Jaarverslag
2014
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie Jaarverslag 2014
Dit jaarverslag is een uitgave van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
administrateur
Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. Bezoekadres: Rijnzathe 10, 3454 PV, De Meern Postadres: Postbus 3183, 3502 GD, Utrecht telefoon: 088 - 008 40 65
datum
19 mei 2015
Voorwoord Dit is het vierde jaarverslag van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie (hierna: het Fonds). Het verslag waarin het Bestuur terugblikt op besluiten en ontwikkelingen die uw pensioen raken. De wereldeconomie leek in 2014 geleidelijk aan te trekken. De aandelenmarkten presteerden met een waardestijging van bijna 20% in euro’s goed. De centrale banken speelden wereldwijd een hoofdrol. Tegen de meeste verwachtingen in daalden de obligatierentes naar nieuwe dieptepunten. Dankzij de stijgende aandelenprijzen en dalende rente is in 2014 een uitstekend rendement behaald van 24,2%. De keerzijde van de dalende rente is dat de verplichtingen ook in waarde toenamen met 22,5%. Per saldo steeg de dekkingsgraad van 110,9% naar 112,6%. Het Bestuur is verheugd dat de financiële situatie eind 2014 goed genoeg was om per 1 januari 2015 de pensioenen te kunnen verhogen. Pensioengerechtigden en gewezen deelnemers kregen er 0,5% bij en de actieve deelnemers 1%. Daarbovenop is ook de bestemmingsreserve voor oud snoep deelnemers geheel toegekend. Betrokken deelnemers kregen een extra indexatie van 4,08%. Dankzij de stijging van de dekkingsgraad was het langetermijnherstelplan vanaf het vierde kwartaal niet meer van toepassing. Het Fonds heeft daardoor weer ruimte gekregen om meer beleggingsrisico te nemen. Om op langere termijn de koopkracht van deelnemers en pensioengerechtigden op peil te kunnen houden is rendement nodig. Uit een onderzoek naar de risicobereidheid is gebleken dat de deelnemers en pensioengerechtigden van het Fonds risico willen nemen voor een grotere kans op indexatie. Het is de taak van het Bestuur om de juiste balans te vinden tussen rendement en risico. Bij het verder optimaliseren hiervan zijn de hedgefondsbeleggingen in 2014 verkocht en is belegd in vastgoed en bedrijfsobligaties. In 2015 zal het Fonds stapsgewijs meer in aandelen gaan beleggen zonder dat de risico's op een te lage dekkingsgraad te groot worden. Het Bestuur vindt het belangrijk zijn functioneren verder te verbeteren en dit inzichtelijker te maken. Het moet glashelder zijn dat het Bestuur het aan het Fonds toevertrouwde geld goed beheert en de belangen van alle betrokkenen evenwichtig afweegt. Het Bestuur onderschrijft daarom de Code Pensioenfondsen, die sinds 1 januari 2014 van kracht is. Deze Code heeft tot doel het bewustzijn van ‘goed pensioenfondsbestuur’ te stimuleren bij bestuurders, leden van de Raad van Toezicht en het Verantwoordingsorgaan. De pensioenfondsen leven deze Code na volgens het ‘pas-toe-of-leguit’-beginsel. Het Bestuur past vrijwel alle normen uit de Code toe. In dit jaarverslag motiveert het bestuur de uitzonderingen hierop. Op 1 juli 2014 is de nieuwe Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen ingevoerd. Met deze wet wijzigden de regels voor de bestuurlijke inrichting van pensioenfondsen. Het Bestuur vindt een bestuursmodel met een stevige positie voor sociale partners het meest passend. Pensioen is immers een belangrijke arbeidsvoorwaarde, waar sociale partners ook vorm en uitvoering aan willen geven. Daarom is gekozen het zogenaamde paritaire model te handhaven. Hierbij bestaat het Bestuur uit vertegenwoordigers van werkgevers, werknemers en pensioengerechtigden. Sinds 1 januari 2015 is het nieuwe Financieel Toetsingskader voor pensioenfondsen (nFTK) van kracht geworden. Het bevat de wettelijk voorgeschreven rekenregels die pensioenfondsen moeten hanteren voor de berekening van hun financiële positie. Het nFTK beoogt risico’s helderder te maken, financiële schokken meer gespreid op te vangen en duidelijke verdeelregels te introduceren voor indexatie. Voor de kortere termijn heeft dit tot gevolg dat er minder snel indexatie kan worden gegeven. Een ander onderdeel van het nFTK is dat wordt gestreefd naar een ‘compleet’ contract: het vooraf exact vastleggen hoe in iedere (toekomstige) situatie gehandeld zal worden. Dit betekent bijvoorbeeld dat het toeslagbeleid vooraf vastgelegd moet worden en ook moet worden beschreven hoe het pensioenfonds met financiële schokken omgaat.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
2
Op het moment van vaststellen van het verslag is het Fonds samen met sociale partners druk bezig met het vormgeven van dit contract. Met sociale partners wordt ook gekeken of draagvlakvergroting goed is voor de deelnemers en pensioengerechtigden van het Fonds. Een samenwerkingsverband met één of meer andere pensioenfondsen kan het Fonds groter en sterker maken. Zo worden kosten over een grotere groep deelnemers verdeeld. Ook kan een groter Fonds beter inspelen op de steeds strengere eisen die gelden voor pensioenfondsen. Op deze manier kan het Fonds zich beter voorbereiden op de toekomst: een goed pensioen voor later. U leest hierover en over de uitvoering van vele andere belangrijke activiteiten in dit jaarverslag. Een belangrijke plaats in het jaarverslag is ingeruimd voor de bevindingen van de Raad van Toezicht en het oordeel van het verantwoordingsorgaan over onder andere het beleid van het Bestuur. Tot slot bedanken wij iedereen die in het verslagjaar heeft bijgedragen aan het goed functioneren van het Fonds. Het Bestuur stelde de jaarrekening en het bestuursverslag vast op 19 mei 2015. Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie, Utrecht, mevrouw L.F.A.M. Jansen
de heer L.J.L. Dekker
werknemersvoorzitter
werkgeversvoorzitter
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
3
Inhoud 1
Het Fonds
7
1.1
Inleiding
7
1.2
Over het fonds
7
1.2.1
Naam en vestigingsplaats
7
1.2.2
Missie
7
1.3
Het Bestuur
8
1.3.1
Samenstelling
8
1.3.2
Paritaire invulling bestuur
8
1.3.3
Algemeen bestuur
8
1.3.4
Dagelijks bestuur
9
1.3.5
Samenstelling Bestuur
9
1.3.6
Nevenfuncties bestuursleden
11
1.3.7
Vergaderdata, studiedagen
12
1.3.8
Bestuurlijke commissies
12
1.4
Intern Toezicht
14
1.5
Het Verantwoordingsorgaan
14
1.5.1
Samenstelling
14
1.5.2
Vergaderdata en studiedagen van het Verantwoordingsorgaan
15
1.6
Externe partijen
15
1.6.1
Certificerende actuaris
15
1.6.2
Adviserend actuaris
15
1.6.3
Accountant
15
1.6.4
Coördinator Vermogensbeheer
16
1.6.5
Vermogensbeheerders
16
1.6.6
Bewaarbedrijf
16
1.6.7
Onafhankelijk Risicomanager
16
1.6.8
Administrateur
16
1.6.9
Compliance officer
16
2
Ontwikkelingen 2.1
Goed pensioenfondsbestuur
17 17
2.1.1
Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen
17
2.1.2
Code Pensioenfondsen
17
2.1.3
Gedragscode niet overtreden
19
2.1.4
Klokkenluidersregeling
19
2.1.5
Integriteitsbeleid
20
2.1.6
Deskundigheid bestuur vergroot
20
2.2
Ontwikkelingen financiële positie
20
2.2.1
Herstelplan
20
2.2.2
Nieuwe Financieel Toetsingskader
21
2.2.3
Nieuwe Prognosetafel
22
2.3
Samenwerking
22
2.4
Wet- en regelgeving
22
2.4.1
AOW-leeftijd in stappen omhoog
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
22
4
2.4.2
Fiscale ruimte (verder) beperkt
22
2.4.3
Premievaststelling 2015
23
2.4.4
Nieuwe Wet Pensioencommunicatie vanaf 1 juli 2015
23
2.4.5
BTW-koepelvrijstelling vervalt
24
2.4.6
Partnerpensioen overleden ex weer terug bij deelnemer
24
2.5
3
Toezichthouder AFM en DNB
Kerncijfers 3.1
Aantallen deelnemers
24
26 26
3.1.1
De verhouding tussen actieve en inactieven
26
3.1.2
Leeftijdsopbouw
27
3.2
Aantallen pensioengerechtigden
28
3.2.1
Verdeling aantal uitkeringen
28
3.2.2
Leeftijdsopbouw
29
3.3
4
Kerncijfers financiële gegevens
Financieel beleid
29
31
4.1
Inleiding
31
4.2
Premie
31
4.3
Toeslag
32
4.4
ALM studie
32
4.5
Kosten uitvoering pensioenbeheer (bedragen x € 1.000)
33
4.6
Pensioenvermogen en voorzieningen (bedragen x € 1.000)
35
4.7
Actuariële analyse (bedragen x € 1.000)
37
4.8
Beleggingen
37
4.9
Risicoparagraaf
42
5
Uitvoering van de pensioenregeling
48
5.1
Inleiding
48
5.2
De pensioenregeling
48
5.2.1
Overgangsregeling voor Pensioenfonds Koek en Pensioenfonds Snoep
48
5.2.2
Vrijstellingen en vrijwillige aansluitingen
49
5.3
Wijzigingen statuten en reglementen
49
5.3.1
Wijziging als gevolg van Wet versterking bestuur
49
5.3.2
Wijziging pensioenrichtleeftijd
49
5.3.3
Verduidelijking geen partnerpensioen bij relatie na pensionering
50
5.3.4
Geen eis verzoek tot premievrije deelneming binnen 1 jaar indienen
50
5.3.5
Melden partnerrelatie van een ongehuwde, niet geregistreerde deelnemer
50
5.3.6
Arbeidsongeschiktheid
50
Overige bestuursbesluiten 2014
50
5.4
5.4.1
6
Vergoedingsregeling
Verantwoordingsorgaan 6.1
Verslag van het verantwoordingsorgaan 2014
6.1.1
Algemeen
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
50
51 51 51
5
6.1.2
Bevindingen
52
6.1.3
Uitgebrachte Adviezen
53
6.1.4
Oordeel
54
6.1.5
Aanbevelingen
54
Reactie van het Bestuur
54
6.2
7
Raad van Toezicht
55
7.1
Verslag van de Raad van Toezicht 2014
55
7.2
Reactie van het Bestuur
57
8
Jaarrekening
9
Overige gegevens
58 101
1. Gebeurtenissen na balansdatum
102
2. Resultaatverdeling
103
3. Actuariële verklaring
104
4. Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
106
Bijlage kenmerken regelingen Bijlage Begrippenlijst
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
6
1 Het Fonds 1.1
Inleiding
Het Fonds heeft verschillende organen, zoals het Bestuur, het Verantwoordingsorgaan en de Raad van Toezicht. Daarnaast is een aantal externe partijen intensief bij het Fonds betrokken. Als gevolg van de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen heeft het bestuur in nauw overleg met sociale partners, Verantwoordingsorgaan en de deelnemersraad besloten om met ingang van 1 juli 2014 de besturing van het fonds in te richten op basis van het paritaire model. Per 1 juli 2014 is het bestuur hierop heringericht; is de deelnemersraad opgehouden te bestaan en zijn het nieuwe Verantwoordingsorgaan en de Raad van Toezicht opgericht. In dit hoofdstuk stelt het Fonds de bestuursorganen en externe partijen voor. Hierna volgt de missie en een aantal algemene gegevens van het Fonds.
1.2 1.2.1
Over het fonds
Naam en vestigingsplaats
Het Fonds is in 2011 ontstaan uit een fusie tussen de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie (pensioenfonds Koek) en de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Suikerwerk- en Chocoladeverwerkende Industrie (pensioenfonds Snoep). Het Fonds is statutair gevestigd in Amsterdam en ingeschreven bij de Kamer van Koophandel in Amsterdam onder nummer 41198154. De laatste statutenwijziging vond plaats op 1 juli 2014. Het Fonds is aangesloten bij de Pensioenfederatie.
1.2.2
Missie
Pensioenfonds Zoetwaren draagt er zorg voor dat de pensioenen van alle deelnemers (werknemers, pensioengerechtigden en slapers) volgens afspraak worden opgebouwd en dat de ingelegde pensioenpremies kostenefficiënt en transparant worden beheerd. Pensioenfonds Zoetwaren belegt het pensioenvermogen van het fonds tegen verantwoorde risico’s en op een maatschappelijk verantwoorde wijze.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
7
1.3 1.3.1
Het Bestuur
Samenstelling
Er is een algemeen bestuur en een dagelijks bestuur. De bestuursleden richten zich bij de vervulling van hun taak naar de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, pensioengerechtigden en gewezen deelnemers en werkgevers.
Actieve deelnemers
Ouddeelnemers
Bestuur
Werkgevers
1.3.2
Pensioengerechtigden
Paritaire invulling bestuur
Het bestuur van het Fonds bestaat uit tien leden, waarvan tot 1 juli 2014 vijf van werkgeverszijde en vijf van werknemerszijde. Als gevolg van de invoering Wet Versterking Bestuur is de samenstelling van het bestuur per 1 juli 2014 gewijzigd naar de nieuwe paritaire bestuurssamenstelling - eveneens met tien bestuurszetels, waarvan vier van werkgeverszijde, vier van werknemerszijde en twee namens pensioengerechtigden. •
De bestuursleden van werkgeverszijde worden voorgedragen door de werkgeversvereniging in de sector. Dat is de Vereniging voor de Bakkerij- en Zoetwarenindustrie (VBZ) gevestigd te ‘s-Gravenhage.
•
De bestuursleden van werknemerszijde worden in onderling overleg voorgedragen door de volgende vakbonden:
•
o
FNV; (twee zetels)
o
CNV Vakmensen; (een zetel)
o
De Unie. (een zetel)
De bestuursleden namens pensioengerechtigden worden middels verkiezingen voorgedragen door de pensioengerechtigden.
De leden van het bestuur worden door het Bestuur benoemd voor vier jaar. Na afloop van deze periode zijn zij meteen opnieuw benoembaar. Elk jaar kiest het Bestuur een voorzitter uit de werkgeversleden en een voorzitter uit de werknemersleden en pensioengerechtigden gezamenlijk. Jaarlijks wisselt het Bestuur van voorzitter: in de even jaren is de werkgeversvoorzitter fungerend voorzitter en in de oneven jaren is de werknemersvoorzitter fungerend voorzitter. Beide voorzitters zijn tevens elkaars plaatsvervanger.
1.3.3
Algemeen bestuur
Het Fonds maakt beperkt gebruik van de mogelijkheid om voor bepaalde aandachtsgebieden het dagelijkse beleid over te laten aan een afvaardiging uit het Bestuur. Het Fonds kent in dit kader een dagelijks bestuur, een commissie financiën, een uitbestedingscommissie, een adviescommissie en een communicatiecommissie. Deze afvaardigingen rapporteren altijd naar het voltallige Bestuur.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
8
1.3.4
Dagelijks bestuur
Het Dagelijks Bestuur bestaat uit de werkgeversvoorzitter en de werknemersvoorzitter van het Fonds. Zij kunnen gezamenlijk het Fonds in rechte vertegenwoordigen. Zij houden zich in de praktijk bezig met het dagelijkse beleid; spoedeisende zaken worden aan hen voorgelegd. Daarmee wordt voldaan aan het voorschrift in de Pensioenwet dat het dagelijkse beleid van een pensioenfonds door tenminste twee personen moet worden bepaald. Het Bestuur mag bepaalde omschreven bevoegdheden geheel of gedeeltelijk delegeren aan met name genoemde personen of rechtspersonen. Het Bestuur heeft daarom een deel van zijn bevoegdheden gedelegeerd aan het DagelijksBestuur. Het Dagelijks Bestuur beslist met in achtneming van de statuten namens het bestuur in onder andere de volgende gevallen: -
individuele kwesties tussen een werkgever of een werknemer enerzijds en het fonds anderzijds, voor zover niet behorende tot het werkterrein van de adviescommissie;
-
het aangaan van overeenkomsten met vrijwillig aan te sluiten werkgevers;
-
het beoordelen van uitgaande en inkomende waardeoverdrachten;
-
het goedkeuren van dwangbevelen, indien een werkgever in gebreke is gebleven de premie tijdig af te dragen;
-
het vaststellen en afstemmen van de agendapunten voor de bestuursvergaderingen.
1.3.5
Samenstelling Bestuur
Op 31 december 2014 was het Bestuur als volgt samengesteld: Leden werkgevers Geboortejaar de heer L.J.L. Dekker (voorzitter)
zitting namens
zitting sinds
01-01-2011 VBZ de heer J. Groen VBZ 01-01-2011 de heer E. Schuurhuis VBZ 01-07-2014 vacature VBZ De heer F. Bambang Oetomo is per 30 april 2014 niet langer lid van het Bestuur. Vanaf 1 mei 2014 is mevrouw R. Steenbergen aspirant-lid van het Bestuur namens VBZ Mevrouw J.A.W. de Graaff is per 1 juli 2014 teruggetreden als lid namens werkgevers en per dezelfde datum benoemd als gekozen lid van het Bestuur namens pensioengerechtigden. 1973 1959 1957
Leden werknemers Geboortejaar zitting namens mevrouw L.F.A.M. Jansen (secretaris) 1968 FNV de heer J.A. Spruijt 1956 De Unie de heer J. Hendriks 1957 FNV de heer R.A.J. Lahoye 1954 CNV Vakmensen Mevrouw M. Kremers- de Col ( FNV ) is per medio mei 2014 niet langer lid van het bestuur.
zitting sinds 01-01-2011 01-01-2011 01-01-2011 13-03-2012
Leden pensioengerechtigden geboortejaar zitting sinds mevrouw J.A.W. de Graaff 1947 01-07-2014 de heer H.E. Hermans 1951 01-07-2014 Mevrouw J.A.W. de Graaff heeft per 12 januari 2015 haar lidmaatschap beëindigd door bedanken. Diversiteitsbeleid Het Bestuur streeft in de samenstelling van de organen diversiteit na, naast de eerste vereisten van deskundigheid en competenties.Dat houdt in dat: -in het Bestuur en het Verantwoordingsorgaan tenminste een man en een vrouw zitting hebben; -in het Bestuur en het Verantwoordingsorgaan tenminste een lid boven en een lid onder de veertig jaar zitting heeft; -het Bestuur en de Raad van Toezicht (bij het opstellen van de profielschets) rekening houden dat de deelnemers en pensioengerechtigden zich vertegenwoordigd weten in de organen van het fonds en zich herkennen in de organen. -het Bestuur de voordragende en benoemende organisaties dringend adviseert hun kandidaat te selecteren uit het Pensioenlab.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
9
Het Bestuur attendeert de voordragende en benoemende organisaties dat bij vervullen van een vacature hier rekening mee moet worden gehouden. Het is in 2014 niet mogelijk gebleken voor de voordragende en benoemende organisaties kandidaten te selecteren die behalve aan de eis van deskundigheid en competenties ook de diversiteitseisen voldeden.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
10
1.3.6
Nevenfuncties bestuursleden
naam bestuurslid
Nevenwerkzaamheden in 2014
L.F.A.M. Jansen Secretaris Bpf Zoetwaren
Bestuurder Pensioenen bij FNV Bestuurslid Bpf Vervoer Plaatsvervangend bestuurslid bij Bpf Sigarenindustrie Voorzitter Vereniging van Eigenaren 'De Ronde 48' te Utrecht Lid Raad van Advies Syntrus Achmea In 2014 beëindigd: Lid beleggingscommissie Bpf Vervoer
L.J.L. Dekker Voorzitter Bpf Zoetwaren
Finance Manager bij Koninklijke Verkade N.V. Lid van het Shareholders Committee van het Bouwinvest Residential Fund
R.A.J. Lahoye Bestuurslid Bpf Zoetwaren Bestuurder Pensioenen bij CNV Vakmensen Bestuurslid Bpf Dranken Voorzitter Raad van Toezicht van het Hout- en Meubileringscollege. Werknemersvoorzitter Bpf Kappers Plaatsvervangend bestuurslid Bpf Bakkers Lid geschillencommissie PEFC J. Hendriks Bestuurslid Bpf Zoetwaren Vakbondsbestuurder bij FNV Cao-onderhandelaar Zoetwaren Cao-onderhandelaar Tate & Lyle Cao-onderhandelaar Cargill BV Cao-onderhandelaar Cargill Cocoa In 2014 beëindigd: Cao -onderhandelaar Diversey Cao-onderhandelaar AFP Cao-onderhandelaar Elementis Cao-onderhandelaar Avantor Cao-onderhandelaar Loparex Cao-onderhandelaar Owens Corning Veil J.A. Spruijt Bestuurslid Bpf Zoetwaren Pensioendeskundige bij De Unie Bestuurslid Bpf MITT Bestuurslid Vut Architecten Bestuurder Bpf Metaal en Techniek Lid beleggingscommissie Bpf MITT Commissie pensioenen Bpf Metaal en Techniek Lid Klantenraad AZL Lid RVA Syntrus Achmea Toehoorder SOHOR Beëindigd per 1 juli 2014: Toehoorder Bpf Horeca en Catering Bestuurslid Bpf Hibin Bestuurslid Bpf Architecten
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
11
J. Groen Bestuurslid Bpf Zoetwaren
Financial Manager bij Hellema Hallum B.V. Lid gemeenteraad Smallingerland/ Fractievoorzitter CDA Bestuurslid BOK (Belangenorganisatie Kunstenaars) Lid Werkveldadviescollege NHL Hogeschool Leeuwarden Lid Raad van Toezicht Sportbedrijf Smallingerland
H.E. Hermans Bestuurslid Bpf Zoetwaren
Eigenaar Interim management bureau O.S.M. bv Operations Manager bij Bakkersland bv Commissaris bij DYGYP bv
E. Schuurhuis Bestuurslid Bpf Zoetwaren
Operations controller Bolletje B.V. Penningmeester activiteiten comité Molle van Bats te Veessen
R. Steenbergen Aspirant bestuurslid Bpf Zoetwaren
Investment Control Manager Mars inc
J.A.W. de Graaff Bestuurslid Bpf Zoetwaren
Eigenaar HandsonPension Onafhankelijk voorzitter vutfonds Verf- en Drukinkt Lid Raad van Toezicht Beroepsvereniging Tandartsen en Tandarts-specialisten Lid Raad van Toezicht 4 Nederlandse vastgoedfondsen SAREF
1.3.7
Vergaderdata, studiedagen
Het Bestuur heeft in 2014 twaalf keer vergaderd. De vergaderingen betreffende algemene zaken vonden plaats op 23 januari,17 maart, 25 april, 27 mei, 23 juni (ochtend) en 23 september 2014. De vergaderingen betreffende vermogensbeheer vonden plaats op 4 februari, 12 mei, 3 september en 15 december 2014. Op 28 oktober en 18 november 2014 heeft het bestuur vergaderd over algemene zaken en vermogensbeheer. Het Bestuur heeft vier studiedagen gehad te weten op 14 april 2014 betreffende het beleggingsbeleid en risicomanagement, 23 juni 2014 (middag) betreffende beleggingsinstrumenten, 28 augustus 2014 betreffende het nFTK en op 13 oktober 2014 betreffende het nFTK en het beleggingsbeleid 2015.
1.3.8
Bestuurlijke commissies
Deze paragraaf beschrijft de vier commissies in het Bestuur. Het bestuur benoemt deze commissies.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
12
Commissie van financiën Deze commissie bestaat uit twee bestuursleden. Het Bestuur van het Fonds machtigt voor zover nodig de commissie van financiën tot het uitvoeren van de volgende taken: -
coördineren van het jaarwerk;
-
tekenen en beoordelen nota’s;
-
beoordelen incasso-overzichten;
-
beoordelen kasstroomoverzichten;.
-
beoordelen financiële kwartaalrapportages;
-
begeleiden van het jaarwerkproces.
Op 31 december 2014 was de commissie van financiën als volgt samengesteld: de heer J. Groen de heer L.J.L. Dekker Uitbestedingscommissie Deze commissie bestaat uit vijf bestuursleden. Deze commissie gaat na of afspraken en overeenkomsten met externe partijen goed worden nagekomen. Het Bestuur van het Fonds machtigt voor zover nodig de uitbestedingscommissie tot het uitvoeren van de volgende taken: -
beoordelen rapportages over serviceafspraken;
-
voorbereiden en beoordelen overeenkomsten met derden;
-
evalueren van externe dienstverleners;
-
beheren administratieve organisatie en interne controles (AO/IC).
Op 31 december 2014 was de uitbestedingscommissie als volgt samengesteld: de heer J.A. Spruijt de heer L.J.L. Dekker mevrouw J.A.W. de Graaff mevrouw L.F.A.M. Jansen mevrouw R. Steenbergen (aspirant bestuurslid) Adviescommissie De adviescommissie bestaat uit één werkgeversbestuurslid en één werknemersbestuurslid. De adviescommissie geeft het Bestuur advies over geschillen met betrekking tot de uitvoering van het verplichtstellingsbesluit, de statuten en de pensioenreglementen. Het Bestuur besluit over de geschillen na ontvangst van het advies van de adviescommissie. De adviescommissie heeft geen vaste bezetting. Communicatiecommissie Deze commissie bestaat uit vijf bestuursleden. De communicatiecommissie heeft als taak het communicatiebeleid voor te bereiden en sturing te geven aan de uitvoering van het communicatieplan. Op 31 december 2014 was de communicatiecommissie als volgt samengesteld: mevrouw J.A.W. de Graaff de heer J. Hendriks de heer R.A.J. Lahoye de heer E. Schuurhuis de heer H.E. Hermans
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
13
1.4
Intern Toezicht
Vóór 1 juli 2014 werd het intern toezicht verzorgd door een visitatiecommissie. Deze visitatiecommissie bestond uit drie onafhankelijke en deskundige personen. Het interne toezicht wordt per 1 juli 2014 uitgevoerd door de Raad van Toezicht. Dit intern toezichtorgaan heeft als taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in het pensioenfonds. De Raad van Toezicht onderhoudt een actieve dialoog met het Bestuur en is onder meer belast met het toezien op een adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging door het bestuur. De Raad van Toezicht betrekt in zijn toezicht de naleving door het fonds van normen in de Code Pensioenfondsen. De Raad van Toezicht legt verantwoording af over de uitvoering van haar taken aan het Verantwoordingsorgaan. De Raad van Toezicht doet verslag van zijn bevindingen in dit jaarverslag. Op 31 december 2014 was de Raad van Toezicht als volgt samengesteld: mevrouw S.G. van der Lecq (voorzitter) de heer G.E. van de Kuilen de heer B. van de Belt
1.5 1.5.1
Het Verantwoordingsorgaan
Samenstelling
Het nieuwe Verantwoordingsorgaan per 1 juli 2014 bestaat uit acht leden. Drie vertegenwoordigers namens deelnemers, drie vertegenwoordigers namens pensioengerechtigden en twee werkgeversvertegenwoordigers. Het Verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het Bestuur aan de hand van het jaarverslag, de jaarrekening en andere informatie, waaronder de bevindingen van de Raad van Toezicht, over het door het bestuur gevoerde beleid, alsmede over beleidskeuzes voor de toekomst. Het Bestuur stelt het Verantwoordingsorgaan in ieder geval in de gelegenheid te adviseren over elk voorgenomen besluit van het bestuur tot: a.
het beleid inzake beloningen;
b.
de vorm en inrichting van het intern toezicht;
c.
de profielschets voor leden van de Raad van Toezicht;
d.
het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure;
e.
het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid;
f.
het wijzigen van het reglement van het Verantwoordingsorgaan;
g.
het vaststellen en wijzigen van het toeslagbeleid, dan wel het verlenen van toeslagen;
h.
vermindering van de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten;
i.
gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van het pensioenfonds of de overname van verplichtingen door het pensioenfonds;
j.
liquidatie, fusie of splitsing van het fonds;
k.
de samenstelling van de feitelijke premie en de hoogte van de premiecomponenten;
l.
het sluiten, wijzigen of beëindigen van een uitvoeringsovereenkomst;
m. het omzetten van het pensioenfonds in een andere rechtsvorm.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
14
Het Verantwoordingsorgaan was per 31 december 2014 als volgt samengesteld: Leden de heer J.J. Gommans
geboortejaar 1959
De heer F.L. van Bijsterveld
1970
de heer R.W.H. Brouwers
1947
de heer H. Verkuijlen
1945
de heer A.M.J. Dominicus
1940
de heer S. Waiboer de heer P. Zoetemeijer de heer N.J.M. Serfaes
1954 1953 1956
zitting namens werkgeversvertegenwoordiger namens VBZ werkgeversvertegenwoordiger namens VBZ namens pensioengerechtigden namens de Unie namens pensioengerechtigden namens FNV namens pensioengerechtigden namens FNV namens deelnemers namens FNV namens deelnemers namens FNV namens deelnemers namens CNV Vakmensen
Het Bestuur attendeert de benoemende organisaties dat bij vervullen van een vacature rekening moet worden gehouden met het diversiteitsbeleid. Het is in 2014 niet mogelijk gebleken voor de benoemende organisaties kandidaten te selecteren die behalve aan de eis van deskundigheid en competenties ook de diversiteitseisen voldeden.
1.5.2
Vergaderdata en studiedagen van het Verantwoordingsorgaan
Het Verantwoordingsorgaan heeft vanaf de oprichting op 1 juli 2014 twee keer vergaderd. De vergaderingen vonden plaats op 30 september en 9 december 2014. Op 7 oktober 2014 heeft het Verantwoordingsorgaan een kennismakingsoverleg gehad met de Raad van Toezicht. Het Verantwoordingsorgaan heeft op 16 september 2014 een studiedag gehouden over de rol van het Verantwoordingsorgaan en op 13 november 2014 een studiedag over de premieberekening 2015.
1.6
Externe partijen
Deze paragraaf beschrijft de belangrijkste externe partijen, waar het Fonds in 2014 mee samenwerkte.
1.6.1
Certificerende actuaris
De certificerend actuaris controleert de vaststelling van de pensioenvoorziening en de hoogte van die voorziening. Hij is verantwoordelijk voor de jaarlijkse toetsing en het afgeven van het actuariële oordeel over de financiële toestand van het Fonds. De certificerend actuaris is de heer R. Kruijff, verbonden aan Towers Watson. De verklaring van de certificerend actuaris is opgenomen onder de “Overige gegevens”.
1.6.2
Adviserend actuaris
De adviserend actuaris berekent de pensioenvoorziening en berekent periodiek of de aanwezige middelen voldoende zijn tegenover de aangegane verplichtingen. De actuaris geeft advies over eventueel te verlenen toeslagen, premiestelling en andere beslissingen die de financiële positie van het Fonds beïnvloeden. De adviserend actuaris is mevrouw K. Kusters van Mercer.
1.6.3
Accountant
De accountant controleert jaarlijks de onder verantwoordelijkheid van het bestuur opgestelde jaarrekening. Hij doet dit in overeenstemming met het Nederlands recht. De controle wordt zodanig uitgevoerd dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Verder onderzoekt de accountant of
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
15
de normportefeuille en de toelichting waarbij de gemaakte keuzes zijn onderbouwd, voldoen aan de Vrijstellingsregeling Wet BPF en controleert hij de beleggingsresultaten en de daarvan afgeleide performancetoets. Tot slot stelt de accountant een accountantsverslag op. Als accountant treedt op de heer S.B. Spiessens van Ernst & Young Accountants LLP. De controleverklaring is opgenomen onder de “Overige gegevens”.
1.6.4
Coördinator Vermogensbeheer
NN Investment Partners is de Coördinator Vermogensbeheer van het Fonds. De rol van de Coördinator Vermogensbeheer wordt nader beschreven in hoofdstuk 4.
1.6.5
Vermogensbeheerders
Het Fonds maakt gebruik van twaalf externe vermogensbeheerders die ieder een deel van de totale portefeuille onder beheer hebben. De vermogensbeheerders zijn: Aberdeen; BNY Mellon; Bouwinvest; Columbia; GMO; NN IP Integrated Client Solutions; Invesco; PIMCO; Robeco; Standard Life; Stone Harbor; Vanguard.
1.6.6
Bewaarbedrijf
Bank of New York Mellon is het bewaarbedrijf en de administrateur van de beleggingen.
1.6.7
Onafhankelijk Risicomanager
Ortec Finance is de Onafhankelijk Risicomanager van het fonds. De rol van de risicomanager wordt nader beschreven in hoofdstuk 4.
1.6.8
Administrateur
De administratie van het pensioenfonds en de betaling van de pensioenen van de pensioenregelingen heeft het bestuur uitbesteed aan Syntrus Achmea Pensioenbeheer.
1.6.9
Compliance officer
De compliance officer is afkomstig van het Nederlands Compliance Instituut. De compliance officer controleert de naleving van wet- en regelgeving en de gedragscode. In paragraaf 2.1.3. staan de bevindingen van de compliance officer over 2014.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
16
2 Ontwikkelingen 2.1 2.1.1
Goed pensioenfondsbestuur
Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen
In 2013 is de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen aangenomen door de wetgever. De wet is per 1 juli 2014 volledig in werking getreden. De wet schrijft een aantal nieuwe bestuursmodellen voor. Deze modellen zijn erop gericht om de evenwichtige belangenbehartiging in de besturing van een pensioenfonds te versterken en de rolverdeling tussen de verschillende organen in de structuur van het pensioenfonds te optimaliseren. Het Bestuur van het Fonds heeft de voor- en nadelen van de verschillende bestuursmodellen geëvalueerd. Dit heeft ertoe geleid dat het Bestuur in nauw overleg met sociale partners, Verantwoordingsorgaan en de Deelnemersraad besloten heeft om met ingang van 1 juli 2014 de besturing van het Fonds in te richten op basis van het paritaire model. Het bestuur vindt een bestuursmodel met een stevige positie voor sociale partners het meest passend. Pensioen is immers een belangrijke arbeidsvoorwaarde, waar sociale partners ook vorm en uitvoering aan willen geven. In dit model bestaat het bestuur uit vertegenwoordigers van werkgevers, werknemers en pensioengerechtigden. Het Bestuur heeft gekozen voor tien zetels met een zetelverdeling van vier werkgeversvertegenwoordigers, vier werknemersvertegenwoordigers (één namens CNV Vakmensen, één namens De Unie en twee namens FNV) en twee vertegenwoordigers namens pensioengerechtigden. Het Bestuur heeft open verkiezingen gehouden voor de pensioengerechtigden voor de vertegenwoordigers van pensioengerechtigden in het bestuur. Door middel van de stemverhouding zes: zes is de paritaire verhouding gewaarborgd. De werkgeversvertegenwoordigers hebben dus zes stemmen en dat is gelijk aan het aantal stemmen van de werknemersvertegenwoordigers samen met de vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden (vier en twee). Het Bestuur heeft gekozen voor een Verantwoordingsorgaan met acht leden: drie werknemersvertegenwoordigers, drie vertegenwoordigers namens pensioengerechtigden en twee werkgeversvertegenwoordiger. Het Bestuur heeft tevens gekozen voor een Raad van Toezicht met drie leden. De procedures rondom benoeming, ontslag en schorsing van bestuursleden, leden van het Verantwoordingsorgaan en toezichtorgaan zijn vastgelegd in de statuten en de reglementen van het betreffende orgaan. Deze reglementen zijn gepubliceerd op de website van het fonds.
Het Bestuur heeft vóór 1 april 2014 het totaalpakket van wijzigingen in de governance aan DNB voorgelegd. Dat wil zeggen, de voorgenomen wijzigingen in de statuten en alle meldingsformulieren behorende bij de voorgenomen benoemingen. DNB had hierover geen opmerkingen.
