Jaarverslag 2013
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Banden- en Wielenbranche Jaarverslag 2013
Dit jaarverslag is een uitgave van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Banden- en Wielenbranche
administrateur Syntrus Achmea Pensioenbeheer NV Postbus 40050, 7300 AX Apeldoorn telefoon: 088 008 40 58 datum 23 juni 2014
Jaarverslag 2013
pagina 2 | 93
1 Inhoud 1
Inhoud ...................................................................................................................................................................................... 3
2
Voorwoord ............................................................................................................................................................................... 5
2.1
Korte schets ontwikkelingen 2013 ............................................................................................................................................ 6
3
Karakteristieken van het pensioenfonds ............................................................................................................................. 9
3.1
Doelstelling ............................................................................................................................................................................... 9
3.2
Profiel van de organisatie ......................................................................................................................................................... 9
3.3
Kenmerken regeling ................................................................................................................................................................. 9
3.4
Vrijwillige regelingen ............................................................................................................................................................... 10
3.5
Statutaire organen .................................................................................................................................................................. 10
3.6
Externen ................................................................................................................................................................................. 12
3.7
Kerncijfers ............................................................................................................................................................................... 13
4
Verslag van het bestuur ....................................................................................................................................................... 15
4.1
Bestuursbesluiten ................................................................................................................................................................... 15
4.2
Goed pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance) .................................................................................................... 21
4.3
Maatschappelijk verantwoord beleggen ................................................................................................................................. 23
4.4
Risicoparagraaf....................................................................................................................................................................... 24
4.5
Beleggingen/vermogensbeheer ............................................................................................................................................. 28
4.6
Kosten uitvoering pensioenregeling ....................................................................................................................................... 33
5
Verslag van de deelnemersraad ......................................................................................................................................... 37
6
Verslag van het verantwoordingsorgaan ........................................................................................................................... 39
7
Jaarrekening ......................................................................................................................................................................... 43
7.1
Balans per 31 december ........................................................................................................................................................ 44
7.2
Staat van baten en lasten ....................................................................................................................................................... 45
7.3
Kasstroomoverzicht ................................................................................................................................................................ 47
7.4
Algemene toelichting .............................................................................................................................................................. 48
7.5
Toelichting op de Balans ........................................................................................................................................................ 55
7.6
Toelichting op de staat van baten en lasten ........................................................................................................................... 76
8
Overige gegevens ................................................................................................................................................................. 85
8.1
Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten .................................................................... 85
8.2
Gebeurtenissen na balansdatum ........................................................................................................................................... 85
8.3
Actuariële verklaring ............................................................................................................................................................... 86
8.4
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant............................................................................................................ 87
Bijlagen .............................................................................................................................................................................................. 89
Jaarverslag 2013
pagina 3 | 93
Jaarverslag 2013
pagina 4 | 93
2 Voorwoord Hierbij bieden wij u het jaarverslag over 2013 van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Banden- en Wielenbranche aan. Het jaarverslag bestaat uit het bestuursverslag en de jaarrekening. In het bestuursverslag informeren wij u over de karakteristieken van het pensioenfonds - waaronder de doelstelling, het profiel van de organisatie en de kenmerken van de regeling - en de belangrijkste bestuursbesluiten die in het jaar 2013 zijn genomen. De belangrijkste ontwikkelingen in 2013 worden toegelicht in het hoofdstuk “Verslag van het bestuur”. In de jaarrekening presenteren wij het fondsvermogen bestaande uit de reserves en technische voorzieningen en de mutaties daarin gedurende 2013. In de toelichting vindt u onder meer de grondslagen voor de waardering, de mutaties in de beleggingsportefeuille, de verklaring van de waarmerkend actuaris en de verklaring van de accountant. In het verslag treft u de verklaring van de deelnemersraad en van het verantwoordingsorgaan aan over het boekjaar 2013. Het bestuur dankt allen die zich in 2013 voor het pensioenfonds hebben ingezet. Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Banden- en Wielenbranche De Meern, 23 juni 2014
Het bestuur:
De heer R.J.L. Spuijbroek
De heer J.C Dwarswaard
Voorzitter
Secretaris
Jaarverslag 2013
pagina 5 | 93
2.1 Korte schets ontwikkelingen 2013 Eindevaluatie herstelplan Voor het pensioenfonds was 2013 meer dan een bijzonder jaar. Eind 2013 liep namelijk het kortetermijnherstelplan van het pensioenfonds af. Dit betekende dat het pensioenfonds in 2013, net als in voorgaande jaren, extra aandacht besteed heeft aan het herstel van de financiële positie van het pensioenfonds. De dekkingsgraad zou zich in 2013 moeten ontwikkelen van 102,4% naar de laatst vastgestelde minimaal vereiste dekkingsgraad van 104,5%. De minimaal vereiste dekkingsgraad van 104,5% was vastgesteld in het jaarverslag 2012. Gezien de volatiliteit van de beleggingsportefeuille en de pensioenverplichtingen in 2013 was het zeer lastig in te schatten of het pensioenfonds per 31 december 2013 de minimaal vereiste dekkingsgraad zou halen. Door het bestuur is veel aandacht besteed aan een zo correct mogelijke raming van de dekkingsgraad ultimo 2013. Bij de eindevaluatie van het kortetermijnherstelplan is de dekkingsgraad ultimo 2013 geraamd op 105,9%. Dit was ruim boven de minimale vereiste dekkingsgraad (104,5%). De definitieve vaststelling van de dekkingsgraad, naar aanleiding van het jaarwerk, bedraagt 105,2%. Dit betekent dat het pensioenfonds geen korting heeft doorgevoerd. Aanpassing pensioenregeling 2014 en 2015 Het jaar 2013 stond eveneens in het teken van het voorbereiden van de wijzigingen van de pensioenregeling per 2014 en 2015. Het bestuur heeft hiervoor regelmatig en diepgaand overleg gehad met Cao-partijen. Zo heeft het bestuur Cao-partijen een studiesessie aangeboden waarbij de effecten van het nieuw Financieel Toetsingskader per 2015 op de pensioenregeling inzichtelijk werden gemaakt. Het bestuur heeft voorts Cao-partijen uitvoerig geïnformeerd over de wijzigingen per 2014, als gevolg van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd. Cao-partijen hebben in 2013 besloten om de pensioenrichtleeftijd voor 2014 te handhaven op 65 jaar. Premie 2014 Als gevolg van de Wet verhoging AOW- en pensioenleeftijd en het besluit van Cao-partijen, de pensioenrichtleeftijd in 2014 te handhaven op 65 jaar is het opbouwpercentage verlaagd van 2,04% naar 1,67%. Vanwege deze verlaging heeft het bestuur besloten om het premiepercentage in 2014 bij te stellen naar 25,5% van de pensioengrondslag (30% in 2013). Nieuw bestuursmodel per 1 juli 2014 Per 1 juli 2014 zal, vanwege de Wet versterking bestuur pensioenfondsen, het huidige bestuursmodel worden aangepast. Het bestuur heeft in 2013 een aantal studiesessies doorlopen waarbij gekeken is welk bestuursmodel het beste zou passen bij het karakter van de pensioenregeling in de Banden- en Wielenbranche. Na zorgvuldige afweging heeft het bestuur eind 2013 gekozen om te kiezen voor het paritaire model, waarbij het bestuur zal worden uitgebreid met twee onafhankelijke bestuursleden, een bestuurslid namens werkgevers en een bestuurslid namens de pensioengerechtigden. Het bestuur is zich bewust van de belangrijke kostenstijging die deze overheidsmaatregel met zich meebrengt. Het bestuur zal in de loop van 2014 verder aandacht besteden aan een meerjarenbeleidsplan van het pensioenfonds waarin missie, visie en strategie verder uitgediept worden. Risicomanagement In 2013 heeft het pensioenfonds een themaonderzoek van toezichthouder DNB naar uitbesteding van het vermogensbeheer afgerond. Bij dit onderzoek is onder andere gekeken naar een beheerste en integere bedrijfsvoering in relatie tot het fiduciair vermogensbeheercontract. Reeds in 2012 heeft het pensioenfonds de stappen gezet in het optimaliseren van zijn processen omtrent beheerste en integere bedrijfsvoering. Het bestuur heeft op basis van een eigen analyse en de bevindingen van DNB, besloten om extra tijd en aandacht besteden aan de (her) inrichting van het risicomanagement van het pensioenfonds. Dit proces heeft in 2013 geleid tot een risicoraamwerk waarin de voornaamste risico’s en beheersmaatregelen van deze risico’s beschreven staan. Het risicoraamwerk betreft een levend document dat periodiek geactualiseerd dient te worden. Op basis van de aanbevelingen van DNB is er per 31december 2013 een nieuw contract met MN Vermogensbeheer B.V. overeengekomen waarbij de eisen van het pensioenfonds inzake het risicomanagement zo veel als mogelijk in zijn opgenomen.
Jaarverslag 2013
pagina 6 | 93
Voorts heeft het bestuur kennisgenomen van een lopend onderzoek naar de volledigheid van de deelnemersbestanden gebaseerd op een vergelijking tussen de deelnemersbestanden van het fonds en de bestanden van het UWV. Het bestuur heeft besloten tot een vervolgonderzoek in 2014. Het bestuur stelde het jaarverslag 2013 en de daarbij behorende staten voor DNB vast op 11 juni 2014.
Jaarverslag 2013
pagina 7 | 93
Jaarverslag 2013
pagina 8 | 93
3 Karakteristieken van het pensioenfonds 3.1 Doelstelling Doel van het pensioenfonds is het verstrekken van pensioenen en andere uitkeringen bij ouderdom, arbeidsongeschiktheid en overlijden aan werknemers, gewezen werknemers en hun nabestaanden overeenkomstig de bepalingen van het pensioenreglement en de statuten. Het doel wordt bereikt door:
het vormen van fondsen;
het uitvoeren van de pensioenregeling zoals in het pensioenreglement omschreven;
al die maatregelen, die aan het doel ten goede komen.
3.2 Profiel van de organisatie De Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Banden- en Wielenbranche, statutair gevestigd te Den Haag, is opgericht in 1986. De laatste statutenwijziging was op 30 mei 2012. De Stichting is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41154308. Het pensioenfonds is een Bedrijfstakpensioenfonds en is aangesloten bij koepelorganisatie De Pensioenfederatie. Het pensioenfonds is het bedrijfstakpensioenfonds voor werkgevers en werknemers in de volgende sectoren:
het bandenimportbedrijf;
het bandengroothandelsbedrijf;
het bandenservicebedrijf;
het bandensnelservicebedrijf;
het bandeninzamelingsbedrijf;
het bandenproductie- en vernieuwingsbedrijf;
het banden be- en verwerkingsbedrijf.
Eind 2013 bestond het totale bestand van deelnemers van het pensioenfonds uit 6.181 actieve deelnemers, waarvan 167 deelnemers met een premievrije opbouw vanwege arbeidsongeschiktheid, 8.857 gewezen deelnemers (slapers) en 981 pensioengerechtigden.
3.3 Kenmerken regeling Hieronder treft u een aantal kenmerken van de regeling aan. Een meer uitgebreide uiteenzetting van de regeling treft u aan in de bijlage. Pensioensysteem
Middelloon
Pensioenleeftijd
65 jaar (2014: 65 jaar)
Opbouwpercentage ouderdomspensioen
2,04% (2014: 1,67%)
Opbouwpercentage partnerpensioen
70% van het ouderdomspensioen
Overgangsregeling voor deelnemers geboren op of na 1 januari 1950. De overgangsregeling voor deelnemers geboren vóór 1 januari 1950 wordt door het pensioenfonds, voor rekening en risico van de Stichting Vrijwillig Vervroegd Uittreden uit de Banden- en Wielenbranche (Stichting VUBAN), uitgevoerd.
Jaarverslag 2013
pagina 9 | 93
3.4 Vrijwillige regelingen Het pensioenfonds voert naast de basisregeling een drietal vrijwillige regelingen uit.
Excedentregeling: Binnen de basisregeling wordt tot een bepaalde salarisgrens pensioen opgebouwd. Via een excedentregeling wordt de mogelijkheid geboden om extra pensioenaanspraken te verwerven bovenop het pensioen uit de basisregeling;
WIA-excedentregeling: Deze regeling biedt een aanvulling op de WIA-uitkering; ANW-hiaat: Deze regeling is bedoeld voor partners die bij overlijden van de deelnemer geen recht hebben op een (volledig) Anw-pensioen.
3.5 Statutaire organen Samenstelling bestuur In het verslagjaar hebben zich de volgende wijzigingen in de samenstelling van het bestuur voorgedaan. De heer H. Schaacke is in 2013 toegetreden als bestuurslid namens FNV bondgenoten. Samenstelling per 31 december 2013 Leden werkgevers vereniging Ruud Spuijbroek, secretaris
Namens
Lid sinds
Vereniging VACO, Bedrijfstakorganisatie voor de Banden-
1 mei 1999
en Wielenbranche Carel Bikkers, plv. secretaris
Idem
1 maart 2000
Ger van der Pluijm
Idem
17 oktober 2012
FNV Bondgenoten
13 november 2013
Leden werknemers organisaties Hans Schaacke Gert-Jan Seffinga, plv. voorzitter
CNV Dienstenbond
12 juni 2012
Co Dwarswaard, voorzitter
De Unie, vakbond voor industrie en dienstverlening
1 januari 2002
Vereniging VACO, Bedrijfstakorganisatie voor de Banden-
9 maart 2009
Plaatsvervangend lid werkgevers Wim van de Pavert
en Wielenbranche Plaatsvervangende leden werknemers Vacature
FNV Bondgenoten
--
Martijn den Heijer
CNV Dienstenbond
1 oktober 2006
Samenstelling van het dagelijks bestuur De voorzitter en secretaris van het pensioenfonds vormen het dagelijks bestuur. Zij vertegenwoordigen gezamenlijk de Stichting in en buiten rechte. Het dagelijks bestuur houdt zich bezig met de dagelijkse uitvoeringspraktijk en beleidsmatige aangelegenheden. In de vergadering van het dagelijks bestuur worden zaken voorbereid die worden behandeld in de bestuursvergadering. Ook de terugkoppeling van bestuursbesluiten naar de uitvoeringsorganisatie vindt deels in dit overleg plaats. Daarnaast houdt het dagelijks bestuur zich bezig met de behandeling van ingekomen stukken en de afwikkeling van de lopende zaken. Tot slot wordt het dagelijks bestuur ingeschakeld bij spoedeisende zaken.
Jaarverslag 2013
pagina 10 | 93
Samenstelling beleggingscommissie De beleggingscommissie adviseert het bestuur over het door het bestuur vast te stellen beleggingsbeleid en het jaarlijks op te stellen beleggingsplan van het pensioenfonds. Daarnaast ziet zij toe op de uitvoering hiervan door de vermogensbeheerder. De beleggingscommissie wordt terzijde gestaan door de heer A.J. Hutten van Capital Management Consultants B.V. als extern onafhankelijk adviseur. De heer Hutten heeft per 31 december 2013 zijn rol als extern onafhankelijk adviseur beëindigd. Vanaf 1 januari 2014 wordt het pensioenfonds geadviseerd door de heer P. de Geus van Watergeus consultancy. In 2012/2013 is de heer Van der Pluijm als toehoorder aanwezig geweest bij de vergaderingen van de beleggingscommissie. Na een inwerkperiode van ruim een jaar is de heer Van der Pluijm eind 2013 benoemd als lid en voorzitter van de beleggingscommissie. Samenstelling per 31 december 2013 Lid werkgevers
Lid werknemers
Wim van de Pavert
Co Dwarswaard
Ger van der Pluijm (voorzitter) Samenstelling van de communicatiecommissie De commissie adviseert het bestuur over het communicatiebeleidsplan en het communicatiejaarplan. Daarnaast bespreekt en beoordeelt de commissie de communicatie-uitingen naar de deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers. De commissie wordt terzijde gestaan door een communicatieadviseur van Syntrus Achmea. Samenstelling per 31 december 2013 Lid werkgevers
Lid werknemers
Wim van de Pavert (voorzitter)
Gert-Jan Seffinga (vanaf 1 januari 2014 Hans Schaacke)
Samenstelling van de IRM-commissie De IRM-commissie adviseert het bestuur over de waarborging van een adequaat risicomanagement beleid. Naast het opzetten en handhaven van dit beleid is de controle op het gebied van afspraken die het bestuur is overeengekomen met de administrateur en de vermogensbeheerder van het pensioenfonds tevens onderdeel van de werkzaamheden van deze commissie. De commissie wordt terzijde gestaan door de heer A. Smolenaers van Sprenkels & Verschuren B.V. als extern onafhankelijk adviseur. Samenstelling per 31 december 2013 Lid werkgevers
Lid werknemers
Carel Bikkers (voorzitter)
Gert-Jan Seffinga
Samenstelling van de deelnemersraad De deelnemersraad vergadert ten minste tweemaal per jaar samen met het dagelijks bestuur en vier keer per jaar afzonderlijk. De deelnemersraad heeft een adviserende rol richting het bestuur over aangelegenheden waarover een besluit dient te worden genomen. Samenstelling per 31 december 2013 Leden deelnemers
Leden pensioengerechtigden
Wim Wolffensperger 1)
Peter van de Griend (voorzitter)
P.H. Koppenaal 2) Theo van den Brandhof (secretaris) Vacature Vacature 1)
Voorgedragen door: De Unie, vakbond voor industrie en dienstverlening.
2)
Voorgedragen door: CNV Dienstenbond.
Jaarverslag 2013
pagina 11 | 93
Samenstelling van het verantwoordingsorgaan Het verantwoordingsorgaan geeft jaarlijks een oordeel over het handelen van het bestuur, het door het bestuur uitgevoerde beleid, evenals de beleidskeuzes voor de toekomst. Samenstelling per 31 december 2013 Leden deelnemers
Leden pensioengerechtigden
Leden werkgevers
Vacature
Peter van de Griend (voorzitter)
Aad van den Berg (secretaris)
Theo van den Brandhof
Wim Wolffensperger (a.i)
Vacature
3.6 Externen Administrateur Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V., Rijnzathe 10 De Meern. Adviserend actuaris De heer ir. M.J.M. Pernot AAG, verbonden aan Aon Consulting Nederland cv, Beukenlaan 143 te Eindhoven. Waarmerkend actuaris De heer R.J.M. van de Meerakker AAG, verbonden aan Towers Watson Netherlands B.V., Prof. E.M. Meijerslaan 5 te Amstelveen. Beleggingsadviseur De heer drs. A.J. Hutten, van Capital Management Consultants, Rozebotteltuin 4 te Schalkhaar. Vanaf 1 januari 2014: De heer P. de Geus, van Watergeus consultancy, Hinderdam 8 te Nederhorst den Berg. Vermogensbeheer Mn Services Vermogensbeheer B.V., Prinses Beatrixlaan 15 te ’s Gravenhage. Accountant De heer drs. M. Ferwerda RA, verbonden aan PricewaterhouseCoopers Accountants N.V., Thomas R. Malthusstraat 5 te Amsterdam. Begeleiding IRM-commissie De heer drs. A. Smolenaers AAG MBA. verbonden aan Sprenkels&Verschuren BV, Haaksbergweg 13 te Amsterdam. Compliance-officer Mevrouw mr. N. Opdam, verbonden aan Holland Van Gijzen advocaten en notarissen, Postbus 7925 te Amsterdam. Controleur van de beleggingsperformance Institutional Trust Services BV (ITS), Storkstraat 15a-15b te Leusden. Herverzekeringsmaatschappijen Nationale-Nederlanden levensverzekering Maatschappij N.V., Weena 505 te Rotterdam Elips life AG, Nederlandse vestiging, Prof. J.H. Bavincklaan 2 te Amstelveen Intern toezicht Het intern toezicht wordt uitgevoerd door de visitatiecommissie Stichting ITP. De visitatiecommissie bestaat uit drie onafhankelijke, deskundige en gezaghebbende personen. Deze commissie geeft minimaal eenmaal per drie jaar een oordeel over ten minste de volgende taken:
de beleids- en bestuursprocedures en -processen en de checks en balances binnen het pensioenfonds;
de wijze waarop het pensioenfonds wordt aangestuurd;
de wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico´s op lange termijn.
Jaarverslag 2013
pagina 12 | 93
3.7 Kerncijfers Jaar
2013
2012
2011
2010
2009
Algemeen Maximum pensioengevend loon
101.706
100.128
98.595
97.431
95.604
Franchise
11.750
11.450
11.300
11.150
11.100
Maximum pensioengrondslag
89.956
88.678
87.295
86.281
84.504
6.014
6.112
6.248
5.793
5.590
Deelnemers* - Premiebetalenden - Premievrij i.v.m. invaliditeit
167
_90
91
95
107
- Totaal actief
6.181
6.202
6.339
5.888
5.697
- Rustend (niet actief)
8.857
8.063
7.423
7.348
9.469
15.038
14.265
13.762
13.236
15.166
- Ouderdomspensioen
664
691
635
619
563
- Partnerpensioen
191
154
134
121
115
- Wezenpensioen
38
26
29
23
23
- Arbeidsongeschiktheidspensioen
88
_90
101
105
106
981
961
899
868
807
4.300
4.025
3.926
4.960
2.283
Actieven
0%
0%
0%
0%
0%
Inactieven
0%
0%
0%
0%
0%
Totaal deelnemers Pensioengerechtigden
Totaal pensioengerechtigden Uitkeringen (x € 1.000) Toeslagverlening
Loonindex (Cao-loon) referteperiode
2,52%
1,5%
1,5%
0,50%
2,50%
Prijsindex referteperiode
1,97%
2,33%
1,4%
0,40%
2,53%
672**
621**
516
510
471
31.240
31.572
26.149
22.205
24.955
Gedempte premie
20.271
19.970
18.936
18.849
19.301
Werkelijke premie
31.568
31.001
26.715
25.028
24.710
2.964
2.940
2.878
-
-
30%***
29,55%***
26,10%***
23,60%
23,50%
Totaal aangesloten ondernemingen Premies (x € 1.000) Basisregeling Kostendekkende premie
Premie overgangsregeling (55 min) Premiepercentage (% Pensioengrondslag)
* Een analyse van het deelnemersbestand is opgenomen in de bijlagen ** Belangrijkste toename door aangesloten werkgevers zonder personeel *** Waarvan 2,6% overgangsregeling 55- minregeling
Jaarverslag 2013
pagina 13 | 93
Jaar
2013
2012
2011
2010
2009
10.188
-2.663
-25.724
-15.172
-7.532
8.314
11.086
13.858
16.630
15.257
Reserves (x € 1.000) Algemene reserve Reserve beleidsstaffel premie- en toeslagbeleid Egalisatiereserve overgangsRegeling 55-
1.876
_1.281
709
-
-
20.378
9.704
-11.157
1.458
7.725
pensioenverplichtingen
376.702
360.343
296.634
235.730
200.290
Vereist vermogen
399.067
388.735
342.590
263.973
218.487
Voorziening pensioenverplichtingen
358.200
351.913
307.784
234.265
192.559
2,98%
2,69%
2,75%
3,40%
3,84%
8
7
7
7
6
Vermogen & Solvabiliteit (x € 1.000) Eigen vermogen plus voorziening
Gemiddeld rentepercentage voor bepaling VPV Spaarfonds gemoedsbezwaarden Dekkingsgraad
105,2%
102,4%
96,1%
100,6%
104,0%
Minimaal vereiste dekkingsgraad
104,5%
104,5%
104,6%
104,7%
105,3%
Opbrengst beleggingen
-14.530
36.872
36.578
17.546
9.092
Performance
-3,93%
12,1%
14,2%
9,0%
4,9%
Benchmarkrendement portefeuille
-3,50%
14,8%
14,1%
8,9%
4,8%
0,05
-0,02
1,03
0,29
-0,56
0,41
0,31
0,53
0,46
0,41
Rendement (x € 1.000,-)
Z-score Performance toets
1
1
Vanaf 2007 is de performancetoets vastgesteld op basis van de in het vrijstellingsbesluit opgenomen aangepaste berekeningswijze.
