Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Akerstraat 92, 6411 HD Heerlen Postbus 4471, 6401 CZ Heerlen Telefoon: 045 - 5763 333 Telefax: 045 - 5741117 Ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken onder nummer 41095739
Verslag over het boekjaar 1-1-2013 t/m 31-12-2013
2
PSL Inhoud
Pagina Bestuur en organisatie
5
Meerjarenoverzicht
7
Bestuursverslag Algemeen 9 Ontwikkelingen in 2013
10
Fondsspecifieke ontwikkelingen
13
Ontwikkelingen van het fonds op financieel gebied
23
Pensioenparagraaf 27 Risicoparagraaf 28 Beleggingen 34 Samenvatting actuarieel rapport
38
Bestemming van het saldo
43
Rapport Visitatiecommissie Samenvatting rapport Visitatiecommissie
45
Reactie bestuur op rapport Visitatiecommissie 2013
46
Verslag van het verantwoordingsorgaan Oordeel verantwoordingsorgaan over het door het bestuur gevoerde beleid in 2013
47
Reactie bestuur op het oordeel over 2013 van het verantwoordingsorgaan
50
Jaarrekening Balans per 31 december
52
Staat van baten en lasten
54
Kasstroomoverzicht 56 Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling
57
Toelichting op de balans per 31 december
62
Toelichting op de staat van baten en lasten
68
Risicoparagraaf 74
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
3
Pagina Overige gegevens Gebeurtenissen na balansdatum
83
Financiering 83 Resultaatbestemming 83 Uitvoering 84 Actuariële verklaring
85
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
87
Bijlage Begrippenlijst 89
4
PSL Bestuur en organisatie
Bestuur per 31 december 2013 Leden werkgevers
Functie Namens
dhr. drs. P.H.C. van Drunen mw. mr. C.H. Dassen-Soons
Voorzitter even jaren Federatie van Nederlandse Lederwaren- en Schoenfabrikanten Secretaris oneven jaren Federatie van Nederlandse Lederwaren- en Schoenfabrikanten
dhr. drs. H.W.J. Wendel
Bestuurslid Federatie van Nederlandse Lederfabrikanten
dhr. W.J.P. Mutsaers
Plaatsvervangend bestuurslid Federatie van Nederlandse Lederwaren- en Schoenfabrikanten
Vacature
Plaatsvervangend bestuurslid Federatie van Nederlandse Lederwaren- en Schoenfabrikanten
Vacature
Plaatsvervangend bestuurslid Federatie van Nederlandse Lederfabrikanten
Leden werknemers mw. A. Nuijten-van Aard
Functie Namens Voorzitter oneven jaren FNV Bondgenoten
dhr. T. Katerberg
Secretaris even jaren CNV Vakmensen
dhr. mr. H.C.P.J. van Herpen Vacature
Bestuurslid De Unie vakbond voor industrie en dienstverlening Plaatsvervangend bestuurslid FNV Bondgenoten
Vacature
Plaatsvervangend Bestuurslid CNV Vakmensen
Vacature
Plaatsvervangend bestuurslid De Unie vakbond voor industrie en dienstverlening
Voorzitter 2013:
mw. A. Nuijten-van Aard
Secretaris 2013:
mw. mr. C.H. Dassen-Soons
Deelnemersraad per 31 december 2013 Leden dhr. W. Elbers
Functie Namens Voorzitter Gepensioneerden
dhr. M. Bakkers
Lid Gepensioneerden
dhr. J.L.B. Hoogenbosch
Lid Gepensioneerden
mw. J. van der Velden
Lid Actieven
Verantwoordingsorgaan per 31 december 2013 Leden mw. G.D.M. van Bree
Functie Namens Voorzitter Werkgevers
dhr. W. Elbers
Lid Gepensioneerden
