Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie Jaarverslag 2012
Dit jaarverslag is een uitgave van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie administrateur
Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. Bezoekadres: Rijnzathe 10, 3454 PV, De Meern Postadres: Postbus 3183, 3502 GD, Utrecht telefoon: 088 - 008 40 65 datum
20 juni 2013
Voorwoord Dit is het tweede jaarverslag van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie (hierna: het fonds). Het bestuur kijkt terug op een jaar waarin heel veel is gebeurd. De crisis duurt onverminderd voort, de rente blijft laag en door de toename van de levensverwachting neemt de waardering van de pensioenverplichtingen toe. De wetgeving rondom pensioenen verandert: het kabinet heeft een voorstel gedaan voor nieuwe regels voor pensioenfondsen. De AOW leeftijd wordt verhoogd. Ook de pensioenrichtleeftijd wordt per 1 januari 2014 verhoogd en het maximale opbouwpercentage wordt verlaagd. Al deze ontwikkelingen eisen veel aandacht en dit zal de komende tijd niet minder worden. De financiële situatie van het fonds blijft een belangrijk aandachtspunt. De keuze voor een voorzichtig beleggingsbeleid met een hoge mate van renteafdekking heeft ook dit jaar goed uitgepakt en geresulteerd in een rendement van 13,7%. Het fonds staat er financieel relatief goed voor, de dekkingsgraad eind 2012 bedraagt 111,4%. Er kon helaas geen toeslag worden verleend aan deelnemers en pensioengerechtigden en de premie moest worden verhoogd, maar het korten van pensioen bleek gelukkig niet nodig. Om goede rendementen te kunnen behalen is het noodzakelijk enig risico te nemen om ook in de toekomst de koopkracht van de deelnemers en pensioengerechtigden op peil te kunnen houden. Het bestuur zoekt daarom een goede balans tussen risico nemen en zekerheid bieden. Goed risicomanagement en een uitstekende uitvoering van ons beleggingsbeleid is daarbij essentieel. Zoetwaren heeft daarom de organisatie rondom vermogensbeheer verder geprofessionaliseerd. In 2012 zijn we met ING Investment Management gestart in de rol van coördinator vermogensbeheer en Ortec is aangetrokken als onafhankelijk risicomanager. Ook het verder vergroten van de deskundigheid van het bestuur en goede communicatie zijn belangrijke speerpunten. In 2012 is veel aandacht besteed aan het in kaart brengen van deskundigheid en competenties. In 2013 zal op basis hiervan een vernieuwd deskundigheidsplan met een passend opleidingstraject en nieuw evaluatieproces worden opgesteld.
Het bestuur heeft dit verslagjaar contact gezocht met de sociale partners om in een gezamenlijke werkgroep zich alvast bezig te houden met alle wijzigingen die voor het pensioenfonds op stapel staan. Hoewel er nog weinig zekerheid is rondom deze wijzigingen, vindt het bestuur het heel belangrijk om samen met de sociale partners alvast te bekijken welke keuzes door de sociale partners gemaakt kunnen worden in het belang van alle betrokkenen van het fonds. Het jaar 2013 zal volop in het teken staan van de invoering van de nieuwe pensioenregeling als gevolg van de gewijzigde wetgeving. Ook de ALM studie die in het tweede kwartaal wordt uitgevoerd zal veel aandacht krijgen en een belangrijke bijdrage leveren aan het verder optimaliseren van ons beleggingsbeleid. U leest hierover en over de uitvoering van vele andere belangrijke activiteiten in dit jaarverslag. Tot slot bedanken wij iedereen die in het verslagjaar heeft bijgedragen aan het goed functioneren van het fonds. Het bestuur stelde de jaarrekening en het bestuursverslag vast op 20 juni 2013. Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie Utrecht, 20 juni 2013 mevrouw L.F.A.M. Jansen
de heer L.J.L. Dekker
Voorzitter
Secretaris
Jaarverslag 2012
pagina 2 | 110
Inhoud 1
Het fonds
7
1.1
Inleiding
7
1.2
Over het fonds
7
1.2.1
Naam en vestigingsplaats
7
1.2.2
Doelstelling
7
1.3
Het bestuur
7
1.3.1
Samenstelling
7
1.3.2
Paritaire invulling bestuur
8
1.3.3
Algemeen bestuur
8
1.3.4
Dagelijks bestuur
8
1.3.5
Samenstelling bestuur
8
1.3.6
Nevenfuncties bestuursleden
9
1.3.7
Vergaderdata, studiedagen en overige bijeenkomsten
10
1.3.8
Bestuurlijke commissie
10
1.4
De visitatiecommissie
11
1.5
Het verantwoordingsorgaan
12
1.5.1 1.6 1.6.1 1.6.2 1.7
Samenstelling en vergaderdata De deelnemersraad
12 12
Samenstelling
12
Vergaderdata en studiedagen
13
Externe partijen
14
1.7.1
Certificerende actuaris
14
1.7.2
Adviserende actuaris
14
1.7.3
Accountant
15
1.7.4
Coördinator vermogensbeheer
15
1.7.5
Vermogensbeheerders
15
1.7.6
Bewaarbedrijf
15
1.7.7
Risicomanager
15
1.7.8
Administrateur
15
1.7.9
Compliance officer
15
2
Ontwikkelingen
2.1
Ontwikkelingen financiële positie
2.1.1 2.1.2 2.2
16 16
Herstelplan
16
Fonds stelt financieel crisisplan op
16
Wet- en regelgeving
17
2.2.1
Verhoging AOW leeftijd betekent inkomensgat bij prepensioen
17
2.2.2
Minder fiscale mogelijkheden opbouw pensioen
18
2.2.3
Nieuw financieel toetsingskader voor pensioenfondsen
18
2.3
Goed pensioenfondsbestuur
19
2.4
Communicatie
19
2.5
Toezichthouder AFM en DNB
20
Jaarverslag 2012
pagina 3 | 110
3
Kerncijfers
3.1
Aantallen deelnemers
21 21
3.1.1
De verhouding tussen actieve en inactieven
22
3.1.2
Leeftijdsopbouw
22
3.2
Aantallen pensioengerechtigden
3.2.1 3.2.2
24
Verdeling aantal uitkeringen
25
Leeftijdsopbouw
25
3.3
Kerncijfers financiële gegevens
26
4
Financieel beleid
29
4.1
Inleiding
29
4.2
Premie
29
4.3
Toeslag
30
4.4
ALM studie
30
4.5
Kosten uitvoering pensioenbeheer (bedragen x € 1.000)
30
4.6
Pensioenvermogen en voorzieningen (bedragen x € 1.000)
32
4.7
Actuariële analyse (bedragen x € 1.000)
33
4.8
Beleggingen
33
4.8.1
Taakverdeling beleggingen
33
4.8.2
Beleggingsbeleid
34
4.8.3
Vermogensopbouw
36
4.8.4
Rendementen in 2012
36
4.8.5
Maatschappelijk verantwoord beleggingsbeleid
37
4.8.6
Economische ontwikkelingen
37
4.8.7
Vooruitzichten
38
4.8.8
Z-score
39
De strategische benchmark van het fonds in 2013
39
4.8.9 4.9
Risicoparagraaf
40
4.9.1
Uitbestedingsrisico
41
4.9.2
Beleggingsrisico’s
41
4.9.3
Actuariële risico’s
43
4.9.4
Operationele risico’s
44
5
Uitvoering van de pensioenregeling
45
5.1
Inleiding
45
5.2
De pensioenregeling
5.2.1 5.2.2 5.3
45
Overgangsregeling voor Pensioenfonds Koek en Pensioenfonds Snoep
45
Vrijstellingen en vrijwillige aansluitingen
46
Wijzigingen statuten en reglementen
47
5.3.1
Vervallen voorwaarde overgangsregeling Koek
47
5.3.2
Toeslagbeleid
47
5.4
Overige bestuursbesluiten 2012
47
5.4.1
DNB kijkt kritisch naar overgangsregeling
47
5.4.2
Resultaten UPO onderzoek
47
6
Verantwoordingsorgaan
6.1
Oordeel 2012
48 48
6.1.1
Algemeen
48
6.1.2
Bevindingen
48
6.1.3
Oordeel
50
Aanbevelingen
50
6.1.4 6.2
Reactie bestuur
Jaarverslag 2012
51 pagina 4 | 110
7
Jaarrekening
52
7.1
Balans per 31 december
53
7.2
Staat van baten en lasten
54
7.3
Kasstroomoverzicht
56
7.4
Algemene toelichting
56
7.4.1
Inleiding
7.4.2
Overeenstemmingsverklaring
56
7.4.3
Grondslagen voor balanswaardering en resultaatbepaling
56
7.4.4
Specifieke grondslagen
59
7.4.5
Grondslagen voor de resultaatbepaling
64
7.4.6
Dekkingsgraad
65
7.4.7
Grondslagen kasstroomoverzicht
65
7.5
Toelichting op de Balans
56
66
7.5.1
Beleggingen voor risico fonds
66
7.5.2
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
69
7.5.3
Vorderingen en overlopende activa
70
7.5.4
Overige activa
71
7.5.5
Stichtingskapitaal en reserves
71
7.5.6
Technische voorzieningen
74
7.5.7
Overige voorzieningen
75
7.5.8
Langlopende schulden
76
7.5.9
Overige schulden en overlopende passiva
76
7.5.10
Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen
77
7.5.11
Risicobeheer en derivaten
78
7.6
Toelichting op de staat van baten en lasten
88
7.6.1
Premiebijdragen risico pensioenfonds
88
7.6.2
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
89
7.6.3
Uitkeringen uit hoofde van herverzekering
91
7.6.4
Overige baten
91
7.6.5
Pensioenuitkeringen
91
7.6.6
Pensioenuitvoeringskosten
92
7.6.7
Pensioenopbouw
92
7.6.8
Toeslagverlening
93
7.6.9
Inkoop uit hoofde van VPL-regeling
93
7.6.10
Rentetoevoeging
93
7.6.11
Onttrekking voor pensioenuitkeringen
93
7.6.12
Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten
93
7.6.13
Wijziging marktrente
94
7.6.14
Wijziging overige actuariële uitgangspunten
94
7.6.15
Saldo overdrachten van rechten
94
7.6.16
Overige mutatie voorziening pensioenverplichtingen
95
7.6.17
Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen
95
7.6.18
Mutatie overige technische voorziening
95
7.6.19
Mutatie overige voorzieningen
95
7.6.20
Overige lasten
96
8
Overige gegevens
97
8.1
Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten
97
8.2
Gebeurtenissen na balansdatum
97
8.3
Actuariële verklaring
98
8.4
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
99
Jaarverslag 2012
pagina 5 | 110
Bijlage kenmerken regelingen
100
Kenmerken pensioenregeling geboren op of na 1 januari 1950
100
Kenmerken pensioenregelingen geboren voor 1950.
101
Kenmerken prepensioen voormalig Pensioenfonds Snoep
101
Tijdelijk ouderdomspensioen voormalig Pensioenfonds Koek
101
Ouderdomspensioen voormalig Pensioenfonds Snoep
103
Ouderdomspensioen voormalig Pensioenfonds Koek
104
Bijlage Begrippenlijst
106
Jaarverslag 2012
pagina 6 | 110
1 Het fonds 1.1 Inleiding Het fonds heeft verschillende organen, zoals het bestuur, de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan. Daarnaast is een aantal externe partijen intensief bij het fonds betrokken. In dit hoofdstuk stelt het fonds de bestuursorganen en externe partijen voor. Allereerst volgen de doelstelling en een aantal algemene gegevens van het fonds.
1.2 Over het fonds 1.2.1 Naam en vestigingsplaats Het fonds is in 2011 ontstaan uit een fusie tussen de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie (pensioenfonds Koek) en de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Suikerwerk- en Chocoladeverwerkende Industrie (pensioenfonds Snoep). Het fonds is statutair gevestigd in Amsterdam en ingeschreven bij de Kamer van Koophandel in Amsterdam onder nummer 41198154. De laatste statutenwijziging vond plaats op 20 februari 2012. Het fonds is aangesloten bij de Vereniging voor Bedrijfstakpensioenfondsen (VB).
1.2.2 Doelstelling Het fonds wil volgens de bepalingen van de statuten en de pensioenreglementen (gewezen) werknemers en hun gezinsleden beschermen tegen de geldelijke gevolgen van ouderdom en overlijden. Het fonds wil een goede uitvoering van de pensioenregeling verzorgen. Het bestuur wil het vermogen op een solide wijze beleggen en professionele en verantwoorde beleggingsbesluiten nemen. Bovendien wil het fonds aan de doelgroepen informatie aanbieden om hun pensioenbewustzijn en kennis over hun persoonlijke pensioensituatie te vergroten en hen waar nodig aan te zetten tot actie om het pensioeninkomen aan te vullen.
1.3 Het bestuur 1.3.1 Samenstelling Er is een algemeen bestuur en een dagelijks bestuur. De bestuursleden richten zich bij de vervulling van hun taak naar de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, pensioengerechtigden en gewezen deelnemers en werkgevers. Het bestuur wil ervoor zorgen dat de belanghebbenden zich op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen.
Actieve deelnemers
Oud‐ deelnemers
Bestuur
Werkgevers
Jaarverslag 2012
Pensioen‐ gerechtigden
pagina 7 | 110
1.3.2 Paritaire invulling bestuur Het bestuur van het fonds bestaat uit tien leden. Daarvan zijn er vijf van werkgeverszijde en vijf van werknemerszijde. De bestuursleden van werkgeverszijde worden aangewezen door de werkgeversvereniging in de sector. Dat is de Vereniging voor de Bakkerij- en Zoetwarenindustrie (VBZ) gevestigd te ‘s-Gravenhage. De andere helft van de bestuursleden wordt in onderling overleg aangewezen door de volgende vakbonden: -
FNV Bondgenoten;
-
CNV Vakmensen;
-
De Unie.
De leden van het bestuur hebben zitting voor vier jaar. Na afloop van deze periode zijn zij meteen opnieuw benoembaar. Het ene jaar kiest het bestuur de voorzitter en zijn plaatsvervanger uit de werkgeversleden en de secretaris en zijn plaatsvervanger uit de werknemersleden. Het volgende jaar wordt dit omgedraaid. Dan kiest het bestuur de voorzitter en zijn plaatsvervanger uit de werknemersleden en de secretaris en zijn plaatsvervanger uit de werkgeversleden.
1.3.3 Algemeen bestuur Het fonds maakt beperkt gebruik van de mogelijkheid om voor bepaalde aandachtsgebieden het dagelijkse beleid over te laten aan anderen dan het voltallige bestuur. Het fonds kent in dit kader een dagelijks bestuur, een commissie van financiën, een uitbestedingscommissie, een adviescommissie en een communicatiecommissie. Deze geledingen rapporteren altijd naar het voltallige bestuur.
1.3.4 Dagelijks bestuur Het dagelijkse bestuur bestaat uit de voorzitter en de secretaris van het fonds. Zij kunnen gezamenlijk het fonds in rechte vertegenwoordigen. Zij houden zich in de praktijk bezig met het dagelijkse beleid; spoedeisende zaken worden voorgelegd aan de voorzitter en de secretaris. Daarmee wordt voldaan aan het voorschrift in de Pensioenwet dat het dagelijkse beleid van een pensioenfonds door tenminste twee personen moet worden bepaald. Het bestuur mag bepaalde omschreven bevoegdheden geheel of gedeeltelijk delegeren aan met name genoemde personen of rechtspersonen. Het bestuur heeft daarom een deel van zijn bevoegdheden gedelegeerd aan het dagelijkse bestuur. Het dagelijkse bestuur beslist met in achtneming van de statuten namens het bestuur in onder andere de volgende gevallen: -
individuele kwesties tussen een werkgever of een werknemer enerzijds en het fonds anderzijds, voor zover niet behorende tot het werkterrein van de adviescommissie;
-
het aangaan van overeenkomsten met vrijwillig aan te sluiten werkgevers;
-
het beoordelen van uitgaande en inkomende waardeoverdrachten;
-
het goedkeuren van dwangbevelen, indien een werkgever in gebreke is gebleven de premie tijdig af te dragen;
-
het vaststellen en afstemmen van de agendapunten voor de bestuursvergaderingen.
1.3.5 Samenstelling bestuur Op 31 december 2012 was het bestuur als volgt samengesteld: Leden werkgevers
zitting namens
zitting sinds
mevrouw J.A.W. de Graaff (voorzitter) de heer J. Groen
VBZ
01-01-2011 01-01-2011
de heer L.J.L. Dekker de heer F. Bambang Oetomo Vacature
Jaarverslag 2012
VBZ VBZ VBZ
01-01-2011 01-01-2011
pagina 8 | 110
Leden werknemers
zitting namens
zitting sinds
mevrouw L.F.A.M. Jansen (secretaris) mevrouw M. Kremers- de Col de heer J.A. Spruijt de heer J. Hendriks de heer R.A.J. Lahoye
FNV Bondgenoten FNV Bondgenoten De Unie FNV Bondgenoten CNV Vakmensen
01-01-2011 29-08-2012 01-01-2011 01-01-2011 13-03-2012
In het verslagjaar is de heer B. Knop afgetreden. De heer Lahoye en mevrouw Kremers- de Col zijn benoemd als lid van het bestuur.
1.3.6 Nevenfuncties bestuursleden mevrouw J.A.W. de Graaff Voorzitter Bpf Zoetwaren
Eigenaar HandsonPension Onafhankelijk voorzitter Bpf Verf- en Drukinkt Onafhankelijk voorzitter vutfonds Verf- en Drukinkt Lid RvT Beroepsvereniging Tandartsen en Tandarts-specialisten Lid visitatiecommissie Bpf Groenten- en Fruitverwerkende Ind
mevrouw L.F.A.M. Jansen Secretaris Bpf Zoetwaren
Bestuurder Pensioenen bij FNV Bondgenoten Bestuurslid en lid beleggingscommissie Bpf Vervoer Plaatsvervangend bestuurslid bij Bpf Sigarenindustrie Voorzitter Vereniging van Eigenaren 'De Ronde 48' te Utrecht
de heer L.J.L. Dekker Bestuurslid Bpf Zoetwaren
Finance Manager bij Koninklijke Verkade N.V.
de heer R.A.J. Lahoye Bestuurslid Bpf Zoetwaren
Bestuurder Pensioenen bij CNV Vakmensen Bestuurslid Bpf Dranken. Voorzitter Raad van Toezicht van het Hout- en Meubileringscollege. Bestuurslid Bpf Kappers Bestuurslid Bpf Bakkers
de heer J. Hendriks Bestuurslid Bpf Zoetwaren
Vakbondsbestuurder bij FNV Bondgenoten. Cao-onderhandelaar Zoetwaren Cao -onderhandelaar Diversey Cao-onderhandelaar Lantor Cao-onderhandelaar Elementis Cao-onderhandelaar Avantor Cao-onderhandelaar Loparex Cao-onderhandelaar Owens Corning Veil Cao-onderhandelaar Cargill Cocoa
Jaarverslag 2012
pagina 9 | 110
de heer J.A. Spruijt Bestuurslid Bpf Zoetwaren
Pensioendeskundige bij De Unie Bestuurslid Bpf Hibin Bestuurslid, lid beleggingscommissie en lid communicatiecommissie Bpf Dranken Bestuurslid en lid beleggingscommissie Bpf MITT Toehoorder Bpf Horeca en Catering Plv. bestuurslid Bpf Banden en Wielen Plv. bestuurslid Bpf Architectenbureaus Plv. bestuurslid Bpf Particuliere Beveiliging Plv. bestuurslid Bpf Textielgoederen en aanverwante artikelen Lid Klantenraad AZL Lid RVA Syntrus Achmea
de heer F. Bambang Oetomo Bestuurslid Bpf Zoetwaren
Benefits Manager EMEA bij Mars Nederland BV Directeur stichting Mars pensioenfonds
mevrouw M. Kremers- de Col Bestuurslid Bpf Zoetwaren
Juridisch medewerker bij FNV Bondgenoten
de heer J. Groen Bestuurslid Bpf Zoetwaren
Financial Manager bij Hellema Hallum B.V.
1.3.7 Vergaderdata, studiedagen en overige bijeenkomsten Het bestuur heeft in 2012 tien keer vergaderd. De vergaderingen vonden plaats op 9 februari, 5 april, 15 mei, 18 juni, 28 juni, 6 september, 27 september, 30 oktober, 15 november en 10 december 2012. Het bestuur heeft twee gezamenlijke scholingssessies gehad te weten op 18 september de opleiding bestuurlijke effectiviteit en op 22 en 23 oktober een tweedaagse opleiding over strategische keuzes in vermogensbeheer.
1.3.8 Bestuurlijke commissies Deze paragraaf beschrijft de vier commissies in het bestuur. Het bestuur benoemt deze commissies.
Jaarverslag 2012
pagina 10 | 110
Commissie van financiën Deze commissie bestaat uit drie bestuursleden. Het bestuur van het fonds machtigt voor zover nodig de commissie van financiën tot het uitvoeren van de volgende taken: -
coördineren van het jaarwerk;
-
tekenen en beoordelen nota’s;
-
beoordelen incasso-overzichten;
-
beoordelen kasstroomoverzichten.
-
beoordelen financiële kwartaalrapportages;
-
begeleiden van het jaarwerkproces.
Op 31 december 2012 was de commissie van financiën als volgt samengesteld: de heer J. Groen de heer L.J.L. Dekker mevrouw J.A.W. de Graaff Uitbestedingscommissie Deze commissie bestaat uit twee bestuursleden. Deze commissie gaat na of afspraken en overeenkomsten met externe partijen goed worden nagekomen. Het bestuur van het fonds machtigt voor zover nodig de uitbestedingscommissie tot het uitvoeren van de volgende taken: -
beoordelen rapportages over serviceafspraken;
-
voorbereiden en beoordelen overeenkomsten met derden;
-
beheren administratieve organisatie en interne controles (AO/IC).
Op 31 december 2012 was de uitbestedingscommissie als volgt samengesteld: mevrouw J.A.W. de Graaff mevrouw L.F.A.M. Jansen Adviescommissie De adviescommissie bestaat uit één werkgeversbestuurslid en één werknemersbestuurslid. De adviescommissie geeft het bestuur advies over geschillen met betrekking tot de uitvoering van het verplichtstellingsbesluit, de statuten en de pensioenreglementen. Het bestuur besluit over de geschillen na ontvangst van het advies van de adviescommissie. De adviescommissie heeft geen vaste bezetting. Communicatiecommissie Deze commissie bestaat uit vier bestuursleden en een afgevaardigde uit de deelnemersraad. De communicatiecommissie heeft als taak het communicatiebeleid voor te bereiden en sturing te geven aan de uitvoering van het communicatieplan. Op 31 december 2012 was de communicatiecommissie als volgt samengesteld: mevrouw J.A.W. de Graaff mevrouw L.F.A.M. Jansen de heer L.J.L. Dekker de heer J.A. Spruijt de heer L.K. Vader (lid deelnemersraad)
1.4 De visitatiecommissie Het bestuur heeft voor het interne toezicht gekozen voor een visitatiecommissie. De visitatiecommissie bestaat uit drie onafhankelijke en deskundige personen. De leden zijn op geen enkele andere wijze betrokken bij het functioneren van het fonds. Het bestuur benoemt de leden nadat het verantwoordingsorgaan advies heeft uitgebracht. Het bestuur geeft de visitatiecommissie schriftelijk de opdracht om tenminste eenmaal per drie jaar het functioneren van (het bestuur van) het fonds kritisch te bezien.
Jaarverslag 2012
pagina 11 | 110
De visitatiecommissie vervult tenminste de volgende taken: -
het beoordelen van beleids- en bestuursprocedures, bestuursprocessen en de checks and balances (het machtsevenwicht) binnen het fonds;
-
het beoordelen van de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd;
-
het beoordelen van de wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn.
De visitatiecommissie heeft recht op alle informatie die zij in redelijkheid nodig acht om haar taken te kunnen uitvoeren. Het bestuur verstrekt deze informatie uit eigen beweging of op verzoek van de visitatiecommissie. De visitatiecommissie heeft voor de uitoefening van haar taken recht op overleg met het bestuur, de deelnemersraad, het verantwoordingsorgaan, de accountant, de certificerende actuaris en de compliance officer van het fonds. Er heeft in 2012 geen visitatie plaatsgevonden. Het bestuur heeft besloten in 2013 de visitatie te laten uitvoeren.
1.5 Het verantwoordingsorgaan 1.5.1 Samenstelling en vergaderdata Het verantwoordingsorgaan bestaat uit drie leden. Twee van hen komen uit de deelnemersraad. Het derde lid is een vertegenwoordiger van de werkgeversvereniging. Elk lid van het verantwoordingsorgaan heeft een plaatsvervanger. Het verantwoordingsorgaan vertegenwoordigt drie geledingen: de deelnemers, de pensioengerechtigden en de werkgevers. Het bestuur legt jaarlijks verantwoording af aan dit orgaan over het gevoerde beleid. Het verantwoordingsorgaan mag een oordeel geven over het handelen van het bestuur aan de hand van het jaarverslag en de jaarrekening. Het orgaan kan ook andere informatie gebruiken, waaronder de bevindingen van het interne toezicht over het gevoerde beleid en de beleidskeuzes voor de toekomst. Het verantwoordingsorgaan was per 31 december 2012 als volgt samengesteld: Leden de heer J. Peters Sengers de heer R.W.H. Brouwers de heer H. Verkuijlen
zitting namens werkgeversvertegenwoordiger namens VBZ uit deelnemersraad namens deelnemers uit deelnemersraad namens pensioengerechtigden
1.6 De deelnemersraad 1.6.1 Samenstelling De deelnemersraad vertegenwoordigt de deelnemers en pensioengerechtigden in het fonds. De deelnemersraad bestaat uit elf leden. De deelnemers hebben zes zetels, de pensioengerechtigden hebben vijf zetels. De leden van de deelnemersraad worden benoemd door het bestuur op voordracht van de werknemersorganisaties. Zes leden worden benoemd namens FNV Bondgenoten, twee namens CNV Vakmensen en twee namens De Unie. Eén van de leden die de pensioengerechtigden vertegenwoordigt kan worden voorgedragen door Centrale Samenwerkende Ouderenorganisaties (CSO). De deelnemersraad kiest uit zijn midden een voorzitter, een plaatsvervangend voorzitter en een secretaris. De leden van de deelnemersraad worden benoemd voor een periode van vier jaar. Na afloop van deze periode kunnen zij direct opnieuw worden benoemd. De deelnemersraad vergadert gemiddeld viermaal per jaar. Daarvan vindt er tenminste tweemaal per jaar een gezamenlijke vergadering met een delegatie van het bestuur plaats. De deelnemersraad adviseert het bestuur gevraagd en ongevraagd. Het bestuur stelt de deelnemersraad in ieder geval in de gelegenheid te adviseren over elk voorgenomen besluit tot: -
het nemen van maatregelen van algemene strekking;
-
een wijziging van de statuten en pensioenreglementen van het fonds;
-
de vaststelling van het jaarverslag, de jaarrekening, de actuariële en bedrijfstechnische nota en een herstelplan;
-
een wijziging van de hoogte van de aanspraken en ingegane pensioenen in gevallen waarin de financiële toestand van het fonds daartoe aanleiding geeft;
Jaarverslag 2012
pagina 12 | 110
-
het verlenen van toeslagen hoe ook genaamd, of het aanbrengen van wijzigingen, tenzij de toeslagen rechtstreeks voortvloeien uit een statutaire of reglementaire bepaling;
-
gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van het fonds of de overname van verplichtingen door het fonds;
-
liquidatie van het fonds;
-
het sluiten, wijzigen of beëindigen van een uitvoeringsovereenkomst;
-
het terugstorten van premie of geven van premiekorting.
De deelnemersraad was per 31 december 2012 als volgt samengesteld: Leden de heer D.C. van der Woerd (voorzitter)
zitting namens CSO
de heer A. Riemersma
CNV Vakmensen
de heer H. Verkuijlen
FNV Bondgenoten
de heer R.W.H. Brouwers
De Unie
de heer S. Waiboer
FNV Bondgenoten
de heer L.K. Vader
De Unie
de heer P. Zoetemeijer
FNV Bondgenoten
de heer A. Dominicus (secretaris)
FNV Bondgenoten
Vacature
CNV Vakmensen
Vacature
FNV Bondgenoten
FNV Bondgenoten Vacature De heer F. Jongerman is met ingang van 1 november 2012 geen lid meer van de deelnemersraad.
1.6.2 Vergaderdata en studiedagen De deelnemersraad heeft in 2012 acht keer vergaderd. De vergaderingen vonden plaats op 7 februari, 18 juni, 28 juni, 25 juli, 10 september, 15 oktober, 8 november en 17 december 2012.
Jaarverslag 2012
pagina 13 | 110
1.7 Externe partijen Deze paragraaf beschrijft de belangrijkste externe partijen, waar het fonds in 2012 mee zaken deed.
Adviserend actuaris Certificerend Accountant
actuaris
Vermogens beheerders Compliance officer
BESTUUR
Coördinator vermogensAdministrateur
beheer
BewaarRisicomanager
bedrijf
1.7.1 Certificerende actuaris De certificerende actuaris controleert de vaststelling van de pensioenvoorziening en de hoogte van die voorziening. Hij is verantwoordelijk voor de jaarlijkse toetsing en het afgeven van het actuariële oordeel over de financiële toestand van het fonds. De certificerende actuaris is de heer R. Kruijff, verbonden aan Towers Watson. De verklaring van de certificerende actuaris is opgenomen onder de “Overige gegevens”.
1.7.2 Adviserende actuaris De adviserende actuaris berekent de pensioenvoorziening en berekent periodiek of de aanwezige middelen voldoende zijn tegenover de aangegane verplichtingen. De actuaris geeft advies over eventueel te verlenen toeslagen, premiestelling en andere beslissingen die de financiële positie van het fonds beïnvloeden. De adviserende actuaris is mevrouw I. Badrising van Mercer.
Jaarverslag 2012
pagina 14 | 110
1.7.3 Accountant De accountant controleert jaarlijks de onder verantwoordelijkheid van het bestuur opgestelde jaarrekening. Hij doet dit in overeenstemming met Nederlands recht. De controle wordt zodanig uitgevoerd dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Verder onderzoekt de accountant of de normportefeuille en de toelichting waarbij de gemaakte keuzes zijn onderbouwd, voldoen aan de Vrijstellingsregeling Wet BPF en controleert hij de beleggingsresultaten en de daarvan afgeleide performancetoets. Tot slot stelt de accountant een accountantsverslag op. Als accountant treedt op de heer N.M. Pul van Ernst & Young Accountants LLP. De controleverklaring is opgenomen onder de “Overige gegevens”.
1.7.4 Coördinator vermogensbeheer Het bestuur heeft in 2012 ING Investment Management benoemd als coördinator vermogensbeheer. De rol van de coördinator vermogensbeheer wordt nader beschreven in hoofdstuk 4 in de paragraaf over beleggingen.
1.7.5 Vermogensbeheerders Het pensioenfonds maakt gebruik van vijf externe vermogensbeheerders die ieder een deel van de totale portefeuille onder beheer hebben. De vermogensbeheerders zijn: -
Vanguard;
-
Invesco;
-
BlackRock;
-
PIMCO;
-
GMO.
1.7.6 Bewaarbedrijf Bank of New York Mellon is het bewaarbedrijf en de administrateur van de beleggingen.
1.7.7 Risicomanager Het bestuur heeft in 2012 Ortec Finance benoemd als risicomanager. De rol van de risicomanager wordt nader beschreven in hoofdstuk 4 in de paragraaf over beleggingen.