Jaarverslag 2013
pagina 14 | 93
4 Verslag van het bestuur 4.1 Bestuursbesluiten Eindevaluatie herstelplan Vanwege de financiële situatie heeft het pensioenfonds in 2009 een kortetermijnherstelplan bij De Nederlandsche Bank (DNB) ingediend. Op 31 december 2012 was de dekkingsgraad van het pensioenfonds 102,4%. Eind 2013 zou de dekkingsgraad volgens het herstelplan 104,5% moeten bedragen. In het eerste kwartaal 2013 steeg de dekkingsgraad tot 104,1%. De stijging van de dekkingsgraad in het eerste kwartaal wordt grotendeels verklaard door de goede beleggingsresultaten. In het tweede kwartaal daalde de dekkingsgraad tot 97,5%. Deze aanzienlijke daling van de dekkingsgraad wordt grotendeels verklaard door de stijging van de feitelijke marktrente. De door DNB voorgeschreven UFR rente daalde echter, omdat deze onder andere berekend wordt op basis van een gemiddelde rente over drie maanden. Na de stevige daling van de dekkingsgraad in het tweede kwartaal, herstelde de dekkingsgraad weer in het derde kwartaal tot 102,5%. Deze aanzienlijke stijging van de dekkingsgraad wordt grotendeels verklaard door de geleidelijke stijging van de door DNB voorgeschreven gemiddelde UFR rente en weer oplopende aandelenkoersen. De eindevaluatie van het herstelplan heeft in februari 2014 plaatsgevonden. Door het bestuur is veel aandacht besteed aan een zo correct mogelijke raming van de dekkingsgraad ultimo 2013. Bij de eindevaluatie van het kortetermijnherstelplan is de dekkingsgraad ultimo 2013 geraamd op 105,9%. De dekkingsgraad per 31 december 2013 bedraagt 105,2%. Met het bereiken van een dekkingsgraad van 105,2% heeft het pensioenfonds per 1 april 2014 en tijdens de herstelperiode, geen kortingen hoeven doorvoeren.
Op 28 maart 2014 heeft DNB het pensioenfonds per brief geïnformeerd dat DNB geen opmerkingen heeft omtrent de ingediende eindevaluatie herstelplan. Dit betekent dat het kortetermijnherstelpan als beëindigd kan worden beschouwd. Actuarieel In verband met het verlagen van de opbouw van het pensioen per 2014, mede als gevolg van de Wet verhoging AOW-en pensioenleeftijd, heeft het bestuur in de vergadering van oktober 2013 besloten om de totale beschikbare premie voor het pensioenfonds voor 2014 vast te stellen op 25,5% van de pensioengrondslag. Daarvan is 2,6% bestemd voor de overgangsregeling voor deelnemers geboren vanaf 1 januari 1950. De toeslagverlening volgt het huidige toeslagbeleid dat is vastgelegd in een beleidsstaffel. Het pensioenfonds heeft de ambitie ieder jaar de opgebouwde pensioenen van de actieve deelnemers te verhogen met 50% van de algemene loonstijgingen op grond van de Cao en de (opgebouwde) pensioenen van de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden te verhogen met 50% van de stijging van de consumentenprijsindex. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Het bestuur besluit jaarlijks of een toeslag wordt verleend. Op basis van de financiële positie van het pensioenfonds ultimo 2013 heeft het bestuur besloten om per 1 januari 2014 geen toeslag toe te kennen. Dit volgt eveneens uit de maatregelen die zijn opgenomen in het herstelplan. De achterstand in de toeslagverlening vanaf 1 januari 2004 bedraagt op dit moment voor deelnemers 5,38% en voor gewezen deelnemers en pensioengerechtigden 6,80%. Zodra de financiële positie dit toelaat kan het bestuur eventueel besluiten tot het toekennen van inhaaltoeslag. (Gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden hebben geen recht op inhaaltoeslag.
Jaarverslag 2013
pagina 15 | 93
Het bestuur hanteert de volgende richtlijnen ten aanzien van een eventuele inhaaltoeslag: De inhaaltoeslag kan uitsluitend verleend worden indien de beleggingsbuffer hoger is dan 36%. De buffer wordt door het verlenen van inhaaltoeslag niet lager dan 36%; De inhaaltoeslag kan worden verleend indien in de direct voorafgaande tien boekjaren in enig jaar een toeslag van minder dan de stijging van de loon- of prijsindex is toegekend. De inhaaltoeslag is maximaal gelijk aan het positieve verschil tussen de stijging van de index in enig jaar en de feitelijk toegekende toeslag in dat jaar; De inhaaltoeslag heeft alleen betrekking op toekomstige pensioenuitkeringen en wordt dus niet met terugwerkende kracht verleend; Bij een gedeeltelijke inhaaltoeslag wordt de verste in het verleden niet toegekende toeslag het eerste ingehaald; In een bepaald jaar wordt eerst door het bestuur besloten of er een reguliere toeslag kan plaatsvinden en vervolgens of een eventueel inhaaltoeslag mogelijk is. Net als vrijwel alle pensioenfondsen in Nederland gebruikt het pensioenfonds voor de waardering van de pensioenverplichtingen de sterftekansen die voortvloeien uit de zogenoemde Prognosetafel 2012-2062 van het Koninklijk Actuarieel Genootschap. Deze sterftekansen betreffen een gemiddelde voor de gehele Nederlandse bevolking. Een pensioenfonds moet echter rekening houden met de specifieke gezondheidstoestand van zijn populatie. Op basis hiervan moet op de algemene sterftekansen een correctie worden toegepast. Begin 2011 had het pensioenfonds voor het laatst een onderzoek laten doen naar de benodigde correctie op de sterftekansen. Begin 2014 hebben wij van onze adviserend actuaris een nieuwe rapportage omtrent de toe te passen correctie op de algemene sterftekansen ontvangen. Het bestuur heeft besloten zijn advies over te nemen en dientengevolge te verwerken in de jaarrekening van 2013. Toepassing van de nieuwe correctiefactoren heeft geleid tot een verlaging van de voorziening pensioenverplichtingen met 1,5%. 15-jaars inkoop voorwaardelijke overgangsregeling voor deelnemers geboren vanaf 1 januari 1950 Met ingang van 2011 wordt voor de voorwaardelijke overgangsregeling voor deelnemers geboren na 1949 een reserve gevormd. Deze egalisatiereserve overgangsregeling 55- wordt gevormd uit een premiecomponent die onderdeel uitmaakt van de totale pensioenpremie (deze component bedraagt in 2013 2,6%). Jaarlijks wordt aan deze reserve het bedrag onttrokken dat benodigd is voor de financiering van de in dat jaar toe te kennen aanspraken uit hoofde van de voorwaardelijke overgangsregeling. Het bestuur besluit jaarlijks, voor de deelnemers die in het daaropvolgende kalenderjaar 62 jaar worden en/of met (vervroegd) pensioen gaan en aan de voorwaarden voldoen, of de voorwaardelijke aanspraken uit de overgangsregeling worden toegekend. Eind 2020 zal het vermogen dat tegenover deze reserve staat, naar verwachting voldoende zijn om het restant van de aanspraken uit hoofde van de voorwaardelijke overgangsregeling in één keer te financieren binnen de voorziening pensioenverplichtingen. Deze reserve wordt niet meegenomen bij de berekening van de dekkingsgraad. Evenals voor 2013 heeft het bestuur besloten om voor 2014 de voorwaardelijke aanspraken toe te kennen. Voor de deelnemers die in 2014 62 jaar worden en/of in 2014 met (vervroegd) pensioen gaan en aan de voorwaarden voldoen zullen de voorwaardelijke aanspraken omgezet worden in onvoorwaardelijke aanspraken.
ABTN Het bestuur heeft in 2013 een geactualiseerde actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) vastgesteld. Deze nota beschrijft de wijze waarop het pensioenfonds uitvoering geeft aan wettelijke verplichtingen. Naast de beschrijving van de actuariële opzet en de pensioenregeling wordt ook ingegaan op de organisatiestructuur van het pensioenfonds en het interne beheersingssysteem. Ook het beleggingsbeleid en de financiële sturingsmiddelen worden in de ABTN verder uitgewerkt. Financieel crisisplan en escalatieplan Conform Beleidsregel van De Nederlandsche Bank van 5 december 2011, dienen pensioenfondsen in de ABTN onder meer een beschrijving te geven van een financieel crisisplan als onderdeel van de hoofdlijnen van het interne beheersingssysteem en de financiële sturingsmiddelen. Een financieel crisisplan is gericht op hoe in de toekomst om te gaan met crisissituaties en bevat een beschrijving van maatregelen die een bestuur van een pensioenfonds op korte termijn effectief zou kunnen inzetten indien de dekkingsgraad zich bevindt op of zeer snel beweegt richting kritische waarden waardoor het realiseren van de doelstelling van het pensioenfonds in Jaarverslag 2013
pagina 16 | 93
gevaar komt. Het bestuur heeft in 2013 het financieel crisisplan geactualiseerd. Dit financieel crisisplan is opgenomen als bijlage bij de ABTN van het pensioenfonds. Om besluitvorming in een crisissituatie goed vorm te geven heeft het bestuur in 2012 een escalatieplan opgesteld. Het escalatieplan is een draaiboek waarin omschreven hoe in geval van een crisis gehandeld moet worden. Daartoe is een crisiscommissie opgesteld die in geval van een crisis het bestuur adviseert over de mogelijk op korte termijn te nemen (nood)maatregelen en de besluiten van het bestuur ter zake tot uitvoering brengt. Reglementswijzigingen Het bestuur heeft in 2013 de volgende reglementswijzigingen vastgesteld:
Het actualiseren van de grensbedragen en bijdragepercentages, aanpassing van flexibiliseringsfactoren en afkoopfactoren;
Het terugdraaien van de pensioenknip (uitruil partnerpensioen vóór 2001 zoals vastgesteld in 2012);
Opstellen van een ANW-Hiaat reglement;
Het opnemen van de mogelijkheid tot pensioenopbouw bij uitstel na de pensioenrichtleeftijd;
Wijzigingen binnen het pensioenreglement in verband met artikel 5 PW (“geen premie wel recht”);
Mogelijkheid tot uitruil ouderdomspensioen om de gewijzigde AOW-ingangsdatum te overbruggen;
Uitbreiding van mogelijkheid tot vrijwillige voortzetting;
Aanpassing van het pensioenreglement en WIA-excedent reglement aan het arbeidsongeschiktheidsconvenant van 23 januari 2013;
Wijziging van het pensioen- en uitvoeringsreglement v.w.b. opbouwpercentage behorende bij pensioenleeftijd 65 en aanpassing premiebijdrage werkgevers.
Beleggingen Strategisch beleggingsbeleid Het pensioenfonds onderkent het lange termijn karakter van pensioenen. Juist vanwege de lange periode (40 jaar en mogelijk in de toekomst nog langer) voordat de ingelegde premies van de jonge deelnemers tot uitkering komen, is het van het allergrootste belang de middelen zodanig te beleggen dat optimaal geprofiteerd kan worden van de lange termijn ontwikkeling op de financiële markten. Het is om deze redenen dat het pensioenfonds zich bewust is van nut en noodzaak van een beleggingsplan met een horizon langer dan een jaar. Om deze reden heeft het pensioenfonds in 2013 een strategisch beleggingsplan opgesteld, waarin veel aandacht wordt gegeven aan het lange termijn karakter van de verschillende beleggingen. De belegging van het fondsvermogen geschiedt op solide wijze. Dit uitgangspunt houdt onder meer in, dat maatregelen getroffen worden om de beleggingsrisico's zoveel mogelijk te beperken. ALM-studies (asset liability study) maken onderdeel uit van het beleggingsbeleid als instrument om de risico's te kunnen beoordelen en om inzicht te verkrijgen in de wijze waarop de beleidsinstrumenten van invloed kunnen zijn op deze risico's. In de ALM-studie worden bepaalde scenario's (en het daarin gelegen beleggingsprofiel/-risico) doorgerekend en gegeven het model wordt geprobeerd een indruk te krijgen van de kans op dekkingstekort. Het huidige beleggingsprofiel wordt op deze wijze vergeleken met andere scenario's. Conclusies uit de ALMstudies worden meegenomen bij de afweging om al dan niet het beleggingsbeleid aan te passen. Het bestuur voert periodiek en bij grote wijzigingen in de regeling een ALM-studie uit. Het bestuur heeft in 2013 een verkorte ALM-studie uit laten voeren. Het betreft een update van de ALM studie van 2010 waarbij uitgegaan is van dezelfde demografische trends als destijds. Hierbij is het beleid en financiële positie up to date en is uitgegaan van de laatste economische scenario’s. Doelstelling van de update ALM is de onderbouwing van de beleggingsmix en mate van renteafdekking. Wanneer de contouren van de pensioenregeling 2015, naar aanleiding van het nieuwe financieel toetsingskader, bekend zijn zal in 2014 een nieuwe, volledige, ALM-studie uitgevoerd worden. Voor de beoordeling of sprake is van een consistent geheel tussen de ambitie, de financiering en de realisatie van de voorwaardelijke toeslagverlening dient het pensioenfonds tenminste één keer per drie jaar een continuïteitsanalyse uit te voeren. Aangezien het fonds in 2014 een volledige ALM-studie zal uitvoeren, is er in 2013 voor gekozen om bedoelde consistentie aan te tonen door gebruik te maken van de dekkingsgraadsjablonen zoals gehanteerd bij de evaluatie van het herstelplan. Het pensioenfonds heeft DNB hierover formeel ingelicht. Wanneer in 2014 de volledige ALM-studie is afgerond zal het fonds een continuïteitsanalyse laten uitvoeren.
Jaarverslag 2013
pagina 17 | 93
Voor meer informatie over het beleggingsplan 2013, het gevoerde beleid, de performance en de marktontwikkelingen verwijzen wij u naar hoofdstuk 3.5 Beleggingen/vermogensbeheer. DNB In 2013 is het themaonderzoek naar uitbesteding vermogensbeheer door het pensioenfonds afgerond. Themaonderzoek uitbesteding vermogensbeheer In 2012 en 2013 heeft DNB de uitbesteding van het vermogensbeheer onderzocht. In het kader van beheerste bedrijfsvoering heeft DNB bevindingen opgesteld. Deze bevindingen betreffen het opnemen van begrenzingen in de vermogensbeheerovereenkomst, op een wijze dat dit resulteert in een eenduidige en effectief begrensde opdracht aan de vermogensbeheerder. Het bestuur heeft op basis van de bevindingen van DNB besloten om extra tijd en aandacht te besteden aan de (her) inrichting van het risicomanagement van het pensioenfonds. Dit heeft in 2013 geleid tot een risicoraamwerk waarin de uitkomsten van de scores voor de waarschijnlijkheid van het risico, de kwaliteit van de aanwezige beheersmaatregelen, alsmede de te ondernemen acties zijn opgenomen. Overeenkomst vermogensbeheer Door het thematisch onderzoek naar uitbesteding van vermogensbeheer is in 2012 besloten om het aflopende contract met de vermogensbeheerder MN vermogensbeheer B.V. tijdelijk te verlengen tot eind 2013. De uitkomsten van het thematisch onderzoek enerzijds en het risicoraamwerk anderzijds hebben er toe geleid dat het pensioenfonds met de vermogensbeheerder onderhandelingen gevoerd heeft over een nieuw vermogensbeheercontract per 31 december 2013. Het dagelijks bestuur heeft hierover ruggespraak gevoerd met DNB. Het nieuwe vermogensbeheercontract voldoet aan de eisen van DNB waarbij tevens de vereisten uit het risicomanagement raamwerk van het pensioenfonds zijn meegenomen. Het bestuur zal de vermogensbeheerovereenkomst in 2014 en verder actief monitoren door onder andere studiesessies in te plannen over het risicomanagement binnen het vermogensbeheer. Zo zal in 2014 een studiesessie plaatsvinden inzake managerselectie door de vermogensbeheerder. DNB heeft het pensioenfonds in maart 2014 per brief geïnformeerd over de beoordeling van het thematisch onderzoek naar uitbesteding en heeft het pensioenfonds voorts een aantal aandachtspunten meegegeven voor de bedrijfsvoering. Aanpassing pensioenregeling per 2014 In 2012 is de Wet verhoging AOW- en pensioenleeftijd (Wet VAP) inwerking getreden. Op grond van de Wet VAP dient de pensioenrichtleeftijd in 2014 verhoogd te worden van 65 jaar naar 67 jaar. Hieraan gekoppeld dienen de opbouwpercentages in 2014 te worden verlaagd. Het is echter mogelijk om een lagere pensioenrichtleeftijd en lagere franchise te hanteren. In dat geval dient het opbouwpercentage naar beneden te worden bijgesteld. Het pensioenfonds heeft in 2013 een commissie pensioenbeleid samengesteld die het effect van wetswijzigingen op de pensioenregeling heeft voorbereid. De commissie pensioenbeleid heeft in 2013, tijdens een gezamenlijk overleg, de werkgroep pensioen van Cao-partijen geïnformeerd over de wetswijzigingen en de effecten hiervan op de pensioenregeling. Op basis van deze informatie hebben Cao-partijen ervoor gekozen om de pensioenrichtleeftijd van de pensioenregeling in 2014 te handhaven op 65 jaar. De betekent dat het opbouwpercentage in 2014 is bijgesteld naar 1,67%. De franchise bedraagt € 11.750,-. Cao-partijen hebben aangegeven om in 2014 met het bestuur verder van gedachten te willen wisselen over de aanpassing van de pensioenregeling in 2015, wanneer wetgeving rondom het nieuw Financieel Toetsingskader definitief is. Communicatie Via de website van het pensioenfonds zijn actuele ontwikkelingen en dekkingsgraden van het pensioenfonds maandelijks gecommuniceerd. Ook is in digitale nieuwsbrieven en het BandenBulletin aandacht besteed aan de financiële positie van het pensioenfonds, het herstelplan en het pensioenbewustzijn van de werkgevers en deelnemers. Tevens maakt het pensioenfonds gebruik van de mogelijkheid om in het werknemersmagazine van de banden- en wielenbranche, 2MM, en het vakblad van de brancheorganisatie VACO Nieuws, aandacht te vragen voor pensioenen. Eind 2012 is een nieuw driejaren beleidsplan opgesteld. Dit beleidsplan is tot stand gekomen mede op basis van een in 2010 gehouden klantpanel onderzoek naar het imago van het pensioenfonds, de fondsspecifieke uitingen en het pensioenbewustzijn van de doelgroepen van het pensioenfonds. Deze informatie gecombineerd met de ervaringen en resultaten van de communicatie
Jaarverslag 2013
pagina 18 | 93
van de afgelopen jaren heeft geleid tot het opstellen van het beleidsplan 2013-2015. Vertrekpunt voor de communicatie in 2013 is gebaseerd op de doelstellingen en uitgangspunten zoals geformuleerd in het beleidsplan 2013-2015. Alle activiteiten zijn vastgelegd in een communicatiebeleidsplan en communicatiejaarplan zijn nauw begeleid door de communicatiecommissie van het pensioenfonds. In 2013 heeft een groot accent gelegen op het verder bouwen aan vertrouwen en reputatie. De speerpunten van 2013 waren:
Communicatie rondom nieuwe regeling 2014;
Communicatie rondom het herstelplan;
Focus op de website en pensioenplanner, die in 2014 wordt vernieuwd, als centraal communicatiemiddel;
Het bundelen van krachten: kennisoverdracht via werkgevers en brancheorganisaties als intermediair en informatiekanaal richting deelnemers;
Life-events en actualiteiten als triggers voor communicatie;
Communicatie rondom nieuwe regeling 2014 De pensioenregeling wordt per 2014 gemoderniseerd op een aantal punten, waaronder wettelijke verplichtingen. Het adequaat verstrekken van de belangrijkste besluiten aan alle betrokkenen, zoals verlagen van het opbouwpercentage, handhaven pensioenleeftijd op 65 jaar en doorwerken met pensioenopbouw, heeft onder voortdurende aandacht van de communicatiecommissie en het bestuur gestaan. Het pensioenfonds heeft alle communicatiemiddelen benut om de boodschap over te brengen. In 2014 wordt een besluit verwacht over het nieuwe pensioencontract dat ingaat per 2015. Digitale enquête over alle communicatie-uitingen Om het effect van de communicatie-uitingen te toetsen zijn in 2013 verschillende pogingen ondernomen een klankbordgroep samen te stellen. Wegens onvoldoende animo is besloten in december 2013 een digitale enquête te houden om toch een indruk te krijgen van de waardering voor de communicatie-inspanningen van het pensioenfonds. Deelnemers en werkgevers werden via verschillende communicatiemiddelen gevraagd aan deze enquête deel te nemen. Ook de Deelnemersraad van het pensioenfonds heeft haar (inhoudelijke) mening geuit. De uitkomsten van dit onderzoek worden in 2014 besproken en meegenomen in de uitwerking van de communicatiemiddelen voor de toekomst. Overgang naar een ander administratiesysteem (MAIA) De pensioenfondsadministratie was in het verleden ondergebracht in het administratie systeem PBS van Syntrus Achmea. Syntrus Achmea heeft er voor gekozen om de pensioenfondsadministratie per 2013 onder te brengen in het administratie systeem MAIA. Voor de begeleiding van de voortgang van de migratie van de fondsadministratie naar administratie systeem MAIA is een klantadvies regiegroep samengesteld. Deze klantadvies regiegroep heeft in 2013 viermaal vergaderd over de migratie naar MAIA. Tijdens de laatste vergadering is het rapport van feitelijke bevindingen met betrekking tot de migratie MAIA van KPMG besproken. KPMG heeft hierbij de controle uitgevoerd op de werkzaamheden van de afdeling Quality Assurance van Syntrus Achmea. Met de bespreking van het rapport van feitelijke bevindingen is de migratie naar MAIA voltooid en is de klantadvies regiegroep inmiddels opgeheven. Lange termijn/meerjarenbeleidsplan Het bestuur is van mening dat de financiële situatie van het pensioenfonds en de algemene ontwikkelingen op pensioengebied het bestuur noodzaken om structureel van gedachten te wisselen over de gevolgen op zowel korte als lange termijn. Hiertoe heeft een doelstellingenstudie plaatsgevonden inzake de toekomstige ontwikkeling van onder andere de populatie en voorziening van het pensioenfonds. In 2013 heeft het bestuur tijdens een tweedaagse visiesessie met elkaar van gedachten gewisseld over de ontwikkelingen in de bedrijfstak in relatie tot het pensioenfonds. In 2014 zal aan de missie, visie en strategie van het pensioenfonds een vervolg gegeven worden.
Bestuursmodel Per 7 augustus 2013 is de Wet versterking bestuur pensioenfondsen in werking getreden. Dit betekent dat het bestuur per 1 juli 2014 een bestuursmodel moet hebben dat voldoet aan onderhavige wetgeving. Tijdens de tweedaagse visiesessie heeft het Jaarverslag 2013
pagina 19 | 93
bestuur uitvoerig stilgestaan bij de mogelijke bestuursmodellen en de impact hiervan op het pensioenfonds. In december 2013 heeft het pensioenfonds, n.a.v. een aanpassing in de wetgeving met betrekking tot bevoegdheden van de Raad van Toezicht, zijn keuze voor het paritaire model herijkt. Het pensioenfonds heeft op 11 december 2013 besloten om vanaf 1 juli 2014 het paritaire model te handhaven. Bij dit paritaire model zal het bestuur worden uitgebreid met twee onafhankelijke bestuursleden, een lid namens werkgevers en een lid namens de pensioengerechtigden. Het intern toezicht worden vormgegeven door middel van een Raad van Toezicht bestaande uit 3 leden. Het bestuur heeft voorts besloten om vanaf 1 juli 2014 niet langer gebruik te maken van plaatsvervangende bestuursleden.
Klachten en geschillen Het pensioenfonds kent een geschillencommissie. De geschillencommissie heeft tot taak het bestuur te adviseren over geschillen tussen deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden of pensioengerechtigden over de uitvoering van de pensioenregeling wegens een individuele beslissing die het bestuur jegens de belanghebbende heeft genomen. In het jaar 2013 zijn door de geschillencommissie geen geschillen in behandeling genomen.