mw. J. van der Velden
Lid Actieven
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
5
Organisatie Communicatiecommissie mw. mr. C.H. Dassen-Soons, mw. A. Nuijten-van Aard en T. Katerberg Beleggingscommissie mw. A. Nuijten-van Aard, W.J.P. Mutsaers, T. Katerberg en drs. H.W.J. Wendel Commissie Risicomanagement en uitbesteding mw. mr. C.H. Dassen-Soons, mw. A. Nuijten-van Aard en T. Katerberg Tijdelijke commissie Toekomst PSL mw. A. Nuijten-van Aard, mw. mr. C.H. Dassen-Soons, T. Katerberg en drs. H.W.J. Wendel Tijdelijke commissie Nieuwe wetgeving mw. A. Nuijten-van Aard, mw. mr. C.H. Dassen-Soons, T. Katerberg en drs. H.W.J. Wendel Accountant dhr. drs. R.E.J. Pluymakers RA, Ernst & Young Accountants LLP te Maastricht (tot boekjaar 2013) dhr. drs. C.A. Harteveld RA, Mazars Paardekooper Hoffman Accountants N.V. te Rotterdam (vanaf boekjaar 2013) Actuaris mw. drs. E.C.P. op het Veld AAG, AZL te Heerlen (adviserend, tot en met 31 december 2013) mw. drs. M.A.A. van Run-van Esch AAG, AZL te Heerlen (adviserend, vanaf 1 januari 2014) ir. M.W. Heemskerk AAG, Mercer Nederland B.V. te Amstelveen (certificerend) Adviseur beleggingscommissie AZL te Heerlen Administratie en bestuursadvisering AZL te Heerlen Vermogensbeheer Blue Sky Group te Amstelveen
6
PSL Meerjarenoverzicht
2013 2012 2011 2010 2009
Aantallen Aangesloten ondernemingen Deelnemers (incl. arbeidsongeschikten)
94 100 114 104 112 1.189 1.271 1.336 1.400 1.476
Gewezen deelnemers
10.089 10.967 11.976 12.940 13.851
Pensioengerechtigden
9.954 10.065 10.555 10.141 9.757
Totaal aantal verzekerden
21.232 22.303 23.867 24.481 25.084
Financiële gegevens (in duizenden euro) Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Andere voorzieningen
239.760 246.421 230.022 207.678 193.099 4.257
2.158 2.579 2.528 4.105 2)
Reserves Reserve algemene risico’s Bestemmingsreserve VPL-regeling 1)
11.988 12.321 11.501 10.383 9.655 2) 0 0 1.695 1.200
840
Overige reserve
25.683 21.229 8.983 27.837 28.227
37.671 33.550 22.179 39.420 38.722
Bijdragen Pensioenuitkeringen
3.767 4.047 4.617 4.302 5.060 10.320 10.699 10.427 10.226 10.189
Indexatie per 1 januari volgende boekjaar Deelnemers
1,25% 1,10% 0,00% 1,00% 1,50%
Gewezen deelnemers
2,80% 1,60% 0,00% 1,50% 0,30%
Pensioengerechtigden
2,80% 1,60% 0,00% 1,50% 0,30%
1)
De bestemmingsreserve VPL-regeling is omgezet in een Andere voorziening.
2)
Vergelijkend cijfer boekjaar 2012 aangepast als gevolg van stelselwijziging, de overige voorgaande jaren zijn niet aangepast.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
7
2013 2012 2011 2010 2009
Premiepercentages Pensioenregeling VPL-overgangsregeling
18,90 18,00 17,50 16,50 16,50 1,40 1,40 1,00 0,80 0,80
Beleggingen 1) 1) 1) 1) 1) 283.453 253.468 248.045 230.850 Beleggingen 281.481
Beleggingsopbrengsten
6.075 38.177 12.308 22.758 23.972
Rendement op basis van total return
2,04%
Dekkingsgraad
1)
8
14,71%
4,35%
10,20%
11,37%
115,7% 113,6% 108,9% 118,4% 119,6%
Inclusief schulden uit hoofde van derivaten (opgenomen onder de kortlopende schulden).