1.7.8 Administrateur De administratie van het pensioenfonds en de betaling van de pensioenen van de pensioenregelingen heeft het bestuur uitbesteed aan Syntrus Achmea Pensioenbeheer.
1.7.9 Compliance officer De compliance officer is afkomstig van het Nederlands Compliance Instituut. De compliance officer controleert de naleving van wet- en regelgeving en de gedragscode.
Jaarverslag 2012
pagina 15 | 110
2 Ontwikkelingen 2.1 Ontwikkelingen financiële positie Het bestuur heeft in 2012 een aantal maatregelen genomen om de financiële positie van het fonds te verbeteren.
2.1.1 Herstelplan Pensioenfonds Koek en Pensioenfonds Snoep hadden voor de fusie per 1 januari 2011 beide een reservetekort. Er is een reservetekort als de dekkingsgraad lager is dan het vereist vermogen. Als er sprake is van een reservetekort moet een langetermijn herstelplan bij DNB worden ingediend. De pensioenfondsen Koek en Snoep hadden beide een langetermijn herstelplan. Het plan beschrijft de verwachte ontwikkeling van het fonds binnen een termijn van maximaal vijftien jaar. De fusie maakte een aangepast langetermijn herstelplan nodig. Per 30 september 2011 daalde de dekkingsgraad onder het minimaal vereiste vermogen. Hierdoor had het fonds ook een dekkingstekort. Door het dekkingstekort werd een kortetermijn herstelplan nodig. Dit plan maakt onderdeel uit van het langetermijn herstelplan. DNB heeft ingestemd met het herstelplan. Uitkomsten herstelplan De belangrijkste uitkomsten van het herstelplan zijn: -
geen toeslagen voor actieven en niet-actieven per 1 januari 2013;
-
per 1 april 2012 de doorsneepremie naar 28,0% van de pensioengrondslag;
-
per 1 januari 2013 gaat de doorsneepremie naar 30,0% van de pensioengrondslag;
-
het beleggingsbeleid blijft hetzelfde.
Dekkingsgraadontwikkeling Het fonds verwacht op basis van de evaluatie van het herstelplan dat ultimo 2012 is uitgevoerd, per 31 december 2025 een dekkingsgraad van 116,3%. De werkelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad kan anders uitpakken dan het verwachte herstelpad. Hierdoor kan het herstel langer of korter duren. De verwachte dekkingsgraad bij de evaluatie van het herstelplan per 31 december 2012 is 111,8%. In 2013 is het fonds op basis van de evaluatie naar verwachting uit herstel. Werkelijke dekkingsgraad datum
Werkelijke
Vereist vermogen in %
dekkingsgraad in %
Minimaal vereist vermogen in %
1 januari 2011
111,4
113,7
104,5
reservetekort
30 september 2011
102,3
111,6
104,5
dekkingstekort en
31 december 2011
106,7
112,2
104,6
reservetekort
31 december 2012
111,4
112,2
104,5
reservetekort
reservetekort
2.1.2 Fonds stelt financieel crisisplan op Naar de mening van DNB waren veel pensioenfondsen tijdens de kredietcrisis onvoldoende voorbereid op een snelle verslechtering van de financiële positie. Alle pensioenfondsen hebben daarom een financieel crisisplan opgesteld. De deadline daarvoor was 1 mei 2012. Het bestuur heeft het crisisplan vastgesteld in de vergadering van april 2012. In dit crisisplan zijn maatregelen opgenomen die genomen kunnen worden ingeval van een verslechtering van de financiële positie. De invloed op de dekkingsgraad (gerekend van een dekkingsgraad van 100%) van enkele van de maatregelen staat in onderstaande tabel. Premieverhoging is de minst effectieve maatregel. Het korten van pensioen heeft de grootste, zij het eenmalige, invloed op de dekkingsgraad. Jaarverslag 2012
pagina 16 | 110
Tabel 1: Bron: Crisisplan uit abtn Het bestuur weegt de belangen af van de belanghebbenden die het vertegenwoordigt. Hierbij gaat het bestuur uit van de volgende invloed op de belanghebbenden.
Tabel 2: Bron: Crisisplan uit abtn Het crisisplan maakt onderdeel uit van de abtn en zal jaarlijks geëvalueerd en indien nodig aangepast worden. DNB en AFM evalueerden de kwaliteit van financiële crisisplannen van de pensioenfondsen. Ze publiceerden een document met voorbeelden van “good and bad practices”. Deze voorbeelden worden door het bestuur gebruikt om het crisisplan in 2013 waar nodig aan te passen.
2.2 Wet- en regelgeving 2.2.1 Verhoging AOW leeftijd betekent inkomensgat bij prepensioen Sinds 1 april 2012 gaat de AOW in vanaf de 65ste verjaardag in plaats van de eerste van de maand waarin de verjaardag valt. Daardoor ontstaat een inkomensgat bij mensen met vut, prepensioen of vroegpensioen. Voor het pensioenfonds Zoetwaren betreft het de mensen die een prepensioenuitkering ontvangen. In het Pensioenakkoord waren afspraken gemaakt over de verhoging van de AOW-leeftijd. Maar bij de behandeling van de begroting voor 2013 besloot de overheid om de AOW-leeftijd sneller te verhogen dan in het Pensioenakkoord was afgesproken. De afspraken uit dit begrotingsakkoord zijn in juli 2012 in wetgeving neergelegd. De AOW-leeftijd gaat vanaf 1 januari 2013 stapsgewijs omhoog. In het regeerakkoord van het Kabinet Rutte II is afgesproken om de AOW-leeftijd nog iets sneller te verhogen. Hierdoor komt de AOW-leeftijd al in 2021 op 67 jaar te liggen. De afspraken uit het regeerakkoord zijn nog niet in wetgeving vastgelegd. Op 11 april 2013 maakte het kabinet afspraken voor de toekomst met werkgevers- en werknemersorganisaties (de sociale partners). In dit Sociaal Akkoord staan maatregelen voor werk, banen, huizen en hypotheken. Maar ook voorstellen voor het pensioen. Dit moet helpen om de economie er weer bovenop te krijgen. Bij de in juli 2012 aangenomen verhoging van de AOW-leeftijd hoort een overgangsregeling in de vorm van een voorschotregeling. Bij het regeerakkoord werd voor mensen met een laag inkomen (tot 150% van het wettelijk minimum loon) een overgangsregeling aangekondigd. Deze regeling heeft het karakter van een bijstandsregeling. Met het Sociaal Akkoord van april 2013 geldt de regeling nu ook voor mensen met iets meer inkomen: voor samenwonenden is het inkomen samen niet hoger dan 300% van het wettelijk minimumloon. Voor alleenstaanden is het inkomen niet hoger dan 200% van het wettelijk minimumloon.
Jaarverslag 2012
pagina 17 | 110
In het Sociaal Akkoord stellen werkgevers- en werknemersorganisaties vier extra maatregelen voor: 1.
Als er nieuwe afspraken voor de pensioenen komen dan vallen alle pensioenen onder die nieuwe afspraken. Dit heet collectief invaren.
2.
Pensioenfondsen mogen hun verplichtingen (de opgebouwde pensioenen) straks anders berekenen. Namelijk met een andere discontovoet. Dit zorgt ervoor dat als de rente verandert, de dekkingsgraad van het fonds niet direct mee verandert. Het fonds is dan minder afhankelijk van goede en slechte tijden.
3.
De financiële regels die de overheid stelt: het Financieel Toetsingskader (FTK) moeten eenvoudiger worden. Die regels moeten straks voor oude én nieuwe pensioenregelingen gelden. Zo kan het fonds de pensioenregeling straks makkelijker aanpassen als de prijzen in Nederland stijgen.
4.
Pensioenen van gepensioneerden mogen in 2014 niet omlaag. Ook de pensioenpremies mogen in 2014 niet omhoog. Zo kunnen pensioenfondsen makkelijker kiezen voor een nieuwe pensioenregeling.
Door de stapsgewijze leeftijdsverhogingen in de AOW sluiten de pensioenleeftijd en de AOW-leeftijd vanaf 2013 niet meer op elkaar aan. Dat vraagt om meer flexibiliteit van de pensioenfondsen in de uitvoering van hun pensioenregelingen. Het bestuur heeft in de bestuursvergadering van 21 maart 2013 besloten, onder voorbehoud van een positief advies van de deelnemersraad om de reglementaire bepalingen met betrekking tot de hoog-laag constructie zodanig uit te breiden, dat de deelnemer mogelijkheid krijgt vóór de nieuwe AOW-leeftijd te kiezen voor een hoger pensioen om zo het gemis aan AOW op te vangen.
2.2.2 Minder fiscale mogelijkheden opbouw pensioen Bij de behandeling van de begroting voor 2013 besloot de overheid het fiscaal maximale opbouwpercentage voor pensioen per 1 januari 2014 met 0,1% te verlagen. Het maximale opbouwpercentage is dan 2,15% voor middelloon en 1,9% voor eindloon. Dit besluit is in wetgeving neergelegd. De leeftijd voor aanvullende pensioenopbouw onder fiscaal aantrekkelijke voorwaarden gaat vanaf 2014 omhoog naar 67 jaar. In het regeerakkoord van het Kabinet Rutte II staat dat er een fiscaal maximale pensioenopbouw van 1,75% komt voor een middelloonregeling en 1,55% voor een eindloonregeling. Daarnaast is er een bovengrens van 100.000 euro ingesteld voor de fiscale aftrekbaarheid van de premies voor de aanvullende pensioenen. Enkele dagen na de totstandkoming van het Sociaal Akkoord, namelijk op 15 april 2013, werd het wetsvoorstel ’Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages en maximering pensioengevend inkomen’ (hierna ‘Versobering pensioen’) naar de Tweede Kamer gezonden. In dit wetsvoorstel wijzigt het maximale opbouwpercentage met ingang van 1 januari 2015 in 1,75% (2014: 2,15%). Voor een eindloonregeling wordt met ingang van 1 januari 2015 dit percentage 1,55% (2014: 1,9%). Bovendien mag over maximaal € 100.000 van het pensioengevend loon pensioen worden opgebouwd. Werkgevers- en werknemersorganisaties vinden dit geen goede zaak. Iedereen met een laag én hoog inkomen moet vrij zijn om een goed pensioen op te bouwen. Misschien past het kabinet het wetsvoorstel nog aan na het overleg met de werkgevers en werknemers.
2.2.3 Nieuw financieel toetsingskader voor pensioenfondsen De financiële regels voor pensioenfondsen staan in het Financieel Toetsingskader (FTK). Dat FTK maakt onderdeel uit van de Pensioenwet. Werknemers verwachten een pensioen dat hoger wordt bij inflatie. Maar de regelingen zijn feitelijk niet zo opgezet. Dat geeft een verwachtingskloof. Voor een pensioenfonds is de pensioenbelofte bovendien moeilijker waar te maken door de lage rente en de stijgende levensverwachting. Ook is de volatiliteit van de beleggingsmarkten de laatste jaren sterk toegenomen. De buffers van pensioenfondsen moeten omhoog om de huidige zekerheidsmaat, als een fonds die heeft, wel waar te maken. Sociale partners en de overheid spraken daarom in het Sociaal Akkoord over nieuwe financiële regels voor pensioenfondsen. De overheid werkt de afspraken uit in de nieuwe regels van het FTK.
Jaarverslag 2012
pagina 18 | 110
Pas in 2015 nieuw FTK Eind 2012 waren de contouren van een nieuw FTK nog niet helder. Er was al wel een Hoofdlijnennota waarin de uitgangspunten van het nieuwe FTK staan. Dat nieuwe FTK zou op 1 januari 2014 ingaan, maar eind november 2012 werd de invoering met een jaar uitgesteld naar 1 januari 2015. Eerste aspecten nieuw FTK wel in 2012 van kracht In september 2012 werden al wel aspecten uit het nieuwe FTK in stelling gebracht om onnodig verlagen van pensioenuitkeringen te voorkomen. Eén van de (verplichte) maatregelen is de vervanging van rentetermijnstructuur voor langlopende verplichtingen door een Ultimate Forward Rate (UFR). Er bestaat namelijk geen goede marktrente voor een periode van twintig jaar of langer. Door het gebruik van de UFR stijgt de dekkingsgraad van het fonds. Voor dit pensioenfonds is de stijging circa 3,2% per 30 september 2012. In het Sociaal Akkoord van 11 april 2013 stellen sociale partners voor om de verplichtingen van het fonds straks met een andere discontovoet te berekenen. Dit zorgt ervoor dat als de rente verandert, de dekkingsgraad van het fonds niet direct mee verandert. Het fonds is dan minder afhankelijk van goede en slechte tijden. Sociale partners stellen in het Sociaal Akkoord ook voor om het FTK te vereenvoudigen. Die regels moeten straks voor oude én nieuwe pensioenregelingen gelden. Het kabinet overlegt nog met -onder meer- de werkgevers- en werknemersorganisaties hoe de regels er precies gaan uitzien.
2.3 Goed pensioenfondsbestuur Gedragscode niet overtreden Het bestuur heeft een gedragscode vastgesteld. In die code staat een aantal algemene bepalingen met betrekking tot gedragsregels voor bestuursleden en andere betrokkenen van het fonds. De code bevat ook meer specifieke regels inzake privétransacties. De door het bestuur benoemde compliance officer ziet toe op de naleving van deze code en heeft toegang tot alle geledingen binnen het fonds. Hiertoe is een complianceprogramma opgesteld. Dit is het geheel aan beleid en beleidsvoornemens, interne regelgeving, voorlichtingsactiviteiten en het controleprogramma, dat moet leiden tot het realiseren van de compliancedoelstelling. De compliance officer heeft in 2012 geen overtredingen van de gedragscode geconstateerd. Deskundigheid bestuur vergroot Het bestuur vindt permanente scholing noodzakelijk voor het bestuur als geheel en voor individuele bestuursleden afzonderlijk. Het bestuur heeft in 2012 aandacht besteed aan het teamwork binnen het bestuur en diverse opleidingen gevolgd, voornamelijk op het gebied van beleggingen en vermogensbeheer. Verder hebben de bestuursleden literatuur bijgehouden, seminars en lezingen op pensioengebied bijgewoond en ervaringen met andere bestuursleden uitgewisseld. Daarnaast is in 2012 is veel aandacht besteed aan het in kaart brengen van deskundigheid en competenties. In 2013 zal op basis hiervan een vernieuwd deskundigheidsplan met een passend opleidingstraject worden opgesteld. Zelfevaluatie Besturen moeten een procedure vaststellen voor een periodieke zelfevaluatie. Het gaat om het functioneren van het bestuur als geheel en van de individuele bestuursleden afzonderlijk. Doel van de zelfevaluatie is de kwaliteit van het bestuur in stand te houden en/of te verbeteren. Het bestuur heeft in november 2012 aan de hand van het gezamenlijk bespreken van een vragenlijst het functioneren geëvalueerd. In 2013 zal de procedure formeel vastgelegd worden.
2.4 Communicatie Het communicatiebeleidsplan beschrijft het algemene communicatiebeleid. Hierin staat welke communicatiemiddelen voor welke doelgroepen worden ingezet. In dit plan verklaart het fonds ook dat het alle wettelijke informatieverplichtingen nakomt. Naast het communicatieplan heeft het bestuur een activiteitenkalender met de jaarplanning voor communicatie van het fonds. De doelen die het fonds nastreeft zijn het verder vergroten van het pensioenbewustzijn en het nog meer ondersteunen van de deelnemer bij het begrip van zijn pensioen. Het bestuur wil hieraan een nadrukkelijk sterk vervolg geven in de komende jaren. Daarbij stelt het bestuur dat het aanbieden van informatie op mogelijk andere manieren dan het fonds tot nu toe heeft gedaan centraal in plaats van het opvoeren van de communicatie qua frequentie en hoeveelheid. Het pensioenfonds moet voor de deelnemers een persoonlijke en betrouwbare partner zijn. Duidelijke, eerlijke en betrouwbare communicatie in combinatie met een degelijk pensioenbeleid zijn hiervoor belangrijk. Jaarverslag 2012
pagina 19 | 110
Van informeren naar communiceren De nadruk verschuift van informeren naar communiceren. Oftewel om de dialoog aan te gaan en de deelnemer actief te helpen bij vragen. Het fonds wil daarnaast meer in contact komen met deelnemers. De communicatie wordt qua uitstraling (vorm en beeld) persoonlijker en sluit daardoor beter aan bij de doelgroepen. De relatie met de deelnemer zal hierdoor versterkt worden. Hoe beter de relatie, hoe groter de kans dat een boodschap wordt opgepakt. Offline uitingen blijven voorlopig gehanteerd. Deze dienen onder andere als middel om meer bezoekers naar online uitingen te genereren. Het fonds wil daarnaast niet voorop lopen op online communicatie (waaronder social media) maar ziet het belang hiervan en wil er wel in meegaan. Middelen en inhoud moeten immers altijd aansluiten bij de verschillende doelgroepen. Pensioenflits & digitale nieuwsbrief Deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers ontvingen drie keer de nieuwe Pensioenflits Zoetwaren. De Pensioenflits is een gedrukte nieuwsbrief. Het fonds heeft in 2012 drie keer een digitale werkgeversnieuwsbrief verzonden om informatie gemakkelijker op de juiste plek bij aangesloten bedrijven te krijgen. Deelnemers informeren via personeelszaken In oktober 2012 was er een bijeenkomst voor medewerkers van de afdelingen personeelszaken van de aangesloten werkgevers gepland. Het doel was kennisoverdracht. Met meer pensioenkennis kunnen medewerkers van personeelszaken de deelnemers beter helpen. Door gebrek aan belangstelling is deze bijeenkomst helaas afgelast. Op 15 november heeft VBZ een HR bijeenkomst gehouden waarin met medewerking van het fonds werkgevers zijn geïnformeerd over de toekomstplannen van het kabinet over pensioenen.
2.5 Toezichthouder AFM en DNB Geen boetes en dwangsommen, wel een herstelplan Het afgelopen jaar zijn aan het pensioenfonds geen dwangsommen of boetes opgelegd. DNB en AFM hebben geen aanwijzingen aan het fonds gegeven. Er is geen bewindvoerder aangesteld. Het fonds had geen toestemming van de toezichthouder nodig bij het gebruik van de normale bevoegdheden. In 2011 is een kortetermijn herstelplan ingediend. Het kortetermijn herstelplan is onderdeel van het langetermijn herstelplan. De dekkingsgraad was eind 2012 111,4%. Hiermee liep het fonds voor op het herstelplan. Ultimo maart 2013 is het fonds drie aaneengesloten kwartalen uit kortetermijnherstel.
Jaarverslag 2012
pagina 20 | 110
3 Kerncijfers 3.1 Aantallen deelnemers 2012
2011
2010
mannen
4.766
5.025
5.514
vrouwen
2.933
3.152
4.055
mannen
-
-
631
vrouwen
-
-
138
mannen
16.658
18.945
18.251
vrouwen
13.616
16.596
16.325
mannen
-
-
861
vrouwen
-
-
613
1.0365
1.063
1.140
AANTALLEN Deelnemers levenslang ouderdomspensioen1:
Deelnemers prepensioen2:
Gewezen deelnemers levenslang ouderdomspensioen3
Gewezen deelnemers prepensioen:4
Arbeidsongeschikten Aantal deelnemers dat geheel of gedeeltelijk premievrij was
1
In de aantallen actieve deelnemers zijn geen premievrije deelnemers meegeteld tenzij zij een actief dienstverband hebben met een bij het fonds aangesloten werkgever. Per 1 januari 2011 worden de gewezen deelnemers prepensioen meegenomen in de aantallen gewezen deelnemers ouderdomspensioen. De aantallen gewezen deelnemers ouderdomspensioen over 2010 zijn inclusief de vermelde gewezen deelnemers prepensioen. 4 Per 1 januari 2011 worden de uitkeringsgerechtigden prepensioen meegenomen in de aantallen uitkeringsgerechtigden ouderdomspensioen. 5 Van de 1.036 premievrije deelnemers hebben 39 deelnemers een actief dienstverband. Deze 39 deelnemers zijn bij de actieve deelnemers meegeteld.
2 3
Jaarverslag 2012
pagina 21 | 110
3.1.1 De verhouding tussen actieve en inactieven Bij het ouderdomspensioen is de verdeling tussen deelnemers en gewezen deelnemers (slapers) als volgt:
Verhouding actieven en inactieven ouderdomspensioen
40000 35000
deelnemers levenslang ouderdomspensioen
30000 25000 20000 15000
gewezen deelnemers levenslang ouderdomspensioen
10000 5000 0 2012
2011
2010
2009
2008
3.1.2 Leeftijdsopbouw De leeftijdsopbouw van de actieve deelnemers is als volgt in 2012:
Leeftijdsopbouw deelnemers 1600 1400 1200 1000 800 2012
600 400 200
Jaarverslag 2012
60 ‐6 5
55 ‐6 0
50 ‐5 5
45 ‐5 0
40 ‐4 5
35 ‐4 0
30 ‐3 5
25 ‐3 0
20 ‐2 5
to t
20
0
pagina 22 | 110
Een meerjarenoverzicht van de actieve deelnemers is als volgt. Hierbij zijn de cijfers van pensioenfonds Koek en Snoep opgeteld voor de jaren voor 2011:
Leeftijdsopbouw deelnemers 2000 1500
2012 2011
1000
2010 2009
500
2008 0 tot 20
20‐ 25
25‐ 30
30‐ 35
35‐ 40
40‐ 45
45‐ 50
50‐ 55
55‐ 60
60‐ 65
De leeftijdsopbouw van de gewezen deelnemers (slapers) is in 2012 als volgt:
Leeftijdsopbouw slapers 5000 4000 3000 2012
2000 1000 0 tot 20
Jaarverslag 2012
20‐ 24
25‐ 29
30‐ 34
35‐ 39
40‐ 44
45‐ 49
50‐ 54
55‐ 59
60‐ 64
65‐ 69
pagina 23 | 110
Het meerjarenoverzicht van de slapers is als volgt.
Leeftijdsopbouw slapers 7000 6000 5000
2012
4000
2011
3000
2010
2000
2009
1000
2008
0 tot 20
20‐ 24
25‐ 29
30‐ 34
35‐ 39
40‐ 44
45‐ 49
50‐ 54
55‐ 59
60‐ 64
65‐ 69
3.2 Aantallen pensioengerechtigden 2012
2011
2010
Ouderdomspensioen
6.476
6.214
5.556
Nabestaandenpensioen
2.406
2.418
2.420
111
121
107
-
-
607
8.993
8.753
8.690
2012
2011
2010
28.146
25.423
20.741
7.067
6.950
6.462
160
162
143
7.842
11.833
14.738
43.215
44.368
42.084
4.819
602
428
PENSIOENUITKERINGEN (aantal personen)
Wezenpensioen Prepensioen1 Totaal
UITKERINGEN (x € 1.000) Ouderdomspensioen Nabestaandenpensioen Wezenpensioen Prepensioen Totaal (exclusief eenmalige uitkeringen) 2
Eenmalige uitkeringen
1
Per 1 januari 2011 worden de uitkeringsgerechtigden prepensioen meegenomen in de aantallen uitkeringsgerechtigden ouderdomspensioen.
2
Dit is inclusief 4.124 van project massale afkoop slapers gering bedrag.
Jaarverslag 2012
pagina 24 | 110
3.2.1 Verdeling aantal uitkeringen In 2012 was het aantal uitbetaalde pensioenen (8.993) als volgt verdeeld over ouderen, nabestaanden en wezen.
Verdeling aantal uitbetaalde pensioenen Ouderdomspensioen (incl. TOP) Nabestaandenpensioen Wezenpensioen
3.2.2 Leeftijdsopbouw De leeftijdsopbouw van de pensioengerechtigden (inclusief wezen en nabestaanden) is in 2012 als volgt:
Leeftijdsopbouw pensioengerechtigden 3000 2500 2000 1500 1000
2012
Jaarverslag 2012
95 en ouder
90‐94
85‐89
80‐84
75‐79
70‐74
65‐69
60‐64
55‐59
50‐54
45‐49
40‐44
35‐39
30‐34
25‐29
20‐24
0
tot 20
500
pagina 25 | 110
Het meerjarenoverzicht van de pensioengerechtigden is als volgt:
Leeftijdsopbouw pensioengerechtigden 3000 2500 2000
2012
1500
2011
1000
2010
500
2008
95 en ouder
90‐94
85‐89
80‐84
75‐79
70‐74
65‐69
60‐64
55‐59
50‐54
45‐49
40‐44
35‐39
30‐34
25‐29
20‐24
2009 tot 20
0
3.3 Kerncijfers financiële gegevens 2012
2011
2010
1.587,1
1.470,1
1.200,1
FINANCIËLE GEGEVENS Voorziening pensioenverplichtingen (in miljoenen euro)
Premie levenslang ouderdomspensioen (in %) Belegd vermogen (in miljoenen euro)
1-1
1-4
25,1
28,0
25,11
16,7
1.757
1.573
1.371 koek
Beleggingsperformance (in %) 13,7 Dekkingsgraad (in %) Z-score
11,6
111,4
106,7
1,02
-0,12
Performance toets 1,20
0,02
2012
2011
0
0
12,35
snoep 11,9
koek
snoep
109,6
115,3
koek
snoep
0,66
0,07
koek
snoep
0,51
-0,35
2010
INDEXATIES OUDERDOMSPENSIOEN OVER HET JAAR Ingegane pensioenen Nog niet ingegane pensioenen gewezen deelnemers Nog niet ingegane pensioenen actieve deelnemers
0 0
0 0
koek
snoep
0
0,5
koek
snoep
0
0,5
koek
snoep
0
0,5
1 De premie wordt per 1 januari 2011 berekend over de pensioengrondslag. Voorheen werd de premie berekend over het pensioengevend salaris.
Jaarverslag 2012
pagina 26 | 110
INDEXATIES PREPENSIOEN OVER HET JAAR
2012
2011
0
0
2010 koek
Ingegane pensioenen Nog niet ingegane pensioenen gewezen deelnemers
0
0
Nog niet ingegane pensioenen actieve deelnemers
0
0
Jaarverslag 2012
snoep
0
0,5
koek
snoep
0
0,5
koek
snoep
0
0,5
pagina 27 | 110
2012
2011
2010
212
213
215
AANTAL PREMIEBETALENDE WERKGEVERS Werkgevers per einde jaar
2012
2011
2010
PREMIE (x € 1.000) Kostendekkende premie
52.350
Verschuldigde (feitelijke) premie
47.109
Gedempte kostendekkende premie
42.225
koek 47.216 25.484 koek 48.250 28.604 koek 43.027 nvt
Premie voor verplichte verzekering ouderdomspensioen
42.567
44.637
44.757
192
132
264
2.499
3.481
1.120
45.258
48.250
46.141
2.445
2.546
2.579
Premie voor voortgezette verplichte verzekering Premie aanvullende verzekering Subtotaal Ten laste van het fonds gekomen premie voor arbeidsongeschikten
Jaarverslag 2012
snoep 15.615 snoep 17.918 snoep 14.164
pagina 28 | 110
4 Financieel beleid 4.1 Inleiding Om te voldoen aan de door het fonds gestelde doelstelling om de (gewezen) werknemers en hun gezinsleden te beschermen tegen de geldelijke gevolgen van ouderdom en overlijden is het belangrijk dat het fonds voldoende geld bezit, zodat er altijd genoeg middelen zijn om (toekomstige) uitkeringen te kunnen betalen. Het bestuur gebruikt hiervoor de beleidsinstrumenten premiebeleid, toeslagenbeleid, beleggingsbeleid en de pensioenregeling. In dit hoofdstuk komen de eerste drie instrumenten aan de orde. Na het premie- en toeslagenbeleid geeft het bestuur inzicht in de voorzieningen en reserves. Na de actuariële analyse volgt een uitleg over het beleggingsbeleid. De pensioenregeling komt aan bod in hoofdstuk 5.
4.2 Premie Het fonds hanteert een doorsneepremie; deelnemers van alle leeftijden betalen een gelijk percentage pensioenpremie. Zij betalen premie over dat deel van het salaris waarover zij pensioen opbouwen (de pensioengrondslag). Met de premie wil het fonds het volgende dekken: -
de toename van de toekomstige aanspraken op pensioen;
-
de opslag voor solvabiliteit (genoeg vermogen hebben) voor de onvoorwaardelijke delen van de pensioenovereenkomst;
-
de uitvoeringskosten van het fonds.
In de Pensioenwet staan regels over de gedempte kostendekkende premie. De premie van het fonds is niet lager dan deze gedempte kostendekkende premie. De gedempte kostendekkende premie wordt vastgesteld op basis van een gemiddeld voortschrijdend rendement en de opslag voor solvabiliteit (genoeg vermogen hebben). Het fonds bepaalt het gemiddeld voortschrijdende rendement door de rentetermijnstructuur per 30 september over de vijf voorafgaande jaren te middelen. Hierbij houdt het fonds rekening met de verschillende looptijden. Het fonds heeft de solvabiliteitsopslag vastgesteld volgens de Pensioenwet. (x € 1.000) Kostendekkende premie
52.350
Gedempte premie
42.225
Feitelijke premie
47.109
De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt: Actuarieel benodigde premie voor opbouw van aanspraken, onvoorwaardelijke indexatie en risicopremies
43.592
Opslag voor uitvoeringskosten
3.440
Solvabiliteitsopslag
5.318
Kostendekkende premie
Jaarverslag 2012
52.350
pagina 29 | 110
De samenstelling van de gedempte kostendekkende premie is als volgt: Actuarieel benodigde premie voor opbouw van aanspraken, onvoorwaardelijke indexatie en risicopremies
34.568
Opslag voor uitvoeringskosten
3.440
Solvabiliteitsopslag
4.217
Gedempte kostendekkende premie
42.225
4.3 Toeslag Als prijzen stijgen en pensioen gelijk blijft, dan gaat de (gewezen) deelnemer of de pensioengerechtigde er in koopkracht op achteruit. Een oplossing is het verhogen van pensioen. Dat heet toeslag of indexatie. Het bestuur heeft gesproken met de sociale partners over de opzet van het toeslagbeleid van het fonds. Het fonds heeft met ingang van 1 januari 2012 het beleid om doelgericht toeslag te verlenen (dat wil zeggen in beginsel gekoppeld aan enigerlei index) losgelaten. Dat wil zeggen dat het bestuur ieder jaar opnieuw bekijkt of de pensioenen omhoog kunnen. Als de pensioenrechten en -aanspraken gedeeltelijk verhoogd worden dan kunnen de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden van Pensioenfonds Snoep tot uiterlijk 31 december 2015 een extra toeslag krijgen. Het bestuur heeft besloten de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden geen toeslag te verlenen per 1 januari 2013. Er waren onvoldoende middelen binnen het fonds aanwezig om de ingegane en premievrije pensioenen aan te passen. Dit besluit is gebaseerd op de geschatte dekkingsgraad van 31 oktober 2012 van 110,1% (109,5% inclusief het effect van de nieuwe overlevingstafels). Doordat geen toeslag is verstrekt was het ook niet mogelijk de pensioenrechten en -aanspraken van de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden van Pensioenfonds Snoep gedeeltelijk te verhogen.