2.1.2
Code Pensioenfondsen
Tijdens de ontwikkeling van de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen stelden de Pensioenfederatie en de Stichting van de Arbeid de Code Pensioenfondsen (de Code) op. Doel van de Code is de verhoudingen binnen het pensioenfonds transparanter te maken. Ook de communicatie met de belanghebbenden zoals werkgevers, deelnemers en gepensioneerden, moet door de Code transparanter worden. Tot slot moet de Code bijdragen aan het versterken van ‘goed pensioenfondsbestuur’. De Code trad op 1 januari 2014 in werking. De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verankerde de Code per 1 juli 2014 wettelijk. De Monitoringcommissie Code Pensioenfondsen ziet toe op de naleving van de Code.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
17
De Code vervangt de Principes voor goed pensioenfondsbestuur uit 2005. De Code legt de nadruk op het beïnvloeden van het gedrag van bestuurders, intern toezichthouders en belanghebbenden in de verantwoordingsfunctie. Per orgaan zijn normen opgenomen over taak en werkwijze, samenstelling en zittingsduur, geschiktheid, benoeming, schorsing en ontslag. Daarnaast zijn overkoepelende thema’s opgenomen. De thema’s gaan zowel over het eigen functioneren van het fonds als van dienstverleners. Voorbeelden hiervan zijn integraal risicomanagement, communicatie en transparantie, verantwoord beleggen, kosten, uitvoering en uitbesteding, geschiktheid, diversiteit, integer handelen en beloningsbeleid. Pensioenfondsen leven de Code na op basis van het ‘pas-toe-of-leg-uit’-beginsel. Een pensioenfonds past de normen van de Code toe of zet in het jaarverslag gemotiveerd uiteen waarom een norm niet (volledig) is toegepast. Het Fonds streeft ernaar alle normen uit de Code na te leven. Op 31 december 2014 waren niet alle normen van de Code toegepast. In het eerste kwartaal van 2015 zijn nog enkele normen geformaliseerd. In bepaalde gevallen wijkt het Bestuur nu nog af van normen uit de Code. Hieronder treft u hiervan per norm een korte toelichting aan. Norm
Taak en werkwijze bestuur,
Beleid wijkt af op de volgende onderdelen:
Verantwoordingsorgaan en Raad van Toezicht 36
Het bestuur bevordert dat de
In 2015 is de klokkenliuiders- incidenten regeling vastgesteld en is
dienstverleners een
de geldende klokkenluidersregeling bij alle uitbestedingspartijen
klokkenluidersregeling hebben. Met
opgevraagd
een klokkenluidersregeling kunnen degenen die financieel afhankelijk zijn van de dienstverlener, zonder gevaar voor hun positie apporteren over onregelmatigheden binnen de onderneming. Dit kan gaan om onregelmatigheden van algemene, van operationele en van financiële aard. 43
Het bestuur zorgt ervoor dat degenen
In 2015 is de klokkenliuiders- incidenten regeling vastgesteld.
die financieel afhankelijk zijn van het fonds, zonder gevaar voor hun positie kunnen rapporteren over onregelmatigheden binnen het pensioenfonds. Dit kan gaan om onregelmatigheden van algemene, van operationele en van financiële aard. 44
Het bestuur legt duidelijk vast bij wie
In 2015 is de klokkenliuiders- incidenten regeling vastgesteld en ter
en op welke wijze degenen die
kennisgeving aan de Raad van Toezicht en Verantwoordingsorgaan
financieel afhankelijk zijn van het
gezonden.
fonds, hierover kunnen rapporteren. Ook informeert het bestuur hen hierover. 54
De Raad van Toezicht stelt voor
In 2014 geldt een algemene profielschets voor de leden van Raad
iedere toezichthouder een specifieke
van Toezicht. In 2014 is een aanpassing hierop geformuleerd. Bij
profielschets op
vervanging zal getoetst worden op specifieke kenmerken.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
18
55
Het eigen functioneren is voor de raad
De Raad van Toezicht heeft begin 2015 een zelfevaluatie gehouden.
van toezicht een continu aandachtspunt. De raad evalueert daartoe in elk geval jaarlijks zijn functioneren. Hierbij betrekt de raad één keer in de drie jaar een derde partij. Bij de evaluatie komt aan de orde of de raad voldoende geschikt en divers is en wordt bovendien gekeken naar gedrag en cultuur. 60
De zittingsduur van een bestuurslid is
In de statuten staat dat de leden van het Bestuur zitting hebben voor
maximaal 4 jaar. Herbenoeming is
een tijdvak van vier jaar. Na afloop van deze periode zijn zij terstond
maximaal 2 keer
opnieuw benoembaar. Er staat momenteel geen maximaal aantal herbenoemingen in de statuten. Het huidige Bestuur is op 1 januari 2011 aangetreden. Op 1 januari 2015 zijn bestuursleden herbenoemd. Het bestuur zal in de toekomst met deze eis van maximaal aantal herbenoemingen rekening houden.
67
68
In het bestuur en het verantwoordings-
In het huidige Verantwoordingsorgaan zitten geen vrouwen. Bij
orgaan zitten tenminste één man en
nieuwe benoemingen wordt door de benoemende organisaties
één vrouw
hiermee rekening gehouden.
In het Bestuur en het
In het Bestuur en in het Verantwoordingsorgaan zitten geen leden
Verantwoordingsorgaan zitten ten
die jonger zijn dan 40 jaar. Bij nieuwe benoemingen wordt hiermee
minste één lid boven en één lid onder
rekening gehouden.
40 jaar 76
Het lidmaatschap van een orgaan van
Dit wordt meegenomen in de eerstvolgende statutenwijziging.
het pensioenfonds is niet verenigbaar met het lidmaatschap van een ander orgaan binnen hetzelfde pensioenfonds, of van de visitatiecommissie.
2.1.3
Gedragscode niet overtreden
Het Bestuur heeft een gedragscode vastgesteld. In die code staat een aantal algemene bepalingen met betrekking tot gedragsregels voor bestuursleden en andere betrokkenen van het Fonds. De code bevat ook meer specifieke regels inzake privé-transacties. De door het Bestuur benoemde compliance officer ziet toe op de naleving van deze code en heeft toegang tot alle geledingen binnen het Fonds. Hiertoe is een complianceprogramma opgesteld. Dit is het geheel aan beleid, interne regelgeving, voorlichtingsactiviteiten en het controleprogramma, dat moet leiden tot het realiseren van de compliancedoelstelling. In 2014 is de gedragscode aangepast aan de nieuwe bestuurlijke samenstelling en de oprichting van het Verantwoordingsorgaan en de Raad van Toezicht. De compliance officer heeft in 2014 geen overtredingen van de gedragscode geconstateerd.
2.1.4
Klokkenluidersregeling
Het Bestuur vindt het belangrijk dat degenen die financieel afhankelijk zijn van het Fonds, zonder gevaar voor hun positie kunnen rapporteren over onregelmatigheden binnen het pensioenfonds. Dit kan gaan om onregelmatigheden van algemene, operationele en financiële aard. Het Bestuur heeft hiervoor een klokkenluidersregeling opgesteld. Bij de klokkenluidersregeling gaat het om het melden van onregelmatigheden van algemene, operationele en financiële aard.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
19
Er kan worden gerapporteerd door leden van het Bestuur, het Verantwoordingsorgaan en de Raad van Toezicht en door andere functionarissen die financieel afhankelijk zijn van het Fonds. Een onregelmatigheid wordt gerapporteerd aan de compliance officer van het Fonds. Het Bestuur bevordert dat de dienstverleners eveneens een klokkenluidersregeling hebben. In 2015 heeft het Fonds bij de dienstverleners waar het fonds gebruik van maakt, de klokkenluidersregelingen opgevraagd, zodat het bestuur kan beoordelen of deze in lijn zijn met de Code Pensioenfondsen.
2.1.5
Integriteitsbeleid
Het Bestuur heeft een integriteitsbeleid opgesteld. De doelstelling van het integriteitsbeleid is het stimuleren dat aan het Fonds verbonden personen op alle niveaus handelen in overeenstemming met maatschappelijk geaccepteerde waarden en normen in het algemeen, met de specifieke waarden en normen die gelden voor het Fonds in het bijzonder en uiteraard met de (toezicht)wet- en regelgeving. Standaarden zoals de Gedragscode van Pensioenfonds Zoetwaren maken deel uit van die regels.
2.1.6
Deskundigheid bestuur vergroot
Het Bestuur vindt permanente scholing noodzakelijk voor het Bestuur als geheel en voor individuele bestuursleden afzonderlijk. Het Bestuur heeft in 2014 diverse studiedagen gevolgd op het gebied van beleggingen en vermogensbeheer, risicomanagement en het nFTK. Verder hebben de bestuursleden opleidingen gevolgd, literatuur bijgehouden, seminars en lezingen op pensioengebied bijgewoond en ervaringen met andere bestuursleden uitgewisseld. In 2014 hebben evaluaties van de individuele bestuursleden en ook van het Bestuur als geheel, plaatsgevonden. In 2013 heeft het Bestuur in hoofdzaak de financiële risico’s van het fonds geïnventariseerd. In 2014 is dit voortgezet en zijn daarnaast ook de niet-financiële risico’s geïnventariseerd. Dit heeft geresulteerd in een integraal handboek risicobeheersing.
2.2 2.2.1
Ontwikkelingen financiële positie
Herstelplan
Pensioenfonds Koek en Pensioenfonds Snoep hadden voor de fusie per 1 januari 2011 beide een reservetekort. Er is een reservetekort als de dekkingsgraad lager is dan het vereist vermogen. Als er sprake is van een reservetekort moet een langetermijnherstelplan bij DNB worden ingediend. De pensioenfondsen Koek en Snoep hadden beide een langetermijnherstelplan. Het plan beschrijft de verwachte ontwikkeling van het fonds binnen een termijn van maximaal vijftien jaar. De fusie maakte een aangepast langetermijnherstelplan nodig. Per 30 september 2011 daalde de dekkingsgraad onder het minimaal vereiste vermogen. Hierdoor had het Fonds ook een dekkingstekort. Door het dekkingstekort werd een kortetermijnherstelplan nodig. Dit plan maakt onderdeel uit van het langetermijnherstelplan. DNB heeft ingestemd met het herstelplan. Eind maart 2013 was de dekkingsgraad van het Fonds, voor de derde keer achter elkaar aan het einde van een kwartaal, boven de grens van 104,6% uitgekomen. Het kortetermijnherstelplan dat het Fonds in 2011 opstelde omdat het vermogen onder het wettelijk vereiste minimum terecht was gekomen, is daarom met ingang van 1 april 2013 niet meer van toepassing. Het langetermijnherstelplan bleef nog wel van toepassing. De dekkingsgraad van het Fonds was de eerste 3 kwartalen van 2014 hoger dan benodigd voor het aanhouden van het vereist eigen vermogen. Hiermee is ook het ingediende langetermijnherstelplan niet meer van toepassing. Van DNB is de bevestiging ontvangen dat het ingediende langetermijnherstelplan vanaf 1 oktober 2014 als beëindigd kan worden beschouwd.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
20
Dekkingsgraadontwikkeling in cijfers Dekkingsgraad datum
dekkingsgraad in %
Vereist vermogen in %
Minimaal vereist vermogen in %
1 januari 2011
111,4
113,7
104,5
reservetekort
30 september 2011
102,3
111,6
104,5
dekkingstekort en reservetekort
31 december 2011
106,7
112,2
104,6
reservetekort
31 december 2012
111,4
112,2
104,5
reservetekort
31 december 2013
110,9
112,2
104,6
reservetekort
31 december 2014
112,6
111,6
104,4
De dekkingsgraad is vanaf 31 december 2013 gestegen naar 112,6% per 31 december 2014. Per 1 januari 2015 zijn de pensioenen van de pensioengerechtigden en de pensioenaanspraken van de gewezen deelnemers met 0,5% en de pensioenaanspraken van de actieve deelnemers met 1% verhoogd. Daarbovenop is ook de bestemmingsreserve voor oud snoep deelnemers geheel toegekend. Betrokken deelnemers kregen een extra indexatie van 4,08%. Deze indexaties werken door in de dekkingsgraad op 31 december. Het effect op de dekkingsgraad van de indexaties was een daling van 1,9 procentpunt.
2.2.2
Nieuwe Financieel Toetsingskader
Het nFTK voor pensioenfondsen is per 1 januari 2015 van kracht geworden. Het nFTK is bedoeld om nominale pensioenen te beschermen. De Ultimate Forward Rate (UFR) is een rente die gebruikt wordt omdat er geen adequate marktrentes zijn voor zeer lange looptijden. In Europa is er een akkoord over de manier waarop de UFR voor verzekeraars bepaald wordt. In februari 2015 is deze UFR voor het eerst gepubliceerd. De Eerste Kamer vroeg of pensioenfondsen vooralsnog de UFR van 2014 kunnen blijven gebruiken. DNB ging daar op verzoek van staatssecretaris Klijnsma mee akkoord. De UFR-systematiek blijft dus vooralsnog ongewijzigd. Wel wordt de 3-maandsmiddeling van de rente afgeschaft. Voor toetsing van beleidsbeslissingen aan het wettelijk kader wordt de beleidsdekkingsgraad leidend. De beleidsdekkingsgraad is de gemiddelde dekkingsgraad van de 12 maanden voorafgaand aan vaststelling. Bij de berekening van de beleidsdekkingsgraad in 2015 wordt de dekkingsgraad per 1 januari 2015 op basis van maandeinden berekend. Deze beleidsdekkingsgraad is per 1 januari 2015 geschat op 114,2%. De vereiste dekkingsgraad onder het nFTK is ingeschat op ca. 115,5%. Hiermee is per 1 januari 2015 opnieuw sprake van een tekort. DNB is hierover geïnformeerd. Het pensioenfonds moet jaarlijks aan de toezichthouder DNB rapporteren wat de stand van de reële dekkingsgraad is. In de reële dekkingsgraad wordt de verwachte stijging van de prijzen meegenomen als pensioenverplichting.
De regels voor toeslag zijn in het nFTK strenger dan in het vorige financieel toetsingskader. In combinatie met de financiële positie van veel fondsen, maakt dit de kans zeer klein dat pensioenfondsen de komende jaren een volledige toeslag kunnen toekennen. Fondsen mogen eenmalig het strategisch beleggingsbeleid in lijn brengen met de actuele situatie, de ambities en risicohouding van het pensioenfonds. Het gaat dan om fondsen die wel een reservetekort, maar geen dekkingstekort hebben. Dit is dus ook van toepassing voor ons Fonds. Bij het nFTK hoort een haalbaarheidstoets. Deze toets geeft inzicht in de gevolgen van de financiële opzet van de pensioenregeling en de daarbij gekozen risicohouding. Op het moment van vaststellen van het verslag is het Fonds samen met sociale partners druk bezig met de uitwerking van de gevolgen van het nFTK voor het Fonds.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
21
2.2.3
Nieuwe Prognosetafel
Het Actuarieel Genootschap heeft in september 2014 de “Prognosetafel AG2014” gepubliceerd. Hieruit blijkt dat de levensverwachtingen met name voor jongeren en vrouwen toenemen, terwijl ze voor ouderen en mannen afnemen. Het Bestuur heeft besloten per eind oktober 2014 over te gaan op de nieuwe prognosetafel AG2014 en geactualiseerde correctiefactoren. De voorziening is hierdoor licht gedaald.
2.3
Samenwerking
Door de ontwikkelingen op de pensioenmarkt wordt het voor sommige ondernemingen, ondernemings- en bedrijfstakpensioenfondsen belangrijk om een samenwerkingspartner te zoeken. Het Bestuur heeft zich de vraag gesteld of ook het Fonds zijn (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden kan dienen door het aangaan van een samenwerkingsverband om zo het draagvlak te vergroten. Een werkgroep is opgericht om de mogelijkheden van samenwerking te onderzoeken.
2.4 2.4.1
Wet- en regelgeving
AOW-leeftijd in stappen omhoog
De AOW-leeftijd gaat in stappen omhoog naar 67 jaar. Dit is al in wetgeving vastgelegd. Een versnelling van de verhoging van de AOW-leeftijd tot 67 jaar in 2021 is de gecombineerde uitkomst van afspraken uit het Herfstakkoord en het Regeerakkoord van oktober 2012. Eerder was besloten dat de AOW-leeftijd in 2023 67 jaar zou zijn. In november 2014 is het wetsvoorstel voor versnelde verhoging van de AOW-leeftijd bij de Tweede Kamer uiteindelijk ingediend, maar er is nog niet over gestemd.
2.4.2
Fiscale ruimte (verder) beperkt
Verhoging pensioenrichtleeftijd van 65 jaar naar 67 jaar Per 1 januari 2014 is op grond van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd de fiscaal minimale pensioenrichtleeftijdverhoogd naar 67 jaar. Daarna is de pensioenrichtleeftijd gekoppeld aan de levensverwachting. Verdere verhoging gaat met stappen van één jaar. De komende jaren ligt de fiscale pensioenrichtleeftijd hoger dan de AOW-leeftijd. In het jaarverslag over 2013 werd al vermeld dat het Bestuur het besluit van sociale partners heeft overgenomen om de ingangsdatum van het ouderdomspensioen in de 55- regeling per 1 januari 2014 te verhogen naar 67 jaar. Voor de 55+ regeling is de ingangsdatum op 65 jaar gehandhaafd. Het verzoek om wijziging van de verplichtstellingsbeschikking is in december 2013 bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ingediend. De reeds opgebouwde aanspraken in de 55- regeling zijn omgezet in hogere aanspraken vanaf 67 jaar. Een aantal (gewezen) deelnemers heeft bezwaar gemaakt tegen omzetting. Van deze (gewezen) deelnemers zijn de opgebouwde aanspraken per 1 januari 2014 niet omgezet naar de pensioenrichtleeftijd van 67 jaar. Opbouwpercentage omlaag, nadere maatregelen Op 1 januari 2014 gingen de maximale opbouwpercentages met 0,1% omlaag. Voor middelloon geldt een maximaal opbouwpercentage van 2,15% en voor eindloon 1,9%. De opbouwpercentages gaan met ingang van 1 januari 2015 nog verder omlaag. Vanaf 2015 wordt het fiscaal maximale opbouwpercentage 1,875% voor middelloonregelingen en 1,657% voor eindloonregelingen. De bovengrens tot waar pensioenopbouw fiscaal ondersteund wordt is € 100.000,-. Sociale partners in de Zoetwarenindustrie hebben besloten het opbouwpercentage per 1 januari 2015 te verlagen van 2,15% naar 1,875%. Tevens is het nabestaandenpensioen op risicobasis omgezet naar een nabestaandenpensioen op opbouwbasis. Omdat de huidige pensioendatum op de eerste van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 67 jarige leeftijd bereikt, een te lage franchise tot gevolg kan hebben en de regeling als fiscaal onzuiver wordt aangemerkt
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
22
hebben sociale partners besloten de franchise te handhaven. Hiermee kan de regeling als fiscaal zuiver worden gekwalificeerd. Tenslotte heeft het Bestuur besloten het pensioengevend salaris voor de deelnemers met een aanvullende regeling bij het fonds te maximeren op € 100.000,-. Het Bestuur heeft besloten aan deze deelnemers met een inkomen boven de €100.000,- geen mogelijkheid te bieden voor een netto pensioen. Aangezien er slechts een relatief kleine groep deelnemers is die hier gebruik van kan maken zijn de kosten hiervoor te hoog.
2.4.3
Premievaststelling 2015
Eind 2014 stelden sociale partners en het pensioenfondsbestuur de premie voor 2015 vast. De premie kon worden vastgesteld op basis van het oud FTK. Het kabinet rekent voor 2015 op een premiedaling. De inperking van de fiscale ruimte voor pensioenen werkt immers premieverlagend. In de uiteindelijke hoogte van de premie voor 2015 voor het Fonds zijn alle verhogende en verlagende effecten meegenomen. Voor de aanspraken in de regeling vanaf 1 januari 2015 wordt de benodigde kostprijs gevraagd aan de actieve deelnemers en de werkgevers, verhoogd met een beperkte marge van 0,5%. Deze marge hangt samen met de wens van sociale partners en het bestuur voor een stabiele premie. Een grotere marge is op basis van de dekkingsgraad niet nodig. De dekkingsgraad ligt immers boven het Vereist Eigen Vermogen op basis van het oud FTK. Bovendien heeft een grotere marge op de premie heel weinig effect op de dekkingsgraad. De premie zou enorm moeten worden verhoogd om meer indexatie mogelijk te maken. Een kleine premiemarge zorgt ervoor dat er enerzijds ‘niet te scherp aan de wind wordt gevaren’ en anderzijds er geen onevenredige bijdrage wordt gevraagd van actieve deelnemers en werkgevers. Hiermee wordt voldaan aan een evenwichtige belangenbehartiging. Sociale partners hebben op advies van het Bestuur de doorsneepremie van 27,6% (inclusief 2,4% VPL-premie) gehandhaafd in 2015. Het Verantwoordingsorgaan heeft een positief advies uitgebracht over de samenstelling van de feitelijke premie en de hoogte van de premiecomponenten.
2.4.4
Nieuwe Wet Pensioencommunicatie vanaf 1 juli 2015
Het kabinet wilde bij de start van het nFTK ook nieuwe regels voor pensioencommunicatie laten gelden. Het doel van de nieuwe regels voor communicatie is deelnemers meer inzicht geven in hun pensioensituatie, en daarmee handelingsperspectief te bieden. Staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) stuurde op 2 september 2014 het wetsvoorstel Wet Pensioencommunicatie aan de Tweede Kamer. Op 19 december 2014 volgden wijzigingen op het wetsvoorstel. Ook kwam er een concept van de lagere regelgeving. Hierdoor zijn de regels voor pensioencommunicatie verder tot in detail uitgewerkt. De geplande ingangsdatum is verschoven naar 1 juli 2015. De nieuwe wet biedt meer ruimte voor digitale communicatie. De informatie loopt via drie kanalen. Die bevatten elk informatie van andere aard. Ten eerste komt er het Pensioen 1-2-3. Het Pensioen 1-2-3 bevat algemene informatie over de pensioenregeling (in drie lagen). Deze gelaagdheid betekent dat bij doorklikken steeds uitgebreidere informatie wordt verstrekt. Ten tweede is er het UPO dat persoonlijke informatie bevat over het bij één pensioenuitvoerder opgebouwde pensioen. Op het UPO kan ook het te bereiken pensioen staan. Tot slot is er het pensioenregister. Het pensioenregister geeft een totaaloverzicht van het te bereiken pensioen, zowel AOW als aanvullend pensioen. Het register rekent met een optimistisch, neutraal en een pessimistisch economisch scenario. Over de uitvoerbaarheid van de rekenmethodiek overlegt de regering nog met pensioenuitvoerders en toezichthouders. Het pensioenregister gaat daarnaast in drie jaar stapsgewijs uitbreiden. Het pensioenregister gaat inzicht geven in de toereikendheid van het pensioen in relatie tot de uitgaven. Ook wordt het mogelijk om het pensioeninkomen op huishoudniveau zichtbaar te maken. Het communicatiebeleidsplan van het fonds beschrijft het algemene communicatiebeleid. Hierin staat welke communicatiemiddelen voor welke doelgroepen worden ingezet. In dit plan verklaart het fonds ook dat het alle wettelijke informatieverplichtingen nakomt. Naast het communicatieplan heeft het Bestuur een activiteitenkalender met de jaarplanning voor communicatie van het fonds. Het Bestuur vindt duidelijke, aansprekende en betrouwbare communicatie in combinatie met een degelijk communicatiebeleid belangrijk.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
23
In 2014 lag de focus op de volgende punten: •
Communicatie over de nieuwe pensioenregeling en het nieuwe pensioencontract
Er werd door het Fonds gecommuniceerd via (digitale) nieuwsbrieven en een speciale landingspagina op de website. In november 2014 ontvingen deelnemers en gewezen deelnemers een brief over de persoonlijke gevolgen van de aanpassing van de standaard pensioenleeftijd op hun pensioen •
Werkgevers en brancheorganisaties meer inzetten als informatiekanaal voor de deelnemers
Op 7 oktober 2014 vond de HR-middag met het thema pensioen plaats. Bij de introductie van de pensioenplanner is de werkgever uitgebreid betrokken. Ook vond een webinar voor werkgevers (en werknemers) plaats over de pensioenplanner. •
Verdere digitalisering
In mei 2014 ging ‘Mijn omgeving’ live. In oktober werd daar de pensioenplanner aan toegevoegd. Ook werd het Pensioenoverzicht digitaal aangeboden. Risicobereidheidsonderzoek Eind 2014 is een risicobereidheidsonderzoek uitgevoerd. Het Bestuur wil namelijk weten hoe deelnemers en pensioengerechtigden aankijken tegen zekerheid en risico’s in relatie tot het pensioen. De resultaten laten zien dat er draagvlak lijkt te bestaan voor het nemen van meer risico. Dit komt overeen met de weg die het fonds in 2014 is ingeslagen en ook voor 2015 zal voortzetten, namelijk iets meer risico nemen door voor 2015 een beleggingsbeleid vast te stellen met meer zakelijke waarden. Het oordeel over het Fonds zelf is redelijk positief. Dat komt vooral door de hoogte van de dekkingsgraad. De deelnemers en gepensioneerden geloven zelf geen betere beleggingsresultaten te kunnen behalen. Uit het onderzoek is ten slotte gebleken dat de kennis over beleggen beperkt is. Het Bestuur ziet hierin aanleiding om de communicatie op dit punt aan te scherpen.
2.4.5
BTW-koepelvrijstelling vervalt
Met ingang van 1 januari 2015 vervalt de BTW koepelvrijstelling. Dit betekent dat over de diensten van de uitvoeringsorganisatie BTW in rekening wordt gebracht. Hierdoor worden de pensioenbeheerskosten hoger.
2.4.6
Partnerpensioen overleden ex weer terug bij deelnemer
Het is mogelijk dat het partnerpensioen van de ex-partner weer ten gunste komt aan de deelnemer als de ex-partner eerder dan de deelnemer overlijdt. De wijziging komt uit de Verzamelwet Pensioenen 2014 en is per 1 januari 2015 in werking getreden. Het fonds heeft in 2015 ervoor gekozen om deze mogelijkheid in de eigen regeling op te nemen.
2.5
Toezichthouder AFM en DNB
Geen boetes en dwangsommen Het afgelopen jaar zijn aan het pensioenfonds geen dwangsommen of boetes opgelegd. DNB en AFM hebben geen aanwijzingen aan het Fonds gegeven. Er is geen bewindvoerder aangesteld. Het Fonds had geen toestemming van de toezichthouder nodig bij het gebruik van de normale bevoegdheden. Onderzoek AFM De AFM heeft bij meerdere pensioenfondsen, waaronder ons Fonds onderzoek gedaan naar de manier waarop pensioendeelnemers worden geïnformeerd door hun pensioenfonds in de aanloop naar hun pensionering. De AFM heeft de informatievoorziening beoordeeld op juistheid, duidelijkheid/begrijpelijkheid, tijdigheid en volledigheid. De AFM wil pensioenfondsen met de uitkomsten van het onderzoek handvatten bieden voor het verder verbeteren van hun uitkeringsinformatie.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
24
De AFM heeft het Fonds gemeld dat uit het onderzoek bij het fonds gebleken is dat in enkele gevallen de informatie niet voldeed aan de eisen die aan een pensioenfondsadministratie worden gesteld. Dit punt neemt het Bestuur zeer hoog op: deelnemers moeten op de juistheid van de informatie kunnen vertrouwen. Het Fonds heeft met de administrateur afspraken gemaakt om de uitkeringsinformatie te verbeteren. Onderzoek DNB In het kader van een cross-sectorale themaonderzoek naar de beheersing van het risico op belangenverstrengeling heeft DNB een verdiepend onderzoek bij het Fonds uitgevoerd. Doel van het themaonderzoek was om een beter beeld te krijgen van de mate van beheersing van de risico’s die zich kunnen voordoen op het gebied van belangenverstrengeling aan de hand waarvan DNB meer handvatten heeft om good practices te formuleren voor de sector. DNB heeft bij het Fonds naast diverse good practices ook enkele verbeterpunten gesignaleerd. De good practices betreffen bij voorbeeld de wijze waarop bet Bestuur countervailing power (kennis inhuren om niet afhankelijk te zijn van de kennis van een belanghebbende) organiseert in haar relatie met de coördinator vermogensbeheer, de transparantie ten aanzien van nevenfuncties maar ook de keuze voor een kritische en inhoudelijk sterke Raad van Toezicht. DNB ziet ook verbeterpunten. Een belangrijk punt is de analyse van risico’ s. DNB vindt dat de niet-financiële risico’s nog onvoldoende in kaart zijn gebracht. Dit punt staat in 2015 hoog op de agenda van het Bestuur.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
25
3 Kerncijfers 3.1
Aantallen deelnemers 2014
2013
2012
2011
Mannen
4.964
4.892
4.766
5.025
Vrouwen
3.074
3.038
2.933
3.152
28.270
29.437
30.274
35.541
886
972
1.036
1.063
AANTALLEN Deelnemers levenslang ouderdomspensioen 1:
Gewezen deelnemers levenslang ouderdomspensioen2
Arbeidsongeschikten Aantal deelnemers dat geheel of gedeeltelijk premievrij was (pvd)
3.1.1
De verhouding tussen actieve en inactieven
Bij het ouderdomspensioen is de verdeling tussen deelnemers en gewezen deelnemers (slapers) als volgt:
Verhouding actieven en inactieven ouderdomspensioen 40000 35000 30000
deelnemers levenslang ouderdomspensioen
25000 20000
gewezen deelnemers levenslang ouderdomspensioen
15000 10000 5000 0 2014
2013
2012
2011
1 In de aantallen actieve deelnemers zijn geen premievrije deelnemers meegeteld tenzij zij een actief dienstverband hebben met een bij het fonds aangesloten werkgever. 2 In deze tabel en bijbehorende grafieken zijn de bij gewezen deelnemers de personen, die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt, maar geen pensioen hebben opgevraagd (2014:1.332 ,2013: 1.929, 2012: 1.928), meegenomen.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
26
3.1.2
Leeftijdsopbouw
Het verloop van de leeftijdsopbouw actieve deelnemers is als volgt:
Leeftijdsopbouw deelnemers 1800 1600 1400 1200
2014
1000
2013
800
2012
600
2011
400 200 0 tot 20 20-25 25-30 30-35 35-40 40-45 45-50 50-55 55-60 60-65
Opmerking: Het aantal deelnemers jonger dan 25 jaar is sinds 2013 toegenomen. Dit komt voornamelijk doordat werkgevers als gevolg van een nieuw aangiftesysteem sinds 2013 ook jongeren met een pensioengevend salaris dat lager is dan de franchise aanmelden. Het verloop van de leeftijdsopbouw gewezen deelnemers (slapers) is als volgt:
Leeftijdsopbouw slapers 7000 6000 5000 2014
4000
2013
3000
2012
2000
2011
1000 0 tot 20 20-24 25-29 30-34 35-39 40-44 45-49 50-54 55-59 60-64 65-69
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
27
3.2
Aantallen pensioengerechtigden 2014
2013
2012
2011
Ouderdomspensioen2
6.568
6.142
6.476
6.214
Nabestaandenpensioen Totaal
2.790
2.662
2.517
2.539
9.358
8.804
8.993
8.753
2014
2013
2012
2011
32.623
34.267
35.988
37.256
PENSIOENUITKERINGEN (aantal personen1)
UITKERINGEN (x € 1.000) Ouderdoms- en prepensioen Nabestaandenpensioen Subtotaal (exclusief eenmalige uitkeringen) Eenmalige uitkeringen3 Totaal
3.2.1
7.651
7.587
7.227
7.112
40.274
41.854
43.215
44.368
335
667
4.819
602
40.609
42.521
48.034
44.970
Verdeling aantal uitkeringen
Verdeling aantal uitbetaalde pensioenen
Ouderdomspensioen (incl. TOP) Nabestaandenpensioen
In deze tabel en bijbehorende grafieken zijn de personen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt maar om welke reden dan ook geen pensioen hebben opgevraagd niet meegenomen. (2014:1.332, 2013: 1.929, 2012: 1.928), In de jaarrekening zijn per 1 januari 2013 deze personen als pensioengerechtigden geteld. 2 Per 1 januari 2011 worden de uitkeringsgerechtigden prepensioen meegenomen in de aantallen uitkeringsgerechtigden ouderdomspensioen. 3 In 2012 is dit inclusief 4.124 van project massale afkoop slapers gering bedrag. 1
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
28
3.2.2
Leeftijdsopbouw
Het verloop van de leeftijdsopbouw pensioengerechtigden (inclusief wezen en nabestaanden) is als volgt:
Leeftijdsopbouw pensioengerechtigden 3500 3000 2500 2000
2014
1500
2013
1000
2012
500
2011
0
3.3
Kerncijfers financiële gegevens 2014
2013
2012
2011
1.587,1
1.470,1
FINANCIËLE GEGEVENS Technische Voorzieningen (in miljoenen euro)
1.877,9
1532,5 1-1
1-4
25,1
28,0
25,1
27,6%
30%
2.125,8
1.703,1
1.771,7
1.568,9
24,2
-3,7
13,7
11,6
112,6
110,9
111,4
106,7
Z-score
0,06
0,54
1,02
-0,12
Performance toets
2,14
3,71
1,20
0,02
20141
2013
2012
2011
Ingegane pensioenen
0
0
0
0
Nog niet ingegane pensioenen gewezen deelnemers
0
0
0
0
Nog niet ingegane pensioenen actieve deelnemers
0
0
0
0
Premie ouderdomspensioen (in %) Belegd vermogen (in miljoenen euro)
Beleggingsrendement (in %)
Dekkingsgraad (in %)
TOESLAGEN OUDERDOMSPENSIOEN OVER HET JAAR
1
In 2014 heeft het Bestuur besloten per 1 januari 2015 een toeslag te verlenen. Wij verwijzen u voor nadere informatie hierover naar naar paragraaf 4.3 van het bestuursverslag.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
29
20141
2013
2012
2011
Ingegane pensioenen
0
0
0
0
Nog niet ingegane pensioenen gewezen deelnemers
0
0
0
0
Nog niet ingegane pensioenen actieve deelnemers
0
0
0
0
2014
2013
2012
2011
210
212
212
213
2014
2013
2012
2011
Kostendekkende premie
44.924
53.698
52.350
47.216
Verschuldigde (feitelijke) premie
49.466
53.630
47.109
48.250
Gedempte kostendekkende premie
45.342
46.586
42.225
43.027
Premie voor verplichte verzekering ouderdomspensioen
45.521
50.984
42.567
44.637
TOESLAGEN PREPENSIOEN OVER HET JAAR
AANTAL PREMIEBETALENDE WERKGEVERS Werkgevers per einde jaar
PREMIE (x € 1.000)
Premie voor voortgezette verplichte verzekering Premie aanvullende verzekering Subtotaal Ten laste van het fonds gekomen premie voor arbeidsongeschikten
271
104
192
132
3.945
2.646
2.499
3.481
49.737
53.734
45.258
48.250
1.942
2.353
2.445
2.546
1 In 2014 heeft het Bestuur besloten per 1 januari 2015 een toeslag te verlenen. Wij verwijzen u voor nadere informatie hierover naar et verwijzing naar paragraaf 4.3 van het bestuursverslag.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
30
4 Financieel beleid 4.1
Inleiding
Om te voldoen aan de door het Fonds gestelde doelstelling om de (gewezen) werknemers en hun gezinsleden te beschermen tegen de geldelijke gevolgen van ouderdom en overlijden is het belangrijk dat het Fonds voldoende geld bezit, zodat er altijd genoeg middelen zijn om (toekomstige) uitkeringen te kunnen betalen. Het Bestuur gebruikt hiervoor de beleidsinstrumenten premiebeleid, toeslagenbeleid, beleggingsbeleid en de pensioenregeling. In dit hoofdstuk komen de eerste drie instrumenten aan de orde. Na het premie- en toeslagenbeleid geeft het Bestuur inzicht in de voorzieningen en reserves. Na de actuariële analyse volgt een uitleg over het beleggingsbeleid. De pensioenregeling komt aan de orde in hoofdstuk 5.
4.2
Premie
Het Fonds hanteert een doorsneepremie; deelnemers van alle leeftijden betalen een gelijk percentage pensioenpremie. Zij betalen premie over dat deel van het salaris waarover zij pensioen opbouwen (de pensioengrondslag). Met de premie wil het Fonds het volgende dekken: -
de toename van de toekomstige aanspraken op pensioen;
-
de opslag voor solvabiliteit (genoeg vermogen hebben) voor de onvoorwaardelijke delen van de pensioenovereenkomst;
-
de uitvoeringskosten van het fonds.
In de Pensioenwet staan regels over de gedempte kostendekkende premie. De premie van het Fonds is niet lager dan deze gedempte kostendekkende premie. De gedempte kostendekkende premie wordt vastgesteld op basis van een gemiddeld voortschrijdend rendement en de opslag voor solvabiliteit (genoeg vermogen hebben). Het Fonds bepaalt het gemiddeld voortschrijdende rendement door de rentetermijnstructuur per 30 september over de de vijf voorafgaande jaren te middelen. Hierbij houdt het Fonds rekening met de verschillende looptijden1. Het Fonds heeft de solvabiliteitsopslag vastgesteld volgens de Pensioenwet. (x € 1.000) Kostendekkende premie
44.924
Gedempte premie
45.342
Feitelijke premie
49.466
De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt: Actuarieel benodigde premie voor opbouw van aanspraken, onvoorwaardelijke indexatie en risicopremies
36.882
Opslag voor uitvoeringskosten
3.542
Solvabiliteitsopslag
4.500
Kostendekkende premie
44.924
De samenstelling van de gedempte kostendekkende premie is als volgt: Actuarieel benodigde premie voor opbouw van aanspraken, onvoorwaardelijke toeslag en risicopremies
3.542
Solvabiliteitsopslag
4.545
Gedempte kostendekkende premie
1
37.255
Opslag voor uitvoeringskosten
45.342
Het bestuur besluit om de premieberekening voor 2015 te verfijnen en over te stappen van een 5-jaarsgemiddelde september RTS naar een 60-maands gemiddelde RTS.