PSL Bestuursverslag
Algemeen Met genoegen brengen wij u verslag uit over het boekjaar 2013. Dit verslag wordt uitgebracht overeenkomstig de statuten van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie (PSL). Het fonds heeft een stichting als rechtsvorm en is statutair gevestigd te Tilburg. In het verslagjaar vergaderde het bestuur viermaal. De vergaderingen vonden plaats op 26 maart, 20 juni, 24 september en 11 december 2013. Verder heeft het bestuur twee extra themabijeenkomsten gehouden op 6 februari en 1 oktober 2013 en heeft het bestuur op 24 oktober 2013 een studiedag gevolgd die was gewijd aan het renterisico. Het verslag is gemaakt door AZL, de administrateur van PSL. De gegevens over de beleggingen en het beleggingsbeleid zijn door Blue Sky Group aangeleverd. Bestuur Het bestuur, dat verantwoordelijk is voor de uitvoering van de door CAO-partijen opgestelde pensioenregeling (pensioenovereenkomst), bestaat uit drie bestuurders van werkgeverszijde en drie bestuurders van werknemerszijde. De bestuursleden ontvangen vacatiegeld en een reiskostenvergoeding. De vacatievergoeding is gebaseerd op de door de SER gehanteerde vergoedingsmethode, die is opgenomen in de ‘SER verordening vergoedingen aan leden van de raad, het dagelijks bestuur en de commissies 2011-2012’. Per 1 januari 2014 heeft het bestuur de hoogte van de vacatievergoeding aangepast. De vacatievergoeding bedraagt € 750,- voor een bestuursvergadering en € 500,- voor een commissievergadering. In 2013 hebben zich de volgende wijzigingen in de samenstelling van het bestuur van PSL voorgedaan: De heren Van Bommel (plaatsvervangend bestuurslid namens de Federatie van Nederlandse Lederwaren- en Schoenfabrikanten), Gerritsen (plaatsvervangend bestuurslid namens de Federatie van Nederlandse Lederfabrikanten) en Wevers (plaatsvervangend bestuurslid namens CNV Vakmensen) hebben in september 2013 hun functie als plaatsvervangend bestuurslid (om uiteenlopende redenen) beëindigd. Mevrouw A. Nuijten-van Aard heeft plaatsgenomen in de communicatiecommissie en in de commissie Risicomanagement en uitbesteding, ter opvolging van de heer P.H.C. van Drunen. Doelstelling Het fonds heeft ten doel het treffen van pensioenvoorzieningen voor de deelnemers en gewezen deelnemers en hun nagelaten betrekkingen in de bedrijfstakken Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie, ter zake van ouderdom, arbeidsongeschiktheid en/of overlijden, een en ander als omschreven in de pensioenreglementen en de daarbij behorende bijlagen. Voorts heeft het fonds ten doel het uitvoeren van de regelingen van de Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding Lederindustrie (VUL), de Stichting Uittreden en Overgangsregeling Schoenindustrie (SUOS) en de Stichting Uittreden en Overgangsregeling Lederwarenindustrie (SUOL) in het kader van de Overgangsregeling Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie. Deze regelingen gelden alleen nog voor deelnemers die geboren zijn vóór 1 januari 1949, waardoor deze regelingen nog tot 2014 zullen moeten worden uitgevoerd en ondersteund.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
9
De besturen van SUOL en VUL hebben besloten om de stichtingen per 1 oktober 2012 te ontbinden. Alle rechten en plichten van VUL en SUOL zijn per 1 oktober 2012 overgedragen aan PSL. PSL voert vanaf deze datum beide regelingen uit. Het bestuur van SUOS heeft besloten om de stichting per 1 januari 2013 te ontbinden. Alle rechten en plichten van SUOS zijn per 1 januari 2013 overgedragen aan PSL. PSL voert vanaf deze datum deze regeling uit. In het hoofdstuk fondsspecifieke ontwikkelingen wordt hier nader op ingegaan. De financiering van de pensioenvoorziening vindt plaats door bijdragen van werkgevers en werknemers. De afspraken met betrekking tot de financiering en de uitvoering van de pensioenregeling zijn vastgelegd in een uitvoeringsreglement, dat per 1 januari 2008 van kracht is geworden en geldt voor de bij het fonds aangesloten werkgevers. Het uitvoeringsreglement is laatstelijk gewijzigd op 6 december 2012.