4.4 ALM studie Het bestuur heeft besloten in 2013 een nieuwe ALM studie uit te voeren.
4.5 Kosten uitvoering pensioenbeheer (bedragen x € 1.000) Het fonds maakt voor het uitvoeren van de pensioenregeling diverse kosten. Globaal kunnen deze kosten worden onderverdeeld in kosten voor de uitvoering van de pensioenregeling en kosten van het vermogensbeheer. Het fondsbestuur vindt het belangrijk open te zijn over deze kosten. Onderstaand is in dit kader een rapportage over de kosten voor de uitvoering van de pensioenregeling opgenomen. De kosten worden gepresenteerd overeenkomstig de aanbevelingen van de Pensioenfederatie. Hierdoor kunnen de kosten die pensioenfondsen maken, met elkaar worden vergeleken. Uitvoeringskosten Uitgesplitst naar categorie 2012
2011
Accountantskosten
200
139
Actuaris controle en advieskosten
353
464
Bestuur, advies en controle
Adviseurskosten
44
46
AFM/DNB contributies
127
137
Bestuurskosten
212
136
Overig
90
38
Totaal
1.026
960
Jaarverslag 2012
pagina 30 | 110
Administratie, communicatie en ondersteuning kosten deelnemers
2.220
1.675
kosten werkgevers
145
113
kosten excedentregeling
191
111
kosten financieel beheer
616
651
Subtotaal boekjaar vóór korting
3.172
2.550
korting administratiekosten
- 249
-255
Totaal na korting
2.923
2.295
Totaal pensioenbeheer lopend boekjaar
3.949
3.255
17.689
17.993
223
181
-625
280
-
625
Aantal deelnemers pensioenbeheer / deelnemer (x 1 € ) Vorige boekjaren Verrekening voorschot administratiekosten Teveel betaald voorschot administratiekosten Overig In boekjaar verwerkte uitvoeringskosten
24 3.324
4.184
De kosten per deelnemer bedragen over 2012 € 3.949 : 17.689 = € 223 (2011: € 3.255 : 17.993= € 181) De verhoging van de kosten ten opzichte van 2011 is te verklaren doordat in 2012 extra administratieve werkzaamheden zijn verricht zoals het afkopen van kleine pensioenen en de verzending van de upo aan slapers en de upo over bijzonder nabestaandenpensioen over voorgaande jaren. De vergoeding administratiekosten is samengesteld uit: - Kosten deelnemer: deze kosten hebben betrekking op alle werkzaamheden die de administrateur van het fonds verricht om de pensioenaanspraken te administreren, de uitkeringen van de pensioengerechtigden te verzorgen en alle deelnemers en gerechtigden te informeren. Te denken valt hierbij aan het verwerken van waardeoverdrachten, het afkopen van kleine pensioenen, het toekennen van pensioenen en de communicatie met alle doelgroepen (helpdesk, website, pensioenplanner, nieuwsbrief, Uniform Pensioenoverzicht, start- en stopbrief enzovoorts). - Kosten werkgever: deze kosten hebben betrekking op alle activiteiten die voortvloeien uit het beheer van het bestand van aangesloten werkgevers, de aanlevering en verwerking van de werknemersgegevens, het opleggen en innen van de pensioenpremies en het onderhouden van de contacten met die werkgevers. - Bestuurskosten en financieel beheer: deze kosten hebben betrekking op de bestuurlijke kosten (bestuur, deelnemersraad, verantwoordingsorgaan), het voeren van het secretariaat, het opstellen van het jaarverslag en het samenstellen van financiële rapportages, de kosten van het wettelijk toezicht (DNB, AFM) en de advies- en controlekosten (actuaris, accountant, aan derden uitbestede activiteiten, met uitzondering van kosten van vermogensbeheer).
Jaarverslag 2012
pagina 31 | 110
Kosten vermogensbeheer Het bedrag aan kosten vermogensbeheer:
Advieskosten mbt vermogensbeheer Beheersvergoedingen vermogensbeheerders custodian Mercer INV en ING subtotaal % van gemiddeld belegd vermogen** Transactiekosten* Totaal
2012
2011
337
135
7.146
5.989
250
279
802
229
8.535
6.632
0,50
0,45
2.122
-
10.657
6.632
*Transactiekosten: de transactiekosten zijn de kosten die gemaakt worden om de effectentransactie tot stand te brengen en uit te voeren. Deze kosten zijn veelal op basis van een schatting tot stand gekomen, omdat er bijvoorbeeld bij transacties in de categorie vastrentende waarden niet separaat kosten in rekening worden gebracht. Daarnaast is het bij participaties in beleggingsfondsen niet exact te bepalen welke kosten er zijn gemaakt, hiervoor is er een schatting gemaakt van de turn-over in de portefeuille en op basis van gemiddelde transactie kosten in de markt zijn de kosten bij benadering bepaald. Grosso modo zijn transactiekosten onderdeel van de aan- en verkooptransacties van beleggingen. Deze bedragen over 2012 € 2.122. In 2011 waren de transactiekosten nog niet opgenomen in de kosten van het vermogensbeheer omdat deze nog niet konden worden benoemd. Het bedrag van € 2.122 is gebaseerd op de daadwerkelijke kosten over het tweede halfjaar 2012 (€ 1.061). Voor 50% van de transactiekosten is gebruikgemaakt van schattingen. De transactiekosten uitgedrukt in een percentage van het gemiddeld belegd vermogen zijn 0,12%. In 2011 waren de transactiekosten niet verder uitgesplitst naar categorieën. Het is dan ook niet mogelijk een vergelijking met 2011 te maken. **Totale kosten: de totale kosten voor vermogensbeheer over 2012 bedragen € 10.657 (2011 € 6.632) Dit bedrag is voor 2012 inclusief de transactiekosten ad € 2.122 en voor 2011 exclusief de transactiekosten. De kosten van vermogensbeheer uitgedrukt in een percentage van het gemiddeld belegd vermogen zijn voor de vergelijkbaarheid uitgerekend exclusief de transactiekosten.
4.6 Pensioenvermogen en voorzieningen (bedragen x € 1.000) Het Pensioenvermogen en de Technische voorzieningen ultimo boekjaar 2012 (en 2011) zijn als volgt vastgesteld:
2012
2011
1.798.758
1.598.020
-23.219
-28.672
-6.830
-97
Pensioenvermogen
1.768.709
1.569.251
Voorziening pensioenverplichtingen
1.587.062
1.470.079
43
41
1.587.105
1.470.120
Aanwezig vermogen Totaal activa Kort- en langlopende schulden Overige voorzieningen
Overige technische voorzieningen Technische voorzieningen
Dit heeft tot gevolg dat de dekkingsgraad ultimo boekjaar 2012 gelijk is aan 111,4% (2011: 106,7 %).
Jaarverslag 2012
pagina 32 | 110
4.7 Actuariële analyse (bedragen x € 1.000) Het boekjaar 2012 is afgesloten met een resultaat van € 82.473 (vorig boekjaar € -38.196). Dit resultaat is als volgt nader onder te verdelen:
Resultaat boekjaar (bedragen x € 1000,-)
2012
Resultaten · Resultaat premie · Kosten indexering · Toevoeging aan TV door wijziging grondslagen · Sterfteresultaat · Arbeidsongeschiktheidsresultaat · Resultaat op beleggingen · Kosten · Diversen Saldo boekjaar
77 0 -8.384 2.516 0 93.024 1.069 -5.829 82.473
4.8 Beleggingen In dit hoofdstuk legt het bestuur verantwoording af over het gevoerde beleggingsbeleid en de daarbij gemaakte belangenafwegingen en kosten-batenanalyses.
4.8.1 Taakverdeling beleggingen Dit verslagjaar heeft het bestuur een definitieve keuze gemaakt in de nieuwe wijze waarop het vermogensbeheer aangestuurd en gecontroleerd wordt. De afgelopen jaren tonen aan dat beheren en aansturen van een pensioenfonds niet eenvoudig is. Daarom heeft het bestuur gemeend de structuur van het vermogens- en risicobeheer opnieuw onder de loupe te leggen en waar mogelijk te verbeteren. In plaats van een beleggingsconsultant is vanaf juni 2012 ING Investment Management als coördinator vermogensbeheer met een uitgebreider takenpakket aangesteld. Daarnaast is Ortec als onafhankelijk risicomanager aangetrokken. Om goede rendementen te kunnen halen moet een pensioenfonds enige risico’s nemen. Het is daarom belangrijk een goede balans te vinden tussen het nemen van risico en het bieden van zekerheid. Met de expertise van de coördinator vermogensbeheer en de risicomanager tezamen stuurt het bestuur het pensioenfonds professioneler aan en is goed toegerust voor de toekomst. De rol van de bewaarnemer is ongewijzigd. De verdeling van verantwoordelijkheden is vastgelegd en is op hoofdlijnen als volgt: Bestuur Het beleggingsraamwerk bestaat uit het strategische beleggingsbeleid vertaald in een z-scorebenchmark en de randvoorwaarden van het beleggingsbeleid. Het bestuur stelt het beleggingsraamwerk vast, mede op basis van een ALM-studie. De laatste studie is in 2010 uitgevoerd naar aanleiding van de fusie. Uit de studie blijkt welk risicobudget het fonds zich voor de beleggingen onder verschillende omstandigheden kan veroorloven. Het risicobudget is de afwijking van de beleggingsportefeuille ten opzichte van de (nominale) pensioenverplichtingen. Periodiek bespreken partijen het gehele beleggingsraamwerk en de behaalde resultaten. Het bestuur draagt zorg voor en controleert de uitvoering van de (aansturing van de) beleggingen. Het bestuur wordt daarbij ondersteund door de onafhankelijk risicomanager en de coördinator vermogensbeheer. Het bestuur evalueert periodiek het overzicht van de beleggingsresultaten op basis van een rapportage en een toelichting door de coördinator vermogensbeheer. Daarbij worden ook de risicoposities ten opzichte van de verplichtingen beoordeeld op basis van de rapportage van de onafhankelijk risicomanager.
Jaarverslag 2012
pagina 33 | 110
Coördinator vermogensbeheer De coördinator vermogensbeheer is verantwoordelijk voor het dagelijkse operationele beheer van de portefeuille. Dit beheer is in de praktijk uitbesteed aan gespecialiseerde vermogensbeheerders. De coördinator vermogensbeheer ziet toe op deze vermogensbeheerders en adviseert het bestuur over aanstelling en ontslag van deze partijen. De coördinator vermogensbeheer rapporteert maandelijks over de performance en de positie van de portefeuille ten opzichte van de afgesproken benchmark en op kwartaalbasis in meer detail over de samenstelling van de beleggingsportefeuille. Tijdens de bestuursvergadering doet hij verslag van het gevoerde beheer. De coördinator vermogensbeheer adviseert het bestuur ook over de impact op het beleggingsbeleid van nieuwe wet- en regelgeving, ontwikkelingen op financiële markten en andere externe ontwikkelingen. Onafhankelijk risicomanager De onafhankelijk risicomanager is verantwoordelijk voor het monitoren van en adviseren over het balansrisico van het fonds, en toezicht op de risico’s in de portefeuille. De onafhankelijk risicomanager opereert onafhankelijk van de coördinator vermogensbeheer. Op maand- en kwartaalbasis stelt deze rapportages op ten behoeve van het bestuur. Tevens voert de risicomanager de ALM studie uit (gepland in 2013) en adviseert het bestuur over het te voeren strategische beleid. Bewaarnemer De bewaarnemer voert een onafhankelijke performancemeting en telt de resultaten op. De bewaarnemer verzorgt de beleggingsadministratie en rapporteert over de posities ten opzichte van de neutrale posities die zijn opgenomen in het beleggingsplan. De bewaarnemer administreert ook de beleggingen die niet bij de bewaarnemer onder bewaring zijn.
4.8.2 Beleggingsbeleid De beleggingsadviseur heeft in 2011 het beleggingsplan 2012 voorbereid, inclusief een z-scorebenchmark en beoogde beheerderstructuur. Hierbij wordt rekening gehouden met de beleidskeuzematrix, de ontwikkeling van de portefeuille en de vooruitzichten op de beleggingsmarkten. Het jaarplan is door het bestuur vastgesteld. Dit jaarplan vindt zijn weerslag in de beleggingsrichtlijnen voor de vermogensbeheerders. Het beleggingsplan richt zich op het doel een extra rendement te behalen ten opzichte van de waardeontwikkeling van de nominale verplichtingen binnen een bepaald risicobudget. Dat risicobudget wordt uitgedrukt in een tracking error. De tracking error is de gemiddelde afwijking van het behaalde rendement vergeleken met de norm (de benchmark). Het beleggingsplan beschrijft:
de verdeling over beleggingscategorieën;
het valutabeleid;
de samenstelling van de vastrentende portefeuille en het beoogde rente- afdekkingspercentage;
de samenstelling van de aandelenportefeuille.
Renteafdekking De gehanteerde norm voor renteafdekking is vastgesteld op 75% met een bandbreedte van plus en min 5%. De gekozen renteafdekking heeft ook in 2012 een positieve bijdrage geleverd aan het rendement. Op basis van de berekeningen van de onafhankelijk risicomanager bedroeg de werkelijke renteafdekking eind 2012 circa 70%. In 2012 is de berekening van de rentetermijnstructuur gewijzigd, door de invoering van de UFR. Onder de methodiek van de UFR wordt de rentetermijnstructuur tot looptijden van twintig jaar gebaseerd op de swaprente en wordt voor looptijden langer dan twintig jaar een rentestructuur geconstrueerd op basis van enerzijds de marktrente en anderzijds een vaste forwardrente na 60 jaar. Hiermee neemt de rentegevoeligheid van de verplichtingen af. Het bestuur heeft besloten om het afdekkingsbeleid aan te passen op de UFR rentegevoeligheden, maar de omvang van de afdekking gelijk te houden. Dit betekent dat met ingang van het nieuwe beleggingsplan 90% van de UFR rentegevoeligheid wordt afgedekt. De renteafdekking vindt plaats met swaps en lange leningen. De keuze voor swaps betekent dat het fonds gedeeltelijk beschermd is tegen rentedaling maar minder profiteert van een rentestijging.
Jaarverslag 2012
pagina 34 | 110
Strategie vastrentende waarden Ten aanzien van de vastrentende waarden is het beleid van het fonds gericht op een brede spreiding over swaprente en staatsen bedrijfsobligaties, niet alleen binnen het eurogebied maar ook daarbuiten. De nominale (met een marktconforme looptijd) staatsleningen worden strategisch belegd in leningen van landen met de hoogste kredietwaardigheid. In 2010 startte het fonds het concentreren van de Eurostaatsleningenportefeuille op AAA-landen. Dit beleid is ook in 2012 verder doorgezet. Daarbij is de portefeuille in 2012 breder gespreid door ook kredietwaardige landen buiten de Eurozone op te nemen. Hiermee is beoogd de gevolgen van een mogelijk opbreekscenario voor de Eurozone voor het fonds te beperken. Om het renterisico voor het fonds te verminderen wordt gebruik gemaakt van renteswaps. De verplichtingenbenchmark is opgebouwd uit een portefeuille van standaardswaps, die het profiel van de uitkeringen zo goed mogelijk benaderen. De ontwikkelingen in het deelnemersbestand hebben hierop invloed. Dat geldt ook voor wijzigingen in de levensverwachting. In de richtlijnen voor de beheerders zijn de te gebruiken beleggingsinstrumenten nader omschreven. In 2012 is eveneens besloten om de afdekking van de verplichtingen zoveel mogelijk passief in te richten, en dit onder te brengen bij één beheerder. Hier is een selectieproces voor uitgevoerd wat in december 2012 is afgerond. De transitie is in het eerste kwartaal van 2013 succesvol afgerond. De matchingportefeuille is op maat gemaakt en benadert zoveel mogelijk de verplichtingen van het fonds. Strategie aandelen Bij de samenstelling van de aandelenportefeuille streeft het bestuur naar een brede spreiding, zowel over regio's als over sectoren. Het fonds legt al jaren een accent op beleggingen in opkomende markten. Dit beleid wordt voortgezet. Het fonds heeft actieve en passieve beheerders. Het aandelenbeleid wordt ten minste eenmaal per jaar door het bestuur geëvalueerd. Keuze voor actief of passief beheer Bij passief beheer volgt de vermogensbeheerder een index. Dat is een goedkope manier van vermogensbeheer. Bij actief beheer wijkt de vermogensbeheerder van de index af om extra geld te verdienen. Hiervoor moet het fonds meer betalen. Het bestuur heeft eind 2012 9% van de portefeuille passief belegd. Met het besluit om de portefeuille voor renteafdekking passief te gaan beheren neemt dit percentage toe tot circa 69%. Het fonds checkt met behulp van risicorapportages of het risicoprofiel van de gehele beleggingsportefeuilles zich binnen acceptabele niveaus bevindt.
Jaarverslag 2012
pagina 35 | 110
4.8.3 Vermogensopbouw De verleende mandaten aan de diverse beheerders omvatten de volgende beleggingscategorieën:
vastrentende waarden, waaronder obligaties uitgegeven door overheden en bedrijven (eventueel met behulp van collectieve beleggingsvehikels) en renteswaps;
aandelen, (eventueel met behulp van collectieve beleggingsvehikels);
hedge funds;
liquiditeiten.
Marktwaarde in mln
2012
2011
2010*
2009*
2008*
2007*
1.757,4
1.572,7
1.352,0
1.153,8
1.020,1
1.072,2
80,9%
81,4%
77,3%
76,0%
82,7%
68,3%
euro’s In % Vastrentende waarden, inclusief derivaten Aandelen
18,9%
18,7%
22,0%
23,0%
17,3%
28,3%
Onroerend goed
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
Grondstoffen
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
1,0%
0,2%
-0,1%**
0,7%
1,0%
0,0%
2,3%
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Liquiditeiten Totaal
Tabel 3 - Bron: Bank of New York Mellon (cijfers 2010 en 2011en 2012) en Kas Bank (cijfers 2007 t/m 2009) * Combinatie belegde vermogens Pensioenfonds Koek en Pensioenfonds Snoep ** Ongerealiseerde opbrengst valuta overlay
4.8.4 Rendementen in 2012 Het jaar 2012 was een goed beleggingsjaar waarin alle beleggingscategorieën positieve rendementen met dubbele cijfers lieten zien. Ook op de afdekking van het renterisico is over 2012 een zeer goed rendement behaald. De beleggingsportefeuille steeg per saldo met 13,7%. Per saldo is de dekkingsgraad van het pensioenfonds toegenomen van 106,7% eind 2011 naar 111,4 % eind 2012. Gemiddelde beleggingsresultaten (in %)
Pensioenfonds
Benchmark
Pensioenfonds
Benchmark
2012
2012
2011
2011
Totaal
13,7%
12,6%
11,6%
11,5%
Vastrentende waarden
13,2%
11,6%
16,7%
16,7%
Aandelen
16,6%
15,7%
-6,4
-8,7%
Tabel 4 - Bron: ING en over 2011 Bank of New York Mellon
Vastrentende waarden Het fonds heeft een brede spreiding over swaprente en staats- en bedrijfsobligaties, niet alleen binnen het eurogebied maar ook daarbuiten. De nominale en reële staatsleningen zijn strategisch in het eurogebied belegd. In absolute zin droegen de beleggingen in inflatieobligaties, hoogrentende bedrijfsobligaties en leningen uit opkomende landen bij aan het resultaat. In relatieve zin werd ook een positief resultaat behaald van ruim 1,6% boven de benchmark. Aandelen De aandelenportefeuilles zijn gericht op brede spreiding over verschillende economische regio’s, waarbij er enige nadruk is op de Europese markt en op de opkomende landen. In absolute zin gingen stegen de aandelenmarkten in 2012, met als positieve Jaarverslag 2012
pagina 36 | 110
uitschieter de Europese aandelenmarkt. De beheerder in Europese aandelen behaalde ook een fors hoger resultaat dan de benchmark, hetgeen helaas niet voor de andere beheerders gold. Voor de gehele aandelenportefeuille werd wel een outperformance van 0,9% gerealiseerd.
4.8.5 Maatschappelijk verantwoord beleggingsbeleid Met ingang van 1 januari 2012 is gestart met de implementatie van de eerste stappen richting een verantwoord beleggingsbeleid. Als eerste stap is een lijst van uit te sluiten beleggingen opgesteld. Beleggingen in bedrijven die betrokken zijn bij fabricage, onderhoud of distributie van producten die in strijd zijn met door Nederland ondertekende internationale verdragen, of in bedrijven of overheden die structureel en substantieel in strijd handelen met de principes van de UN Global Compact Code zijn niet langer toegestaan. Jaarlijks wordt door het bestuur bezien of de lijst aanpassingen behoeft. De lijst met uitsluitingen is inmiddels door de verschillende externe vermogensbeheerders geïmplementeerd. Concreet zijn de posities in drie Europese aandelen verkocht. De beheerders van beleggingsfondsen rapporteren vanaf 2012 of zij bedrijven of overheden van de lijst in portefeuille hebben. De transactiekosten en de te verwachten invloed op het rendement zijn gering. In 2012 heeft het bestuur de ‘United Nations Principles on Responsible Investing’ ondertekend. Dit zijn de volgende zes principes: 1.
Het fonds neemt ESG-kwesties (milieukwesties, sociale kwesties en bestuurskwesties) mee in de beleggingsanalyse en in de beslissingen;.
2.
Het fonds handelt als een actieve eigenaar en neemt ESG-kwesties mee in beleid en praktijk;
3.
Het fonds vraagt om gepaste openheid op gebied van ESG door organisaties waarin het fonds belegt;
4.
Het fonds stimuleert acceptatie van de UN-principes door andere beleggers en vermogensbeheerders;
5.
Het fonds werkt samen om tot een effectieve implementatie van de UN-principes te komen;
6.
Het fonds rapporteert over de activiteiten en voortgang met betrekking tot de UN-principes.
4.8.6 Economische ontwikkelingen Financiële markten stonden in 2012 in het teken van de angst voor een aanhoudende recessie in de ontwikkelde landen en van politiek onvermogen om begrotingstekorten en schulden terug te dringen. Deze angst nam gedurende het jaar af, waardoor risicovolle beleggingen per saldo een goed rendement lieten zien. Daarnaast daalde de rente op staatsleningen, in de Europese periferie zelfs scherp. De verklaring voor de rentedaling in 2012 moet worden gezocht in een tweetal belangrijke ontwikkelingen. Op de eerste plaats waren daar de problemen met de Europese economie. Die belandde, als gevolg van de aanhoudende eurocrisis en een tanend consumentenvertrouwen, eind 2011 in een recessie. Deze ontwikkeling zette in 2012 door als gevolg van tegenvallende macroeconomische ontwikkelingen en een verbreding en verdieping van de euro-crisis (waarbij Zuid-Europese landen als Griekenland, Spanje en Italië het beeld bepaalden).Een tweede belangrijke factor was de staatsschuld in de VS. Het eerder in 2011 bereikte akkoord over een verhoging van het ‘schuldplafond’ bleek in 2012 in de ogen van kredietbeoordelaars onvoldoende, waardoor deze zich genoodzaakt zagen om de rating van de VS te verlagen. Beide factoren hebben ertoe bijgedragen dat beleggers hun toevlucht namen tot beleggingen in risicovrije (met name Duitse en Nederlandse) staatsleningen. De Duitse rente daalde daardoor eind mei even onder 1,2% en kortlopende obligaties konden zelfs worden uitgeschreven met negatieve couponrentes. De vorming (in juni 2012) van een Griekse coalitieregering was een grote opluchting voor beleggers. Wat tevens bijdroeg aan de positievere stemming, was het feit dat de Europese regeringsleiders eind juni stappen zetten in de richting van verdergaande economische en politieke integratie van de 17 landen in de eurozone. Zo werd de weg vrijgemaakt voor directe steun aan kwetsbare banken, buiten de begroting van de betreffende overheid om. Een ander belangrijk gegeven voor de markten was de uitspraak van Mario Draghi, eind juni 2012. De ECB gaf aan er alles aan te doen om de euro te redden. In augustus en september 2012 volgden details over de aanpak. Afgesproken werd dat de ECB landen steun zou geven, mits deze formeel om steun zouden vragen en mits zij zich bereid zouden verklaren om aan de, door de ECB gestelde eisen te voldoen. Door deze beleidsverandering verminderde het systeemrisico in de eurozone significant.
Jaarverslag 2012
pagina 37 | 110
De nieuwe aanpak van de ECB wierp meteen zijn vruchten af. Vanaf juli daalden de risicopremies van landen als Spanje en Italië fors zonder dat de Europese centrale bank feitelijk steun hoefde te verlenen. Spanje, voor de markten al enige tijd kandidaat voor een formele steunaanvraag, kon in 2012 zelfs afzien van het doen van een steunaanvraag. Toch bleven beleggers in de tweede helft van 2012 nog geruime tijd de voorkeur geven aan “veilig” geachte obligaties. Nederlandse en Duitse staatsleningen bleven daardoor zeer in trek. Eind december 2012 leverden 10-jaars Nederlandse staatsleningen nog maar een rendement op van 1,5%. Zonder meer een historisch laagterecord. Eind 2012 toonde de reële economie pas de eerste tekenen van herstel. Toen konden de aandelenkoersen wereldwijd aan een stijging beginnen. Dit resulteerde in een stijging van 14% in 2012. Wereldwijde vastgoedaandelen (+28%) en aandelen van ‘financials’ (+27%) wonnen binnen deze categorie het meest. Maar ook (hoogrentende) bedrijfsleningen en schuldpapier van opkomende markten lieten in 2012 een prima rendement zien. Aandelen Indices¹
2012
MSCI World
14,0%
S&P Composite
14,2%
Nasdaq
14,1%
DJ Europe Stoxx 50
13,8%
AEX
14,1%
Topix (Japan)
5,9%
MSCI Emerging Markets
16,8%
¹ total return indices (in euro) Bron: Thomson Reuters Datastream
4.8.7 Vooruitzichten Wereldwijde economie In de VS trekken de consumentenbestedingen, de duurzame orders en de huizenmarkt aan. Hier staan aanhoudende bezuinigen van de overheid tegenover. Per saldo is voor 2013 een gematigde groei te verwachten. In de eurozone is niet veel meer dan een stabilisatie van de economie te verwachten. De aantrekkende groei in de VS en China, het stimulerende beleid van de ECB en een afnemende bezuinigingsdrang van (centrale) overheden zouden hier kunnen leiden tot een traditioneel, aan de export gerelateerd, herstel. Mede dankzij deze exportgroei zou de eurozone uit de recessie kunnen komen. Ondanks tekenen van herstel blijft de wereldeconomie kwetsbaar voor schokken. De rol van de centrale banken en van de politici blijft vooralsnog cruciaal voor een voortzetting van het gematigde economische herstel. De wereldwijde economische groei kan in 2013 op of iets onder het langjarige gemiddelde uitkomen. Rente Het aanhoudend ruime beleid van de centrale banken, het naar verwachting gematigde herstel en de nog steeds voortdurende overcapaciteit in de volwassen economieën draagt bij tot aanhoudend lage rentes van staatsleningen in landen als de VS, Duitsland en Nederland. Wel kunnen de rentes, vanaf extreem lage niveaus, iets oplopen. Aandelen Mede op basis van de extreem lage rentes en de relatief hoge dividendrendementen gaan wij uit van een positieve waardeontwikkeling op de wereldwijde aandelenmarkten. Gunstig is dat de balansen van de bedrijven nog steeds relatief gezond zijn en veel bedrijven ruimte hebben om eigen aandelen in te kopen en dividenden te verhogen. Het beperkte economische herstel in de ontwikkelde economieën (VS, Europa, Japan) zal echter druk gaan uitoefenen op de (historisch hoge) winstmarges. Daardoor zal er slechts beperkt ruimte zijn voor winstgroei en staat het rendement van wereldwijde aandelen deels in functie van hogere waarderingen.
Jaarverslag 2012
pagina 38 | 110
Valutamarkten Zolang de ECB conservatiever blijft in het stimuleren van de economie kan de Euro verder stijgen. De Euro blijft echter kwetsbaar ten opzichte van de Amerikaanse dollar. Het systeemrisico in de eurozone is weliswaar sterk afgenomen, maar is nog niet definitief van de baan. Bovendien is de economie van de eurozone relatief zwak.
4.8.8 Z-score De benchmark voor de z-score is voor 2012 samengesteld op basis van 18,5% aandelen en 81,5% vastrentende waarden. Aan het einde van het jaar was deze verdeling respectievelijk ongeveer 18,9% aandelen en 81,1% vastrentende waarden en liquiditeiten. Maandelijks wordt het rendement van de totale portefeuille berekend door Bank of New York Mellon. De gehanteerde indices worden berekend inclusief de herbelegging van uitgekeerde dividenden. De z-score wordt ieder jaar vastgesteld. De zscore geeft de afwijking aan van het door het pensioenfonds behaalde rendement op de vooraf opgegeven normportefeuille. De formule voor de z-score is als volgt: z = ((Rf – kj) – (Rn – 0,11%))/Ej Om de z-score te berekenen, wordt het feitelijke rendement (Rf) gecorrigeerd voor de beleggingskosten (kj). Het rendement van de normportefeuille (Rn) wordt, nadat het is gecorrigeerd voor de norm beleggingskosten van 0,11%, in mindering gebracht op het feitelijke rendement. Het verschil wordt gedeeld door de rendementsspreiding (Ej). De rendementsspreiding is onder andere gebaseerd op de beleggingsmix ofwel op de percentages vastrentende waarden en zakelijke waarden in de beleggingsportefeuille. Wanneer de z-score van een bedrijfstakpensioenfonds na een periode van vijf jaar (de performancetoets) onder de norm uitkomt, mogen bedrijven een alternatief zoeken voor het verplicht gestelde bedrijfstakpensioenfonds in hun branche. Deze norm was voor 2008 -1,28, Volgens de nieuwe methode per 2008 is de norm 0. Sinds 2008 dient er bij de score 1,28 opgeteld te worden om zo op een score van 0 uit te komen. De z-scores over 2008 - 2012 (voor 2008 t/m 2010 gecombineerde z-scores rekening houdend met het gemiddelde belegde vermogen van Pensioenfonds Koek en Pensioenfonds Snoep per 31 december 2010) zijn als volgt: Jaar
Z-score
2008
-5,08
2009
3,54
2010
0,46
2011
-0,12
2012
1,02
Tabel 5 - Bron: eigen berekening Over de afgelopen vijfjaarsperiode (2008-2012) komt de performancetoets op basis van de nieuwe methode met 1,20 boven de kritische grens van 0.