Dit leidt naar verwachting tot een stabielere premie
.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
31
4.3
Toeslag
Als prijzen stijgen en pensioen gelijk blijft, dan gaat de (gewezen) deelnemer of de pensioengerechtigde er in koopkracht op achteruit. Een oplossing is het verhogen van pensioen. Dit heet toeslag. Het Fonds heeft met ingang van 1 januari 2012 het beleid om niet meer doelgericht een toeslag te verlenen (dat wil zeggen in beginsel gekoppeld aan enigerlei index). Het Bestuur bekijkt ieder jaar opnieuw of de pensioenen verhoogd kunnen worden. Het Bestuur heeft in de afgelopen jaren moeten besluiten om de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden geen toeslag te verlenen. Toekenning van een toeslag zou naar het oordeel van het Bestuur ten koste gaan van het fragiele herstel. En dat is op de langere termijn niet goed voor deelnemers en pensioengerechtigden van het fonds. De financiële positie per ultimo oktober 2014 was echter zodanig verbeterd dat het Bestuur besloot te indexeren per 1 januari 2015. Het in 2014 geldende ftk liet dit ook toe. Als basis voor de hoogte van de toeslag werd teruggegrepen op het beleid in het verleden waarbij werd uitgegaan van een gedeeltelijke toeslag bij een beleidsdekkingsgraad tussen de 109% en 120%. Dit beleid zou resulteren in een toeslag van 0,73% voor de actieven (loonindex) en 0,29% (prijsindex cpi afgeleid voorlopig cijfer) voor de inactieven. De prijsinflatie op basis van de CPI afgeleid was echter erg laag, Het toepassen van een gedeeltelijke indexatie zou tot een zeer laag indexatiepercentage leiden. Het bestuur besluit daarom om het percentage iets naar boven af te ronden en de pensioenen van de pensioengerechtigden en de pensioenaanspraken van de gewezen deelnemers met 0,5% te verhogen. De pensioenaanspraken van de actieve deelnemers werden met 1% verhoogd. Als de pensioenrechten en -aanspraken verhoogd worden dan kunnen de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden van Pensioenfonds Snoep tot uiterlijk 31 december 2015 een extra toeslag krijgen. Bij de fusie van Pensioenfonds Koek en Pensioenfonds Snoep is door beide besturen overwogen om het verschil in dekkingsgraad tussen Pensioenfonds Koek en Pensioenfonds Snoep direct uit te keren aan de deelnemers van Pensioenfonds Snoep. Dit was op dat moment (1 januari 2011) niet mogelijk, aangezien de gecombineerde dekkingsgraad van beide fondsen zich onder het Vereist Eigen Vermogen bevond Inmiddels is duidelijk geworden dat DNB geen bezwaar heeft om bestemmingsreserve alsnog en volledig toe te kennen aan de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden van Pensioenfonds Snoep als de dekkingsgraad zich boven het Vereist Eigen Vermogen bevindt. Het Bestuur heeft daarom besloten de gehele bestemmingsreserve aan te wenden voor een aanvullende toeslag per 1 januari 2015 met een gelijk toeslagpercentage (4,08%) voor de actieve deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden van Pensioenfonds Snoep. Deze toeslag zal plaatsvinden over de opgebouwde rechten d.d. 31 december 2010. Bij het berekenen van de toeslag is rekening gehouden met een bufferopslag ter voorkoming van verwatering van de dekkingsgraad. Het Verantwoordingsorgaan heeft hierop een positief advies gegeven.
4.4
ALM studie
Minimaal eens per drie jaar wordt door het Fonds een ALM-studie uitgevoerd, ter onderbouwing van het uit te voeren beleid en om de gevolgen van mogelijk gewijzigde omstandigheden in kaart te brengen. De uitvoering van het beleid van het Fonds kan op grond hiervan aangepast worden. Elk kwartaal wordt in de risicorapportage een update getoond van de ALM-berekeningen, waardoor het bestuur kan toetsen of de doelstellingen nog steeds haalbaar zijn en of de risico’s acceptabel zijn. In 2014 zijn ALM-berekeningen uitgevoerd om de impact van het nieuwe Financiële Toetsingskader (nFTK) in kaart te brengen. Het Bestuur heeft op basis hiervan geconcludeerd dat: -
Onder het nFTK weer een expliciete toeslag-ambitie mogelijk is, gebruik makend van de maximale toeslagmogelijkheden binnen de nieuwe wetgeving
-
Een verhoging van de allocatie naar de returnportefeuille met 10% naar 50% leidt tot betere verwachte pensioenresultaten, bij acceptabele risico’s. Dit bleek ook al uit de ALM-studie 2013.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
32
Daarnaast zijn in 2014 ALM-berekeningen uitgevoerd ter ondersteuning van het vaststellen van een dekkingsgraadafhankelijk beleid. Het Bestuur heeft gekozen voor een dekkingsgraadafhankelijk beleid waarbij het risicoprofiel wordt verhoogd ten opzichte van het huidige beleid bij een dekkingsgraad boven 120% en weer verlaagd bij een dekkingsgraad boven 140%. Hiermee zijn buffers beschikbaar om de indexatieambitie te realiseren. Het dynamische beleggingsbeleid is geen automatisme, maar geeft wel de voorgenomen acties weer. Als resultaat van de ALM-studie zijn risiconormen vastgesteld en een strategisch beleggingsbeleid op hoofdlijnen, welke verder is ingevuld in het beleggingsplan. De risiconormen worden op kwartaalbasis gemonitord door het bestuur en worden in de risicoparagraaf toegelicht.
4.5
Kosten uitvoering pensioenbeheer (bedragen x € 1.000)
Het fonds maakt voor het uitvoeren van de pensioenregeling diverse kosten. Globaal kunnen deze kosten worden onderverdeeld in kosten voor de uitvoering van de pensioenregeling en kosten van het vermogensbeheer. Het fondsbestuur vindt het belangrijk open te zijn over deze kosten. Onderstaand is in dit kader een rapportage over de kosten voor de uitvoering van de pensioenregeling opgenomen. De kosten worden gepresenteerd met inachtneming met de aanbevelingen van de Pensioenfederatie en AFM. Hierdoor kunnen de kosten die pensioenfondsen maken, met elkaar worden vergeleken. Uitvoeringskosten Uitgesplitst naar categorie 2014
2013
122 508 108 126 409 61
138 460 34 162 395 94
1.334
1.283
kosten deelnemers en pensioengerechtigden kosten werkgevers kosten excedentregeling kosten financieel beheer en bestuursondersteuning
1.571 129 261 749
1.398 94 259 770
Subtotaal boekjaar vóór korting korting administratiekosten
2.710 -114
2.521 -158
Totaal na korting
2.596
2.363
Totaal pensioenbeheer lopend boekjaar
3.930
3.646
18.282 201
17.706 191
Bestuur, advies en controle Accountantskosten Controle en advieskosten Actuaris Kosten adviseurs Contributies1 Bestuurskosten Overig Totaal Administratie
Aantal deelnemers2 pensioenbeheer3 / deelnemer (x 1 € )
1
Contributies van DNB, AFM, Stichting pensioenregister en de Pensioenfederatie. 2 Aantal deelnemers is conform aanbeveling van de Pensioenfederatie het aantal actieve deelnemers (inclusief premievrije deelnemers) en pensioengerechtigden. In deze tabel zijn de personen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt maar om welke reden dan ook geen pensioen hebben opgevraagd, niet meegenomen. 3 In het bedrag per deelnemer zijn de kosten van de excedentregeling ad €261 (2013: ad € 259) niet meegenomen. Deze kosten worden namelijk op de werkgever in de vorm van premie verhaald.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
33
Kosten vermogensbeheer Het bedrag aan kosten vermogensbeheer: 2014
2013
438 4.443
380 4.302
Performance gerelateerde kosten Custodian (BNY)
414 331
1.864 299
Fiduciair beheer Overige kosten
953 1
908 6
Subtotaal
6.580
7.759
Transactiekosten
2.004
2.351
Totaal
8.584
10.110
% van het gemiddeld belegd vermogen
0,45%
0,58%
Beheerkosten
0,34%
0,44%
Transactiekosten
0,11%
0,14%
Advieskosten m.b.t. vermogensbeheer Beheersvergoedingen vermogensbeheerders
Toelichting bij kosten uitvoering pensioenbeheer Bestuur, advies en controle De toename van de kosten bestuur, advies en controle wordt voornamelijk veroorzaakt door de controle- en advieskosten van de actuaris en kosten adviseurs. Dit wordt veroorzaakt door meer actuarieel advies mede gerelateerd aan de implementatie van het nFTK en een toename van juridische advies met betrekking tot de overgang naar eigen contracten (Investment Management Agreement ofwel IMA) met vermogensbeheerders. Administratie Kosten deelnemer: deze kosten hebben betrekking op alle werkzaamheden die de administrateur van het fonds verricht om de pensioenaanspraken te administreren, de uitkeringen van de pensioengerechtigden te verzorgen en alle deelnemers en gerechtigden te informeren. Te denken valt hierbij aan het verwerken van waardeoverdrachten, het afkopen van kleine pensioenen, het toekennen van pensioenen en de communicatie met alle doelgroepen (helpdesk, website, pensioenplanner, nieuwsbrief, Uniform Pensioenoverzicht, start- en stopbrief enzovoorts). Kosten werkgever: deze kosten hebben betrekking op alle activiteiten die voortvloeien uit het beheer van het bestand van aangesloten werkgevers, de aanlevering en verwerking van de werknemersgegevens, het opleggen en innen van de pensioenpremies en het onderhouden van de contacten met die werkgevers. Kosten financieel beheer: deze kosten hebben betrekking op het voeren van het secretariaat ten behoeve van bestuur, deelnemersraad en Verantwoordingsorgaan; het opstellen van het jaarverslag en het samenstellen van financiële rapportages en de advies- en controlekosten door Syntrus Achmea, met uitzondering van kosten van vermogensbeheer. Voorts is de toename van de kosten Administratie ten opzichte van 2013 voornamelijk toe te schrijven aan extra administratieve werkzaamheden als gevolg van de projecten betreffende de conversie van de wijziging pensioenrichtleeftijd van 65 jaar naar 67 jaar en de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen.
Kosten vermogensbeheer De kosten van het vermogensbeheer zijn in 2014 zowel in absolute zin als in percentage van het vermogen sterk gedaald. Ondanks de toegenomen omvang van de portefeuille zijn de kosten in 2014 circa € 1,5 miljoen lager uitgekomen dan in 2013. De daling in de kosten in absolute zin wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de performance gerelateerde kosten. Beheersvergoedingen vermogensbeheerders Een deel van deze kosten betreft de direct toe te rekenen beleggingskosten (binnen de fondsen). Deze kosten (2014: € 3.142; 2013: € 3.258) zijn ingeschat op basis van de Total Expense Ratio van de beleggingsfondsen vermenigvuldigt met het gemiddeld belegd vermogen in deze fondsen. Door de transitie naar een meer passief beheer van de portefeuille
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
34
voor rente-afdekking heeft als gevolg dat ondanks het hogere belegd vermogen geen stijging heeft plaatsgevonden kostenniveau. In de portefeuille zijn in de loop van 2014 allocaties naar onroerend goed gedaan, een categorie die naar zijn aard hogere kosten kent dan aandelen- en obligatiebeleggingen. Het Bestuur verwacht dat deze extra kosten meer dan gecompenseerd worden door het rendement en de bijdrage aan een beter risicoprofiel van de portefeuille. Performance gerelateerde kosten De performance gerelateerde kosten zijn in 2014 sterk verlaagd omdat het Bestuur minder vermogensbeheerders met een performance gerelateerde vergoeding in de portefeuille heeft. De resterende performance gerelateerde kosten hangen samen met het positieve beleggingsresultaat versus de benchmark, zoals dat ook in 2014 weer is gerealiseerd. Transactiekosten De transactiekosten zijn de kosten die gemaakt worden om de effectentransactie tot stand te brengen en uit te voeren. Deze kosten zijn veelal op basis van een schatting tot stand gekomen, omdat er bijvoorbeeld bij transacties in de categorie vastrentende waarden niet separaat kosten in rekening worden gebracht. Daarnaast is het bij participaties in beleggingsfondsen niet exact te bepalen welke kosten er zijn gemaakt, hiervoor is er een schatting gemaakt van de turnover in de portefeuille en op basis van gemiddelde transactiekosten in de markt zijn de kosten bij benadering bepaald. Door de meer passieve benadering zijn de transactiekosten afgenomen. De aannames die verder zijn gemaakt bij het berekenen van de transactiekosten zijn afkomstig uit de aanbevelingen uitvoeringskosten 2013 van de Pensioenfederatie. Onderstaand de belangrijkste gehanteerde veronderstellingen: •
Directe beleggingstitels: per aan- verkoop een spread vermenigvuldigd met de transactiewaarde. Spread percentage afkomstig uit de aanbevelingen van de Pensioenfederatie.
•
Transactiekosten voor beleggingsfondsen zijn de daadwerkelijk afgerekende aan- verkoopkosten.
Grosso modo zijn transactiekosten onderdeel van de aan- en verkooptransacties van de beleggingen. Deze bedragen over 2014 € 2.004 (2013: € 2.351). Aansluiting met de jaarrekening: Pensioenuitvoeringskosten: In de jaarrekening zijn de bestuurs-, advies- en controlekosten opgenomen in paragraaf 13. In de jaarrekening zijn de controle- en advieskosten van de actuaris (€ 508) en de kosten van de adviseurs (€108) verantwoord onder de post controle- en advieskosten ad € 616. Vermogensbeheerkosten: De Aanbevelingen Uitvoeringskosten van de Pensioenfederatie nemen naast de directe kosten ook de indirecte kosten mee en maken expliciet onderscheid tussen de vermogensbeheerkosten en transactiekosten. In de jaarrekening zijn alleen de kosten die direct bij het fonds ad € 3.437 in rekening zijn gebracht opgenomen. De geschatte direct toe te rekenen beleggingskosten binnen de beleggingsfondsen van € 3.142 en transactiekosten van € 2.004 maken in de jaarrekening onderdeel uit van de waardeveranderingen van de beleggingen.
4.6
Pensioenvermogen en voorzieningen (bedragen x € 1.000)
Het Pensioenvermogen en de Technische voorzieningen ultimo boekjaar 2014 (en 2013) zijn als volgt vastgesteld: 2014
2013
2.171.916
1.780.070
-56.936
-79.918
Aanwezig vermogen Totaal activa Kort- en langlopende schulden
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
35
Pensioenvermogen
2.114.980
1.700.152
Technische Voorziening
1.877.900
1.532.489
48
50
1.877.948
1.532.539
Spaarfonds gemoedsbezwaarden Technische voorzieningen
Dit heeft tot gevolg dat de dekkingsgraad ultimo boekjaar 2014 gelijk is aan 112,6 % (2013: 110,9 %).
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
36
4.7
Actuariële analyse (bedragen x € 1.000)
Het boekjaar 2014 is afgesloten met een resultaat van € 68.691 (vorig boekjaar € -13.991). Dit resultaat is als volgt nader onder te verdelen:
Resultaat boekjaar 2014
(bedragen x € 1000,-) Resultaten · Resultaat premie
9.042
· Kosten indexering en overige toeslagen
-33.157
· Onttrekking aan TV door wijziging grondslagen · Sterfteresultaat
21.378 5.724
· Arbeidsongeschiktheidsresultaat · Resultaat op beleggingen · Kosten
562 66.471 430
· Diversen
-1.031
Saldo boekjaar
4.8
69.419
Beleggingen
In dit hoofdstuk legt het Bestuur verantwoording af over het gevoerde beleggingsbeleid en de daarbij gemaakte belangenafwegingen en kosten-batenanalyses.
4.8.1
Taakverdeling beleggingen
Het Bestuur heeft een Coördinator Vermogensbeheer te weten; NN Investment Partners; een Onafhankelijke Risicomanager te weten: Ortec Finance en een bewaarnemer Bank of New York Mellon. De Onafhankelijk Risicomanager is verantwoordelijk voor het monitoren van en adviseren over het balansrisico van het fonds, en toezicht op de risico’s in de portefeuille. De Onafhankelijk Risicomanager opereert onafhankelijk van de Coördinator Vermogensbeheer. Op maand- en kwartaalbasis stelt zij rapportages op ten behoeve van het bestuur. Tevens adviseert zij het Bestuur over het te voeren strategische beleid en de impact van nieuwe wet- en regelgeving. De Coördinator Vermogensbeheer is verantwoordelijk voor de invulling en het beheer van de portefeuille, inclusief de selectie van gespecialiseerde vermogensbeheerders voor onderdelen van de portefeuille. De Coördinator Vermogensbeheer ziet toe op deze vermogensbeheerders en adviseert het Bestuur over aanstelling en ontslag van deze partijen. De Coördinator Vermogensbeheer rapporteert maandelijks over de performance en de positie van de portefeuille ten opzichte van de afgesproken benchmark en op kwartaalbasis in meer detail over de samenstelling, rendementen en risico’s van de beleggingsportefeuille. Tijdens de bestuursvergadering doet zij verslag van het gevoerde beheer. De Coördinator Vermogensbeheer adviseert het bestuur ook over de impact op het beleggingsbeleid van nieuwe wet- en regelgeving, ontwikkelingen op financiële markten en andere externe ontwikkelingen. De bewaarnemer voert een onafhankelijke performancemeting en telt de resultaten op. De bewaarnemer verzorgt de beleggingsadministratie en rapporteert over de posities ten opzichte van de neutrale posities die zijn opgenomen in het beleggingsplan. De bewaarnemer administreert ook de beleggingen die niet bij de bewaarnemer onder bewaring zijn.
4.8.2
Beleggingsbeleid
De Coördinator Vermogensbeheer heeft het beleggingsplan 2014 voorbereid, inclusief een z-scorebenchmark. Na toetsing is dit jaarplan door het Bestuur vastgesteld. Het beleggingsplan richt zich op het doel een extra rendement te behalen ten opzichte van de waardeontwikkeling van de nominale verplichtingen binnen een bepaald risicobudget.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
37
Hiertoe is de portefeuille opgedeeld in twee onderdelen: een matchingportefeuille die ten doel heeft om een zodanig rendement te behalen dat de ontwikkeling van de verplichtingen die ontstaan door wijzigingen in de marktrente worden gevolgd. Het andere deel is de rendementsportefeuille. Deze heeft ten doel om een extra rendement te genereren ten opzichte van de verplichtingen. Dit extra rendement dient voor het verdere financiële herstel van het fonds, de dekking van de kosten en de impact van actuariële effecten op de verplichtingen. Matchingportefeuille De matchingportefeuille richt zich op de afdekking van het renterisico. De gehanteerde norm voor renteafdekking op basis van marktrente is in 2014 vastgesteld op 75% met een bandbreedte van plus en min 10%. De renteafdekking vindt plaats met swaps en staatsobligaties met hoge kredietwaardigheid. De keuze voor renteafdekking zorgt ervoor dat het fonds gedeeltelijk beschermd is tegen rentedaling maar minder profiteert van een rentestijging. In 2014 is de rente scherp gedaald. De rente-afdekking heeft dan ook een substantieel positieve bijdrage geleverd aan het portefeuillerendement. Het totale rendement bedroeg 35,7%. Deze rentedaling uit zich echter ook in een hogere waardering van de verplichtingen van het fonds. Omdat de portefeuille op de actuele rente wordt gewaardeerd en de verplichtingen op een 3-maands gemiddelde is de dekkingsgraad toch gestegen. Rendementsportefeuille Het beleid in de rendementsportefeuille is in 2014 op een aantal punten aangepast ten opzichte van 2013. Het Fonds hecht aan een goede spreiding van de portefeuille over aandelen en vastrentende waarden, en over de verschillende regio’s in de wereld. In 2014 zijn daarom twee beleggingscategorieën toegevoegd. De eerste is de categorie Euro Bedrijfsobligaties. Hiermee belegt het Fonds in bedrijfsobligaties met een solide kredietwaardigheid. Ten opzichte van de zeer lage rente leveren deze obligaties een aantrekkelijk extra rendement, met een acceptabel risico. De tweede categorie is onroerend goed. Hiermee belegt het Fonds voor 50% in een gespreide portefeuille met Europees onroerend goed en voor 50% in een portefeuille met Nederlandse woningen. Onroerend goed biedt een stabiel rendement, en kent andere risicokarakteristieken dan aandelen en vastrentende waarden waardoor dit ook de spreiding van de portefeuille ten goede komt. Een keerzijde is de gebrekkige liquiditeit van onroerend goed: het kan niet eenvoudig en snel verkocht worden. Hier staat een extra rendement tegenover. Aangezien het fonds voor het overige een zeer liquide portefeuille bezit is dit risico acceptabel. Tevens is in 2014 afscheid genomen van de belegging in hedge funds. Het Bestuur heeft in 2013 op basis van de ALM studie geconstateerd dat deze categorie slechts een beperkte bijdrage levert aan het verbeteren van het risico/rendementsprofiel. Aangezien hier hoge kosten en een beperkte transparantie tegenover staan, is besloten deze belegging af te bouwen. De gehele rendementsportefeuille leverde een positief rendement op van 8,2%. Alle onderdelen van de portefeuille droegen hieraan bij, met uitzondering van de valuta-afdekking. Het Fonds dekt de posities in de Amerikaanse dollar en Britse pond gedeeltelijk af. Door de zwakkere Euro stegen deze valuta en leverde de valuta-afdekking een negatief resultaat op. De hoogrentende obligaties leverden een rendement op van 10,2%. Vooral de bedrijfsobligaties lieten een sterk positief rendement zien. De obligaties van opkomende landen bleven met name in het vierde kwartaal achter. De aandelenportefeuille leverde een rendement van 13,9% op, waarbij de allocatie aan low-volatility aandelen in positieve zin eruit sprong.
4.8.3
Vermogensopbouw
De verleende mandaten aan de diverse beheerders omvatten de volgende beleggingscategorieën: •
vastrentende waarden, waaronder obligaties uitgegeven door overheden en bedrijven (eventueel met behulp van collectieve beleggingsvehikels) en renteswaps;
•
aandelen, (eventueel met behulp van collectieve beleggingsvehikels);
•
hedge funds;
•
liquiditeiten.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
38
20141
2013
2012
2011
2.081,6
1.29,8
1.750,4
1.552,0
78,3%
78,0%
80,9%
81,4%
Aandelen
19,1%
22,0%
18,9%
18,7%
Onroerend goed
2,8%
0,0%
0,0%
0,0%
Grondstoffen
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
Liquiditeiten
-0,2%
0,0%
0,2%
-0,1%*
Totaal
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Marktwaarde in mln euro’s In % Vastrentende waarden, inclusief derivaten
Tabel 3 - Bron: NN IP (cijfers 2014 en 2013) en Bank of New York Mellon (cijfers 2012 en 2011) ) * Ongerealiseerde opbrengst valuta overlay
4.8.4
Rendementen in 2014
Het totaal rendement van het Fonds in 2014 bedroeg 24,21% ten opzichte van een benchmarkrendement van 24,0% De rendementen voor alle categorieën kwamen positief uit, met uitzondering van het effect van de valuta-afdekking:
Portefeuille
Rendement
Benchmark
Matching
35,7%
34,7%
Rendement – Vastrentend
10,2%
10,2%
Rendement – Aandelen
13,9%
15,4%
Rendement – Overig
4,3%
3,1%
Totaal
24,2%
24,0%
Tabel 4 - Bron: NN IP
4.8.5
Maatschappelijk verantwoord beleggingsbeleid
Het Fonds hanteert een uitsluitingsbeleid voor investeringen in bedrijven die niet aan de eisen van het maatschappelijk verantwoord beleggingsbeleid voldoen. Sinds 1 januari 2013 is het fonds bij wet verplicht tot de uitsluiting van bedrijven die betrokken zijn bij de productie, verkoop of distributie van clustermunitie. Het Bestuur heeft daarnaast besloten om bedrijven uit te sluiten die betrokken zijn bij de productie van biologische wapens, chemische wapens, witte fosfor, verarmd uranium en kernbommen. Daarnaast worden bedrijven gescreend op hun gedrag ten aanzien van tien door de VN gedefinieerde principes voor verantwoord ondernemerschap. Deze Global Compact principes betreffen mensenrechten, werknemersrechten, milieu en anticorruptie. Aanvullend worden bedrijven uitgesloten die gebruik maken van dierproeven, bont- en reptielenleer en genetische modificatie van organismen. Het onderzoek naar bedrijven in relatie tot deze uitsluitingscriteria wordt uitgevoerd door een gespecialiseerde externe partij. Elk kwartaal wordt de uitsluitingslijst geëvalueerd en waar nodig aangepast. Naast het uitsluiten van deze bedrijven hanteert het Bestuur ook duurzaamheidcriteria bij het selecteren van vermogensbeheerders. Deze criteria betreffen enerzijds de vermogensbeheerder zelf, zoals de governance structuur en het gehanteerde beloningsbeleid. Anderzijds betreft dit de wijze waarop de vermogensbeheerder in staat is om individuele bedrijven te beoordelen op duurzaamheid en dat op een adequate manier te betrekken in het eigen beleggingsproces.
1
De marktwaarde die hier vermeld is,is de marktwaarde van de beleggingen excl. de beleggingsdebiteuren, beleggingscrediteuren en liquide middelen
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
.
39
4.8.6
Economische ontwikkelingen
Terugblik Economie De wereldeconomie leek in 2014 geleidelijk aan te trekken en liet een lichte verbetering ten opzichte van 2013 zien.. De economische groei werd met name gevoed door sterke prestaties van de private sector in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. Hier gaven de verbeterende arbeidsmarkt en de positieve beursontwikkelingen de bestedingen een stevige impuls. In Japan en de eurozone stelde de groei juist teleur. De groei in opkomende economieën bleef gematigd. De olieprijs ging flink omlaag en er was sprake van oplopende geopolitieke spanningen in het Midden-Oosten en Oekraïne. De wereldwijde inflatie bleef in 2014 onder controle dankzij de lagere energieprijzen en onbenutte capaciteit. De inflatie daalde in 2014 licht ten opzichte van 2013. In 2013 bedroeg de wereldwijde inflatie 2,9%. De centrale banken speelden in 2014 wereldwijd een hoofdrol. In oktober stopte de Amerikaanse Fed na meer dan vijf jaar met het opkopen van staatsobligaties (‘QE’). De centrale bank in Japan breidde haar QE-programma juist uit om de inflatie te stimuleren. De Europese Centrale Bank (ECB) verlaagde het belangrijkste rentetarief tot 0,05% en is voornemens om 1 triljoen euro extra in de economie te pompen om de groei en de inflatie te stimuleren. Financiële markten Ondanks aanhoudende zorgen om de mondiale groei en geopolitieke spanningen was 2014 gunstig voor beleggers. Een langzaam aantrekkende economische groei, dalende inflatie en soepel monetair beleid zorgden in de financiële markten voor een zoektocht naar rendement. Met name (staats)obligaties, aandelen en vastgoed wisten daarvan te profiteren. De beleggingsrendementen werden in 2014 beïnvloed door valutaschommelingen. De Amerikaanse dollarindex, die de waarde van de dollar afzet tegen een mandje met belangrijke valuta’s, steeg in 2014 naar het hoogste niveau in negen jaar. De aandelenmarkten presteerden met een waardestijging van 19,5% in euro’s in 2014 goed. Dit betekent een voortzetting van de opwaartse trend die in 2009 na de financiële crisis werd ingezet. Aandelen kregen steun van sterke winstcijfers, dividendgroei en een toenemend ondernemersvertrouwen. Vooral Amerikaanse aandelen presteerden goed. Tegen de meeste verwachtingen in daalde de obligatierente in de Verenigde Staten en Duitsland naar nieuwe dieptepunten. In de Verenigde Staten kwam dit door een onverwachte afname van de leenbehoefte van de Amerikaanse overheid. De lagere rente in Duitsland had te maken met de lage inflatie en zwakke economische activiteit in de eurozone, het vooruitzicht van nieuwe monetaire acties van de Europese centrale bank om de groei te stimuleren en de zoektocht door beleggers naar “safe havens” (veilige havens) in een omgeving die wordt gekenmerkt door geopolitieke onzekerheid. Vooruitzichten Economie De verwachting is dat de wereldeconomie in 2015 verder zal aantrekken. De Amerikaanse economie is het meest veerkrachtig. Dit biedt zicht op een hoger dan trendmatige groei dankzij een verdere verbetering van de arbeids- en huizenmarkten en gunstige financiële condities. De fundamentals in de eurozone zijn minder goed dan de Verenigde Staten. De regio zal naar verwachting echter niet opnieuw in een recessie belanden. Minder geopolitiek risico en een grotere risicobereidheid kunnen gunstig zijn voor het sentiment, terwijl een lagere wisselkoers en lagere olieprijzen de activiteit zouden moeten stimuleren. De Japanse economie zal aantrekken dankzij het stimulerende monetaire en fiscale beleid. De consumentenbestedingen zullen een impuls krijgen van de sterke groei van de werkgelegenheid en de daling van de yen belooft veel goeds voor de bedrijfswinsten en de export.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
40
In tegenstelling tot de ontwikkelde landen staat de groei in opkomende markten onder druk. Als de Chinese vraag blijft afnemen en de wereldhandel maar langzaam groeit, zal de export voor opkomende markten moeilijk voor een opleving kunnen zorgen. Deze landen kunnen alleen via hervormingen de economie aanjagen. Op dit moment zijn hervormingen in vijf opkomende landen een belangrijk thema: Mexico, India, Thailand, Egypte en Indonesië. In andere opkomende economieën beperken structurele problemen het groeipotentieel. Landen die grondstoffen produceren, hebben daarnaast last van de lagere grondstofprijzen. Voor 2015 wordt een verder voorzichtig economisch herstel van de wereldeconomie verwacht. Het risico is dat dit herstel gaat tegenvallen, bijvoorbeeld vanwege een sterker dan verwachte groeiafzwakking in China. Financiële markten Centrale banken spelen in 2015 naar verwachting opnieuw een bepalende rol voor financiële markten. De lage groei, dalende inflatie en het accommoderende beleid van wereldwijde centrale banken zullen de zoektocht naar rendement in de financiële markten naar verwachting blijven stimuleren. Renteverhogingen door de Amerikaanse Fed kunnen hierbij voor volatiliteit zorgen. In lijn met het voortgaand economisch herstel is er enige opwaarste druk te verwachten op de kapitaalmarktrentes. Het beleid van de Europese Centrale Bank, de blijvend lage inflatie, zwakke economische groei en geopolitieke onzekerheid dragen echter bij aan aanhoudende neerwaartse druk op de Europese obligatierentes. Een sterke rentestijging is vanaf de historisch lage renteniveaus daarom niet waarschijnlijk. Een klimaat van gematigde economische groei, goede bedrijfswinsten en een soepel monetair beleid is gunstig voor aandelen. Aandelen worden daarbij ondersteund door gezonde bedrijfsbalansen en een in vergelijking met andere beleggingscategorieën gunstige waardering.
4.8.7
Z-score en performancetoets
De z-score wordt ieder jaar vastgesteld. De z-score geeft de afwijking aan van het door het pensioenfonds behaalde rendement op de vooraf opgegeven normportefeuille. De benchmark voor de z-score is voor 2014 samengesteld op basis van de normportefeuille met 24,3% zakelijke waarden en 75,7% vastrentende waarden. Maandelijks wordt het rendement van de totale portefeuille berekend door de Bewaarder. De gehanteerde indices worden berekend inclusief de herbelegging van uitgekeerde dividenden. De z-scores over 2010 - 2014 (voor 2010 een gecombineerde z-score rekening houdend met het gemiddelde belegde vermogen van Pensioenfonds Koek en Pensioenfonds Snoep per 31 december 2010) zijn als volgt: Jaar
Z-score
2010
0,46
2011
-0,11
2012
1,02
2013
0,51
2014
0,06
Tabel 5 Bron NN IP
Over 2014 werd wederom een positieve z-score behaald. De z-scores over de laatste vijf jaar vormen de performancetoets. Over de afgelopen vijfjaarsperiode komt de performancetoets met 2,14 ruim boven de kritische grens van 0.
4.8.8
De strategische benchmark van het fonds in 2015
Ter beoordeling en bewaking van de uitvoering van het totale beleggingsbeleid stelt het Bestuur jaarlijks een strategische norm vast. Hierbij kijkt het Bestuur naar de samenstelling van de portefeuille aan het einde van het jaar, het risico van de beleggingen ten opzichte van de verplichtingen gegeven de huidige financiële positie en de verwachtingen voor de financiële markten. Het Bestuur ziet een langzaam en moeizaam herstel als het meest waarschijnlijke scenario. Bij de vaststelling van de strategische benchmark voor 2015 heeft het bestuur een Strategische Asset Allocatie studie laten uitvoeren door de Coördinator. Deze studie bouwt voort op de in 2013 uitgevoerde ALM Studie. Uit de ALM studie kwam naar voren dat het fonds na het voltooien van het langetermijnherstelplan ruimte heeft om extra risico te nemen. Hierop heeft het Bestuur meerdere alternatieven afgewogen, waaronder uitbreiding van de zakelijke waarden en
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
41
verhogen van het renterisico. Met de Coördinator zijn enkele scenario’s voor toekomstige ontwikkelingen van de economie en financiële markten besproken, en is voor elk scenario geanalyseerd wat de impact zou zijn van de verschillende alternatieven. Hieruit kwam naar voren dat een evenwichtige spreiding van het extra risico over zakelijke waarden en rente in de meeste scenario’s het beste resultaat geeft. Daarop is besloten in 2015 extra te alloceren aan aandelen en onroerend goed, en de rente-afdekking te verlagen naar 65%. Dit beleid is per 1 februari 2015 ingegaan. In het beleggingsplan 2015 is tevens ruimte opgenomen voor beleggingen in Nederlandse woninghypotheken. Uit meerdere analyses blijkt dat de Nederlandse hypotheekmarkt relatief aantrekkelijke rendementen kent in verhouding tot het risico. Dit resulteert in de volgende strategische portefeuille: Categorie
Weging
Staatsobl. Euro & Renteswaps
38,5%
Inflatie-obligaties AAA/AA Euro
4,0%
Bedrijfsobligaties
10,0%
Hypotheken
2,5%
Matchingportefeuille
55,0%
Hoogrentende Obligaties
15,0%
Hoogrentende Bedrijfsobligaties
6,0%
Obligaties Opk Markten HC
3,0%
Obligaties Opk Markten LC
6,0%
Aandelen
23,0%
Europa
4,4%
Wereldwijd
8,6%
Low Volatility
3,0%
Opk Markten
4,0%
Small Caps VS
3,0%
Onroerend Goed
7,0%
Rendementsportefeuille
45,0%
4.9
Risicoparagraaf
De risico’s voor het Fonds, het beleid, de beheersing en de monitoring hiervan zijn beschreven in het risicohandboek. De belangrijkste risico’s worden ook in de abtn toegelicht. Hiermee geeft het Fonds uitvoering aan de wettelijke vereisten. In 2014 is het risicohandboek uitgebreid met de niet-financiële risico’s. Daarnaast is het beleid verfijnd op het gebied van kredietrisico, concentratierisico, securities lending en actief beleid. Het Bestuur onderscheidt de volgende risicocategorieën: Financiële risico’s Balansrisico Renterisico Inflatierisico Marktrisico Valutarisico Kredietrisico Tegenpartijrisico Liquiditeitsrisico
Toelichting Het risico op onderdekking en reservetekort. Het risico op een daling van de dekkingsgraad als gevolg van een wijziging in de (markt)rente. Het risico dat de (nominale/reële) dekkingsgraad wijzigt als gevolg van een verandering in de verwachte inflatie. Het risico op een daling in de marktwaarde van de beleggingen als gevolg van koerswijzigingen. Het risico op een daling in de marktwaarde van de beleggingen als gevolg van een daling van de waarde van de vreemde valuta. Het risico dat de waarde van beleggingen dalen als gevolg van een verslechtering in de kredietwaardigheid van de beleggingen. Het risico op financieel verlies als gevolg van een verslechtering (in het slechtste geval default) van een tegenpartij waar het fonds een risicoblootstelling (‘exposure’) op heeft. Het risico dat het pensioenfonds niet in staat is om te voldoen aan haar betalingsverplichting.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
42
Actief risico Concentratierisico Verzekeringstechnisch risico
Niet-financiële risico’s Omgevingsrisico Reputatierisico Operationeel risico Uitbestedingsrisico Integriteitsrisico Juridisch risico IT risico
Het risico op een waardedaling van de beleggingen als gevolg van actief beleid van de vermogensbeheerders Het risico op een financieel verlies als gevolg van een grote concentratie naar één regio, land, sector of issuer. Het risico op een daling van de dekkingsgraad als gevolg van onjuiste actuariële aannames en grondslagen.
Toelichting Het risico op schade als gevolg van veranderende externe omstandigheden zoals veranderingen in wet- en regelgeving, concurrentie, schaalvergroting en politieke ontwikkelingen. Het risico dat de reputatie van Pensioenfonds Zoetwaren negatief wordt beïnvloed door interne of externe ontwikkelingen. Het risico op schade als gevolg van falen van mensen, systemen en processen. Het risico dat er schade ontstaat door beperkingen in de continuïteit en kwaliteit van dienstverlening door derden. Het risico op schade als gevolg van niet integer of onoorbaar handelen, handelen met voorkennis, witwassen, terrorismefinanciering en fraude. Het risico op schade als gevolg van niet naleven van wet- en regelgeving en niet afdwingbaar zijn van contracten. Het risico op schade als gevolg van systeemuitval, een gebrekkige beveiliging en/of continuïteit van systemen.
In een aantal gevallen draagt het Fonds de risico’s verbonden aan de pensioenregeling. In andere gevallen dragen de deelnemers of de werkgevers het risico. Risico’s voor de deelnemers Actuariële en beleggingsrisico’s worden collectief gedeeld. Naast de premies zijn de beleggingsopbrengsten een belangrijke financieringsbron voor de opbouw van pensioenaanspraken. Geen of gedeeltelijke toeslag en als laatste redmiddel het korten van pensioen bieden soelaas als de financiële positie van het Fonds daartoe aanleiding geeft. Het effect daarvan is vele malen groter dan wat het Fonds met premieverhogingen kan bereiken. Risico’s voor de aangesloten werkgevers De aangesloten werkgevers betalen jaarlijkse doorsneepremie (waarvan een derde wordt doorbelast naar de werknemers). Deze premie kan stijgen of dalen, al streeft het Fonds naar premiestabiliteit. Hierbij dient in aanmerking te worden genomen dat premieverhogingen alleen effect hebben voor de toekomst en een beperkt effect hebben op de financiële positie van het Fonds.
