 0,682 0,682 0,682
0,723 0,724 0,725 0,726 0,727 0,728 0,729 0,730 0,731
0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970
58
92 93 94 95 96 97 98 99 100
0,878 0,878 0,878 0,878 0,908 0,939 0,969 1,000 1,000
0,946 0,955 0,963 0,971 0,979 0,987 0,996 1,000 1,000
0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,970 0,980 0,990 1,000