4.8.9 De strategische benchmark van het fonds in 2013 Ter beoordeling en bewaking van de uitvoering van het totale beleggingsbeleid stelt het bestuur jaarlijks een strategische norm vast. Hierbij kijkt het bestuur naar de samenstelling van de portefeuille aan het einde van het jaar, het risico van de beleggingen ten opzichte van de verplichtingen gegeven de huidige financiële positie en de verwachtingen voor de financiële markten. Het bestuur ziet een langzaam en moeizaam herstel als het meest waarschijnlijke scenario. Bij de vaststelling van de strategische benchmark voor 2013 is het bestuur uitgegaan van een vergelijkbaar risicoprofiel als in 2012. Gedurende 2013 zal namelijk een ALM studie worden uitgevoerd, op basis daarvan zal worden bezien of aanpassingen aan het risicoprofiel nodig zijn. Ter beoordeling en bewaking van de uitvoering van het totale beleggingsbeleid is een strategische benchmark vastgesteld door het fonds, onderverdeeld in een Matchingportefeuille (63%) en een Rendementsportefeuille (37%). Een deel van de Matchingportefeuille bestaat uit staatsleningen. Daarnaast is een deel ingericht met als hoofddoelstelling de rentegevoeligheid van de verplichtingen na te bootsen. Hierbij stuurt het fonds op de rentegevoeligheid zoals deze binnen de huidige regelgeving van toepassing is (UFR-gebaseerd). De Rendementsportefeuille bestaat uit Hoogrentende Obligaties van bedrijven en opkomende landen, Aandelen en Hedge Funds. Jaarverslag 2012
pagina 39 | 110
Strategie Matchingportefeuille Ten aanzien van de vastrentende waarden is het beleid van het fonds gericht op een brede diversificatie over staatsobligaties, niet alleen binnen het euro gebied maar ook daarbuiten. Een gedeelte van de portefeuille wordt daarom belegd in geselecteerde landen buiten de Eurozone met een hoge kredietwaardigheid, De reële staatsleningen worden strategisch in het euro-gebied belegd. Ten einde het renterisico voor het fonds te reduceren wordt gebruik gemaakt van renteswaps. Categorie
Weging
Benchmark Coördinator
Staatsobligaties Euro & Intl
18,25%
Gewogen Landenbenchmark 1
Inflatie-obl. AAA/AA Euro
14,25%
Barcap Euro Govt IL Bond index AAA/AA
Swap-portefeuille
67,50%
Swap-benchmark 2
Valuta-afdekking GBP
100% GBP exposure in Obligatieportefeuille
Strategie Rendementsportefeuille Ten aanzien van de Hoogrentende Obligaties is het beleid van het fonds gericht op een brede diversificatie over staats- en bedrijfsobligaties. De beleggingen geschieden via breed gespreide beleggingsfondsen. Alle exposure in vreemde valuta zullen strategisch volledig afgedekt zijn naar de euro, met uitzondering van local currency emerging market debt beleggingen. Bij de samenstelling van de aandelenportefeuille wordt gestreefd naar een brede diversificatie, zowel over regio's als over sectoren. In 2013 zal het fonds geleidelijk een deel van de wereldwijde aandelenportefeuille omzetten in een low volatility portefeuille. Hiermee worden aandelen met een lager risicoprofiel, maar met een vergelijkbaar lange termijn rendement, inde portefeuille opgenomen. De valuta-exposures naar GBP en USD worden in 2013 voor 50% afgedekt. De Rendementsportefeuille is als volgt opgebouwd: Categorie
Weging
Benchmark Coördinator
Returnportefeuille
100,0%
Hoogrentende Obligaties
36,50%
Hoogrentend Bedrijfsobligaties
12,25%
ML Global HY (BB-B) Eur Hedged
Obligaties Opk Markten HC
8,00%
JPM EMBI Global Eur Hedged
Obligaties Opk Markten LC
16,25%
JPM GBI-EM Global Div. Unhedged
Aandelen
50,00%
Aandelen Europa
14,75%
MSCI Europe Net
Aandelen Wereldwijd
7,00%3
MSCI Wereld Net
Aandelen Low Volatility
13,50%
3
Aandelen Opk Markten
14,75%
Alternatieve Beleggingen
13,50%
Hedge Funds
13,50%
MSCI Wereld Low Volatility Net MSCI EMF Net 1-maands Euribor
Valuta-afdekking USD/GBP
50% USD/GBP exposure in Aandelen-portefeuille
4.9 Risicoparagraaf In deze paragraaf staan de risico’s die het fonds loopt. Het bestuur onderscheidt uitbestedingsrisico’s, beleggingsrisico’s, actuariële risico’s en operationele risico’s. De risico’s staan beschreven in de abtn. Hiermee geeft het fonds uitvoering aan de wettelijke vereisten. Soms draagt het fonds de risico’s verbonden aan de pensioenregeling. In andere gevallen dragen de deelnemers of de werkgevers het risico.
1
Bij aanvang: Barcap Global Treasury 5% Zweden, 5% Denemarken, 5% Finland, 20% Duitsland, 5% Nieuw Zeeland, 10% Australië, 10% Ver Koninkrijk, 20% Nederland, 10% Canada, 10% Noorwegen. Deze benchmark wordt gedefinieerd als een obligatie- en swapportefeuille die tezamen met de benchmarks van de Euro-obligatieportefeuille 90% van de UFR rentegevoeligheid van de verplichtingen afdekt. 3 De genoemde weging is de doelweging. De aanvangsweging van de Wereldwijde aandelenportefeuille is 20,5% van de Rendementsportefeuille, deze portefeuille wordt geleidelijk voor een deel omgezet naar de Low Volatility portefeuille 2
Jaarverslag 2012
pagina 40 | 110
Risico’s voor de deelnemers Actuariële en beleggingsrisico’s worden collectief gedeeld. Naast de premies zijn de beleggingsopbrengsten een belangrijke financieringsbron voor de opbouw van nieuwe pensioenaanspraken. Geen of gedeeltelijke toeslag en als laatste redmiddel het korten van pensioen bieden soelaas als de financiële positie van het fonds daartoe aanleiding geeft. Het effect daarvan is vele malen groter dan wat het fonds met premieverhogingen kan bereiken. Risico’s voor de aangesloten werkgevers De aangesloten werkgevers betalen een jaarlijkse doorsneepremie. Deze premie kan stijgen of dalen, al streeft het fonds naar premiestabiliteit. Hierbij dient in aanmerking te worden genomen dat premieverhogingen een beperkt effect hebben op de financiële positie van het fonds.
4.9.1 Uitbestedingsrisico Het pensioenfonds heeft de pensioenadministratie en het vermogensbeheer uitbesteed en loopt hierdoor een uitbestedingsrisico. Het bestuur heeft beleid vastgesteld met betrekking tot de beheersing van risico’s die samenhangen met de uitbesteding. Dit beleid staat in de abtn. Uitbestedingsrisico pensioenadministratie Met Syntrus Achmea heeft het fonds gedetailleerde afspraken gemaakt over het niveau van de dienstverlening (SLA). In 2013 zal een migratie plaatsvinden van het administratiesysteem. Hiervoor is een fondsspecifiek transitieplan opgesteld. Het bestuur houdt deze systeemmigratie nauwlettend in de gaten. De IAASB (Internal Auditing and Assurance Standards Board) heeft een nieuwe, wereldwijde standaard ontwikkeld voor de rapportering over beheersingsprocessen: de International Standard on Assurance Engagement (ISAE) 3402. Syntrus Achmea beschikt over een ISAE 3402 verklaring type II. Deze verklaring waarborgt dat de bedrijfsprocessen en de daarin opgenomen interne controles in opzet en bestaan adequaat zijn (type I) en de werking van de processen zijn getoetst gedurende een periode van minimaal zes maanden (type II). De ISAE 3402-audit wordt ieder jaar herhaald. In de rapportage zijn ten aanzien van een aantal beheersdoelstellingen en beheersmaatregelen bevindingen opgenomen. De impact van de bevindingen wordt jaarlijks geëvalueerd. Uitbestedingsrisico vermogensbeheer De coördinator vermogensbeheer is verantwoordelijk voor het dagelijkse operationele beheer van de portefeuille. Dit beheer is in de praktijk uitbesteed aan gespecialiseerde vermogensbeheerders. De coördinator vermogensbeheer ziet toe op deze vermogensbeheerders en adviseert het bestuur over aanstelling en ontslag van deze partijen. De coördinator vermogensbeheer rapporteert maandelijks over de performance en de positie van de portefeuille ten opzichte van de afgesproken benchmark en op kwartaalbasis in meer detail over de samenstelling van de beleggingsportefeuille. De afspraken met de coördinator vermogensbeheer zijn vastgelegd in een mandaat en een Service Level Agreement. Het bestuur maakt, met ondersteuning van de coördinator vermogensbeheer, beheersafspraken met de gespecialiseerde vermogensbeheerders. Deze worden per vermogensbeheerder in een mandaat vastgelegd. De afspraken betreffen onder andere de samenstelling van de portefeuille, de tactische marges, de meting van de resultaten, de benchmarks en het valuta- en derivatenbeleid, de risicometing en -beheersing.
4.9.2 Beleggingsrisico’s De in de balans opgenomen financiële instrumenten zijn beleggingen, vorderingen en schulden. Financiële instrumenten zijn opgenomen tegen actuele waarde, voor zover niet anders is aangegeven. De belangrijkste risico’s voor het fonds zijn aandelen-, rente-, valuta-, inflatie- en kredietrisico’s. Het fonds voert een beleggingsbeleid waarin het risico (gedefinieerd ten opzichte van de nominale verplichtingen) op mag lopen al naar gelang de financiële positie dat toestaat. De benchmark voor de z-score is eind 2011 samengesteld op basis van 18,5% aandelen en 81,5% vastrentende waarden. Operationele risico’s worden bewaakt door het selecteren van professionele dienstverleners. Bovendien zijn in de structuur een aantal checks-and-balances ingebouwd, waardoor eventuele afwijkingen van normen of richtlijnen of andere bijzondere gebeurtenissen op tijd worden gesignaleerd. Jaarverslag 2012
pagina 41 | 110
Taakverdeling beleggingsrisico’s In 2012 heeft het bestuur wijzigingen doorgevoerd in de organisatie van de beleggingen en het risicobeheer. Het bestuur heeft besloten om zich voor het risico- en vermogensbeheer te versterken door het aanstellen van een coördinator vermogensbeheer en een onafhankelijke risicomanager. De onafhankelijk risicomanager is verantwoordelijk voor het monitoren van en adviseren over het balansrisico van het fonds, en houdt toezicht op de risico’s in de portefeuille. De onafhankelijk risicomanager opereert onafhankelijk van de coördinator vermogensbeheer. Op maand- en kwartaalbasis stelt zij risicorapportages op ten behoeve van het bestuur. De coördinator vermogensbeheer is verantwoordelijk voor het monitoren en adviseren over risico’s binnen de mandaten van de gespecialiseerde vermogensbeheerders. De coördinator vermogensbeheer rapporteert maandelijks over de performance en de positie van de portefeuille ten opzichte van de afgesproken benchmark en op kwartaalbasis in meer detail over de samenstelling van de beleggingsportefeuille. De bewaarnemer voert een dagelijkse compliance controle uit op de mandaten van de vermogensbeheerders. Aandelenrisico Het fonds belegt voor 18,9% in aandelen. Het risico binnen deze categorie wordt zoveel mogelijk gespreid over sectoren, regio’s en individuele aandelen. In 2012 werd 7,5% in wereldwijde ontwikkelde aandelenmarkten belegd, 5,5% in Europa en 5,5% in emerging markets. In 2012 is een gedeelte van de aandelenportefeuille belegd in ‘low volatility’ aandelen, waardoor de volatiliteit van de aandelenportefeuille is afgenomen. Renterisico Het renterisico heeft betrekking op activa en passiva. Het renterisico is het risico dat de waarde van de portefeuille vastrentende waarden en rentederivaten en de waarde van de pensioenverplichtingen niet op dezelfde wijze verandert als gevolg van veranderingen in de marktrente. Een deel van het renterisico is afgedekt met rentederivaten. Vanaf 1 januari 2010 wordt de benodigde buffer voor het renterisico vastgesteld als het verschil in contante waarde van de beleggingen met een voorspelbare kasstroom enerzijds en de verwachte kasstroom van de verplichtingen anderzijds. Hierbij wordt de contante waarde berekend op basis van de rentetermijnstructuur vergeleken met de contante waarde op basis van de rentetermijnstructuur in geval van een rentedaling en in het geval van een rentestijging. De kasstromen van de beleggingen hebben betrekking op de rentegevoelige kasstromen. Dit zijn de kasstromen van de vastrentende waarden exclusief die van de inflation linked bonds, emerging market debt en high yield debt. De rentegevoeligheid van de vastrentende portefeuille na derivaten bedraagt per eind 2012 13,2 jaar. De duratie van de nominale pensioenverplichtingen bedraagt per eind 2012 18,1 jaar. Dit correspondeert met een normrenteafdekking van circa 75% met een bandbreedte van 70 tot 80%. Als gevolg van het voor circa 75% afdekken van het renterisico van de nominale pensioenverplichtingen worden de gevolgen van renteschommelingen op de ontwikkeling van de financiële positie van het fonds voor een belangrijk deel geneutraliseerd. In 2012 is de Ultimate Forward Rate (UFR) wettelijk geïntroduceerd als verdisconteringsmethodiek. De verplichtingen zijn hierdoor minder rentegevoelig geworden. De normrente-afdekking onder UFR bedraagt circa 90%. Valutarisico Gedurende 2012 is het valutarisico gedeeltelijk afgedekt. De wereldwijde vastrentendewaardenportefeuille wordt, met uitzondering van de allocatie naar staatsleningen van opkomende markten uitgegeven in lokale valuta, strategisch geheel afgedekt naar de euro door middel van valutatermijntransacties. Binnen de aandelenportefeuille werden de Amerikaanse dollar en het Britse pond voor 25% afgedekt. Inflatierisico Het fonds heeft geen gericht toeslagenbeleid, maar stelt wel een zodanige beleggingsmix samen dat in scenario’s van (onverwacht) oplopende inflatie meer kans is op indexaties. Het fonds heeft een allocatie van 10% naar reële staatsleningen. Dat zijn leningen waarbij het rendement meebeweegt met de inflatie. Er is geen ambitie om jaarlijks een toeslag te verlenen op de pensioenrechten en pensioenaanspraken.
Jaarverslag 2012
pagina 42 | 110
Kredietrisico Het fonds loopt kredietrisico’s in de vastrentende beleggingen, inclusief de kasmiddelen. De kasmiddelen zijn onder andere aanwezig als onderpand voor de swaps en andere afgeleide producten. Het is voor de actieve beheerders toegestaan om een deel van de portefeuille te beleggen in obligaties met een relatief laag kredietrisico (investment grade). Daarnaast wordt strategisch 13,5% van de portefeuille belegd in obligaties met een relatief hoog kredietrisico (high yield en emerging markets debt). Via de beleggingsrichtlijnen wordt de mate van kredietrisico gerestricteerd en de spreiding bevorderd. In 2013 worden de verschillende matchingportefeuilles ondergebracht bij één passieve manager. Hierdoor wordt het kredietrisico uit hoofde van actief beleid verminderd. Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen, waaronder derivaten, niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico wordt beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er wordt eveneens rekening gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Het fonds heeft tegenover haar verplichtingen uit hoofde van derivaten (renteswaps en valutatermijncontracten) voldoende liquide middelen staan om korte termijn liquiditeitsbehoeften te kunnen opvangen. Actief risico Het bestuur heeft eind 2012 9% van de portefeuille passief belegd. Met het besluit om de portefeuille voor rente-afdekking passief te gaan beheren neemt dit percentage toe tot circa 69%. Het fonds checkt met behulp van risicorapportages of het risicoprofiel van de gehele beleggingsportefeuilles zich binnen acceptabele niveaus bevindt. Concentratierisico Er is sprake van concentratierisico als een adequate spreiding van beleggingen ontbreekt. Dit risico wordt gemitigeerd door diversificatie van de beleggingen maximale allocaties naar individuele issuers binnen de mandaten. Tegenpartijrisico Binnen de derivatenportefeuilles wordt het tegenpartijrisico gemitigeerd door tegenpartijen met een hoge kredietwaardigheid te selecteren en op frequente basis onderpand uit te wisselen.
4.9.3 Actuariële risico’s Beleidsinstrumenten Er is een aantal beleidsinstrumenten waarmee het bestuur de financiële positie kan bijsturen. Deze beleidsinstrumenten zijn het toeslagenbeleid, het premiebeleid en het beleggingsbeleid en tot slot de pensioenregeling. Met ALM (assetliabilitymanagement) wordt samenhang aangebracht tussen deze beleidsinstrumenten. Strategisch risico/solvabiliteitsrisico Het risico dat de ontwikkeling van het vermogen (in de vorm van beleggingen en premies) niet optimaal aansluit op de ontwikkeling van de verplichtingen, waardoor de beoogde pensioenkwaliteit en de beoogde financieringsdoelstelling niet kunnen worden gehaald. Het bestuur van het fonds besluit jaarlijks of het premie- en toeslagbeleid aangepast moet worden. De basis van dit besluit zijn de berekeningen van de adviserende actuaris. Verzekeringstechnisch risico Naast de financiële risico’s staat het fonds bloot aan verzekeringstechnische risico’s, waarvan het langlevenrisico het belangrijkste is. Het langlevenrisico houdt in dat het fonds na pensioendatum de gepensioneerde langer pensioen moet betalen. Bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen worden veronderstellingen gehanteerd waaronder de toekomstige verbetering van de levensverwachting. Deze veronderstellingen worden periodiek bijgesteld op basis van nieuwe inzichten. Sinds 31 december 2012 hanteert het fonds AG Prognosetafel 2012-2062 met correctie voor ervaringssterfte op basis van inkomens- en leeftijdsafhankelijke correctiefactoren. Jaarverslag 2012
pagina 43 | 110
Het fonds monitoort de toegepaste ervaringssterfte door middel van analyse van het resultaat op langlevenrisico over meerdere jaren. Andere verzekeringstechnische risico’s zijn het kortlevenrisico. Het kortlevenrisico houdt in dat een deelnemer voortijdig overlijdt waardoor er eerder een partnerpensioen moet worden uitgekeerd. Zowel het kort- als het langlevenrisico wordt gedragen door het fonds.
4.9.4 Operationele risico’s Operationele risico’s zijn risico’s die horen bij het niet goed functioneren van mens en machine op de werkvloer. Algemene operationele risico’s Deze risico’s worden afgedekt door elkaar aanvullende maatregelen, zoals bijvoorbeeld backup- en recoveryprocedures, logische en fysieke toegangsbeveiliging, testprocedures, et cetera. Het bestuur controleert dit door de uitvoeringsorganisatie te laten rapporteren over de uitgevoerde processen. Hierbij vindt het bestuur het belangrijk dat er een heldere toelichting wordt gegeven bij afwijkingen ten opzichte van de begroting of de gemaakte afspraken. Liquiditeitsrisico Het liquiditeitsrisico dat hier is bedoeld heeft betrekking op de uitkeringen en niet op de beleggingen, zie hiervoor 3.2.2. Dit risico is voor het fonds heel klein omdat er meer geld binnenkomt dan eruit gaat. De som van premies, directe beleggingsopbrengsten en aflossingen van beleggingen in vastrentende waarden is veel groter dan de som van uitkeringen en kosten. Als achtervang is er altijd de mogelijkheid beleggingen te verkopen. Compliancerisico Het risico van het niet voldoen aan wet- en regelgeving waaronder het niet tijdig onderkennen van veranderingen in de wet- en regelgeving. Hiertoe zijn gedragscodes opgesteld. Een externe compliance officer toetst de naleving hiervan.
Jaarverslag 2012
pagina 44 | 110
5 Uitvoering van de pensioenregeling 5.1 Inleiding Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling van het fonds. Daarnaast komen de wijzigingen in statuten en reglementen die in 2012 zijn doorgevoerd aan de orde.
5.2 De pensioenregeling Sinds 1 januari 2011 geldt de nieuwe pensioenregeling. Deze middelloonregeling is van toepassing op deelnemers die geboren zijn op of na 1 januari 1950 en bestaat uit een: –
levenslang ouderdomspensioen, waarbij deelnemers met 65 jaar met pensioen gaan. Deelnemers kunnen wel eerder, later of gedeeltelijk met pensioen gaan;
–
risicopartnerpensioen van 70% van het bereikbare ouderdomspensioen;
–
wezenpensioen van 14% van het te bereiken ouderdomspensioen.
Op de website www.pensioenzoetwaren.nl staat de regeling in begrijpelijke taal uitgelegd. Op deze website zijn ook brochures in begrijpelijke taal te downloaden.
5.2.1 Overgangsregeling voor Pensioenfonds Koek en Pensioenfonds Snoep Onder voorwaarden kan een deelnemer in aanmerking komen voor extra aanspraken op ouderdomspensioen. Voorwaarden voor oud-Koekdeelnemers Voor deelnemers geboren na 31-12-1949 maar vóór 1-1-1972 die onafgebroken deelnemer aan de prepensioenregeling zijn geweest geldt dat het ouderdomspensioen, inclusief het extra ouderdomspensioen, niet kan ingaan vóór de 55-jarige leeftijd. Het recht op extra ouderdomspensioen ontstaat in de periode tussen 1 januari 2006 en de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 61-jarige leeftijd bereikt, maar uiterlijk 1 januari 2021. Het recht op extra ouderdomspensioen ontstaat op de pensioeningangsdatum. De toekenning en financiering van de extra aanspraken vinden plaats op de pensioeningangsdatum of uiterlijk 31 december 2020 als de pensionering op of na 1 januari 2021 plaatsvindt. Voorwaarden voor oud-Snoepdeelnemers Voor deelnemers geboren na 31-12-1949 maar vóór 1-1-1971 die onafgebroken deelnemer aan de prepensioenregeling zijn geweest geldt dat het ouderdomspensioen, inclusief het extra ouderdomspensioen niet kan ingaan vóór de 55-jarige leeftijd. Het recht op extra ouderdomspensioen ontstaat in de periode tussen 1 januari 2006 en de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 61-jarige leeftijd bereikt, maar uiterlijk 1 januari 2021. De toekenning van de extra aanspraken vindt evenredig over de hiervoor bedoelde periode plaats indien en voor zover er sprake is van deelneming aan de pensioenregeling. Er wordt dus elk jaar een deel gefinancierd. Premie De totale premie (inclusief VPL-overgangsregeling) is per 1 april 2012 verhoogd van 25,1% naar 28,0% van de pensioengrondslag. De totale premie (inclusief VPL- overgangsregeling) bedraagt per 1 januari 2013 30 % van de pensioengrondslag. Premievrijstelling Als een deelnemer een WIA- of WAO-uitkering ontvangt, voorziet het reglement in een premievrije opbouw. Voor de voortzetting van de pensioenopbouw is over dit inkomensgedeelte geen bijdrage verschuldigd.
Jaarverslag 2012
pagina 45 | 110
5.2.2 Vrijstellingen en vrijwillige aansluitingen
VRIJSTELLINGEN EN VRIJWILLIGE AANSLUITINGEN (per 31 december 2012) Naam werkgever Vestigingsplaats Volledig vrijgestelde ondernemingen inzake enkel het ouderdomspensioen Van Slooten B.V. Jirnsum Steenland Chocolate B.V. Gouda Cargill B.V. Zaandam ADM Cocoa B.V. Koog aan de Zaan
Gedeeltelijk vrijgestelde ondernemingen inzake het ouderdomspensioen Mars Nederland B.V. Veghel Visser Stroopwafels B.V. Vlijmen Daelmans Banket Koek- en Banketbakkerijen B.V. Vlijmen Daelmans Bakkerijen B.V. Vlijmen De Kroes B.V. Oosterhout Neerlandia B.V. Tilburg Van der Breggen BV Tilburg Gedeeltelijk vrijgestelde ondernemingen inzake het ouderdomspensioen en volledig vrijgesteld inzake het prepensioen Continental Bakeries B.V. Mars Nederland B.V.
Dordrecht Veghel
Volledig vrijgestelde ondernemingen inzake het ouderdomspensioen en het prepensioen WK Koekbakkerij B.V. Sint-Johannesga SanoRice B.V. Veenendaal
Vrijwillige aansluitingen Dutch Cocoa B.V. Broer Bakkerijgrondstoffen B.V. Van Delft Services B.V. J.G.P.M. van Rooij Beheer B.V. F.H.C. van Rooij Beheer B.V. Unipro Nederland B.V. Old El Paso Foods B.V. VBZ
Jaarverslag 2012
Amsterdam Waddinxveen Harderwijk Mill Mill Goes Weesp Rijswijk
pagina 46 | 110
5.3 Wijzigingen statuten en reglementen 5.3.1 Vervallen voorwaarde overgangsregeling Koek Het bestuur heeft besloten om de twee pensioenreglementen van de pensioenfondsen Koek en Snoep voor deelnemers geboren op of na 1 januari 1950 te harmoniseren. Beide regelingen kennen een overgangsregeling, om voorwaardelijk extra ouderdomspensioen toe te kennen. De overgangsregeling van pensioenfonds Koek kende nog de aanvullende voorwaarde dat de deelnemer alleen bij vervroeging van zijn pensioen recht heeft op extra ouderdomspensioen. Het bestuur heeft besloten deze voorwaarde te laten vervallen.
5.3.2 Toeslagbeleid Het bestuur heeft het door sociale partners genomen besluit, om in het kader van het herstelplan geen doelgerichte ambitie meer te hanteren voor de in enig jaar toe te kennen toeslagen, overgenomen. Dat betekent dat met ingang van 1 januari 2012 het toeslagbeleid past in categorie B van de toeslagmatrix. In verband met het besluit is de tekst van de volgende artikelen gewijzigd: artikel 8.1 Pensioenreglement Zoetwaren 2011 55-; artikel 9.1 OP-reglement Snoep 55+; artikel 8.1 OP-reglement Koek 55+; artikel 7.1 TOP-reglement Koek ; en artikel 7.1 Uitvoeringsreglement.
5.4 Overige bestuursbesluiten 2012 5.4.1 DNB kijkt kritisch naar overgangsregeling Met de vut of vervroegd pensioen gaan is sinds 1 januari 2006 niet meer mogelijk voor mensen die geboren zijn na 1949. De regelingen voor vervroegd uittreden zijn daarom destijds aangepast. Cao-partijen maakten een overgangsregeling om de overgang naar pensioen op 65 jaar geleidelijker te laten verlopen. DNB deed in 2012 een steekproef naar de uitvoering en financiering van VPL-regelingen. Dat zijn overgangsregelingen die arbeidsvoorwaardelijke toezeggingen inhouden die uiterlijk in 2020 worden omgezet in pensioenaanspraken. DNB vindt dat geen sprake mag zijn van oneigenlijke overdracht van middelen van het pensioenvermogen naar de VPL-gelden. Het bestuur heeft besloten in 2013 met cao-partners afspraken te maken over het beheer van de VPL-gelden alsmede over het beleggingsbeleid. De afspraken dienen vervolgens te worden vastgelegd in een overeenkomst. Het fonds zal met cao-partners één doorsneepremie overeenkomen voor de financiering van pensioen en de VPL-regelingen. Het deel dat bestemd is voor VPL-regelingen bedraagt vanaf 1 januari 2013 2,4% van de pensioengrondslag. Ten aanzien van het beleggingsbeleid en de rendementstoerekening stelt het fonds cao-partners voor om uit praktische overwegingen dit gelijk te stellen aan het beleggingsbeleid dat binnen het fonds geldt voor het pensioenvermogen. De VPL-gelden, waarvoor nog geen pensioenen zijn ingekocht bij het pensioenfonds, zijn in de jaarrekening terug te vinden onder ‘overige voorziening'. Het fonds heeft onderzocht of in 2011 ontvangen VPL-gelden ten gunste van het vermogen zijn gekomen. Dit is het geval geweest. De ontvangen VPL-gelden die voorgaand jaar ten gunste van het eigen vermogen zijn gekomen (€ 2,4 miljoen), zijn per 1 januari 2012 als overige last in de jaarrekening verwerkt en toegevoegd aan de overige voorziening.
5.4.2 Resultaten UPO onderzoek Op verzoek van het bestuur heeft Ernst & Young een onderzoek gedaan naar de jaarlijks verzonden UPO. Het rapport van bevindingen is in concept op 21 december 2012 met een afvaardiging van het bestuur besproken. Begin 2013 is het definitieve rapport ontvangen. Het bestuur heeft de bevindingen geëvalueerd en concludeert dat geen sprake is van relevante afwijkingen.
Jaarverslag 2012
pagina 47 | 110
6 Verantwoordingsorgaan 6.1 Oordeel 2012 6.1.1 Algemeen Het verantwoordingsorgaan (hierna: VO) van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie (verder: Bpf Zoetwaren) is het VO dat als zodanig is aangesteld door en functioneert namens de werkgevers, werknemers en gepensioneerden in de Zoetwarenindustrie. Het VO verrichtte haar werkzaamheden voorheen op basis van een vastgesteld jaarverslag. De werkzaamheden die betrekking hebben op het voorgaande kalenderjaar werden voorheen verricht in de tweede helft van een kalenderjaar. Het oordeel van het VO over het in een kalenderjaar gevoerd beleid werd aldus opgenomen in het jaarverslag dat betrekking had op het daarop volgende kalenderjaar. Het bestuur en het VO achtten dit een onwenselijke situatie. De planning en werkzaamheden zijn daarom met ingang van 2013 zodanig in tijd naar voren gehaald dat het oordeel van het VO over een verslagjaar ook in het betreffende jaarverslag kan worden opgenomen. Om voormelde reden is in dit jaarverslag zowel het oordeel over 2011 als over 2012 opgenomen. Het bestuur van Bpf Zoetwaren legt verantwoording af aan het VO over het beleid dat in de verslagjaren 2011 en 2012 is uitgevoerd. Tevens legt het bestuur verantwoording af over de naleving van de principes voor goed pensioenfondsbestuur. Het VO heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur, het door het bestuur gevoerde beleid en de beleidskeuzes voor de toekomst. Het VO legt zijn oordeel ten minste één maal per jaar schriftelijk vast. Dit oordeel wordt, samen met de reactie van het bestuur daarop, opgenomen in het jaarverslag. Op basis van de principes voor goed pensioenfondsbestuur heeft het bestuur de werkwijze van het VO in een reglement vastgelegd. Het VO telt 3 leden en 1 plaatsvervangend lid. De leden die de deelnemers en de pensioengerechtigden vertegenwoordigen worden benoemd uit en door de deelnemersraad. Het lid dat de werkgevers vertegenwoordigt, wordt benoemd door de werkgeversvereniging VBZ. Het VO is op 29 oktober 2012 en 11 juni 2013 bijeengeweest om de aangeleverde stukken te bespreken en vragen te formuleren richting bestuur. Op 6 december 2012 en op 11 juni 2013 heeft een bespreking plaatsgevonden met een delegatie van het bestuur. Het VO heeft geen gebruik gemaakt van zijn recht op overleg met de actuaris en de accountant. Het VO heeft kennis genomen van het jaarverslag van Bpf Zoetwaren, de jaarrekeningen, de rapporten van de adviserende en certificerende actuaris, het accountantsverslag, de reglementen en de actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn), het beleggingsplan en de notulen van de vergaderingen van het bestuur.
6.1.2 Bevindingen Jaarverslag 2011 / 2012 Het opstellen van het jaarverslag over 2011 voor Bpf Zoetwaren is moeizaam verlopen. Reden: het was het eerste gezamenlijk jaar na de fusie van de Pensioenfondsen van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende industrie (Pensioenfonds Koek) en de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Suikerwerk en Chocoladeverwerkende Industrie (Pensioenfonds Snoep). Gegevens van twee pensioenfondsen samenvoegen tot één geheel door meerdere betrokken partijen vereist een juiste coördinatie. Betrokken partijen hebben in een gezamenlijk overleg vanuit hun eigen organisatie verbeterpunten geformuleerd om de kwaliteit voor de volgende jaarverslagen te kunnen borgen. Zo is door het bestuur een projectmanager aangesteld die het proces voor het jaarwerk gaat begeleiden en bewaken. De maatregelen die het bestuur heeft genomen hebben een positief resultaat gehad op de totstandkoming van het jaarverslag over 2012. De herinrichting van de beleggingsportefeuille heeft voor 2012 een vertragend effect gehad op het totstandkomingproces. Met de afronding van de transitie van de portefeuille en overgang naar een nieuw administratiesysteem verwacht het bestuur de komende jaren het proces verder te kunnen verbeteren. De financiële positie van het fonds is in 2012 fors verbeterd. Het fonds is eind 2012 met een dekkingsgraad van 111,4% bijna uit Jaarverslag 2012
pagina 48 | 110
reservetekort. Het bestuur realiseert zich daarbij dat deze positieve ontwikkeling voor een belangrijk deel te wijten is aan toepassing van de UFR methodiek bij discontering van de verplichtingen. Governance In 2011 zijn stappen ondernomen ten behoeve van de governance na de fusie. In 2012 is de governance verder vormgegeven. Er is gekozen voor het benoemen van zowel een coördinator vermogensbeheer en een risicomanager. Als vermogensbeheercoördinator is met ingang van 1 juli 2012 ING Investments en als risicomanager is Ortec benoemd. De ervaringen met deze nieuwe structuur zijn positief. Het gerealiseerde rendement dat sinds invoering van de nieuwe structuur is behaald ligt boven de gestelde benchmark. Kosten Pensioen- en vermogensbeheer Conform de aanbevelingen van de Pensioenfederatie, om de uitvoeringskosten voor pensioenbeheer en vermogensbeheer conform de eisen van DNB inzichtelijk te maken, heeft het fonds flinke stappen gezet met het transparant maken van deze uitvoeringskosten. Doordat Bpf Zoetwaren passiever gaat beleggen zullen de kosten inzichtelijker worden. Bij het transparant maken van de kosten voor vermogensbeheer ervaart het bestuur dat niet alle vermogensbeheerders in de gewenste transparantie kunnen voorzien. Het VO begrijpt dat dit aspect de volle aandacht heeft van het bestuur.