Ontwikkelingen in 2013 Algemene pensioenontwikkelingen Op vele fronten van het aanvullende pensioengebied staan veranderingen op stapel. De aangekondigde herziening van het Financieel Toetsingskader (FTK) en de inperking van het fiscale Witteveenkader raken de inhoud van de pensioenovereenkomst, de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen (Wvbp) dwingt fondsbesturen hun governance onder de loep te nemen en de consultatie over de handhaving dan wel aanpassing van de Algemene Pensioeninstelling (API) heeft betrekking op de feitelijke uitvoering van de pensioenregelingen. Voorts zijn er daarnaast drie nieuwe, reeds aangekondigde wettelijke voornemens in de maak: aparte wetten over de pensioencommunicatie, over de invoering van het algemeen pensioenfonds en over de wijziging van het systeem van waardeoverdrachten. Deze voornemens moeten alle voor het einde van 2014 het Staatsblad bereiken. Het geheel van wetswijzigingen vraagt om een strakke regievoering en juiste prioritering. Op de meeste van de bovengenoemde onderwerpen wordt hierna nader ingegaan. Moeizame hervorming van het aanvullende pensioenstelsel Het onderhavige boekjaar kan worden gekenmerkt door wachten op de noodzakelijke politieke besluiten over de herziening van het FTK en de invoering, als alternatief voor het huidige nominale stelsel, van de reële ambitieovereenkomst. Dit staat in schril contrast tot de herhaalde oproepen van De Nederlandsche Bank (DNB) aan de pensioensector om, zelfs op basis van onvolledige informatie over de wettelijke voorschriften, voorbereidingen te treffen voor deze herziening. In het voorjaar publiceerde staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) het langverwachte consultatiedocument over de herziening van het FTK. Daarop is door diverse maatschappelijke organisaties gereageerd. Na de zomer maakte de bewindsvrouw op grond van die reacties reeds bekend dat zij heeft besloten af te zien van het creëren van twee pensioenstelsels, waaruit sociale partners kunnen kiezen. Hiermee zou bovendien de invaarproblematiek van tafel zijn. De tussenweg die zij wil bewandelen en die in de pensioensector kan rekenen op een breed draagvlak, zou ze in een wetsvoorstel verwerken en voor het einde van 2013 bij de Tweede Kamer indienen. Deze planning heeft zij niet gehaald. Na afloop van het boekjaar meldde de staatssecretaris dat ze hoopte voor 1 april 2014 het wetsvoorstel bekend te kunnen maken. Uitgaande van behandeling door de Tweede Kamer nog voor het zomerreces, zou invoering per 1 januari 2015 volgens haar nog steeds tot de mogelijkheden behoren. De Pensioenfederatie heeft de staatssecretaris echter laten weten dat de kans dat de wetswijziging vanaf 1 januari 2015 zal kunnen worden nageleefd, gering moet worden geacht.