Jaarverslag 2013
pagina 20 | 93
4.2 Goed pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance) Het bestuur van het pensioenfonds vindt het van groot belang om het pensioenfonds goed te besturen. In de afgelopen jaren zijn steeds meer richtlijnen en regels opgesteld om te zorgen dat het pensioenfonds zijn taken daadwerkelijk goed uitvoert. Zo publiceerde de Stichting van de Arbeid (STAR) in 2005 de “Principes voor goed Pensioenfondsbestuur”. Deze principes bieden kaders voor zorgvuldig bestuur, intern toezicht, verantwoording, deskundigheid, openheid en communicatie. Sinds 2007 zijn de principes goed pensioenfondsbestuur van de STAR verankerd in de Pensioenwet. De bedoeling van de principes is dat een pensioenfondsbestuur weet waarvoor het verantwoordelijk is en hoe het die verantwoordelijkheid moet dragen en moet afleggen. Vanaf 1 januari 2014 worden de “Principes voor goed Pensioenfondsbestuur” vervangen door de Code Pensioenfondsen. Deze Code is opgesteld door de Pensioenfederatie en de Stichting van de Arbeid, die hiermee normen formuleren voor ‘goed pensioenfondsbestuur’. Het huidig tijdgewricht vereist vanuit het maatschappelijk belang van het pensioenfonds dat het functioneren van het bestuur meer aandacht krijgt. Het streven naar optimaliseren van de kwaliteit van het pensioenfondsbestuur moet door pensioenfondsen inzichtelijker worden gemaakt. Principes bij beloningsbeleid Op 6 mei 2009 hebben DNB en AFM de “Principes voor beheerst beloningsbeleid” gepubliceerd. (verder: de Principes). De Principes zijn gericht op de financiële ondernemingen en op pensioenfondsen die onder toezicht staan van DNB of AFM. In een gezamenlijke brief van 24 juni 2009 aan de pensioenfondsen hebben DNB en AFM duidelijk gemaakt dat het beloningsbeleid ook bij pensioenfondsen en hun uitvoerders in lijn moet zijn met de Principes. In de kern is het doel van de Principes: het tegengaan van “perverse beloningsprikkels”. Met naleving van de Principes zijn soliditeit, integriteit en voldoen aan verwachtingen bij belanghebbenden van het pensioenfonds gediend. Pensioenfondsen moeten de Principes concreet toepassen op hun situatie en daartoe hun beloningsbeleid kritisch tegen het licht houden en waar nodig aanpassen. Het gaat daarbij niet alleen om de beloning van bestuurders, maar ook om uitbestede werkzaamheden van het pensioenfonds. Het beheerste beloningsbeleid past binnen het thema risicobeheer van een pensioenfonds. Het bestuur ondersteunt dit beleid. Vanaf 1 januari 2014 volgt het pensioenfonds de normen uit de Code Pensioenfondsen omtrent beheerst beloningsbeleid. Zelfevaluatie Het bestuur heeft een procedure voor een periodieke zelfevaluatie aan de hand van vragenformulieren vastgesteld. Doel van de zelfevaluatie is de kwaliteit van besturen van zowel het bestuur als geheel als van de individuele bestuursleden afzonderlijk in stand te houden/te verbeteren. In deze procedure is vastgelegd hoe het bestuur van het pensioenfonds het functioneren van het bestuur als geheel en van de bestuursleden afzonderlijk evalueert. Hiermee evalueert het bestuur jaarlijks het functioneren van het bestuur en haar commissies en aan het pensioenfonds gerelateerde organen. De evaluatie vindt plaats aan de hand van de volgende onderwerpen: deskundigheid en samenstelling bestuur, bijdrage leden bestuur, tijd/efficiency bestuursvergaderingen, bevoegdheden/verwachtingen, functioneren commissies, gedragscode, verantwoording over het gevoerde beleid, strategie en beleid, goed pensioenfondsbestuur, uibesteding, transparantie, openheid en communicatie. Algehele visitatie In 2013 heeft een algehele visitatie plaatsgevonden door de visitatiecommissie. De visiteurs van Stichting Intern Toezicht Pensioen hebben in 2013 overeenkomstig de aanbevelingen van de Stichting van de Arbeid inzake goed pensioenfondsbestuur het functioneren van (het bestuur van) het pensioenfonds kritisch bezien. Bij het uitvoeren van de visitatieopdracht hebben de visiteurs de volgende taken vervuld:
Het beoordelen van de beleids- en bestuursprocedures en –processen en de checks en balances binnen het pensioenfonds;
Het beoordelen van de wijze waarop het bestuur het pensioenfonds aanstuurt;
Het beoordelen van de wijze waarop het bestuur omgaat met de risico’s op de langere termijn.
Op basis van de uitkomsten van het documentenonderzoek en de gevoerde overleggen met het bestuur, deelnemersraad en verantwoordingsorgaan hebben de visiteurs het visitatierapport opgesteld met daarin een aantal aanbevelingen.
Jaarverslag 2013
pagina 21 | 93
De visitatiecommissie heeft geconstateerd dat de aanbevelingen die zijn vermeld in het vorige visitatieverslag uit 2010 in belangrijke mate zijn gerealiseerd. Het bestuur heeft volgens de visitatiecommissie een duidelijke professionaliseringsslag gemaakt. Dit heeft onder meer te maken met de volgende factoren:
De personele bestuursbezetting is sterker geworden.
Er is een andere houding aangenomen in de communicatie met DNB.
Er hebben evaluaties plaatsgevonden met betrekking tot de werkzaamheden van de drie belangrijkste partijen waaraan werkzaamheden zijn uitbesteed. Deze evaluaties hebben geleid tot betere afspraken over hun inzet.
De communicatie met de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan is verbeterd en het bestuur heeft ondanks het ontbreken van consensus bij de sociale partners zijn verantwoordelijkheid genomen bij het vaststellen(verhogen) van het premieniveau.
De visitatiecommissie heeft tevens geconstateerd dat er voorbereidende visies ontwikkeld worden die in het bestuur nog tot besluitvorming moeten leiden. De visitatiecommissie heeft in haar rapport een aantal aanbevelingen gedaan met het oog op een voortgaande professionalisering van het bestuur en het pensioenfonds als geheel. In algemene zin wordt benadrukt bijzondere aandacht te geven aan:
De toekomst van het pensioenfonds op langere termijn.
Het tijdig anticiperen op toekomstige pensioenwetgeving en het communiceren aan de deelnemers daarover.
De uitbesteding van het vermogensbeheer.
Het risicomanagement.
Het bestuur heeft het visitatierapport in de bestuursvergadering van 30 oktober 2013 besproken en heeft de diverse aanbevelingen ter uitwerking belegd bij de diverse commissies. Deskundigheidsbevordering De bestuursleden hebben zowel individueel als collectief in het verslagjaar diverse opleidings- en themabijeenkomsten bijgewoond. Dit heeft geleid tot verbetering van het deskundigheidsniveau bij individuele bestuursleden. Deze deskundigheid wordt vastgelegd in de geschiktheidsmatrix. Zowel de studie- en opleidingsdagen als de geschiktheidsmatrix zijn opgenomen in het deskundigheidsplan van het bestuur.
Jaarverslag 2013
pagina 22 | 93
4.3 Maatschappelijk verantwoord beleggen Het pensioenfonds heeft het vermogensbeheer uitbesteed aan MN. Een groot deel van het vermogen is ondergebracht in door MN beheerde beleggingsfondsen. MN is ondertekenaar van de principes voor verantwoord beleggen (Principles for Responsible Investment). Dat houdt in dat MN een beleggingsbeleid voert waarbij rekening wordt gehouden met maatschappelijke effecten, inclusief milieu-, sociale- en beleids(govenance)aspecten en hierover rapporteert aan het bestuur. Dit beleid wordt door het pensioenfonds onderschreven. Aansluiting bij dat beleid levert schaalvoordelen zonder dat concessies behoeven te worden gedaan aan het eigene van ons pensioenfonds. Verantwoord beleggen raakt alle beleggingsprocessen. Milieu-, sociale- en beleidsaspecten moeten volledig worden geïntegreerd in de beleggingsanalyse en de besluitvorming. De verwachting is dat een dergelijk beleggingsbeleid op de lange termijn een positief effect zal hebben op de risico/rendementsverhouding van beleggen. Het verantwoord beleggingsbeleid wordt gerealiseerd langs vier gebieden: integratie in de beleggingsprocessen; thematisch beleggen, uitsluitingsbeleid en actief c.q. verantwoord aandeelhouderschap. Om het verantwoord beleggen verder te concretiseren zijn met ondersteuning van MN, leidende beginselen geformuleerd. Daarin wordt aansluiting gezocht bij geaccepteerde internationale verdragen en codes, zoals het UN Global Compact, de OESO-code voor multinationale ondernemingen en relevante codes voor ondernemingsbeleid, zoals die van het International Corporate Governance Network (ICGN). Een onderdeel van het verantwoord beleggingsbeleid is het uitsluitingsbeleid. Van belegging zijn uitgesloten alle ondernemingen die direct betrokken zijn bij de productie, het onderhoud en/of de distributie van producten en/of diensten die in strijd zijn met door Nederland ondertekende internationale verdragen. De lijst met uitgesloten ondernemingen wordt ieder kwartaal aangepast en gepubliceerd. Voor de beleggingen die in de portefeuille worden opgenomen geldt dat bij álle beleggingsbeslissingen rekening wordt gehouden met maatschappelijke effecten, inclusief de zogenaamde ESG-factoren. Zoals reeds eerder opgemerkt, zal een beleggingsbeleid met integratie van ESG factoren naar verwachting op langere termijn leiden tot een betere rendement/risicoverhouding. De taak om de integratie van ESG-factoren in de beleggingsprocessen te verwezenlijken ligt bij de beheerders van de beleggingsportefeuilles. Zij worden hierbij ondersteund door specialisten van het team Responsible Investment & Governance van MN. Verantwoord aandeelhouderschap Bij dit aspect gaat het om een verantwoord gebruik van de mogelijkheden om zeggenschap en invloed uit te oefenen in andere beleggingscategorieën dan aandelen (onroerend goed, private equity etc.). Dat wordt gerealiseerd door het stembeleid en het beleid gericht op dialoog met een groot aantal ondernemingen waarin belegd wordt. Stembeleid en stemrapportage Het pensioenfonds heeft in overleg met MN een op maat gesneden stembeleid ontwikkeld, dat in overeenstemming is met de ‘leidende beginselen’ en elk jaar wordt herzien. In dit stembeleid staan richtlijnen voor het stemmen op aandeelhoudersresoluties over duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dat stembeleid is mede gebaseerd op door sociale partners in Nederland algemeen onderschreven, zogenaamde ‘Rijnlandse’ opvattingen over ondernemingsbeleid (corporate governance). In beperkte mate woont MN aandeelhoudersvergaderingen bij. Dat gebeurt voornamelijk bij enkele AEX-fondsen in het kader van de samenwerking in het beleggersplatform Eumedion waar institutionele beleggers o.a. samenwerken op het gebied van ondernemingsbeleid (corporate governance). Ook komt het voor dat MN een spreekvolmacht geeft aan buitenlandse vermogensbeheerders zodat ook op aandeelhoudersvergaderingen in het buitenland namens MN kan worden gesproken. Het stemmen op aandeelhoudersvergaderingen gebeurt meestal op afstand via stemmen per volmacht.
Jaarverslag 2013
pagina 23 | 93
4.4 Risicoparagraaf De risico’s verbonden aan de uitvoering van de pensioenregeling worden door het pensioenfonds, met uitzondering van het arbeidsongeschiktheid- en het overlijdensrisico, gedragen. Het arbeidsongeschiktheid- en overlijdensrisico is vanaf 1 januari 2011 herverzekerd bij Nationale Nederlanden. De risico’s worden geïnventariseerd en periodiek vastgesteld in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN), waarin de verzekeringstechnische aspecten van de regeling worden omschreven en waarmee het pensioenfonds uitvoering geeft aan de wettelijke vereisten. De toets in hoeverre de doelstelling en het gevoerde beleid worden bereikt, zal ten minste jaarlijks plaatsvinden aan de hand van het jaarverslag en de door de actuaris van het pensioenfonds uitgebrachte analyse. Het pensioenfonds heeft de hoofdlijnen van het interne beheersingssysteem en van de opzet van de administratieve organisatie en interne controle vastgelegd in de ABTN. Het pensioenfonds heeft beleid vastgesteld met betrekking tot de beheersing van risico’s die samenhangen met de uitbesteding. De IRM-commissie adviseert het bestuur over de waarborging van het beleid. Belangrijke aspecten hierin zijn dat de pensioenuitvoerder, Syntrus Achmea, beschikt over een ISAE 3402 verklaring. Deze verklaring geeft zekerheid dat de bedrijfsprocessen en de daarin opgenomen interne controles, in opzet bestaan en adequaat zijn en effectief hebben gewerkt. Met Syntrus Achmea is het pensioenfonds een gedetailleerde Service Level Agreement (SLA) overeengekomen. Ook de vermogensbeheerder van het pensioenfonds, MN Services Vermogensbeheer B.V., beschikt over een ISAE 3402 verklaring waardoor zekerheid wordt verkregen dat de bedrijfsprocessen en de daarin opgenomen interne controles met betrekking tot het vermogensbeheer, in opzet bestaan en adequaat zijn en effectief hebben gewerkt. Ook met Mn Services is het pensioenfonds een Service Level Agreement (SLA) overeengekomen. Met de vermogensbeheerder zijn ook nadere beheerafspraken gemaakt. In een strategisch beleggingsplan wordt het lange termijn karakter van de beleggingstitels vastgelegd. Het strategisch beleggingsplan betreft het beleggingsbeleid voor een horizon langer dan een jaar. In een beleggingsplan worden jaarlijks de beheerafspraken vastgelegd. Deze afspraken betreffen onder andere de samenstelling van de portefeuille, de tactische marges, het durationbeleid de performancemeting, de benchmarks en het valuta- en derivatenbeleid, de risicometing en –beheersing. De in de balans opgenomen financiële instrumenten zijn beleggingen, vorderingen en schulden. Financiële instrumenten zijn opgenomen tegen actuele waarde, voor zover niet anders is aangegeven. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid, met name ten behoeve van afdekking van rente- en valutarisico wordt gebruik gemaakt van afgeleide financiële instrumenten (derivaten). De belangrijkste risico’s zijn het valuta-, rente- en kredietrisico. Ten behoeve van het risicobeheer is het volgende beleid vastgesteld.
4.4.1 Beleggingsrisico’s Het pensioenfonds onderkent dat het beleggen van de aan haar toevertrouwde middelen gepaard gaat met verschillende typen risico's. Het is van groot belang het karakter van deze risico's en het effect hiervan op het behalen van de doelstelling te onderkennen en indien nodig passende maatregelen te nemen. Een en ander heeft geresulteerd in een systematisch en samenhangend risicobeheersingsysteem. Voor de verschillende stappen van het beleggingsproces zijn risico’s geïdentificeerd waarvoor, na inschatting van de waarschijnlijkheid en omvang ervan, bijbehorende beheersmaatregelen zijn vastgesteld. Deze risico’s zijn omschreven in het, door het pensioenfonds opgestelde, strategisch beleggingsplan, De risico’s zijn als volgt onder te verdelen: Balansrisico Een maatstaf voor de mate waarin het gevoerde beleggingsbeleid aansluit op het gewenste risico-rendementprofiel van het pensioenfonds is het balansrisico. Het is de maatstaf die de verwachte beweeglijkheid van de waarde van de beleggingen meet ten opzichte van de waarde van de (nominale) voorziening pensioenverplichtingen. Het pensioenfonds heeft besloten geen expliciete doelstelling voor balansrisico te definiëren, maar maximeert het balansrisico wel indirect als een voorwaarde bij het opstellen van de strategische beleggingsportefeuille/referentiemix met bijbehorende bandbreedtes.
Jaarverslag 2013
pagina 24 | 93
Renterisico Het renterisico is het risico dat de waarde van de verplichtingen (op marktwaarde basis) van het pensioenfonds anders op renteveranderingen reageert dan de waarde van de beleggingen. Dit risico is in beginsel zeer groot, omdat de looptijd van beiden sterk uiteenlopen en derhalve zeer verschillend reageren op renteveranderingen ten gevolge waarvan de dekkingsgraad van het pensioenfonds ongewenst sterke fluctuaties zal laten zien. In de ALM studie van 2010 is bepaald in welke mate het pensioenfonds bereid is renterisico te nemen. De uitkomst van dit onderzoek heeft geleid tot een lange termijn renteafdekking van de VPV van 68% met een bandbreedte van tussen 63% en 73%. Inflatierisico Inflatie wordt door het pensioenfonds als een beleggingsrisico gezien vanwege de ambitie de pensioentoezeggingen te indexeren. De ontwikkeling van de inflatietermijnstructuur werkt op twee manieren door in de balans van het pensioenfonds. In de eerste plaats beïnvloedt de ontwikkeling van de inflatie (verwachting) de waarde van de reële verplichtingen en in de tweede plaats de waardeontwikkeling van de beleggingen in inflatiegerelateerde producten, zoals obligaties en commodities. Het pensioenfonds kiest in de referentiemix expliciet niet voor beleggingscategorieën die (bijna) volledig correleren met inflatie, zoals inflatieobligaties en inflatieswaps. Indexatie moet volgens het pensioenfonds verdiend worden uit overrendement op de beleggingsportefeuille. Valutarisico Uit internationaal onderzoek is gebleken dat het voorspellen van valutaontwikkelingen door de jaren weinig succesvol is geweest en voorts dat niet-afgedekte valutaposities op termijn geen extra rendement opleveren en zelfs het rendement/risico profiel van de beleggingsportefeuille kunnen verslechteren. Derhalve heeft het pensioenfonds besloten om het valutarisico van de belangrijkste vreemde valuta in de portefeuille af te dekken. Bij de keuze van deze valuta en de mate van afdekken hebben liquiditeit, kosten en andere portefeuilleoverwegingen een rol gespeeld. Liquiditeitsrisico Het liquiditeitsrisico, gerelateerd aan maandelijkse onttrekkingen voor pensioenbetalingen, is voor het pensioenfonds beperkt, omdat het pensioenfonds jong is en meer premies ontvangt dan er uitkeringen uitgaan. Het gebruik van derivaten voor het afdekken van renterisico en valutarisico veroorzaakt een groter liquiditeitsrisico doordat marktbewegingen tot grote hoeveelheden benodigd onderpand kunnen leiden. Tegenpartijrisico Het tegenpartijrisico betreft het risico dat tegenpartijen van het pensioenfonds, waar kasmiddelen uitstaan of derivatentransacties zijn aangegaan, geheel of gedeeltelijk in gebreke blijven. Met tegenpartijrisico wordt niet concentratierisico of intentioneel kredietrisico (keuze voor BBB-rated obligatie boven AAA-rated obligatie vanwege kredietrisicopremie) bedoeld. Als er geen mitigerende maatregelen genomen zouden worden, zou het tegenpartijrisico in de beleggingsportefeuille zeer groot zijn. Voor de renteswaps, gericht op het reduceren van renterisico, geldt dat bij het wegvallen van de tegenpartij ook de afdekking komt te vervallen. Onderpandrisico Collateral management is erop gericht om het risico op de tegenpartij te reduceren. Maar de effectiviteit daarvan is afhankelijk van de mate van beheersing van de volgende risico’s, te weten:
Het risico dat het onderpand niet voldoende is ter compensatie van het verlies op een tegenpartij;.
Het risico dat het rendement op ontvangen collateral minder is dan het rendement dat daarover aan de tegenpartij betaald moet worden;
Het risico dat het onderpand onjuist gewaardeerd wordt;
Operationele risico’s doordat er sprake is van dagelijkse collateral stromen van en naar de beleggingsportefeuille en de collateral rekeningen.
Jaarverslag 2013
pagina 25 | 93
Waarderingsrisico Waarderingsrisico is het risico dat de waardering van de beleggingen niet juist, niet volledig, niet tijdig of niet onafhankelijk is. Vooral het risico van de waardering van renteswaps is groot. Dit komt doordat er sprake is van een onderhands contract waarvoor geen transparante marktprijs bestaat. Uitbestedingsrisico Het uitbesteden van (een deel) van de beleggingsactiviteiten kan de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de werkzaamheden en de daaraan verbonden organisaties (waaronder het pensioenfonds zelf) schaden. Een van de grotere risico's is dat een uitvoerder/manager niet handelt in het belang van het pensioenfonds. Integriteitrisico Twijfel over de integriteit van organisaties, die voor het pensioenfonds werken, kan de reputatie van het pensioenfonds schaden. Voorbeelden van integriteitrisico zijn het benadelen van derden, handelen met voorwetenschap en witwassen.
Concentratierisico Concentratierisico is het risico dat een te groot gedeelte van de beleggingsportefeuille is geconcentreerd in een bepaald soort belegging. Het kan dan gaan om de hoofdcategorieën zelf (bijvoorbeeld aandelen of vastrentend) of om onderdelen van die hoofdcategorieën (bijvoorbeeld te veel financiële waarden in de aandelen en/of obligaties). In zo'n situatie kunnen bepaalde koersbewegingen de portefeuille sterk raken met ongewenste beleggingsresultaten als gevolg. Het pensioenfonds is de mening toegedaan dat diversificatie nodig is om het concentratierisico tot aanvaardbare niveaus terug te brengen.
Risico’s alternatieve beleggingen Aan het beleggen in alternatieve beleggingscategorieën zoals commodities, hedgefunds en infrastructuur is een aantal extra risico’s verbonden vanwege de in de vergelijking met de "traditionele" beleggingscategorieën soms veel grotere complexiteit. Het pensioenfonds heeft in 2013 dan ook besloten om de alternatieve beleggingen af te bouwen of te liquideren.
Operationeel risico Een operationeel risico is een risico dat ontstaat door falende interne processen, door fout handelen van mensen en door inadequate systemen, die leiden tot een potentieel negatief impact op het beleggingsresultaat. Het vermogensbeheer heeft het pensioenfonds uitbesteed aan MN Vermogensbeheer B.V., waarmee ook het operationeel risicomanagement is uitbesteed. Het pensioenfonds is zich ervan bewust dat met deze organisatie een risico wordt gelopen.
Juridisch en Fiscaal risico Een juridisch en fiscaal risico is een risico dat ontstaat door wijzigende wet- en regelgeving. Wijzigingen aan het Financieel Toetsingskader vallen hier ook onder.
4.4.2 Actuariële risico’s De actuariële risico’s zijn als volgt onder te verdelen: Strategisch risico/solvabiliteitsrisico Het risico dat de ontwikkeling van het vermogen (in de vorm van beleggingen en premies) niet optimaal aansluit op de ontwikkeling van de verplichtingen, waardoor de beoogde pensioenkwaliteit en de beoogde financieringsdoelstelling niet kunnen worden gehaald. Er is een aantal beleidsinstrumenten waarmee de financiële positie kan worden bijgestuurd. Deze beleidsinstrumenten zijn de pensioenregeling, het indexerings-, premie-, beleggings- en liabilitymanagementbeleid. Met de ALM wordt samenhang aangebracht tussen deze beleidsinstrumenten.
Jaarverslag 2013
pagina 26 | 93
Verzekeringstechnisch risico Naast de financiële risico’s staat het pensioenfonds bloot aan verzekeringstechnische risico’s, waarvan het langlevenrisico het belangrijkste is. Bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen worden prudente veronderstellingen gehanteerd waaronder leeftijdscorrectiefactoren alsmede toekomstige verbetering van de levensverwachting. Hierdoor vindt periodieke bijstelling plaats. Andere verzekeringstechnische risico’s zijn kortlevenrisico en arbeidsongeschiktheidsrisico. Het arbeidsongeschiktheidsrisico wordt beheerst door middel van een herverzekering.
4.4.3 Operationele risico’s De operationele risico’s zijn als volgt onder te verdelen: Algemeen Het betreft hier risico’s welke inherent zijn aan het (dis)functioneren van mens en machine in de primaire operationele processen van het pensioenfonds. Deze risico’s worden afgedekt door een veelheid van elkaar aanvullende maatregelen zoals back-up & recovery procedures, logische & fysieke toegangsbeveiliging, testprocedures, etc. Het pensioenfonds heeft in 2013 een visiesessie gehouden om de brancheontwikkelingen te bespreken, mede in relatie tot het pensioenfonds. Liquiditeitsrisico Aangezien de som van de premies, directe beleggingsopbrengsten en aflossingen van beleggingen in vastrentende waarden de som van uitkeringen en kosten verre te boven gaat, is de kans op een liquiditeitstekort beperkt, temeer daar altijd de mogelijkheid bestaat beursgenoteerde beleggingen per omgaande te verkopen. Compliance risico Het risico van het niet voldoen aan vigerende wet- en regelgeving dan wel het niet tijdig onderkennen van veranderingen in de wet- en regelgeving. Hiertoe zijn compliance manuals opgesteld welke extern zijn getoetst. Risico’s voor de deelnemers Actuariële en beleggingsrisico’s worden collectief gedeeld. Naast de premies zijn de beleggingsopbrengsten een belangrijke financieringsbron voor de opbouw van nieuwe pensioenaanspraken. Partiële toeslagverlening, of het geheel achterwege laten van toeslagverlening, biedt soelaas als de financiële positie van het pensioenfonds daartoe aanleiding geeft. Het effect daarvan is groter dan met premieverhogingen kan worden bereikt. Bovendien is het eerlijker: premieverhogingen raken alleen de actieve deelnemers (en de werkgevers) waar indexatiekortingen ook de slapers en de uitkeringsgerechtigden raakt.