4.9.1
Uitbestedingsrisico
Het Fonds heeft de pensioenadministratie en het vermogensbeheer uitbesteed en loopt hierdoor een uitbestedingsrisico. Het Bestuur heeft beleid vastgesteld met betrekking tot de beheersing van risico’s die samenhangen met de uitbesteding. Uitbestedingsrisico pensioenadministratie Met Syntrus Achmea heeft het Fonds gedetailleerde afspraken gemaakt over het niveau van de dienstverlening, Service Level Agreement (SLA). Syntrus Achmea beschikt over een ISAE 3402 verklaring type II. Deze verklaring waarborgt dat de bedrijfsprocessen en de daarin opgenomen interne controles in opzet en bestaan adequaat zijn (type I) en de werking van de processen zijn getoetst gedurende een periode van minimaal zes maanden (type II). De administratieve processen die betrekking hebben op Bpf Zoetwaren zijn getoetst over de periode 1 januari 2013 tot en met 31 maart 2014. Deze langere periode was noodzakelijk in verband met de overgang naar het nieuwe administratiesysteem. De laatste audit is gehouden over de periode 1 april 2014 tot en met 31 december 2014. De ISAE 3402-audit wordt ieder jaar herhaald. In het rapport over de periode 1 april 2014 tot en met 31 december 2014 zijn ten aanzien van enkele individuele beheersmaatregelen bevindingen geconstateerd. Dit heeft evenwel niet geresulteerd in het niet behalen van gestelde beheersdoelstellingen. Uitbestedingsrisico vermogensbeheer De Coördinator Vermogensbeheer is verantwoordelijk voor het dagelijkse operationele beheer van de portefeuille. Dit beheer is in de praktijk uitbesteed aan gespecialiseerde vermogensbeheerders. De Coördinator Vermogensbeheer ziet
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
43
toe op deze vermogensbeheerders en adviseert het bestuur over aanstelling en ontslag van deze partijen. De Coördinator Vermogensbeheer rapporteert maandelijks over de performance en de positie van de portefeuille ten opzichte van de afgesproken benchmark en op kwartaalbasis in meer detail over de samenstelling van de beleggingsportefeuille. De afspraken met de Coördinator Vermogensbeheer zijn vastgelegd in een mandaat en een SLA. Het Bestuur maakt, met ondersteuning van de Coördinator Vermogensbeheer, beheersafspraken met de gespecialiseerde vermogensbeheerders. Deze worden per vermogensbeheerder in een mandaat vastgelegd. De afspraken betreffen onder andere de samenstelling van de portefeuille, de tactische marges, de meting van de resultaten, de benchmarks en het valuta- en derivatenbeleid, de risicometing en -beheersing. Het Bestuur heeft criteria vastgesteld voor de selectie van externe managers. Deze zijn vastgelegd in de abtn. De Coördinator Vermogensbeheer rapporteert gedurende het selectietraject van vermogensbeheerders naar het bestuur over de bevindingen. Hierbij wordt ook aangegeven hoe de verschillende vermogensbeheerders scoren op de door Bpf Zoetwaren vastgestelde criteria. De risicomanager toetst dit traject, inclusief de naleving van de vastgestelde criteria. De kwaliteit van de operationele processen van de Coördinator Vermogensbeheer en de externe vermogensbeheerders worden jaarlijks getoetst door de risicomanager op basis van de ISAE 3402- verklaringen. Met de vermogensbeheerders die een mandaat beheren sluit het fonds een Investment Management Agreement (IMA) af. Deze IMA’s voldoen aan de eisen van het fonds. Zo moeten de contracten onder andere onder Nederlands recht vallen en moeten de uitbestedingspartijen de Nederlandse uitbestedingsregels toepassen.
4.9.2
Beleggingsrisico’s
De in de balans opgenomen financiële instrumenten zijn beleggingen, vorderingen en schulden. Financiële instrumenten zijn opgenomen tegen actuele waarde, voor zover niet anders is aangegeven. Operationele risico’s worden bewaakt door het selecteren van professionele dienstverleners en het monitoren hiervan. Bovendien zijn in de structuur een aantal checks-and-balances ingebouwd, waardoor eventuele afwijkingen van normen of richtlijnen of andere bijzondere gebeurtenissen op tijd worden gesignaleerd. In de risicokwartaalrapportage wordt over de beleggingsrisico’s gerapporteerd. De belangrijkste wijzigingen in de beleggingsrisico’s in 2014 zijn:
•
Het risicoprofiel van de strategische portefeuille is iets toegenomen, door een verhoging van de allocatie naar de returnportefeuille met 10% nadat de dekkingsgraad was hersteld tot een niveau boven het Vereist Eigen Vermogen. Implementatie vindt in 2015 plaats.
•
Toevoeging van vastgoedrisico aan de portefeuille
•
Verhoging van het kredietrisico door toevoeging van bedrijfsobligaties binnen de matchingportefeuille
•
Verlaging van het risico van actief beleid door het verwijderen van hedge funds uit de portefeuille
•
Een duidelijkere vastlegging van de risico’s en het beleid hieromheen in het risicohandboek
Taakverdeling beleggingsrisico’s De Onafhankelijk Risicomanager is verantwoordelijk voor het monitoren van en adviseren over het balansrisico van het fonds, en houdt toezicht op de risico’s in de portefeuille. De Onafhankelijk Risicomanager opereert onafhankelijk van de Coördinator Vermogensbeheer. Op maand- en kwartaalbasis stelt zij risicorapportages op ten behoeve van het bestuur. Daarnaast toetst zij de voorstellen van de Coördinator Vermogensbeheer op risicoaspecten. De Coördinator Vermogensbeheer is verantwoordelijk voor het monitoren en adviseren over risico’s binnen de mandaten van de gespecialiseerde vermogensbeheerders. De Coördinator Vermogensbeheer rapporteert maandelijks over de performance en de positie van de portefeuille ten opzichte van de afgesproken benchmark en op kwartaalbasis in meer detail over de samenstelling van de beleggingsportefeuille. De bewaarnemer voert een dagelijkse compliance controle uit op de mandaten van de vermogensbeheerders. Balansrisico Het balansrisico omvat alle beleggings- en renterisico’s in de beleggingen en de verplichtingen. Het balansrisico wordt berekend door de Onafhankelijk Risicomanager als de standaarddeviatie van het dekkingsgraadrendement van de normportefeuille. Het dekkingsgraadrendement is de procentuele verandering van de dekkingsgraad veroorzaakt door rente en beleggingsrendementen en dus uitgezonderd premie en indexatie effecten. Het bestuur heeft in 2013 ALMnormen vastgesteld, evenals normen voor het balansrisico. Deze normen zijn gebaseerd op de ALM-studie. Rondom de
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
44
normen zijn bandbreedtes vastgesteld. Een overschrijding van de bandbreedte is aanleiding voor het bestuur om het beleid te evalueren. In 2014 is het strategische balansrisico toegenomen, door een verhoging van het risicoprofiel nadat de dekkingsgraad was hersteld tot een niveau boven het Vereist Eigen Vermogen. ALM-risiconormen 2014
Target
Bandbreedte
Kans op onderdekking (DG<104.5%), jaar 1-15
2.5%
0%-5%
Balansrisico UFR dekkingsgraad
8.0%
7.0%-9.0%
Balansrisico MW dekkingsgraad
8.5%
7.5%-9.5%
In 2014 zijn de bandbreedtes voor het balansrisico opnieuw herijkt, naar aanleiding van een verbeterde modellering van het renterisico in het ALM-model. Hierdoor zijn de targets en bandbreedtes 0.5% lager komen te liggen. Aandelenrisico Het Fonds belegde in 2014 voor 19% in aandelen. Het risico binnen deze categorie wordt zoveel mogelijk gespreid over sectoren, regio’s en individuele aandelen. In 2014 is een verdere spreiding aangebracht in de zakelijke waarden portefeuille door vastgoedbeleggingen toe te voegen aan de portefeuille. Een gedeelte van de aandelenportefeuille is belegd in ‘low volatility’ aandelen, waardoor de volatiliteit van de aandelenportefeuille is afgenomen. Renterisico Het renterisico heeft betrekking op activa en passiva. Het renterisico is het risico dat de waarde van de portefeuille vastrentende waarden en rentederivaten en de waarde van de pensioenverplichtingen niet op dezelfde wijze veranderten als gevolg van veranderingen in de marktrente. Een deel van het renterisico is afgedekt met rentederivaten. De benodigde buffer voor het renterisico wordt vastgesteld als het verschil in contante waarde van de beleggingen met een voorspelbare kasstroom enerzijds en de verwachte kasstroom van de verplichtingen anderzijds. Hierbij wordt de contante waarde berekend op basis van de rentetermijnstructuur vergeleken met de contante waarde op basis van de rentetermijnstructuur in geval van een rentedaling en in het geval van een rentestijging. De kasstromen van de beleggingen hebben betrekking op de rentegevoelige kasstromen. Dit zijn de kasstromen van de vastrentende waarden exclusief die van de inflation linked bonds, emerging market debt en high yield debt. Inflation linked bonds worden uitgesloten omdat deze obligaties gevoelig zijn voor bewegingen in de reële rente en niet de nominale rente. Emerging Markets Debt en High Yield worden uitgesloten, omdat deze obligaties gevoelig zijn voor niet-euro rentes en de kasstromen een hoge mate van onzekerheid kennen als gevolg van faillissementsrisico. De duration van de vastrentende portefeuille na derivaten bedraagt per eind 2014 15,0 jaar. De marktduratie van de nominale pensioenverplichtingen bedraagt per eind 2014 19 jaar. De matchingportefeuille - dat deel van de vastrentende portefeuille dat bedoeld is om de rentegevoeligheid van de verplichtingen af te dekken - heeft per eind 2014 een duratie van 20,04 jaar. Het afdekkingbeleid ging in 2014 uit van een norm marktrenteafdekking van 75% met een bandbreedte van 10%. De corresponderende UFR-afdekking is circa 90%. Als gevolg van deze renteafdekking worden de gevolgen van renteschommelingen op de ontwikkeling van de financiële positie van het Fonds voor een belangrijk deel geneutraliseerd. In 2014 is de effectiviteit van de rente-afdekking onderzocht. Hieruit bleek dat de rente-afdekking op totaalniveau effectief is geweest, maar dat de internationale staatsobligaties een negatieve bijdrage hebben geleverd aan de effectiviteit van de rente-afdekking. Mede op basis hiervan is besloten om de allocatie naar internationale staatsobligaties in 2015 af te bouwen, aangezien deze obligaties de effectiviteit van de rente-afdekking verlagen. Valutarisico Gedurende 2014 is het valutarisico op de twee belangrijkste valuta – USD en GBP - gedeeltelijk afgedekt. Deze valuta worden binnen de vastrentende waardenportefeuilles voor 100% afgedekt en binnen de zakelijke waardenportefeuilles voor 50%. In 2014 is de effectiviteit van de valuta-afdekking onderzocht. Hieruit bleek dat de effectiviteit van de valuta-afdekking lager was dan gewenst, vanwege vertragingen in de effectuering van de valuta-afdekking. Mede op basis hiervan is besloten om de valuta-afdekking anders in te richten, waarbij er minder vertraging optreedt in de afdekking.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
45
Inflatierisico Het Fonds heeft geen gericht toeslagenbeleid, maar stelt wel een zodanige beleggingsmix samen dat in scenario’s van (onverwacht) oplopende inflatie meer kans is op toeslagen. Het Fonds had in 2014 een allocatie van 8,6% naar reële staatsleningen. Dat zijn leningen waarbij het rendement meebeweegt met de inflatie. Er is geen doelgericht beleid om jaarlijks een toeslag te verlenen op de pensioenrechten en pensioenaanspraken. Kredietrisico Het Fonds loopt kredietrisico’s in de vastrentende beleggingen, inclusief de kasmiddelen. Binnen de matchingportefeuille wordt alleen belegd in staatsobligaties en bedrijfsobligaties met een investment grade rating, waardoor er in beperkte mate sprake is van kredietrisico binnen de matchingportefeuille. Daarnaast werd in 2014 strategisch 15,7% van de portefeuille belegd in obligaties met een relatief hoog kredietrisico (high yield en emerging markets debt). Via de beleggingsrichtlijnen wordt de mate van kredietrisico gerestricteerd en de spreiding bevorderd.
Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen, waaronder derivaten, niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor hetFonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico wordt beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er wordt eveneens rekening gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Het Fonds heeft tegenover haar verplichtingen uit hoofde van derivaten (renteswaps en valutatermijncontracten) voldoende liquide middelen en liquide onderpand beschikbaar om korte termijn liquiditeitsbehoeften te kunnen opvangen. Actief risico Het Bestuur heeft 60% van de portefeuille passief belegd. Het Bestuur checkt met behulp van risicorapportages of het risicoprofiel van de gehele beleggingsportefeuilles zich binnen acceptabele niveaus bevindt. Concentratierisico Er is sprake van concentratierisico als een adequate spreiding van beleggingen ontbreekt. Dit risico wordt teruggebracht via diversificatie van de beleggingen over categorieën, sectoren en regio’s en via maximale allocaties naar individuele uitgevende partijen binnen de mandaten. Tegenpartijrisico Binnen de derivatenportefeuilles wordt het tegenpartijrisico gemitigeerd door tegenpartijen met een hoge kredietwaardigheid te selecteren en op frequente basis onderpand uit te wisselen. Het tegenpartijrisicobeleid is in het risicohandboek vastgelegd. De European Market Infrastructure Regulation (EMIR) wetgeving introduceert nieuwe rapportage- en collateral-eisen om de transparantie op de internationale derivatenmarkten te verbeteren en de risico's verbonden aan de handel in derivaten te verminderen. Belangrijke aspecten zijn de clearing van gestandaardiseerde OTC- derivaten via centrale tegenpartijen en de rapportage-eisen aan de nieuw opgerichte transactieregisters. De verplichte rapportages worden voor het Fonds verzorgd door de externe vermogensbeheerders. Central Clearing is nog niet van toepassing voor pensioenfondsen. Het Bestuur heeft al wel onderzocht wat de gevolgen van Central Clearing zijn en welke stappen nog ondernomen dienen te worden. Belangrijke vervolgstappen zijn het toetsen van de concept Clearing Agreements tussen de LDI manager en de clearing members en het treffen van maatregelen om voldoende liquiditeit in de portefeuille te waarborgen om aan margin calls te kunnen voldoen.
4.9.3
Actuariële risico’s
Beleidsinstrumenten Er is een aantal beleidsinstrumenten waarmee het Bestuur de financiële positie kan bijsturen. Deze beleidsinstrumenten zijn het toeslagenbeleid, het premiebeleid en het beleggingsbeleid en tot slot de pensioenregeling. Met ALM (assetliabilitymanagement) wordt samenhang aangebracht tussen deze beleidsinstrumenten.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
46
Strategisch risico/solvabiliteitsrisico Het risico dat de ontwikkeling van het vermogen (in de vorm van beleggingen en premies) niet optimaal aansluit op de ontwikkeling van de verplichtingen, waardoor de beoogde pensioenkwaliteit en de beoogde financieringsdoelstelling niet kunnen worden gehaald. Het Bestuur besluit jaarlijks of het premie- en toeslagbeleid aangepast moet worden. De basis van dit besluit zijn de berekeningen van de adviserend actuaris. Verzekeringstechnisch risico Naast de financiële risico’s staat het Fonds bloot aan verzekeringstechnische risico’s, waarvan het langlevenrisico het belangrijkste is. Het langlevenrisico houdt in dat een Fonds na pensioendatum de gepensioneerde langer pensioen moet betalen. Bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen worden veronderstellingen gehanteerd waaronder de toekomstige verbetering van de levensverwachting. Deze veronderstellingen worden periodiek bijgesteld op basis van nieuwe inzichten. Sinds 31 december 2014 hanteert het Fonds de Prognosetafel AG 2014 met inkomens- en leeftijdsafhankelijke correctiefactoren, welke gebaseerd zijn op de Mercer tabel voor inkomensklasse “Midden” (model 2012). Het Fonds monitort de toegepaste ervaringssterfte door middel van analyse van het resultaat op langlevenrisico over meerdere jaren. Een ander verzekeringstechnisch risico is het kortlevenrisico. Het kortlevenrisico houdt in dat een deelnemer voortijdig overlijdt waardoor er eerder een partnerpensioen moet worden uitgekeerd. Zowel het kort- als het langlevenrisico wordt gedragen door het Fonds.
4.9.4
Operationele risico’s
Operationele risico’s zijn risico’s die horen bij het niet goed functioneren van mens en machine op de werkvloer. Algemene operationele risico’s Deze risico’s worden afgedekt door elkaar aanvullende maatregelen, zoals bijvoorbeeld backup- en recoveryprocedures, logische en fysieke toegangsbeveiliging, testprocedures, et cetera. Het Bestuur controleert dit door de uitvoeringsorganisatie te laten rapporteren over de uitgevoerde processen. Hierbij vindt het Bestuur het belangrijk dat er een heldere toelichting wordt gegeven bij afwijkingen ten opzichte van de begroting of de gemaakte afspraken. Liquiditeitsrisico Het liquiditeitsrisico dat hier is bedoeld heeft betrekking op de uitkeringen en niet op de beleggingen, zie hiervoor de jaarrekening. Dit risico is voor het Fonds heel klein omdat er meer geld binnenkomt dan eruit gaat. De som van premies, directe beleggingsopbrengsten en aflossingen van beleggingen in vastrentende waarden is veel groter dan de som van uitkeringen en kosten. Als achtervang is er altijd de mogelijkheid beleggingen te verkopen. Compliancerisico Het risico van het niet voldoen aan wet- en regelgeving waaronder het niet tijdig onderkennen van veranderingen in de wet- en regelgeving. Hiertoe zijn gedragscodes opgesteld. Een externe compliance officer toetst de naleving hiervan.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
47
5 Uitvoering van de pensioenregeling 5.1
Inleiding
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling van het Fonds. Daarnaast komen de wijzigingen in statuten en reglementen die in 2014 zijn doorgevoerd aan de orde.
5.2
De pensioenregeling
Sinds 1 januari 2014 geldt de nieuwe pensioenregeling. Deze middelloonregeling is van toepassing op deelnemers die geboren zijn op of na 1 januari 1950 en bestaat uit een: –
levenslang ouderdomspensioen, waarbij deelnemers met 67 jaar met pensioen gaan. Deelnemers kunnen wel eerder, later of gedeeltelijk met pensioen gaan;
–
risicopartnerpensioen van 70% van het bereikbare ouderdomspensioen;
–
wezenpensioen van 14% van het te bereiken ouderdomspensioen.
Per 1 januari 2015 is het partnerpensioen en het wezenpensioen gebaseerd op opbouwbasis. Op de website www.pensioenzoetwaren.nl staat de regeling in begrijpelijke taal uitgelegd. Op deze website zijn ook brochures in begrijpelijke taal te downloaden.
5.2.1
Overgangsregeling voor Pensioenfonds Koek en Pensioenfonds Snoep
Onder voorwaarden kan een deelnemer in aanmerking komen voor extra aanspraken op ouderdomspensioen. Voorwaarden voor oud-Koekdeelnemers Voor deelnemers geboren na 31-12-1949 maar vóór 1-1-1972 die onafgebroken deelnemer aan de prepensioenregeling zijn geweest geldt dat het ouderdomspensioen, inclusief het extra ouderdomspensioen, niet kan ingaan vóór de 55-jarige leeftijd. Het recht op extra ouderdomspensioen ontstaat in de periode tussen 1 januari 2006 en de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 61-jarige leeftijd bereikt, maar uiterlijk 1 januari 2021. Het recht op extra ouderdomspensioen ontstaat op de pensioeningangsdatum. De toekenning en financiering van de extra aanspraken vinden plaats op de pensioeningangsdatum of uiterlijk 31 december 2020 als de pensionering op of na 1 januari 2021 plaatsvindt. Voorwaarden voor oud-Snoepdeelnemers Voor deelnemers geboren na 31-12-1949 maar vóór 1-1-1971 die onafgebroken deelnemer aan de prepensioenregeling zijn geweest geldt dat het ouderdomspensioen, inclusief het extra ouderdomspensioen niet kan ingaan vóór de 55-jarige leeftijd. Het recht op extra ouderdomspensioen ontstaat in de periode tussen 1 januari 2006 en de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 61-jarige leeftijd bereikt, maar uiterlijk 1 januari 2021. De toekenning van de extra aanspraken vindt evenredig over de hiervoor bedoelde periode plaats indien en voor zover er sprake is van deelneming aan de pensioenregeling. Er wordt dus elk jaar een deel gefinancierd. Premie De premie exclusief VPL-overgangsregeling bedraagt per 1 januari 2014 25,2 % van de pensioengrondslag. De premie die bestemd is voor VPL-regelingen bedraagt vanaf 1 januari 2014 2,4% van de pensioengrondslag. De totale premie bedraagt dus 27,6% van de pensioengrondslag. De premie is in 2015 ongewijzigd.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
48
Premievrijstelling Als een deelnemer een WIA- of WAO-uitkering ontvangt, voorziet het reglement in een premievrije opbouw. Voor de voortzetting van de pensioenopbouw is over dit inkomensgedeelte geen bijdrage verschuldigd.
5.2.2
Vrijstellingen en vrijwillige aansluitingen
VRIJSTELLINGEN EN VRIJWILLIGE AANSLUITINGEN (per 31 december 2014) Naam werkgever Vestigingsplaats Volledig vrijgestelde ondernemingen inzake het ouderdomspensioen Van Slooten B.V. Jirnsum Steenland Chocolate B.V. Gouda Cargill B.V. Zaandam ADM Cocoa B.V. Koog aan de Zaan Gedeeltelijk vrijgestelde ondernemingen inzake het ouderdomspensioen Mars Nederland B.V. Veghel Visser Stroopwafels B.V. Vlijmen Daelmans Banket Koek- en Banketbakkerijen B.V. Vlijmen Daelmans Bakkerijen B.V. Vlijmen De Kroes B.V. Oosterhout Neerlandia B.V. Tilburg Van der Breggen BV Tilburg Volledig vrijgestelde ondernemingen inzake het ouderdomspensioen en het prepensioen WK Koekbakkerij B.V. Sint-Johannesga SanoRice B.V. Veenendaal Gedeeltelijk vrijgestelde ondernemingen inzake het ouderdomspensioen en volledig vrijgesteld inzake het prepensioen Continental Bakeries B.V. Dordrecht Mars Nederland B.V. Veghel Vrijwillige aansluitingen Broer Bakkerijgrondstoffen B.V. J.G.P.M. van Rooij Beheer B.V. F.H.C. van Rooij Beheer B.V. Unipro Nederland B.V. Old El Paso Foods B.V. VBZ
5.3
5.3.1
Waddinxveen Mill Mill Goes Weesp Rijswijk
Wijzigingen statuten en reglementen
Wijziging als gevolg van Wet versterking bestuur
De besluiten als gevolg van de wet versterking bestuur zijn in 2014 in de reglementen en in de statuten verwerkt.
5.3.2
Wijziging pensioenrichtleeftijd
De wijzigingen die verband houden met het besluit van het Bestuur om de pensioenrichtleeftijd te stellen op 67 jaar zijn in 2014 in de reglementen verwerkt.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
49
5.3.3
Verduidelijking geen partnerpensioen bij relatie na pensionering
Het Bestuur heeft besloten het pensioenreglement in die zin aan te passen dat duidelijk is dat een nieuwe relatie na de pensioendatum geen recht op partnerpensioen heeft.
5.3.4
Geen eis verzoek tot premievrije deelneming binnen 1 jaar indienen
Het Bestuur heeft besloten het vereiste dat de (gewezen) deelnemer het verzoek tot premievrije deelneming binnen 1 jaar na het begin van de arbeidsongeschiktheid bij het fonds moet indienen uit het pensioenreglement te schrappen. Het Fonds krijgt van UWV de melding dat een deelnemer een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt.
5.3.5
Melden partnerrelatie van een ongehuwde, niet geregistreerde deelnemer
Het Bestuur heeft besloten de voorwaarden voor het recht op (Bijzonder) nabestaandenpensioen uit te breiden met een meldingsplicht van samenleving. Tevens wordt geregeld wanneer een inschrijving van de partnerrelatie eindigt.
5.3.6
Arbeidsongeschiktheid
De Pensioenfederatie en het Verbond van Verzekeraars sloten een convenant over de dekking bij arbeidsongeschiktheid in pensioenregelingen. Het doel is werknemers die gedeeltelijk arbeidsongeschikt worden en hun baan kwijtraken tijdens de wachtperiode van de WIA zo min mogelijk financieel risico te laten lopen. Voor het Fonds zijn van belang de aanbevelingen over dekking bij arbeidsongeschiktheid in pensioenregelingen: 1. Geen dekking als de deelnemer bij de start van de deelname aan een pensioenregeling ziek is. Wel dekking tot de pensioenleeftijd als de deelnemer tijdens deelname aan de pensioenregeling ziek wordt. Deze dekking is gerelateerd aan het ontvangen een van een WIA- of WAO-uitkering.2. Als het pensioenfonds dekking bij premievrijstelling vanwege arbeidsongeschiktheid kent, dan is er premievrijstelling tot de mate van arbeidsongeschiktheid bij einde dienstverband. Als de werknemer in een andere pensioenregeling gaat deelnemen, dan dekt de nieuwe pensioenuitvoerder premievrijstelling voor de toename van de arbeidsongeschiktheid. Het Fonds heeft de aanbevelingen overgenomen in verwerkt in het pensioenreglement
5.4 5.4.1
Overige bestuursbesluiten 2014
Vergoedingsregeling
Het Bestuur heeft de vergoedingsregeling aangepast naar aanleiding van de bestuurlijke wijzigingen per 1 juli 2014 en de oprichting van de Raad van Toezicht en het Verantwoordingsorgaan en deze voor advies voorgelegd aan de Raad van Toezicht en het Verantwoordingsorgaan. De vergoeding voor bestuursleden is een vaste compensatie per bestuurslid per jaar van € 30.000 en € 60.000 aan de voorzitters. Deze vergoedingen zijn exclusief btw. De leden van de Raad van Toezicht ontvangen per lid een vergoeding per jaar van € 15.000. Deze vergoedingen zijn exclusief btw. De leden van het Verantwoordingsorgaan ontvangen een vergoeding gebaseerd op de SER-norm.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
50
6 Verantwoordingsorgaan 6.1 6.1.1
Verslag van het verantwoordingsorgaan 2014
Algemeen
Samenstelling Per 1 juli 2014 zijn door invoering van de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen de Deelnemersraad (hierna DNR) en het Verantwoodingsorgaan-oude stijl (VO- oude stijl) vervallen en samengegaan in een Verantwoordingsorgaan nieuwe stijl (VO-nieuwe stijl). Het VO-nieuwe stijl telt acht leden: drie leden namens de actieve deelnemers, drie leden namens de pensioengerechtigden en twee leden namens de werkgevers. Voordracht en benoeming leden Verantwoordingsorgaan De leden van het VO-nieuwe stijl van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwaren (verder PensioenfondsZoetwaren) zijn voorgedragen door de werkgeversvereniging en werknemersverenigingen in de Zoetwarenindustrie en benoemd door het bestuur. Werkwijze Het Bestuur heeft de werkwijze van het VO-nieuwe stijl in een reglement vastgelegd. Deze vastlegging sluit aan op de Code Pensioenfondsen. Volgens het reglement heeft het VO-nieuwe stijl naast de bevoegdheid om te adviseren over wettelijk vastgelegde onderwerpen, ook de volgende bovenwettelijke adviesrechten: -het vaststellen en wijzigen van het toeslagbeleid, dan wel het verlenen van toeslagen; -de samenstelling van de feitelijke premie en de hoogte van de premiecomponenten; Daarnaast geeft het VO-nieuwe stijl een oordeel over beleidskeuzes voor de toekomst, het door het bestuur gevoerde beleid en het handelen van het bestuur. Het VO-nieuwe stijl legt tenminste jaarlijks het oordeel, de bevindingen en eventuele aanbevelingen vast in het verslag van het verantwoordingsorgaan. Dit verslag wordt samen met een reactie van het bestuur opgenomen in het jaarverslag. Het Bestuur van Pensioenfonds Zoetwaren legt via het jaarverslag van het boekjaar verantwoording af aan het VOnieuwe stijl over beleidskeuzes voor de toekomst, het gevoerde beleid en het handelen van het bestuur. Daarnaast neemt het VO-nieuwe stijl kennis van het verslag van de Raad van Toezicht. Verantwoording Het oordeel heeft betrekking op de periode 1 januari tot en met 31 december 2014. Daarmee heeft het VO-nieuwe stijl dus ook een oordeel gevormd over de periode 1 januari tot en met 30 juni 2014 waarin de DNR en het VO-oude stijl functioneerden. Het VO-nieuwe stijl heeft kennis genomen van het jaarverslag 2014 en de notulen van de vergaderingen van het bestuur in 2014. Daarnaast heeft het VO-nieuwe stijl kennis genomen van het verslag van de Raad van Toezicht en dit verslag besproken met de Raad van Toezicht. Het VO-nieuwe stijl heeft geen gebruik gemaakt van het recht op overleg met de actuaris en de accountant. Het VO-nieuwe stijl vindt dat het bestuur voldoende en tijdig informatie heeft verstrekt voor het vormen van een oordeel over 2014.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
51
6.1.2
Bevindingen
Jaarverslag 2014 De opzet van het jaarverslag is helder en transparant. Het VO-nieuwe stijl complimenteert het bestuur met het realiseren van een vervroeging in het proces van opmaak, bespreking en vaststelling van het jaarverslag. Resultaat Uit het jaarverslag blijkt dat de financiële positie van het fonds ten opzichte van 2013 is verbeterd. Eind 2014 is de belangrijkste graadmeter, de dekkingsgraad, 112,6%. (eind 2013: 110,9%). Het VO-nieuwe stijl constateert dat het renterisico een zeer belangrijk en moeilijk beheersbaar aandachtspunt voor het fonds vormt. Het premie- en toeslagbeleid zijn hier in hoge mate van afhankelijk. Het premiebeleid raakt met name werkgevers en het toeslagbeleid raakt met name deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Voor een goed begrip bij de verwachtingen en behoeften van deze stakeholders is het aan te bevelen om deze risico’s transparanter naar deze stakeholders te rapporteren en daarover met hen in gesprek te gaan. De noodzaak daartoe zal worden versterkt met de komst van het nFTK. Het VO-nieuwe stijl heeft kennis genomen van de periodieke risicorapportages van de risicomanager. Het is aan te bevelen dat de risicomanager een afzonderlijk verslag (met bevindingen, aanbevelingen en evaluatie) in het volgende jaarverslag opneemt. Kosten Pensioen- en vermogensbeheer: Conform de aanbevelingen van de Pensioenfederatie geeft het Fonds inzicht in de uitvoeringskosten, de kosten van pensioenbeheer en van vermogensbeheer. Het Fonds heeft flinke stappen gezet met het transparant maken van deze uitvoeringskosten. Eerste beschouwing laat zien dat de uitvoeringskosten over 2014 een lichte stijging laten zien t.o.v. 2013. We zien ook dat kostenverschuivingen optreden. Ondanks de toename van het aantal deelnemers zijn de kosten per deelnemer gestegen. De kosten voor het vermogensbeheer zijn gedaald. Governance model/ Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen Het bestuur is in 2014 voortvarend aan de slag gegaan met de nieuwe regels rond de bestuursstructuur van het pensioenfonds. Pensioenfonds Zoetwaren houdt vast aan het paritaire bestuursmodel. In het bestuur worden twee bestuurszetels namens pensioengerechtigden ingevuld. Het fonds heeft een Raad van Toezicht gekregen, gevormd door de drie leden van de visitatiecommissie van 2013. Een deel van de leden van de deelnemersraad is toegetreden tot het VO-nieuwe stijl. Het VO-nieuwe stijl heeft naast wettelijke adviesrechten ook een aantal bovenwettelijke adviesrechten gekregen. Het VO-nieuwe stijl krijgt een belangrijke rol binnen de driehoeksverhouding die zij vormt tezamen met het Bestuur en Raad van Toezicht. De afhankelijkheden die onderling bestaan zullen naar verwachting voor een geheel nieuwe dynamiek en verhoudingen gaan zorgen. Het VO-nieuwe stijl constateert dat het bestuur op schema ligt met het in de praktijk implementeren van de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen. Bestuur, Raad van Toezicht en het VO-nieuwe stijl hebben in 2014 deelgenomen aan diverse opleidingen. Voor extra ondersteuning aan het VO-nieuwe stijl is in het voorjaar 2015 een cursus bestuursniveau A modules 1 en 2 bij SPO gepland. Het VO-nieuwe stijl heeft een voorzitter en secretaris benoemd. Om het overzicht van de werkzaamheden van het VOnieuwe stijl te bewaken is een jaarplanning met bijbehorend actieplan opgesteld. De jaarplanning en het actieplan zijn met het bestuur en de Raad van Toezicht besproken en afgestemd. Toeslagverlening (indexatie) Het fonds heeft met ingang van 2012 het beleid om doelgericht toeslag te verlenen losgelaten. Dit betekent dat er geen sprake meer is van een toeslagambitie. Toeslagverlening is voortaan volledig afhankelijk van een bestuursbesluit en van de binnen het fonds beschikbare middelen. De beleggingen zijn verdeeld in een matchingportefeuille en een rendementsportefeuille. De middelen voor toeslagverlening worden feitelijk uit beleggingsresultaat van de rendementsportefeuille gefinancierd. Het bestuur hanteert vanaf 2014 een beleidskader dat een relatie legt tussen
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
52
dekkingsgraad en beleggingsbeleid. In november 2014 heeft het bestuur besloten, dat de financiële situatie van het fonds per 1 januari 2015 het toelaat om een toeslag te verlenen. Bestemmingsreserve oud Pensioenfonds Snoep deelnemers Het VO-nieuwe stijl heeft aangedrongen op verduidelijking en herbevestiging van het beleid ten aanzien van de Bestemmingsreserve oud Snoep deelnemers. Het VO-nieuwe stijl heeft begrepen dat het bestuur zich over dit dossier heeft beraden en dat er overleg en afstemming hierover heeft plaatsgevonden met DNB. Het bestuur heeft besloten dat, wanneer het fonds per 1 januari 2015 de reguliere toeslag verleend er ook een toeslag ten laste van de “Bestemmingsreserve oud Pensioenfonds Snoep deelnemers” plaatsvindt. Deze toeslag zal plaatsvinden over de opgebouwde rechten op 31 december 2010. Intern toezicht Het VO-nieuwe stijl heeft geconstateerd dat het bestuur positief heeft gereageerd op de aanbevelingen uit het visitatierapport 2013 en dat deze aanbevelingen meegenomen zijn in de nieuwe bestuursstuctuur. Conform de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen wordt per 1 juli 2014 het intern toezicht uitgevoerd door de Raad van Toezicht. In september hebben het VO-nieuwe stijl en de Raad van Toezicht overleg gehad voor kennismaking, planning vergaderingen en afstemming werkzaamheden. Hierbij zijn de profielschets voor de Raad van Toezicht en de aandachtspunten voor het VO-nieuwe stijl besproken. Extern toezicht In mei-juli heeft DNB onderzoek gedaan bij PensioenfondsZoetwaren naar het risico op belangenverstrengeling. Eind september heeft het bestuur verslag gedaan aan het VO-nieuwe stijl over de bevindingen in het rapport. Belangrijkste conclusies waren dat het gedrag van het bestuur goed is en dat het beleid grotendeels wel is vastgelegd, maar nog niet voldoende in specifieke documenten. Aandachts-/verbeterpunten: Invulling compliance-functie en de niet financiële risico’s moeten beter in kaart gebracht worden. Ontwikkelingen Er komen in 2015 opnieuw belangrijke veranderingen af op het Fonds (nFTK, gevolgen Witteveenkader 2015). Het VOnieuwe stijl heeft het volle vertrouwen dat het bestuur deze ontwikkelingen voortvarend en op adequate wijze zal weten op te pakken. Ook heeft het VO-nieuwe stijl kennis genomen dat het bestuur mogelijkheden onderzoekt om draagvlakvergroting te verkrijgen door samenwerkingsverband aan te gaan met een of meerdere pensioenfondsen.
6.1.3
Uitgebrachte Adviezen
In de eerste helft van 2014 heeft DNR positief geadviseerd over de volgende adviesaanvragen van het bestuur: -
Bestuurlijke wijzigingen en oprichting Raad van Toezicht en Verantwoordingsorgaan per 1 juli 2014.
-
Profielschets voor de leden van de Raad van Toezicht.
-
Beloningsbeleid voor de leden van het bestuur, Raad van Toezicht en het Verantwoordingsorgaan.
In de tweede helft van 2014 heeft het VO-nieuwe stijl positief geadviseerd over de volgende adviesaanvragen van het bestuur: -
Communicatieplan 2015.
-
Premieopbouw en vaststelling 2015.
-
Toeslagverlening 2015 en toeslag uit Bestemmingsreserve oud Pensioenfonds Snoep
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
53
6.1.4
Oordeel
Op grond van het voorafgaande komt het VO-nieuwe stijl tot het volgende oordeel: •
Het bestuur heeft naar het oordeel van het VO-nieuwe stijl in 2014 een consistent beleid gevoerd, waarbij de
belangen naar het oordeel van het VO van alle betrokkenen evenwichtig afgewogen en geborgd zijn. •
Het handelen van het bestuur in 2014 is zoveel mogelijk in overeenstemming geweest met het vastgestelde beleid.