10
PSL In het voornoemde consultatiedocument is overigens aangegeven dat de herziening van het FTK vooral moet worden gezien als een directe verbetering van de weerbaarheid van pensioenfondsen tegen schokken op de financiële markten en de stijging van de levensverwachting. Het kabinet heeft tevens behoefte aan een maatschappelijk debat over fundamentele vragen over de inrichting van het aanvullende pensioenstelsel en heeft dit debat daarom reeds aangekondigd. Omdat de FTK-herziening meer tijd in beslag neemt dan verwacht, dreigt men –bijvoorbeeld naar aanleiding van de publicatie van het CPB-rapport over de doorsneepremie– reeds een voorschot op die discussie te nemen. In het hoofdstuk over de fondsspecifieke ontwikkelingen zal verder worden ingegaan op de voorbereidingen die het fondsbestuur in het boekjaar heeft getroffen. Wet versterking bestuur pensioenfondsen (Wvbp) als gelegenheid tot verbeteringen Positie van de gepensioneerden, alternatieve bestuursmodellen en overige aangelegenheden Halverwege het boekjaar kwam, na een lange parlementaire geschiedenis met betrekking tot de medezeggenschap van gepensioneerden, de Wvbp tot stand. Deze medezeggenschap is thans uitgemond in een wettelijke verplichting om vertegenwoordigers van gepensioneerden in het bestuur op te nemen. De wet streeft er voorts naar de deskundigheid van het bestuur te vergroten en het intern toezicht te versterken. Bovendien wordt beoogd om de taken en bevoegdheden van de bestaande fondsorganen te stroomlijnen. De vorenstaande doelstellingen kunnen onder meer worden gerealiseerd door middel van de introductie van twee nieuwe bestuursmodellen, ter vervanging van het huidige paritaire bestuursmodel. Het gaat dan om het zogenaamde gemengde bestuursmodel of one tier board en het onafhankelijk bestuursmodel. DNB ziet in de wetswijziging een uitgelezen gelegenheid voor de fondsbesturen om hun fondsorganisatie aan een kritisch onderzoek te onderwerpen en aan te passen aan de maatschappelijke veranderingen en eisen. Na de totstandkoming van de wet werd het invoeringstraject nader ingevuld. Omdat de aanpassingen in de fondsorganisatie met ingang van 1 juli 2014 operationeel moeten zijn en DNB een daaraan voorafgaande periode nodig heeft om de gewijzigde fondsdocumenten en wisselingen in het bestuur te beoordelen op deskundigheid en integriteit, dienen de voorbereidende werkzaamheden uiterlijk 1 april 2014 gereed te zijn. DNB gaat er in dit verband vanuit dat de fondsbesturen daarom nog voor het einde van het onderhavige boekjaar op hoofdlijnen weten voor welk bestuursmodel zij kiezen. In het hoofdstuk over de fondsspecifieke ontwikkelingen zal hierop nader worden ingegaan. Code Pensioenfondsen Tegelijk met de Wvbp zijn de Principes voor goed pensioenfondsbestuur d.d. 6 december 2005 van de Stichting van de Arbeid (STAR) vervangen door de Code Pensioenfondsen. Aan deze code, die door de Pensioenfederatie en de STAR gezamenlijk is ontworpen en 83 normen bevat, is ondertussen een wettelijke grondslag gegeven. Voor zover mogelijk hebben de fondsbesturen in het onderhavige boekjaar de code kunnen beoordelen op zijn gevolgen en kunnen zij de navolging van de normen wellicht geheel of gedeeltelijk meenemen in het transitieproces in verband met de Wvbp. Evenwel zal het komende boekjaar naar alle waarschijnlijkheid benut moeten worden om de code te implementeren. Over de toepassing of uitleg, indien bepaalde normen niet worden nageleefd dan wel daarvan wordt afgeweken, zal dan ook in het jaarverslag over 2014 voor het eerst verantwoording worden afgelegd. API-consultatie Ook in het boekjaar 2013 blijven de bestuurlijke aspecten en een effectieve uitvoering van de pensioenregelingen tegen acceptabele kosten de aandacht van de fondsbesturen vragen. Diverse besturen van pensioenfondsen overwegen te liquideren dan wel zoeken naar samenwerking met andere fondsen. In dit kader zijn in het recente verleden andere uitvoeringsvehikels in het leven geroepen, te weten de premiepensioeninstelling (PPI), specifiek ten behoeve van de uitvoering van beschikbare premieregelingen, en het multi-opf. Als voorlopig sluitstuk van deze ontwikkeling zou de algemene pensioeninstelling (API) in een behoefte moeten gaan voorzien. Staatssecretaris Klijnsma vroeg de pensioensector dan ook om te reageren op haar vraag of de API een toegevoegde waarde