Jaarverslag 2013
pagina 27 | 93
4.5 Beleggingen/vermogensbeheer Algemene ontwikkelingen 2013 Het positieve sentiment rond de ontwikkelingen in de EMU zette in het begin van 2013 door. Dit nog altijd als gevolg van de garantie tot ingrijpen die Mario Draghi, president van de Europese centrale bank, in de zomer van 2012 afgaf. Bovendien was de verdeelde Amerikaanse politiek in staat gebleken om de gevreesde begrotingsafgrond rond de jaarwisseling grotendeels te omzeilen. Het eerste scheurtje in het positieve sentiment ontstond als gevolg van de uitslag van de Italiaanse verkiezingen eind februari. Het vormen van een coalitie bleek niet mogelijk en er ontstond een machtsvacuüm. Hoewel de financiële markten hier nog redelijk gemakkelijk overheen stapten, volgde medio maart een tweede tegenvaller; de crisis in Cyprus. Een last minute akkoord voorkwam het uittreden van Cyprus. Echter, daarmee werd de angst voor een potentieel bredere uitstraling naar de perifere lidstaten niet weggenomen. Onderdeel van het akkoord was het korten van deposito- en bankobligatiehouders, hetgeen de angst voor kapitaalvlucht en bank runs in andere perifere lidstaten verhoogde. De Amerikaanse Centrale bank houdt de markten in haar greep Het echte vuurwerk moest echter nog komen. De Amerikaanse centrale bank, de Federal Reserve, indiceerde op 22 mei tot veler verrassing haar obligatieaankoopprogramma weleens kunnen te gaan afbouwen; de zogenaamde ‘tapering’. Overigens niet alleen omdat de Amerikaanse economie een wat stevigere basis kreeg. De Amerikaanse centrale bank maakte zich tevens enige zorgen om de enorme omvang van haar balans en de snelle stijging van de prijzen in bepaalde activamarkten. De aankondiging zette sterke opwaartse druk op de rentes op Amerikaanse staatsobligaties. Wereldwijd werden rentes mee omhoog getrokken en kwamen koersen van risicodragende activa onder neerwaartse druk. Vooral activaprijzen in opkomende landen werden fors lager gezet. Echter, de rentes op Amerikaanse staatsobligaties stegen harder dan de Amerikaanse centrale bank wenste. Bovendien kwamen er in de loop van het derde kwartaal voorzichtige signalen dat de hogere rentes de economische groei begonnen te remmen. De Amerikaanse centrale bank bleek gevoelig voor deze signalen. Ze besloot de afbouw van haar obligatieaankoopprogramma uit te stellen. De rentes daalden weer, hoewel niet terug naar hun eerdere dieptepunten. Inflatie neemt af De inflatie in de EMU daalde in oktober tot onder de 1%, ondanks de enigszins betere economische groeicijfers. In zowel de Verenigde Staten als in de EMU lag de inflatie duidelijk onder de doelstelling van centrale banken van circa 2%. De lage inflatie was met name het gevolg van lage kredietverlening, lagere grondstoffenprijzen, hoge werkloosheid, lage loonstijgingen en overcapaciteit. Bovendien liep de waarde van de euro op, onder andere vanwege de politieke problemen in de Verenigde Staten. De sterkere euro zette nog eens extra neerwaartse druk op de Europese inflatie. De Europese centrale bank reageerde op de lagere inflatie door in november haar beleidsrente te verlagen. De Amerikaanse centrale bank handhaafde haar obligatieaankoopprogramma, maar kondigde in december aan in 2014 te zullen starten met het afbouwen van deze aankopen. Daarbij communiceerde ze echter duidelijk dat dit een geleidelijke afbouw zal betreffen en dat haar monetaire beleid nog lang stimulerend zal blijven. De negatieve impact op de financiële markten bleef beperkt. Financiële positie Eind 2013 bedroeg het belegd vermogen van het pensioenfonds € 374,3 miljoen. Ultimo 2012 bedroeg het belegd vermogen nog € 360,3 miljoen. Het vermogen nam in 2013 per saldo toe als gevolg van de netto premiestortingen aan het pensioenfonds. Het beleggingsresultaat op de portefeuille was negatief en had zodoende een negatief effect op de waarde van de portefeuille. De dekkingsgraad is gestegen van 102,4% eind 2012 tot 105,2% eind 2013.
Jaarverslag 2013
pagina 28 | 93
Beleggingsbeleid Ieder jaar stelt het bestuur een referentieportefeuille vast. De referentieportefeuille beschrijft de verdeling van het vermogen over verschillende beleggingscategorieën en -regio’s zoals die in een bepaald jaar beleidsmatig wenselijk wordt geacht. De referentieportefeuille geldt als norm waartegen de feitelijk behaalde beleggingsprestaties worden afgezet. De basis voor de verdeling van het vermogen rust op twee pilaren: de financiële lange termijn-studie Asset Liability Management (ALM) en het financiële beleidskader van het pensioenfonds. In de ALM-studie worden het effect van verschillende beleggingskeuzes en de ontwikkeling van de pensioenverplichtingen doorgerekend bij verschillende economische scenario’s. De referentieportefeuille voorziet in aanpassingen in de beleggingsmix als bepaalde bandbreedtes worden overschreden.
Referentieportefeuille 2014
Bandbreedte
Referentieportefeuille 2013
Bandbreedte
Matching portefeuille:
62%
57% ‐ 67%
62%
57% ‐ 67%
Return portefeuille:
38% 19% 19% 0%
33% ‐ 43% 14% ‐ 24% 14% ‐ 24% 0% ‐ 5%
38% 14% 14% 10%
33% ‐ 43% 9% ‐ 19% 9% ‐ 19% 0% ‐ 10%
Hoogrentende Obligaties Aandelen Onroerend Goed en Infrastructuur Totaal
100,0%
100,0%
Afdekking van risico’s Het pensioenfonds wil met de beleggingen alleen risico lopen als daar ook een verwacht rendement tegenover staat. Het pensioenfonds dekt het risico (grotendeels) af op schommelingen van de Amerikaanse dollar, de Japanse yen en het Britse pond. Ook de gevoeligheid voor renteschommelingen, die van grote invloed is op de waarde van de pensioenverplichtingen en daarmee de dekkingsgraad, is voor een belangrijk deel afgedekt. Een verandering in de rentestand is immers van grote invloed op de marktwaardering van de pensioenverplichtingen en dus de financiële positie van het pensioenfonds. Om de ontwikkeling van de dekkingsgraad stabieler te maken, heeft het pensioenfonds de rentegevoeligheid in de periode in 2013 voor circa 68% afgedekt.
Jaarverslag 2013
pagina 29 | 93
Feitelijke weging
2013
2012
Mutatie
Matching portefeuille: Langlopende Obligaties Europese bedrijfsobligaties (credits) Liquiditeiten en renteswaps
58.9% 50.7% 8.6% ‐0.3%
60.8% 46.5% 8.2% 6.1%
‐1.9% 4.2% 0.4% ‐6.4%
Return portefeuille:
41.1%
39.2%
1.9%
Hoogrentende Obligaties Emerging Market Debt US High Yield Europees High Yield Bank Loans
18.1% 8.2% 5.5% 2.9% 1.6%
18.3% 9.1% 5.4% 2.4% 1.4%
‐0.2% ‐0.9% 0.1% 0.5% 0.2%
Aandelen Aandelen Europa Aandelen Noord‐Amerika Aandelen Verre Oosten Aandelen Opkomende Landen
20.0% 7.0% 6.9% 1.4% 4.8%
14.4% 3.4% 5.5% 1.1% 4.4%
5.6% 3.6% 1.4% 0.3% 0.4%
Vastgoed en Infrastructuur Direct Onroerend Goed Infrastructuur
3.0% 1.3% 1.7%
3.0% 1.3% 1.7%
0.0% 0.0% 0.0%
Alternatieve Investeringen Commodities Hedge Funds
0.0% 0.0% 0.0%
3.5% 1.3% 2.2%
‐3.5% ‐1.3% ‐2.2%
100.0%
100.0%
0.0%
Totaal Vastrentende waarden
De langlopende staatsobligatieportefeuille liet afgelopen jaar per saldo een negatief resultaat zien. De Duitse tienjaars rente steeg gedurende het jaar met 61 basispunten naar 1,93%. De opslag (t.o.v. de euro swaprentecurve) op Nederlands en Fins staatspapier steeg met respectievelijk 0,1% en 0,07%, hetgeen een aanvullend licht negatief effect op de rendementen had. In het eerste kwartaal van 2013 daalden de rentes in de meeste Noord-Europese landen als gevolg van de onrust voorafgaand aan de Italiaanse verkiezingen. De Europese Centrale bank verlaagde begin mei de rente naar aanleiding van tegenvallende economische data, maar ondanks deze verlaging stegen de Europese rentes in navolging van de Amerikaanse rente. In de Verenigde Staten stegen de rentes als gevolg van berichten over de mogelijke afbouw van het obligatieaankoopprogramma door de Amerikaanse centrale bank. De introductie van de ‘forward guidance’ van de Europese centrale bank in juli maakte een einde aan de stijgende rentes. In aanloop naar de meeting van de Amerikaanse centrale bank in september stegen de rentes echter opnieuw. Op het onverwachte besluit van de Amerikaanse centrale bank om het afbouwen van haar obligatieaankoopprogramma voorlopig uit te stellen, lieten de Amerikaanse en Europese rentes een sterke correctie zien. Naar jaareinde herstelden de rentes, gedreven vanuit de Verenigde Staten als gevolg van de beslissing van de Amerikaanse centrale bank om in januari 2014 te starten met het afbouwen van het obligatieaankoopprogramma. De stijgende rente had eveneens een negatief effect op het rendement op Investment Grade Bedrijfsobligaties, maar dit effect werd deels gecompenseerd door een afname van de premies voor kredietrisico (de credit spreads). Met name de obligaties binnen de portefeuille met een relatief lage kredietwaardigheid presteerden goed. Beleggers bleken bereid om extra risico te nemen in ruil voor een hoger verwacht rendement. In de laatste maanden van 2013 was er in Europa zelfs sprake van een situatie waarbij de risicopremies van risicovollere obligaties kleiner werden, terwijl voor de meer veilige obligaties een lichte stijging van deze risicopremies zichtbaar was. Bedrijven profiteerden van de lage financieringskosten en de sterke vraag van beleggers door hun financiering te verlengen en vooruit te financieren. De focus binnen de Europese bankensector daarentegen lag op een inkrimping van de activiteiten, waardoor de uitgifte van leningen in deze sector historisch laag was in 2013.
Jaarverslag 2013
pagina 30 | 93
Hoogrentende bedrijfsobligaties presteerden aanzienlijk beter dan de “veiliger” geachte marktsegmenten zoals staatsobligaties en investment grade bedrijfsobligaties. Ook binnen het hoogrentende marktsegment waren beleggers bereid om extra risico te nemen in ruil voor een hoger verwacht rendement en dit resulteerde in een daling van de risicopremies op de hoogrentende bedrijfsobligaties. In het bijzonder de leningen met lagere debiteurenkwaliteiten presteerden goed. Faillissementen in het hoogrentende bedrijfssegment bleven op een laag niveau, mede als gevolg van de lage financieringskosten voor bedrijven. Obligaties uit Opkomende Landen behaalden een performance van -8,81%. Deze categorie daalde fors in waarde nadat de Amerikaanse centrale bank in mei aankondigde voornemens te zijn om haar obligatieaankoopprogramma af te bouwen. Tijdens de zomermaanden hadden zorgen over de afhankelijkheid van kapitaalinstromen van sommige opkomende markten voor de financiering van de tekorten op de lopende rekening een negatieve impact op de waardering van EMD. Daarnaast hadden de dalende valuta’s van landen als Brazilië, Turkije, Zuid-Afrika en Indonesië een negatieve impact op de leningen die in lokale valuta noteren. Aandelen Aandelen nemen een belangrijke plaats in de beleggingsportefeuille in. Dit is gebaseerd op het hogere verwachte rendement van aandelen in vergelijking met andere beleggingscategorieën. Dit hogere rendement is benodigd om de kans op indexatie te vergroten. Spreiding binnen de aandelenportefeuille vindt plaats over regio’s en over segmenten. Het pensioenfonds belegt in aandelen in Europa, de Verenigde Staten, het Verre Oosten en in opkomende markten. Aandelen kennen een duidelijke hoger risicoprofiel dan bijvoorbeeld vastrentende waarden. De resultaten van aandelen kunnen over de jaren heen sterk schommelen. De aandelenmarkten van ontwikkelde landen presteerden in 2013 doorgaans zeer goed, mede als gevolg van het ruime monetaire bereid van de Europese en Amerikaanse centrale bank. In de Verenigde Staten stegen de winstmarges van bedrijven en waren positieve trends zichtbaar in onder andere het toenemende consumentenvertrouwen, de stijgende huizenprijzen, aantrekkende groei en een dalende werkloosheid. Deze ontwikkelingen werden positief ontvangen door beleggers en hadden een stijging van de koers/winst verhoudingen tot gevolg. In Europa hebben met name het Verenigd Koninkrijk en Duitsland goede economische cijfers en sterke rendementen op de beurs laten zien. Japanse aandelen stegen fors in waarde als gevolg van de stimuleringsmaatregelen die werden ingevoerd door minister-president Shinzo Abe. De rendementen op aandelen van opkomende landen bleven sterk achter bij de meeste ontwikkelde landen. De oorzaak is te vinden in een combinatie van factoren. Allereerst is er bij het merendeel van de opkomende landen sprake van afnemende economische groei. Het vooruitzicht dat de Verenigde Staten de monetaire stimulering geleidelijk gaan afbouwen, droeg eveneens bij aan het negatieve sentiment. Vooral landen die afhankelijk zijn van externe financiering werden geconfronteerd met lagere aandelenkoersen en lagere valutakoersen. Tot slot was er politieke onrust in verschillende landen, waaronder Thailand en Turkije. Vastgoed en infrastructuur In 2013 is een voorzichtig herstel ingezet op de Europese vastgoedmarkt. De ontwikkelingen verschilden echter sterk per regio. Het Verenigd Koninkrijk liep voorop in het herstel. In Noord-Europese steden zoals Londen, München en Frankfurt stegen de huren. In Zuid- en Centraal Oost Europa herstelde de huurprijzen in het begin van het jaar, maar was in het laatste kwartaal weer een daling van de huurprijzen zichtbaar. De kantorenleegstand groeide naar historisch hoge niveaus. Als gevolg van de afgenomen vraag en strenge financieringseisen is er echter weinig nieuwbouw opgeleverd, waardoor het nieuwe aanbod beperkt is gebleven. De toplocaties bleven in trek, waardoor huurprijzen op deze locaties gedurende de crisis redelijk stand hielden. Het vastgoed op overige locaties kampte echter met huurprijsdalingen, toenemende leegstand en afwaarderingen. Ook voor winkelpanden geldt dat de dalingen van de huurprijzen op de beste locaties beperkt zijn gebleven, terwijl andere locaties minder goed presteerden. Het investeringsvolume in logistiek vastgoed was gedurende 2013 fors hoger dan de voorgaande vijf jaren. Online winkelen zorgt voor veel vraag naar logistieke centra dichtbij de consument in stedelijke gebieden. Het positieve rendement op de infrastructuurportefeuille in 2013 is te verklaren door het resultaat op de onderliggende investeringen. Transport gerelateerde infrastructuur behaalde goede resultaten, ondanks de geringe economische groei in Europa. Elektriciteitsproducenten behaalde minder goede resultaten als gevolg van lagere elektriciteitsprijzen. Gereguleerde infrastructuur (elektriciteitsdistributie en waterbedrijven) rendeerde conform verwachting. Een groeiend aantal institutionele beleggers heeft infrastructuur in haar beleggingsportefeuille opgenomen. De vraag naar nieuwe en te verbeteren infrastructuur in Jaarverslag 2013
pagina 31 | 93
de Verenigde Staten is groot. Als gevolg van technologische ontwikkelingen op het gebied van nieuwe boortechnieken is de productie van olie en gas in de Verenigde Staten vanaf 2010 flink gestegen. Dit betekent dat er met name een grote kapitaalbehoefte is om een pijpleidinginfrastructuur voor olie- en gasvervoer te financieren. In Europa wordt verwacht dat de transportinfrastructuurmarkt de komende tijd een groei in het aantal investeringsmogelijkheden zal laten zien. Zo zullen er naar verwachting meerdere lokale Europese luchthavens onder druk van overheidsorganen geprivatiseerd worden. Voor 2014 heeft het pensioenfonds de weging in de referentieportefeuille teruggebracht naar 0%. Omdat het relatief illiquide beleggingscategorieën betreft waaraan het pensioenfonds zich voor meerdere jaren heeft gecommitteerd, kan het nog enige tijd duren voordat de positie daadwerkelijk volledig afgebouwd kan worden. Alternatieve beleggingen Over de afgelopen jaren heeft de categorie alternatieve investeringen niet haar diversificatievoordeel bewezen. Mede hierdoor heeft het pensioenfonds besloten de Hedge Funds portefeuille en grondstoffenportefeuille in de loop van 2013 volledig af te bouwen. Hedge Funds De marktbewegingen die het gevolg waren van aankondigingen van de Amerikaanse centrale bank hadden verliezen voor een aantal strategieën tot gevolg, maar per saldo lieten de hedgefondsen een positief resultaat zien. Commodities Op grondstoffenportefeuille werd in 2013 een negatief resultaat behaald. De industriële metalen daalden sterk in waarde in de eerste helft van het jaar, hetgeen voor een belangrijk deel het gevolg was van een afname van de (verwachte) economische groei in China. De edelmetalen daalden in waarde als gevolg van de verwachting dat de Amerikaanse centrale bank stimuleringmaatregelen zou gaan afbouwen. Dit maakte goud als alternatieve belegging minder interessant. De energieprijzen lieten per saldo wel een lichte stijging zien. Valuta-afdekking Het verwachte resultaat op vreemde valuta is naar verwachting op de lange termijn gelijk aan nul. Ook voor de Amerikaanse dollar gaat dit op. Op korte termijn is de beweging van de Amerikaanse dollar ten opzichte van de euro echter zeer grillig en moeilijk te voorspellen. Het pensioenfonds dekt daarom het valutarisico op de dollar structureel af. Het risico op een verder escalerende Eurocrisis is de aanleiding geweest om het valutabeleid (tijdelijk) te herzien. Om de mogelijke nadelige gevolgen van een zich verder uitbreidende Eurocrisis te beperken is een beperking van de valuta hedge een effectief instrument. De dollarbeleggingen binnen de zakelijke waarden werden in 2013 voor ca. 70% afgedekt. Het valutarisico van het Britse pond en de Japanse yen wordt volledig afgedekt. Performance 2013 In de navolgende tabel is naast het feitelijk rendement, het resultaat opgenomen van de maatstaf die het pensioenfonds hanteert om de beleggingsresultaten mee te vergelijken. Het feitelijke resultaat van het pensioenfonds bedroeg -3,9% in 2013. Het feitelijke rendement lag in 2013 daarmee lager dan de maatstaf die daarvoor wordt gehanteerd. Het rendement van deze maatstaf kwam over 2013 op totaal niveau uit op -3,5%. Dit verschil kan grotendeels worden verklaard door een afwijking in de samenstelling van de daadwerkelijke portefeuille en de referentieportefeuille. Daarnaast wordt een deel van het renterisico van het pensioenfonds afgedekt door middel van rente instrumenten. Het pensioenfonds heeft tot doel het rente risico voor 68% af te dekken. Hiertoe zijn rente instrumenten (duration overlay) opgenomen in de matching portefeuille die ook een negatief rendement behaalden omdat de rente in 2013 per saldo steeg. Het pensioenfonds heeft ter afdekking van het rente risico een groot deel van haar vermogen in deze matching portefeuille geïnvesteerd.
Jaarverslag 2013
pagina 32 | 93
Rendement Totaal
Rendement Benchmark Outperformance
Positionering Waarde (mln EUR) Gewicht
‐3.9%
‐3.5%
‐0.4%
374.2
100.0%
Matchingportefeuille
‐10.0%
‐10.0%
0.0%
220.6
58.9%
Langlopende Euro Staatsobliegaties Europese Bedrijfsobligaties (credits) Rente Overlay Liquide Middelen
‐5.6% 1.0% ‐10.0% 2.0%
‐5.6% 1.1% ‐10.0% 0.0%
0.0% ‐0.2% 0.0% 2.0%
189.6 32.1 114.4 ‐0.6
50.7% 8.6% 30.6% ‐0.2%
Returnportefeuille
6.4%
7.7%
‐1.3%
153.7
41.1%
Hoogrentende Obligaties Opkomende Landen Verenigde Staten Europa Bank Loans
‐1.4% ‐8.3% 4.0% 7.9% 7.6%
2.6% ‐8.4% 4.6% 8.7% 6.9%
‐4.0% 0.1% ‐0.6% ‐0.8% 0.7%
67.6 30.6 20.5 10.7 5.8
18.1% 8.2% 5.5% 2.9% 1.6%
Aandelen Europa Noord‐Amerika Verre Oosten Emerging Markets
17.3% 20.6% 30.9% 29.3% ‐4.1%
17.0% 20.5% 30.1% 29.6% ‐6.8%
0.3% 0.1% 0.8% ‐0.3% 2.7%
74.8 26.1 25.7 5.2 17.9
20.0% 7.0% 6.9% 1.4% 4.8%
Vastgoed en Infrastructuur Direct Vastgoed Infrastructuur
4.1% 3.6% 4.6%
4.1% 0.6% 0.4%
0.0% 3.0% 4.2%
11.3 4.9 6.4
3.0% 1.3% 1.7%
Alternatives Commodities Hedge Funds
‐0.7% ‐2.9% 2.3%
‐0.1% ‐2.7% 0.6%
‐0.6% ‐0.1% 1.7%
0.0 0.0 0.0
0.0% 0.0% 0.0%
4.6 Kosten uitvoering pensioenregeling Het pensioenfonds maakt voor het uitvoeren van de pensioenregeling kosten. Globaal kunnen deze kosten worden onderverdeeld in kosten voor de uitvoering van de pensioenregeling en kosten van het vermogensbeheer. Het pensioenfondsbestuur vindt het belangrijk, naast een goede kosten beheersing, voldoende inzicht in de kosten te verstrekken. Onderstaand is in dit kader een uitgebreide rapportage over de kosten voor de uitvoering en het vermogensbeheer van de pensioenregeling opgenomen.De kosten worden gepresenteerd overeenkomstig de aanbevelingen van de Pensioenfederatie. Hierdoor kunnen de kosten die pensioenfondsen maken, eenvoudig met elkaar worden vergeleken. De kosten voor de uitvoering van de pensioenregeling bedragen voor 2013 € 1.708.249,-. Omgerekend naar kosten per deelnemer is dit € 239,-. Voor 2012 bedroegen de kosten pensioenbeheer € 1.558.513,-. De kosten per deelnemer bedroegen € 217,-. De stijging van de kosten per deelnemer in 2013 ten opzichte van 2012 worden vooral veroorzaakt door een stijging van het aantal werkgevers in de branche en de voorbereiding, implementatie en communicatie van de nieuwe pensioenregeling 2014. De voorbereiding van de nieuwe regeling 2014 en de voorbereiding van het nieuwe bestuursmodel, dat per 1 juli 2014 ingaat, zijn ook belangrijke oorzaken voor de toename van de kosten van het bestuur als gevolg van deze overheidsmaatregel. Aangezien het pensioenfonds relatief veel slapers heeft, is het bestuur zich bewust dat de kosten per deelnemer en gepensioneerde hierdoor relatief hoog zijn.
De directe kosten voor het vermogensbeheer (exclusief de transactiekosten) bedragen 0,45% van het gemiddeld belegd vermogen in 2013. De kosten voor de transactiekosten bedragen 0,06% van het gemiddeld belegd vermogen in 2013. Jaarverslag 2013
pagina 33 | 93
Het bedrag aan uitvoeringskosten bestaat uit:
kosten deelnemer;
kosten werkgever;
kosten bestuur en financieel beheer;
kosten projecten.