•
Het VO-nieuwe stijl is verheugd dat er binnen het fonds de mogelijkheid ontstond om per 1 januari 2015 een
reguliere toeslag te verlenen en dat het bestuur besloten heeft tot toeslagverlening uit de Bestemmingsreserve oud Pensioenfonds Snoep deelnemers.
6.1.5
Aanbevelingen
Het VO-nieuwe stijl beveelt het Bestuur aan om in de komende periode bijzonder aandacht te besteden aan: •
Het blijven optimaliseren en vergroten van de communicatie naar de deelnemers, zowel schriftelijk als digitaal,
conform het communicatieplan 2015. •
Het blijven zoeken naar mogelijkheden om de communicatie met en betrokkenheid van de aangesloten werkgevers
bij de regeling te vergroten. Het fonds en het VO-nieuwe stijl achten draagvlak en kennisverbreding bij werkgevers van cruciaal belang. •
De beheersing van de kostenontwikkeling bij de pensioenuitvoering en het verder vergroten van de transparantie
van de kosten van het vermogensbeheer. •
Het opnemen van een verslag van de externe risicomanager in het jaarverslag 2015.
•
Het takenpakket van de compliance-officer, risico’s belangenverstrengeling met bijbehorende omschrijving.
•
Het risicomanagement m.b.t. de uitbestedingsrisico’s pensioenadministratie. Vooral bij mogelijke samenwerking c.q.
fusies is dit van groot belang dat administraties op orde zijn.
De Meern, 21 april 2015 Namens het Verantwoordingsorgaan Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie S. Waiboer, voorzitter A. M.J. Dominicus, secretaris
6.2
Reactie van het Bestuur
Het Bestuur heeft kennisgenomen van het verslag over 2014 van het verantwoordingsorgaan en neemt de aanbevelingen ter harte. Het Bestuur is verheugd over het positieve oordeel van het verantwoordingsorgaan en ziet dit als een steun voor het gevoerde beleid. Optimale communicatie naar deelnemers is een belangrijk speerpunt in 2015 en dat geldt ook voor de communicatie met en betrokkenheid van de aangesloten werkgevers. De afvaardiging van werkgeversleden in het Verantwoordingsorgaan is daarbij een belangrijke verbetering. Een ander middel dat hiervoor wordt ingezet is de jaarlijkse HR-dag. Het Bestuur zal daarnaast blijven participeren in de werkgroep Pensioen met sociale partners, waarin de uitwerking van het nFTK en de voorbereiding van het complete contract tussen sociale partners en het Fonds plaatsvindt. De aanbeveling ten aanzien van de aandacht voor beheersing van kosten bij de pensioenuitvoering en het verder vergroten van de transparantie van de kosten van vermogensbeheer onderschrijft het Bestuur volledig. Kostenbeheersing en openheid dragen bij aan het vertrouwen van deelnemers in het pensioenstelsel. Mede naar aanleiding van de uitkomsten het DNB onderzoek naar belangenverstrengeling heeft het Bestuur de functie van de compliance officer grondig herzien en het takenpakket sterk uitgebreid. In 2015 zal dit verdere opvolging krijgen en één van de studiedagen zal worden besteed aan compliance en niet-financiële risico’s. Het Bestuur is verheugd over de wijze waarop het Verantwoordingsorgaan-nieuwe stijl is gestart en kijkt uit naar een wederom constructieve samenwerking in 2015!
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
54
7 Raad van Toezicht 7.1
Verslag van de Raad van Toezicht 2014
Op 1 juli 2014 is de Wet Versterking bestuur pensioenfondsen in werking getreden. Per die datum is de Raad van Toezicht (RvT) gestart. Dit verslag biedt een verkorte weergave van de bevindingen in het verslagjaar. In het algemeen is de Raad van Toezicht content met de wijze waarop het fonds wordt bestuurd. 1.
Samenstelling en werkwijze RvT
Het belangrijkste verschil tussen een visitatiecommissie een RvT is de continuïteit van het toezicht en enkele gewijzigde bevoegdheden. In voorjaar 2014 hebben bestuur en kandidaat-RvT-leden zich gericht op een soepele overgang naar het nieuwe bestuursmodel, zowel voor het intern toezicht als de andere gremia van het fonds. Het is gelukt een en ander tijdig te realiseren, waarmee het fonds voldoet aan de Wet versterking bestuur pensioenfondsen. De RvT heeft een werkplan gemaakt, dat in essentie neerkomt op kwartaalgesprekken met bestuur en jaargesprekken met dienstverleners en andere stakeholders. Tussentijds vindt desgewenst ad hoc contact plaats met het bestuur of andere functionarissen. Desgewenst zijn de RvT-leden zo veel mogelijk aanwezig bij de strategisch georiënteerde themasessies van het bestuur. Aldus streeft de RvT naar invulling van zijn rollen: toezicht en met raad terzijde staan. De leden van de RvT zijn dezelfde als die van de visitatiecommissie 2013. Alle leden van de RvT zijn lid van de Vereniging Intern Toezichthouders Pensioenfondsen (VITP). Zij hanteren bij hun werk de VITP-code. 2.
Opvolging aanbevelingen intern toezicht
De RvT heeft geconstateerd dat het bestuur de nodige aandacht heeft besteed aan de aanbevelingen van de visitatiecommissie 2013 en hierover ook een terugkoppeling heeft gestuurd aan deze commissie. Niet op alle terreinen is de beoogde voortgang geboekt, met name voor wat betreft het structuren van de verschillende fonds- en beleidsdocumenten, maar duidelijk is dat werk is gemaakt van de aanbevelingen. 3.
Beleggingsbeleid/-uitvoering
De RvT heeft aan de hand van de verschillende rapportages kunnen waarnemen dat er sprake is van een goed gestructureerd beleggingsproces. Hierbij is sprake van een versterkte aandacht voor de risico’s in relatie tot de totale (financiële) positie van het fonds, zoals onder meer blijkt uit de zogenaamde risicomonitor die ieder kwartaal door een van de beleggers onafhankelijke partij wordt opgesteld. De RvT is aanwezig geweest bij de studiedag over de mogelijke implementatie van het nieuwe financieel toetsingskader waarbij ook het fundament voor het beleggingsplan van 2015 werd gelegd. Het herstelplan van het fonds is ultimo 3e kwartaal beëindigd. Dit betekent dat bij het opstellen van het beleggingsplan verschuivingen in het risicoprofiel weer mogelijk zijn. De RvT heeft hierbij kunnen waarnemen dat het gehele bestuur actief betrokken was bij het maken van de verschillende afwegingen. In het uiteindelijke beleggingsplan 2015 is er uiteindelijk voor gekozen om iets meer risico te nemen. De RvT heeft uit de stukken kunnen vaststellen dat hierbij sprake is van een weloverwogen en goed doordacht besluitvormingsproces. 4.
Pensioenadministratie
De RvT heeft gesproken met vertegenwoordigers van Achmea. Het bestuur staat naar de mening van de RvT terecht zeer kritisch tegenover de uitvoering van de werkzaamheden van Syntrus Achmea. Er heeft een aantal ernstige incidenten op het gebied van administratie en communicatie plaatsgevonden die in het kwartaaloverleg met het bestuur zijn besproken en zijn geëvalueerd. De RvT stelt hierbij vast dat het bestuur adequaat reageert. Ook blijft de afstemming in de actuariële keten nog aandacht behoeven. Deze bleek in verslagjaar gevoelig te zijn voor personele wisselingen, waardoor Syntrus Achmea, Mercer en Towers Watson vermijdbare extra inzet moesten plegen. Ook hier heeft het bestuur de nodige aandacht voor. 5.
Communicatie
Het bestuur heeft in 2014 een nieuw communicatieplan opgesteld waarbij sterk de nadruk wordt gelegd op de verschillende vormen van digitale communicatie. De RvT is van mening dat hiermee een goede basis is gelegd voor deze manier van communiceren. Dat hiermee ook nieuwe risico’s worden gelopen, bleek bij de implementatie van het
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
55
deelnemersportal. Er is in het nieuwe communicatieplan geen expliciete risicoparagraaf voor de verschillende risico’s opgenomen. Dit onderwerp krijgt daarom in 2015 extra aandacht 6.
Externe toezichthouders
Het fonds heeft zelden contact met de externe toezichthouders. Op zich is dit een goed teken, maar hierdoor wordt wel een onnodige afstand ervaren. De RvT-leden onderhouden hun eigen contacten met de externe toezichthouders, onder andere door voorlichtingssessies bij te wonen. Het fonds is bezocht door onderzoekers van DNB in het kader van een thema-onderzoek naar het risico van belangenverstrengeling. De aanbevelingen uit dit onderzoek worden door bestuur en RvT ter harte genomen. Ook is er extra contact geweest in het kader van de afwijzing van een bestuurslid. Het bestuur heeft de RvT hierover tijdig en zorgvuldig ingelicht. 7.
Organen en commissies
In het verslagjaar heeft de RvT kennisgemaakt met het Verantwoordingsorgaan (VO). Daarbij zijn de wederzijdse verwachtingen ten aanzien van beide gremia en de toekomst van het fonds uitgesproken. Met name in geval van toekomstige fusies zal er nauw worden afgestemd, op basis van de respectievelijke rollen en verantwoordelijkheden. De RvT is content met de actieve wijze waarop het VO de eigen deskundigheidsbevordering ter hand heeft genomen. 8.
Deskundigheid / geschiktheid
In voorjaar 2015 heeft de RvT een zelfevaluatie gehouden over 2014. De VITP-code diende ook hier als leidraad. De RvT oordeelde overwegend positief over de nieuwe werkwijze. Het verslag van deze zelfevaluatie is aangeboden aan het bestuur. 9.
Bestuur
De wisselingen in het bestuur maken het soms lastig een relatie tussen RvT en bestuur te onderhouden. Het dagelijks bestuur speelt hierin dan ook een meer dan proportionele rol. Ook verlopen contacten soms via de bestuursondersteuners van Syntrus Achmea, waardoor het ‘intunen’ op het fonds nog niet helemaal op niveau is. Dit laat onverlet dat de RvT meent dat het bestuur zich met verve van zijn taken kwijt, ook in de huidige moeilijke context van marktontwikkelingen en regelgeving. 10. Specifieke risico’s Zowel de strategische advisering (ALM) als het financiële risicomanagement worden door Ortec verzorgd. De RvT meent dat dit in beginsel geen gelukkige combinatie is, maar dat bij de huidige invulling van deze werkzaamheden voldoende onafhankelijkheid voor de risicomanager is geborgd. Het niet-financiële risicomanagement is nog niet belegd. De RvT adviseert het bestuur dit in 2015 alsnog te doen. Ten aanzien van compliance-risico’s meent de RvT dat het fonds het materiële risicobewustzijn (‘tussen de oren’) moet verankeren in formeel risicobewustzijn (procedures en risicomanagement). Dit vergt een actievere rol van de complianceofficer dan op dit moment is gecontracteerd. De documentatie van het fonds lijkt een risico op zichzelf te zijn. Zowel bij het bestuur als bij de bestuursondersteuners is geen compleet en actueel overzicht van de fondsdocumenten. Hierdoor loopt het fonds het risico dat zaken inconsistent zijn geregeld (in meerdere documenten) of niet zijn geregeld (in geen document). In navolging van de visitatiecommissie adviseert de RvT om een stukkenregister aan te leggen en zo mogelijk het aantal stukken te gaan reduceren. 11. Goedkeuring jaarrekening en jaarverslag De RvT heeft kennisgenomen van de jaarrekening en het jaarverslag 2014 en stemt daarmee in. Specifieke opmerkingen naar aanleiding van conceptteksten zijn besproken met het dagelijks bestuur. Deze geven aanleiding om voor 2015 de lat hoger te leggen ten aanzien van het bestuursverslag. Dan verwacht de RvT onder andere meer inhoudelijke rapportage over onderwerpen die in ontwikkeling zijn, ook al zijn er nog geen eindresultaten, en inzichtelijker motivaties bij genomen besluiten. 12. Conclusie Ook dit jaar kan worden gesteld dat het pensioenfonds Zoetwaren er goed voor staat. De RvT spreekt zijn vertrouwen uit in het bestuur. Daarbij waarschuwt de RvT het bestuur voor een onbalans tussen de aandacht voor het consolideren en de aandacht voor nieuwe projecten, waaronder een eventuele fusie. Die kan immers alleen slagen als het eigen huis op orde is. Bert van de Belt, Gerard van de Kuilen en Fieke van der Lecq April 2015
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
56
7.2
Reactie van het Bestuur
Het Bestuur van het Fonds heeft er in 2014 bewust voor gekozen om de leden van de visitatiecommissie te vragen voor de Raad van Toezicht. Het Bestuur is verheugd te constateren dat de leden van de Raad van Toezicht hun doortastende en constructieve manier van werken hebben doorgezet. Het Bestuur erkent de aandachtspunten op het gebied van pensioenadministratie, communicatie en het risicomanagement van de niet-financiële risico’s. In 2015 zal het functioneren van de pensioenadministrateur worden geëvalueerd. De communicatiecommissie zal in het komend jaar alle door het Fonds verstrekte communicatie onder de loep nemen en de risico’s in kaart brengen. Het risicomanagement van de niet-financiële risico’s zal in 2015 verder worden uitgewerkt. Het bestuur is reeds gestart met het uitbreiden van de taken en invulling van de compliance officer. Ook zullen in 2015 de juridische documenten worden gestroomlijnd. Het stukkenregister zal worden bijgewerkt en worden voorzien van versiebeheer. Het Bestuur is blij met het vertrouwen van de Raad van Toezicht en zal ervoor waken dat de belangen van alle deelnemers van het Fonds worden behartigd, ook als er in de toekomst sprake zal zijn van een verdere samenwerking met een ander pensioenfonds.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
57
8 Jaarrekening In dit hoofdstuk presenteert het bestuur van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie de jaarrekening. In hoofdstuk 9 “Overige Gegevens” volgen de verklaringen van de certificerend actuaris en van de accountant van het pensioenfonds.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
58
1 BALANS PER 31 DECEMBER (na voorgestelde bestemming van het saldo van baten en lasten) (x € 1.000) 2014
2013
ACTIVA
Beleggingen voor risico fonds
(1)
Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
60.366 403.248 1.477.192 222.581 1.447
37 371.433 1.289.587 21.260 85.242 2.164.834
1.767.559
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
(2)
977
915
Vorderingen en overlopende activa
(3)
5.128
5.396
Overige activa
(4)
977
6.200
2.171.916
1.780.070
PASSIVA
Stichtingskapitaal en reserves
(5)
Bestemmingsreserve Algemene reserve
237.032
22.630 144.983 237.032
Technische voorzieningen
167.613
(6)
Technische voorziening voor risico fonds Spaarfonds gemoedsbezwaarden
1.877.900 48
1.532.489 50 1.877.948
1.532.539
Langlopende schulden (uit hoofde van (7) VPL)
13.717
9.203
Overige schulden en overlopende passiva
43.219
70.715
2.171.916
1.780.070
112,6
110,9
(8)
(*) De nummering verwijst naar de toelichting Dekkingsgraad op basis van FTK (in%) Nominaal
___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie 59
2
STAAT VAN BATEN EN LASTEN
(x € 1.000) 2014
BATEN Premiebijdragen risico pensioenfonds (van werkgevers en werknemers)
2013
(9)
51.524
55.461
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
(10)
407.824
-69.163
Overige baten
(11)
333
12
459.681
-13.690
LASTEN Pensioenuitkeringen
(12)
40.609
42.521
Pensioenuitvoeringskosten
(13)
3.930
3.646
Mutatie technische voorzieningen
(14)
Pensioenopbouw Indexering en overige toeslagen Rentetoevoegingen Onttrekking voor pensioenuitkeringen Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Wijziging marktrente Wijziging overige actuariële uitgangspunten Inkoop uit hoofde van VPL-regeling Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Mutatie overige technische voorzieningen
36.235 33.157 5.843 -40.887 -171
43.715 5.583 -41.877 -28
-378 335.510 -21.378 2.046
-9.921 -54.090 11.766 1.500
-4.566
-11.221
345.411 -2
-54.573 7 345.409
-54.566
Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen
(15)
-62
172
Mutatie overige voorzieningen
(16)
-
-75
Saldo overdrachten van rechten risico (17) pensioenfonds
468
8.700
Uitkeringen uit hoofde van herverzekeringen
(18)
-94
-122
Overige lasten
(19)
2
25
390.262
301
69.419
-13.991
Saldo van baten en lasten
___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie 60
2014
2013
Bestemming van het saldo van baten en lasten Mutatie algemene reserve Mutatie bestemmingsreserve
92.049 -22.630
-13.991 -
69.419
-13.991
___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie 61
3
KASSTROOMOVERZICHT
(x € 1.000) Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode. 2014
2013
Kasstroom uit pensioenactiviteiten Ontvangen premiebijdragen risico fonds (inclusief VPL premies) Ontvangen waardeoverdrachten risico pensioenfonds Betaalde pensioenuitkeringen Uitkeringen uit hoofde van herverzekeringen Betaalde waardeoverdrachten risico pensioenfonds Betaalde pensioenuitvoeringskosten
52.130
61.620
2.894 -40.662 94 -2.942 -3.768
603 -42.567 122 -9.438 -3.748 7.746
6.592
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Ontvangen inzake verkopen beleggingen Betaald inzake aankopen beleggingen Ontvangen directe beleggingsopbrengsten Betaalde kosten van vermogensbeheer
2.183.552 -2.252.265 59.581 -4.060
Mutatie liquide middelen
Samenstelling geldmiddelen
Liquide middelen per 1 januari Mutatie liquide middelen Liquide middelen per 31 december *)
2.899.078 -2.930.432 36.510 -8.745 -13.192
-3.589
-5.446
3.003
2014
2013
7.820
4.817
-5.446
3.003
2.374
7.820
1.397
1.620
977
6.200
2.374
7.820
*) De liquide middelen zijn als volgt opgebouwd: - Liquide middelen opgenomen onder de Beleggingen voor risico fonds - Liquide middelen opgenomen de Overige activa
___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie 62
4
ALGEMENE TOELICHTING JAARREKENING
Inleiding Het doel van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie, statutair gevestigd te Amsterdam (hierna 'het pensioenfonds') is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden; tevens verstrekt het pensioenfonds uitkeringen aan arbeidsongeschikte deelnemers. Deze doelstelling is nader uitgewerkt in onder andere de statuten, het pensioenreglement, de uitvoeringsovereenkomst en de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. Het pensioenfonds geeft invulling aan de uitvoering van de pensioenregeling van de in de branche Zoetwarenindustrie verplicht gestelde aangesloten werkgevers. Overeenstemmingsverklaring De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving in het bijzonder Richtlijn 610. De bedragen opgenomen in de jaarrekening zijn vermeld in duizenden euro's, tenzij anders is aangegeven. Het bestuur heeft de jaarrekening op 19 mei 2015 opgemaakt. Schattingswijzigingen Prognosetafel en ervaringssterfte De actuariële grondslagen en/of methoden worden periodiek beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien van sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen voor zowel de gehele bevolking als specifiek voor de populatie van het fonds. Vanaf boekjaar 2014 is de grondslag voor overlevingskansen gebaseerd op de Prognosetafel 2014-2064 van het Actuarieel Genootschap (AG). De algemene sterftekansen die volgen uit de tafel worden voor het pensioenfonds gecorrigeerd in verband met ervaringssterfte. De overgang naar de nieuwe Prognosetafel heeft geleid tot een verlaging van de voorziening pensioenverplichting van EUR 8,7 miljoen. Het effect op de dekkingsgraad per 31 december 2014 is 0,5%. De gewijzigde correctiefactoren bestaat uit twee effecten: aanpassing van het hanteren van Mercer model 2010 naar Mercer model 2012 en de aanpassing van correctiefactoren op basis van de inkomensgroep hoog-midden naar inkomensgroep midden. De gewijzigde correctiefactoren voor de ervaringssterfte hebben geleid tot een verlaging van de voorziening pensioenverplichtingen van EUR 21,7 miljoen. Het effect op de dekkingsgraad per 31 december 2014 is 1,3%. Dit resultaat is via de Staat van Baten en Lasten als bate in het verslagjaar 2014 verantwoord. Kostenvoorziening Op basis van een onderzoek naar adequate opslag voor (toekomstige) uitvoeringskosten heeft het bestuur besloten de excassokosten opslag per 31 december 2014 te verhogen van 2% naar 2,5% van de netto Technische Voorziening. Dit geeft een negatief resultaat van EUR 9,0 miljoen en is als last in het verslagjaar 2014 verantwoord. Het effect op de dekkingsgraad per 31 december 2014 is 0,5%.
___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie 63
Presentatiewijzigingen Beleggingen De jaarrekening 2014 is in vergelijking tot de jaarrekening 2013 in de toelichting gewijzigd inzake de toelichting op de beleggingen. De wijziging betreft het volgende. In de jaarrekening 2013 was een tabel opgenomen waarin de beleggingscategorieën uitgesplitst werden naar de componenten belegde waarde, vorderingen, schulden en liquide middelen. Van de belegde waarde werd vervolgens een verloopoverzicht getoond. Met ingang van de jaarrekening 2014 is de hiervoor genoemde tabel komen te vervallen. Het verloopoverzicht beleggingen geeft in de jaarrekening 2014 het verloop van de totale waarde per beleggingscategorie weer (inclusief de vorderingen, schulden en liquide middelen). De mutatie van de vorderingen, schulden en liquide middelen is met ingang van 2014 verantwoord in de regel overige mutaties in het verloopoverzicht van de beleggingen. De vergelijkende cijfers zijn aangepast om vergelijking tussen 2014 en 2013 mogelijk te maken. De gewijzigde indeling heeft geen invloed op het vermogen, het resultaat en de dekkingsgraad van het fonds. Indirecte vermogensbeheerkosten Met ingang van 2014 worden de direct toe te rekenen beleggingskosten (binnen de beleggingsfondsen), welke werden ingeschat op basis van de Total Expense Ratio van de beleggingsfondsen vermenigvuldigt met het gemiddeld belegd vermogen, niet verantwoord onder de kosten vermogensbeheer, maar als onderdeel van het rendement onder de directe beleggingsopbrengsten. Omwille van de vergelijkbaarheid zijn de vergelijkende cijfers 2013 aangepast. Als gevolg hiervan heeft een herrubricering van EUR 3,3 miljoen plaatsgevonden van kosten vermogensbeheer naar indirecte beleggingsopbrengsten.
ALGEMENE GRONDSLAGEN Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het fonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Verantwoording van baten en lasten Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico's met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post "nog af te wikkelen transacties". Deze post kan zowel een actief als een passief zijn. Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen.
___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie 64
Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, indien de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft, of in de periode van herziening en toekomstige perioden, indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden. Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief transactiekosten, provisies, valutakoersverschillen e.d., worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. Vreemde valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro's tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen actuele waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta's worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. Koersverschillen die optreden bij de afwikkeling danwel de omrekening van monetaire posten in vreemde valuta, worden verwerkt in de staat van baten en lasten. Onderstaand is opgenomen een overzicht van de belangrijkste valuta. 31-12-2014
Amerikaanse Dollar Canadese Dollar Australische Dollar Britse Pond Noorse Kronen Braziliaanse Real Hong Kongse Dollar
1,21 1,40 1,48 0,78 9,07 3,22 9,38
31-12-2013
1,38 1,46 1,54 0,83 8,36 3,25 10,68
___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie 65
SPECIFIEKE GRONDSLAGEN Beleggingen Algemeen In overeenstemming met de Pensioenwet worden beleggingen gewaardeerd tegen actuele waarde. Overlopende activa en passiva alsmede liquiditeiten vermogensbeheer worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Het verschil tussen actuele waarde en nominale waarde is bij deze activa en passiva in het algemeen gering. Participaties in beleggingsfondsen, die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor dat soort beleggingen. Bij gemengde beleggingsfondsen wordt aangesloten bij de hoofdcategorie, bepaald op basis van actuele waarde. Financiële instrumenten worden gebruikt ter afdekking van beleggingsrisico's en het realiseren van het vastgelegde beleggingsbeleid. De derivatenposities zijn opgenomen als een afzonderlijke beleggingscategorie. Derivaten die deel uitmaken van een beleggingsfonds zijn opgenomen in de beleggingscategorie waarin dit beleggingsfonds is gerubriceerd. Actuele waarde De beleggingen van het pensioenfonds worden gewaardeerd tegen de actuele waarde per balansdatum. Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van genoteerde marktprijzen. Derivaten worden gewaardeerd door gebruik te maken van netto contante waardeberekeningen. Bepaalde instrumenten, zoals participaties in beleggingsfondsen worden gewaardeerd door gebruik te maken van andere methode (nettovermogenswaarde). Het is gebruikelijk en mogelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor financiële instrumenten zoals beleggingsvorderingen en -schulden geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het korte termijn karakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde. Vastgoedbeleggingen Vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen actuele waarde. Voor officieel genoteerde aandelen in onroerende zaken maatschappijen is dit de beurswaarde. Voor niet beursgenoteerde participaties en deelnemingen in onroerende zaken maatschappijen is dit de berekende nettovermogenswaarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Aandelen Aandelen, waaronder tevens converteerbare obligaties zijn begrepen, worden gewaardeerd tegen actuele waarde. Van ter beurze genoteerde aandelen is dit de beurswaarde. Voor niet ter beurze genoteerde participaties in aandelenfondsen is dit de nettovermogenswaarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Vastrentende waarden Vastrentende waarden worden gewaardeerd tegen actuele waarde inclusief opgelopen rente. Van ter beurze genoteerde vastrentende waarden is dit de beurswaarde per balansdatum. Voor niet ter beurze genoteerde participaties in vastrentende waardenfondsen is dit de nettovermogenswaarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Derivaten Derivaten worden gewaardeerd tegen actuele waarde, te weten de relevante marktnotering of, als die er niet is, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Derivaatcontracten met een negatieve waarde worden in de balans onder de overige schulden en overlopende passiva verantwoord.
___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie 66
Overige beleggingen Overige beleggingen worden gewaardeerd tegen actuele waarde. De waardering hiervan geschiedt tegen de berekende nettovermogenswaarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Dit betreft de gekapitaliseerde waarde van de herverzekeringspolissen, berekend volgens de grondslagen van de voorziening pensioenverplichtingen waarvan de contantmaking geschiedt tegen de rente volgens de DNB rentetermijnstructuur. Vorderingen en schulden uit hoofde van herverzekering worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Vorderingen en overlopende activa De vorderingen en overlopende activa zijn gewaardeerd tegen nominale waarde. Voor zover noodzakelijk is een voorziening voor oninbaarheid in mindering gebracht. Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Overige activa Liquide middelen De liquide middelen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde. Onder de liquide middelen worden opgenomen die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen die onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn. De liquide middelen staan ter vrije beschikking van het pensioenfonds. De liquide middelen met betrekking tot beleggingsactiviteiten zijn verantwoord onder de post beleggingen voor risico fonds.
Stichtingskapitaal en reserves Algemene reserve Doelstelling is deze reserve minimaal op het niveau van het vereist eigen vermogen te brengen. De algemene reserve wordt gedoteerd vanuit de bestemming van het saldo van baten en lasten. Bestemmingsreserve Aanvulling toeslag oud-deelnemers Pensioenfonds Snoep Het bestuur heeft besloten een bestemmingsreserve per 1 januari 2011 te vormen voor het verschil in dekkingsgraad tussen de twee gefuseerde pensioenfondsen uit hoofde van evenwichtige belangenafweging tussen de deelnemers. De bestemmingsreserve bedraagt per 1 januari 2011 EUR 22.630 en is tot en met 31 december 2013 niet gewijzigd. Met betrekking tot de bestemmingsreserve stelt het bestuur vast dat deze reserve wordt vastgesteld enkel en alleen om de toeslagen van de oud-deelnemers van het BPF Suikerwerk- en Chocoladeverwerkende Industrie vanaf 1 januari 2011 te kunnen aanvullen. Er vinden geen toevoegingen vanuit het fondsrendement plaats. In 2014 heeft het bestuur besloten om de oud-deelnemers van BPF Suikerwerk- en Chocoladeverwerkende toeslagen toe te kennen. De benodigde koopsommen voor deze extra toeslag bedraagt EUR 20.296 en is aan de bestemmingsreserve onttrokken. Tevens is een bufferopslag van EUR 2.334 ter voorkoming van verwatering van de dekkingsgraad aan deze bestemmingsreserve onttrokken.
___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie 67
Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds De voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds wordt gewaardeerd op actuele waarde. De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toeslag)toezeggingen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. Vanaf 2012 betreft dit de rentetermijnstructuur op basis van een driemaandsgemiddelde met toepassing van de Ultimate Forward Rate. Het hanteren van de UFR houdt in dat voor ver in de toekomst liggende verplichtingen (20 jaar of langer) de eenjaarsrente forward rente toegroeit naar een niveau van 4,2%. Voor verplichtingen korter dan 20 jaar geldt de rentetermijnstructuur op basis van een driemaandsgemiddelde. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of op de opgebouwde pensioenaanspraken toeslagverlening kan worden toegepast. Alle per balansdatum bestaande toeslagbesluiten (ook voor toeslagbesluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex ante condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van de toekomstige opbouw waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. Overlevingstafels AG prognosetafels 2014-2064 waarbij de sterftekansen zijn vermenigvuldigd met een leeftijdsafhankelijke factor die zijn gebaseerd op de ervaringssterfte van het pensioenfonds. Dit betekent dat de overlevingskansen, afgeleid uit de AG prognosetafel 2014-2064, zijn aangepast met leeftijd- en inkomensafhankelijke correctiefactoren (inkomensgroep midden). Partnerfrequentie Voor de verplichte regeling wordt uitgegaan van de gehuwdheidsfrequentie zoals opgenomen in de AG-tafels over de waarnemingsperiode 1980-1985, voor de mannen oplopend naar 90% op 65 jaar en voor de vrouwen oplopend naar 85% op leeftijd 50 en vervolgens regelmatig aflopend naar 70% op 65 jaar. Op de pensioendatum is de gehuwdheidsfrequentie gelijk aan 100%. Na de pensioendatum vindt waardering van het partnerpensioen plaats op basis van het bepaalde partnersysteem. Dit houdt in dat er alleen wordt gereserveerd als er daadwerkelijk een partner is. Leeftijdsverschil man-vrouw Voor partnerpensioen is aangenomen dat de partner 3 jaar jonger is dan de verzekerde man en 3 jaar ouder dan de verzekerde vrouw. Voorziening voor uitgesteld wezenpensioen De voorziening pensioenverplichtingen van niet ingegaan wezenpensioen is gevormd door de voorziening pensioenverplichtingen van het latente partnerpensioen voor actieve en premievrije deelnemers te verhogen met 5%. Voorziening voor toekomstige excassokosten Voor de toekomstige kosten met betrekking tot de administratie en uitbetaling en uitbetaling van de pensioenen na ingang, is de netto voorziening pensioenverplichtingen verhoogd met 2,5% (2013: 2%). Voorziening arbeidsongeschikten De voorziening arbeidsongeschikten betreft de contante waarde van de vrijgestelde toekomstige pensioenopbouw. Deze voorziening is verwerkt als onderdeel van de technische voorziening voor risico fonds.
___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie 68
Voorziening uitlooprisico PVD Voorziening voor de toekomstige schadelast voor deelnemers die op de balansdatum ziek zijn en naar verwachting arbeidsongeschikt zullen worden en daarom premievrijstelling kunnen krijgen. De hoogte is gelijk aan 2% van de actuarieel benodigde premie van het boekjaar en 2% van de actuarieel benodigde premie van het voorafgaande boekjaar. Deze voorziening is verwerkt als onderdeel van de technische voorziening voor risico fonds. Overige technische voorzieningen Voorziening spaarfonds gemoedsbezwaren Het bestuur kan individuele vrijstelling van deelneming aan de verplichte pensioenregelingen aan een werknemer verlenen, indien deze werknemer gemoedsbezwaren heeft tegen iedere vorm van verzekeren. Dit ontslaat zijn werkgever noch betrokkene van de verplichting tot afdracht van de reguliere bijdragen aan het pensioenfonds. Deze bijdragen worden op een individuele spaarrekening gestort, waaraan jaarlijks interest wordt toegevoegd.
Korte beschrijving pensioenregeling Sinds 1 januari 2014 geldt de nieuwe pensioenregeling. Deze middelloonregeling is van toepassing op deelnemers die geboren zijn op of na 1 januari 1950 of op of na 1 januari 2006 in dienst zijn gekomen van een aangesloten werkgever en bestaat uit een: - levenslang ouderdomspensioen, waarbij deelnemers met 67 jaar met pensioen gaan. Deelnemers kunnen wel eerder, later of gedeeltelijk met pensioen gaan; - risicopartnerpensioen van 70% van het bereikbare ouderdomspensioen; - wezenpensioen van 14% van het te bereiken ouderdomspensioen. Overgangsregeling voor Pensioenfonds Koek en Pensioenfonds Snoep Onder voorwaarden kan een deelnemer in aanmerking komen voor extra aanspraken op ouderdomspensioen. Voorwaarden voor oud-Koekdeelnemers Voor deelnemers geboren na 31-12-1949 maar vóór 1-1-1972 die onafgebroken deelnemer aan de prepensioenregeling zijn geweest geldt dat het ouderdomspensioen, inclusief het extra ouderdomspensioen, niet kan ingaan vóór de 55-jarige leeftijd. Het recht op extra ouderdomspensioen ontstaat in de periode tussen 1 januari 2006 en de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 61-jarige leeftijd bereikt, maar uiterlijk 1 januari 2021. Het recht op extra ouderdomspensioen ontstaat op de pensioeningangsdatum. De toekenning en financiering van de extra aanspraken vinden plaats op de pensioeningangsdatum of uiterlijk 31 december 2020 als de pensionering op of na 1 januari 2021 plaatsvindt. Voorwaarden voor oud-Snoepdeelnemers Voor deelnemers geboren na 31-12-1949 maar vóór 1-1-1971 die onafgebroken deelnemer aan de prepensioenregeling zijn geweest geldt dat het ouderdomspensioen, inclusief het extra ouderdomspensioen niet kan ingaan vóór de 55-jarige leeftijd. Het recht op extra ouderdomspensioen ontstaat in de periode tussen 1 januari 2006 en de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 61-jarige leeftijd bereikt, maar uiterlijk 1 januari 2021. De toekenning van de extra aanspraken vindt evenredig over de hiervoor bedoelde periode plaats indien en voor zover er sprake is van deelneming aan de pensioenregeling. Er wordt dus elk jaar een deel gefinancierd. Premie De totale premie (inclusief VPL-overgangsregeling van 2,4%) bedraagt per 1 januari 2014 27,6%. De totale premie (inclusief VPL-overgangsregeling van 2,4%) is voor 2015 ongewijzigd vastgesteld op 27,6%. Premievrijstelling Als een deelnemer een WIA- of WAO-uitkering ontvangt, voorziet het reglement in een premievrije opbouw. Voor de voortzetting van de pensioenopbouw is over dit inkomensgedeelte geen bijdrage verschuldigd.
___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie 69
Toeslagverlening Het pensioenfonds kent geen doelgericht toeslagenbeleid. Er is geen ambitie om jaarlijks een toeslag te verlenen op de pensioenrechten en pensioenaanspraken. Het pensioenfonds kent voor een eventuele toeslag verlening geen maatstaf. Zowel de toekenning als de hoogte van een eventuele toeslag is afhankelijk van een beslissing van het bestuur. De toeslagverlening is voorwaardelijk en afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds. Er is geen geld gereserveerd voor toekomstige toeslagverlening. Er bestaat daarom geen recht op de toeslagen en het is ook voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre toeslagverlening zal plaatsvinden. Het bestuur van het pensioenfonds stelt jaarlijks het eventuele toeslagpercentage vast. Voor de toeslagen voor de actieven als ook de inactieven in de prepensioenregeling geldt dat maximaal de loonindex (CAO lonen in de bedrijfstak) kan worden toegekend. Voor de inactieven en pensioengerechtigden geldt dat maximaal de prijsindex (CPI afgeleid) kan worden toegekend. Samenvattend kan worden gesteld dat het toeslagbeleid van het pensioenfonds te typeren is conform de toeslagcategorie B van de toeslagenmatrix zoals gepubliceerd door DNB en het ministerie van SZW. In de afgelopen twee jaren zijn er geen toeslagen toegekend. Het bestuur heeft besloten om per 1 januari 2015 de pensioenen van pensioengerechtigden te verhogen met 0,50%; de pensioenaanspraken van gewezen deelnemers te verhogen met 0,50% en de pensioenaanspraken van de actieve deelnemers te verhogen met 1,00%. Langlopende schulden (uit hoofde van VPL) De VPL overgangsregelingen zijn door CAO partijen vastgesteld en opgenomen in het pensioenreglement onderdeel B (overgangsregeling ouderdomspensioen Snoep) en onderdeel C (overgangsregeling ouderdomspensioen Koek) van het pensioenreglement voor werknemers geboren op of na 1 januari 1950. De overgangsregelingen worden uitgevoerd door het fonds. De langlopende schuld betreft de gefactureerde premies voor de overgangsregelingen hieraan wordt het rendement toegevoegd, de inkoop van de extra pensioenaanspraken worden onttrokken aan deze schuld. De verwerking van de VPL regeling vindt op de hiervoor beschreven wijze plaats teneinde vermenging van pensioenvermogen met VPLgelden tegen te gaan. De jaarlijks aan de langlopende schuld toe te voegen premie (dotatie) bedraagt vanaf 1 januari 2014 2,4% van de pensioengrondslagsom. Het toe te kennen rendement is gelijk aan het gemiddelde beleggingsrendement van het pensioenfonds over het betreffende kalenderjaar (zowel positief als negatief). De inkoop van aanspraken vindt plaats op basis van de grondslagen voor de kostendekkende premie gebaseerd op de rentetermijnstructuur van 1 januari van het inkoopjaar, inclusief een solvabiliteitsopslag van 12,2% (2013: 12,2%) en een opslag voor toekomstige uitvoeringskosten van 2,0% (2013: 2%). Overige schulden en overlopende passiva De overige schulden en overlopende passiva worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Dekkingsgraad De (nominale) dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de kortlopende schulden, de langlopende schulden uit hoofde van VPL en de overige voorzieningen te delen op de technische voorziening voor risico fonds zoals opgenomen in de balans.