Bestuur Samenstelling Het nieuwe bestuur van Bpf Zoetwaren is vanaf 2011 samengesteld uit bestuursleden van de twee voormalige pensioenfondsen voor Koek en Snoep. Het aantal bestuursleden is per 1 januari 2011 uitgebreid tot tien leden De werkzaamheden voor het bestuur zijn in 2012 uitgebreid. De voorzitter en secretaris vormen het dagelijks bestuur; er zijn commissies benoemd voor financiële-, uitbestedingzaken en communicatie. Deskundigheid Het bestuur heeft om de deskundigheid te bevorderen deelgenomen aan diverse cursussen en voorlichtingsbijeenkomsten.
Communicatie Communicatiebeleidsplan Het VO heeft het communicatiebeleidsplan voor 2012 en 2013 beoordeeld en aanbevelingen naar het bestuur uitgebracht. Een van de aanbevelingen die overgenomen is, is dat een lid van de Deelnemersraad is opgenomen in de communicatiecommissie van het bestuur. Voorlichting Omdat de animo voor HR-bijeenkomsten voor HR medewerkers van aangesloten ondernemingen niet groot is, heeft het bestuur besloten deze HR-bijeenkomsten samen te laten gaan met de VBZ-bijeenkomsten. In november 2012 heeft de eerste pensioenbijeenkomst plaatsgevonden, met als onderwerp de ontwikkelingen van de nieuwe pensioenwet.
Toeslagverlening Het fonds heeft met ingang van 2012 het beleid om doelgericht toeslag te verlenen losgelaten. Toeslagverlening is daarbij volledig afhankelijk van een bestuursbesluit en van de binnen het fonds beschikbare middelen. Het VO heeft gevraagd wat de wijziging van dit beleid betekent voor de bestemmingsreserve oud Snoep deelnemers. Het bestuur merkt hierover op dat het beleid daaromtrent is vastgelegd en geen wijziging ondergaat. Het bestuur is gevraagd om dit beleid in de periode nogmaals te communiceren aan belanghebbenden.
VPL-regelingen en verantwoording In overeenstemming met de richtlijnen die DNB in 2012 heeft uitgevaardigd heeft het fonds de VPL gelden in haar jaarrekening separaat verantwoord. Ook worden de afspraken met sociale partners terzake herbevestigd en vastgelegd. Jaarverslag 2012
pagina 49 | 110
Beleidskeuzes voor de toekomst Intern toezicht Het VO vindt het belangrijk dat het bestuur zorg draagt voor adequaat en transparant intern toezicht op het eigen functioneren en is verheugd dat het bestuur heeft besloten om in 2013 een visitatie te laten houden. Het VO heeft over de voorgenomen samenstelling van de commissie inmiddels positief geadviseerd. Bestuursmodel en beloningsbeleid Het VO merkt op dat er in het kader van de wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen mogelijk nieuwe en aanvullende eisen aan het bestuur gesteld zullen gaan worden. Het VO heeft in november een adviesaanvraag van het bestuur ontvangen inzake het beloningsbeleid voor de bestuursleden. Het VO heeft hierover positief geadviseerd nadat zij van het bestuur op de aanvraag een nadere door het VO gevraagde toelichting heeft ontvangen. Het bestuur zal periodiek toetsen en evalueren of aan de deskundigheid en aanwezigheid van bestuursleden wordt voldaan. . Ontwikkelingen Er komen in 2013 belangrijke veranderingen af op het pensioenfonds (Pensioenakkoord, Witteveenkader, bestuursstructuur). Ten aanzien van deze dossiers heeft het bestuur nog geen keuzes gemaakt. Daarvoor is nader inzicht in aangekondigde wetgeving noodzakelijk.
6.1.3 Oordeel Op grond van het voorafgaande komt het VO tot het volgende oordeel:
Het bestuur heeft afdoende informatie aan het VO verstrekt om zich een oordeel over de verslagjaren 2011 en 2012 te vormen.
Het handelen van het bestuur in 2011 en 2012 is zoveel mogelijk in overeenstemming geweest met het door hen vastgestelde beleid.
Het bestuur heeft zowel in 2011 als in 2012 een consistent beleid gevoerd, waarbij de belangen naar het oordeel van het VO van alle betrokkenen afgewogen en geborgd zijn.
Het bestuur heeft in 2012 adequaat gehandeld naar aanleiding van de problemen die ontstonden bij de vaststelling van het jaarwerk 2011 en heeft benodigde maatregelen getroffen ter voorkoming daarvan in de toekomst.
6.1.4 Aanbevelingen Het VO beveelt het bestuur aan om in de toekomst transparantie naar alle betrokken partijen te blijven betrachten en deze verder te vergroten. Het vraagt het bestuur om de komende periode bijzonder aandacht te besteden aan:
De aangekondigde transitie naar het nieuwe pensioenadministratiesysteem.
Nadere communicatie naar belanghebbenden van het vastgestelde beleid met betrekking tot de bestemmingsreserve oud Snoep.
Vergroting van de betrokkenheid van de aangesloten werkgevers, draagvlak en kennisverbreding bij hen, acht het VO van groot belang. Het VO adviseert om werkgevers bij deze ontwikkelingen nauw aangesloten te houden en te onderzoeken op welke wijze zij de betrokkenheid vanuit HR- afdelingen kan vergroten.
Continue aandacht voor de beheersing van de kostenontwikkeling bij de pensioenuitvoering en het verder vergroten van de transparantie van de kosten die gemoeid gaan met het vermogensbeheer.
De Meern, 11 juni 2013 Namens het Verantwoordingsorgaan Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de ZoetwarenindustrieJ. Peters Sengers, voorzitter R.W.H. Brouwers, lid H. Verkuijlen, lid L.K. Vader, plv lid
Jaarverslag 2012
pagina 50 | 110
6.2 Reactie bestuur Het bestuur heeft kennisgenomen van het verslag over 2011 en 2012 van het verantwoordingsorgaan. Het bestuur is verheugd over het positieve oordeel van het verantwoordingsorgaan en zal passende maatregelen nemen naar aanleiding van de aanbevelingen van het verantwoordingsorgaan. De omgeving van het pensioenfonds verandert snel. Het Pensioenakkoord, nieuw financieel toetsingskader, veranderende regels voor goed pensioenfondsbestuur: dit zijn slechts een paar van de onderwerpen die de aandacht vragen van het bestuur. Voor het bestuur is het zeker zaak om te midden van al deze veranderingen de regie te behouden en zijn verantwoordelijkheid voor het fonds te blijven nemen. In dit kader is het vergroten van de deskundigheid van het bestuur, zoals dat ook door het verantwoordingsorgaan is benoemd, onveranderd een speerpunt. Het bestuur volgt de ontwikkelingen met betrekking tot de governance en het bestuursmodel van pensioenfondsen als gevolg van de Wet Versterking bestuur pensioenfondsen nauwlettend. Het bestuur zal, naar verwachting, in de loop van 2013 een keuze maken voor een nieuw bestuursmodel van het fonds. De communicatie richting werkgevers en deelnemers en pensioengerechtigden wordt bij al deze veranderingen ook zeker niet uit het oog verloren. In het communicatiejaarplan 2013 wordt hieraan aandacht besteed. Het opstellen van het jaarverslag over 2012 is beter verlopen. Zo is het proces sterk verbeterd en zijn in 2012 de kosten van pensioenbeheer en vermogensbeheer nog inzichtelijker gemaakt. Er blijven nog punten voor verbetering vatbaar. Het bestuur zal dit in de evaluatie van het proces in het najaar van 2013 aan de orde stellen. De overgang naar het nieuwe pensioensysteem en het jaarwerkproces zullen door het bestuur nauwlettend gevolgd worden. De aanbeveling van het verantwoordingsorgaan inzake de communicatie ten aanzien van de bestemmingsreserve neemt het bestuur ter harte. Eind 2013 zal het bestuur hieraan in een nieuwsbrief aandacht besteden.
Jaarverslag 2012
pagina 51 | 110
7 Jaarrekening In dit hoofdstuk presenteert het bestuur van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie de jaarrekening. In hoofdstuk 8 “Overige Gegevens” volgen de verklaringen van de certificerend actuaris en van de accountant van het pensioenfonds.
Jaarverslag 2012
pagina 52 | 110
7.1
Balans per 31 december
(na bestemming saldo baten en lasten) (x € 1.000)
Toelichting
2012
2011
*)
EUR
EUR
Activa Zakelijke w aarden Vastrentende w aarden Derivaten Overige beleggingen
333.123
292.113
1.203.020
1.022.158
128.481
169.796
92.778
88.681
Beleggingen voor risico fonds
7.5.1
1.757.402
1.572.748
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
7.5.2
1.087
962
Vorderingen en overlopende activa
7.5.3
Premies Overige vorderingen
Overige activa
7.5.4
5.195
3.096
33.617
19.023
38.812
22.119
1.457
2.191
1.798.758
1.598.020
158.974
76.501
Passiva Stichtingskapitaal en reserves
7.5.5
Algemene reserve Bestemmingsreserve aanvulling toeslag oud-deelnemers BPF Snoep Technische voorzieningen
22.630
22.630
181.604
99.131
1.587.062
1.470.079
7.5.6
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Spaarfonds gemoedsbezw aarden
43
41
1.587.105
1.470.120
Overige voorzieningen
7.5.7
6.830
97
Langlopende schulden
7.5.8
-
-
Overige schulden en overlopende passiva
7.5.9
23.219
28.672
1.798.758
1.598.020
*) De nummering verw ijst naar de toelichting Dekkingsgraad op basis van FTK (in %)
Jaarverslag 2012
7.5.5
%
%
111,4
106,7
pagina 53 | 110
7.2
Staat van baten en lasten
(x € 1.000)
Toelichting
2012
2011
EUR
EUR
Baten Prem iebijdragen risico pensioenfonds
7.6.1
46.054
48.766
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
7.6.2
209.472
159.382
Uitkeringen uit hoofde van herverzekering
7.6.3
103
94
Overige baten
7.6.4
2.067
245
257.696
208.487
Lasten Pensioenuitkeringen
7.6.5
48.034
44.970
Pensioenuitvoeringskosten
7.6.6
3.324
4.184
· Pensioenopbouw
7.6.7
42.737
37.800
· Toeslagverlening
7.6.8
-
-
· Inkoop uit hoofde van VPL-regeling
7.6.9
1.824
-
Mutatie technische voorzieningen:
· Rentetoevoeging
7.6.10
22.469
16.173
· Onttrekking voor pensioenuitkeringen
7.6.11
-47.665
-43.414
· Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten
7.6.12
-98
-124
· Wijziging marktrente
7.6.13
93.276
200.148
· Wijziging overige actuariële uitgangspunten
7.6.14
8.384
-
· Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
7.6.15
-2.276
66.364
· Overige mutatie voorziening pensioenverplichtingen
7.6.16
148
-7.007
118.799
269.940
-125
-170
Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen
7.6.17
Mutatie overige technische voorziening
7.6.18
2
-2
Mutatie overige voorzieningen
7.6.19
-22
-31
Saldo overdrachten van rechten
7.6.15
2.108
-72.208
Overige lasten
7.6.20
3.103
-
175.223
246.683
82.473
-38.196
Saldo van baten en lasten
Jaarverslag 2012
pagina 54 | 110
Bestemming van het saldo van baten en lasten
(x € 1.000)
Algemene reserve Bestemmingsreserve aanvulling toeslag oud-deelnemers BPF Snoep Saldo van baten en lasten
Jaarverslag 2012
2012
2011
EUR
EUR
82.473
-60.826
-
22.630
82.473
-38.196
pagina 55 | 110
7.3
Kasstroomoverzicht
(x € 1.000)
2012
2011
EUR
EUR
Kasstroom uit pensioenactiviteiten Ontvangen premies (inclusief VPL) Ontvangen w aardeoverdrachten Betaalde pensioenuitkeringen Betaalde w aardeoverdrachten Ontvangen uitkeringen van herverzekeraars
48.076
45.453
612
76.350
-48.194
-44.715
-4.027
-2.921
99
94
Betaalde pensioenuitvoeringskosten
-4.179
-2.320
Overige activiteiten Totaal kasstroom uit pensioenactiviteiten
21
245
-7.592
72.186
Verkopen en aflossingen van beleggingen
6.349.392
4.731.245
Aankopen beleggingen
-6.372.038
-4.840.592
37.835
41.181
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten
Ontvangen directe beleggingsopbrengsten Betaalde kosten van vermogensbeheer Totaal kasstroom uit beleggingsactiviteiten
-8.331
-6.579
6.858
-74.745
-734
-2.559
Stand liquide middelen per 1 januari
2.191
4.750
Stand liquide m iddelen per 31 decem ber
1.457
2.191
Mutatie liquide m iddelen
In het kasstroomoverzicht is de mutatie van de overige vorderingen en de overige schulden inzake de beleggingsrubriek verwerkt in de opbrengsten van de portefeuille. De liquide middelen inzake de beleggingsrubriek zijn onder de betreffende beleggingsrubriek opgenomen.
7.4
Algemene toelichting
7.4.1
Inleiding
Het doel van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie, statutair gevestigd te Amsterdam (hierna ‘het pensioenfonds’) is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden; tevens verstrekt het pensioenfonds uitkeringen aan arbeidsongeschikte deelnemers. Deze doelstelling is nader uitgewerkt in onder andere de statuten, het pensioenreglement, de uitvoeringsovereenkomst en de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota..Het pensioenfonds geeft invulling aan de uitvoering van de pensioenregeling van de in de branche Zoetwarenindustrie verplicht gestelde aangesloten werkgevers.
7.4.2
Overeenstemmingsverklaring
De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving in het bijzonder Richtlijn 610. Het bestuur heeft de jaarrekening op 20 juni 2013 opgemaakt.
7.4.3
Grondslagen voor balanswaardering en resultaatbepaling
Algemeen De beleggingen en de voorziening voor pensioenverplichtingen worden gewaardeerd tegen actuele waarde. Overige activa en passiva worden gewaardeerd tegen nominale waarde, tenzij anders vermeld. Baten en lasten worden toegerekend aan het Jaarverslag 2012
pagina 56 | 110
boekjaar waarop deze betrekking hebben. Vergelijkende cijfers zijn, waar nodig, voor vergelijkingsdoeleinden aangepast. Met ingang van de jaarrekening 2012 zijn de advieskosten inzake vermogensbeheer gerubriceerd als “kosten van vermogensbeheer” in plaats van “pensioenuitvoeringskosten”. De vergelijkende cijfers zijn dienovereenkomstig aangepast. De kosten van vermogensbeheer 2011 zijn hierdoor € 135.000,- hoger, de controle- en advieskosten 2011 zijn € 135.000,- lager. Presentatiewijzigingen Met ingang van boekjaar 2012 wordt de reeds beschikbare financiering voor de uitvoering van VPL overgangsregeling in de jaarrekening verwerkt als voorziening VPL onder de post overige voorzieningen. Dit was in voorgaande jaren verwerkt als onderdeel van de technische voorzieningen. De aanpassing volgt naar aanleiding van de sectorbrief van DNB inzake het beheer van de VPL gelden zoals uitgebracht in 2012. In de jaarrekening 2012 heeft hiertoe een herrubricering plaatsgevonden van € 1,8 miljoen per 1 januari 2012 van de technische voorzieningen naar de overige voorzieningen. Het pensioenfonds heeft daarnaast onderzocht of in voorgaand jaar ontvangen VPL-gelden ten gunste van het vermogen zijn gekomen. Dit is het geval geweest. De ontvangen VPL-gelden die voorgaand jaar ten gunste van het eigen vermogen zijn gekomen (€ 2,4 miljoen), zijn per 1 januari 2012 als overige last in de jaarrekening verwerkt en per die datum toegevoegd aan de overige voorziening. Het effect op de dekkingsgraad is verwaarloosbaar. Gelet op de geringe omvang zijn de ter vergelijking opgenomen cijfers niet aangepast. De voorziening VPL wordt niet meegenomen in de berekening van de dekkingsgraad. Ontvangen gelden worden rechtstreeks toegevoegd aan de voorziening. Jaarlijks wordt aan de voorziening VPL rendement toegekend, het toegekende rendement wordt verantwoord als overige lasten (2012: € 703.000,-). Bij daadwerkelijke inkoop worden de benodigde gelden, inclusief solvabiliteitsopslag, onttrokken en verantwoord als overige baten. Hiertegenover staat dan de last uit hoofde van de inkoop, waarmee de technische voorzieningen worden verhoogd. Vanaf dat moment wegen het betreffende vermogen en desbetreffende verplichtingen wel mee in de dekkingsgraad. Verslaggevingregels kennen twee varianten voor de behandeling van het resultaat boekjaar in de balans: voor resultaatbestemming en na resultaatbestemming. Vanaf dit jaar wordt de balans opgemaakt na resultaatbestemming. Dit betekent dat het saldo van baten en lasten, zoals blijkend uit de staat van baten en lasten, conform voorstel verwerkt is in de verschillende componenten van het eigen vermogen. De ter vergelijking opgenomen cijfers zijn aangepast. Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, indien de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft, of in de periode van herziening en toekomstige perioden, indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden. Schattingswijzigingen in 2012 Overgang Prognosetafel en wijziging ervaringssterfte In 2012 heeft het bestuur besloten tot toepassing van de meest recente informatie omtrent levensverwachting (AG Prognosetafels 2012-2062) bij de waardering van de voorziening pensioenverplichtingen. Het effect op de dekkingsgraad per 31 december 2012 is -/-0,9%. Daarnaast heeft het bestuur in 2012 besloten tot aanpassing van de ervaringssterfte in verband met de aanbevelingen van DNB in de in september 2012 gepubliceerde “Good Practice Gebruik Fondsspecifieke Ervaringssterfte”. Het pensioenfonds voldoet niet aan de omvangseis om een fondsspecifieke correctie ervaringssterfte te hanteren. Derhalve is overgegaan op niet fondsspecifieke inkomens- en leeftijdsafhankelijke correctiefactoren. Het geschatte effect op de dekkingsgraad bedraagt +/+0,3%. Als gevolg van deze schattingswijzigingen zijn de technische voorzieningen per 31 december 2012 met € 8,4 miljoen gestegen. Jaarverslag 2012
pagina 57 | 110
Toepassing DNB rentecurve Het pensioenfonds hanteert onverkort de rentecurve die De Nederlandsche Bank (DNB) publiceert ten behoeve van haar toezicht op pensioenfondsen, de zogenaamde swaprente curve. DNB heeft besloten per 30 september 2012 een aanpassing door te voeren op deze swaprentecurve, de zogenaamde Ultimate Forward Rate (UFR) correctie. Deze correctie behelst een wijziging voor rentes vanaf 20 jaar. Als gevolg van deze aanpassing is de dekkingsgraad 3,7% hoger uitgekomen per 30 september 2012 en 3,8% hoger per 31 december 2012. Toepassing OIS curve Voor de waardering van rentederivaten is het pensioenfonds in 2012 overgestapt van de Euribor/Libor curve naar de Euro OverNight Index Average (EONIA of OIS). Eerstgenoemde rente kent als gevolg van de huidige kredietcrisis een risico-opslag voor de waarde van (rente)derivaten, terwijl wel hoogwaardig onderpand wordt uitgewisseld met de tegenpartij. De gehanteerde OIS (rente)curve heeft ten opzichte van de Euribor/Libor rentecurve een positief effect van circa € 3 miljoen op de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds ultimo 2012. Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Vreemde valuta De jaarrekening luidt in euro’s. De euro is tevens de functionele valuta van het pensioenfonds. Transacties in vreemde valuta worden bij de eerste verwerking gewaardeerd tegen de functionele valutakoers op transactiedatum. Monetaire activa en passiva in vreemde valuta worden omgerekend tegen de functionele valutakoers op de balansdatum. Koersverschillen die optreden bij de afwikkeling danwel de omrekening van monetaire posten in vreemde valuta, worden verwerkt in de staat van baten en lasten.
Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengst in de staat van baten en lasten opgenomen.
Jaarverslag 2012
pagina 58 | 110
7.4.4
Specifieke grondslagen
Beleggingen Algemeen In overeenstemming met de Pensioenwet worden beleggingen gewaardeerd tegen actuele waarde. Overlopende activa en passiva alsmede liquiditeiten vermogensbeheer worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Het verschil tussen actuele waarde en nominale waarde is bij deze activa en passiva in het algemeen gering. Participaties in beleggingsfondsen, die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor dat soort beleggingen. Bij gemengde beleggingsfondsen wordt aangesloten bij de hoofdcategorie, bepaald op basis van actuele waarde. Financiële instrumenten worden gebruikt ter afdekking van beleggingsrisico’s en het realiseren van het vastgelegde beleggingsbeleid. De derivatenposities zijn opgenomen als een afzonderlijke beleggingscategorie. Derivaten die deel uitmaken van een beleggingsfonds zijn opgenomen in de beleggingscategorie waarin dit beleggingsfonds is gerubriceerd. Actuele waarde De beleggingen van het pensioenfonds worden nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen de actuele waarde per balansdatum. Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen, of afgeleide van marktnoteringen. Echter bepaalde instrumenten, zoals onroerende zaken, participaties in hypotheken en bepaalde derivaten zijn gewaardeerd door gebruik te maken van waarderingsmodellen en -technieken. Het is gebruikelijk en mogelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor financiële instrumenten zoals beleggingsvorderingen en -schulden geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het korte termijn karakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde. Zakelijke waarden Vastgoedbeleggingen Vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen actuele waarde. Voor officieel genoteerde aandelen in onroerende zaken maatschappijen is dit de beurswaarde. Voor niet beursgenoteerde participaties en deelnemingen in onroerende zaken maatschappijen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Aandelen Aandelen, waaronder tevens converteerbare obligaties zijn begrepen, worden gewaardeerd tegen actuele waarde. Van ter beurze genoteerde aandelen is dit de beurswaarde. Voor niet ter beurze genoteerde participaties in aandelenfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Vastrentende waarden Obligaties Obligaties worden gewaardeerd tegen actuele waarde. Van ter beurze genoteerde obligaties is dit de beurswaarde. Voor niet ter beurze genoteerde participaties in vastrentende waardenfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert.
Jaarverslag 2012
pagina 59 | 110
Derivaten Derivaten worden gewaardeerd tegen actuele waarde, te weten de relevante marktnotering of, als die er niet is, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Derivaatcontracten met een negatieve waarde worden in de balans onder de overige schulden en overlopende passiva verantwoord. Overige beleggingen Overige beleggingen worden gewaardeerd tegen actuele waarde. Per jaareinde 2012 betreft dit beleggingen in hedge fondsen. De waardering hiervan geschiedt tegen de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Herverzekeringsdeel technische voorziening Dit betreft de gekapitaliseerde waarde van de herverzekeringspolissen, berekend volgens de grondslagen van de voorziening pensioenverplichtingen waarvan de contantmaking geschied tegen de rente volgens de DNB rentetermijnstructuur. Vorderingen en schulden uit hoofde van herverzekering worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Vorderingen en overlopende activa De vorderingen en overlopende activa zijn gewaardeerd tegen nominale waarde. Voor zover noodzakelijk is een voorziening voor oninbaarheid in mindering gebracht. Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Overige activa Liquide middelen De liquide middelen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde. Onder de liquide middelen worden opgenomen die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen die onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn. De liquide middelen staan ter vrije beschikking van het pensioenfonds. Reserves Algemene reserve Het bestuur streeft ernaar de algemene reserve ieder jaar door winstbestemming en/of toevoeging uit andere reserves te brengen op een niveau van 5% van de voorziening pensioenverplichtingen ultimo vorig boekjaar. De algemene reserve wordt gedoteerd vanuit de bestemming van het saldo van baten en lasten. Bestemmingsreserve Aanvulling toeslag oud-deelnemers BPF Snoep Het bestuur heeft besloten een bestemmingsreserve per 1 januari 2011 te vormen voor het verschil in dekkingsgraad tussen de twee gefuseerde pensioenfondsen uit hoofde van evenwichtige belangenafweging tussen de deelnemers. De bestemmingsreserve bedraagt per 1 januari 2011 € 22.630.000,- en is in 2011 en 2012 niet gewijzigd. Met betrekking tot de bestemmingsreserve stelt het bestuur vast dat deze reserve wordt vastgesteld enkel en alleen om de toeslagen van de oud-deelnemers van het BPF Suikerwerk- en Chocoladeverwerkende Industrie vanaf 1 januari 2011 te kunnen aanvullen. Er vinden geen toevoegingen vanuit het fondsrendement plaats. Op het moment dat deze bestemmingsreserve nihil bedraagt, maar uiterlijk op 1 januari 2016, na rekening gehouden te hebben met een eventuele onttrekking per 1 januari 2016, komt deze reserve te vervallen. Het eventuele restsaldo komt ten gunste van het pensioenfonds.
Jaarverslag 2012
pagina 60 | 110
Technische voorzieningen DNB rentetermijnstructuur De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. Voor 2012 betreft dit de rentetermijnstructuur op basis van een driemaandsgemiddelde met toepassing van de Ultimate Forward Rate. Het hanteren van de UFR houdt in dat voor ver in de toekomst liggende verplichtingen (20 jaar of langer) een door DNB bepaalde en voorgeschreven rentecurve (ultimo 2012 hogere rente) wordt gehanteerd. Voor verplichtingen korter dan 20 jaar geldt de rentetermijnstructuur op basis van een driemaandsgemiddelde. Bij invoering van de UFR per 30 september 2012 heeft dit een positief effect op de dekkingsgraad van 3,7% gehad. Voor 2011 (vergelijkende cijfers) betreft de destijds door DNB gepubliceerde en voorgeschreven rentetermijnstructuur op basis van een driemaandsgemiddelde. Kostenopslag Voor de toekomstige kosten met betrekking tot de administratie en uitbetaling van de pensioenen na ingang, is de netto voorziening pensioenverplichtingen verhoogd met 2% (2011: 2%). Toegepaste sterftegrondslagen / gehuwdheidsfrequentie De overlevingskansen en sterftetrend van mannen en vrouwen worden ontleend aan de AG Prognosetafel 2012-2062 toegepast met correcties op basis van ervaringssterfte. Dit betekent dat de overlevingskansen, afgeleid uit de AG prognosetafel 2012-2062, zijn aangepast met leeftijd- en inkomensafhankelijke correctiefactoren (inkomensgroep hoog-midden). In 2011 werd gebruik gemaakt van AG prognosetafel 2010-2060 met correcties op basis van fondsspecifieke ervaringssterfte. Met betrekking tot het leeftijdsverschil wordt aangenomen dat mannelijke verzekerden gehuwd zijn met een drie jaar jongere vrouw. Met betrekking tot het leeftijdsverschil wordt aangenomen dat vrouwelijke verzekerden gehuwd zijn met een drie jaar oudere man. Voor de wezen zijn geen sterftekansen in aanmerking genomen. De gehuwdheidsfrequentie loopt regelmatig op. Voor de verplichte verzekeringen wordt uitgegaan van de gehuwdheidsfrequentie zoals opgenomen in de AG-tafels over de waarnemingsperiode 1980-1985; boven de leeftijd van 65 jaar neemt de gehuwdheidsfrequentie af met de sterftekans van de echtgenoot/partner. Voor het uitgeruilde nabestaandenpensioen wordt uitgegaan van een gehuwdheidsfrequentie van 100% op de uitruildatum; boven de leeftijd van 65 jaar neemt de gehuwdheidsfrequentie af met de sterftekans van de echtgenoot/partner. De voorziening pensioenverplichtingen van niet ingegaan wezenpensioen is gevormd door de voorziening pensioenverplichtingen van niet-ingegaan levenslang weduwen- en weduwnaarspensioen te verhogen met 5% (2011: 5%). Toeslagverlening Toeslagverleningen worden verwerkt in het jaar waar daartoe besloten is. In boekjaar 2012 heeft het bestuur besloten geen toeslagverlening toe te kennen per 1 januari 2013. In boekjaar 2011 heeft het bestuur besloten geen toeslagverlening toe te kennen per 1 januari 2012. Voorziening arbeidsongeschikten De voorziening arbeidsongeschikten betreft de contante waarde van de vrijgestelde toekomstige pensioenopbouw. Deze voorziening is verwerkt als onderdeel van de technische voorziening voor risico fonds. Voorziening uitlooprisico PVD Voorziening voor de toekomstige schadelast voor deelnemers die op de balansdatum ziek zijn en naar verwachting arbeidsongeschikt zullen worden en daarom premievrijstelling kunnen krijgen. De hoogte is gelijk aan 1% van de kostendekkende premie van het boekjaar en 1% van de kostendekkende premie van het voorafgaande boekjaar. Deze voorziening is verwerkt als onderdeel van de technische voorziening voor risico fonds. Voorziening spaarfonds gemoedsbezwaren Het bestuur kan individuele vrijstelling van deelneming aan de verplichte pensioenregelingen aan een werknemer verlenen, indien deze werknemer gemoedsbezwaren heeft tegen iedere vorm van verzekeren. Dit ontslaat zijn werkgever noch betrokkene van de verplichting tot afdracht van de reguliere bijdragen aan het pensioenfonds. Deze bijdragen worden op een individuele spaarrekening gestort, waaraan jaarlijks interest wordt toegevoegd.
Jaarverslag 2012
pagina 61 | 110
Korte beschrijving pensioenregeling Sinds 1 januari 2011 geldt de nieuwe pensioenregeling. Deze middelloonregeling is van toepassing op deelnemers die geboren zijn op of na 1 januari 1950 en bestaat uit een:
levenslang ouderdomspensioen, waarbij deelnemers met 65 jaar met pensioen gaan. Deelnemers kunnen wel eerder, later of gedeeltelijk met pensioen gaan;
risicopartnerpensioen van 70% van het bereikbare ouderdomspensioen;
wezenpensioen van 14% van het te bereiken ouderdomspensioen.