De kosten deelnemer hebben betrekking op alle werkzaamheden die de administratie van het pensioenfonds verricht om de pensioenaanspraken te administreren, de uitkeringen van de pensioengerechtigden te verzorgen en alle deelnemers en gerechtigden te informeren. Te denken valt hierbij aan het verwerken van waardeoverdrachten, het afkopen van kleine pensioenen, het toekennen van pensioenen en de communicatie met alle doelgroepen (helpdesk, website, pensioenplanner, nieuwsbrief, Uniform Pensioenoverzicht, start- en stopbrief enzovoorts). De kosten werkgever hebben betrekking op alle activiteiten die voortvloeien uit het beheer van het bestand van aangesloten werkgevers, de aanlevering en verwerking van de werknemersgegevens, het opleggen en innen van de pensioenpremies en het onderhouden van de contacten met die werkgevers. De kosten bestuur en financieel beheer hebben betrekking op de bestuurlijke kosten (bestuur, deelnemersraad, verantwoordingsorgaan), het voeren van het secretariaat, het opstellen van het jaarverslag en het samenstellen van financiële rapportages, de kosten van het wettelijk toezicht (DNB, AFM) en de advies- en controlekosten (actuaris, accountant, aan derden uitbestede activiteiten). De kosten projecten hadden in 2013 betrekking op de kosten van de voorbereiding, implementatie en communicatie van de nieuwe pensioenregeling 2014 en de voorbereiding van het nieuwe bestuursmodel dat per 1 juli 2014 in zal gaan.
De kosten vermogensbeheer hebben betrekking op de kosten vermogensbeheer inclusief de indirecte beheerskosten van de beleggingskosten en de adviseurs/bestuurskosten direct betrekking hebbend op het vermogensbeheer. De transactiekosten bestaan uit aan- en verkoop vergoedingen en overige transactiekosten. Voor zover deze kosten niet bekend zijn, zijn de kosten geschat. Bij Voor transactiekosten van vastrentende waarden is gebruik gemaakt van schattingen gebaseerd op het aan en verkoop volume, deze schattingen zijn in lijn met de aanbevelingen van de Pensioenfederatie. Voor illiquide beleggingen zoals vastgoed en Private Equity zijn de beheerfees en eventuele performance fees op basis van de geïnvesteerde waarde geschat. Bij de vaststelling van de jaarrekeningen van de onderliggende beleggingen worden deze waarden definitief vastgesteld en kan de definitieve fee berekend worden. Deze fees zijn geschat op basis van de laatst bekende waardering.
Jaarverslag 2013
pagina 34 | 93
In de volgende tabel is een specificatie opgenomen van de kosten die het pensioenfonds in het verslagjaar heeft gemaakt (bedragen in euro’s). (x 1.000)
verslagjaar 2013 EUR EUR
verslagjaar 2012 EUR EUR
Kostensoort: Kosten pensioenuitvoering Kosten w erknem er Administratie, communicatie en uitvoering Kosten w erkgever Administratie, communicatie en uitvoering Kosten bestuur en financieel beheer
435
427
120
81
Ondersteuning en financiële administratie Toezichtkosten: DNB AFM Advies- en controlekosten actuarissen accountant, compliance en visitatie
576
563
25 2
32 9
167 36
157 35
Pensioenfederatie Kosten bestuur en vergaderingen Diverse adviseurs Overige kosten
15 191 61 36
13 102 108 31
31 7 4 2
-
Kosten projecten Kosten ondersteuning commissie pensioenbeleid Maatw erksessie w et-en regelgeving Begeleiding visiesessie en bestuursmodel Ondersteuning implementatie bestuursmodel
1.708
Totaal kosten pensioenuitvoering Vermogensbeheerkosten Directe en indirecte vermogensbeheerkosten Transactiekosten
1.764 243
1.558
1.653 382
Totaal verm ogensbeheerkosten
2.007
2.035
Totaal pensioenuitvoering en verm ogensbeheer
3.715
3.593
De vermelde kosten komen niet overeen met de pensioenuitvoeringskosten en vermogensbeheerkosten zoals deze zijn opgenomen in de jaarrekening 2013. Dit komt omdat de jaarrekening is gebaseerd op de verplichte Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Voornoemde kostenopstelling is gebaseerd op de aanbevelingen van de Pensioenfederatie.
Jaarverslag 2013
pagina 35 | 93
Jaarverslag 2013
pagina 36 | 93
5 Verslag van de deelnemersraad Algemeen De deelnemersraad is het orgaan dat de deelnemers en de pensioengerechtigden vertegenwoordigt. De deelnemersraad adviseert het bestuur desgevraagd of uit eigen beweging over aangelegenheden die het pensioenfonds betreffen, maar in elk geval over elk voorgenomen besluit van het bestuur tot:
het nemen van maatregelen van algemene strekking;
wijziging van de statuten en de reglementen van het pensioenfonds;
vaststelling van het jaarverslag, de jaarrekening, de actuariële en bedrijfstechnische nota als bedoeld in artikel 145 PW en een langetermijnherstelplan als bedoeld in artikel 138 PW;
vermindering van de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten indien toepassing wordt gegeven aan artikel 134 PW;
het vaststellen en wijzigen van het toeslagbeleid;
gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van het pensioenfonds of de overname van verplichtingen door het pensioenfonds;
liquidatie van het pensioenfonds;
wijziging van dit reglement;
het sluiten, wijzigen of beëindigen van een uitvoeringsovereenkomst;
het terugstorten van premie of geven van premiekorting als bedoeld in artikel 129 PW.
De deelnemersraad kwam in het verslagjaar 2013 5 keer in vergadering bijeen. Daarnaast heeft de deelnemersraad 2 keer met het dagelijks bestuur vergaderd. Onderwerpen die bij de deelnemersraad in het verslagjaar speciale aandacht hebben gehad:
het herstelplan en de evaluatie van het herstelplan;
de ABTN;
het financieel crisisplan;
het escalatieplan;
het beleggingsplan;
de vaststelling van het jaarverslag
de communicatie aan de deelnemers en pensioengerechtigden;
reglements- en statutenwijzigingen.
Eemnes, 11 juni 2014
Deelnemersraad Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Banden- en Wielenbranche
Jaarverslag 2013
pagina 37 | 93
Jaarverslag 2013
pagina 38 | 93
6 Verslag van het verantwoordingsorgaan Algemeen Op basis van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance) van de Stichting van de Arbeid heeft het bestuur de werkwijze van het verantwoordingsorgaan in een reglement vastgelegd. Er zijn afspraken gemaakt over welke informatie het verantwoordingsorgaan ontvangt, de frequentie van het overleg met het bestuur en de te behandelen onderwerpen. Het bestuur legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd. Tevens legt het bestuur verantwoording af over de naleving van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur zoals vastgesteld door de Stichting van de Arbeid op 16 december 2005. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur, over het door het bestuur uitgevoerde beleid, evenals over beleidskeuzes voor de toekomst. Het verantwoordingsorgaan legt zijn oordeel ten minste één maal per jaar schriftelijk vast. Dit oordeel wordt, samen met de reactie van het bestuur daarop, opgenomen in het jaarverslag. Het verantwoordingsorgaan heeft een adviesrecht ten aanzien van:
het vaststellen en wijzigen van de vergoedingsregeling voor bestuursleden;
het wijzigen van het beleid ten aanzien van het verantwoordingsorgaan;
de vorm, inrichting en samenstelling van het interne toezicht;
het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure;
het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid.
Boekjaar 2013 Het verantwoordingsorgaan heeft in het kader van haar taakuitoefening in 2014 kennis genomen van het jaarverslag en de jaarrekening 2013, de actuariële rapportage van bevindingen, de notulen van de bestuursvergaderingen, de reglementen 2013, de ABTN 2013 en het communicatiejaarplan 2013. Het verantwoordingsorgaan heeft geen gebruik gemaakt van haar recht op overleg met de externe actuaris en de externe accountant. Het dagelijks bestuur heeft in een aparte vergadering het in 2013 gevoerde bestuursbeleid en de behaalde resultaten toegelicht en daarbij tevens inzicht gegeven in de visie op de toekomst van het pensioenfonds. Onderstaande bevindingen komen voort uit de hierboven genoemde schriftelijke rapportages alsmede uit de gezamenlijke vergadering met het dagelijks bestuur. Bevindingen Jaarverslag Het verantwoordingsorgaan toetst of besluiten genomen door het bestuur voor alle betrokken belanghebbenden evenwichtig zijn genomen. Het verantwoordingsorgaan vindt het belangrijk dat bestuursbesluiten voldoende gemotiveerd worden. Het verantwoordingsorgaan heeft vastgesteld dat de notulen van de bestuursvergaderingen voldoende inzicht geven in de gedachtegang van het bestuur die leidt tot de besluitvorming. Het verantwoordingsorgaan vindt het daarnaast belangrijk om gedurende het jaar aansluiting te houden bij het door het bestuur gevoerde beleid en de ontwikkelingen binnen het pensioenfonds. Het verantwoordingsorgaan verzoekt het bestuur daarom de notulen van bestuursvergaderingen en andere relevante informatie, zodra deze beschikbaar zijn, toe te sturen. Beleggingsbeleid Het verantwoordingsorgaan constateert dat de performance in 2013 -3,93% bedroeg ten opzichte van 12,1% in 2012. Tevens is het resultaat in 2013 wederom achtergebleven bij de benchmark (-3,50%). Het verantwoordingsorgaan is teleurgesteld dat wederom de benchmark niet gehaald is. Het beleid van de strategische renteafdekking heeft dit jaar averechts gewerkt.
Jaarverslag 2013
pagina 39 | 93
Financiële positie van het fonds Het verantwoordingsorgaan heeft geconstateerd dat het fonds niet meer in een dekkingstekort verkeert, maar nog wel in een reservetekort. De dekkingsgraad ultimo 2013 bedroeg 105,2% en liep daarmee achter op het herstelplan dat uitgaat van 107,8% op die datum. Het verantwoordingsorgaan is verheugd dat het pensioenfonds per 1 april 2014 en tijdens de herstelperiode geen kortingen heeft hoeven door te voeren. Premie en toeslagenbeleid Het verantwoordingsorgaan is verheugd dat er een goed overleg is geweest tussen cao-partijen en bestuur over de wijzingen per 2014 als gevolg van de wet verhoging AOW- en pensioenleeftijd. Het verlagen van het opbouwpercentage van 2,04% naar 1,67% in 2014 baart het verantwoordingsorgaan wel zorgen, vooral gezien het gemiddeld laag inkomen in de branche. Tenslotte hoopt het verantwoordingsorgaan dat het fonds zo snel mogelijk in staat is om de achterstand in de toeslagverlening in te lopen, gezien het koopkrachtverlies waartoe deze achterstand leidt. Communicatiebeleid Het verantwoordingsorgaan heeft kennisgenomen van de activiteiten op het gebied van communicatie naar de verschillende doelgroepen. Belangrijk is dat het bestuur de speerpunten die uit het deelnemerspanel zijn gekomen, heeft voortgezet in het communicatiejaarplan 2013. Het verantwoordingsorgaan heeft met instemming kennisgenomen van het initiatief van het bestuur om werkgevers actief te ondersteunen in het begeleiden van hun werknemers bij het vergroten van hun pensioenbewustzijn en het maken van keuzes op pensioengebied. De website, werkgeversbijeenkomsten en digitale nieuwsbrief kunnen hier verder bij helpen. Het is van belang werkgevers te blijven stimuleren om hun werknemers te ondersteunen bij het in kaart brengen van hun pensioensituatie. Pension Fund Governance Het verantwoordingsorgaan merkt op dat Pension Fund Governance wederom de volle aandacht heeft gekregen van het bestuur in 2013. Het verantwoordingsorgaan is content over de invulling van de openstaande werkgevers- en werknemersvacatures in het bestuur. De deskundigheid van het voltallige bestuur is in kaart gebracht en aangewend om de commissies van het fonds onder de loep te nemen en te bemensen op basis van deskundigheid. Daarnaast heeft het bestuur een zelfevaluatie gehouden en is er door de visitatiecommissie een rapport uitgebracht. De visitatiecommissie concludeert dat het bestuur sinds de vorige visitatie een duidelijke professionaliseringsslag heeft gemaakt. De aanbevelingen van het visitatierapport worden in 2014 verder uitgewerkt. Met de invoering van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen heeft het bestuur gekozen om per 1 juli 2014 over te stappen naar een paritair bestuursmodel. Het verantwoordingsorgaan heeft haar goedkeuring gegeven voor het gekozen model en is verheugd met de nieuwe bestuurssamenstelling per juli 2014. Bestuursvergoeding Het verantwoordingsorgaan is om advies gevraagd inzake de bestuursvergoeding per 1 januari 2014 tot 1 juli 2014. De bestuursvergoeding is ongewijzigd gebleven ten opzichte van 2013. Het verantwoordingsorgaan kon zich vinden in het voorstel en heeft een positief advies gegeven. Het baart het verantwoordingsorgaan wel zorgen dat door het nieuwe bestuursmodel de toekomstige bestuurskosten aanzienlijk zullen stijgen. Risicobeleid Het verantwoordingsorgaan is van mening dat het fonds de risico’s goed in kaart heeft gebracht en in het jaarverslag heeft opgenomen. Ten aanzien van de kosten die met de uitvoering van de pensioenregeling gepaard gaan, heeft het bestuur met partijen zoveel mogelijk vaste prijsafspraken gemaakt. Additionele kosten kunnen slechts in rekening gebracht worden wanneer daar een vooraf goedgekeurde offerte tegenover staat. Dit houdt de kosten beheersbaar. De SLA-commissie is in 2013 omgebogen tot Integraal Risicomanagement commissie (IRM-commissie) om de voortgang van de risico’s beter te monitoren en te meten. Het verantwoordingsorgaan heeft vergenoegd kennis genomen van de inrichting van de IRM-commissie en de invulling door het bestuur aan het risicomanagement. Eind 2013 is een nieuw contract met de vermogensbeheerder Mn Services overeengekomen, na consultatie van diverse externe partijen, waarbij de eisen van het pensioenfonds inzake risicomanagement in zijn opgenomen. Het verantwoordingsorgaan adviseert het bestuur om ook voor de toekomst kritisch te blijven op de kosten.
Jaarverslag 2013
pagina 40 | 93
Wetgeving en reglementen Het verantwoordingsorgaan heeft kennisgenomen van de aanpassingen die in de reglementen zijn doorgevoerd. Oordeel Op grond van het voorgaande komt het verantwoordingsorgaan tot de volgende conclusie. Het verantwoordingsorgaan van het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Banden- en Wielenbranche is van oordeel dat:
het bestuur afdoende informatie aan het verantwoordingsorgaan heeft verstrekt om zich een oordeel te vormen over het gevoerde beleid in 2013;
het handelen van het bestuur in 2013 in overeenstemming is geweest met de statuten, reglementen en het korte- en lange termijn herstelplan;
het bestuur in 2013 een consistent beleid heeft gevoerd, waarbij de belangen van alle betrokkenen evenwichtig zijn afgewogen en geborgd;
het bestuur logische beleidskeuzes voor de toekomst heeft gemaakt, waaronder de optimalisering van het risicomanagement.
Aanbevelingen Het verantwoordingorgaan beveelt het bestuur aan:
de financiële positie adequaat te blijven monitoren en tijdig te anticiperen op ongewenste ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op het langetermijnherstelplan;
werkgevers blijvend te stimuleren in de begeleiding van hun werknemers bij het vergroten van het pensioenbewustzijn en het maken van keuzes op pensioengebied;
expliciet aandacht te blijven besteden aan de borging van kennis en continuïteit binnen het bestuur op de lange termijn;
om in 2014 alles in het werk te stellen om mede in overleg met cao-partijen, te komen tot maatregelen die recht doen aan de belangen van alle betrokken partijen zijnde werkgevers, werknemers, gepensioneerden en niet actieve voormalige werknemers.
om invulling te geven aan de opmerkingen van de waarmerkend actuaris.
om invulling te geven aan de aanbevelingen van de visitatiecommissie.
Culemborg, 28 mei 2014 Verantwoordingsorgaan Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Banden- en Wielenbranche
Reactie bestuur op aanbevelingen verantwoordingsorgaan Het bestuur heeft kennis genomen van het verslag en de aanbevelingen van het verantwoordingsorgaan en zal in het beleid van het pensioenfonds hiermee rekening houden.
Het bestuur:
De heer R.J.L. Spuijbroek
De heer J.C. Dwarswaard
Voorzitter
Secretaris
Jaarverslag 2013
pagina 41 | 93
Jaarverslag 2013
pagina 42 | 93
7 Jaarrekening In dit hoofdstuk presenteert het bestuur van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Banden- en Wielenbranche statutair gevestigd te Den Haag de jaarrekening over boekjaar 2013 eindigend op 31 december 2013. In hoofdstuk 8 Overige gegevens volgen de verklaringen van de certificerend actuaris en van de accountant van het pensioenfonds. De in dit hoofdstuk vermelde bedragen zijn in duizenden euro’s, tenzij anders is aangegeven.
Jaarverslag 2013
pagina 43 | 93
7.1 Balans per 31 december (Na voorgestelde bestemming van het saldo van baten en lasten)
(x 1.000) Activa Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Beleggingen voor risico fonds Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Vorderingen en overlopende activa Overige activa
Toelichting *)
2013 EUR
2012 EUR
7.5.1
11.293 74.301 296.149 12.281 2.269 396.293
11.032 51.108 287.566 24.336 9.885 383.927
7.5.2 7.5.3 7.5.4
1.303 3.652 787
1.450 2.575 682
402.035
388.634
Passiva Algemene Reserve Reserve beleidstaffel premie- en toeslagbeleid Vermogen ten behoeve van berekening dekkinggraad Egalisatiereserve overgangsregeling 55 min Stichtingskapitaal en reserves
7.5.5
10.188 8.314 18.502 1.876 20.378
2.66311.086 8.423 1.281 9.704
Technische voorzieningen
7.5.6
358.200
351.920
Overige schulden en overlopende passiva
7.5.7
23.457 402.035
27.010 388.634
*) De nummering verwijst naar de toelichting Dekkingsgraad op basis van FTK (in %) Nominaal
Jaarverslag 2013
7.5.5
%
%
105,2
102,4
pagina 44 | 93
7.2 Staat van baten en lasten
(x 1.000) Baten Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) Beleggingsresultaten risico fonds Uitkeringen en winstaandeel uit hoofde van herverzekeringen Overige baten
Lasten Pensioenuitkeringen Pensioenuitvoeringskosten
Toelichting
2013 EUR
2012 EUR
7.6.1 7.6.2 7.6.3
34.442 -14.653 2.978
34.272 36.872 20
7.6.4
1.200 23.967
71.164
7.6.5 7.6.6
4.300 1.739
4.025 1.645
Mutatie technische voorzieningen: · Pensioenopbouw · Indexering en overige toeslagen · Inkoop uit hoofde van VPL-regeling · Rentetoevoeging · Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten · Wijziging marktrente · Wijziging overige actuariële uitgangspunten · Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten · Overige mutatie voorziening pensioenverplichtingen
7.6.7 7.6.8 7.6.9 7.6.10
24.797 2.765 1.316
24.268 3.052 4.890
7.6.11 7.6.12 7.6.13 7.6.14 7.6.15
-3.871 -16.307 -5.755 1.214 2.121 6.280
-3.777 10.945 3.510 52 1.189 44.129
Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen
7.6.16
147
-894
Saldo overdrachten van rechten Premies herverzekeringen
7.6.14 7.6.17
-1.131 1.958 13.293
-451 1.849 50.303
10.674
20.861
Saldo van baten en lasten
Jaarverslag 2013
pagina 45 | 93
Samenvatting van de actuariële analyse
(x 1.000)
Premieresultaat Interestresultaat Overig resultaat Saldo van baten en lasten
2013 EUR 2.509 338 7.827 10.674
2012 EUR 3.075 21.037 -3.251 20.861
Bestemming van het saldo van baten en lasten
(x 1.000)
Algemene reserve Reserve beleidsstaffel premie- en toeslagbeleid Egalisatiereserve overgangsregeling 55-min Saldo van baten en lasten
Jaarverslag 2013
2013 EUR
2012 EUR
12.851 -2.772 595 10.674
23.061 -2.772 572 20.861
pagina 46 | 93
7.3 Kasstroomoverzicht
(x 1.000)
2013 EUR
2012 EUR
35.191 1.151 -4.364 1.278 -1.822 -2.620 28.814
34.482 531 -4.048 -36 19 -3.780 81 27.249
36.632 10.179 -74.030 -1.490 -28.709
72.514 7.226 -105.821 -1.176 -27.257
Mutatie liquide middelen
105
-8
Stand liquide middelen per 1 januari
682
690
Stand liquide middelen per 31 december *)
787
682
Kasstroom uit pensioenactiviteiten Ontvangen premies Ontvangen waardeoverdrachten ¹ Betaalde pensioenuitkeringen Betaalde waardeoverdrachten Ontvangen uitkeringen van herverzekeraars Betaalde premies herverzekering Betaalde pensioenuitvoeringskosten Totaal kasstroom uit pensioenactiviteiten Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Verkopen en aflossingen van beleggingen Ontvangen directe beleggingsopbrengsten Aankopen beleggingen Betaalde kosten van vermogensbeheer Totaal kasstroom uit beleggingsactiviteiten
¹ In 2012 inclusief opgenomen pensioenverplichtingen uit overkook ad EUR 472 ¹ In 2013 inclusief opgenomen pensioenverplichtingen uit overkook ad EUR 182
Jaarverslag 2013
pagina 47 | 93
7.4 Algemene toelichting 7.4.1 Inleiding Het doel van het pensioenfonds is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden; tevens verstrekt het pensioenfonds uitkeringen aan arbeidsongeschikte deelnemers. Deze doelstelling is nader uitgewerkt in onder andere de statuten, het pensioenreglement, de uitvoeringsovereenkomst en de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Banden- en Wielenbranche. Het pensioenfonds geeft invulling aan de uitvoering van de in de branche verplicht gestelde pensioenregeling.
7.4.2 Overeenstemmingsverklaring De Jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. De bedragen opgenomen in de jaarrekening zijn vermeld in duizenden euro’s, tenzij anders is aangegeven. Het bestuur heeft op 23 juni 2014 de jaarrekening vastgesteld.
7.4.3 Stelselwijziging In 2013 hebben zich geen stelselwijzigingen voorgedaan.
7.4.4 Schattingswijzigingen Voorziening pensioenverplichting voor risico fonds De actuariële grondslagen en/of methoden worden periodiek beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen voor zowel de gehele bevolking als specifiek voor de populatie van het fonds. Per 31 december 2013 is de correctie in verband met fondsspecifieke ervaringssterfte geactualiseerd op basis van het zogenaamde “postcode-analysemodel”. In dit model worden fondsspecifieke schaalfactoren toegepast. Op deze wijze wordt rekening gehouden met de ervaringssterfte zoals deze van toepassing is voor de populatie van het fonds. In het verslagjaar is door een actualisering van deze methode een bate verantwoord van EUR 5,8 miljoen.
7.4.5 Algemene grondslagen Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Verantwoording van baten en lasten Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch
Jaarverslag 2013
pagina 48 | 93
potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post “nog af te wikkelen transacties”. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn. Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft. Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief transactiekosten, provisies, valutakoersverschillen e.d., worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. Vreemde valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro’s tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta’s worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. Alle valutakoersverschillen zijn verwerkt in de staat van baten en lasten.
USD JPY GBP
31 december 2013 EUR 1,38 144,83 0,83
gemiddeld 2013 EUR 1,35 129,41 0,82
31 december 2012 EUR 1,32 113,99 0,81
gemiddeld 2012 EUR 1,31 106,93 0,82
7.4.6 Specifieke grondslagen Beleggingen Algemeen De beleggingen worden gewaardeerd op reële waarde. Vorderingen en schulden uit beleggingen welke samenhangen met een specifieke beleggingscategorie worden onder beleggingsdebiteuren dan wel -crediteuren opgenomen in de betreffende beleggingscategorie. Vastgoedbeleggingen Beursgenoteerde vastgoedfondsen worden gewaardeerd tegen de reële waarde, zijnde de beurskoers per balansdatum. Nietbeursgenoteerde beleggingen in vastgoedfondsen worden gewaardeerd op het aandeel in de reële waarde van de onderliggende
Jaarverslag 2013
pagina 49 | 93
beleggingen. Indien de waarderingsgrondslagen van vastgoedfondsen afwijken van de waarderingsgrondslagen van het pensioenfonds, wordt de waardering zo mogelijk aangepast aan de waarderingsgrondslagen van het pensioenfonds. Niet beursgenoteerde belangen in infrastructuur beleggingen worden gewaardeerd op het aandeel in de reële waarde van de onderliggende beleggingen, de overige onderliggende activa en de onderliggende verplichtingen.
Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd op reële waarde. De reële waarde is de beursnotering per balansdatum. De reële waarde van niet beursgenoteerde participaties is bepaald op basis van de laatst bekende intrinsieke waarde. Dit is het aandeel in het zichtbare eigen vermogen.
Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd op reële waarde. De reële waarde is de per balansdatum geldende beurskoers. Niet beursgenoteerde vastrentende waarden worden gewaardeerd tegen reële waarde. Deze waarde wordt bepaald door de te ontvangen kasstromen (rente, aflossingen en verwachte boeterente bij vervroegde aflossingen) contant te maken op basis van geldende marktrente, waarin opgenomen een opslag voor debiteurenrisico en liquiditeitsrisico. Deposito’s en vorderingen op banken worden gewaardeerd op verkrijgingsprijs.
Derivaten Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde, zijnde de marktwaarde van het contract. Voor beursgenoteerde contracten is dit de beurskoers per balansdatum. Voor niet beursgenoteerde contracten is de waardering gebaseerd op beschikbare marktinformatie als input voor gehanteerde waarderingsmodellen.Creditposities in derivaten worden separaat verantwoord onder de overige schulden en overlopende passiva.
Overige beleggingen Geldmarktbeleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde, zijnde de contante waarde van de toekomstige kasstromen (rente en aflossing). Posities in rekening courantsaldi worden tegen verkrijgingsprijs gewaardeerd.
Securities lending Het fonds neemt deel aan een securities-lendingprogramma, waarbij bepaalde effecten voor een korte periode worden uitgeleend aan andere marktpartijen. Beleggingen die in het kader van een securities-lendingcontract worden uitgeleend, blijven deel uitmaken van de balans en worden gewaardeerd conform de grondslag voor waardering en resultaatbepaling zoals die geldt voor deze beleggingen. Als onderpand ontvangen geldmiddelen worden opgenomen onder beleggingen. Indien als onderpand ontvangen geldmiddelen zijn herbelegd, worden deze beleggingen opgenomen onder de desbetreffende beleggingencategorie. De schuld uit hoofde van de ontvangen zekerheden is opgenomen onder de overige schulden. Indien uit hoofde van een secutities-lendingprogramma als zekerheid beleggingen zijn ontvangen worden deze beleggingen en de daarmee samenhangende verplichtingen niet in de balans van het pensioenfonds opgenomen. Alle uit het securities-lendingprogramma voortvloeiende baten en lasten worden volgens het toerekenbeginsel over de looptijd van de desbetreffende transacties verantwoord en in de beleggingsresultaten risico pensioenfonds in de staat van baten en lasten. Herverzekeringen Het overlijdensrisico en het arbeidsongeschiktheidsrisico zijn herverzekerd op basis van kapitaaldekking. Vorderingen uit herverzekeringscontracten op risicobasis worden verantwoord op het moment dat de verzekerde gebeurtenis zich voordoet. Vorderingen uit hoofde van winstdelingsregelingen in herverzekeringscontracten worden verantwoord op het moment van beschikbare informatie. Uitgaande herverzekeringspremies worden verantwoord in de periode waarop de herverzekering betrekking heeft.
Jaarverslag 2013
pagina 50 | 93
Vorderingen en overlopende activa Vorderingen en overlopende activa worden bij de eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na de eerste verwerking worden vorderingen gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten) onder aftrek van eventuele bijzondere waardeverminderingen, indien sprake is van oninbaarheid. Overige activa Onder meer worden hieronder de liquide middelen opgenomen voor zover dit banktegoeden betreft welke onmiddellijk opeisbaar zijn. Liquide middelen worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Zij worden onderscheiden van tegoeden in verband met beleggingstransacties. Liquide middelen uit hoofde van beleggingstransacties worden gepresenteerd onder de beleggingen.
Stichtingskapitaal en reserves Algemeen Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen. In de toelichting wordt opgenomen het krachtens de Pensioenwet minimaal vereiste eigen vermogen volgens de in het Besluit Financieel ToetsingsKader (FTK) voorgeschreven berekeningsmethodiek als het surplusvermogen. Reserve beleidsstaffel premie- en toeslagbeleid Deze reserve komt voort uit het huidig premiebeleid. Vanaf 2010 is deze reserve gevormd om toekomstige premie- en toeslagbeleid te kunnen financieren. Er vindt geen rendementstoevoeging plaats. Deze reserve wordt met ingang van 2011 over een periode van zes jaar (tot en met 2016) lineair afgebouwd. Egalisatiereserve overgangsregeling 55- min Aan de egalisatiereserve wordt jaarlijks aan het einde van het jaar 2,6% van de pensioengrondslagsom toegevoegd. Daarnaast wordt het behaalde (positief) fondsrendement toegevoegd. Jaarlijks wordt de voorziening (op basis van het rentepercentage dat wordt gebruikt bij de bepaling van de gedempte premie) van de onvoorwaardelijk geworden aanspraken in deze regeling in mindering gebracht. De eerste dotatie heeft plaatsgevonden op 31 december 2011. Eind 2020 valt een eventueel overschot vrij ten gunste van de algemene reserve. Deze reserve kan niet negatief zijn. Technische voorziening Voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds Voor de vaststelling van de pensioenvoorziening worden de mannelijke en vrouwelijke deelnemers afzonderlijk per geboortejaar en per deelnemerscategorie gegroepeerd. De voorziening is gelijk aan de contante waarde van de opgebouwde bedragen aan uitgesteld en ingegaan ouderdoms- en partnerpensioen. De voorziening voor uitgesteld wezenpensioen is gesteld op 2% van die voor het uitgestelde partnerpensioen, indien en zolang de (gewezen) deelnemer de pensioendatum nog niet heeft bereikt. Voor gepensioneerde deelnemers van 65 jaar en ouder wordt voor de eventuele aanspraak op nog niet ingegaan wezenpensioen geen voorziening getroffen. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of de opgebouwde pensioenaanspraken worden geïndexeerd. Alle per balansdatum bestaande toeslagbesluiten (ook voor toeslagbesluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex ante condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met arbeidsongeschiktheid op basis van de contante waarde van de toekomstige opbouw waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. Het arbeidsongeschiktheidsrisico is volledig herverzekerd
Jaarverslag 2013
pagina 51 | 93
Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen per 31 december 2013: Overlevingstafels: AG prognosetafels 2012-2062, waarbij de sterftekansen zijn vermenigvuldigd met een leeftijdsafhankelijke factor die zijn gebaseerd op de ervaringssterfte van externe maatstaf. Per 31 december 2013 geldt als starttafel 2014. Jaarlijks schuift de starttafel met 1 jaar op. Hierbij wordt voor zowel mannen als vrouwen een leeftijdsafhankelijke leeftijdscorrectie toegepast. Bij het ingegane wezenpensioen is de sterftekans van de wees verwaarloosd. Periodiek zal beoordeeld worden of overgang op meer recente overlevingsgrondslagen en/of andere leeftijdsfactoren noodzakelijk is.
Voor de berekening van de technische voorzieningen voor nog niet ingegane partnerpensioenen wordt gebruik gemaakt van een leeftijdsafhankelijke partnerfrequentie. In verband met de uitruil van het uitgestelde partnerpensioen, dat wordt opgebouwd vanaf 1 januari 2001, is de partnerfrequentie voor zowel mannen als vrouwen op 1 gesteld vanaf leeftijd 60 tot de pensioenleeftijd. Boven de pensioenleeftijd neemt de partnerfrequentie af volgens de overlevingstafel van de partners.
Voor partnerpensioen is aangenomen dat de partner 3 jaar jonger is dan de verzekerde man en 3 jaar ouder dan de verzekerde vrouw.
De lasten van nog niet ingegaan wezenpensioen zijn gesteld op 2% (2012: 2%) van de lasten van het nog niet ingegaan partnerpensioen tot 65 jaar; bij de vaststelling van de lasten van ingegaan wezenpensioen wordt verondersteld dat het pensioen moet worden uitgekeerd tot de 18-jarige leeftijd, waarbij geen rekening wordt gehouden met sterftekansen.
Kostenopslag ter grootte van 2% van de technische voorziening in verband met toekomstige administratie- en excassokosten. De doorlopende (administratie) kosten worden bestreden vanuit de opslag in de bijdrage.
Bij de bepaling van de pensioenopbouw voor arbeidsongeschikte deelnemers en ingegaan arbeidsongeschiktheidspensioen worden geen revalideringskansen in aanmerking genomen.
De voorziening wordt vastgesteld op basis van de rentetermijnstructuur op basis van een driemaandsgemiddelde met
toepassing van de Ultimate Forward Rate (UFR). De leeftijd voor de vaststelling van de voorziening wordt in maanden nauwkeurig bepaald.
Dekkingsgraad De (nominale) dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de kortlopende schulden en minus de egalisatiereserve overgangsregeling 55- min te delen op de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans.
7.4.7 Grondslagen voor de resultaatbepaling Algemeen Baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop deze betrekking hebben. De in de staat van baten en lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de in de balans gehanteerde waarderingsgrondslagen voor beleggingen en de voorzieningen pensioenverplichtingen. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat. Premiebijdragen risico fonds Onder premiebijdragen van werkgevers en werknemers wordt verstaan de aan derden in rekening gebrachte c.q. te brengen bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde pensioenen onder aftrek van kortingen, alsmede premies van de Stichting Voortzetting Pensioenverzekering (FVP). Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Beleggingsresultaten risico fonds (In)directe beleggingsresultaten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
Jaarverslag 2013
pagina 52 | 93
Indirecte beleggingsopbrengsten Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen en valutaresultaten. In de jaarrekening wordt onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als indirecte beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. Aankoopkosten zijn verwerkt in de reële waarde van de beleggingen. Verkoopkosten worden verantwoord als onderdeel van de gerealiseerde herwaarderingen.
Directe beleggingsopbrengsten Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit verband verstaan rentebaten en -lasten, dividenden, huuropbrengsten en soortgelijke opbrengsten. Dividend wordt verantwoord op het moment van betaalbaarstelling.
Kosten van vermogensbeheer Onder kosten van vermogensbeheer worden de externe en de daaraan toegerekende interne kosten verstaan. Exploitatiekosten van onroerende zaken in exploitatie zijn in de kosten van vermogensbeheer opgenomen. Verrekening van kosten Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten, provisies, valutaverschillen e.d.
Pensioenuitkeringen De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De pensioenuitkeringen zijn berekend op actuariële grondslagen en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben. Pensioenuitvoeringskosten De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Mutatie technische voorzieningen: De mutatie technische voorzieningen wordt onderverdeeld in de onderstaande elementen: Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw die toegekend zijn in het boekjaar. Inkoop uit hoofde van Overgangsregeling 55min Dit betreft de inkoop van aanspraken uit de overgangsregeling voor deelnemers die in het boekjaar 62 jaar zijn geworden en/of met (vervroegd) pensioen zijn gegaan en aan de voorwaarden voldoen. Rentetoevoeging technische voorziening De pensioenverplichtingen worden contant gemaakt tegen de nominale marktrente op basis van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. De interesttoevoeging wordt tegen de rekenrente primo berekend over de beginstand en de mutaties gedurende het jaar. Onttrekking uit technische voorziening voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten: Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de technische voorziening. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen in de verslagperiode. Pensioenuitvoeringskosten. Jaarlijks wordt 2% van de pensioenopbouw en de inkomende overdrachten toegevoegd aan de technische voorziening ten behoeve van de pensioenuitvoeringskosten. Daarnaast valt 2% van de uitkeringen, afkopen en uitgaande overdrachten vrij uit de technische voorziening ten behoeve van pensioenuitvoeringskosten (excassokosten).
Jaarverslag 2013
pagina 53 | 93
Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de reële waarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. Wijziging overige actuariële uitgangspunten Het financiële effect van de in het boekjaar toegepaste methodiek ter bepaling van de fondsspecifieke ervaringssterfte.
Saldo overdrachten van rechten De post saldo overdrachten van rechten bevat het saldo van bedragen uit hoofde van overgenomen dan wel overgedragen pensioenverplichtingen.
7.4.8 Grondslagen kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is conform de directe methode opgesteld. Alle ontvangsten en uitgaven worden hierbij als zodanig gepresenteerd. Er wordt onderscheid gemaakt tussen kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten en beleggingsactiviteiten.
Jaarverslag 2013
pagina 54 | 93
7.5 Toelichting op de Balans 7.5.1 Beleggingen voor risico fonds Overzicht totale waarde per beleggingscategorie Ultimo 2013 (x 1.000)
Belegde waarden in betreffende beleggingscategorie Beleggingsdebiteuren Liquide middelen Beleggingscrediteuren
Negatieve derivaten verantwoord aan passiefzijde Overige beleggingen met negatieve waarde Stand per 31 december 2013
Ultimo 2012 (x 1.000)
Belegde waarden in betreffende beleggingscategorie Beleggingsdebiteuren Liquide middelen Beleggingscrediteuren
Negatieve derivaten verantwoord aan passiefzijde Overige beleggingen met negatieve waarde Stand per 31 december 2012
Jaarverslag 2013
Vastgoedbeleggingen EUR
Aandelen EUR
Vastrentende waarden EUR
Derivaten EUR
Overige beleggingen EUR
Totaal EUR
11.293
74.301
296.149
-4.578
-
377.165
-
-
-
-
828 1.441
828 1.441
-
-
-
-5.085
-5.085
11.293
74.301
296.149
-4.578
-2.816
374.349
-
-
-
16.859
-
16.859
-
-
-
-
5.085
5.085
11.293
74.301
296.149
12.281
2.269
396.293
Vastgoedbeleggingen EUR
Aandelen EUR
Vastrentende waarden EUR
Derivaten EUR
Overige beleggingen EUR
Totaal EUR
11.032
51.108
287.566
11.225
7.807
368.738
-
-
-
-
1.624 454
1.624 454
-
-
-
-
-10.521
-10.521
11.032
51.108
287.566
11.225
-636
360.295
-
-
-
13.111
-
13.111
-
-
-
-
10.521
10.521
11.032
51.108
287.566
24.336
9.885
383.927
pagina 55 | 93
Binnen de beleggingsfondsen wordt gebruik gemaakt van derivaten, er is sprake van collateral management. Ultimo 2013 bedraagt het ontvangen collateral EUR 5.070.(2012: EUR 10.521). Daarnaast zijn obligaties ter waarde van EUR 7.654 als onderpand voor derivaten verstrekt. Het ontvangen onderpand staat niet ter vrije beschikking van het fonds. Securities lending Binnen een aantal beleggingsfondsen van de vermogensbeheerder waarin het fonds belegt, worden stukken (aandelen en obligaties) uitgeleend. Voor het uitlenen van deze stukken ontvangen de betreffende beleggingsfondsen collateral als onderpand. De opbrengsten van het uitlenen van de stukken worden binnen het beleggingsfonds herbelegd. Deze opbrengsten hebben een positief effect op de participatiewaarde van het beleggingsfonds Het onderpand heeft gemiddeld een waarde van 105% van de uitgeleende stukken. Het fonds aandeel in de waarde van het ontvangen onderpanden was op jaareinde EUR 10.248.
Verloopoverzicht van belegde waarden per beleggingscategorie
Ultimo 2013 (x 1.000)
Stand per 1 januari 2013 Aankopen / verstrekkingen Verkopen/ aflossingen Herwaardering Stand per 31 december 2013
Vastgoedbeleggingen EUR
Aandelen
Derivaten (1)
EUR
Vastrentende waarden EUR
Totaal
EUR
Overige beleggingen EUR
11.032
51.108
287.566
11.225
7.807
368.738
221
17.390
56.154
265
-
74.030
-19 59
-2.159 7.962
-28.300 -19.271
-3.757 -12.311
-7.893 86
-42.128 -23.475
11.293
74.301
296.149
-4.578
-
377.165
EUR
(1) De hieronder opgenomen waarden betreffen belegde gelden in derivaten welke onder de activa zijn opgenomen onder de ‘beleggingen voor risico fonds’, met daarop in mindering gebracht de derivaten welke onder de passiva als onderdeel van de ‘overige schulden’ zijn opgenomen.
Ultimo 2012 (x 1.000)
Stand per 1 januari 2012 Aankopen / verstrekkingen Verkopen/ aflossingen Herwaardering Stand per 31 december 2012
Vastgoedbeleggingen EUR
Aandelen
Derivaten
EUR
Vastrentende waarden EUR
Totaal
EUR
Overige beleggingen EUR
10.767
38.381
238.117
25.067
7.550
319.882
203
8.613
97.006
-
-
105.822
-42 104
-2.412 6.526
-63.032 15.475
-22.373 8.531
-53 310
-87.912 30.946
11.032
51.108
287.566
11.225
7.807
368.738
Het verloopoverzicht van belegde waarde per beleggingscategorie is opgesteld exclusief aan de beleggingen gerelateerde balansposten.
Jaarverslag 2013
pagina 56 | 93
EUR
Reële waarde Schattingen en oordelen Afgezien van de beleggingsvorderingen en -schulden zijn de beleggingen van het pensioenfonds gewaardeerd tegen reële waarde per balansdatum. Het is over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de reële waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de reële waarde. Voor de meerderheid van de beleggingen van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen. Echter, bepaalde beleggingen zijn gewaardeerd door middel van gebruikmaking van waarderingsmodellen en -technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten. Op basis van de boekwaarde kan het volgende onderscheid worden gemaakt:
(x 1.000)
marktnoteringen direct
marktnoteringen afgeleid
EUR
EUR
Actief per 31 december 2013 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
Passief per 31 december 2013 Ontvangen zekerheden Overige Derivaten Totaal per 31 december 2013
Actief per 31 december 2012 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
Passief per 31 december 2012 Ontvangen zekerheden Derivaten Totaal per 31 december 2012
waarderingsmodellenen technieken EUR
totaal
EUR
197.016 2.269 199.285
74.301 99.133 12.281 185.715
11.293 11.293
11.293 74.301 296.149 12.281 2.269 396.293
-5.070 -15 194.200
-16.859 168.856
11.293
-5.070 -15 -16.859 374.349
192.837 2.078 194.915
51.108 94.729 24.336 7.807 177.980
11.032 11.032
11.032 51.108 287.566 24.336 9.885 383.927
-10.521 184.394
-13.111 164.869
11.032
-10.521 -13.111 360.295
Schatting van reële waarde Vastgoed Het deel van de waarde aan vastgoedbeleggingen dat is opgenomen op basis van waarderingsmodellen en -technieken betreft zowel indirect vastgoed en beleggingen in infrastructuur. Zoals bij de grondslagen staat vermeld is de waarde gebaseerd op de taxatiewaarde. De eerste waardering is verkrijgingsprijs inclusief transactiekosten. Deze taxaties worden verricht door verscheidene externe erkende taxateurs. Iedere externe taxateur hanteert, binnen de algemene richtlijnen zoals binnen de branche gelden, eigen uitgangspunten.
Jaarverslag 2013
pagina 57 | 93
Belegde waarden in vastgoed (x 1.000)
Indirect vastgoed Infrastructuur Stand per 31 december
2013 EUR 4.931 6.362 11.293
2012 EUR 4.803 6.229 11.032
Belegde waarden in aandelen (x 1.000)
Indirect aandelenbeleggingsfondsen: - Aandelenbeleggingsfondsen Stand per 31 december
2013 EUR
74.301 74.301
2012 EUR
51.108 51.108
Belegde waarden in vastrentende waarden
(x 1.000)
Langlopend Europese obligaties Euro Credits Emerging Markets obligaties Vastrentend-hoogrentend US obligaties Vastrentend-hoogrentend EU obligaties Kortlopende staatsobligaties Bankleningen Deposito's
2013 EUR
2012 EUR
189.558 32.128 30.265 10.700 20.208 3.458 5.833 3.999
170.261 29.615 32.254 19.135 8.592 7.076 5.133 15.500
296.149
287.566
De Europese obligaties zijn voornamelijk uitgegeven door de landen Duitsland, Finland en Nederland. De Emerging Markets obligaties zijn uitgegeven door landen in opkomende regio's zoals Latijns Amerika, Azië, Pacific en Afrika. De vastrentend-hoogrentende portefeuille bestaat uit hoogrentende obligaties uitgegeven door het bedrijfsleven. De hoogrentende obligaties hebben over het algemeen een lagere rating dan "Investment grade". De bedrijfsobligaties zijn uitgegeven door Europese bedrijven en luiden in EUR. Bankleningen zijn door banken verstrekte leningen aan het bedrijfsleven. Deposito's en kortlopende staatsobligaties worden aangehouden om tijdelijke overtollige liquide middelen kortstondig uit te zetten.
Jaarverslag 2013
pagina 58 | 93
Belegde waarden in derivaten (x 1.000)
Rentederivaten Positieve waarde Negatieve waarde
2013 EUR
2012 EUR
12.029 16.845 -4.816
24.268 13.011 11.257
252 14 238
15 100 -85
Valutaderivaten Positieve waarde Negatieve waarde
Overige derivaten Positieve waarde Negatieve waarde
Stand per 31 december
-
53 53
-4.578
11.225
Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruikgemaakt van financiële derivaten. Als hoofdregel geldt dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen (limieten) te bevinden. Het pensioenfonds gebruikt derivaten voornamelijk om het valutarisico en het renterisico af te dekken. Eén van de belangrijkste risico’s bij derivaten is het kredietrisico. Dit is het risico dat tegenpartijen niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met te goeder naam en faam bekend staande partijen. Bovendien geldt dat zoveel mogelijk wordt gewerkt met onderpand. Gebruik wordt gemaakt van onder meer de volgende instrumenten:
Valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico’s afgedekt.
Renteswaps: dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het uitwisselen van rentebetalingen over een nominale hoofdsom. Door middel van swaps kan het pensioenfonds de rentegevoeligheid van de portefeuille beïnvloeden.
Jaarverslag 2013
pagina 59 | 93
Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per 31 december 2013:
(x 1.000) Contractomvang EUR
Actuele waarde activa EUR
Actuele waarde passiva EUR
Activa Valuta contracten Verkopen JPY Verkopen USD
3.066 47.415
6 246
-
Passiva Valuta contracten Verkopen GBP
11.544
-
14
62.025
252
14
Contractomvang EUR
Actuele waarde activa EUR
Actuele waarde passiva EUR
Activa Valuta contracten Verkopen JPY Verkopen USD
2.164 15.169
8 7
-
Passiva Valuta contracten Verkopen GBP Verkopen USD
8.331 34.041
-
43 57
59.705
15
100
Type contract
Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per 31 december 2012:
(x 1.000) Type contract
Jaarverslag 2013
pagina 60 | 93
Belegde waarden in overige beleggingen (x 1.000)
2013 EUR
Hedge fondsen Stand per 31 december
-
2012 EUR 7.807 7.807
Beleggingsdebiteuren (x 1.000)
Te vorderen bedragen uit hoofde van: - dividend Stand per 31 december
2013 EUR
828 828
2012 EUR
1.624 1.624
Beleggingscrediteuren
(x 1.000)
Te betalen bedragen uit hoofde van: - ontvangen zekerheden ten behoeve van positieve derivaten - overige Stand per 31 december
2013 EUR
2012 EUR
-5.070 -15 -5.085
-10.521 -10.521
2013 EUR
2012 EUR
Door het fonds wordt niet belegd in premiebijdragende (aangesloten) ondernemingen.
7.5.2 Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Specificatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen (x 1.000)
Uitgestelde uitkeringen Stand per 31 december
1.303 1.303
1.450 1.450
De uitgestelde herverzekerde uitkeringen hebben betrekking op uitkeringen uit arbeidsongeschiktheidsrisicoherverzekeringscontracten. Het herverzekeringscontract is afgesloten met Swiss Re. Dit contract is aflopend, er kunnen geen nieuwe arbeidsongeschikte deelnemers via dit contract worden aangemeld.
Jaarverslag 2013
pagina 61 | 93
7.5.3 Vorderingen en overlopende activa Specificatie vorderingen en overlopende activa (x 1.000)
Vorderingen uit hoofde van herverzekering Vordering op werkgevers Vordering op deelnemers Waardeoverdrachten Nog te factureren premie Uitkeringen Te vorderen overige kosten Stand per 31 december
2013 EUR
2012 EUR
3.163 324 4 137 24 3.652
1.463 621 8 156 328 -1 2.575
Bij de waardering van vorderingen wordt rekening gehouden met het risico van oninbaarheid door hiervoor een voorziening in aftrek te brengen op het saldo van de uitstaande vorderingen. Voor gelijksoortige posten met gelijksoortige risico’s wordt gezamenlijk een schatting gemaakt van verliezen en risico’s op balansdatum. Deze systematiek om de voorziening vast te stellen wordt gerekend tot de statische methode. Met de herverzekeraar is een (technische) winstdelingsregeling overeengekomen over de contractperiode 2011 tot en met 2015. Een cumulatief technisch verlies is geheel voor rekening van de herverzekeraar. Op balansdatum bedraagt deze vordering uit hoofde van winstdeling EUR 1.647 (2012: EUR 1.000).