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
11
kon betekenen ten opzichte van de bestaande en nieuwe uitvoeringsvormen. Op basis van de ontvangen adviezen heeft zij, in het begin van 2014, een voorontwerp van wet openbaar gemaakt, waarin ze een andere fondsorganisatie dan de API, het zogenaamd algemeen pensioenfonds, voorstelt. Zij wil dit fondstype reeds met ingang van 2015 mogelijk maken. De Europese dimensie van de Nederlandse pensioeninstellingen lijkt steeds verder naar de achtergrond te raken. Niet alleen met betrekking tot de verzekeraars, ook een interne markt van pensioeninstellingen met grensoverschrijdende dienstverlening lijkt nog ver weg. Naast de door de overheid geïntroduceerde uitvoeringsvehikels ontplooit ook de pensioensector zelf initiatieven. Zo worden de mogelijkheden om te komen tot een multi-bpf onderzocht. In het hoofdstuk over de fondsspecifieke ontwikkelingen onder ‘toekomstvisie PSL’, zal hierop nader worden ingegaan. Inperking van de fiscale facilitering van de pensioenopbouw in twee stappen Met ingang van 1 januari 2014 zijn de maximaal toegestane opbouwpercentages voor middel- en eindloonregelingen neerwaarts aangepast. Vanaf 1 januari 2015 is een verdergaande verlaging in het vooruitzicht gesteld. De lagere opbouwpercentages vanaf 2014 passen bij een verhoging van de pensioenleeftijd naar 67 jaar, omdat het niet in de bedoeling van het kabinet lag dat de latere pensioenleeftijd en dientengevolge twee jaar langere pensioenopbouw uiteindelijk zouden uitmonden in hogere pensioenuitkomsten. In het hoofdstuk over de fondsspecifieke ontwikkelingen worden de pensioentechnische en administratieve aanpassingen aan het kleinere Witteveenkader behandeld. Om aan de Europese stabiliteitsnormen te voldoen, moet de Nederlandse regering bezuinigen op zijn overheidsuitgaven. De fiscale facilitering van de aanvullende, collectieve pensioenopbouw kon aan dit proces niet ontkomen. Daarom wordt met ingang van 2015 naar een verdergaande inperking van het Witteveenkader gestreefd. De wetgeving ter zake strandde echter in de Eerste Kamer. Inmiddels zijn, met instemming van de oppositiepartijen D66, ChristenUnie en SGP, de wijzigingsvoorstellen aangepast. Opvallend in de voorstellen zijn de aftopping van de pensioenopbouw in de tweede pijler en vooral het scheppen van waarborgen dat de lagere pensioenopbouw ook daadwerkelijk wordt vertaald in een lagere premie. Het pensioenstelsel wordt hiermee tot een instrument gemaakt om de Nederlandse economie ofwel de binnenlandse consumptieve bestedingen te bevorderen. De lagere pensioenopbouw in de tweede pensioenpijler en de herstelplannen, die nog voor diverse pensioenfondsen van kracht zijn (na herstel van de reserve dient nog een versterking van de financiële buffers plaats te vinden), vallen in de tijd samen met een wens van de overheid dat pensioenfondsen –zoals gezegd– een bijdrage leveren aan het herstel van de Nederlandse economie. Er wordt een toenemend beroep op de vermogens van de pensioenfondsen gedaan, om deze in te zetten bij de woningmarkt, het midden- en kleinbedrijf, duurzame energie en de infrastructuur. De Pensioenfederatie heeft het kabinet laten weten dat de pensioenfondsen in vrijheid moeten kunnen blijven beslissen over financieringsverzoeken en dat de gevraagde investeringen primair in het belang van de aanspraak- en pensioengerechtigden moeten zijn. Convenant arbeidsongeschiktheidspensioen en premievrijstelling In het begin van het boekjaar hebben het Verbond van Verzekeraars en de Pensioenfederatie een convenant gesloten over de dekking van het arbeidsongeschiktheidspensioen en de premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid. Aanleiding voor het sluiten van dit convenant is dat in de praktijk is gebleken dat zieke of gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers moeizaam van baan wisselen. Als pensioenfondsen en verzekeraars het convenant volgen, wordt de arbeidsongeschiktheidsdekking op dezelfde wijze uitgevoerd en lopen werknemers zo min mogelijk verzekeringsrisico’s als ze van werkgever wisselen. De pensioenuitvoerders dragen zodoende bij aan het bevorderen van de baanmobiliteit in Nederland.