GRONDSLAGEN VOOR DE RESULTAATBEPALING Algemeen Baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop deze betrekking hebben. De in de staat van baten en lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de in de balans gehanteerde waarderingsgrondslagen voor beleggingen en de voorzieningen pensioenverplichtingen. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat.
___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie 70
Premiebijdragen van (werkgevers en werknemers) Hieronder zijn opgenomen de over het boekjaar in rekening gebrachte en te brengen premies en koopsommen. Tevens wordt de inkoopsom van de VPL- rechten als separate post onder de premiebaten verantwoord. Beleggingsresultaten De beleggingsresultaten voor beleggingen voor risico fonds en beleggingen inzake VPL worden op dezelfde wijze vastgesteld. Indirecte beleggingsopbrengsten Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen en valutaresultaten. In de jaarrekening wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waarde-veranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als indirecte beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. Aankoopkosten zijn verwerkt in de actuele waarde van de beleggingen. Verkoopkosten worden verantwoord als onderdeel van de herwaarderingen. Directe beleggingsopbrengsten De directe beleggingsopbrengsten hebben betrekking op opbrengsten uit beleggingsfondsen, interest en dividenden onder aftrek van de aan de beleggingen toe te rekenen kosten, alsmede de huren verminderd met de exploitatiekosten. Kosten van vermogensbeheer Onder kosten van vermogensbeheer worden de externe en de daaraan toegerekende interne kosten verstaan. Exploitatiekosten van onroerende zaken in exploitatie zijn in de kosten van vermogensbeheer opgenomen. Verrekening van kosten Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten, provisies, valutaverschillen e.d. Pensioenuitkeringen De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De pensioenuitkeringen zijn berekend op actuariële grondslagen en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben. Pensioenuitvoeringskosten De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Mutatie technische voorzieningen voor risico pensioenfonds Pensioenopbouw De pensioenopbouw is de contante waarde van de pensioenaanspraken die toegekend zijn in het boekjaar. Indexering en overige toeslagen Per 1 januari 2015 is een toeslag verleend van 1,0% aan de actieven en 0,5% aan de slapen en pensioentrekkenden. Tevens is een éénmalige aanvullende toeslag van 4,08%, op de aanspraken per 31 december 2010 (op basis van pensioenleeftijd 65), uit de bestemmingsreserve voor voormalig BPF Snoep deelnemers per 1 januari 2015 toegekend. Rentetoevoegingen De pensioenverplichtingen worden contant gemaakt tegen de nominale marktrente op basis van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. De interesttoevoeging wordt tegen de rekenrente primo boekjaar berekend over de beginstand en de mutaties gedurende het jaar.
___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie 71
Onttrekking voor pensioenuitkeringen Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de technische voorziening. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen in de verslagperiode. Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Jaarlijks wordt 2,5% van de pensioenopbouw en de inkomende waardeoverdrachten toegevoegd aan de technische voorziening ten behoeve van de pensioenuitvoeringskosten. Daarnaast valt 2% van de uitkeringen, afkopen en uitgaande waardeoverdrachten vrij uit de technische voorziening ten behoeve van pensioenuitvoeringskosten (excassokosten). Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de actuele waarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. Wijziging actuariële uitgangspunten Mutatie technische voorzieningen uit hoofde van wijziging actuariële uitgangspunten betreft: - Prognosetafel en ervaringssterfte. - Kostenvoorziening. Voor verdere toelichting wordt verwezen naar de toelichting in de grondslagen inzake schattingswijzigingen. Inkoop uit hoofde van VPL-regeling De inkoop van aanspraken vindt plaats op basis van de grondslagen voor de kostendekkende premie gebaseerd op de rentetermijnstructuur van 1 januari van het inkoopjaar, exclusief een solvabiliteitsopslag van 12,2% (2013: 12,2%) en inclusief een opslag voor toekomstige uitvoeringskosten van 2,0% (2013: 2%). Wijzigingen uit hoofde van overdrachten van rechten Hieronder zijn opgenomen de aan het verslagjaar toe te rekenen overdrachtswaarde van de overgenomen respectievelijk overgedragen pensioenaanspraken m.b.t. de actuariële waarde. Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen De onder dit hoofd opgenomen mutaties van de voorziening hebben betrekking op de kanssystemen. Saldo overdrachten van rechten De post saldo overdrachten van rechten bevat het saldo van bedragen uit hoofde van overgenomen dan wel overgedragen pensioenverplichtingen. Overige baten en lasten De overige baten en lasten worden opgenomen voor de aan het verslagjaar toe te rekenen bedragen.
GRONDSLAGEN KASSTROOMOVERZICHT Het kasstroomoverzicht is opgesteld overeenkomstig de directe methode. Alle ontvangsten en uitgaven worden hierbij als zodanig gepresenteerd. Er wordt onderscheid gemaakt tussen kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten en beleggingsactiviteiten.
___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie 72
5
TOELICHTING OP DE BALANS
(x € 1.000)
ACTIVA 1. Beleggingen voor risico fonds Verloopoverzicht per beleggingscategorie Vastgoed beleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Overige beleggingen
Totaal
Stand per 1 januari 2014 Aankopen Verkopen Overige mutaties Waardemutaties
37 60.101 -200 46 382
371.433 135.352 -132.682 141 29.004
1.289.587 2.059.824 -1.989.553 12.502 104.832
-43.162 11.723 299 214.668
85.242 -42.818 -42.077 1.100
1.703.137 2.255.277 -2.153.530 -29.089 349.986
Stand per 31 december 2014
60.366
403.248
1.477.192
183.528
1.447
2.125.781
Bij: Derivaten met een negatieve waarde
39.053 2.164.834
Vastgoed beleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Overige beleggingen
Totaal
Stand per 1 januari 2013 Aankopen Verkopen Overige mutaties Waardemutaties
46 -9
333.390 103.749 -99.418 -3 33.715
1.215.003 2.815.271 -2.683.523 6.499 -63.663
127.246 -85.833 5.218 -89.793
96.054 -52.352 40.247 1.293
1.771.739 2.919.020 -2.921.126 51.961 -118.457
Stand per 31 december 2013
37
371.433
1.289.587
-43.162
85.242
1.703.137
Bij: Derivaten met een negatieve waarde
64.422 1.767.559
In de beleggingen voor risico fonds zijn inbegrepen de beleggingen in verband met VPL ad EUR 13.717 (2013: EUR 9.203). De mutatie van de vorderingen, schulden en liquide middelen is met ingang van 2014 verantwoord in de regel overige mutaties in het verloopoverzicht van de beleggingen. De vergelijkende cijfers zijn aangepast om vergelijking tussen 2014 en 2013 mogelijk te maken. Derivaten met een negatieve waarde zijn verantwoord onder de overige schulden en overlopende passiva.
___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie 73
Securities lending binnen de beleggingsfondsen Het fonds heeft ultimo 2014, evenals ultimo 2013, zelf geen beleggingen uitgeleend. De beheerder van het aandelenfonds Vanguard Emerging Market Stock Index Fund heeft eind 2014 0,9% van de beleggingen uitgeleend (2013: 0,5%). Reële waarde De waardering van de beleggingen is bepaald met behulp van onderstaande methodes: Genoteerde
Onafhankelijke
NCW
Andere
marktprijzen
taxaties
berekeningen
methode
Totaal
Per 31 december 2014 Vastgoedbeleggingen
95
-
-
60.271
60.366
91.902
-
-
311.346
403.248
1.275.351
-
-
201.841
1.477.192
Derivaten
-
-
172.231
11.297
183.528
Overige beleggingen
-
-
-
1.447
1.447
1.367.348
-
172.231
586.202
2.125.781
-
-
-
37
37
103.490
-
-
267.943
371.433
Aandelen Vastrentende waarden
Per 31 december 2013 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden
1.005.703
-
-
283.884
1.289.587
Derivaten
-
-
-54.161
10.999
-43.162
Overige beleggingen
-
-
-
85.242
85.242
1.109.193
-
-54.161
648.105
1.703.137
Bij de bepaling van de waardering van de beleggingen zijn de volgende uitgangspunten gebruikt: Genoteerde marktprijzen Beleggingen met genoteerde marktprijzen worden verhandeld op een actieve markt. Hieronder vallen aandelen en obligaties. Netto contante waardeberekeningen De netto contante waarde methode (NCW) wordt gehanteerd voor de derivaten. De netto contante waardeberekening van de rentederivaten vindt plaats aan de hand van de OIS curve. Andere methode Voor fondsbeleggingen wordt de waardering bepaald op basis van de laatst ontvangen fondsrapportages. Voor EUR 342 miljoen (2013: EUR 169 miljoen) aan beleggingen in fondsen (indirecte beleggingen) zijn geen gecertificeerde opgaven per 31 december 2014 ontvangen c.q. jaarrekeningen. Dienaangaande wordt op indirecte wijze zekerheid verkregen omtrent de waardering door middel van SSAE16 rapportages, back-testing prijzen en periodieke bespreking performance met beheerders. De waardering kan hoger of lager zijn, maar het bestuur verwacht op basis van vorenstaande, waaronder vergelijking prijzen afgegeven in het verleden met later gecontroleerde jaarrekeningen, dat dit niet materieel zal zijn. Onder de andere methode zijn tevens de liquide middelen met betrekking tot beleggingsactiviteiten, beleggingsdebiteuren en crediteuren verantwoord.
___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie 74
Vastgoedbeleggingen 31-12-2014
31-12-2013
Specificatie vastgoed beleggingen naar soort: Indirect vastgoed Beleggingsdebiteuren
60.318 48
37 -
60.366
37
91.902 310.895 451
103.490 267.633 310
403.248
371.433
795.667 322.015 153.041 4.628
854.531 1.370 149.777 72
159.329 11.530 33.994 -3.012
239.046 26.309 18.482 -
1.477.192
1.289.587
Aandelen De aandelen kunnen als volgt worden gespecificeerd: Specificatie naar soort: Beursgenoteerde aandelen Aandelenbeleggingsfondsen Beleggingsdebiteuren
Vastrentende waarden Specificatie vastrentende waarden naar soort: Beursgenoteerd Staatsobligaties Bedrijfsobligaties (credits) Inflation linked bonds Overige Niet-beursgenoteerd Obligatiesbeleggingsfondsen Cash fondsen Beleggingsdebiteuren Beleggingscrediteuren
___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie 75
Derivaten 31-12-2014
31-12-2013
Specificatie derivaten naar soort: Rentederivaten Valutaderivaten Beleggingsdebiteuren
183.389 -11.158 11.297
-54.746 585 10.999
183.528
-43.162
Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruikgemaakt van financiële derivaten. Als hoofdregel geldt dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen (limieten) te bevinden. Het pensioenfonds gebruikt derivaten voornamelijk om het valutarisico en het renterisico af te dekken. Eén van de belangrijkste risico's bij derivaten is het kredietrisico. Dit is het risico dat tegenpartijen niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met te goeder naam en faam bekend staande partijen. Bovendien geldt dat zoveel mogelijk wordt gewerkt met onderpand. Binnen de beleggingsfondsen wordt gebruik gemaakt van derivaten en is sprake van collateral management. Daarnaast heeft het pensioenfonds ultimo boekjaar onderpand uitgewisseld inzake door het fonds afgesloten derivatencontracten. Ultimo 2014 bedraagt het ontvangen collateral EUR 199.659 (2013: EUR 4.734) en het betaalde collateral EUR 0 (2013: EUR 58.254). Het ontvangen collateral bestaat ultimo 2014 voor EUR 199.659 aan obligaties met rating AAA/AA (2013: Liquiditeiten). Het verstrekte collateral in 2013 bestaat voor EUR 58.254 aan obligaties met rating AAA. Het onderpand staat niet ter vrije beschikking van het fonds. Gebruik wordt gemaakt van onder meer de volgende instrumenten: Rentederivaten: dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het uitwisselen van rentebetalingen over een nominale hoofdsom. Door middel van swaps kan het fonds de rentegevoeligheid van de portefeuille beïnvloeden. Valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico's afgedekt.
___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie 76
Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per 31 december 2014: Type contract
Rentederivaten Valutatermijncontracten
Contractomvang
1.517.336 213.106
Activa
Passiva
211.284 -
-27.895 -11.158
211.284
-39.053
Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per 31 december 2013: Type contract
Rentederivaten Valutatermijncontracten
Contractomvang
1.534.740 78.559
Activa
Passiva
9.209 1.052
-63.955 -467
10.261
-64.422
31-12-2014
31-12-2013
Overige beleggingen Hedge funds Beleggingsdebiteuren Liquide middelen
50 1.397
41.719 41.903 1.620
1.447
85.242
2. Herverzekeringsdeel technische voorzieningen 2014
2013
Verloopoverzicht herverzekeningsdeel technische voorzieningen Stand per 1 januari Mutatie herverzekerdsdeel technische voorzieningen
915 62
1.087 -172
977
915
Bij de waarde van de vordering op de herverzekeraar is overeenkomstig het FTK geen rekening gehouden met het kredietrisico op de verzekeraar. Het herverzekeringsdeel technische voorzieningen is hiermee gelijk aan de technische voorziening voor risico van de herverzekeraar. De herverzekering heeft betrekking op de overgenomen pensioenverplichtingen van Stichting Pensioenfonds Jan Schoemaker en Stichting Pensioenfonds Campbell Nederland, waarbij een deel van deze verplichtingen waren herverzekerd bij Delta Lloyd en Aegon.
___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie 77
31-12-2014
31-12-2013
3. Vorderingen en overlopende activa Premie vorderingen Te veel betaalde uitkeringen Waardeoverdrachten Administratiekosten Overige kosten Overige vorderingen
4.769 214 139 6 -
3.682 226 1.046 407 8 27
5.128
5.396
In 2014 was de in voorschot in rekening gebrachte administratiekostenvergoeding Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. hoger dan de voorlopige afrekening 2014. Hierdoor is ultimo 2014 sprake van een vordering administratiekosten van EUR 139 (2013: EUR 407). Specificatie premie vorderingen Ultimo boekjaar vastgestelde nog te ontvangen premies Nader vast te stellen volgend boekjaar Voorziening dubieuze debiteuren
2.664 2.691 -586
1.154 2.577 -49
4.769
3.682
977
6.200
4. Overige activa Liquide middelen
Onder de liquide middelen worden opgenomen die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen die onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn. Er zijn geen kredietfaciliteiten van toepassing.
___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie 78
PASSIVA 5. Eigen vermogen Mutatieoverzicht eigen vermogen Bestemmingsreserve
Stand per 1 januari 2014 Uit bestemming saldo van baten en lasten
Algemene reserve
Totaal
22.630 -22.630
144.983 92.049
167.613 69.419
-
237.032
237.032
Stand per 31 december 2014 Bestemmingsreserve
Algemene reserve
Totaal
Stand per 1 januari 2013 Uit bestemming saldo van baten en lasten
22.630 -
158.974 -13.991
181.604 -13.991
Stand per 31 december 2013
22.630
144.983
167.613
Bestemmingsreserve aanvulling toeslag oud-deelnemers Pensioenfonds Snoep Het bestuur heeft besloten een bestemmingsreserve per 1 januari 2011 te vormen voor het verschil in dekkingsgraad tussen de twee gefuseerde pensioenfondsen uit hoofde van evenwichtige belangenafweging tussen de deelnemers. De bestemmingsreserve bedraagt per 1 januari 2011 EUR 22.630 en is tot en met 31 december 2013 niet gewijzigd. Met betrekking tot de bestemmingsreserve stelt het bestuur vast dat deze reserve wordt vastgesteld enkel en alleen om de toeslagen van de oud-deelnemers van het BPF Suikerwerk- en Chocoladeverwerkende Industrie vanaf 1 januari 2011 te kunnen aanvullen. Er vinden geen toevoegingen vanuit het fondsrendement plaats. In 2014 heeft het bestuur besloten om de oud-deelnemers van BPF Suikerwerk- en Chocoladeverwerkende toeslagen toe te kennen. De benodigde koopsommen voor deze extra toeslag bedraagt EUR 20.296 en is aan de bestemmingsreserve onttrokken. Tevens is een bufferopslag van EUR 2.334 ter voorkoming van verwatering van de dekkingsgraad aan deze bestemmingsreserve onttrokken.
___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie 79
31-12-2014
31-12-2013 In %
In %
Solvabiliteit Aanwezig vermogen Af: technische voorziening
2.114.932 1.877.900
112,6 100,0
1.700.102 1.532.489
110,9 100,0
Eigen vermogen Af: vereist eigen vermogen
237.032 216.934
12,6 11,6
167.613 186.439
10,9 12,2
Vrij vermogen
20.098
1,0
-18.826
-1,3
Minimaal vereist eigen vermogen
82.110
4,4
69.792
4,6
Dekkingsgraad
112,6
110,9
De dekkingsgraad is als volgt berekend: (Totale activa -/- kort- en langlopende schulden -/- overige voorzieningen) / Technische voorzieningen * 100%. Voor het bepalen van het vereist eigen vermogen (de solvabiliteitstoets) maakt het fonds gebruik van het standaardmodel met aanpassingen voor actief beheer (S10). De uitkomsten van de solvabiliteitstoets zijn opgenomen in de paragraaf Risicobeheer en derivaten. Als het eigen vermogen lager is dan het minimaal vereiste eigen vermogen bevindt het pensioenfonds zich in een situatie van dekkingstekort. Indien het eigen vermogen lager is dan het vereiste eigen vermogen, maar wel tenminste gelijk is aan het minimale vereiste eigen vermogen, bevindt het pensioenfonds zich in een situatie van reservetekort. Ultimo 2014 is de vermogenspositie van het pensioenfonds toereikend (2013: Reservetekort). Het verloop van de nominale dekkingsgraad kan als volgt worden gespecificeerd: 2014
2013
%
%
Dekkingsgraad per 1 januari Premie Uitkeringen Toeslagverlening Verandering van de rentetermijnstructuur Rendement op beleggingen Overige oorzaken en kruiseffecten
110,9 0,3 0,3 -1,9 -19,9 26,3 -3,4
111,4 0,3 3,9 -4,5 -0,2
Dekkingsgraad per 31 december
112,6
110,9
Het effect bij de overige oorzaken en kruiseffecten wordt voornamelijk veroorzaakt door de resultaten in het boekjaar (sterfte, arbeidsongeschiktheid, kosten, mutaties en wijziging grondslagen) en door kruiseffecten van voornamelijk de wijziging van RTS met in dit geval het beleggingsresultaat. Bij het analyseren van de invloed van verschillende factoren op de dekkingsgraad, wordt het effect van een factor afgezonderd van het effect van de andere factoren, waarbij deze andere factoren constant worden gehouden. Het gecombineerde effect van verschillende factoren kan dan afwijken van de som van de samenstellende delen. Dit verschil wordt veroorzaakt, doordat de factoren niet alleen invloed hebben op het eindresultaat, maar ook op elkaar. Dit verschijnsel wordt kruiseffecten genoemd.
___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie 80
Het effect van de toeslagverlening op de dekkingsgraad betreft de verhoging van de Technische voorziening met EUR 12,9 miljoen in verband met de reguliere toeslagverlening per 1 januari 2015 en de toekenning van de aanvullende toeslag uit de bestemmingsreserve voor voormalig BPF Snoep deelnemers ad EUR 20,3 miljoen. Herstelplan In 2013 was het kortetermijnherstelplan beëindigd, maar het langetermijnherstelplan bleef nog wel van toepassing. Per eind september 2014 lag de dekkingsgraad drie kwartalen boven het Vereist Vermogen. Daarmee was het fonds uit reservetekort en is het langetermijnherstelplan beëindigd.
6. Technische voorzieningen 31-12-2014
31-12-2013
Specificatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds Basisregeling Spaarfonds gemoedsbezwaarden
1.877.900 48
1.532.489 50
1.877.948
1.532.539
2014
2013
Stand per 1 januari Pensioenopbouw Indexering en overige toeslagen Rentetoevoegingen Onttrekking voor pensioenuitkeringen Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Wijziging marktrente Wijziging overige actuariële uitgangspunten Inkoop uit hoofde van VPL-regeling Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
1.532.489 36.235 33.157 5.843 -40.887 -171 -378 335.510 -21.378 2.046 -4.566
1.587.062 43.715 5.583 -41.877 -28 -9.921 -54.090 11.766 1.500 -11.221
Stand per 31 december
1.877.900
1.532.489
Mutatieoverzicht technische voorzieningen
De post pensioenopbouw betreft de kosten van één jaar diensttijdopbouw. De rentetoevoeging is gebaseerd op 0,379% (2013: 0,351%) en betreft de éénjaarsrente uit de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur aan het begin van het boekjaar. De wijziging marktrente betreft de stijging (2013: daling) van de voorziening als gevolg van een daling (2013: stijging) van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. Deze bedraagt ultimo 2014 2,0% (2013: 2,8%). De wijziging uit hoofde van waardeoverdrachten heeft voor EUR 1.964 (2013: EUR 561) betrekking op de voorziening voor de corresponderende aanspraken van de inkomende waardeoverdrachten en voor EUR 2.342 (2013: EUR 10.482) op de uitgaande waardeoverdrachten. Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar de toelichting in de staat van baten en lasten.
___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie 81
Specificatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds: 31-12-2014
31-12-2013
Aantal Deelnemers Pensioengerechtigden Gewezen deelnemers
Aantal
8.924 10.690 26.938
718.690 616.019 543.191
8.902 10.733 27.508
562.539 542.760 427.190
46.552
1.877.900
47.143
1.532.489
De onvindbare deelnemers zijn als aantal 1.332 (2013: 1.929) opgenomen onder de categorie pensioengerechtigden.
Overige technische voorzieningen Spaarfonds gemoeds bezwaarden Stand per 1 januari 2013 Rentetoevoeging
43 7
Stand per 31 december 2013 Rentetoevoeging
50 -2
Stand per 31 december 2014
48
Naar hun aard hebben de technische voorzieningen in het algemeen een langlopend karakter.
2014
2013
7. Langlopende schulden (uit hoofde van VPL) Stand per 1 januari Premie VPL Rendementstoekenning Toekenning VPL aanspraken
9.203 4.335 2.474 -2.295
6.755 4.433 -302 -1.683
Stand per 31 december
13.717
9.203
Over het gemiddelde saldo van de langlopende schuld VPL wordt een rendement toegevoegd of onttrokken gelijk aan het gemiddelde fondsrendement over het boekjaar. Dit rendement bedraagt over 2014 24,21% (2013: -3,72%).
___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie 82
31-12-2014
31-12-2013
8. Overige schulden en overlopende passiva Te verrekenen premies Derivaten met negatieve waarde Belastingen en sociale premies Uitkeringen Beleggingskosten Bestuurskosten Advies- en controlekosten Overige kosten Waardeoverdrachten
1.471 39.053 789 35 1.519 23 158 171
2.175 64.422 883 6 2.142 163 127 797
43.219
70.715
Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Risicobeheer en derivaten In het bestuursverslag is ingegaan op de risico's die het pensioenfonds loopt en op het beleid dat wordt gevoerd om deze risico's te beperken. Onderstaand treft u kwantitatieve risico-informatie aan. Voor boekjaar 2014, evenals voor 2013, is voor zover mogelijk het doorkijkprincipe toegepast voor de beleggingsfondsen. Hiervoor is gebruik gemaakt van niet gecontroleerde opgaven van de vermogensbeheerders. De risicomanager van het pensioenfonds heeft de doorkijkinformatie beoordeeld om voldoende zekerheid te krijgen bij de gehanteerde opgaven. Voor de fondsen BNP Insti Cash fund met een waarde van EUR 8,4 miljoen (2013: EUR 4,1 miljoen) en Abbey Cash Fund met een waarde van EUR 3,1 miljoen (2013: nihil) is geen doorkijk toegepast. In 2013 is tevens geen doorkijk toegepast voor Institutional Cash Series Fund met een waarde van EUR 22,2 miljoen en GMO Multi Strategy Fund met een waarde van EUR 41,7 miljoen. Solvabiliteitsrisico Het pensioenfonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico's. De belangrijkste doelstelling van het pensioenfonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de reële waarde van de pensioenverplichtingen. Het belangrijkste risico voor het pensioenfonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het pensioenfonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het pensioenfonds de premie voor de onderneming en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele toeslag van opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. De aanwezige dekkingsgraad heeft zich als volgt ontwikkeld:
___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie 83
31-12-2014
31-12-2013
Het surplus (2013: tekort) op FTK-grondslagen is als volgt: Technische voorziening voor risico fonds Buffers: S1 Renterisico S2 Risico zakelijke waarden S3 Valutarisico S4 Grondstoffenrisico S5 Kredietrisico S6 Verzekeringstechnisch risico S7 Liquiditeitsrisico S8 Concentratierisico S9 Operationeel risico S10 Actief beheerrisico Diversificatie effect Totaal S (vereiste buffers) Vereist vermogen (artikel 132 Pensioenwet) Aanwezig vermogen (totaal activa - schulden) Surplus/Tekort
1.877.900
1.532.489
27.430 159.345 95.530 34.647 62.408 25.867 -188.293
64.004 107.645 80.728 17.135 50.076 39.418 -172.567
216.934
186.439
2.094.834 2.114.932
1.718.928 1.700.102
20.098
-18.826
Het aanwezig vermogen is totaal activa -/- kort- en langlopende schulden -/- overige voorzieningen. Bij de berekening van de buffers past het pensioenfonds de standaardmethode toe met aanpassingen voor actief beheer. Voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de feitelijke asset mix (door middel van toepassing doorkijkprincipe) in de evenwichtsituatie. Het standaardmodel kent daarnaast nog het liquiditeitsrisico (S7), het concentratierisico (S8) en het operationeel risico (S9). Deze risico's worden gelijk aan nul verondersteld. Tot slot is ook een buffer opgenomen voor de additionele risico's van actief beheer (S10). Een toelichting inzake deze risico's is opgenomen in de hiernavolgende paragraaf Beleid en risicobeheer. De belangrijkste verschillen in de vereiste buffers op 31 december 2014 ten opzichte van 31 december 2013 worden veroorzaakt door: S1 (renterisico) is gedaald door de gedaalde rente. De gehanteerde renteschok is afhankelijk van het niveau van de rente. S2 (risico zakelijke waarden) is gedaald doordat binnen de returnportefeuille een verschuiving heeft plaatsgevonden naar indirect vastgoed, waarvoor een lagere buffereis geldt dan voor aandelen. S5 (kredietrisico) is gestegen doordat binnen de matchingportefeuille een verschuiving heeft plaatsgevonden naar bedrijfsobligaties waarvoor een hoger kredietrisico van toepassing is. In S3 en S6 zijn- als percentage van de verplichtingen - geen relevante wijzigingen opgetreden. S10 (actief beheerrisico) is afgenomen doordat een aantal actieve mandaten in de afgelopen jaren zijn vervangen door passieve mandaten.
___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie 84
Beleid en risicobeheer Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van deze risico's. Deze beleidsinstrumenten betreffen: - beleggingsbeleid - premiebeleid - herverzekeringsbeleid - toeslagbeleid. De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van ALMstudies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario's. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de volgende belangrijkste (beleggings)risico's. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van derivaten. Marktrisico's (S1 - S4) Het marktrisico omvat het renterisico, het prijs(koers)risico en het valutarisico. Marktrisico omvat de mogelijkheden voor winst of verlies en door een verandering van marktfactoren. Marktfactoren kunnen bijvoorbeeld marktprijzen zijn van aandelen, grondstoffen, vastgoed en private equity (prijsrisico), maar ook valutakoersen (valutarisico) of rentes (renterisico). De strategie van het pensioenfonds met betrekking tot het beleggingsrisico wordt bepaald door de beleggingsdoelstellingen. Het marktrisico wordt op dagelijkse basis beheerst in overeenstemming met de aanwezige beleidskaders en richtlijnen. De overallmarktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur. De mate waarin de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds gevoelig is voor het prijs- en renterisico is in de volgende alinea weergegeven, vervolgens worden de risico's die het pensioenfonds loopt nader toegelicht. Renterisico (S1) Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen verandert als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. Een deel van het renterisico is afgedekt met rentederivaten. Het renterisico geeft het effect weer van een ongunstige wijziging van de rentetermijnstructuur. Volgens de tabel, zoals opgenomen in de "Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling" en gepubliceerd in de Staatscourant op 29 december 2006, worden afhankelijk van de looptijd de te hanteren opslagen weergegeven. Een daling van de rente leidt tot een verhoging van de TV en tot een waardestijging van de vastrentende waarden. Het saldo van deze beide effecten geeft het renterisico weer. Omgekeerd betekent dit dat bij een rentestijging zowel de TV als de waarde van de vastrentende waarden afneemt. De benodigde buffer voor het renterisico wordt vastgesteld als het verschil in contante waarde van alle beleggingen met een voorspelbare kasstroom enerzijds en de verwachte kasstroom van de verplichtingen anderzijds. Hierbij wordt de contante waarde berekend op basis van de rentetermijnstructuur vergeleken met de contante waarde op basis van de rentetermijnstructuur in geval van een rentedaling en een rentestijging. Voor de rentedaling en de rentestijging wordt gebruik gemaakt van de looptijdafhankelijke correctiefactoren zoals weergegeven in Bijlage 3 van de "Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling".
___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie 85
De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duration. De duration geeft aan hoeveel procent bij benadering de reële waarde van een belegging of verplichting verandert bij een parallelle verschuiving van de rentecurve. Een hoge duration geeft een hoge gevoeligheid voor veranderingen in de rente weer. 31-12-2014 Balanswaarde
Duration van de vastrentende waarden (voor derivaten) Duration van de vastrentende waarden (na derivaten) Technische voorziening voor risico fonds
31-12-2013
Duration
Balanswaarde
Duration
1.446.209
6,9
1.271.105
5,9
1.618.440 1.877.900
15,0 19,1
1.216.944 1.532.439
12,8 17,6
De gehanteerde norm voor renteafdekking op basis van de marktrente is in 2014 vastgesteld op 75% met een bandbreedte van plus en min 10%. Conform voorgaande jaren heeft het fonds swaps in de portefeuille. Hierdoor heeft het fonds het recht om gedurende een lange periode in de toekomst een vaste lange rentetarief te ontvangen, door middel van een rente swap, het is vergelijkbaar met de kasstroom van een langlopende obligatie zonder eindaflossing en het fonds betaalt daarvoor een variabele korte rente (bijvoorbeeld Euribor). Hierdoor wordt de "duration-mismatch" verkleind, maar het fonds wordt wel afhankelijk van de ontwikkeling van de korte rente die het pensioenfonds aan de tegenpartij betaalt. Met een swap kan het pensioenfonds tijdelijk het risico van een verdere rentedaling afdekken. Bij het afsluiten van een swap of een swaption kunnen dus mismatchrisico's worden afgedekt en worden nieuwe risico's geïntroduceerd die gepaard gaan met dit soort instrumenten (zoals liquiditeit-, tegenpartij- en juridisch risico). De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt: 31-12-2014
31-12-2013 in %
Resterende looptijd < 1 jaar Resterende looptijd > 1 en < 5 jaar Resterende looptijd > 5 jaar
in %
51.922 478.542 946.728
3,5 32,4 64,1
108.525 516.593 664.469
8,4 40,1 51,5
1.477.192
100,0
1.289.587
100,0
De beleggingsdebiteuren ad EUR 33.994 (2013: EUR 18.482) en beleggingscrediteuren ad EUR 3.012 (2103: EUR 0) zijn geclassificeerd onder de categorie resterende looptijd < 1 jaar. Voor de fondsen BNP Insti Cash Fund met een waarde van EUR 8,4 miljoen (2013: EUR 4,1 miljoen) en Abbey Cash Fund met een waarde van EUR 3,1 miljoen (2013: EUR 0) is geen doorkijk toegepast. In 2013 tevens geen doorkijk toepast voor het fonds Institutional Cash Series Fund met een waarde van EUR 22,1 miljoen. Gezien het karakter van het betreffende fonds (liquide fonds) heeft classificatie onder de categorie < 1 jaar plaatsgevonden.
___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie 86
Risico Zakelijke Waarden (S2) Het risico zakelijke waarden of prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen actuele waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden verwerkt, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het prijsrisico wordt gemitigeerd door diversificatie. In aanvulling hierop kan het prijsrisico worden gehedged door het gebruik van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals opties en futures. 31-12-2014
31-12-2013 In %
In %
Specificatie vastgoed beleggingen naar aard: Woningen Overig Beleggingsdebiteuren
30.576 29.742 48
50,7 49,2 0,1
37 -
100,0 -
60.366
100,0
37
100,0
37.336 22.982 48
61,8 38,1 0,1
37 -
100,0 -
60.366
100,0
37
100,0
1.536
0,4
1.691
0,5
70.179 241.734 11.829 77.519 451
17,4 60,0 2,9 19,2 0,1
74.422 215.770 13.500 65.740 310
20,0 58,1 3,6 17,7 0,1
403.248
100,0
371.433
100,0
9.948 136.835 25.215 93.294 13.919 19.251 39.274 5.735 59.326 451
2,5 33,9 6,3 23,1 3,5 4,8 9,7 1,4 14,7 0,1
9.921 138.984 23.544 86.970 13.442 14.054 64.461 286 19.461 310
2,7 37,4 6,3 23,4 3,6 3,8 17,4 0,1 5,2 0,1
403.248
100,0
371.433
100,0
Specificatie vastgoed beleggingen naar regio: Nederland Andere EU-landen Beleggingsdebiteuren
Specificatie aandelen naar sector: Transport en opslag Financiële instellingen (w.o. banken en verzekeraars) Nijverheid en industrie Handel Overige dienstverlening Beleggingsdebiteuren
Specificatie aandelen naar regio: Nederland Andere EU-landen Europa (niet EU-landen) Noord- Amerika Zuid-Amerika Japan Zuid-Oost Azië Midden-Oosten Overig Beleggingsdebiteuren
___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie 87
Valutarisico (S3) Valutarisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van de waarde van vreemde valuta ten opzichte van de euro. Het deel dat buiten de euro wordt belegd bedraagt ultimo jaar circa 32% (2013: 28%) van de beleggingsportefeuille. Hiervan is 31% afgedekt (2013: 16%). De netto risico positie bedraagt 22% (2013: 24%).
De vreemde valutapositie voor en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven: Positie voor afdekking
EUR USD GBP NOK BRL AUD CAD HKD Overige
Valutaderivaten
Nettopositie na afdekking 2014
Nettopositie na afdekking 2013
1.449.207 293.619 43.257 20.149 22.222 20.441 22.502 23.461 242.081
205.423 -196.079 -20.502 -
1.654.630 97.540 22.755 20.149 22.222 20.441 22.502 23.461 242.081
1.302.683 46.436 24.335 22.793 22.330 21.299 21.760 19.770 221.731
2.136.939
-11.158
2.125.781
1.703.137
Een restrisico betreft de categorie overige valuta, deze valuta betreffen valuta in opkomende markten en/of hebben een correlatie met de Amerikaanse dollar. Voor de fondsen BNP Insti Cash Fund met een waarde van EUR 8,4 miljoen (2013: EUR 4,1 miljoen) en Abbey Cash Fund met een waarde van EUR 3,1 miljoen (2013: EUR 0) is geen doorkijk toegepast. In 2013 tevens geen doorkijk toepast voor de fondsen Institutional Cash Series Fund met een waarde van EUR 22,1 miljoen en GMO Multi Strategy Fund met een waarde van EUR 41,7 miljoen. Deze fondsen zijn geclassificeerd onder de categorie EUR. Grondstoffenrisico (S4) Fondsen die beleggen in grondstoffen (commodities) lopen het risico dat de waarde van deze beleggingen daalt. In het standaardmodel is een berekening van de gevoeligheid van het eigen vermogen voor grondstoffen voorgeschreven. Het grondstoffenrisico wordt berekend aan de hand van een scenario waarbij wordt uitgegaan van een waardedaling van de beleggingen in grondstoffen van 30%.Er wordt geen onderscheid gemaakt naar verschillende soorten grondstoffen. Het fonds belegt niet in grondstoffen. Kredietrisico (S5) Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het pensioenfonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het pensioenfonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito's worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het pensioenfonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het pensioenfonds financiële verliezen lijdt.