Overgangsregeling voor Pensioenfonds Koek en Pensioenfonds Snoep Onder voorwaarden kan een deelnemer in aanmerking komen voor extra aanspraken op ouderdomspensioen. Voorwaarden voor oud-Koekdeelnemers Voor deelnemers geboren na 31-12-1949 maar vóór 1-1-1972 die onafgebroken deelnemer aan de prepensioenregeling zijn geweest geldt dat het ouderdomspensioen, inclusief het extra ouderdomspensioen, niet kan ingaan vóór de 55-jarige leeftijd. Het recht op extra ouderdomspensioen ontstaat in de periode tussen 1 januari 2006 en de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 61-jarige leeftijd bereikt, maar uiterlijk 1 januari 2021. Het recht op extra ouderdomspensioen ontstaat op de pensioeningangsdatum. De toekenning en financiering van de extra aanspraken vinden plaats op de pensioeningangsdatum of uiterlijk 31 december 2020 als de pensionering op of na 1 januari 2021 plaatsvindt. Voorwaarden voor oud-Snoepdeelnemers Voor deelnemers geboren na 31-12-1949 maar vóór 1-1-1971 die onafgebroken deelnemer aan de prepensioenregeling zijn geweest geldt dat het ouderdomspensioen, inclusief het extra ouderdomspensioen niet kan ingaan vóór de 55-jarige leeftijd. Het recht op extra ouderdomspensioen ontstaat in de periode tussen 1 januari 2006 en de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 61-jarige leeftijd bereikt, maar uiterlijk 1 januari 2021. De toekenning van de extra aanspraken vindt evenredig over de hiervoor bedoelde periode plaats indien en voor zover er sprake is van deelneming aan de pensioenregeling. Er wordt dus elk jaar een deel gefinancierd. Premie De totale premie (inclusief VPL-overgangsregeling) is per 1 april 2012 verhoogd van 25,1% naar 28,0% van de pensioengrondslag. De totale premie (inclusief VPL- overgangsregeling) bedraagt per 1 januari 2013 30% van de pensioengrondslag. Premievrijstelling Als een deelnemer een WIA- of WAO-uitkering ontvangt, voorziet het reglement in een premievrije opbouw. Voor de voortzetting van de pensioenopbouw is over dit inkomensgedeelte geen bijdrage verschuldigd. Toeslagverlening Het pensioenfonds kent geen doelgericht toeslagenbeleid. Er is geen ambitie om jaarlijks een toeslag te verlenen op de pensioenrechten en pensioenaanspraken. Het pensioenfonds kent voor een eventuele toeslag verlening geen maatstaf. Zowel de toekenning als de hoogte van een eventuele toeslag is afhankelijk van een beslissing van het bestuur. De toeslagverlening is voorwaardelijk en afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds. Er is geen geld gereserveerd voor toekomstige toeslagverlening. Er bestaat daarom geen recht op de toeslagen en het is ook voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre toeslagverlening zal plaatsvinden. Het bestuur van het pensioenfonds stelt jaarlijks het eventuele toeslagpercentage vast. Voor de toeslagen voor de actieven als ook de inactieven in de prepensioenregeling geldt dat maximaal de loonindex (CAO lonen in de bedrijfstak) kan worden toegekend. Voor de inactieven en pensioengerechtigden geldt dat maximaal de prijsindex (CPI afgeleid) kan worden toegekend. Samenvattend kan worden gesteld dat het toeslagbeleid van het pensioenfonds te typeren is conform de toeslagcategorie B van de toeslagenmatrix zoals gepubliceerd door DNB en het ministerie van SZW. In de afgelopen twee jaren zijn er geen toeslagen toegekend. Het bestuur heeft besloten om per 1 januari 2013 eveneens geen toeslagen te verlenen.
Jaarverslag 2012
pagina 62 | 110
Overige voorzieningen Voorziening voor nakomende verplichtingen De voorziening voor nakomende verplichtingen is het totaal van de nog te betalen, reeds ingegane prepensioen-uitkeringen. Voorziening VPL -regeling De VPL overgangsregelingen zijn door CAO partijen vastgesteld en opgenomen in het pensioenreglement onderdeel B (overgangsregeling ouderdomspensioen Snoep) en onderdeel C (overgangsregeling ouderdomspensioen Koek) van het pensioenreglement voor werknemers geboren op of na 1 januari 1950. De overgangsregelingen worden uitgevoerd door het fonds. Het pensioenfonds heeft hiertoe een overige voorziening gevormd. Deze overige voorziening maakt geen onderdeel uit van de technische voorzieningen en is geen onderdeel van de middelen die het fonds aanhoudt voor zijn verplichtingen. De overige voorziening wordt gevormd door de ontvangen premies voor de overgangsregelingen en het rendement en wordt verminderd met de pensioentoekenning uit hoofde van de overgangsregelingen. De jaarlijks aan de overige voorziening toe te voegen premie (dotatie) bedraagt vanaf 1 januari 2013 2,4% van de pensioengrondslagsom. Het toe te kennen rendement is gelijk aan het gemiddelde rendement van het pensioenfonds over het betreffende kalenderjaar (zowel positief als negatief). De inkoop van aanspraken vindt plaats op basis van de grondslagen voor de kostendekkende premie gebaseerd op de rentetermijnstructuur van 1 januari van het inkoopjaar, inclusief een solvabiliteitsopslag (2012: 12,2%) en een opslag voor toekomstige uitvoeringskosten (2012: 2%). Overige schulden en overlopende passiva De overige schulden en overlopende passiva worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
Jaarverslag 2012
pagina 63 | 110
7.4.5
Grondslagen voor de resultaatbepaling
Algemeen Baten en lasten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben. Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) Hieronder zijn opgenomen de over het boekjaar in rekening gebrachte en te brengen premies en koopsommen. Beleggingsresultaten risico fonds Directe beleggingsopbrengsten De directe beleggingsopbrengsten hebben betrekking op opbrengsten uit beleggingsfondsen, interest en dividenden onder aftrek van de aan de beleggingen toe te rekenen kosten, alsmede de huren verminderd met de exploitatiekosten. Indirecte beleggingsopbrengsten De indirecte beleggingsopbrengsten hebben betrekking op gerealiseerde en ongerealiseerde waardestijgingen of waardedalingen. Kosten van vermogensbeheer Onder kosten van vermogensbeheer worden de externe en de daaraan toegerekende interne kosten verstaan. Exploitatiekosten van onroerende zaken in exploitatie zijn in de kosten van vermogensbeheer opgenomen. Verrekening van kosten Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten, provisies, valutaverschillen e.d.
Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling.
Rentetoevoeging technische voorziening De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 1,544 % (2011: 1,296%). Het rentepercentage is afgeleid van de éénjaarsrente uit de rentetermijnstructuur per begin van het boekjaar zoals gepubliceerd door DNB.
Onttrekking uit technische voorziening voor pensioenuitkeringen Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de technische voorziening. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen in de verslagperiode. Mutatie technische voorziening voor pensioenuitvoeringskosten Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte uitvoeringskosten in de verslagperiode. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente.
Jaarverslag 2012
pagina 64 | 110
Wijzigingen uit hoofde van overdrachten van rechten Hieronder zijn opgenomen de aan het verslagjaar toe te rekenen overdrachtswaarde van de overgenomen respectievelijk overgedragen pensioenaanspraken m.b.t. de actuariële waarde. Wijziging overige actuariële uitgangspunten Verzwaring overlevingstafels en aanpassing ervaringssterfte Om op afdoende wijze rekening te houden met recente ontwikkelingen in de voorzienbare trend in overlevingskansen voor de gehele bevolking is de voorziening bepaald op basis van AG-Prognosetafels 2012-2062 met aanpassingen voor ervaringssterfte op basis van de inkomens- en leeftijdsafhankelijke correctiefactoren. Dit heeft geleid tot een verhoging van de voorziening van € 8,4 miljoen in 2012. Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen De onder dit hoofd opgenomen mutaties van de voorziening hebben betrekking op de kanssystemen. Pensioenuitvoeringskosten De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Saldo overdrachten van rechten De post saldo overdrachten van rechten bevat het saldo van bedragen uit hoofde van overgenomen dan wel overgedragen pensioenverplichtingen. Overige baten en lasten De overige baten en lasten worden opgenomen voor de aan het verslagjaar toe te rekenen bedragen.
7.4.6
Dekkingsgraad
De dekkingsgraad wordt berekend door het Aanwezig vermogen te delen door de Technische voorziening. Het aanwezig vermogen wordt als volgt berekend: Totaal activa -/- schulden -/- overige voorzieningen.
7.4.7
Grondslagen kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is conform de directe methode opgesteld. Alle ontvangsten en uitgaven worden hierbij als zodanig gepresenteerd. Er wordt onderscheid gemaakt tussen kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten en beleggingsactiviteiten.
Jaarverslag 2012
pagina 65 | 110
7.5
Toelichting op de Balans
7.5.1
Beleggingen voor risico fonds
Verloopoverzicht van belegde waarden per beleggingscategorie Ultim o 2012 (x € 1.000)
Vastgoed-
Aandelen
beleggingen
Vastrentende
Derivaten
w aarden
Overige
Totaal
beleggingen
EUR
EUR
EUR
EUR
EUR
EUR
132
291.981
1.022.158
149.072
88.681
1.552.024
-
55.489
6.137.078
-
179.471
6.372.038
-81
-54.762
-6.019.403
-99.402
-180.200
-6.353.848
-5
40.369
63.187
71.795
4.826
180.172
46
333.077
1.203.020
121.465
92.778
1.750.386
Stand per 1 januari 2012 Aankopen / verstrekkingen Verkopen/ aflossingen Waardeveranderingen
Bij: derivaten met negatieve w aarde
7.016
7.016
Stand per 31 decem ber 2012
46
333.077
1.203.020
128.481
92.778
1.757.402
Het pensioenfonds heeft ultimo boekjaar op een custody rekening onderpand ontvangen voor ontstane posities inzake afgesloten derivatencontracten. De waarde van het onderpand bedraagt 124.885 (2011: 159.779). Dit betreft ultimo 2012 voor 1.193 aan liquide middelen en voor 123.692 obligaties met rating AAA en Aa1. De beheerder van het aandelenfonds Vanguard Emerging Market Stock Index Fund heeft eind 2012 ongeveer 0,9% van de beleggingen uitgeleend (2011: 1,9%).
Ultim o 2011 (x € 1.000)
Vastgoed-
Aandelen
beleggingen
Vastrentende
Derivaten
w aarden
Overige
Totaal
beleggingen
EUR
EUR
EUR
EUR
EUR
EUR
590
290.045
954.264
40.549
66.558
1.352.006
423
262.479
4.484.581
-
58.271
4.805.754
-826
-235.016
-4.434.814
-16.143
-43.770
-4.730.569
-55
-25.527
18.127
124.666
7.622
124.833
132
291.981
1.022.158
149.072
88.681
1.552.024
Stand per 1 januari 2011 Aankopen / verstrekkingen Verkopen/ aflossingen Waardeveranderingen
Bij: derivaten met negatieve w aarde
20.724
20.724
Stand per 31 decem ber 2011
Jaarverslag 2012
132
291.981
1.022.158
169.796
88.681
pagina 66 | 110
1.572.748
Belegde waarden in zakelijke waarden (x € 1.000)
Vastgoedbeleggingen
2012
2011
EUR
EUR
46
132
Aandelen
333.077
291.981
Zakelijke w aarden
333.123
292.113
Het pensioenfonds heeft geen beleggingen in direct vastgoed. De beleggingen in aandelen betreffen voor € 101 miljoen (2011: € 82 miljoen) aan beursgenoteerde aandelen en voor € 233 miljoen (2011: € 210 miljoen) aan beleggingen in (niet-) genoteerde fondsen. Belegde waarden in vastrentende waarden (x € 1.000)
2012
2011
EUR
EUR
Obligaties
1.203.020
1.022.158
Totaal vastrentende w aarden
1.203.020
1.022.158
De beleggingen in vastrentende waarden betreffen voor € 446 miljoen (2011: € 445 miljoen) aan hoofdzakelijk overheids- en bedrijfsobligaties en voor € 757 miljoen (2011: € 577 miljoen) aan beleggingen in (niet-) genoteerde fondsen. Belegde waarden in derivaten Derivaatcontracten kunnen zowel een positieve als een negatieve waarde hebben. Hieronder zijn de contracten uitgesplitst naar contracten met een positieve en een negatieve waarde. De derivaten met een negatieve waarde ultimo boekjaar zijn opgenomen onder de overige schulden. De overige derivaten betreffen posities in kredietderivaten, inflatiederivaten en futures.
(x € 1.000)
2012
2011
EUR
EUR
Rentederivaten Positieve w aarde Negatieve w aarde
126.906
166.227
-5.301
-11.129
121.605
155.098
Valutaderivaten Positieve w aarde
1.373
823
Negatieve w aarde
-1.081
-5.696
292
-4.873
Overige derivaten Positieve w aarde
202
2.746
Negatieve w aarde
-634
-3.899
-432
-1.153
121.465
149.072
Stand per 31 decem ber
Jaarverslag 2012
pagina 67 | 110
Belegde waarden in overige beleggingen (x € 1.000)
2012
2011
EUR
EUR
Hedge funds
92.778
88.681
Totaal overige beleggingen
92.778
88.681
(x € 1.000)
Totaal beleggingen risico pensioenfonds
2012
2011
EUR
EUR
1.750.386
1.552.024
7.016
20.724
1.757.402
1.572.748
Derivaten met negatieve w aarde Beleggingen risico pensioenfonds overeenkom stig activazijde balans
Uitsplitsing actuele waarde naar waarderingsmethode Op basis van de stand ultimo boekjaar kan het volgende onderscheid worden gemaakt:
Direct
(x € 1.000)
(Directe en afgeleide) m arktnoteringen
w aarderingsm odellen en technieken
EUR
EUR
Indirect (Directe en afgeleide) m arktnoteringen
w aarderingsm odellen en technieken
totaal
EUR
EUR
Actief per 31 decem ber 2012 Vastgoedbeleggingen
-
-
46
-
46
Aandelen
100.571
-
232.506
-
333.077
Obligaties
446.426
-
756.594
-
1.203.020
Derivaten
-
121.465
-
-
121.465
Overige beleggingen
-
-
92.778
-
92.778
546.997
121.465
1.081.924
-
1.750.386
Totaal
Actief per 31 decem ber 2011 Vastgoedbeleggingen
-
-
132
-
132
Aandelen
82.418
-
209.563
-
291.981
Obligaties
445.383
-
576.775
-
1.022.158
Derivaten
-
149.072
-
-
149.072
Overige beleggingen
-
-
88.681
-
88.681
527.801
149.072
875.151
-
1.552.024
Totaal
Voor € 497 miljoen (2011: €374 miljoen) aan beleggingen in fondsen (indirecte beleggingen) zijn geen gecertificeerde opgaven per 31 december 2012 ontvangen. Dienaangaande is beoogd op indirecte wijze voldoende van zekerheid omtrent de waardering te verkrijgen door middel van SSAE16 rapportages, back-testing prijzen, gerealiseerde opbrengsten (in februari 2013 is circa 76% van deze portefeuille verkocht) en periodieke bespreking performance met beheerders. De waardering kan hoger of lager zijn, maar het bestuur verwacht op basis van vorenstaande, waaronder vergelijking prijzen afgegeven in het verleden met later gecontroleerde jaarrekeningen, dat dit niet materieel zal zijn.
Jaarverslag 2012
pagina 68 | 110
7.5.2
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
Specificatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen (x € 1.000)
Stand 1 januari
2012
2011
EUR
EUR
962
792
Mutaties Tegenboeking opslag verbeterde sterfte
-37
-31
Vermeerdering
162
201
125
170
1.087
962
Stand per 31 decem ber
Met ingang van 1 februari 2011 is het Besluit Financieel Toetsingskader Pensioenfondsen (Besluit FTK) gewijzigd in verband met herverzekerde pensioenfondsen. De wijziging van het Besluit FTK houdt in dat gedeeltelijk herverzekerde pensioenfondsen geen rekening hoeven te houden met het kredietrisico op de herverzekeraar bij de berekening van:
het Vereist Eigen Vermogen en
de waarde van de vordering van het pensioenfonds op de verzekeraar. De vordering hoeft niet te worden verlaagd vanwege het kredietrisico van de verzekeraar.
Het herverzekeringsdeel technische voorzieningen is hiermee gelijk aan de technische voorziening voor risico van de herverzekeraar. De herverzekering heeft betrekking op de overgenomen pensioenverplichtingen van Stichting Pensioenfonds Jan Schoemaker en Stichting Pensioenfonds Campbell Nederland, waarbij een deel van deze verplichtingen waren herverzekerd bij Delta Lloyd en Aegon.
Jaarverslag 2012
pagina 69 | 110
7.5.3
Vorderingen en overlopende activa
Specificatie vorderingen en overlopende activa (x € 1.000)
2012
2011
EUR
EUR
Prem ies Aan het eind van het boekjaar vastgestelde nog te ontvangen premies Voorziening tegen verlies op premievorderingen
638
396
-123
-225
515
171
Nader vast te stellen volgend boekjaar
4.680
2.925
Stand per 31 decem ber
5.195
3.096
3.360
3.900
313
220
6.436
7.566
6.058
6.829
16.598
-
Teveel betaalde uitkeringen
277
272
Waardeoverdrachten
148
221
425
493
387
-
24
-
411
-
13
9
Overige vorderingen Rekening-courant derden Rekening-courant vermogensbeheer Zakelijke waarden Aandelen Vastrentende waarden Obligaties Derivaten Derivaten Beleggingen Te ontvangen inzake verkopen Pensioenen
Kosten Administratiekosten Overige kosten Diverse vorderingen Debiteuren Overige vorderingen
Stand per 31 decem ber
3
6
16
15
33.617
19.023
De gelden op de rekening-courant vermogensbeheer zijn beschikbaar voor beleggingstransacties. In 2012 was de in voorschot in rekening gebrachte administratiekostenvergoeding Syntrus hoger dan de in 2013 vastgestelde afrekening administratiekosten over 2012. Hierdoor is een vordering administratiekosten ontstaan ad € 387.
Jaarverslag 2012
pagina 70 | 110
7.5.4
Overige activa
(x € 1.000)
2012
2011
EUR
EUR
Liquide middelen Rekening courant Staalbankiers
1.457
2.191
Stand per 31 decem ber
1.457
2.191
De liquide middelen staan ter vrije beschikking van het fonds.
7.5.5
Stichtingskapitaal en reserves
Solvabiliteit (x € 1.000)
31 decem ber 2012 EUR
Aanw ezig vermogen
1.768.666
Af: technische voorzieningen
1.587.062
% 111,4
31 decem ber 2011 EUR 1.569.210
% 106,7
1.470.079
Eigen vermogen
181.604
111,4
99.131
106,7
Af: vereist eigen vermogen
193.033
112,2
179.386
112,2
Vrij vermogen
-11.429
-0,8
-80.255
-5,5
Minimaal vereist eigen vermogen
71.696
104,5
67.545
104,6
Dekkingsgraad
111,4
106,7
De dekkingsgraad is als volgt berekend: (Totale activa -/- schulden -/- overige voorzieningen) / Technische voorzieningen * 100%.
Voor het bepalen van het vereist eigen vermogen (de solvabiliteitstoets) maakt het fonds gebruik van het standaardmodel met aanpassingen voor actief beheer (S10). Als het eigen vermogen lager is dan het minimaal vereiste eigen vermogen bevindt het pensioenfonds zich in een situatie van dekkingstekort. Indien het eigen vermogen lager is dan het vereiste eigen vermogen, maar wel tenminste gelijk is aan het minimale vereiste eigen vermogen, bevindt het pensioenfonds zich in een situatie van reservetekort. De vermogenspositie van het pensioenfonds is niet voldoende. Er is ultimo 2012 evenals ultimo 2011 sprake van een reservetekort.
Jaarverslag 2012
pagina 71 | 110
Herstelplan In 2009 hebben beide per 1 januari 2011 gefuseerde fondsen een korte- en een langetermijn herstelplan ingediend. Met ingang van 1 januari 2011 is naar aanleiding van de fusie een aangepast langetermijn herstelplan ingediend. Dit herstelplan is goedgekeurd door DNB. Per 30 september 2011 voldeed het fonds niet aan de wettelijke normen met betrekking tot het minimaal vereist vermogen. Door het bestuur is naar aanleiding van het niet voldoen aan de wettelijke normen per 30 september 2011 hiervan melding gemaakt bij de toezichthouder DNB en is bij toezichthouder DNB een aangepast langetermijn herstelplan ingediend waarin het kortetermijn herstelplan is opgenomen. Dit gecombineerde herstelplan is goedgekeurd door DNB. Het gecombineerde kortetermijn en langetermijn herstelplan is in 2013 nog van toepassing. Er zijn de volgende maatregelen genomen: de voorwaardelijke toeslag wordt niet toegekend en de premie is omhoog gegaan. Indien herstel uitblijft, zal een of meerdere van de volgende instrumenten worden gebruikt: - Verhoging van de premie; - Aanpassing van het beleggingsbeleid; - Verlenging van de periode waarin geen toeslagverlening plaatsvindt. Ontwikkelingen met betrekking tot de dekkingsgraad en het langetermijn herstelplan In 2012 heeft de dekkingsgraad zich ten opzichte van het herstelplan als volgt ontwikkeld: (x € 1.000)
Dekkingsgraad per 1 januari
Werkelijk 2012 %
Herstelplan 2012 %
106,7
102,4
Premie Uitkeringen Toeslagverlening Verandering van de rentetermijnstructuur Rendement op beleggingen Overige oorzaken en kruiseffecten
-0,2 0,2 -6,4 12,8 -1,7
0,1 0,1 0,7 -0,1
Dekkingsgraad per 31 december
111,4
103,2
De dekkingsgraad bedroeg op 31 december 2012 111,4% en liep daarmee voor op het herstelplan dat uitgaat van 103,2% op die datum. De belangrijkste oorzaak voor de stijging van de werkelijke dekkingsgraad is het rendement op beleggingen. Het rendement op beleggingen heeft daardoor meer bijgedragen aan de dekkingsgraad dan verwacht volgens het herstelplan. In het herstelplan is uitgegaan van de rentetermijnstructuur afgeleide forward-curves tot 2025. In werkelijkheid is de rentetermijnstructuur in het verslagjaar wel gewijzigd en heeft dit een negatieve impact gehad op de dekkingsgraad van 6,4%. De vanaf 30 september 2012 gehanteerde Ultimate Forward Rate (UFR) ter bepaling van de rentetermijnstructuur heeft een dempend effect gehad op deze negatieve impact. Crisisplan Het bestuur heeft in het eerste kwartaal 2012 een crisisplan ingediend bij DNB. Het bestuur heeft in het kader van het crisisplan niet tot aanvullende maatregelen besloten. Dit crisisplan bevat een beschrijving van de maatregelen die het bestuur op korte termijn effectief zou kunnen inzetten indien zich onverhoopt bepaalde heel ongunstige scenario’s voordoen.
Jaarverslag 2012
pagina 72 | 110
Algemene reserve (x € 1.000)
Stand per 1 januari
2012
2011
EUR
EUR
76.501
137.327
82.473
-60.826
158.974
76.501
Mutaties Bestemming van het saldo van baten en lasten Stand per 31 decem ber
Bestemmingsreserve aanvulling toeslag oud-deelnemers Pensioenfonds Snoep
(x € 1.000)
Stand per 1 januari
2012
2011
EUR
EUR
22.630
-
Mutaties Bestemming van het saldo van baten en lasten Stand per 31 decem ber
-
22.630
22.630
22.630
Het bestuur heeft bij de fusie van de Pensioenfondsen Koek en Snoep een bestemmingsreserve gevormd om het mogelijk te maken extra toeslagen te verlenen aan de per fusiedatum aanwezige (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden van Snoep. Het doel van deze bestemmingsreserve is om de toeslagen van deze specifieke groep aan te vullen. Indien een toeslag wordt toegekend kan het bestuur besluiten om aan de voormalige Pensioenfonds Snoep deelnemers een extra toeslag toe te kennen. De hoogte van de extra toeslag zal worden bepaald door het bestuur, waarbij rekening wordt gehouden met de hoogte van de bestemmingsreserve. De benodigde koopsommen voor deze extra toeslag zullen inclusief een bufferopslag, ter voorkoming van verwatering van de dekkingsgraad, aan deze bestemmingsreserve worden onttrokken. Op het moment dat deze bestemmingsreserve nihil bedraagt, maar uiterlijk op 1 januari 2016, na rekening te hebben gehouden met een eventuele onttrekking per 1 januari 2016, komt deze reserve te vervallen ten gunste van het fondsvermogen. In geval sprake is van een situatie van onderdekking en of dekkingstekort en eventuele korting van aanspraken aan de orde komt, zal bij de bepaling van de korting een verschillende mate van korten (evenwichtige belangenbehartiging) worden meegenomen voor een periode van vijf jaar vanaf 1 januari 2011. In feite zal de situatie zonder fusie als uitgangspunt worden genomen, waarbij de verschillende inbreng zal worden gerespecteerd. De bestemmingsreserve, zoals hierboven genoemd, zal in dit geval worden gebruikt om een eventuele korting te verminderen voor de per de fusiedatum aanwezige (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden van Snoep. De bestemmingsreserve is in eerste plaats een reserve voor het fonds, die alleen wordt aangewend indien het bestuur concludeert dat het fonds voldoende vermogen heeft, het bestuur volgens de geldende regels besluit tot toeslagverlening en vervolgens besluit een extra toeslag te verlenen. Dit is geen verplichting voor het bestuur, deelnemers kunnen hieraan geen rechten ontlenen. Voor 2012 heeft het bestuur besloten geen toeslag te verlenen.
Jaarverslag 2012
pagina 73 | 110
7.5.6
Technische voorzieningen
Mutatieoverzicht voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds (x € 1.000)
Stand per 1 januari
2012
2011
EUR
EUR
1.470.079
Overboeking naar overige voorzieningen inzake VPL
1.200.139
-1.816
-
1.468.263
1.200.139
Pensioenopbouw
42.737
37.800
Toeslagverlening
-
-
1.824
-
Rentetoevoegingen
22.469
16.173
Onttrekking voor pensioenuitkeringen
-47.665
-43.414
Stand per 1 januari na overboeking Mutaties
Inkoop uit hoofde van VPL-regeling
Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente
-98
-124
93.276
200.148
Wijziging overige actuariële uitgangspunten
8.384
-
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
-2.276
66.364
Overige mutatie voorziening pensioenverplichtingen
Stand per 31 decem ber
148
-7.007
118.799
269.940
1.587.062
1.470.079
De post pensioenopbouw betreft de kosten van één jaar diensttijdopbouw. De rentetoevoeging is gebaseerd op 1,544% (2011: 1,296%) en betreft de éénjaarsrente uit de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur aan het begin van het boekjaar. De wijziging marktrente betreft de stijging van de voorziening als gevolg van een daling van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur, ondanks introductie van de Ultimate Forward Rate. De wijziging uit hoofde van waardeoverdrachten heeft voor € 810 (2011: € 69.448) betrekking op de actuariële waarde van inkomende waardeoverdrachten en voor € 3.086 (2011: € 3.084) betrekking op de actuariële waarde van uitgaande waardeoverdrachten.
Hieronder is een uitsplitsing van de opbouw van de technische voorziening voor risico pensioenfonds naar aantal en omvang op basis van de soort deelnemer weergegeven. Specificatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds
aantal Actieve deelnemers Pensioengerechtigden Gew ezen deelnemers Stand per 31 decem ber
Jaarverslag 2012
8.696 8.993 30.274 47.963
2012 EUR 571.103 529.418 486.541 1.587.062
2011 EUR
aantal 9.240 8.753 35.541 53.534
522.978 460.563 486.538 1.470.079
pagina 74 | 110
Spaarfonds gemoedsbezwaarden (x € 1.000)
Stand 1 januari
2012
2011
EUR
EUR
41
43
Mutaties Rentetoevoeging
2
4
Overig
-
-6
43
41
2012
2011
EUR
EUR
Stand per 31 decem ber
7.5.7
Overige voorzieningen
Voorziening voor nakomende verplichtingen (x € 1.000)
Stand 1 januari
97
128
Onttrekking voorziening
-22
-31
Stand per 31 decem ber
75
97
2012
2011
EUR
EUR
Mutaties
Voorziening VPL (x € 1.000)
-
-
Overboeking van technische voorzieningen inzake VPL
Stand per 1 januari
1.816
-
Toevoeging uit hoofde van in boekjaar 2011 ontvangen premie
2.400
-
Stand per 1 januari
4.216
-
Dotatie inzake premie
3.882
-
Rendementstoekenning Toekenning VPL aanspraken Stand per 31 decem ber
703
-
-2.046
-
6.755
-
Met ingang van boekjaar 2012 wordt de reeds beschikbare financiering voor de uitvoering van VPL overgangsregeling in de jaarrekening verwerkt als voorziening VPL onder de post overige voorzieningen. Gelet op de geringe omvang zijn de ter vergelijking opgenomen cijfers niet aangepast.
Jaarverslag 2012
pagina 75 | 110
7.5.8
Langlopende schulden
Depot uit hoofde van afvloeiingsregeling (x € 1.000)
Stand 1 januari
2012
2011
EUR
EUR
-
111
Mutaties Interest
-
1
Premie
-
-13
Vrijval depot ten gunste van het resultaat
-
-99
Stand per 31 decem ber
-
-
7.5.9
Overige schulden en overlopende passiva
Specificatie overige schulden en overlopende passiva (x € 1.000)
2012
2011
EUR
EUR
Te verrekenen premies Vastgestelde nog te verrekenen premies
334
95
952
1.063
Pensioenen Belastingen en premies sociale verzekeringen Uitkeringen
34
78
Waardeoverdrachten
34
1.414
1.020
2.555
Derivaten Valutaderivaten risico pensioenfonds
1.081
5.696
Rentederivaten risico pensioenfonds
5.301
11.129
634
3.899
7.016
20.724
Overige derivaten risico pensioenfonds Beleggingen Te betalen inzake aankopen Variation Margin op sw aps Overige schulden inzake beleggingen
11.051
-
277
1.618
84
-
11.412
1.618
Kosten Administratiekosten Advies- en controlekosten Beleggingskosten Bestuurskosten Overige kosten
Stand per 31 decem ber
Jaarverslag 2012
-
476
180
156
3.128
2.924
16
-
113
124
3.437
3.680
23.219
28.672
pagina 76 | 110
Verbonden partijen De aangesloten werkgevers, bestuurders van de aangesloten werkgever en de bestuurders van het pensioenfonds zijn te kwalificeren als verbonden partijen. Voor de bezoldiging van de bestuurders van het pensioenfonds wordt verwezen naar de toelichting ‘bestuurdersbeloning’ in de toelichting op de staat van baten en lasten. Ultimo 2012 zijn er geen leningen verstrekt aan of vorderingen op bestuurders van het pensioenfonds. Inzake de uitvoeringsovereenkomst tussen het pensioenfonds en de aangesloten werkgevers met betrekking tot de financiering van de aanspraken en de uitvoering van de pensioenregeling geldt dat de aangesloten werkgevers zich jegens het pensioenfonds bij overeenkomst (de zogenaamde uitvoeringsovereenkomst) hebben verbonden tot het betalen van de ingevolge de geldende abtn verschuldigde pensioenpremie.
7.5.10 Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen (bedragen in eenheden van duizend euro) Administratie Het pensioenfonds heeft de lopende uitbestedingsovereenkomsten van de gefuseerde fondsen met Syntrus Achmea overgenomen. Deze overeenkomsten zijn ingegaan op 1 januari 2010 voor een periode van vijf jaar. Tenzij het fonds de overeenkomsten voor het einde van de lopende termijn opzegt worden de overeenkomsten met 5 jaar verlengd. De jaarlijks te betalen vergoeding bedraagt circa EUR 2.750. De totale verplichting voor de resterende looptijd bedraagt circa EUR 5.500.