12
PSL De voornaamste afspraak is dat een arbeidsongeschiktheidspensioen wordt gedekt door de pensioenregeling waarin de werknemer deelnemer was op de eerste ziektedag, inclusief latere toenames in de mate van arbeidsongeschiktheid. Hetzelfde geldt voor de premievrijstelling wegens arbeidsongeschiktheid. Toezichtontwikkelingen De herziening van het FTK (nog geen ingediend wetsvoorstel) en de versterking van de pensioenfondsbesturen (voltooide wetgeving) zijn voor DNB aanleiding geweest om bij de besturen zogenaamde transitie- of stappenplannen op te vragen en enquêtes en nadere vragenlijsten in te stellen. In het onderhavige boekjaar zijn deze methodieken herhaaldelijk ingezet. Daarnaast publiceert de toezichthouder in toenemende mate Q & A’s (vragen en antwoorden) over deelonderwerpen. De gedetailleerde antwoorden helpen de fondsbesturen enerzijds in het concreet maken van hun aanpassingen, maar tenderen anderzijds –zonder nader debat– naar een rule based (in plaats van principle based) toezicht. DNB heeft voor het onderhavige boekjaar wederom een duidelijk overzicht gepubliceerd van onderzoeken naar het functioneren van de pensioenfondsen. Zo heeft onder meer onderzoek plaatsgevonden naar de beheersing van de risico’s van de uitbesteding van de pensioenadministratie, naar de renterisico’s en de beleggingen in en waardebepaling van commercieel vastgoed, alsmede naar de kwaliteit van de rapportages. De onderzoeksactiviteiten van DNB nemen in omvang toe en hebben hun weerslag op de jaarlijkse, over de pensioenfondsen omgeslagen toezichtheffing. De onderzoeksresultaten moeten DNB helpen in het ontwikkelen van nieuw beleid en regelgeving. De sector van pensioenfondsen wordt door deze werkwijze met steeds hogere heffingen geconfronteerd, dit terwijl de fondsbesturen zich over de doelmatigheid en rechtvaardigheid van hun eigen uitvoeringskosten moeten verantwoorden. Bovendien trekt de overheid zich vanaf 2015 terug uit de financiering van het toezicht op de financiële markten. Gevreesd wordt voor een stijging van de toezichtkosten als er geen overheidsbelang bij een kostenbeheersing meer is. Dit vraagt om meer aandacht in het komende jaar.