___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie 88
Beheersing vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het pensioenfonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en het uitlenen van effecten. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het pensioenfonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot OTC-derivaten wordt door het pensioenfonds enkel gewerkt met tegenpartijen waarmee (door de vermogensbeheerders of het fonds zelf) ISDA/ CSA-overeenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het pensioenfonds adequaat worden afgedekt door onderpand. Er wordt gebruik gemaakt van dagelijkse waarderingen. 31-12-2014
31-12-2013 In %
In %
Specificatie vastrentende waarden naar sector: Nederlandse overheidsinstellingen Buitenlandse overheidsinstellingen Financiële instellingen (waaronder banken en verzekeraars) Nijverheid en industrie Overige dienstverlening Beleggingsdebiteuren Beleggingscrediteuren
195.116 898.136
13,1 60,8
236.858 891.100
18,4 69,1
127.724 107.503 117.731 33.994 -3.012
8,7 7,3 8,0 2,3 -0,2
1.457 114.893 26.797 18.482 -
0,1 8,9 2,1 1,4 -
1.477.192
100,0
1.289.587
100,0
Voor de fondsen BNP Insti Cash Fund met een waarde van EUR 8,4 miljoen (2013: EUR 4,1 miljoen) en Abbey Cash Fund met een waarde van EUR 3,1 miljoen (2013: EUR 0) is geen doorkijk toegepast. In 2013 tevens geen doorkijk toepast voor het fonds Institutional Cash Series Fund met een waarde van EUR 22,1 miljoen. Deze fondsen zijn geclassificeerd onder de categorie overige dienstverlening. Specificatie vastrentende waarden naar regio: Nederland Andere EU-landen Europa (niet EU-landen) Noord-Amerika Zuid-Amerika Zuid-Oost Azië Midden-Oosten Overige Beleggingsdebiteuren Beleggingscrediteuren
228.992 851.004 39.520 174.257 42.194 36.255 13.009 60.979 33.994 -3.012
15,4 57,6 2,7 11,8 2,9 2,5 0,9 4,1 2,3 -0,2
241.219 757.973 34.767 78.240 43.783 28.436 86.687 18.482 -
18,7 58,8 2,7 6,1 3,4 2,2 6,7 1,4 -
1.477.192
100,0
1.289.587
100,0
___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie 89
Utimo 2014 is in de beleggingen in 'andere EU landen' inbegrepen directe exposure op Spanje EUR 29,7 miljoen (2013: EUR 7,7 miljoen), daarvan betreft EUR 20,7 miljoen in Spaanse staatsobligaties (2013: EUR 7,7 miljoen). Ook is er een directe exposure op Italië van EUR 32,3 miljoen (2013: EUR 7,8 miljoen), daarvan betreft EUR 19,3 miljoen in Italiaanse staatsobligaties (2013: EUR 7,8 miljoen). Tevens is er een directe exposure op Ierland van EUR 9,9 miljoen (2013: EUR 0 miljoen), daarvan betreft EUR 0 miljoen in Ierse staatsobligaties (2013: EUR 0). In de overige PIIGS-landen (Portugal en Griekenland) en Cyprus heeft het fonds ultimo 2014 evenals ultimo 2013 geen beleggingen in staatsobligaties. Voor de fondsen BNP Insti Cash Fund met een waarde van EUR 8,4 miljoen (2013: EUR 4,1 miljoen) en Abbey Cash Fund met een waarde van EUR 3,1 miljoen (2013: EUR 0) is geen doorkijk toegepast. In 2013 tevens geen doorkijk toepast voor het fonds Institutional Cash Series Fund met een waarde van EUR 22,2 miljoen. Deze fondsen zijn geclassificeerd onder de categorie Andere EU-landen. Ten aanzien van de kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille kan het volgende overzicht worden gegeven: 31-12-2014
31-12-2013 In %
AAA AA A BBB BB B Lager dan B Geen rating Beleggingsdebiteuren Beleggingscrediteuren
In %
617.821 315.924 112.705 226.035 80.821 65.350 25.117 2.437 33.994 -3.012
41,8 21,4 7,6 15,3 5,5 4,4 1,7 0,2 2,3 -0,2
732.720 277.319 44.195 94.604 43.552 49.250 29.465 18.482 -
56,9 21,5 3,4 7,3 3,4 3,8 2,3 1,4 -
1.477.192
100,0
1.289.587
100,0
De categorie geen rating bestaat uit het BNP inst Cash Fund met een waarde van EUR 8,4 miljoen (2013: EUR 4,1 miljoen) en Abbey Cash Fund met een waarde van EUR 3,1 miljoen (2013: EUR nihil) waarvoor geen doorkijk is toegepast. Daarnaast is er sprake van beleggingen met geen rating (op basis van doorkijk informatie) in het beleggingsfonds Stone Harbor Investments met een waarde van EUR 1,6 miljoen (2013: nihil) en PIMCO funds global investors series plc. met een waarde van EUR 13 miljoen negatief (2013: nilhil) (kortlopend schuldpapier en liquiditeiten). Verzekeringtechnische risico (S6) De belangrijkste actuariële risico's zijn de risico's van langleven, overlijden (kortleven), arbeidsongeschiktheid en toeslagrisico.
___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie 90
Langlevenrisico Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de technische voorziening. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van AG prognosetafel 2014-2064 met correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. Het fonds monitoort de toegepaste ervaringssterfte door middel van analyse van het resultaat op langlevenrisico over meerdere jaren. Het positief resultaat op langlevenrisico bedraagt in 2014 EUR 2.782 (2013: EUR 5.173). Dit betekent dat op grond van de waargenomen overlijdensgevallen bij het pensioenfonds meer middelen beschikbaar zijn gekomen, dan waar op grond van de overlevingstafels op was gerekend. Overlijdensrisico Het overlijdensrisico betekent dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. Het fonds heeft dit risico niet herverzekerd. Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen (schadereserve). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek herzien. Het fonds heeft dit risico niet herverzekerd. Toeslagrisico Het pensioenfonds kent geen doelgericht toeslagenbeleid. Er is geen ambitie om jaarlijks een toeslag te verlenen op de pensioenrechten en pensioenaanspraken. Het fonds kent voor een eventuele toeslag verlening geen maatstaf. Zowel de toekenning als de hoogte van een eventuele toeslag is afhankelijk van een beslissing van het bestuur. De toeslagverlening is voorwaardelijk en afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds. Er is geen geld gereserveerd voor toekomstige toeslagverlening. Er bestaat daarom geen recht op de toeslagen en het is ook voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre toeslagverlening zal plaatsvinden. Het bestuur van het fonds stelt jaarlijks het eventuele toeslagpercentage vast. Voor de toeslagen voor de actieven als ook de inactieven in de prepensioenregeling geldt dat maximaal de loonindex (CAO lonen in de bedrijfstak) kan worden toegekend. Voor de inactieven en pensioengerechtigden geldt dat maximaal de prijsindex (CPI afgeleid) kan worden toegekend. Samenvattend kan worden gesteld dat het toeslagbeleid van het fonds te typeren is conform de toeslagcategorie B van de toeslagenmatrix zoals gepubliceerd door DNB en het ministerie van SZW. Het bestuur heeft in 2014 besloten om de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden per 31 december 2010 van BPF Suikerwerk- en Chocoladeverwerkende Industrie een toeslag te verlenen. Deze aanvullende toeslag geldt over de tot 31 december 2010 opgebouwde aanspraken van deze (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. De in het verleden gevormde bestemmingsreserve is hier volledig aan besteed.
Liquiditeitsrisico (S7) Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen, waaronder derivaten, niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico wordt beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er wordt eveneens rekening gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies.
___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie 91
Concentratierisico (S8) Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen, moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Concentratierisico is gemeten naar concentratie van een land of bij een tegenpartij. Onderstaande tabel is opgesteld zonder toepassing van het doorkijkprincipe. Dit betreft per 31 december 2014 de volgende posten (percentage ten opzichte van het balanstotaal ultimo 2014 respectievelijk ultimo 2013): 31-12-2014
31-12-2013
Bundesrepublik Deutschland
248.370
278.662
France (Govt of)
218.773
195.917
Koninkrijk der Nederlanden
Obligaties:
199.958
242.165
Kingdom of Belgium
85.342
69.961
Republic of Austria
78.154
88.239
Stone Harbor Local Currency Fund
67.733
-
Stone Harbor Emerging Markets Local Currency Debt
51.293
-
PIMCO Emerging Local Bond Fund
40.302
102.780
Pimco Global High Yield Bond Fund
-
83.561
PIMCO Emerging INST BD (USD)
-
52.705
36.269
44.040
169.363
142.971
99.805
94.989
-
41.719
Republic of Finland Aandelen: World opportunities Equity Alloc Fund Vanguard Emerging Markets IND Overige beleggingen: Multi-Strategy Fund Offshore Euro
In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt. Concentratierisico's kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio's, economische sectoren of tegenpartijen. Een portefeuille van beleggingen die sterk sectorgebonden is, kan door deze sectorconcentratie een verhoogd risico lopen. Indien aandelen in dezelfde sector worden aangehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico. Operationeel risico (S9) Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico's worden door het pensioenfonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles, kwaliteit geautomatiseerde systemen, enzovoorts. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het bestuur. Tevens ontvangt en beoordeeld het fonds de ISAE rapportages m.b.t. de pensioen- en vermogensbeheeruitvoering. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het fonds niet beheersbaar.
___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie 92
Actief beheerrisico (S10) Het fonds kiest voor actief beheer wanneer er gegronde redenen zijn om daar een meerwaarde van te verwachten. Waar dat niet het geval is, wordt voor een passieve oplossing gekozen. Vandaar dat voor die delen van de portefeuille waarbij sprake is van actief beheer, in aanvulling op het standaardmodel van DNB, een aanvullende buffer S10 wordt aangehouden. Basis voor de berekening van deze buffer is de methodiek waarbij gebruik gemaakt wordt van de tracking error. Er wordt niet alleen gerekend met een opslag voor actief beheer voor de categorie aandelen (beursgenoteerd), maar het fonds houdt ook rekening met het actief beheer voor de categorie vastrentende waarden. De hoogte van de buffer wordt hierbij afgeleid van de tracking error, die de mate van afwijking aangeeft tussen het rendement op de betreffende beleggingsportefeuilles en het rendement op een benchmarkportefeuilles. Verbonden partijen Identiteit van verbonden partijen Er is sprake van een relatie tussen het pensioenfonds en de sponsor, de aangesloten ondernemingen en hun bestuurders. Transacties met bestuurders Inzake de beloning van bestuurders wordt verwezen naar de toelichting op de pensioenuitvoeringskosten. Er zijn geen leningen verstrekt aan, noch is er sprake van vorderingen op, (voormalige) bestuurders. Overige transacties met verbonden partijen Betreffende de uitvoeringsovereenkomst tussen het pensioenfonds en de aangesloten werkgevers met betrekking tot de financiering van de aanspraken en de uitvoering van de pensioenregeling geldt dat de aangesloten werkgevers zich jegens het pensioenfonds bij overeenkomst (de zogenaamde uitvoeringsovereenkomst) hebben verbonden tot het betalen van de ingevolge de geldende abtn verschuldigde pensioenpremie. Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen Langlopende contractuele verplichtingen Het pensioenfonds heeft een uitbestedingovereenkomst afgesloten met Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. Het contract met Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. is met ingang van 1 januari 2015 verlengd voor 1 jaar. Met het bestuur zijn afspraken gemaakt over de vergoedingensystematiek. Deze systematiek bestaat zowel uit vaste als variabele componenten. De vergoeding voor 2015 bedraagt circa EUR 3,1 miljoen. Investering- en stortingsverplichtingen Per balansdatum bestaan geen investerings- en stortingsverplichtingen (zogenaamde voorbeleggingen). Juridische procedures Pensioenfonds Zoetwaren heeft samen met Pensioenfonds Bakkers afgesproken een vordering oude jaren in te stellen op de erven van een natuurlijk persoon. De claim is door Pensioenfonds Bakkers mede namens Pensioenfonds Zoetwaren ingediend. Onderling is een verdeelsleutel overeengekomen over het bedrag dat beide pensioenfondsen inzake deze claim zullen ontvangen. De vordering is momenteel in behandeling, maar de uitkomst is onzeker.
___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie 93
6
TOELICHTING OP DE STAAT VAN BATEN EN LASTEN
(x € 1.000) 2014
2013
9. Premiebijdragen risico pensioenfonds (van werkgevers en werknemers) Premiebijdragen werkgevers Aanvullende verzekering Vrijwillige verzekering
45.521 3.945 271
50.984 2.646 104
Inkoopsom toekenning VPL aanspraken Mutatie voorziening dubieuze debiteuren Afschrijving premie vorderingen
49.737 2.295 -508 -
53.734 1.683 75 -31
51.524
55.461
De totale bijdrage van werkgever en werknemers bedraagt 27,6% (2013: 30,0%) van de loonsom. De kostendekkende, gedempte en feitelijke premie volgens artikel 130 van de Pensioenwet zijn als volgt:
Kostendekkende premie Gedempte premie Feitelijke premie
44.924 45.342 49.466
53.698 46.586 53.630
Het pensioenfonds mag op grond van de Pensioenwet, een gedempte kostendekkende premie hanteren waaraan de feitelijke premie getoetst wordt. Daarnaast heeft het pensioenfonds ook een kostendekkende premie voor de inkoop van de pensioenaanspraken. De feitelijke premie is als volgt opgebouwd: Totaal premie EUR 49.737 -/- premie FVP (vrijwillige verzekering) EUR 271 = feitelijke premie EUR 49.466. Het pensioenfonds gaat in het beleid voor de gedempte kostendekkende premie uit van een gestabiliseerde rentevoet gebaseerd op een voortschrijdend gemiddelde van de rentetermijnstructuur per 30 september over de 5 voorafgaande jaren. De gemiddelde rekenrente van de op deze wijze vastgestelde gedempte kostendekkende premie is voor 2014 3,0%. De feitelijke premie is in 2014 hoger dan de gedempte premie.
De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt: Actuarieel benodigde premie Opslag voor uitvoeringskosten Solvabiliteitsopslag (Vereist Eigen Vermogen)
36.882 3.542 4.500
44.525 3.741 5.432
44.924
53.698
37.255 3.542 4.545
38.186 3.741 4.659
45.342
46.586
De samenstelling van de gedempte premie is als volgt: Actuarieel benodigde premie Opslag voor uitvoeringskosten Solvabiliteitsopslag (Vereist Eigen Vermogen)
___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie 94
10. Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Directe beleggingsopbrengsten 2014
Vastgoed beleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Advieskosten inzake vermogensbeheer
Indirecte beleggingsopbrengsten 2014
Kosten van vermogensbeheer 2014
Totaal 2014
1.217 10.201 36.711 15.630 -10 -
382 29.004 104.832 214.668 1.100 -
-35 -788 -1.448 -688 -478
1.564 38.417 140.095 229.610 1.090 -478
63.749
349.986
-3.437
410.298
Af: Rendementstoerekening VPL
-2.474 407.824 Directe beleggingsopbrengsten 2013
Vastgoed beleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Advieskosten inzake vermogensbeheer
Indirecte beleggingsopbrengsten 2013
Kosten van vermogensbeheer 2013
Totaal 2013
7.862 28.785 15.808 1.039 -
-9 33.715 -63.663 -89.793 1.293 -
-951 -1.435 -499 -1.237 -380
-9 40.626 -36.313 -74.484 1.095 -380
53.494
-118.457
-4.502
-69.465
Af: Rendementstoerekening VPL
302 -69.163
Voor zover kosten direct in rekening zijn gebracht bij het pensioenfonds, worden deze separaat getoond als aftrekpost op de beleggingsopbrengsten. Dit betreffen mede de beheerskosten die door vermogensbeheerders in rekening worden gebracht alsmede de kosten van de beleggingsadministratie (beide verantwoord onder kosten van vermogensbeheer). De vermogensbeheerkosten zijn toegerekend aan de betreffende categorie. Kosten die niet direct gerelateerd zijn aan een beleggingscategorie zijn op basis van het percentage van het belegd vermogen over de beleggingscategorieën verdeeld. Transactiekosten zijn onderdeel van de aan- en verkooptransacties van beleggingen. 2014
2013
11. Overige baten Andere baten
333
12
___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie 95
2014
2013
12. Pensioenuitkeringen Ouderdomspensioen Nabestaande pensioen Wezenpensioen Afkoop wegens gering bedrag bij ingang pensioen Prepensioen
30.169 7.487 164 335 2.454
28.549 7.427 160 667 5.718
40.609
42.521
De post afkopen betreft de afkoop van pensioenen die lager zijn dan € 458,06 (2013: € 451,22) per jaar overeenkomstig de Pensioenwet (artikel 66).
13. Pensioenuitvoeringskosten Bestuurskosten Administratiekosten Controle- en advieskosten Accountantskosten Contributies en bijdragen Overig
409 2.596 616 122 126 61
395 2.363 494 138 162 94
3.930
3.646
Honoraria accountant Accountant
Overig netwerk
Totaal
2014 Controle van de jaarrekening
122
-
122
2013 Controle van de jaarrekening Andere niet-controle diensten
133 5
-
133 5
138
-
138
De werkzaamheden zijn zowel in 2014 als 2013 uitgevoerd door Ernst & Young Accountants LLP. De controle van de jaarrekening en verslagstaten omvat de wettelijke controle van de statutaire jaarrekening, verslagstaten, normportefeuille en Z-score. In bovenstaande opstellen is de methode gehanteerd waarbij wordt opgegeven de in het boekjaar ten laste gebrachte totale honoraria voor het onderzoek van de jaarrekening en verslagstaten en de totale honoraria voor andere controleopdrachten, uitgevoerd door de externe accountant. Personeelsleden Het fonds heeft zowel in 2014 als in 2013 geen personeel in dienst. De beheeractiviteiten worden op basis van een uitvoeringsovereenkomst verricht door personeel in dienst van Syntrus Achmea Pensioenbeheer dan wel vermogensbeheerder.
___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie 96
Bezoldiging bestuurders De beloning aan bestuurders bedraagt in 2014 EUR 395 (2013: EUR 382). Met ingang van 2013 ontvangt het bestuur een vaste compensatie per jaar. Elk bestuurslid ontvangt (in hele euro's) exclusief BTW EUR 30.000 en de voorzitters EUR 60.000 die samen het dagelijks bestuur vormen. 14. Mutatie technische voorzieningen Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen het effect op de voorziening pensioenverplichtingen uit hoofde van de in het verslagjaar opgebouwde nominale pensioenrechten. Indexering en overige toeslagen In de staat van baten en lasten is de last uit hoofde van indexering en overige toeslagen welke aan het verslagjaar moet worden toegerekend verantwoord. In de afgelopen twee jaren zijn er geen toeslagen toegekend. Het bestuur heeft besloten om per 1 januari 2015 de pensioenen van pensioengerechtigden te verhogen met 0,50%, de pensioenaanspraken van gewezen deelnemers te verhogen met 0,50% en de pensioenaanspraken van de actieve deelnemers te verhogen met 1,00%. In het verslagjaar is uit hoofde hiervan een last verantwoord van EUR 12.853. In 2014 heeft het bestuur besloten om de oud-deelnemers van BPF Suikerwerk- en Chocoladeverwerkende toeslagen toe te kennen. De benodigde koopsommen voor deze extra toeslag (EUR 20.296), zijn inclusief een bufferopslag (EUR 2.334), ter voorkoming van verwatering van de dekkingsgraad, aan de in het verleden gevormde bestemmingsreserve onttrokken (via de resultaatverdeling). Het pensioenfonds kent geen doelgericht toeslagenbeleid. Er is geen ambitie om jaarlijks een toeslag te verlenen op de pensioenrechten en pensioenaanspraken. Het pensioenfonds kent voor een eventuele toeslag verlening geen maatstaf. Zowel de toekenning als de hoogte van een eventuele toeslag is afhankelijk van een beslissing van het bestuur. De toeslagverlening is voorwaardelijk en afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds. Er is geen geld gereserveerd voor toekomstige toeslagverlening. Er bestaat daarom geen recht op de toeslagen en het is ook voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre toeslagverlening zal plaatsvinden. Het bestuur van het pensioenfonds stelt jaarlijks het eventuele toeslagpercentage vast. Voor de toeslagen voor de actieven als ook de inactieven in de prepensioenregeling geldt dat maximaal de loonindex (CAO lonen in de bedrijfstak) kan worden toegekend. Voor de inactieven en pensioengerechtigden geldt dat maximaal de prijsindex (CPI afgeleid) kan worden toegekend. Samenvattend kan worden gesteld dat het toeslagbeleid van het pensioenfonds te typeren is conform de toeslagcategorie B van de toeslagenmatrix zoals gepubliceerd door DNB en het ministerie van SZW. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 0,379% (2013: 0,351%), zijnde EUR 5.843 (2013: EUR 5.583). Het rentepercentage is afgeleid van de éénjaarsrente uit de rentetermijnstructuur per begin van het boekjaar zoals gepubliceerd door DNB. Onttrekking voor pensioenuitkeringen In de voorziening pensioenverplichtingen zijn de actuarieel verwachte uitkeringen opgenomen gedurende het boekjaar. Onder deze post is de verwachte vrijval uit de voorziening pensioenverplichtingen uit hoofde van het doen van uitkeringen verantwoord.
___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie 97
Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte uitvoeringskosten in de verslagperiode. In 2014 bedraagt de toevoeging aan technische voorzieningen i.v.m. kostenvoorziening EUR 657 (2013: EUR 810) en de vrijval voor kosten uit technische voorzieningen EUR 818 (2013: EUR 838). Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de reële waarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Deze bedraagt ultimo 2014 2,0% (2013: 3,4%). Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. Wijziging actuariële uitgangspunten De actuariële grondslagen en/of methoden worden periodiek beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. De waardering van de technische voorzieningen wordt vastgesteld met behulp van schattingen en aannames. De belangrijkste schattingen betreffen de bepaling van de levensverwachting, de fondsspecifieke ervaringssterfte en de kostenopslag. Inherent aan schattingen is dat deze onnauwkeurigheid kunnen bevatten en dienaangaande op een later moment op basis van meer recente informatie bijgesteld moeten worden. De voorziening voor pensioenverplichtingen kan hierdoor hoger of lager uitkomen. Het pensioenfonds monitort jaarlijks de resultaten op langleven en kosten ter toetsing van de inschatting. Vanaf boekjaar 2014 is de grondslag voor overlevingskansen gebaseerd op de Prognosetafel 2014-2064 van het Actuarieel Genootschap (AG). De algemene sterftekansen die volgen uit de tafel worden voor het pensioenfonds gecorrigeerd in verband met ervaringssterfte. De overgang naar de nieuwe Prognosetafel heeft geleid tot een verlaging van de voorziening pensioenverplichting van EUR 8,7 miljoen. Het effect op de dekkingsgraad per 31 december 2014 is 0,5%. De gewijzigde correctiefactoren voor de ervaringssterfte hebben geleid tot een verlaging van de voorziening pensioenverplichtingen van EUR 21,7 miljoen. Het effect op de dekkingsgraad per 31 december 2014 is 1,3%. Dit resultaat is via de Staat van Baten en Lasten als bate in het verslagjaar 2014 verantwoord. Kostenvoorziening Op basis van een onderzoek naar adequate opslag voor (toekomstige) uitvoeringskosten heeft het bestuur besloten de excassokosten opslag per 31 december 2014 te verhogen van 2% naar 2,5% van de netto Technische Voorziening. Dit geeft een negatief resultaat van EUR 9,0 miljoen en is als last in het verslagjaar 2014 verantwoord. Het effect op de dekkingsgraad per 31 december 2014 is 0,6%. Inkoop uit hoofde van VPL-regeling In 2014 is een bedrag van EUR 2.046 (2013: EUR 1.500) toegekend aan pensioenaanspraken uit hoofde van de VPL regeling. Dit betreft de inkoop voor onvoorwaardelijke pensioenrechten. Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Onder toelichting 17 is de wijziging uit hoofde van overdracht van rechten opgenomen. Overige wijzigingen 2014 Resultaat op kanssystemen: Resultaat op sterfte Resultaat op arbeidsongeschiktheid Resultaat op mutaties
2013
-5.724 -562 1.720
-5.055 785 -6.951
-4.566
-11.221
___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie 98
Het positief resultaat op sterfte is gerealiseerd op het langlevenrisico EUR 2.782 (2013: EUR 5.173) en kortleven EUR 2.942 (2013: EUR -118). Dit betekent dat op grond van de waargenomen overlijdensgevallen bij het pensioenfonds meer middelen beschikbaar zijn gekomen, dan waar op grond van de overlevingstafels en ervaringssterfte op was gerekend. De post 'Mutaties' heeft in 2014 hoofdzakelijk betrekking op pensioenaanspraken welke met terugwerkende kracht op deelnemersniveau zijn doorgevoerd. Het resultaat van deze mutaties betreft een last van EUR 1.602. Tevens is onder deze post een bate verantwoord van EUR 116 als gevolg van de conversie van de pensioenleeftijd van 65 naar 67 jaar. De post 'Mutaties' in 2013 bestaat voornamelijk uit de volgende twee correcties: - Conversie EUR 2.974: Het resultaat op conversie wordt voornamelijk bepaald door correcties met betrekking tot het bijzonder nabestaandenpensioen (EUR -2.268). Bij de conversie naar een nieuw administratiesysteem is gebleken dat een deel van de aanspraken op bijzonder nabestaandenpensioen niet werden meegenomen. Dit is in het jaarwerk 2013 alsnog gecorrigeerd. - Pensioencorrecties EUR -9.987: Dit resultaat wordt voornamelijk veroorzaakt door de correctie op arbeidsongeschikten (EUR -1.600) en overlijdensgevallen (EUR -9.533). Met betrekking tot de voorziening voor de toekomstige opbouw voor arbeidsongeschikten is gebleken dat voor 15 arbeidsongeschikte deelnemers de premievrijgestelde opbouw te hoog is vastgesteld. De voorziening voor de toekomstige arbeidsongeschiktheid is hierdoor verlaagd met EUR 1.600. In verband met de conversie naar een nieuw administratiesysteem zijn de overlijdensgevallen van vóór 2013 niet verwerkt in de administratie. In het jaarwerk 2013 is dit gecorrigeerd onder de post mutaties. 2014
2013
Mutatie overige technische voorzieningen Mutatie spaarfonds gemoedsbezwaarden
-2
7
-62
172
-
-75
-1.849 2.317
-482 9.182
468
8.700
15. Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen Mutatie herverzekeringsdeel 16. Mutatie overige voorzieningen Mutatie voorziening voor nakomende verplichtingen 17. Saldo overdrachten van rechten risico pensioenfonds Inkomende waardeoverdrachten Uitgaande waardeoverdrachten
Dit betreft de ontvangst van of betaling aan pensioenfonds of pensioenverzekeraar van respectievelijk de vorige of nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. De ontvangen koopsommen worden aangewend voor de inkoop van extra dienstjaren. De toevoeging aan de technische voorziening uit hoofde van de overgenomen pensioenverplichtingen bedraagt 1.964 (2013: 561). Het resultaat op de overgenomen pensioenverplichtingen bedraagt in 2014 115 (2013: 79). De afname van de technische voorziening uit hoofde van de overgedragen pensioenverplichtingen bedraagt 2.342 (2013: 10.482). Het resultaat op de overgedragen pensioenverplichtingen bedraagt in 2014 -25 (2013: -1.300). In 2013 heeft een collectieve waardeoverdracht plaatsgevonden aan Stichting Pensioenfonds Mars. In 2014 hebben geen collectieve waardeoverdrachten plaatgevonden.
___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie 99
2014
2013
18. Uitkeringen uit hoofde van herverzekeringen Uitkeringen van herverzekerd ouderdomspensioen
-94
-122
2
25
19. Overige lasten Andere lasten Vaststelling van de jaarrekening door het bestuur Het bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie heeft de jaarrekening 2014 vastgesteld op 19 mei 2015.
mevrouw L.F.A.M. Jansen Werknemersvoorzitter
de heer L.J.L. Dekker Werkgeversvoorzitter
___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie 100
9. OVERIGE GEGEVENS
___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie 101
1
Gebeurtenissen na balansdatum
Nieuwe financieel toetsingskader Met ingang van 1 januari 2015 is het nieuwe financieel toetsingskader (hierna nFTK) ingegaan. Vanaf 2015 gelden andere eisen omtrent de waardering van de verplichtingen en de bepaling van de dekkingsgraad. Hieronder wordt aangegeven wat de impact is van de wijzigingen op het fonds per 31 december 2014. Waardering technische voorzieningen Voor de waardering van de technische voorziening wordt gebruik gemaakt van de actuele risicovrije rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB. Deze rentetermijnstructuur wordt gebaseerd op actuele marktrentes voor looptijden tot 20 jaar en groeit daarna richting een Ultimate Forward Rate (UFR). De UFR bedraagt 4,2%. De driemaandsmiddeling van de rente wordt niet meer toegepast vanaf 1 januari 2015. De impact van het niet meer toepassen van de driemaandsmiddeling op de technische voorziening van het fonds bedraagt 89.979 per eind december 2014, de technische voorziening stijgt hiermee van 1.877.900 naar 1.967.879. De dekkingsgraad daalt hierdoor van 112,6% naar 107,4%. Dekkingsgraad en beleidsdekkingsgraad De actuele dekkingsgraad wordt in 2015 berekend door de waarde van het vermogen te delen door de waarde van de technische voorziening. Aangezien de technische voorziening gewaardeerd wordt op basis van de actuele rentetermijnstructuur kan de dekkingsgraad sterk fluctueren met de dagkoersen op de financiële markten. Daarom wordt naast de actuele dekkingsgraad een meer stabiele dekkingsgraad geïntroduceerd, de beleidsdekkingsgraad. De beleidsdekkingsgraad voor het fonds is het voortschrijdend gemiddelde van de laatste twaalf maanden van de actuele dekkingsgraad. In de middeling worden de aan DNB gerapporteerde dekkingsgraden meegenomen. De beleidsdekkingsgraad bedraagt 114,2% per eind december 2014. Vereiste dekkingsgraad (VDG) De rekenregels voor de vereiste dekkingsgraad worden aangepast. Deze wijziging is al in 2011 aangekondigd in het document "Uitwerking herziening berekeningssystematiek vereist eigen vermogen" van juni 2011. Naast de wijzigingen uit dit document in de rekenregels geldt dat ook voor de VDG de nieuwe UFR van toepassing is. Omdat alle dekkingsgraden die ten grondslag liggen aan de beleidsdekkingsgraad gebaseerd zijn op een rente met driemaandsmiddeling is het ook toegestaan om de VDG per 1-1-2015 te berekenen o.b.v. een rente met diemaandsmiddeling. De VDG wijzigt door de gewijzigde rekenregels en nieuwe UFR (zonder driemaandsmiddeling) van 111,6% naar 115,5%. Financiële positie De financiële positie van het fonds wordt bepaald aan de hand van de beleidsdekkingsgraad en de vereiste dekkingsgraad. De beleidsdekkingsgraad moet ten minste het niveau hebben van de vereiste dekkingsgraad. Als de beleidsdekkingsgraad van het fonds onder de vereiste dekkingsgraad ligt, is er sprake van een tekortsituatie en maakt het fonds een herstelplan. Op basis van het nFTK is er per 1 januari 2015 de beleidsdekkingsgraad lager dan de vereiste dekkingsgraad. Er is sprake van een tekortsituatie. Het fonds heeft tot 1 juli 2015 de tijd om een herstelplan in te dienen bij DNB.
___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie 102
2
Resultaatverdeling
Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de statuten van het fonds. Het voorstel resultaatbestemming 2014 is opgenomen in de paragraaf van de staat van baten en lasten in de jaarrekening. Verslaggevingregels kennen twee varianten voor de behandeling van het resultaat boekjaar in de balans: voor resultaatbestemming en na resultaatbestemming. De balans wordt opgemaakt na resultaatbestemming. Dit betekent dat het saldo van baten en lasten, zoals blijkend uit de staat van baten en lasten verwerkt is in de verschillende componenten van het eigen vermogen.
___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________ Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie 103
3.
Actuariële verklaring
Opdracht Door Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie te Amsterdam is aan Towers Watson Netherlands B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2014. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. De accountant van het pensioenfonds heeft mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid (materiële juistheid en volledigheid) van de basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeel van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: •
heb ik onder meer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en
•
heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds.
Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. Mijn oordeel is gebaseerd op het Financieel Toetsingskader zoals dat op balansdatum van toepassing was. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Koninklijk Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum ten minste gelijk aan het wettelijk vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een toereikende solvabiliteit.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
104
Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De vermogenspositie van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie is naar mijn mening voldoende. Daarbij is in aanmerking genomen dat de mogelijkheden tot het realiseren van de toeslagen beperkt zijn. Het oordeel is gebaseerd op het Financieel Toetsingskader zoals dat tot en met 31 december 2014 van kracht was. Voor de volledigheid merk ik op dat, op basis van gegevens die door het pensioenfonds zijn aangeleverd en door mij op plausibiliteit gecontroleerd, mijn oordeel over de vermogenspositie per 1 januari 2015 op basis van het nieuw Financieel Toetsingskader zou zijn gewijzigd in “niet voldoende, vanwege een reservetekort”. Apeldoorn, 19 mei 2015 R. Kruijff AAG Verbonden aan Towers Watson Netherlands B.V.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
105
4. Aan:
Controleverklaring van de onafhankelijk accountant het bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
Verklaring over de jaarrekening 2014 Ons oordeel Wij hebben de jaarrekening 2014 van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie te Amsterdam gecontroleerd. Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie op 31 december 2014 en van het resultaat over 2014, in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijke Wetboek (BW). De jaarrekening bestaat uit: 1. de balans per 31 december 2014; 2. de staat van baten en lasten over 2014; 3. de toelichting met een overzicht van de belangrijke grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. De basis voor ons oordeel Wij hebben onze controle uitgevoerd volgens het Nederlands recht, waaronder ook de Nederlandse controlestandaarden vallen. Onze verantwoordelijkheden op grond hiervan zijn beschreven in de sectie Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening. Wij zijn onafhankelijk van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie (hierna: “de Stichting”), zoals vereist in de Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten (ViO) en andere voor de opdracht relevante onafhankelijkheidsregels in Nederland. Verder hebben wij voldaan aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA). Wij vinden dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Materialiteit Afwijkingen kunnen ontstaan als gevolg van fraude of fouten en zijn materieel indien redelijkerwijs kan worden verwacht dat deze, afzonderlijk of gezamenlijk, van invloed kunnen zijn op de economische beslissingen die gebruikers op basis van deze jaarrekening nemen. De materialiteit beïnvloedt de aard, timing en omvang van onze controlewerkzaamheden en de evaluatie van het effect van onderkende afwijkingen op ons oordeel. Op basis van onze professionele oordeelsvorming hebben wij de materialiteit voor de jaarrekening als geheel bepaald op € 21,1 miljoen. De materialiteit is gebaseerd op 1% van het pensioenvermogen, zijnde het totaal van de technische voorzieningen en de reserves. Dit betreft het vermogen dat de basis vormt voor de berekening van de dekkingsgraad. Wij houden ook rekening met afwijkingen en/of mogelijke afwijkingen die naar onze mening voor de gebruikers van de jaarrekening om kwalitatieve redenen materieel zijn. Wij zijn met het bestuur overeengekomen dat wij aan het bestuur tijdens onze controle geconstateerde afwijkingen boven € 1,05 miljoen rapporteren, alsmede kleinere afwijkingen die naar onze mening om kwalitatieve redenen relevant zijn.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
106
De kernpunten van onze controle In de kernpunten van onze controle beschrijven wij zaken die naar ons professionele oordeel het meest belangrijk waren tijdens onze controle van de jaarrekening. De kernpunten van onze controle hebben wij met het bestuur gecommuniceerd, maar vormen geen volledige weergave van alles wat is besproken. Wij hebben onze controlewerkzaamheden met betrekking tot deze kernpunten bepaald in het kader van de jaarrekeningcontrole als geheel. Onze bevindingen ten aanzien van de individuele kernpunten moeten in dat kader worden bezien en niet als afzonderlijke oordelen over deze kernpunten. Waardering en toelichting van niet-(beurs)genoteerde beleggingen De beleggingen zijn een significante post op de balans van de Stichting. Alle beleggingen dienen krachtens de Pensioenwet te worden gewaardeerd op marktwaarde. Voor een groot deel van de beleggingen is deze marktwaarde te verifiëren aan transacties die tot stand zijn gekomen op de financiële markten (marktprijzen), maar er zijn ook beleggingen die worden gewaardeerd op basis van netto contante waarde berekeningen of een andere geschikte methode, waaronder de intrinsieke waarde per participatie voor posities in fondsen. De waarderingsonzekerheid neemt toe bij netto contante waarde berekeningen en hangt samen met de beschikbaarheid en toepasbaarheid van marktgegevens. Bij de Stichting betreffen dit met name de posities in rentederivaten. De posities in bepaalde niet-(beurs)genoteerde fondsen kennen eveneens relatief veel waarderingsonzekerheid doordat de waarde wordt ontleend aan de meest recente (niet gecontroleerde) opgaven van de fondsmanagers. De Stichting heeft de waarderingsgrondslagen voor de beleggingen beschreven in de paragraaf Algemene Grondslagen en een nadere toelichting opgenomen in toelichting Beleggingen voor risico fonds. Uit deze toelichting blijkt dat per 31 december 2014 € 342 miljoen in niet-(beurs)genoteerde fondsen is belegd waarvoor geen gecontroleerde jaarrekening per 31 december 2014 beschikbaar is en € 183 miljoen in rentederivaten. Dit betreft in totaal circa 24% van de beleggingen. Wij hebben de gehanteerde waarderingsgrondslagen beoordeeld en controlewerkzaamheden uitgevoerd op de waardering van de beleggingen per 31 december 2014. Voor de posities in niet-(beurs)genoteerde fondsen waarvoor een gecontroleerde jaarrekening per 31 december 2014 beschikbaar is, hebben wij de aansluiting hierop vastgesteld. Voor de posities in niet-(beurs)genoteerde fondsen waarvoor geen gecontroleerde opgave van de fondsmanager per 31 december 2014 beschikbaar is, hebben wij onder meer door middel van een deelwaarneming de aansluiting vastgesteld met opgave van de fondsmanagers per 31 december 2014, de back-testing (met laatst beschikbare gecontroleerde jaarrekeningen) onderzocht en cijferanalyses uitgevoerd ten aanzien van de prijsontwikkeling, onder meer ten opzichte van de benchmark. Voor de waardering van rentederivaten hebben wij met gebruikmaking van eigen waarderingsspecialisten de interne beheersmaatregelen van het waarderingsproces onderzocht, een door de Stichting verkregen tweede onafhankelijke waardering per jaareinde onderzocht en voor een derivaat de waardering en de daarbij gehanteerde uitgangspunten per jaareinde getoetst door het uitvoeren van een eigen, parallelle, waardering. Tot slot hebben wij de toelichtingen op de beleggingen getoetst.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
107
Waardering van en toelichting ten aanzien van de technische voorzieningen De technische voorzieningen betreffen een significante post in de balans van de Stichting. De technische voorzieningen dienen krachtens de Pensioenwet te worden gewaardeerd op marktwaarde. De waardering is gevoelig voor de gehanteerde (actuariële) veronderstellingen en schattingselementen. Hier ligt een aantal belangrijke conventies aan ten grondslag, namelijk dat voor de waardering uitgegaan wordt van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur alsmede de meeste recente informatie (tafels) omtrent de levensverwachting, zoals gepubliceerd door het Actuarieel Genootschap (AG). De tafels worden gecorrigeerd voor de ingeschatte ervaringssterfte bij de Stichting, zijnde de fonds-specifieke ervaringssterfte. Deze veronderstellingen hebben tezamen met de hoogte van de kostenopslag, waaraan eveneens schattingen aan ten grondslag liggen, bijzondere aandacht gehad in onze controle. De Stichting heeft de waarderingsgrondslagen voor de technische voorzieningen beschreven in de paragraaf Algemene Grondslagen en een nadere toelichting opgenomen in toelichting Technische voorzieningen. Uit deze toelichting blijkt dat een schattingswijziging heeft plaatsgevonden door toepassing van de in 2014 verschenen herziene prognosetafels en door toepassing van herziene ervaringssterfte in 2014. Volgens deze toelichting is het effect op de dekkingsgraad 1,3% respectievelijk 0,5%. Bij de controle hebben wij gebruikgemaakt van de werkzaamheden van de certificerend actuaris van de Stichting. De certificerend actuaris onderzoekt onder meer de toereikendheid van de technische voorzieningen en de naleving van een aantal specifieke wettelijke bepalingen. De certificerend actuaris heeft daarbij gebruikgemaakt van de door ons in het kader van de jaarrekeningcontrole onderzochte administratieve basisgegevens. Gegeven onze eindverantwoordelijkheid voor het oordeel bij de jaarrekening, hebben wij met de certificerend actuaris onze planning, werkzaamheden en verwachtingen afgestemd voor de controle van boekjaar 2014. De rolverdeling en afspraken zijn vastgelegd en aan elkaar bevestigd. Daarnaast hebben wij met de certificerend actuaris de uitkomsten van de uitgevoerde werkzaamheden afgestemd. Hierbij hebben wij specifiek aandacht gevraagd voor de toets van de ervaringssterfte op basis van de aangepaste prognosetafels alsmede de toereikendheid van de kostenopslag. Tevens hebben wij onderling gegevens uitgewisseld met betrekking tot de uitgevoerde werkzaamheden en de uitkomsten daarvan. Wij hebben de gehanteerde waarderingsgrondslagen beoordeeld en controlewerkzaamheden uitgevoerd op de waardering van de technische voorzieningen per 31 december 2014. Daartoe hebben wij ons een beeld gevormd van de redelijkheid van de aannames en schattingen van het bestuur met betrekking tot de gekozen actuariële grondslagen alsmede de uitkomsten van het actuariële grondslagenonderzoek en de gehanteerde waarderingsgrondslagen besproken met de certificerend actuaris. Hierbij hebben wij met inachtneming van het oordeel van de certificerend actuaris gelet op de besluitvorming van het bestuur, de recentheid van beschikbaar grondslagenonderzoek, de toetsing op de onderbouwing van de daarin opgenomen veronderstellingen, de uitkomsten van beschikbare tussentijdse evaluaties, de uitkomsten van de actuariële analyse over meerdere jaren en de aanwezigheid van een consistente gedragslijn. Tot slot hebben wij de toelichtingen met betrekking tot de technische voorzieningen onderzocht. Verantwoordelijkheden van het bestuur en de Raad van Toezicht voor de jaarrekening Het bestuur is verantwoordelijk voor het opmaken en het getrouw weergeven van de jaarrekening en voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. In dit kader is het bestuur verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing die het bestuur noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fouten of fraude.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
108
Bij het opmaken van de jaarrekening moet het bestuur afwegen of de Stichting in staat is om haar werkzaamheden in continuïteit voort te zetten. Op grond van genoemd verslaggevingsstelsel moet het bestuur de jaarrekening opmaken op basis van de continuïteitsveronderstelling, tenzij het bestuur het voornemen heeft om de Stichting te liquideren of de activiteiten te beëindigen of als beëindiging het enige realistische alternatief is. Het bestuur moet gebeurtenissen en omstandigheden waardoor gerede twijfel zou kunnen bestaan of de Stichting haar activiteiten in continuïteit kan voortzetten, toelichten in de jaarrekening. De Raad van Toezicht is verantwoordelijk voor het goedkeuren van het besluit van het bestuur van het pensioenfonds tot vaststelling van het jaarverslag en de jaarrekening. Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening Onze verantwoordelijkheid is het zodanig plannen en uitvoeren van een controleopdracht dat wij daarmee voldoende en geschikte controle-informatie verkrijgen voor het door ons af te geven oordeel. Onze controle is uitgevoerd met een hoge mate maar geen absolute mate van zekerheid, waardoor het mogelijk is dat wij tijdens onze controle niet alle fouten en fraude ontdekken. Wij hebben deze accountantscontrole professioneel kritisch uitgevoerd en hebben waar relevant professionele oordeelsvorming toegepast in overeenstemming met de Nederlandse controlestandaarden, ethische voorschriften en de onafhankelijkheidseisen. Onze controle bestond onder andere uit: • Het identificeren en inschatten van de risico’s dat de jaarrekening afwijkingen van materieel belang bevat als gevolg van fouten of fraude, het in reactie op deze risico’s bepalen en uitvoeren van controlewerkzaamheden en het verkrijgen van controle-informatie die voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Bij fraude is het risico dat een afwijking van materieel belang niet ontdekt wordt groter dan bij fouten. Bij fraude kan sprake zijn van samenspanning, valsheid in geschrifte, het opzettelijk nalaten transacties vast te leggen, het opzettelijk verkeerd voorstellen van zaken of het doorbreken van de interne beheersing. • Het verkrijgen van inzicht in de interne beheersing die relevant is voor de controle met als doel controlewerkzaamheden te selecteren die passend zijn in de omstandigheden. Deze werkzaamheden hebben niet als doel om een oordeel uit te spreken over de effectiviteit van de interne beheersing van de Stichting. • Het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en het evalueren van de redelijkheid van schattingen door het bestuur en de toelichtingen die daarover in de jaarrekening staan. • Het vaststellen dat de door het bestuur gehanteerde continuïteitsveronderstelling aanvaardbaar is. Tevens het op basis van de verkregen controle-informatie vaststellen of er gebeurtenissen en omstandigheden zijn waardoor gerede twijfel zou kunnen bestaan of de Stichting haar activiteiten in continuïteit kan voortzetten. Als wij concluderen dat er een onzekerheid van materieel belang bestaat, zijn wij verplicht om aandacht in onze controleverklaring te vestigen op de relevante gerelateerde toelichtingen in de jaarrekening. Als de toelichtingen inadequaat zijn, moeten wij onze verklaring aanpassen. Onze conclusies zijn gebaseerd op de controle-informatie die verkregen is tot de datum van onze controleverklaring. Toekomstige gebeurtenissen of omstandigheden kunnen er echter toe leiden dat de Stichting haar continuïteit niet langer kan handhaven. • Het evalueren van de presentatie, structuur en inhoud van de jaarrekening en de daarin opgenomen toelichtingen. • Het evalueren of de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de onderliggende transacties en gebeurtenissen.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
109
Wij communiceren met het bestuur onder andere over de geplande reikwijdte en timing van de controle en over de significante bevindingen die uit onze controle naar voren zijn gekomen, waaronder eventuele significante tekortkomingen in de interne beheersing. Wij bevestigen aan het bestuur dat wij de relevante ethische voorschriften over onafhankelijkheid hebben nageleefd. Wij communiceren ook met het bestuur over alle relaties en andere zaken die redelijkerwijs onze onafhankelijkheid kunnen beïnvloeden en over de daarmee verband houdende maatregelen om onze onafhankelijkheid te waarborgen. Wij bepalen de kernpunten van onze controle van de jaarrekening op basis van alle zaken die wij met het bestuur hebben besproken. Wij beschrijven deze kernpunten in onze controleverklaring, tenzij dit is verboden door wet- of regelgeving of in buitengewoon zeldzame omstandigheden wanneer het niet vermelden in het belang van het maatschappelijk verkeer is. Verklaring betreffende overige door wet- of regelgeving gestelde vereisten Verklaring betreffende het jaarverslag en de overige gegevens Wij vermelden op basis van de wettelijke verplichtingen onder Titel 9 Boek 2 BW (betreffende onze verantwoordelijkheid om te rapporteren over het jaarverslag en de overige gegevens): • dat wij geen tekortkomingen hebben geconstateerd naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld en of de door Titel 9 Boek 2 BW vereiste overige gegevens zijn toegevoegd; • dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening. Benoeming Wij zijn door het bestuur benoemd als accountant van de Stichting. Ondergetekende treedt op als externe accountant sinds de controle van het boekjaar 2014.
Den Haag, 19 mei 2015
Ernst & Young Accountants LLP
w.g. S.B. Spiessens RA
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
110
Bijlage kenmerken regelingen Kenmerken pensioenregeling geboren op of na 1 januari 1950 De pensioenregeling die geldt voor alle werknemers geboren op of na 1 januari 1950, heeft de volgende kenmerken: Regeling
Middelloonregeling.
Deelnemer
De deelnemer als bedoeld in artikel 6, lid 1, sub a - d van de statuten van het Fonds.
Toetredingsleeftijd
De deelneming vangt aan bij indiensttreding bij een aangesloten werkgever, ongeacht de leeftijd.
Pensioenleeftijd
De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 67 jaar wordt.
Loon
Onder loon wordt verstaan: het in de maand uitbetaalde schaalsalaris; vakantietoeslag; vriestoeslag; 5 uur functiegebonden regelmatig gewerkte overuren per week; meeruren; diplomatoeslag; persoonlijke toeslag; contractueel vastgestelde jaarlijkse uitkering; prestatiepremie; ploegentoeslag; sprongvergoeding; overwerktoeslag; afbouwregelingtoeslag; roostertoeslag meeruren; verschoven uren; consignatie; slaapuren; toeslag voor arbeid op ongunstige uren. Het loon is gemaximeerd. Per 1 januari 2014 bedraagt het maximum 57.156 euro.
Pensioengrondslag
De pensioengrondslag is gelijk aan het loon verminderd met de franchise.
Franchise
De franchise wordt door het Bestuur vastgesteld en bedraagt per 1 januari 2014 13.449 euro. De franchise bedraagt ten minste het fiscale minimum zoals genoemd in de Wet op de loonbelasting 1964. (In 2015 bedraagt de franchise 13.449 euro)
Premie
De premie bedraagt een percentage van de pensioengrondslag. De premie bedroeg per 1 januari 2014 27,6% van de pensioengrondslag.
Ouderdomspensioen
2,15% van de pensioengrondslagen in de betreffende deelnemersjaren. (1,875%% per 1 januari 2015)
Partnerpensioen
De nabestaande van de werknemer heeft bij zijn overlijden recht op een partnerpensioen van 70% van het bereikbare ouderdomspensioen. Het partnerpensioen is verzekerd op risicobasis. Bij uitdiensttreding of pensionering kan een partnerpensioen worden verkregen door uitruil van een deel van het ouderdomspensioen in partnerpensioen, tenzij de werknemer en zijn of haar partner hiervan willen afwijken. Per 1 januari 2015 is het partnerpensioen verzekerd op opbouwbasis.
Wezenpensioen
Het wezenpensioen bedraagt 14% van het te bereiken ouderdomspensioen. Wezen van wie beide ouders zijn overleden, hebben recht op 28% van het te bereiken ouderdomspensioen.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
111
Toeslagen
Het Fonds kent geen doelgericht toeslagenbeleid. Er is geen ambitie om jaarlijks een toeslag te verlenen op de pensioenrechten en pensioenaanspraken. Het Fonds kent voor een eventuele toeslag verlening geen maatstaf. Zowel de toekenning als de hoogte van een eventuele toeslag is afhankelijk van een beslissing van het Bestuur.
Premievrijstelling bij
De premievrijstelling is volgens de onderstaande tabel afhankelijk van de
arbeidsongeschiktheid
mate van arbeidsongeschiktheid: Mate arbeidsongeschiktheid
Voortzetting pensioenopbouw
0-35%
0%
35-45%
40%
45-55%
50%
55-65%
60%
65-80%
72,5%
80-100%
100%
Bij aanvang van de premievrije deelneming wordt de laatste pensioengrondslag vóór arbeidsongeschiktheid gehanteerd. Deze pensioengrondslag wordt jaarlijks aangepast conform de algemene verhogingen van de lonen krachtens de CAO.
Kenmerken pensioenregelingen geboren voor 1950. Voor deze regelingen vindt geen opbouw meer plaats.
Kenmerken prepensioen voormalig Pensioenfonds Snoep
Deelnemer
De deelnemer als bedoeld in artikel 6, lid 1, sub a en onder b van de statuten van het Fonds, geboren op of ná 1 januari 1936.
Toetredingsleeftijd prepensioen
De deelneming vangt aan op de datum van indiensttreding bij een aangesloten werkgever, op grond van de arbeidsovereenkomst, doch niet voor het bereiken van de 25-jarige leeftijd.
Normpensioendatum
De eerste dag van de maand, waarin de (gewezen) deelnemer 61 jaar wordt.
Pensioengrondslag
Het loon over de gewerkte dagen, vakantie- en snipperdagen inclusief vakantietoeslag, toeslagen, overwerkgeld en aanvulling op ziekengeld c.q. doorbetaling bij ziekte (loon SV). Deze pensioengrondslag wordt gemaximeerd op een jaarlijks door het bestuur vast te stellen maximum.
Prepensioen
Het jaarlijks prepensioen bedraagt met ingang van 1 januari 2000 2,223% van de pensioengrondslag voor het betreffende jaar. In dit percentage is het overbruggingspensioen opgenomen. Het overbruggingspensioen wordt gedurende de deelnemingsperiode opgebouwd.
Toeslagen
Het Fonds kent geen doelgericht toeslagenbeleid. Er is geen ambitie om jaarlijks een toeslag te verlenen op de pensioenrechten en pensioenaanspraken. Het Fonds kent voor een eventuele toeslag
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
112
verlening geen maatstaf. Zowel de toekenning als de hoogte van een eventuele toeslag is afhankelijk van een beslissing van het Bestuur.
Tijdelijk ouderdomspensioen voormalig Pensioenfonds Koek
Deelnemer
De deelnemer als bedoeld in artikel 1.2 van het reglement.
Toetredingsleeftijd prepensioen
De deelneming vangt aan op de datum van indiensttreding bij een aangesloten werkgever, ongeacht de leeftijd.
TOP-datum
De eerste dag van de maand, waarin de (gewezen) deelnemer 61 jaar wordt.
Loon
Onderscheid wordt gemaakt tussen vast en variabel loon. Onder vast loon wordt verstaan: functieloon, waarderingspremie, vriestoeslag, vakantietoeslag, 5 uur functiegebonden regelmatig gewerkte overuren, diplomatoeslag en contractueel vastgestelde jaarlijkse uitkering. Het vaste loon is gemaximeerd. Onder variabel loon wordt verstaan de volgende loonbestanddelen: prestatiepremie, ploegentoeslag, sprongvergoeding, overwerktoeslag, meeruren, verschoven uren, consignatie en toeslag voor arbeid op ongunstige uren.
Pensioengrondslagen
Pensioengrondslag I is gelijk aan het vaste loon minus een franchise. Pensioengrondslag II is gelijk aan het variabele loon. Hierop wordt geen franchise in mindering gebracht. Beide grondslagen worden op 1 januari van het kalenderjaar vastgesteld.
Franchise
De franchise wordt jaarlijks aangepast op basis van de ontwikkeling van de CAO-lonen in de bedrijfstak.
Premie
De premie bedraagt een percentage van de som van het vaste en variabele loon.
Opbouw
Het op te bouwen jaarlijkse TOP bedraagt: - 1,75% van de laatste vastgestelde pensioengrondslag I over alle deelnemersjaren (= eindloonregeling), én - 1,75% van de som van de pensioengrondslagen II (= middelloonregeling). De totale aanspraak is de som van de aanspraken in de TOP-regeling. Deze aanspraak wordt aangevuld met het overbruggingspensioen (zie hierna).
Toeslag gemiste opbouwjaren
Voor de onderhavige deelnemers, die vanaf 1 januari 1997 onafgebroken
prepensioen januari
deelnemer zijn gebleven tot de TOP-datum dan wel eerdere ingangsdatum TOP, kon een toeslag gemiste opbouwjaren prepensioen worden toegekend op de ingangsdatum TOP door middel van een daartoe strekkend besluit door het bestuur.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
113
Overbruggingspensioen (OBP)
Bij de opbouw van het prepensioen wordt rekening gehouden met het ontbreken van de AOW-uitkering. De AOW-uitkering start namelijk pas vanaf de leeftijd van 65 jaar. Om het ontbreken van een AOW-uitkering tijdens het ontvangen van de TOP te compenseren is er een overbruggingspensioen. Het overbruggingspensioen gaat net als het prepensioen in bij het bereiken van de 61-jarige leeftijd en loopt door tot de leeftijd van 65 jaar. De hoogte van het overbruggingspensioen is net als de hoogte van het prepensioen afhankelijk van de diensttijd van de werknemer. Voor ieder dienstjaar wordt 2,5% van de laatstelijk vastgestelde franchise, met een maximum van 100% (2,5 x 40), opgebouwd.
Toeslag gemiste opbouwjaren
Voor de onderhavige deelnemers, die vanaf 1 januari 1997 of latere aanvangsdatum aan de regeling inzake prepensioen onafgebroken deelnemer zijn gebleven tot de TOP-datum, dan wel eerdere ingangsdatum TOP, kan een toeslag gemiste opbouwjaren overbruggingspensioen worden toegekend op de ingangsdatum TOP door middel van een daartoe strekkend besluit door het bestuur.
Toeslagen
Het Fonds kent geen doelgericht toeslagenbeleid. Er is geen ambitie om jaarlijks een toeslag te verlenen op de pensioenrechten en pensioenaanspraken. Het Fonds kent voor een eventuele toeslag verlening geen maatstaf. Zowel de toekenning als de hoogte van een eventuele toeslag is afhankelijk van een beslissing van het Bestuur.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
114
Ouderdomspensioen voormalig Pensioenfonds Snoep
Regeling
Opbouwregeling.
Deelnemer
De deelnemer als bedoeld in artikel 6, lid 1, sub a -d van de statuten van het Fonds.
Toetredingsleeftijd
De deelneming vangt aan bij indiensttreding bij een aangesloten werkgever, doch niet voor het bereiken van de 25-jarige leeftijd.
Pensioendatum
De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 65 jaar wordt.
Loon
Het loon over de gewerkte dagen inclusief vakantietoeslag en overige toeslagen zoals overwerk. Het loon is gebaseerd op het gemaximeerde CSV-loon.
Pensioengrondslag
De pensioengrondslag is gelijk aan het loon.
Ouderdomspensioen
0,4% van het loon per jaar tot 70% van het maximumloon respectievelijk 1,35% van het eventuele loongedeelte boven 70% van het maximum. Voor deelnemers van tenminste 57 jaar en ouder gold tot 1 juni 2004 dubbele pensioenopbouw tot uiterlijk de leeftijd van 61 jaar.
Partnerpensioen
Het partnerpensioen bedraagt 75% van het maximaal op te bouwen ouderdomspensioen. Er is sprake van kapitaalopbouw inzake partnerpensioen. Het partnerpensioen kan op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen worden uitgeruild voor verhoging van het ouderdomspensioen.
Tijdelijk nabestaandenpensioen
Het tijdelijk partnerpensioen bedraagt 17,5% van het ouderdomspensioen waarvan het nabestaandenpensioen is afgeleid, voor nabestaanden van de tijdens het deelnemerschap overleden deelnemers (risicoregeling tijdens deelnemerschap). Dit tijdelijk pensioen wordt tot uiterlijk de 65-jarige leeftijd van de nabestaande uitgekeerd.
Wezenpensioen
15% van het bereikbare ouderdomspensioen.
Premievrijstelling bij
De premievrijstelling is volgens de onderstaande tabel afhankelijk van de
arbeidsongeschiktheid (WAO)
mate van arbeidsongeschiktheid: Mate arbeidsongeschiktheid
Voortzetting pensioenopbouw
15-25%
20%
25-35%
30%
35-45%
40%
45-65%
50%
65% of meer
100%
Premievrijstelling bij
De premievrijstelling is volgens de onderstaande tabel afhankelijk van de
arbeidsongeschiktheid (WIA)
mate van arbeidsongeschiktheid: Mate arbeidsongeschiktheid
Voortzetting pensioenopbouw
0-35%
0%
35-45%
40%
45-55%
50%
55-65%
60%
65-80%
72,5%
80-100%
100%
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
115
Bij aanvang van de premievrije deelneming wordt de laatste pensioengrondslag vóór arbeidsongeschiktheid gehanteerd. Deze pensioengrondslag kan jaarlijks op grond van een daartoe uitdrukkelijk door het bestuur genomen besluit worden verhoogd of verlaagd met hetzelfde percentage waarmee de salarissen volgens de CAO zijn gewijzigd. Toeslagen
Het Fonds kent geen doelgericht toeslagenbeleid. Er is geen ambitie om jaarlijks een toeslag te verlenen op de pensioenrechten en pensioenaanspraken. Het Fonds kent voor een eventuele toeslag verlening geen maatstaf. Zowel de toekenning als de hoogte van een eventuele toeslag is afhankelijk van een beslissing van het Bestuur.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
116
Ouderdomspensioen voormalig Pensioenfonds Koek
Regeling
Eindloon- c.q. middelloonregeling.
Deelnemer
De deelnemer als bedoeld in artikel 6, lid 1, sub a - d van de statuten van het Fonds.
Toetredingsleeftijd
De deelneming vangt aan bij indiensttreding bij een aangesloten werkgever, ongeacht de leeftijd.
Pensioenleeftijd
De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 65 jaar wordt.
Loon
Onderscheid wordt gemaakt tussen vast en variabel loon. Onder vast loon (loon I) wordt verstaan: functieloon, waarderingspremie, vriestoeslag, vakantietoeslag, 5 uur functiegebonden regelmatig gewerkte overuren, diplomatoeslag en contractueel vastgestelde jaarlijkse uitkering. Het vaste loon is gemaximeerd. Onder variabel loon (loon II) wordt verstaan de volgende loonbestanddelen: prestatiepremie, ploegentoeslag, sprongvergoeding, overwerktoeslag, meeruren, verschoven uren, consignatie en toeslag voor arbeid op ongunstige uren.
Pensioengrondslagen
Pensioengrondslag I is gelijk aan het vaste loon verminderd met een franchise. Pensioengrondslag II is gelijk aan het variabele loon. Hierop wordt geen franchise in mindering gebracht. Beide grondslagen worden op 1 januari van het kalenderjaar vastgesteld.
Franchise
De franchise wordt jaarlijks aangepast op basis van de ontwikkeling van de CAO-lonen in de bedrijfstak.
Premie
De premie bedraagt een percentage van de som van pensioengrondslagen I en II.
Opbouw
Het op te bouwen jaarlijks ouderdomspensioen bedraagt: - 1,75% van de laatste vastgestelde pensioengrondslag I over alle deelnemersjaren (= eindloonregeling), én - 1,75% van de som van de pensioengrondslagen II (= middelloonregeling). De totale aanspraak is de som van de aanspraken in de eindloon- en middelloonregeling.
Partnerpensioen
In deze pensioenregeling bestaat het partnerpensioen uit twee delen. Bij het overlijden van de werknemer heeft zijn nabestaande recht op een partnerpensioen van 56% van het bereikbare ouderdomspensioen. Daarnaast heeft de nabestaande recht op een tijdelijk partnerpensioen van 14% van het bereikbare ouderdomspensioen. Het tijdelijk partnerpensioen loopt door tot de nabestaande de leeftijd van 65 jaar bereikt. Het partnerpensioen is verzekerd op risicobasis. Bij uitdiensttreding of pensionering kan een partnerpensioen verkregen worden door uitruil van een deel van het ouderdomspensioen in partnerpensioen verkregen door een uitruil van een deel van het ouderdomspensioen in partnerpensioen, tenzij de werknemer en zijn of haar partner hiervan willen afwijken.
Wezenpensioen
14% van het te bereiken ouderdomspensioen. Wezen van wie beide ouders zijn overleden, hebben recht op 28% van het te bereiken ouderdomspensioen.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
117
Voorwaardelijke toeslagen
Het Fonds kent geen doelgericht toeslagenbeleid. Er is geen ambitie om jaarlijks een toeslag te verlenen op de pensioenrechten en pensioenaanspraken. Het Fonds kent voor een eventuele toeslag verlening geen maatstaf. Zowel de toekenning als de hoogte van een eventuele toeslag is afhankelijk van een beslissing van het Bestuur.
Premievrijstelling bij
De premievrijstelling is volgens de onderstaande tabel afhankelijk van de
arbeidsongeschiktheid (WAO en WIA)
mate van arbeidsongeschiktheid: Mate arbeidsongeschiktheid
Voortzetting pensioenopbouw
15-25%
20%
25-35%
30%
35-45%
40%
45-65%
50%
65% of meer
100%
Bij aanvang van de premievrije deelneming wordt de laatste pensioengrondslag vóór arbeidsongeschiktheid gehanteerd. Deze pensioengrondslag wordt jaarlijks aangepast conform de algemene verhogingen van de lonen krachtens de CAO. Als een deelnemer arbeidsongeschikt wordt volgens de WIA, geldt de navolgende tabel: Mate arbeidsongeschiktheid
Toeslagen
Voortzetting pensioenopbouw
0-35%
0%
35-45%
40%
45-55%
50%
55-65%
60%
65-80%
72,5%
80-100%
100%
Het Fonds kent geen doelgericht toeslagenbeleid. Er is geen ambitie om jaarlijks een toeslag te verlenen op de pensioenrechten en pensioenaanspraken. Het Fonds kent voor een eventuele toeslag verlening geen maatstaf. Zowel de toekenning als de hoogte van een eventuele toeslag is afhankelijk van een beslissing van het Bestuur.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
118
Bijlage Begrippenlijst Aandelen Bewijs van eigendom in een onderneming. Sommige aandelen zijn via de beurs te kopen of te verkopen. Als de onderneming winst uitkeert heet dat dividend. Op aandelen kan het Fonds daarnaast koerswinst of koersverlies maken. Actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn) Een door de wet voorgeschreven nota waarin de hoofdlijnen van de pensioenregelingen, de financieringsopzet, de sturingsmiddelen, het indexatie- en het beleggingsbeleid en de organisatorische opzet van het Fonds zijn beschreven. Actief beleggen Vorm van beleggen waarbij de vermogensbeheerder actief afwijkt van de norm om extra geld te verdienen. Actuaris De actuaris berekent hoeveel premie er nodig is voor het pensioen. Hij berekent ook hoe groot het vermogen moet zijn om de pensioenen te kunnen betalen. Hij gebruikt de leeftijden van de werknemers, de sterftekansen en het verwachte rendement van de beleggingen. De certificerend actuaris controleert de belangrijke stukken. De adviserend actuaris geeft advies. AFM - Autoriteit Financiële Markten De toezichthouder Autoriteit Financiële Markten let erop of pensioenfondsen duidelijk zeggen wat de deelnemer of pensioengerechtigde moet weten. De AFM kijkt onder andere naar de verplichte startbrief en het verplichte pensioenoverzicht. De AFM heeft ook andere taken. ALM - assetliabilitymanagement Een methode om te kijken hoeveel, waarin en hoe het Fonds moet beleggen. Hierbij houdt het Fonds rekening met de te betalen pensioenen, nu en in de toekomst. Het onderzoek heet ALM-studie. Bedrijfstakpensioenfonds Een pensioenfonds dat de pensioenregeling voor een hele bedrijfstak uitvoert. Alle bedrijven uit de bedrijfstak vallen hieronder. Beleidsdekkingsgraad De beleidsdekkingsgraad is het gemiddelde van de laatste twaalf dekkingsgraden. Beleggingscategorie Soorten beleggingen zoals aandelen, obligaties, vastgoed en grondstoffen. Beleggingsmix De verdeling van het vermogen over bijvoorbeeld aandelen en obligaties.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
119
Beleggingsplan Jaarlijks plan waarin het bestuur het beleid voor beleggen beschrijft. Benchmark De norm waarmee de beleggingsresultaten worden vergeleken. Sociale partners De sociale partners zijn de vakbonden en de werkgevers. De vakbonden zijn FNV Bondgenoten, CNV Vakmensen en De Unie. Voor de werkgevers is er de Vereniging voor de Bakkerij- en Zoetwarenindustrie VBZ. CSO - Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties Het CSO komt op voor ouderen. Deelnemer Werknemer voor wie het fonds tijdens een dienstverband premie krijgt. De deelnemer bouwt pensioen op. Deelnemersraad In de deelnemersraad van een pensioenfonds zitten werknemers en pensioengerechtigden. De raad geeft gevraagd en ongevraagd advies aan het bestuur van het pensioenfonds. Vanaf 1 juli 2014 is de deelnemersraad opgeheven. Dekkingsgraad Het vermogen van het pensioenfonds gedeeld door de verplichtingen. Hoe hoger hoe beter. De dekkingsgraad laat zien in hoeverre het fonds aan zijn verplichtingen kan voldoen. Dekkingstekort Als de dekkingsgraad onder het minimaal vereiste eigen vermogen is gedaald. DNB - De Nederlandsche Bank De toezichthouder De Nederlandsche Bank let erop of er genoeg geld is om de pensioenen te betalen. DNB toetst ook of bestuurders deskundig en betrouwbaar zijn. DNB heeft ook andere taken. Dispensatie Dispensatie betekent vrijstelling. In uitzonderlijke gevallen kan een bedrijf vrijstelling krijgen van de wettelijke verplichting deel te nemen aan het pensioenfonds. Het bestuur van het pensioenfonds beslist over deze vrijstelling. Doorsneepremie Doorsneepremie wil zeggen dat voor alle werknemers een gelijk premiepercentage geldt. Het percentage is dan niet afhankelijk van de leeftijd of van het geslacht van de werknemer. Alleen het salaris verschilt. EMD Obligaties uit opkomende landen (vroegere ontwikkelingslanden). Franchise Over dit deel van het brutosalaris bouwt de deelnemer geen aanspraken op. Het woord komt uit de Franse taal en betekent vrijstelling of eigen risico.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
120
Gewezen deelnemer Een gewezen deelnemer is een werknemer die niet meer in de bedrijfstak werkt. Hij heeft nog wel zijn opgebouwde pensioen in het pensioenfonds gelaten. Herstelplan In dit plan staat hoe het fonds verwacht weer boven water te komen. Een fonds moet een langetermijnherstelplan maken bij een reservetekort. Een kortetermijnherstelplan is verplicht bij een dekkingstekort. High yield Leningen met relatief veel risico. Indexatie (ook: toeslag) Een verhoging van de pensioenen om prijsstijging (inflatie) goed te maken. Indexatie kan alleen als er genoeg geld is. De deelnemer heeft er geen recht op. Hier geldt de voorwaardelijkheidsverklaring. Inflatie Inflatie betekent dat alles duurder wordt. Investmentgrade Leningen met relatief laag risico. Maximumsalaris De deelnemer kan pensioen opbouwen tot een maximumsalaris. Dit bedrag verandert ieder jaar. Middelloonregeling Bij een middelloonregeling bepaalt het gemiddelde salaris tijdens de loopbaan het pensioen. (n) FTK - (nieuwe) Financieel Toetsingskader Toezichthouder DNB toetst op grond van het FTK of er genoeg geld is om de pensioenen te betalen. Het FTK is een onderdeel van de Pensioenwet. Obligaties Leningen van bedrijven of overheden. Opbouwpercentage Het opbouwpercentage geeft aan hoeveel pensioen de deelnemer ieder jaar kan opbouwen. De opbouw vindt plaats over de pensioengrondslag tot het maximumsalaris. Ouderdomspensioen Het ouderdomspensioen is een levenslange uitkering vanaf de pensioenleeftijd. Het ouderdomspensioen stopt als de pensioengerechtigde overlijdt. Paritair bestuur Bestuur dat is verdeeld over werkgevers en werknemers.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
121
Passief beleggen Een vorm van beleggen waarbij de vermogensbeheerder een index volgt. Pensioenaanspraak Dit is het bedrag dat iedere werknemer opbouwt aan toekomstig pensioen. Pensioendatum De datum waarop het aanvullend pensioen of prepensioen ingaat. Pensioengrondslag Het deel van het salaris waarover de deelnemer pensioen opbouwt. De pensioengrondslag is het deel van het pensioengevend loon boven de franchise tot het maximum. Pensioenreglement Hierin staan alle afspraken waarop pensioengerechtigden, werknemers, hun partners en kinderen kunnen rekenen. Pension fund governance - goed pensioenfondsbestuur Dit is onder andere eerlijk en transparant handelen door het pensioenfondsbestuur. Zeggen wat je doet, en doen wat je zegt. Hierbij hoort ook goed toezicht en het afleggen van verantwoording over het uitgevoerde beleid. Performance toets Het gemiddelde van de behaalde beleggingsresultaten, gemeten over een langere periode. De performancetoets wordt bepaald door de som van opeenvolgende jaarlijkse z-scores, gedeeld door de wortel van het aantal jaren. Premie Het prijskaartje van pensioen. Werknemers en werkgevers betalen ieder een deel van de premie. Premievrije deelneming Een arbeidsongeschikte kan onder voorwaarden tijdelijk pensioen blijven opbouwen, zonder dat hij daarvoor premie hoeft te betalen. Dit heet premievrije deelneming. Dit is ook mogelijk bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid. Prepensioen Prepensioen is een tijdelijke uitkering die stopt als de werknemer 65 wordt. Rendement Het geld dat met de beleggingsportefeuille wordt verdiend. Rendement kan bestaan uit koerswinst, rente of dividend. Reservetekort Als de dekkingsgraad onder het vereiste eigen vermogen is gedaald. Reële dekkingsgraad In de reële dekkingsgraad wordt de verwachte stijging van de prijzen meegenomen als pensioenverplichting. Risicobudget De afwijking van de beleggingsportefeuille ten opzichte van de (nominale) pensioenverplichtingen.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
122
Slapers Dit zijn werknemers die niet langer in de bedrijfstak werken en dus geen pensioen meer opbouwen. Zij betalen ook geen premie meer. Zij hebben nog wel geld in het pensioenfonds, omdat zij niet voor waardeoverdracht hebben gekozen. Solvabiliteit In hoeverre het fonds aan zijn verplichtingen kan voldoen. De dekkingsgraad meet de solvabiliteit. Hoe hoger, hoe beter. Strategisch beleggingsbeleid Het beleid waarmee het pensioenfonds probeert de beleggingen zo goed mogelijk bij de verplichtingen te laten passen. Tactische assetallocatie of tactisch beleggingsbeleid Het beleid waarmee de vermogensbeheerder probeert extra geld te verdienen door afwijkingen van de normportefeuille of benchmark. Toeslag (ook: indexatie) Een verhoging van de pensioenen om prijsstijging goed te maken. Toeslag kan alleen als er genoeg geld is. De deelnemer heeft er geen recht op. Hier geldt de voorwaardelijkheidsverklaring. Tracking error De gemiddelde afwijking van het rendement van de norm. Verplichtstelling Bedrijven in de bedrijfstak zijn verplicht deel te nemen aan het pensioenfonds. Voorwaardelijkheidsverklaring De toekenning van de verhoging van de pensioenrechten en pensioenaanspraken is voorwaardelijk. Er bestaat geen recht op jaarlijkse toeslag. Of er een toeslag wordt gegeven en in welke mate is afhankelijk van de financiële middelen van het fonds en van het oordeel van het bestuur. In het verleden verleende verhogingen geven geen zekerheid over toeslagen in de toekomst. VPL Afkorting voor de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling. Vrijstelling In uitzonderlijke gevallen kan een bedrijf vrijstelling krijgen van de wettelijke verplichting deel te nemen aan het pensioenfonds. Het bestuur van het pensioenfonds beslist over deze vrijstelling. Waardeoverdracht Als een deelnemer buiten de bedrijfstak gaat werken, kan deze het opgebouwde pensioen naar het nieuwe pensioenfonds meenemen. Dit heet waardeoverdracht. Een andere vorm van waardeoverdracht is inkomend. Dan neemt een nieuwe medewerker oud pensioen mee. Z-score De z-score geeft de afwijking aan van het door het pensioenfonds behaalde rendement op de vooraf opgegeven normportefeuille.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
123
Pensioenfonds Zoetwaren p/a Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. Postbus 40048 7300 AX Apeldoorn
pensioenzoetwaren.nl