Jaarverslag 2012
pagina 77 | 110
7.5.11 Risicobeheer en derivaten In het jaarverslag is ingegaan op de risico’s die het pensioenfonds loopt en op het beleid dat wordt gevoerd om deze risico’s te beperken. Onderstaand treft u kwantitatieve risico-informatie aan. Er is geen doorkijkprincipe met betrekking tot beleggingen in fondsen gehanteerd bij de onderverdelingen naar looptijd, regio, sectoren, rating en valuta omdat deze gegevens niet beschikbaar zijn. Er is zo veel mogelijk aansluiting gezocht bij de hoofdcategorie van de beleggingen. Solvabiliteitsrisico Het pensioenfonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het pensioenfonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Het belangrijkste risico voor het pensioenfonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het pensioenfonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het pensioenfonds de premie voor de onderneming en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele toeslag van opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. In 2012 heeft de solvabiliteit van het fonds zich positief ontwikkeld. In de pensioenwet en in het pensioenreglement zijn maatregelen opgenomen voor elke situatie. Indien de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, kan het pensioenfonds in een situatie van onderdekking terecht komen. In een situatie van onderdekking heeft het pensioenfonds geen ruimte beschikbaar voor een eventuele toeslagverlening voor pensioengerechtigden en gewezen deelnemers. Ook kunnen pensioenfondsen in een financiële situatie terecht komen dat de pensioenpremie moet bijdragen aan herstel. In de huidige pensioenwet wordt het korten (afstempelen) van pensioenrechten als uiterst herstelmiddel gehanteerd. Het tekort is als volgt:
(x € 1.000)
31 decem ber 2012 EUR
EUR
31 decem ber 2011 EUR
EUR
Technische voorzieningen exclusief spaarfonds gemoedsbezw aarden
1.587.062
1.470.079
Buffers: S1 Renterisico S2 Risico zakelijke w aarden S3 Valutarisico S4 Grondstoffenrisico
50.450
50.593
112.195
104.230
89.113
81.578
-
-
S5 Kredietrisico
22.216
63.038
S6 Verzekeringstechnisch risico
54.768
53.418
S10 Actief beheer risico
57.568
-
-193.277
-173.471
Diversificatie-effect Totaal S (vereiste buffers)
193.033
179.386
Vereist vermogen (artikel 132 Pensioenw et)
1.780.095
1.649.465
Aanw ezig vermogen
1.768.666
1.569.210
-11.429
-80.255
Tekort
Het aanwezig vermogen is totaal activa -/- schulden -/- overige voorzieningen -/- spaarfonds gemoedsbezwaarden.
Jaarverslag 2012
pagina 78 | 110
Bij de berekening van de buffers past het pensioenfonds de standaardmethode toe met aanpassingen voor actief beheer. Voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de feitelijke asset mix (door middel van toepassing doorkijkprincipe) in de evenwichtsituatie. Het Kredietrisico (S5) is eind 2012 gedaald ten opzichte van 2011 door het in 2012 gewijzigde beleggingsbeleid, waardoor er sprake is van een verlaging van het aandeel in bedrijfsobligaties. Tevens was er in 2012 in de hele markt een lichte daling van de credit spreads waarneembaar ten opzichte van 2011. Ook dit heeft geleid tot een daling van S5. Het standaardmodel kent daarnaast nog het liquiditeitsrisico (S7), het concentratierisico (S8) en het operationeel risico (S9). Deze risico’s worden gelijk aan nul verondersteld. Tot slot is ook een buffer opgenomen voor de additionele risico’s van actief beheer (S10). Een toelichting inzake deze risico’s is opgenomen in de hiernavolgende paragraaf Beleid en risicobeheer. Beleid en risicobeheer Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van deze risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen:
Beleggingsbeleid
Premiebeleid
Herverzekeringsbeleid
Toeslagverleningsbeleid.
De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de volgende belangrijkste (beleggings)risico’s. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van derivaten. Marktrisico’s Marktrisico omvat de mogelijkheden voor winst of verlies en omvat het prijs(koers)risico, valutarisico en het renterisico. De strategie van het pensioenfonds met betrekking tot het beleggingsrisico wordt bepaald door de beleggingsdoelstellingen zoals vastgelegd in ABTN. Het marktrisico wordt op dagelijkse basis beheerst door vermogensbeheerders in overeenstemming met de aanwezige beleidskaders en richtlijnen. De overall-marktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur. De mate waarin de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds gevoelig is voor het prijs- en renterisico is in de volgende alinea weergegeven, vervolgens worden de risico’s die het pensioenfonds loopt nader toegelicht. Prijsrisico Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen actuele waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden verwerkt, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het prijsrisico kan worden gemitigeerd door diversificatie. In aanvulling hierop kan het prijsrisico worden gehedged door het gebruik van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals opties en futures. Voor de diversificatie inzake het soort belegging (zakelijke waarde, vastrentend en dergelijke) verwijzen wij naar de jaarrekening. Tevens verwijzen wij naar de diverse overige tabellen in deze risicoparagraaf waarin wordt aangegeven hoe de beleggingsportefeuille is gediversifieerd naar sector en regio.
Jaarverslag 2012
pagina 79 | 110
Valutarisico Valutarisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van de waarde van vreemde valuta ten opzichte van de euro. Het deel dat buiten de euro wordt belegd bedraagt ultimo jaar circa 17% (2011: 17%) van de beleggingsportefeuille. Hiervan is 15% (2011: 47%) afgedekt middels valutaderivaten. De netto risico positie bedraagt 15% (2011: 9%). Het valutarisico wordt in onderstaande tabel weergegeven. Met betrekking tot beleggingen in fondsen is geen doorkijkprincipe gehanteerd.
(x € 1.000)
2012 Voor EUR
Euro Britse pond
Overige
Nettopositie
valuta-derivaten
(na)
EUR
EUR
1.451.167
44.263
1.495.430
47.529
-23.435
24.094
-
-8.417
-8.417
158.209
-47.416
110.793
93.189
35.297
128.486
1.750.094
292
1.750.386
Japanse yen Amerikaanse dollar
Discretionaire
Een restrisico betreft de categorie overige valuta, deze valuta betreffen valuta in opkomende markten en/of hebben een correlatie met de Amerikaanse dollar. (x € 1.000)
2011 Voor EUR
Euro Britse pond Japanse yen Amerikaanse dollar Overige
Discretionaire
Nettopositie
valuta-derivaten
(na)
EUR
EUR
1.291.643
120.033
1.411.676
59.365
-43.361
16.004
5
-
5
182.212
-78.892
103.320
23.672
-2.653
21.019
1.556.897
-4.873
1.552.024
Renterisico Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen verandert als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. Een deel van het renterisico is afgedekt met rentederivaten. Het renterisico geeft het effect weer van een ongunstige wijziging van de rentetermijnstructuur. Volgens de tabel, zoals opgenomen in de “Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling” en gepubliceerd in de Staatscourant op 29 december 2006, worden afhankelijk van de looptijd de te hanteren opslagen weergegeven. Een daling van de rente leidt tot een verhoging van de TV en tot een waardestijging van de vastrentende waarden. Het saldo van deze beide effecten geeft het renterisico weer. Omgekeerd betekent dit dat bij een rentestijging zowel de TV als de waarde van de vastrentende waarden afneemt. Met ingang van 1 januari 2010 is het niet langer toegestaan om voor de berekening van het renterisico gebruik te maken van de benaderingsmethode zoals weergegeven in Artikel 29 lid 3 van de “Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling”. Tot en met het boekjaar 2009 werd voor de berekening van de benodigde buffer voor het renterisico gebruik gemaakt van deze benaderingsmethode. Vanaf 1 januari 2010 wordt de benodigde buffer voor het renterisico vastgesteld als het verschil in contante waarde van de alle beleggingen met een voorspelbare kasstroom enerzijds en de verwachte kasstroom van de verplichtingen anderzijds. Hierbij wordt de contante waarde berekend op basis van de rentetermijnstructuur vergeleken met de contante waarde op basis van de rentetermijnstructuur in geval van een rentedaling en in het geval van een rentestijging.
Jaarverslag 2012
pagina 80 | 110
Voor de rentedaling en de rentestijging wordt gebruik gemaakt van de looptijdafhankelijke correctiefactoren zoals weergegeven in Bijlage 3 van de “Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling”. De kasstromen van de beleggingen hebben betrekking op de rentegevoelige kasstromen. Dit zijn de kasstromen van de vastrentende waarden exclusief die van de inflation linked bonds, emerging market debt en high yield debt.
(x € 1.000)
Waarde balanspost
31 decem ber 2012
Waarde balanspost
31 decem ber 2011
EUR Duration van de (nominale) pensioenverplichtingen
1.587.062
18,1
1.470.079
18,3
Beleid is om de rente mismatch te beperken waarbij de strategisch beoogde renteafdekking op basis van marktrente in 2012 circa 75% is. Conform voorgaande jaren heeft het fonds swaps in de portefeuille. Hierdoor heeft het fonds het recht om gedurende een lange periode in de toekomst een vaste lange rentetarief te ontvangen, door middel van een rente swap, het is vergelijkbaar met de kasstroom van een langlopende obligatie zonder eindaflossing en het fonds betaalt daarvoor een variabele korte rente (bijvoorbeeld Euribor). Hierdoor wordt de “duration-mismatch” verkleind, maar het fonds wordt wel afhankelijk van de ontwikkeling van de korte rente die het pensioenfonds aan de tegenpartij betaalt. Met een swap kan het pensioenfonds tijdelijk het risico van een verdere rentedaling afdekken. Bij het afsluiten van een swap of een swaption kunnen dus mismatchrisico’s worden afgedekt en worden nieuwe risico’s geïntroduceerd die gepaard gaan met dit soort instrumenten (zoals liquiditeit-, tegenpartij- en juridisch risico).
Jaarverslag 2012
pagina 81 | 110
De samenstelling van de vastrentende waarden (directe beleggingen) naar looptijd is als volgt:
(x € 1.000) Resterende looptijd < 1 jaar Resterende looptijd > 1 en < 5 jaar Resterende looptijd > 5 jaar
31 decem ber 2012 EUR % 60.401 14 192.519 43 193.506 43 446.426 100
31 decem ber 2011 EUR % 53.769 12 173.595 39 218.019 49 445.383 100
De indirecte beleggingen in vastrentende waarden bedragen € 756.594 (2011: € 576.775). Dit betreffen beleggingen in fondsen, waarvan ultimo 2012 € 363.045 (2011: € 247.530) in liquiditeitsfondsen is belegd. De onderliggende activa van deze fondsen hebben naar aard van deze fondsen een kortlopend karakter. Kredietrisico Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het pensioenfonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het pensioenfonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het pensioenfonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het pensioenfonds financiële verliezen lijdt. Beheersing vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het pensioenfonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij hypothecaire geldleningen en het uitlenen van effecten; het hanteren van prudente verstrekkingnormen bij hypothecaire geldleningen. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het pensioenfonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot OTC-derivaten wordt door het pensioenfonds enkel gewerkt met tegenpartijen waarmee (door de vermogensbeheerders of het fonds zelf) ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het pensioenfonds adequaat worden afgedekt door onderpand. Er wordt gebruik gemaakt van dagelijkse waarderingen. In de onderstaande tabel wordt de verdeling van de beleggingen inclusief de onder de passiva verantwoorde derivaten naar sector weergegeven. Met betrekking tot beleggingen in fondsen is geen doorkijkprincipe gehanteerd.
(x € 1.000)
Overheidsinstellingen Beleggingen in fondsen Financiële instellingen
2012
2011
EUR
EUR
273.237
253.061
1.081.924
868.497
169.288
163.136
Handel- en industriële bedrijven
74.024
59.945
Nutsbedrijven
18.692
18.066
Vastgoed Andere instellingen *
46
132
133.175
189.187
1.750.386
1.552.024
* Onder andere instellingen zijn de derivaten opgenomen. Dit betreft voor 2012 € 121.465 en voor 2011 € 149.072. De verdeling naar regio is weergegeven in onderstaande tabel. Met betrekking tot beleggingen in fondsen is geen doorkijkprincipe gehanteerd. De fondsen Vanguard Emerging Markets Stoc Index, PIMCO Emerging INST BD (USD) en PIMCO Emerging Local Bond Fund zijn opgenomen onder ‘Emerging markets’.
Jaarverslag 2012
pagina 82 | 110
(x € 1.000)
Mature markets
2012
2011
EUR
EUR
1.493.841
Emerging markets
1.293.484
256.545
258.540
1.750.386
1.552.024
Beleggingen waarvan de uitgevende partij is gevestigd in Azië (exclusief Japan), Latijns Amerika of Rusland worden gerekend tot de regio ‘Emerging Markets’. Beleggingen uit de beleggingsportefeuille waarvan van uitgevende partijen in overige landen zijn gevestigd, worden gerekend tot beleggingen in ‘mature markets’. Ultimo 2012 is in de beleggingen in ‘mature markets’ inbegrepen directe exposure op Spanje € 22,6 miljoen (2011: € 5,1 miljoen), daarvan betreft € 15,6 miljoen in Spaanse staatsobligaties. De overige € 7 miljoen heeft betrekking op lokale overheden. In de overige PIIGS-landen (Portugal, Ierland, Italië en Griekenland) en Cyprus heeft het fonds ultimo 2012 evenals ultimo 2011 geen beleggingen in staatsobligaties. Ten aanzien van de kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille wordt het volgende overzicht gegeven: (x € 1.000) AAA AA A BBB < BBB Geen rating
31 decem ber 2012 EUR % 260.819 59 122.988 28 22.551 5 27.848 6 5.909 1 6.311 1 446.426 100
31 decem ber 2011 EUR % 287.687 64 48.325 10 20.072 5 7.286 2 11.219 3 70.794 16 445.383 100
Met betrekking tot beleggingen in fondsen (indirecte beleggingen) is geen doorkijkprincipe gehanteerd. Ultimo 2012 betreffen de indirecte beleggingen € 756.594 (2011: € 576.775), waarvan € 363.045 (2011: € 247.230) aan beleggingen in liquiditeitsfondsen. De onderliggende activa van deze fondsen zijn kortlopend van aard en hebben volgens opgave van de vermogensbeheerder veelal een rating van A
Jaarverslag 2012
pagina 83 | 110
Verzekeringtechnische risico De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden (kortleven) en arbeidsongeschiktheid. Langlevenrisico Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van AG-Prognosetafel 2012-2062 met correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. Door gebruik te maken van de nieuwe AG-Prognosetafel 2012-2062 is rekening gehouden met het feit dat de levensverwachting sterker is toegenomen dan was voorzien in de vorige prognosetafel. Het fonds monitoort de toegepaste ervaringssterfte door middel van analyse van het resultaat op langlevenrisico over meerdere jaren. Overlijdensrisico Het overlijdensrisico betekent dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. Het fonds heeft dit risico niet herverzekerd. Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit (“schadereserve”). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek herzien. Het fonds heeft dit risico niet herverzekerd. Toeslagrisico Het fonds kent geen doelgericht toeslagenbeleid. Er is geen ambitie om jaarlijks een toeslag te verlenen op de pensioenrechten en pensioenaanspraken. Het fonds kent voor een eventuele toeslag verlening geen maatstaf. Zowel de toekenning als de hoogte van een eventuele toeslag is afhankelijk van een beslissing van het bestuur. De toeslagverlening is voorwaardelijk en afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds. Er is geen geld gereserveerd voor toekomstige toeslagverlening. Er bestaat daarom geen recht op de toeslagen en het is ook voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre toeslagverlening zal plaatsvinden. Het bestuur van het fonds stelt jaarlijks het eventuele toeslagpercentage vast. Voor de toeslagen voor de actieven als ook de inactieven in de prepensioenregeling geldt dat maximaal de loonindex (CAO lonen in de bedrijfstak) kan worden toegekend. Voor de inactieven en pensioengerechtigden geldt dat maximaal de prijsindex (CPI afgeleid) kan worden toegekend. Samenvattend kan worden gesteld dat het toeslagbeleid van het fonds te typeren is conform de toeslagcategorie B van de toeslagenmatrix zoals gepubliceerd door DNB en het ministerie van SZW. Naast het bovenstaande kan het bestuur indien de bestemmingsreserve, die bij de fusie is vastgesteld, hiervoor toereikend is op basis van het onderstaande beleidskader besluiten om de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden per 31 december 2010 van BPF Snoep een aanvulling te geven op deze toeslag. Deze aanvullende toeslag zal gelden over de tot 31 december 2010 opgebouwde aanspraken van deze (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. Op het moment dat de bestemmingsreserve nihil bedraagt, maar uiterlijk op 1 januari 2016, na rekening gehouden te hebben met een eventuele aanvulling per 1 januari 2016, zal deze aanvullende toeslag niet meer worden verleend.
Jaarverslag 2012
pagina 84 | 110
Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen, waaronder derivaten, niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico wordt beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er wordt eveneens rekening gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Concentratierisico Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen, moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Dit betreft per 31 december 2012 de volgende posten: (x € 1.000)
2012
2011
EUR
EUR
Zakelijke waarden World opportunities Equity Alloc Fund Vanguard Emerging Markets IND
133.661
126.056
98.845
83.507
Vastrentende waarden PIMCO Euro Real Return Fund
157.951
133.645
PIMCO Emerging INST BD (USD)
40.075
44.819
Bundesrepublik Deutschland
67.471
93.135
Pimco Global High Yield Bond Fund
78.282
56.358
PIMCO Emerging Local Bond Fund
117.240
73.723
France (Govt of) Inst Liquidity Fund EUR Agency
67.455
83.374
268.690
183.550
BNY Mellon Euro Liquidity Fund
-
58.076
Koninkrijk der Nederlanden
36.311
57.711
BNP Insticash Corp Euro Fund
91.331
-
92.778
88.681
Overige beleggingen Multi-Strategy Fund Offshore Euro
In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Een portefeuille van leningen die sterk sectorgebonden is, kan door deze sectorconcentratie een verhoogd risico lopen. Indien aandelen in dezelfde sector worden aangehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico.
Jaarverslag 2012
pagina 85 | 110
Actief beheerrisico (S10) Het fonds kiest voor actief beheer wanneer er gegronde redenen zijn om daar een meerwaarde van te verwachten. Waar dat niet het geval is, wordt voor een passieve oplossing gekozen. Vandaar dat voor die delen van de portefeuille waarbij sprake is van actief beheer, in aanvulling op het standaardmodel van DNB, een aanvullende buffer S10 wordt aangehouden. Basis voor de berekening van deze buffer is de notitie die Minister Kamp aan de Tweede Kamer heeft gestuurd in het kader van het pensioenakkoord. In dit document wordt uitgegaan van een methodiek waarbij gebruik gemaakt wordt van de tracking error. In afwijking van de in het document van Minister Kamp beschreven methodiek wordt niet alleen gerekend voor een opslag voor actief beheer voor de categorie aandelen (beursgenoteerd), maar houdt het fonds ook rekening met het actief beheer voor de categorie vastrentende waarden. De hoogte van de buffer wordt hierbij afgeleid van de tracking error, die de mate van afwijking aangeeft tussen het rendement op de betreffende beleggingsportefeuilles en het rendement op een benchmarkportefeuilles. Overige niet-financiële risico’s Operationeel risico Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden door het pensioenfonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles, kwaliteit geautomatiseerde systemen, enzovoorts. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het bestuur. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert waardoor beleggingen van het pensioenfonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het pensioenfonds niet beheersbaar.
Specifieke financiële instrumenten (derivaten) Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt tevens gebruikgemaakt van financiële derivaten. Als hoofdregel geldt, dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen (limieten) te bevinden. Het fonds gebruikt derivaten hoofdzakelijk om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken. Een van de belangrijkste risico’s bij derivaten is het kredietrisico. Dit is het risico dat tegenpartijen niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met te goeder naam en faam bekend staande partijen. Bovendien geldt dat zoveel mogelijk wordt gewerkt met onderpand. Gebruik kan worden gemaakt van onder meer de volgende instrumenten: Futures: dit zijn standaard beursgenoteerde instrumenten waarmee snel posities kunnen worden gewijzigd. Futures worden gebruikt voor het tactische beleggingsbeleid. Tactisch beleggingsbeleid is slechts zeer beperkt mogelijk binnen de grenzen van het strategische beleggingsbeleid. Valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico’s afgedekt. Rentederivaten: dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het uitwisselen van rentebetalingen over een nominale hoofdsom. Door middel van swaps kan het fonds de rentegevoeligheid van de portefeuille beïnvloeden.
Jaarverslag 2012
pagina 86 | 110
De posities op balansdatum zijn als volgt te specificeren: 2012 (x € 1.000) Type contract
Instrum ent
FFX forw ard Rentederivaten Kredietderivaten
Diverse currency Sw aps / Intrest rate / Futures Credit default sw aps / Inflatition contracts
Actuele w aarde Activa EUR
Actuele w aarde Passiva EUR
Onderliggende w aarden EUR
1.373 126.906
1.081 5.301
141.657 1.162.105
202 128.481
634 7.016
26.702 1.330.464
2011 (x € 1.000) Type contract
Instrum ent
FFX forw ard Rentederivaten Kredietderivaten
Diverse currency Sw aps / Intrest rate / Futures Credit default sw aps
Jaarverslag 2012
Actuele w aarde Activa EUR 823 166.227 2.746 169.796
Actuele w aarde Passiva EUR 5.696 11.129 3.899 20.724
Onderliggende w aarden EUR 279.574 1.380.883 154.375 1.814.832
pagina 87 | 110
7.6
Toelichting op de staat van baten en lasten
(x € 1.000)
De omzet zijnde de premie en de directe beleggingsopbrengsten bedraagt:
7.6.1
2012
2011
EUR
EUR
83.093
89.431
Premiebijdragen risico pensioenfonds
(x € 1.000)
2012
2011
EUR
EUR
Werkgevers- en w erknemersgedeelte Verplichte verzekering Aanvullende verzekering Vrijw illige verzekering
42.567
44.637
2.499
3.481
192
132
45.258
48.250
Koopsommen
775
525
Mutaties inzake voorziening premievorderingen
101
76
-80
-79
Afschrijving premievorderingen Bijdragen spaarfonds voor gemoedsbezw aarden
-
-6
46.054
48.766
De kostendekkende, gedempte en feitelijke premie volgens artikel 130 van de Pensioenwet zijn als volgt: (x € 1.000)
2012
2011
EUR
EUR
De kostendekkende premie over het boekjaar bedraagt
52.350
47.216
De feitelijke premie over het boekjaar bedraagt (exclusief premie oude jaren)
47.109
48.250
De gedempte premie over het boekjaar bedraagt
42.225
43.027
Het pensioenfonds mag op grond van de Pensioenwet, een gedempte kostendekkende premie hanteren waaraan de feitelijke premie getoetst wordt. Daarnaast heeft het pensioenfonds ook een kostendekkende premie voor de inkoop van de pensioenaanspraken. Het pensioenfonds gaat in het beleid voor de gedempte kostendekkende premie uit van een gestabiliseerde rentevoet gebaseerd op een voortschrijdend gemiddelde van de rentetermijnstructuur per 30 september over de 5 voorafgaande jaren. De gemiddelde rekenrente van de op deze wijze vastgestelde gedempte kostendekkende premie is voor 2012 3,7%. De feitelijke premie is in 2012 hoger dan de gedempte premie.
Jaarverslag 2012
pagina 88 | 110
De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate verantwoord. De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt: (x € 1.000)
Actuarieel benodigde premie
2012
2011
EUR
EUR
43.592
38.556
Opslag voor uitvoeringskosten
3.440
3.377
Opslag voor instandhouden eigen vermogen
5.318
5.283
52.350
47.216
De samenstelling van de gedempte premie is als volgt: (x € 1.000)
Actuarieel benodigde premie
2012
2011
EUR
EUR
34.568
34.872
Opslag voor uitvoeringskosten
3.440
3.377
Opslag voor instandhouden eigen vermogen
4.217
4.778
42.225
43.027
7.6.2
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
2012
Directe
Indirecte
Kosten van
Totaal
beleggings-
beleggings-
opbrengsten
opbrengsten
EUR
EUR
5
-5
-
-
8.273
40.369
-1.670
46.972
Vastrentende w aarden
19.242
63.187
-6.528
75.901
Derivaten
10.356
71.795
-
82.151
-41
4.826
-
4.785
Vastgoedbeleggingen Aandelen
Overige beleggingen
verm ogensbeheer EUR
EUR
Advieskosten inzake vermogensbeheer
-
-
-337
-337
37.835
180.172
-8.535
209.472
Ten aanzien van indirecte beleggingen (beleggingen in fondsen) geldt dat rendementen met de direct toe te rekenen beleggingskosten zijn verlaagd. In de jaarrekening wordt derhalve voor deze posities het netto rendement getoond. Voor zover kosten direct in rekening zijn gebracht bij het pensioenfonds, worden deze separaat getoond als aftrekpost op de directe beleggingsopbrengsten.
Jaarverslag 2012
pagina 89 | 110
2011
Directe
Indirecte
beleggings-
beleggings-
opbrengsten
opbrengsten
EUR
EUR
EUR
20
-55
-
-35
6.851
-25.527
-1.299
-19.975
Vastrentende w aarden
20.509
18.127
-5.198
33.438
Derivaten
13.684
124.666
-
138.350
117
7.622
-
7.739
Vastgoedbeleggingen Aandelen
Overige beleggingen
Kosten van
Totaal
verm ogensbeheer EUR
Advieskosten inzake vermogensbeheer
Jaarverslag 2012
-
-
-135
-135
41.181
124.833
-6.632
159.382
pagina 90 | 110
7.6.3
Uitkeringen uit hoofde van herverzekering
(x € 1.000)
Uitkeringen uit hoofde van herverzekering
7.6.4
2012
2011
EUR
EUR
103
94
2012
2011
EUR
EUR
Overige baten
(x € 1.000)
Schikking Koraal en PF Dutch Vrijval depot uit hoofde van afvloeiingsregeling Toekenning VPL-aanspraken Overige
-
146
2.046
99 -
21
-
2.067
245
In 2012 zijn aan deelnemers uit hoofde van de VPL regeling aanspraken verleend. De inkoopwaarde van deze aanspraken, inclusief solvabiliteitsopslag, bedroeg € 2.046. Dit bedrag is ten laste van de overige voorzieningen gebracht. In 2012 is een vergoeding ontvangen ad € 21 duizend van Syntrus Achmea voor een nabestaandenpensioen waarvoor in het verleden onterecht geen aanspraken waren geboekt. In de schikkingsovereenkomst inzake de claim van Koraal Holding B.V. is het door het fonds te betalen bedrag vastgesteld op € 99 duizend. In 2010 was een bedrag als last opgenomen van € 245 duizend. Het teveel geraamde bedrag is in 2011 als bate opgenomen. In 2011 heeft het bestuur besloten het werkgeversdepot uit hoofde van afvloeiingsregeling op te heffen. Het restsaldo ad € 99 duizend valt vrij ten gunste van het fonds.
7.6.5
Pensioenuitkeringen
(x € 1.000)
Ouderdomspensioen Nabestaandenpensioen Wezenpensioen Prepensioen
2012
2011
EUR
EUR
28.146
25.423
7.067
6.950
160
162
7.842
11.833
695
602
Overige uitkeringen Afkopen w egens gering bedrag bij ingang pensioen Massale afkoop slapers w egens gering bedrag
4.124
-
48.034
44.970
De post overige uitkeringen betreft de afkoop van pensioenen die lager zijn dan € 438,44 (2011: € 427,29) per jaar (de afkoopgrens) overeenkomstig de Pensioenwet (artikel 66). In 2012 heeft een afkoopactie voor pensioenen met een gering bedrag plaatsgevonden.
Jaarverslag 2012
pagina 91 | 110
7.6.6
Pensioenuitvoeringskosten
(x € 1.000)
Bestuurskosten
2012
2011
EUR
EUR
212
136
2.923
2.944
Administratiekostenvergoeding afrekening voorgaand jaar
-625
280
Administratiekostenvergoeding huidig jaar Controle- en advieskosten (excl. accountantskosten)
397
510
Accountantskosten
200
139
Contributies en bijdragen
127
137
Incassokosten
-1
-17
Overig
91
55
3.324
4.184
In 2012 zijn de administratiekosten over 2011 afgerekend, dit heeft geleid tot een creditering van € 625. Bestuurdersbeloning De beloning aan bestuurders bedraagt in 2012 € 178 (2011: € 112). Personeel Het fonds heeft zowel in 2012 als in 2011 geen personeel in dienst. De beheeractiviteiten worden op basis van een uitvoeringsovereenkomst verricht door personeel in dienst van Syntrus Achmea Pensioenbeheer dan wel vermogensbeheerder. Honoraria accountant De externe accountant is Ernst & Young Accountants LLP. Op grond van artikel 382a Titel 9 Boek 2 BW is de vermelding van de honoraria van de accountant als volgt: (x € 1.000)
Controle van de jaarrekening en verslagstaten Andere niet-controlediensten
2012
2011
EUR
EUR
140
122
60
17
200
139
De controle van de jaarrekening en verslagstaten omvat de wettelijke controle van de statutaire jaarrekening, verslagstaten, normportefeuille en Z-score. Andere niet-controlediensten in 2012 betreft een onderzoek naar Uniforme Pensioenoverzichten en afronding van het conversieonderzoek, dat gestart is in 2011. In 2011 betreft dit het onderzoek inzake de conversie van de pensioenadministratie.
7.6.7
Pensioenopbouw
(x € 1.000)
Pensioenopbouw
Jaarverslag 2012
2012
2011
EUR
EUR
42.737
37.800
pagina 92 | 110
7.6.8
Toeslagverlening
Het pensioenfonds heeft in 2012 geen toeslag verleend.
7.6.9
Inkoop uit hoofde van VPL-regeling
(x € 1.000)
Inkoop onvoorw aardelijke pensioenrechten
2012
2011
EUR
EUR
1.824
-
1.824
-
7.6.10 Rentetoevoeging
(x € 1.000)
2012
2011
EUR
EUR
22.469
16.173
2012
2011
EUR
EUR
-47.665
-43.414
2012
2011
EUR
EUR
-953
-880
Interesttoevoeging voorziening pensioenverplichtingen tegen rekenrente 1,544 % (2011: 1,296%)
7.6.11 Onttrekking voor pensioenuitkeringen
(x € 1.000)
Onttrekking uit de voorziening pensioenverplichtingen en pensioenuitkeringen
7.6.12 Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten
(x € 1.000)
Vrijval excassokosten voorziening voor pensioenverplichtingen Toevoeging aan technische voorziening in verband met kosten voorziening
Jaarverslag 2012
855
756
-98
-124
pagina 93 | 110
7.6.13 Wijziging marktrente
(x € 1.000)
2012
2011
EUR
EUR
93.276
200.148
2012
2011
EUR
EUR
De voorziening pensioenverplichtingen w ordt gew aardeerd op basis van de rentetermijnstructuur
7.6.14 Wijziging overige actuariële uitgangspunten
(x € 1.000)
Verzw aring overlevingstafels en aanpassing ervaringssterfte
8.384
-
De waardering van de technische voorzieningen wordt vastgesteld met behulp van schattingen en aannames. De belangrijkste schattingen betreffen de bepaling van de levensverwachting, de fondsspecifieke ervaringssterfte en de kostenopslag. Inherent aan schattingen, zoals voor de ervaringssterfte, is dat deze onnauwkeurigheid kunnen bevatten en dienaangaande op een later moment op basis van meer recente informatie bijgesteld moeten worden. De voorziening voor pensioenverplichtingen kan hierdoor hoger of lager uitkomen. Het pensioenfonds monitoort jaarlijks de resultaten op langleven en kosten ter toetsing van de inschatting.