Nadere specificatie ‘Vorderingen op werkgevers’ (x 1.000)
2013 EUR
2012 EUR
Werkgevers Voorziening dubieuze debiteuren Stand per 31 december
594 -270 324
798 -177 621
(x 1.000)
2013 EUR
2012 EUR
Liquide middelen Stand per 31 december
787 787
682 682
7.5.4 Overige activa
Onder de liquide middelen worden opgenomen die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen die onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn. Er zijn geen kredietfaciliteiten van toepassing. De liquide middelen staan ter vrije beschikking van de stichting.
Jaarverslag 2013
pagina 62 | 93
7.5.5 Stichtingskapitaal en reserves Mutatieoverzicht eigen vermogen
(x 1.000)
Algemene Reserve
Reserve beleidsstaffel premie- en toeslag beleid
Egalisatie reserve regeling 55 min
Totaal
EUR
EUR
EUR
EUR
Stand per 31 december 2012
-2.663
11.086
1.281
9.704
Uit bestemming saldo van baten en lasten
12.851
-2.772
595
10.674
Stand per 31 december 2013
10.188
8.314
1.876
20.378
(x 1.000)
Algemene Reserve
Reserve beleidsstaffel premie- en toeslag beleid
Egalisatie reserve regeling 55 min
Totaal
EUR
EUR
EUR
EUR
-25.724
13.858
709
-11.157
Uit bestemming saldo van baten en lasten
23.061
-2.772
572
20.861
Stand per 31 december 2012
-2.663
11.086
1.281
9.704
Stand per 31 december 2011
De mutatie uit de bestemming saldo van baten en lasten ten aanzien van de Egalisatie reserve overgangsregeling 55- min is als volgt:
(x 1.000)
2,6% premie van de pensioengrondslagen Rendement Onttrekking u.h.v. onvoorwaardelijke geworden rechten
Jaarverslag 2013
2013 EUR
2012 EUR
2.964 -50 -2.319 595
2.940 86 -2.454 572
pagina 63 | 93
Solvabiliteit
(x 1.000) Aanwezig vermogen Af: technische voorzieningen op FTK-waardering
31 december 2013 EUR % 376.702 105,2 358.200 100,0
31 december 2012 EUR % 360.343 102,4 351.920 100,0
Eigen vermogen Af: vereist eigen vermogen
18.502 40.867
5,2 11,4
8.423 36.815
2,4 10,5
Vrij vermogen
-22.365
-6,2
-28.392
-8,1
Minimaal vereist eigen vermogen
16.119
4,5
15.836
4,5
Dekkingsgraad
105,2
102,4
Voor het bepalen van het vereist eigen vermogen (de solvabiliteitstoets) maakt het fonds gebruik van het standaardmodel. Het bestuur acht het gebruik van het standaardmodel passend voor de risico’s van het fonds. De uitkomsten van de solvabiliteitstoets zijn opgenomen onder toelichting 7.5.8 Risicobeheer en derivaten. De dekkingsgraad is als volgt berekend: (Totale activa -/- schulden-/- egalisatiereserve overgangsregeling 55- min) / Technische voorzieningen * 100%. Als het eigen vermogen lager is dan het minimale vereiste eigen vermogen bevindt het pensioenfonds zich in een situatie van dekkingstekort. Indien het eigen vermogen lager is dan het vereiste eigen vermogen, maar wel tenminste gelijk is aan het minimale vereiste eigen vermogen, bevindt het pensioenfonds zich in een situatie van reservetekort. De solvabiliteit van het pensioenfonds is niet toereikend. Er is sprake van een reservetekort. Voor de berekening van het vereist eigen vermogen wordt gebruik gemaakt van het standaard model van DNB. Herstelplan In 2013 heeft de dekkingsgraad zich ten opzichte van het herstelplan zich als volgt ontwikkeld:
Dekkingsgraad per 1 januari Premie Uitkeringen Toeslagverlening Verandering van de rentetermijnstructuur Rendement op beleggingen Overige oorzaken en kruiseffecten Dekkingsgraad per 31 december
Werkelijk 2013 %
Herstelplan 2013 %
102,4
104,0
0,9 0,0 5,0 -4,5 1,4
0,1 0,9 1,4 -0,2
105,2
106,2
De dekkingsgraad bedroeg op 31 december 2013 105,2% en liep daarmee achter op het herstelplan dat uitgaat van 106,2% op die datum. Het korte herstelplan is opgesteld in 2009 en op 26 november 2009 goedgekeurd door toezichthouder DNB. Het herstelplan is in het boekjaar onverkort van toepassing. In het herstelplan wordt uitgegaan van een dekkingsgraad van 104,0% ultimo 2012. Het uitgangspunt in het herstelplan wijkt af van de definitieve dekkingsgraad ultimo 2012 (102,4%) omdat die nog niet bekend was toen het herstelplan is ingediend. Het korte termijn herstelplan is op 31 december 2013 beëindigd, het lange termijn herstelplan is nog steeds van kracht.
Jaarverslag 2013
pagina 64 | 93
De premie heeft meer bijgedragen aan de dekkingsgraad dan verwacht volgens het herstelplan. Dit wordt verklaard doordat in het herstelplan is uitgegaan van een lagere premie dan de werkelijke premie in 2013. De verhoging van de premie in 2013 had als doel het vermogen te versterken. De verandering van de rentetermijnstructuur heeft geleid tot een stijging van de dekkingsgraad. In het herstelplan is uitgegaan van een bijna ongewijzigde rentetermijnstructuur tot het boekjaar 2014 waardoor de bijdrage van de verandering van de rentetermijnstructuur gering is. Bij de bepaling van de werkelijke dekkingsgraad is van de daadwerkelijke rentetermijnstructuur ultimo van het boekjaar uitgegaan die hoger is dan de rentetermijnstructuur primo het jaar. Het rendement op beleggingen heeft minder bijgedragen aan de dekkingsgraad dan verwacht volgens het herstelplan. Het effect bij overige oorzaken en kruiseffecten wordt voornamelijk veroorzaakt door de toepassing van het postcode-analyse model en door de eenmalige donatie van het verwachte overschot van Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreden uit de Banden- en Wielenbranche.
7.5.6 Technische voorzieningen Specificatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds
(x 1.000)
Basisregeling Premievrijstelling Spaarfonds gemoedsbezwaarden Stand per 31 december
2013 EUR 353.594 4.598 8 358.200
2012 EUR 346.702 5.211 7 351.920
Mutatieoverzicht voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds
(x 1.000)
Stand per 1 januari Pensioenopbouw Inkoop uit hoofde van overgangsregeling 55 min Rentetoevoegingen Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging overige actuariële uitgangspunten Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Overige mutatie voorziening pensioenverplichtingen ¹ Stand per 31 december ¹ inclusief mutatie spaarfonds gemoedsbezwaarden
2013 EUR
2012 EUR
351.920 24.797 2.765 1.316
307.791 24.268 3.052 4.890
-3.871 -16.307 -5.755 1.214 2.121 358.200
-3.777 10.945 3.510 52 1.189 351.920
Voor een toelichting op de verschillende posten wordt verwezen naar de toelichting op de verschillende posten uit de staat van baten en lasten. Als gevolg van de actualisering van het postcode-analyse model ter bepaling van de fondsspecifieke ervaringssterfte is in het verslagjaar 2013 een bate verantwoord van EUR 5,8 miljoen. Vorig boekjaar is door introductie van de AG Prognosetafel 20122062 een last verantwoord van EUR 3,5 miljoen. In het mutatieoverzicht van de voorziening pensioenverplichting voor risico fonds is dit effect gepresenteerd onder de regel 'wijziging overige actuariële uitgangspunten'.
Jaarverslag 2013
pagina 65 | 93
Specificatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds (x 1.000)
Actieve deelnemers Pensioengerechtigden Gewezen deelnemers Netto pensioenverplichtingen Toekomstige kosten uitvoering pensioenregeling Voorziening pensioenverplichting eigen rekening Spaarfonds gemoedsbezwaarden Stand per 31 december
2013 EUR
2012 EUR
212.381 61.273 77.515 351.169 7.023 358.192 8 358.200
215.178 55.766 74.069 345.013 6.900 351.913 7 351.920
De methode voor de berekening van de pensioenverplichtingen is zodanig toegepast dat er geen sprake is van een financieringsachterstand. Naar hun aard hebben de technische voorzieningen in het algemeen een langlopend karakter.
Korte beschrijving van de pensioenregeling De pensioenregeling kan worden gekenmerkt als een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling met een pensioenleeftijd van 65 jaar. Jaarlijks wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 2,04% van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. De pensioengrondslag is gelijk aan 2 keer het loon volgens de Wet financiering sociale verzekeringen tot maximaal een bedrag van EUR 101.706 verminderd met de franchise van EUR 11.750. De franchise wordt jaarlijks vastgesteld. Tevens bestaat er recht op partner- en wezenpensioen. Deelname aan de regeling is mogelijk vanaf de leeftijd van 21 jaar. Jaarlijks beslist het bestuur van het pensioenfonds de mate waarin de opgebouwde aanspraken worden geïndexeerd. In overeenstemming met artikel 10 van de Pensioenwet kan de pensioenregeling worden gekwalificeerd als een uitkeringsovereenkomst. Toeslagverlening Het uitgangspunt voor de toeslag is enerzijds de (algemene) Cao-loonstijging in de bedrijfstak in de periode van 2 januari van het voorafgaande jaar tot en met 1 januari van het jaar waarin de toeslag wordt verleend (voor de pensioenen van de actieve deelnemers) en anderzijds de stijging van de door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gepubliceerde afgeleide consumentenprijsindex voor alle huishoudens, over de periode oktober tot oktober voorafgaande aan de datum waarop de toeslag wordt verleend (CPI) (voor de pensioenen van gewezen deelnemers en pensioengerechtigden); De toeslagambitie bedraagt 50% van de Cao-loonstijging respectievelijk 50% van de stijging van de CPI. De mate van toeslagverlening wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld en is afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds. Er bestaat geen recht op toeslagen. De premie bevat geen expliciete opslag ten behoeve van het toeslagbeleid. Bovendien wordt er door het pensioenfonds geen reserve aangehouden om in de toekomst toeslagen te kunnen verlenen. De voorwaardelijke toeslagen worden gefinancierd uit overrendementen. Op het moment dat de middelen van het pensioenfonds het niet toelaten de wenselijke toeslagen te verlenen, kan besloten worden de toeslagen te beperken of in het geheel niet te verlenen. Eerst wordt bekeken of over de gehele linie (opgebouwde aanspraken deelnemers, premievrije en ingegane pensioenaanspraken) een toeslag verleend kan worden op het ambitieniveau van 50% van de betreffende consumentenprijsindex (of minder). Als het mogelijk is om over de gehele linie een toeslag te verlenen conform 50% van de betreffende consumentenprijsindex, dan wordt vervolgens bekeken in hoeverre de opgebouwde aanspraken van de deelnemers nog verder verhoogd kunnen worden tot 50% van de stijging van de Cao-lonen in de bedrijfstak. Er is een toeslagenmechanisme opgesteld, waarbij de mate van toeslagverlening afhankelijk wordt gesteld van de financiële positie van het pensioenfonds. In het kader van de overgang op waardering van de pensioenverplichtingen onder FTK-regelgeving op marktwaarde, zijn de grenzen in de toeslagenstaffel aangepast. De toeslagenstaffel is vooralsnog als volgt, waarbij het ambitieniveau ten aanzien van de indexatie in de evenwichtssituatie (vereist eigen vermogen circa 11%) is gehandhaafd op 50% van de betreffende index.
Jaarverslag 2013
pagina 66 | 93
Algemene Reserve in % van de voorziening pensioenverplichtingen
Toeslag in % van (loon- c.q. prijsinflatie)
<6 6—12 12—18 18—24 24—30 30—36 >36
0,0 20,0 35,0 50,0 65,0 80,0 100,0
Als de middelen van het pensioenfonds het toelaten, streeft het bestuur ernaar de pensioenen van de actieve deelnemers jaarlijks aan te passen aan 50% van de stijging van het indexcijfer van de cao-lonen van de Banden- en Wielenbranche die onder het pensioenfonds vallen, exclusief bijzondere beloningen. Het bestuur streeft ernaar de opgebouwde pensioenen van gewezen deelnemers en de ingegane pensioenen jaarlijks aan te passen aan de stijging van de CBS-consumentenprijsindex “afgeleid”. Dit betekent dat de index niet beïnvloed wordt door belasting- en accijnseffecten. De toeslagen voor de gewezen deelnemers en de ingegane pensioenen mogen daarbij niet hoger zijn dan de toeslag voor de actieve deelnemers. Het bestuur volgt met dit beleid categorie D1 zoals beschreven in de toeslagenmatrix. Dat betekent dat er geen recht bestaat op toekomstige verhogingen en dat de toeslagen een voorwaardelijk recht zijn. In de afgelopen drie jaren zijn de pensioenaanspraken en de ingegane pensioenen verhoogd met actieven
Inactieven
1 januari 2013 1 januari 2012
0,00% 0,00%
0,00% 0,00%
1 januari 2011
0,00%
0,00%
Het bestuur heeft besloten om per 1 januari 2014 geen toeslagen te verlenen.
7.5.7 Overige schulden en overlopende passiva
Specificatie overige schulden en overlopende passiva
(x 1.000)
Te verrekenen premies Uitkeringen Derivaten Schulden uit hoofde van beleggingen Belastingen en premies sociale verzekeringen Herverzekeringen Overige schulden Rekening courant gelieerd VUT-fonds (stichting Vuban) Stand per 31 december
2013 EUR 492 -6 16.859 5.085 110 150 178 589 23.457
2012 EUR 372 13.111 10.521 143 14 148 2.701 27.010
Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
Jaarverslag 2013
pagina 67 | 93
Nadere specificatie ‘Derivaten’ (x 1.000)
Rentederivaten Valutaderivaten Stand per 31 december
Jaarverslag 2013
2013 EUR 16.845 14 16.859
2012 EUR 13.011 100 13.111
pagina 68 | 93
7.5.8 Risicobeheer en derivaten Solvabiliteitsrisico Het pensioenfonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het pensioenfonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de reële waarde van de pensioenverplichtingen. Het belangrijkste risico voor het pensioenfonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het pensioenfonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het pensioenfonds de premie voor de onderneming en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele toeslag van opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. Het tekort op FTK-grondslagen is als volgt:
(x 1.000)
31 december 2013 EUR EUR
Technische voorzieningen (FTK-waardering) Buffers: S1 Renterisico S2 Risico zakelijke waarden S3 Valutarisico S4 Grondstoffenrisico S5 Kredietrisico S6 Verzekeringstechnisch risico S7 Liquiditeitsrisico S8 Concentratierisico S9 Operationeel risico S10 Actief beheerrisico Diversificatie-effect Totaal S (vereiste buffers)
31 december 2012 EUR EUR
358.200
18.557 22.944 11.653 5.166 14.528 -31.981
351.920
16.799 20.082 10.437 1.633 4.607 14.131 -30.874 40.867
36.815
Vereist vermogen (artikel 132 Pensioenwet)
399.067
388.735
Aanwezig vermogen (totaal activa - schulden)
376.702
360.343
Tekort
-22.365
-28.392
Het pensioenfonds heeft ter afdekking van risico’s derivatencontracten afgesloten. Hiermee is bij het bepalen van de vereiste buffers rekening gehouden. Bij de berekening van de buffers past het pensioenfonds het standaard model van DNB toe, waarbij uitgegaan wordt van het vereist vermogen in evenwichtsituatie, gebaseerd op de strategische asset mix. Beleid en risicobeheer Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van deze risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen:
beleggingsbeleid
premiebeleid
herverzekeringsbeleid
toeslagbeleid.
De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van ALM-studies. Een
Jaarverslag 2013
pagina 69 | 93
ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de volgende belangrijkste (beleggings)risico’s. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van derivaten. Marktrisico’s (S1 – S4) Het marktrisico omvat het renterisico, het prijs(koers)risico en het valutarisico. Marktrisico omvat de mogelijkheden voor winst of verlies en door een verandering van marktfactoren. Marktfactoren kunnen bijvoorbeeld marktprijzen zijn van aandelen, grondstoffen, vastgoed en private equity (prijsrisico), maar ook valutakoersen (valutarisico) of rentes (renterisico). De strategie van het pensioenfonds met betrekking tot het beleggingsrisico wordt bepaald door de beleggingsdoelstellingen. Het marktrisico wordt op dagelijkse basis beheerst in overeenstemming met de aanwezige beleidskaders en richtlijnen. De overallmarktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur. De mate waarin de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds gevoelig is voor het prijs- en renterisico is in de volgende alinea weergegeven, vervolgens worden de risico’s die het pensioenfonds loopt nader toegelicht. Renterisico (S1) Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen wijzigen als gevolg van veranderingen in de marktrente. De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duration. De duration geeft aan hoeveel procent bij benadering de reële waarde van een belegging of verplichting verandert bij een parallelle verschuiving van de rentecurve. Een hoge duration geeft een hoge gevoeligheid voor veranderingen in de rente weer.
(x 1.000)
Vastrentende waarden (voor derivaten) Vastrentende waarden (na derivaten) Duration van de technische voorzieningen
Waarde balanspost 31 december 2013 EUR 296.149 296.149 358.200
Duration 31 december 2013
Duration 31 december 2012
7,0 16,3 22,8
9,8 17,2 23,6
Op balansdatum is de duration van de beleggingen aanzienlijk korter dan de duration van de verplichtingen. Er is derhalve sprake van een zogenaamde “duration-mismatch”. Dit betekent dat bij een rentestijging de waarde van beleggingen minder snel daalt dan de waarde verplichtingen (bij toepassing van de actuele marktrentestructuur) daalt, de dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt. Het beleid van het pensioenfonds is gericht op het verkleinen van de “duration-mismatch”. Dit wordt gerealiseerd door het kopen van meer langlopende obligaties in plaats van aandelen (aandelen hebben per definitie een duration van nul), binnen de portefeuille kortlopende obligaties vervangen door langlopende obligaties of door middel van renteswaps. Bij een renteswap wordt een vaste lange rente geruild tegen een variabele korte rente. Het pensioenfonds ontvangt in dit geval een lange rente, vergelijkbaar met de kasstroom van een langlopende obligatie en betaalt daarvoor een variabele korte rente (bijvoorbeeld Euribor). Hierdoor wordt de “duration-mismatch” verkleind, maar het pensioenfonds wordt wel afhankelijk van de ontwikkeling van de korte rente die het pensioenfonds aan de tegenpartij betaalt. Bij het afsluiten van een swap kunnen dus mismatchrisico’s worden afgedekt en worden nieuwe risico’s geïntroduceerd die gepaard gaan met dit soort instrumenten (zoals liquiditeit, tegenpartij en juridisch risico).
Jaarverslag 2013
pagina 70 | 93
Prijsrisico Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden verwerkt, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het prijsrisico wordt gemitigeerd door diversificatie. De segmentatie van de aandelenportefeuille naar sectoren is als volgt:
(x 1.000)
31 december 2013 EUR %
Financiële instellingen (waaronder banken en verzekeraars) Handels- en industriele bedrijven Energie Technologie Consumenten goederen Farmacie- en biotechnologie Materialen Overig
15.924 8.361 6.748 8.795 16.178 7.030 4.808 6.457 74.301
21,4 11,3 9,1 11,8 21,7 9,5 6,5 8,7 100
31 december 2012 EUR % 10.774 5.244 5.393 6.123 10.886 4.208 3.813 4.667 51.108
21,1 10,3 10,6 12,0 21,3 8,2 7,5 9,1 100
De segmentatie van de aandelenportefeuille naar regio is als volgt:
(x 1.000) Europa Noord-Amerika Verre Oosten Emerging markets
31 december 2013 EUR % 26.119 35,1 25.353 34,1 4.957 6,7 17.872 24,1 74.301 100
31 december 2012 EUR % 12.188 23,8 19.490 38,2 3.753 7,3 15.677 30,7 51.108 100
Valutarisico (S3) Het totaalbedrag van de gehele beleggingsportefeuille dat buiten de euro wordt belegd bedraagt ultimo 2013 circa EUR 121.436 (2012: EUR 116.297). Van dit bedrag is 51,1% (2012: 55,1%) afgedekt naar de euro. Het valutarisico wordt in onderstaande tabel weergegeven.
(x 1.000) EUR vóór EUR GBP JPY USD Overige
Jaarverslag 2013
252.913 14.446 3.041 70.540 33.409 374.349
EUR valutaderivaten 62.092 -11.557 -3.069 -47.466 -
31 december 2013 EUR netto positie (na) 315.005 2.889 -28 23.074 33.409 374.349
31 december 2012 EUR netto positie (na) 308.111 -181 49 23.549 28.767 360.295
pagina 71 | 93
Grondstofrisico (S4) Grondstoffen ofwel commodities vormen een beleggingscategorie waarin veelal via index futures en swaps wordt geïnvesteerd in energie (olie), metalen, edelmetalen en agroproducten. Het grondstofrisico betreft het risico op fluctuaties in grondstofprijzen. In 2013 zijn de beleggingen in commodities verkocht.
(x 1.000)
GSCI Non-Natural Gas Total Return index 31/1/13 GSCI Non-Natural Gas Total Return index 31/1/13
2013 Contractomvang EUR -
2013 Reële waarde EUR -
2012 Contractomvang EUR 4.032 360 4.392
2012 Reële waarde EUR 49 4 53
Kredietrisico (S5) Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het pensioenfonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het pensioenfonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het pensioenfonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het pensioenfonds financiële verliezen lijdt. Beheersing vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het pensioenfonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij hypothecaire geldleningen en het uitlenen van effecten; het hanteren van prudente verstrekkingnormen bij hypothecaire geldleningen. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het pensioenfonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot OTC-derivaten wordt door het pensioenfonds enkel gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het pensioenfonds adequaat worden afgedekt door onderpand. Er wordt gebruik gemaakt van dagelijkse waarderingen.
Ten aanzien van de kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille wordt het volgende overzicht gegeven:
AAA AA A BBB Lager dan BBB Geen rating
Jaarverslag 2013
31 december 2013 % 65 2 7 10 15 1 100
31 december 2012 % 62 5 8 9 15 1 100
pagina 72 | 93
Verzekeringtechnische risico (S6) Langlevenrisico Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de technische voorziening. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van AG prognosetafel 2012-2062 met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. Overlijdensrisico Het overlijdensrisico betekent dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. Dit risico is herverzekerd. Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen (schadereserve). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek herzien. Dit risico is herverzekerd. Toeslagrisico Het bestuur van het pensioenfonds heeft de ambitie om het pensioen te indexeren. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, rendement, looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toeslagtoezegging voorwaardelijk is. Het beleid en de ambitie inzake toeslagverlening is weergegeven in de paragraaf 7.6.8 ‘Indexering en overige toeslagen’. In 2013 is als gevolg van de lage dekkingsgraad geen toeslag verleend.
Liquiditeitsrisico (S7) Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen. Hierdoor kan het pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico wordt beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er wordt eveneens rekening gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Inzake het liquiditeitsrisico wordt vermeld dat het pensioenfonds in haar beleggingsportefeuille over voldoende obligaties beschikt die onmiddellijk zonder waardeverlies te gelde kunnen worden gemaakt om eventuele onvoorziene uitstroom van geldmiddelen te financieren. Concentratierisico (S8) Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen, moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Concentratierisico is gemeten naar concentratie van een land of bij een tegenpartij.