7.6.15 Saldo overdrachten van rechten
(x € 1.000)
2012
2011
EUR
EUR
Saldo overdrachten van rechten Inkomende w aardeoverdrachten individueel Inkomende w aardeoverdrachten collectief Uitgaande w aardeoverdrachten individueeel Uitgaande w aardeoverdrachten collectief
-539
-1.282
-
-73.847
2.535
1.554
112
1.367
2.108
-72.208
Toevoeging aan de technische voorzieningen
810
69.448
Onttrekking aan de technische voorzieningen
-3.086
-3.084
Totaal overige resultaten
-2.276
66.364
-168
-5.844
Subtotaal Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
Saldo overdracht van rechten
Het saldo inkomende waardeoverdrachten collectief 2011 betreft de inkomende collectieve waardeoverdracht van Perfetti-Van Melle. Het saldo uitgaande waardeoverdrachten collectief van zowel 2012 als 2011 betreft de uitgaande collectieve waardeoverdracht van Ahold Coffee Company.
Jaarverslag 2012
pagina 94 | 110
7.6.16 Overige mutatie voorziening pensioenverplichtingen
(x € 1.000)
2012
2011
EUR
EUR
Kanssystem en Resultaat op sterfte
-2.516
-2.822
Resultaat op mutaties
2.664
-4.185
148
-7.007
Totaal overige w ijzigingen in de technische voorzieningen
7.6.17 Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen
(x € 1.000)
Mutatie technische voorziening herverzekeraar
2012
2011
EUR
EUR
-125
-170
-125
-170
2012
2011
EUR
EUR
2
-2
2
-2
7.6.18 Mutatie overige technische voorziening
(x € 1.000)
Mutatie spaarfonds gemoedsbezw aarden
7.6.19 Mutatie overige voorzieningen
(x € 1.000)
2012
2011
EUR
EUR
-22
-31
-22
-31
Voorziening nakomende verplichtingen Mutatie voorziening voor nakomende verplichtingen
De mutatie overige voorzieningen ad -/-€ 22 sluit niet aan met de mutatie overige voorzieningen in de balans ad € 6.733, het verschil ad € 6.755 betreft de mutatie van de voorziening VPL-regeling. De mutatie van de voorziening VPL-regeling is toegelicht in 7.4.3 Grondslagen voor balanswaardering en resultaatbepaling in de paragraaf “Presentatiewijzigingen”.
Jaarverslag 2012
pagina 95 | 110
7.6.20 Overige lasten
(x € 1.000)
Dotatie aan overige voorzieningen uit hoofde van rendementstoekenning 2012 Dotatie aan overige voorzieningen uit hoofde van in 2011 ontvangen VPL premie
2012
2011
EUR
EUR
703
-
2.400
-
3.103
-
Utrecht, 20 juni 2013
mevrouw L.F.A.M. Jansen
de heer L.J.L. Dekker
Voorzitter
Secretaris
Jaarverslag 2012
pagina 96 | 110
8 Overige gegevens 8.1
Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten
Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de statuten van het fonds. Het voorstel resultaatbestemming 2012 is opgenomen in de paragraaf van de staat van baten en lasten in de jaarrekening. Verslaggevingregels kennen twee varianten voor de behandeling van het resultaat boekjaar in de balans: voor resultaatbestemming en na resultaatbestemming. Vanaf dit jaar wordt de balans opgemaakt na resultaatbestemming. Dit betekent dat het saldo van baten en lasten, zoals blijkend uit de staat van baten en lasten, conform voorstel verwerkt is in de verschillende componenten van het eigen vermogen. De ter vergelijking opgenomen cijfers zijn aangepast.
8.2
Gebeurtenissen na balansdatum
Er hebben zich geen relevante gebeurtenissen na balansdatum voorgedaan.
Jaarverslag 2012
pagina 97 | 110
8.3
Actuariële verklaring
Opdracht Door Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie te Amsterdam is aan Towers Watson Netherlands B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2012. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn "Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen" heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: • heb ik onder meer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld;en • heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk vereist eigen vermogen, maar niet lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een reservetekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van artikel 132. De vermogenspositie van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie is naar mijn mening niet voldoende, vanwege het reservetekort. Apeldoorn, 20 juni 2013 R. Kruijff AAG Jaarverslag 2012
pagina 98 | 110
8.4
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Aan: Het bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie te Amsterdam gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2012 en de staat van baten en lasten over 2012 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financi e verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel betreffende de jaarrekening Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie per 31 december 2012 en van het resultaat over 2012 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Utrecht, 20 juni 2013 Ernst & Young Accountants LLP w.g. N.M. Pul PA.
Jaarverslag 2012
pagina 99 | 110
Bijlage kenmerken regelingen Kenmerken pensioenregeling geboren op of na 1 januari 1950 De pensioenregeling die geldt voor alle werknemers geboren op of na 1 januari 1950, heeft de volgende kenmerken: Regeling
Middelloonregeling.
Deelnemer
De deelnemer als bedoeld in artikel 6, lid 1, sub a - d van de statuten van het fonds.
Toetredingsleeftijd
De deelneming vangt aan bij indiensttreding bij een aangesloten werkgever, ongeacht de leeftijd.
Pensioenleeftijd
De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 65 jaar
Loon
Onder loon wordt verstaan:
wordt. het in de maand uitbetaalde schaalsalaris; vakantietoeslag; vriestoeslag; 5 uur functiegebonden regelmatig gewerkte overuren per week; meeruren; diplomatoeslag; persoonlijke toeslag; contractueel vastgestelde jaarlijkse uitkering; prestatiepremie; ploegentoeslag; sprongvergoeding; overwerktoeslag; afbouwregelingtoeslag; roostertoeslag meeruren; verschoven uren; consignatie; slaapuren; toeslag voor arbeid op ongunstige uren. Het loon is gemaximeerd. Per 1 januari 2012 bedraagt het maximum 55.479 euro. Pensioengrondslag
De pensioengrondslag is gelijk aan het loon verminderd met een franchise.
Franchise
De franchise wordt door het bestuur vastgesteld en bedraagt per 1 januari 2012 13.143 euro. De franchise bedraagt ten minste het fiscale minimum zoals genoemd in de Wet op de loonbelasting 1964.
Premie
De premie bedraagt een percentage van de pensioengrondslag. De premie bedroeg per 1 januari 2012 25,1% van de pensioengrondslag en per 1 april 2012 28% van de pensioengrondslag
Ouderdomspensioen
2,2% van de pensioengrondslagen in de betreffende deelnemersjaren.
Partnerpensioen
de werknemer heeft zijn nabestaande recht op een partnerpensioen van 70% van het bereikbare ouderdomspensioen. Het partnerpensioen is verzekerd op risicobasis. Bij uitdiensttreding of pensionering kan een partnerpensioen worden verkregen door uitruil van een deel van het het ouderdomspensioen in partnerpensioen, tenzij de werknemer en zijn of haar partner hiervan willen afwijken.
Wezenpensioen
14% van het te bereiken ouderdomspensioen. Wezen van wie beide ouders zijn overleden, hebben recht op 28% van het te bereiken ouderdomspensioen.
Toeslagen
Het fonds kent geen doelgericht toeslagenbeleid. Er is geen ambitie om jaarlijks een toeslag te verlenen op de pensioenrechten en pensioenaanspraken. Het fonds kent voor een eventuele toeslag verlening geen maatstaf. Zowel de toekenning als de hoogte van een eventuele toeslag is afhankelijk van een beslissing van het bestuur.
Jaarverslag 2012
pagina 100 | 110
Premievrijstelling bij
De premievrijstelling is volgens de onderstaande tabel afhankelijk van de
arbeidsongeschiktheid
mate van arbeidsongeschiktheid: Mate arbeidsongeschiktheid
Voortzetting pensioenopbouw
0-35%
0%
35-45%
40%
45-55%
50%
55-65%
60%
65-80%
72,5%
80-100%
100%
Bij aanvang van de premievrije deelneming wordt de laatste pensioengrondslag vóór arbeidsongeschiktheid gehanteerd. Deze pensioengrondslag wordt jaarlijks aangepast conform de algemene verhogingen van de lonen krachtens de CAO.
Kenmerken pensioenregelingen geboren voor 1950. Voor deze regelingen vindt geen opbouw meer plaats.
Kenmerken prepensioen voormalig Pensioenfonds Snoep
Deelnemer
De deelnemer als bedoeld in artikel 6, lid 1, sub a en onder b van de
Toetredingsleeftijd prepensioen
De deelneming vangt aan op de datum van
statuten van het fonds, geboren op of ná 1 januari 1936. indiensttreding bij een aangesloten werkgever, op grond van de arbeidsovereenkomst, doch niet voor het bereiken van de 25-jarige leeftijd. Normpensioendatum
De eerste dag van de maand, waarin de (gewezen) deelnemer 61 jaar
Pensioengrondslag
Het loon over de gewerkte dagen, vakantie- en snipperdagen inclusief
wordt. vakantietoeslag, toeslagen, overwerkgeld en aanvulling op ziekengeld c.q. doorbetaling bij ziekte (loon SV). Deze pensioengrondslag wordt gemaximeerd op een jaarlijks door het bestuur vast te stellen maximum. Prepensioen
Het jaarlijks prepensioen bedraagt met ingang van 1 januari 2000 2,223% van de pensioengrondslag voor het betreffende jaar. In dit percentage is het verbruggingspensioen opgenomen. Het overbruggingspensioen wordt gedurende de deelnemingsperiode opgebouwd.
Toeslagen
Het fonds kent geen doelgericht toeslagenbeleid. Er is geen ambitie om jaarlijks een toeslag te verlenen op de pensioenrechten en pensioenaanspraken. Het fonds kent voor een eventuele toeslag verlening geen maatstaf. Zowel de toekenning als de hoogte van een eventuele toeslag is afhankelijk van een beslissing van het bestuur.
Tijdelijk ouderdomspensioen voormalig Pensioenfonds Koek
Deelnemer Toetredingsleeftijd prepensioen
De deelnemer als bedoeld in artikel 1.2 van het reglement. De deelneming vangt aan op de datum van indiensttreding bij een aangesloten werkgever, ongeacht de leeftijd.
TOP-datum
De eerste dag van de maand, waarin de (gewezen) deelnemer 61 jaar wordt.
Jaarverslag 2012
pagina 101 | 110
Loon
Onderscheid wordt gemaakt tussen vast en variabel loon. Onder vast loon wordt verstaan: functieloon, waarderingspremie, vriestoeslag, vakantietoeslag, 5 uur functiegebonden regelmatig gewerkte overuren, diplomatoeslag en contractueel vastgestelde jaarlijkse uitkering. Het vaste loon is gemaximeerd. Onder variabel loon wordt verstaan de volgende loonbestanddelen: prestatiepremie, ploegentoeslag, sprongvergoeding, overwerktoeslag, meeruren, verschoven uren, consignatie en toeslag voor arbeid op ongunstige uren.
Pensioengrondslagen
Pensioengrondslag I is gelijk aan het vaste loon minus een franchise. Pensioengrondslag II is gelijk aan het variabele loon. Hierop wordt geen franchise in mindering gebracht. Beide grondslagen worden op 1 januari van het kalenderjaar vastgesteld.
Franchise
De franchise wordt jaarlijks aangepast op basis van de ontwikkeling van
Premie
De premie bedraagt een percentage van de som van het vaste en
Opbouw
Het op te bouwen jaarlijkse TOP bedraagt:
de CAO-lonen in de bedrijfstak. variabele loon. - 1,75% van de laatste vastgestelde pensioengrondslag I over alle deelnemersjaren (= eindloonregeling), én - 1,75% van de som van de pensioengrondslagen II (= middelloonregeling). De totale aanspraak is de som van de aanspraken in de TOP-regeling. Deze aanspraak wordt aangevuld met het overbruggingspensioen (zie hierna). Toeslag gemiste opbouwjaren
Voor de onderhavige deelnemers, die vanaf 1 januari 1997 onafgebroken
prepensioen januari
deelnemer zijn gebleven tot de TOP-datum dan wel eerdere ingangsdatum TOP, kon een toeslag gemiste opbouwjaren prepensioen worden toegekend op de ingangsdatum TOP door middel van een daartoe strekkend besluit door het bestuur.
Overbruggingspensioen (OBP)
Bij de opbouw van het prepensioen wordt rekening gehouden met het ontbreken van de AOW-uitkering. De AOW-uitkering start namelijk pas vanaf de leeftijd van 65 jaar. Om het ontbreken van een AOW-uitkering tijdens het ontvangen van de TOP te compenseren is er een overbruggingspensioen. Het overbruggingspensioen gaat net als het prepensioen in bij het bereiken van de 61-jarige leeftijd en loopt door tot de leeftijd van 65 jaar. De hoogte van het overbruggingspensioen is net als de hoogte van het prepensioen afhankelijk van de diensttijd van de werknemer. Voor ieder dienstjaar wordt 2,5% van de laatstelijk vastgestelde franchise, met een maximum van 100% (2,5 x 40), opgebouwd.
Toeslag gemiste opbouwjaren
Voor de onderhavige deelnemers, die vanaf 1 januari 1997 of latere aanvangsdatum aan de regeling inzake prepensioen onafgebroken deelnemer zijn gebleven tot de TOP-datum, dan wel eerdere ingangsdatum TOP, kan een toeslag gemiste opbouwjaren overbruggingspensioen worden toegekend op de ingangsdatum TOP door middel van een daartoe strekkend besluit door het bestuur.
Toeslagen
Het fonds kent geen doelgericht toeslagenbeleid. Er is geen ambitie om jaarlijks een toeslag te verlenen op de pensioenrechten en pensioenaanspraken. Het fonds kent voor een eventuele toeslag verlening geen maatstaf. Zowel de toekenning als de hoogte van een eventuele toeslag is afhankelijk van een beslissing van het bestuur.
Jaarverslag 2012
pagina 102 | 110
Ouderdomspensioen voormalig Pensioenfonds Snoep
Regeling
Opbouwregeling.
Deelnemer
De deelnemer als bedoeld in artikel 6, lid 1, sub a -d van de statuten van het fonds.
Toetredingsleeftijd
De deelneming vangt aan bij indiensttreding bij een aangesloten werkgever, doch niet voor het bereiken van de 25-jarige leeftijd.
Pensioendatum
De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 65 jaar wordt.
Loon
Het loon over de gewerkte dagen inclusief vakantietoeslag en overige toeslagen zoals overwerk. Het loon is gebaseerd op het gemaximeerde CSV-loon.
Pensioengrondslag
De pensioengrondslag is gelijk aan het loon.
Ouderdomspensioen
0,4% van het loon per jaar tot 70% van het maximumloon respectievelijk 1,35% van het eventuele loongedeelte boven 70% van het maximum. Voor deelnemers van tenminste 57 jaar en ouder gold tot 1 juni 2004 dubbele pensioenopbouw tot uiterlijk de leeftijd van 61 jaar.
Partnerpensioen
Het partnerpensioen bedraagt 75% van het maximaal op te bouwen ouderdomspensioen. Er is sprake van kapitaalopbouw inzake partnerpensioen. Het partnerpensioen kan op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen worden uitgeruild voor verhoging van het ouderdomspensioen.
Tijdelijk nabestaandenpensioen
Het tijdelijk partnerpensioen bedraagt 17,5% van het ouderdomspensioen waarvan het nabestaandenpensioen is afgeleid, voor nabestaanden van de tijdens het deelnemerschap overleden deelnemers (risicoregeling tijdens deelnemerschap). Dit tijdelijk pensioen wordt tot uiterlijk de 65-jarige leeftijd van de nabestaande uitgekeerd.
Wezenpensioen
15% van het bereikbare ouderdomspensioen.
Premievrijstelling bij
De premievrijstelling is volgens de onderstaande tabel afhankelijk van de
arbeidsongeschiktheid (WAO)
mate van arbeidsongeschiktheid: Mate arbeidsongeschiktheid
Voortzetting pensioenopbouw
15-25%
20%
25-35%
30%
35-45%
40%
45-65%
50%
65% of meer
100%
Premievrijstelling bij
De premievrijstelling is volgens de onderstaande tabel afhankelijk van de
arbeidsongeschiktheid (WIA)
mate van arbeidsongeschiktheid: Mate arbeidsongeschiktheid
Voortzetting pensioenopbouw
0-35%
0%
35-45%
40%
45-55%
50%
55-65%
60%
65-80%
72,5%
80-100%
100%
Bij aanvang van de premievrije deelneming wordt de laatste pensioengrondslag vóór arbeidsongeschiktheid gehanteerd. Deze pensioengrondslag kan jaarlijks op grond van een daartoe uitdrukkelijk door het bestuur genomen besluit worden verhoogd of verlaagd met hetzelfde percentage waarmee de salarissen volgens de CAO zijn gewijzigd.
Jaarverslag 2012
pagina 103 | 110
Toeslagen
Het fonds kent geen doelgericht toeslagenbeleid. Er is geen ambitie om jaarlijks een toeslag te verlenen op de pensioenrechten en pensioenaanspraken. Het fonds kent voor een eventuele toeslag verlening geen maatstaf. Zowel de toekenning als de hoogte van een eventuele toeslag is afhankelijk van een beslissing van het bestuur.
Ouderdomspensioen voormalig Pensioenfonds Koek
Regeling
Eindloon- c.q. middelloonregeling.
Deelnemer
De deelnemer als bedoeld in artikel 6, lid 1, sub a - d van de statuten van het fonds.
Toetredingsleeftijd
De deelneming vangt aan bij indiensttreding bij een aangesloten werkgever, ongeacht de leeftijd.
Pensioenleeftijd
De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 65 jaar
Loon
Onderscheid wordt gemaakt tussen vast en variabel loon. Onder vast loon
wordt. (loon I) wordt verstaan: functieloon, waarderingspremie, vriestoeslag, vakantietoeslag, 5 uur functiegebonden regelmatig gewerkte overuren, diplomatoeslag en contractueel vastgestelde jaarlijkse uitkering. Het vaste loon is gemaximeerd. Onder variabel loon (loon II) wordt verstaan de volgende loonbestanddelen: prestatiepremie, ploegentoeslag, sprongvergoeding, overwerktoeslag, meeruren, verschoven uren, consignatie en toeslag voor arbeid op ongunstige uren. Pensioengrondslagen
Pensioengrondslag I is gelijk aan het vaste loon verminderd met een franchise. Pensioengrondslag II is gelijk aan het variabele loon. Hierop wordt geen franchise in mindering gebracht. Beide grondslagen worden op 1 januari van het kalenderjaar vastgesteld.
Franchise
De franchise wordt jaarlijks aangepast op basis van de ontwikkeling van de
Premie
De premie bedraagt een percentage van de som van pensioengrondslagen
Opbouw
Het op te bouwen jaarlijks ouderdomspensioen bedraagt:
CAO-lonen in de bedrijfstak. I en II. - 1,75% van de laatste vastgestelde pensioengrondslag I over alle deelnemersjaren (= eindloonregeling), én - 1,75% van de som van de pensioengrondslagen II (= middelloonregeling). De totale aanspraak is de som van de aanspraken in de eindloon- en middelloonregeling. Partnerpensioen
In deze pensioenregeling bestaat het partnerpensioen uit twee delen. Bij het overlijden van de werknemer heeft zijn nabestaande recht op een partnerpensioen van 56% van het bereikbare ouderdomspensioen. Daarnaast heeft de nabestaande recht op een tijdelijk partnerpensioen van 14% van het bereikbare ouderdomspensioen. Het tijdelijk partnerpensioen loopt door tot de nabestaande de leeftijd van 65 jaar bereikt. Het partnerpensioen is verzekerd op risicobasis. Bij uitdiensttreding of pensionering kan een partnerpensioen verkregen worden door uitruil van een deel van het ouderdomspensioen in partnerpensioen verkregen door een uitruil van een deel van het ouderdomspensioen in partnerpensioen, tenzij de werknemer en zijn of haar partner hiervan willen afwijken.
Wezenpensioen
14% van het te bereiken ouderdomspensioen. Volle wezen, waarvan beide ouders zijn overleden, hebben recht op 28% van het te bereiken ouderdomspensioen.
Jaarverslag 2012
pagina 104 | 110
Voorwaardelijke toeslagen
Het fonds kent geen doelgericht toeslagenbeleid. Er is geen ambitie om jaarlijks een toeslag te verlenen op de pensioenrechten en pensioenaanspraken. Het fonds kent voor een eventuele toeslag verlening geen maatstaf. Zowel de toekenning als de hoogte van een eventuele toeslag is afhankelijk van een beslissing van het bestuur.
Premievrijstelling bij
De premievrijstelling is volgens de onderstaande tabel afhankelijk van de
arbeidsongeschiktheid (WAO en WIA)
mate van arbeidsongeschiktheid: Mate arbeidsongeschiktheid
Voortzetting pensioenopbouw
15-25%
20%
25-35%
30%
35-45%
40%
45-65%
50%
65% of meer
100%
Bij aanvang van de premievrije deelneming wordt de laatste pensioengrondslag vóór arbeidsongeschiktheid gehanteerd. Deze pensioengrondslag wordt jaarlijks aangepast conform de algemene verhogingen van de lonen krachtens de CAO. Als een deelnemer arbeidsongeschikt wordt volgens de WIA, geldt de navolgende tabel: Mate arbeidsongeschiktheid
Toeslagen
Voortzetting pensioenopbouw
0-35%
0%
35-45%
40%
45-55%
50%
55-65%
60%
65-80%
72,5%
80-100%
100%
Het fonds kent geen doelgericht toeslagenbeleid. Er is geen ambitie om jaarlijks een toeslag te verlenen op de pensioenrechten en pensioenaanspraken. Het fonds kent voor een eventuele toeslag verlening geen maatstaf. Zowel de toekenning als de hoogte van een eventuele toeslag is afhankelijk van een beslissing van het bestuur.
Jaarverslag 2012
pagina 105 | 110
Bijlage Begrippenlijst Aandelen Bewijs van eigendom in een onderneming. Sommige aandelen zijn via de beurs te kopen of te verkopen. Als de onderneming winst uitkeert heet dat dividend. Op aandelen kan het fonds daarnaast koerswinst of koersverlies maken. Actief beleggen Vorm van beleggen waarbij de vermogensbeheerder actief afwijkt van de norm om extra geld te verdienen. Actuaris De actuaris berekent hoeveel premie er nodig is voor het pensioen. Hij berekent ook hoe groot het vermogen moet zijn om de pensioenen te kunnen betalen. Hij gebruikt de leeftijden van de werknemers, de sterftekansen en het verwachte rendement van de beleggingen. De certificerende actuaris controleert de belangrijke stukken. De adviserende actuaris geeft advies. AFM - Autoriteit Financiële Markten De toezichthouder Autoriteit Financiële Markten let erop of pensioenfondsen duidelijk zeggen wat de deelnemer of pensioengerechtigde moet weten. De AFM kijkt onder andere naar de verplichte startbrief en het verplichte pensioenoverzicht. De AFM heeft ook andere taken. ALM - assetliabilitymanagement Een methode om te kijken hoeveel, waarin en hoe het pensioenfonds moet beleggen. Hierbij houdt het fonds rekening met de te betalen pensioenen, nu en in de toekomst. Het onderzoek heet ALM-studie. Bedrijfstakpensioenfonds Een pensioenfonds dat de pensioenregeling voor een hele bedrijfstak uitvoert. Alle bedrijven uit de bedrijfstak vallen hieronder. Beleggingscategorie Soorten beleggingen zoals aandelen, obligaties, vastgoed en grondstoffen. Beleggingsmix De verdeling van het vermogen over bijvoorbeeld aandelen en obligaties. Beleggingsplan Jaarlijks plan waarin het bestuur het beleid voor beleggen beschrijft. Benchmark De norm waarmee de beleggingsresultaten worden vergeleken. Cao-partijen De Cao-partijen zijn de vakbonden en de werkgevers. De vakbonden zijn FNV Bondgenoten, CNV Vakmensen en De Unie. Voor de werkgevers is er de Vereniging voor de Bakkerij- en Zoetwarenindustrie VBZ. CSO - Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties Het CSO komt op voor ouderen. Deelnemer Werknemer voor wie het fonds tijdens een dienstverband premie krijgt. De deelnemer bouwt pensioen op. Jaarverslag 2012
pagina 106 | 110
Deelnemersraad In de deelnemersraad van een pensioenfonds zitten werknemers en pensioengerechtigden. De raad geeft gevraagd en ongevraagd advies aan het bestuur van het pensioenfonds. Dekkingsgraad Het vermogen van het pensioenfonds gedeeld door de verplichtingen. Hoe hoger hoe beter. De dekkingsgraad laat zien in hoeverre het fonds aan zijn verplichtingen kan voldoen. Dekkingstekort Als de dekkingsgraad onder het minimaal vereiste eigen vermogen is gedaald. DNB - De Nederlandsche Bank De toezichthouder De Nederlandsche Bank let erop of er genoeg geld is om de pensioenen te betalen. DNB toetst ook of bestuurders deskundig en betrouwbaar zijn. DNB heeft ook andere taken. Dispensatie Dispensatie betekent vrijstelling. In uitzonderlijke gevallen kan een bedrijf vrijstelling krijgen van de wettelijke verplichting deel te nemen aan het pensioenfonds. Het bestuur van het pensioenfonds beslist over deze vrijstelling. Doorsneepremie Doorsneepremie wil zeggen dat voor alle werknemers een gelijk premiepercentage geldt. Het percentage is dan niet afhankelijk van de leeftijd of van het geslacht van de werknemer. Alleen het salaris verschilt. EMD Obligaties uit opkomende landen (vroegere ontwikkelingslanden). Franchise Over dit deel van het brutosalaris bouwt de deelnemer geen aanspraken op. Het woord komt uit de Franse taal en betekent vrijstelling of eigen risico. FTK -
Financieel Toetsingskader
Toezichthouder DNB toetst op grond van het FTK of er genoeg geld is om de pensioenen te betalen. Het FTK is een onderdeel van de Pensioenwet. Gewezen deelnemer Een gewezen deelnemer is een werknemer die niet meer in de bedrijfstak werkt. Hij heeft nog wel zijn opgebouwde pensioen in het pensioenfonds gelaten. Herstelplan In dit plan staat hoe het fonds verwacht weer boven water te komen. Een fonds moet een langetermijnherstelplan maken bij een reservetekort. Een kortetermijnherstelplan is verplicht bij een dekkingstekort. High yield Leningen met relatief veel risico. Indexatie (ook: toeslag) Een verhoging van de pensioenen om prijsstijging (inflatie) goed te maken. Indexatie kan alleen als er genoeg geld is. De deelnemer heeft er geen recht op. Hier geldt de voorwaardelijkheidsverklaring. Inflatie Inflatie betekent dat alles duurder wordt. Jaarverslag 2012
pagina 107 | 110
Investmentgrade Leningen met relatief laag risico. Maximumsalaris De deelnemer kan pensioen opbouwen tot een maximumsalaris. Dit bedrag verandert ieder jaar. Middelloonregeling Bij een middelloonregeling bepaalt het gemiddelde salaris tijdens de loopbaan het pensioen. Obligaties Leningen van bedrijven of overheden. Opbouwpercentage Het opbouwpercentage geeft aan hoeveel pensioen de deelnemer ieder jaar kan opbouwen. De opbouw vindt plaats over de pensioengrondslag tot het maximumsalaris. Ouderdomspensioen Het ouderdomspensioen is een levenslange uitkering vanaf de pensioenleeftijd. Het ouderdomspensioen stopt als de pensioengerechtigde overlijdt. Paritair bestuur Bestuur dat is verdeeld over werkgevers en werknemers. Passief beleggen Een vorm van beleggen waarbij de vermogensbeheerder een index volgt. Pensioenaanspraak Dit is het bedrag dat iedere werknemer opbouwt aan toekomstig pensioen. Pensioendatum De datum waarop het aanvullend pensioen of prepensioen ingaat. Pensioengrondslag Het deel van het salaris waarover de deelnemer pensioen opbouwt. De pensioengrondslag is het deel van het pensioengevend loon boven de franchise tot het maximum. Pensioenreglement Hierin staan alle afspraken waarop pensioengerechtigden, werknemers, hun partners en kinderen kunnen rekenen. Pension fund governance - goed pensioenfondsbestuur Dit is onder andere eerlijk en transparant handelen door het pensioenfondsbestuur. Zeggen wat je doet, en doen wat je zegt. Hierbij hoort ook goed toezicht en het afleggen van verantwoording over het uitgevoerde beleid. Performance toets Het gemiddelde van de behaalde beleggingsresultaten, gemeten over een langere periode. De performancetoets wordt bepaald door de som van opeenvolgende jaarlijkse z-scores, gedeeld door de wortel van het aantal jaren. Premie Het prijskaartje van pensioen. Werknemers en werkgevers betalen ieder een deel van de premie.
Jaarverslag 2012
pagina 108 | 110
Premievrije deelneming Een arbeidsongeschikte kan onder voorwaarden tijdelijk pensioen blijven opbouwen, zonder dat hij daarvoor premie hoeft te betalen. Dit heet premievrije deelneming. Dit is ook mogelijk bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid. Prepensioen Prepensioen is een tijdelijke uitkering die stopt als de werknemer 65 wordt. Rendement Het geld dat met de beleggingsportefeuille wordt verdiend. Rendement kan bestaan uit koerswinst, rente of dividend. Reservetekort Als de dekkingsgraad onder het vereiste eigen vermogen is gedaald. Risicobudget De afwijking van de beleggingsportefeuille ten opzichte van de (nominale) pensioenverplichtingen. Slapers Dit zijn werknemers die niet langer in de bedrijfstak werken en dus geen pensioen meer opbouwen. Zij betalen ook geen premie meer. Zij hebben nog wel geld in het pensioenfonds, omdat zij niet voor waardeoverdracht hebben gekozen. Solvabiliteit In hoeverre het fonds aan zijn verplichtingen kan voldoen. De dekkingsgraad meet de solvabiliteit. Hoe hoger, hoe beter. Strategisch beleggingsbeleid Het beleid waarmee het pensioenfonds probeert de beleggingen zo goed mogelijk bij de verplichtingen te laten passen. Tactische assetallocatie of tactisch beleggingsbeleid Het beleid waarmee de vermogensbeheerder probeert extra geld te verdienen door afwijkingen van de normportefeuille of benchmark. Toeslag (ook: indexatie) Een verhoging van de pensioenen om prijsstijging goed te maken. Toeslag kan alleen als er genoeg geld is. De deelnemer heeft er geen recht op. Hier geldt de voorwaardelijkheidsverklaring. Tracking error De gemiddelde afwijking van het rendement van de norm. Verplichtstelling Bedrijven in de bedrijfstak zijn verplicht deel te nemen aan het pensioenfonds. Voorwaardelijkheidsverklaring De toekenning van de verhoging van de pensioenrechten en pensioenaanspraken is voorwaardelijk. Er bestaat geen recht op jaarlijkse toeslag. Of er een toeslag wordt gegeven en in welke mate is afhankelijk van de financiële middelen van het fonds en van het oordeel van het bestuur. In het verleden verleende verhogingen geven geen zekerheid over toeslagen in de toekomst. VPL Afkorting voor de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling. Vrijstelling In uitzonderlijke gevallen kan een bedrijf vrijstelling krijgen van de wettelijke verplichting deel te nemen aan het pensioenfonds. Het bestuur van het pensioenfonds beslist over deze vrijstelling.
Jaarverslag 2012
pagina 109 | 110
Waardeoverdracht Als een deelnemer buiten de bedrijfstak gaat werken, kan deze het opgebouwde pensioen naar het nieuwe pensioenfonds meenemen. Dit heet waardeoverdracht. Een andere vorm van waardeoverdracht is inkomend. Dan neemt een nieuwe medewerker oud pensioen mee. Z-score De z-score geeft de afwijking aan van het door het pensioenfonds behaalde rendement op de vooraf opgegeven normportefeuille.
Jaarverslag 2012
pagina 110 | 110
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie p/a Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. Postbus 40048 7300 AZ Apeldoorn
www.pensioenzoetwaren.nl