Jaarverslag 2013
pagina 73 | 93
Dit betreft per 31 december 2013 de volgende posten (percentage ten opzichte van het balanstotaal ultimo 2013 respectievelijk ultimo 2012):
(x 1.000) Vastrentende waarden Duitse staat Finse staat Nederlandse staat
31 december 2013 EUR % 78.299 28.142 85.877
19% 7% 21%
192.318
31 december 2012 EUR % 87.046 6.856 83.435
22% 2% 21%
177.337
In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Een portefeuille van beleggingen die sterk sectorgebonden is, kan door deze sectorconcentratie een verhoogd risico lopen. Indien aandelen in dezelfde sector worden aangehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico. Bij de bepaling van het vereist vermogen past het pensioenfonds het standaardmodel van de DNB toe. In dat model wordt het concentratierisico vooralsnog op nihil gesteld. De belangrijkste vorm van concentratierisico in de verplichtingen van het fonds is de demografische opbouw van de deelnemers. Gegeven de aard is dit risico niet te beïnvloeden. Ultimo 2013 bedraagt de gemiddelde leeftijd (gewogen naar voorziening) van de actieve deelnemers 49,3 jaar (2012: 49,0 jaar). Op grond hiervan heeft het bestuur geconcludeerd dat er geen sprake is van concentratie in de activa of verplichtingen en dat er daarom geen buffer voor concentratierisico wordt aangehouden.
Overige niet-financiële risico’s Operationeel risico (S9) Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden door het pensioenfonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles, kwaliteit geautomatiseerde systemen, enzovoorts. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het bestuur. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert waardoor beleggingen van het pensioenfonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het pensioenfonds niet beheersbaar.
7.5.9 Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen Langlopende contractuele verplichtingen Het pensioenfonds heeft een uitbestedingovereenkomst afgesloten met Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. Het contract met Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. is met ingang van 1 januari 2012 verlengd voor vier jaar. Met het bestuur zijn afspraken gemaakt over de vergoedingensystematiek. Deze systematiek bestaat zowel uit vaste als variabele componenten. De vergoeding voor 2014 bedraagt circa EUR 1,4 miljoen. Voorwaardelijke verplichtingen Per jaareinde lopen er geen juridische procedures tegen het pensioenfonds en heeft het pensioenfonds tevens geen juridische procedures aangespannen tegenover derden.
Jaarverslag 2013
pagina 74 | 93
7.5.10 Verbonden partijen Identiteit van verbonden partijen Er is sprake van een relatie tussen de verbonden partijen tussen het pensioenfonds en de sponsor, de aangesloten ondernemingen en hun bestuurders. Er is geen sprake van verbonden partijen. Transacties met bestuurders Inzake de beloning van bestuurders wordt verwezen naar 7.6.6. Er zijn geen leningen verstrekt aan, noch is er sprake van vorderingen op, (voormalige) bestuurders.
Jaarverslag 2013
pagina 75 | 93
7.6 Toelichting op de staat van baten en lasten 7.6.1 Premiebijdragen risico pensioenfonds
(x 1.000)
Werkgevers- en werknemersgedeelte Aanvullende verzekering Vrijwillige voortzetting verzekering ANW-hiaatverzekering
Premiebijdrage Overgangsregeling 55- min Mutatie voorziening dubieuze debiteuren Afschrijving premievorderingen Overige bijdragen
2013 EUR
2012 EUR
31.225 124 76 143 31.568
30.708 146 22 125 31.001
2.964 -90 2.874
2.940 -70 -4 405 3.271
34.442
34.272
De totale bijdrage van werkgevers en werknemers bedraagt 30,0% (2012; 29,55%) van de pensioengrondslag De kostendekkende, gedempte en feitelijke premie volgens artikel 130 van de Pensioenwet zijn als volgt:
(x 1.000)
Kostendekkende premie Feitelijke premie Gedempte kostendekkende premie
2013 EUR 31.240 31.568 20.271
2012 EUR 31.572 31.001 19.970
De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie ad EUR 31.568 (hiervan is EUR 4.608 (2012: EUR 4.480) premie voor herstel uit hoofde van het herstelplan) is als bate verantwoord. De kostendekkende premie is gebaseerd op de marktrente (nominale rentetermijnstructuur van 31 december 2013 gepubliceerd door DNB). Het bestuur heeft de gedempte premie vastgesteld op 4,5% rekenrente. De feitelijke premie is in 2013 hoger dan de gedempte premie.
De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate verantwoord. De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt:
(x 1.000)
Kosten pensioenopbouw Pensioenuitvoeringskosten Solvabiliteitsopslag
Jaarverslag 2013
2013 EUR 26.621 1.824 2.795 31.240
2012 EUR 26.741 1.809 3.022 31.572
pagina 76 | 93
De samenstelling van de gedempte premie is als volgt:
(x 1.000)
2013 EUR
Kosten pensioenopbouw Pensioenuitvoeringskosten Solvabiliteitsopslag
2012 EUR
16.694 1.824 1.753 20.271
16.316 1.809 1.845 19.970
De kosten pensioenopbouw betreffen de kosten van de jaarinkoop van de pensioenaanspraken inclusief de kosten voor premievrijstelling voor nieuwe arbeidsongeschiktheidsgevallen. De toeslagverlening is voorwaardelijk en daarom geen onderdeel van de kosten pensioenopbouw. De pensioenuitvoeringskosten volgen uit de staat van baten en lasten. De solvabiliteitsopslag 2013 wordt berekend door het percentage vereist vermogen per 31 december 2013 te vermenigvuldigen met de kosten pensioenopbouw. Er is geen sprake van premiekortingen dan wel premieopslagen. De verschillen tussen de kostendekkende premie, de feitelijke premie en de gedempte premie zijn het gevolg van de gehanteerde rente. De gedempte premie is op basis van een vaste rente van 4,5% en de kostendekkende premie is gebaseerd op de rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB.
7.6.2 Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
2013 (x 1.000)
Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige Overige beleggingen
2012 (x 1.000)
Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige Overige beleggingen
Jaarverslag 2013
Directe beleggingsopbrengsten EUR 139 409 7.413 2.208 138 -90 10.217
Indirecte beleggingsopbrengsten EUR 59 7.962 -19.271 -12.311 86 -23.475
Kosten van vermogensbeheer
Totaal
EUR -34 -221 -880 -37 -7 -216 -1.395
EUR 164 8.150 -12.738 -10.140 217 -306 -14.653
Directe beleggingsopbrengsten EUR 200 129 6.206 546 21 -100 7.002
Indirecte beleggingsopbrengsten EUR 104 6.526 15.475 8.531 310 30.946
Kosten van vermogensbeheer
Totaal
EUR -150 -410 -280 -10 -160 -66 -1.076
EUR 154 6.245 21.401 9.067 171 -166 36.872
pagina 77 | 93
De kosten van vermogensbeheer bedragen in 2013: EUR 1.179 (2012 EUR 1.010). De overige kosten ad EUR 216 betreffen beleggingsadvies, -administratiekosten en bankkosten. Transactiekosten zijn onderdeel van de aan- en verkooptransacties van beleggingen. Deze zijn eveneens onderdeel van de indirecte beleggingsopbrengsten en bedragen over 2013 EUR: 243 (2012 EUR 382).
7.6.3 Uitkeringen en winstaandeel uit hoofde van herverzekeringen
(x 1.000)
Baten uit herverzekeringen arbeidsongeschiktheidsrisico Baten uit herverzekeringen overlijdensrisico Winstaandeel herverzekeringen
2013 EUR
2012 EUR
440 1.378 1.160 2.978
-651 671 20
Het winstaandeel over de periode 2006-2010 is afgewikkeld. Over de periode 2011-2015 is een raming opgenomen.
7.6.4 Overige baten
(x 1.000)
Donatie door Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreden uit de Banden- en Wielenbranche van verwacht toekomstig batig saldo
2013 EUR
2012 EUR
1.200
-
Uit de meeste recente liquiditeitsprognose van de gelieerde Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreden uit de Banden- en Wielenbranche (Vuban) blijkt dat eind 2014 een batig saldo resteert. Vooruitlopend heeft het bestuur van de Stichting Vuban besloten om een gedeelte van dit batig saldo aan het fonds over te dragen.
Jaarverslag 2013
pagina 78 | 93
7.6.5 Pensioenuitkeringen
(x 1.000)
Ouderdomspensioen Prepensioen Partnerpensioen Wezenpensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen Afkopen Overige
2013 EUR
2012 EUR
2.910 432 613 44 191 126 -16 4.300
2.501 446 522 29 195 389 -57 4.025
De post Afkopen betreft de afkoop van pensioenen die lager zijn dan: € 451,22 (2012: € 438,44) per jaar (de afkoopgrens) overeenkomstig de Pensioenwet (artikel 66).
7.6.6 Pensioenuitvoeringskosten
(x 1.000)
Bestuurskosten Administratiekostenvergoeding Controle- en advieskosten (excl. accountantskosten) Accountantskosten Contributies en bijdragen Incasseren dwangsommen en boetes Overig
2013 EUR 190 1.214 240 26 30 39 1.739
2012 EUR 105 1.124 325 25 47 -30 49 1.645
Bezoldiging bestuurders De transacties met bestuurders hebben betrekking op de vergoedingen voor de werkzaamheden verband houdende met de bestuurs- en commissievergaderingen. De vergoedingen bestaan uit vacatiegeld, vergoeding van reis- en verblijfkosten, overige kosten bestuur 2013: EUR 146 (2012: EUR 93). Onder bestuurskosten zijn daarnaast vergaderkosten en kosten inzake intern toezicht verantwoord.
Afgezien hiervan zijn geen bezoldigingen toegekend.
Jaarverslag 2013
pagina 79 | 93
Honoraria accountant
(x 1.000)
EUR Accountant
2013 Controle van de jaarrekening
2012 Controle van de jaarrekening
EUR Overig netwerk
EUR Totaal
26 26
-
26 26
25 25
-
25 25
Aantal personeelsleden Het fonds heeft zowel in 2013 als in 2012 geen personeel in dienst. De beheersactiviteiten worden op basis van een uitvoeringsovereenkomst verricht door personeel in dienst van Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. dan wel vermogensbeheerder. Bij het fonds zijn geen werknemers in dienst die buiten Nederland werkzaam zijn.
7.6.7 Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling.
7.6.8 Indexering en overige toeslagen In de staat van baten en lasten is de last uit hoofde van indexering en overige toeslagen welke aan het verslagjaar moet worden toegerekend verantwoord. Als de middelen van het pensioenfonds het toelaten, streeft het bestuur ernaar de pensioenen van de actieve deelnemers jaarlijks aan te passen aan 50% van de stijging van het indexcijfer van de cao-lonen van de Banden- en Wielenbranche die onder het pensioenfonds vallen, exclusief bijzondere beloningen. Het bestuur streeft ernaar de opgebouwde pensioenen van gewezen deelnemers en de ingegane pensioenen jaarlijks aan te passen aan de stijging van de CBS-consumentenprijsindex “afgeleid”. Dit betekent dat de index niet beïnvloed wordt door belasting- en accijnseffecten. Het bestuur beoordeelt jaarlijks of de financiële middelen van het pensioenfonds toereikend zijn om de opgebouwde pensioenaanspraken en de ingegane pensioenen te verhogen. Er bestaat geen recht op toeslagverlening en er is dus geen zekerheid of en in hoeverre het pensioenfonds in de toekomst een toeslag kan verlenen. Het pensioenfonds reserveert namelijk geen gelden voor toekomstige toeslagen. In 2013 is er geen toeslag verleend als gevolg van de lage dekkingsgraad.
Jaarverslag 2013
pagina 80 | 93
7.6.9 Inkoop uit hoofde van Overgangsregeling 55- min In 2013 heeft inkoop plaatsgevonden inzake de Overgangsregeling 55- min. Dit verhoogt de voorziening met EUR 2.765 (2012: EUR 3.052).
7.6.10 Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 0,351% (2012: 1,544%), zijnde EUR 1.316 (2012: EUR 4.890). Het rentepercentage is afgeleid van de éénjaarsrente uit de rentetermijnstructuur per begin van het boekjaar zoals gepubliceerd door DNB.
7.6.11 Onttrekking pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte pensioenuitkeringen in de verslagperiode. Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte uitvoeringskosten in de verslagperiode.
7.6.12 Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de reële waarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente.
7.6.13 Wijziging overige actuariële uitgangspunten De actuariële grondslagen en/of methoden worden periodiek beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen voor zowel de gehele bevolking als specifiek voor de populatie van het pensioenfonds. De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het pensioenfonds. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien. Vanaf boekjaar 2012 is de grondslag voor overlevingskansen gebaseerd op de Prognosetafel 2012-2062 van het Actuarieel Genootschap (AG). De AG-Prognosetafel 2012-2062 houdt rekening met de voorzienbare trend in overlevingskansen van de gehele Nederlandse bevolking. De algemene sterftekansen die volgen uit de tafel worden voor het fonds gecorrigeerd in verband met ervaringssterfte. Per 31 december 2013 is de correctie in verband met fondsspecifieke ervaringssterfte geactualiseerd op basis van het zogenaamde “postcode-analysemodel”. In dit model worden fondsspecifieke schaalfactoren toegepast. Op deze wijze wordt rekening gehouden met de ervaringssterfte zoals deze van toepassing is voor de populatie van het fonds. In het verslagjaar is door actualisering van deze methode een bate verantwoord van EUR 5,8 miljoen.
Jaarverslag 2013
pagina 81 | 93
7.6.14 Saldo overdracht van rechten
(x 1.000)
2013 EUR
2012 EUR
Saldo overdrachten van rechten Inkomende waardeoverdrachten Uitgaande waardeoverdrachten Subtotaal
-1.131 -1.131
-487 36 -451
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Toevoeging aan de technische voorzieningen Onttrekking aan de technische voorzieningen Totaal overige resultaten
1.214 1.214
72 -20 52
83
-399
Saldo overdracht van rechten
Een inkomende waardeoverdracht betreft de ontvangst van het pensioenfonds of de pensioenverzekeraar van de vorige werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. Een uitgaande waardeoverdracht betreft de overdracht aan het pensioenfonds of de pensioenverzekeraar van de nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. De ontvangen koopsommen worden aangewend voor de inkoop van extra pensioenaanspraken.
7.6.15 Overige mutatie voorziening pensioenverplichtingen
(x 1.000) Kanssystemen Sterfte Arbeidsongeschiktheid Mutaties Totaal kanssystemen Overige mutaties Overig Totaal overige mutaties Totaal
Jaarverslag 2013
2013 EUR
2012 EUR
-114 462 1.792 2.140
-487 910 1.063 1.486
-19 -19
-297 -297
2.121
1.189
pagina 82 | 93
7.6.16 Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen
(x 1.000)
2013 EUR
2012 EUR
Mutatie herverzekeringsdeel
147 147
-894 -894
2013 EUR
2012 EUR
822 11 1.036 7 138 -56 1.958
771 -1 954 125 1.849
7.6.17
Premies herverzekeringen
(x 1.000)
Lasten uit hoofde van herverzekeringen: - overlijdensrisico verslagjaar - overlijdensrisico correctie op voorgaande jaren - arbeidsongeschiktheidsrisico verslagjaar - arbeidsongeschiktheidsrisico correctie op voorgaande jaren - ANW hiaatverzekering verslagjaar - ANW hiaatverzekering correctie op voorgaande jaren
7.6.18 Belastingen De activiteiten van het pensioenfonds zijn vrijgesteld van belastingheffing in het kader van de vennootschapsbelasting. De Meern, 23 juni 2014
De heer R.J.L.Spuijbroek
De heer J.C. Dwarswaard
Voorzitter
Secretaris
Jaarverslag 2013
pagina 83 | 93
Jaarverslag 2013
pagina 84 | 93
8 Overige gegevens 8.1 Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten Het voorstel resultaatbestemming 2013 is opgenomen in de paragraaf van de staat van baten en lasten in de jaarrekening.
8.2 Gebeurtenissen na balansdatum Er hebben zich geen relevante gebeurtenissen na balansdatum voorgedaan.
Jaarverslag 2013
pagina 85 | 93
8.3 Actuariële verklaring Opdracht Door Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Banden- en Wielenbranche te Rotterdam is aan Towers Watson Netherlands B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2013. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. De accountant van het pensioenfonds heeft mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid (materiële juistheid en volledigheid) van de basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeel van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht:
heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en
heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds.
Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Koninklijk Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een reservetekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van artikel 132. Ik heb niet kunnen concluderen dat er is voldaan aan artikel 137 van de Pensioenwet. De vermogenspositie van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Banden- en Wielenbranche is naar mijn mening niet voldoende, vanwege het reservetekort. Rotterdam, 26 juni 2014 drs R.J.M. van de Meerakker AAG Verbonden aan Towers Watson Netherlands B.V.
Jaarverslag 2013
pagina 86 | 93
8.4 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: het bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Banden- en Wielenbranche
Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2013 van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Banden- en Wielenbranche te Den Haag gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2013 en de staat van baten en lasten over 2013 en de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het saldo van baten en lasten getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het bestuur noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Banden- en Wielenbranche per 31 december 2013 en van het saldo van baten en lasten over 2013 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW).
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Amsterdam, 26 juni 2014 PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. drs. M. Ferwerda RA
Jaarverslag 2013
pagina 87 | 93
Jaarverslag 2013
pagina 88 | 93
Bijlagen Samenvatting van de pensioenregeling zoals deze per 1 januari 2006 van kracht is. De basispensioenregeling bestaat uit:
ouderdomspensioenregeling;
partnerpensioen;
tijdelijk partnerpensioen;
wezenpensioen.
Daarnaast bestaan er de volgende aanvullende regelingen:
vrijwillige ANW-hiaat verzekering;
vrijwillige WIA-excedentregeling;
excedentopbouwregeling.
De basis pensioenregeling Deelnemer De werknemer van 21 jaar en ouder. Pensioendatum Eerste dag van de maand, waarin de deelnemer 65 jaar wordt. Opbouw pensioen De regeling betreft een middelloonregeling waarbij de jaarlijkse opbouw vanaf 1 januari 2006 2,04% van de pensioengrondslag per jaar is. (Vanaf 1-1-2014 bedraagt de jaarlijkse opbouw 1,67% van de pensioengrondslag per jaar) Pensioengevend loon Jaarsalaris plus vakantietoeslag met een maximum van twee maal het maximum dagloon premieheffing WW. Pensioengrondslag Pensioengevend loon minus de franchise. Bij pensionering bestaat voor deelnemers de mogelijkheid uitruil van partnerpensioen aan te vragen. Partnerpensioen 70% van het ouderdomspensioen. Tijdelijk partnerpensioen Indien een deelnemer tijdens een actief dienstverband komt te overlijden, wordt aan zijn nabestaande een tijdelijk partnerpensioen uitgekeerd, uiterlijk tot de 65ste verjaardag van de nabestaande. Wezenpensioen Per kind 14% van het ouderdomspensioen en wordt uitgekeerd tot de 18de verjaardag van het kind.
Jaarverslag 2013
pagina 89 | 93
De pensioenregeling Vanaf 1 januari 2006 is de prepensioenregeling voor alle deelnemers komen te vervallen. Daarnaast is de overgangsregeling om vervroegd uit te treden voor deelnemers die op of na 1 januari 1950 zijn geboren komen te vervallen. Dit betekent echter niet dat zij niet meer kunnen uittreden voor de 65-jarige leeftijd. Voor deze groep wordt vervroeging van de pensioenleeftijd mogelijk doordat:
meer ouderdomspensioen wordt opgebouwd door het hogere opbouwpercentage en de lagere franchise per 1 januari 2006;
de tot en met 31 december 2005 opgebouwde prepensioenaanspraken zijn omgezet in extra ouderdomspensioen;
voor deelnemers die op 31 december 2000 21 jaar of ouder waren én op dat moment in dienst waren bij een aangesloten werkgever én vanaf 1 januari 2001 tot 1 januari 2006 deelnemer waren aan de prepensioenregeling van het pensioenfonds is een overgangsregeling getroffen. Voor deze groep deelnemers is de oude suppletieregeling vertaald in extra aanspraken ouderdomspensioen. Dit is nodig omdat deze groep nog niet voldoende kan opbouwen in de nieuwe regeling om vervroegd met ouderdomspensioen te kunnen gaan. Er zal pas sprake zijn van extra aanspraken op het moment dat deze ook daadwerkelijk gefinancierd zijn. Wanneer een deelnemer voor die tijd de bedrijfstak verlaat, bestaan er geen rechten op extra aanspraken.
In verband met (fiscale) wet- en regelgeving zal de pensioenregeling in 2014 en 2015 gewijzigd worden. Op moment van uittreden stopt de pensioenopbouw. Deelnemers die vóór 1 januari 1950 geboren zijn kunnen nog steeds vervroegd uittreden (deze regeling wordt uitgevoerd door de VUBAN). Voor deelnemers die vóór 1 januari 1950 geboren zijn geldt een andere overgangsregeling. Zij konden tot 1 juli 2006 vervroegd uittreden op basis van de oude uittredingsleeftijden, dus op 60, 59 of 57,5. Deze overgangsregeling loopt af in 2014. Vanaf de tweede helft van 2006 is de uittredingsleeftijd voor deze groep stapsgewijs verhoogd. Voor de periode vanaf 2007 zijn de volgende staffels van toepassing. Voor deelnemers die minder dan 35 jaren in de branche hebben gewerkt: Kalenderjaar
Vroegst mogelijke uittredingsleeftijd
in 2007
60 jaar en 6 maanden
in 2008
60 jaar en 9 maanden
in 2009
61 jaar
In 2010
61 jaar en 3 maanden
In 2011
61 jaar en 6 maanden
Voor deelnemers die ten minste 35 jaren maar minder dan 40 jaren in de branche hebben gewerkt: Kalenderjaar
Vroegst mogelijke uittredingsleeftijd
in 2007
59 jaar en 6 maanden
in 2008
59 jaar en 9 maanden
in 2009
60 jaar
Voor deelnemers die ten minste 40 jaren in de branche hebben gewerkt: Kalenderjaar
Vroegst mogelijke uittredingsleeftijd
in 2007
58 jaar
Om in aanmerking te kunnen komen voor de overgangsregeling moet een deelnemer niet alleen een bepaalde leeftijd hebben, maar ook aan de volgende voorwaarden voldoen:
hij moet deelnemen aan de pensioenregeling van het pensioenfonds; en;
op 31 december 2000 in dienst zijn geweest bij een aangesloten werkgever en vanaf;
1 januari 2001 tot en met 31 december 2005 onafgebroken deelnemer zijn geweest in de Prepensioenregeling van het pensioenfonds en vervolgens vanaf 1 januari 2006 tot de uittredingsrichtdatum onafgebroken deelnemer zijn in de pensioenregeling van het pensioenfonds; en;
Jaarverslag 2013
pagina 90 | 93
hij moet in de vijf jaar direct voorafgaand aan de uittredingsdatum ononderbroken als werknemer werkzaam zijn geweest bij één of meer aangesloten werkgevers; en;
hij moet zijn ouderdomspensioen vervroegen tot de uittredingsrichtdatum (62 jaar).
De deelnemer kan gebruikmaken van de spaarvutregeling gemaximeerd tot 50%. Voor de deelnemers die gebruik maken van de overgangsregeling geldt dat wordt uitgegaan van een ingangsdatum van het vervroegde ouderdomspensioen op 62 jaar. Dit hangt samen met de nieuwe pensioenregeling die voor alle deelnemers geldt. Dit betekent dat deelnemers die gebruik maken van de overgangsregeling in de periode vanaf 62 jaar tot en met 65 jaar geen pensioen meer opbouwen. Uiteraard hoeft er over die periode ook geen premie meer te worden afgedragen. De hoogte van de totale uitkering (incl. een stukje vervroegd ouderdomspensioen vanaf 62 jaar) bedraagt tot de 65-jarige leeftijd 75% of 80% van het laatstverdiende salaris. Het percentage is afhankelijk van de leeftijd op 1 januari 2001.
Jaarverslag 2013
pagina 91 | 93
Ontwikkeling deelnemersbestand
Verdeling actieve deelnemers over leefijdsgroep 1200
Aantaldeelnemers
1000
800 31-12-2012 30-6-2013
600
31-12-2013 400
200
0 15-20
20-25
25-30
30-35
35-40
40-45
45-50
50-55
55-60
60-65
leeftijdsgroep
Actieve deelnemers per inkomensgroep 3000
Aantal deelnemers
2500
2000 31-12-2012 1500
30-6-2013 31-12-2013
1000
500
0 0 - 10000
10000 20000
20000 30000
30000 40000
40000 50000
50000 60000
60000 70000
70000 80000
80000 90000
90000 100000
100000 hoger
Inkomensgroep
Jaarverslag 2013
pagina 92 | 93
Werknemers per werkgever 300
Aantal werkgevers
250
200 31-12-2012 150
30-6-2013 31-12-2013
100
50
0 0
1-5
6 - 10
11 - 25
26 - 50
51 - 100
101 - 250
251 of meer
aantal werknemers
Jaarverslag 2013
pagina 93 | 93
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Banden- en Wielenbranche Postbus 40050 7300 AZ Apeldoorn www.bandenpensioen.nl 952