Fondsspecifieke ontwikkelingen Fondsdocumenten Het bestuur heeft op 26 maart 2013 besloten om aan het pensioenreglement 2002 de mogelijkheid toe te voegen voor inruil van ingegaan levenslang ouderdomspensioen voor tijdelijk hoger ouderdomspensioen. Met deze wijziging wordt aan gepensioneerden, die de 65-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt en met ingang van 1 januari 2013 worden geconfronteerd met de gevolgen van de verhoging van de AOW-ingangsleeftijd als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd, de mogelijkheid geboden om het ontstane AOW-gat te dichten. Op 20 juni 2013 heeft het bestuur besloten tot een uitbreiding van de flexibiliseringsmogelijkheden in Pensioenreglement 2006 voor personen die het ouderdomspensioen vóór 1 januari 2013 vervroegd hebben laten ingaan. Bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd krijgt de gepensioneerde hiermee de mogelijkheid om (een deel van) het voor 1 januari 2013 ingegane levenslang ouderdomspensioen in te ruilen voor een tijdelijk hoger ouderdomspensioen. Met deze wijzigingen kunnen ook de deelnemers aan het pensioenreglement 2006 de gevolgen van de inwerkingtreding van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd opvangen. Het betreft hier een in omvang beperkte groep deelnemers. Vutstichtingen PSL heeft mede als doel het ondersteunen van de vutstichtingen SUOS, SUOL en VUL. Daaronder is tevens begrepen het namens de vutstichtingen verzorgen van de uitbetaling van de uitkeringen uit de Overgangsregeling die ter aanvulling dient op het pensioen van werknemers die deelnemen aan de pensioenregeling zoals opgenomen in Pensioenreglement 2002 van PSL. De vutstichtingen waren, tot het moment van liquidatie, jaarlijks een inkoopsom aan PSL verschuldigd voor het doen van uitkeringen uit deze Overgangsregeling.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
13
De regelingen van SUOS, SUOL en VUL gelden alleen nog voor deelnemers die geboren zijn vóór 1 januari 1949. De vutstichtingen SUOL en VUL zijn per 1 oktober 2012 ontbonden en de vutstichting SUOS is per 1 januari 2013 ontbonden. PSL treedt, op verzoek van de besturen van de vutstichtingen op als vereffenaar en bewaarder van de boeken en bescheiden. De vutregelingen dienen nog tot 2014 te worden uitgevoerd. De besturen van de vutstichtingen hebben de werkzaamheden, verplichtingen en middelen inzake de Overgangsregeling, vooruitlopend op het natuurlijk einde daarvan, aan PSL overgedragen. In ‘overeenkomsten van overdracht van rechten en verplichtingen’ tussen de vutstichtingen en PSL is vastgelegd dat na liquidatie en ontbinding van de vutstichtingen, PSL geheel zorg draagt voor de uitvoering van de Overgangsregeling. PSL voert vanaf 1 oktober 2012 de regelingen van SUOL en VUL uit en vanaf 1 januari 2013 de regeling van SUOS. Het in de vorengenoemde overeenkomsten bepaalde kan geen negatief effect hebben op het eigen vermogen van PSL. Om deze financiële scheiding tussen de pensioenverplichtingen en de van de vutstichting overgenomen verplichtingen te waarborgen, zijn de van de vutstichting overgenomen verplichtingen als een langlopende schuld op de balans opgenomen en staat het saldo ter discretie aan CAO-partijen. Verplichtstelling en handhaving PSL is een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds in de zin van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000. Op grond van deze zogenaamde verplichtstelling zijn de werkgevers in de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie ten behoeve van de bij hen in dienst zijnde werknemers verplicht tot deelname aan de pensioenregeling van PSL. Daarnaast heeft PSL de plicht om de verplichtstelling uit te voeren en te handhaven. Het bestuur van PSL heeft daarom besloten in 2009 te starten met een steekproef om ondernemingen te benaderen die zich mogelijk moeten aansluiten bij het fonds. In aansluiting hierop heeft het bestuur in 2010 besloten om periodieke controles uit te voeren op de handhaving van de verplichtstelling van PSL. De controles hebben tot doel vast te stellen of alle werkgevers die onder de verplichtstelling vallen daadwerkelijk zijn aangesloten. De bevoegdheid inzake het verlenen van vrijstelling van de verplichtstelling van PSL en vrijwillige toetreding tot de pensioenregeling berust bij het bestuur. Naleving wet- en regelgeving Het afgelopen jaar zijn aan het fonds geen dwangsommen of boetes opgelegd. Er zijn door DNB geen aanwijzingen aan het fonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is bevoegdheidsuitoefening van organen van het fonds gebonden aan toestemming van de toezichthouder. Implementatie Wet versterking bestuur pensioenfondsen (Wvbp) Halverwege het boekjaar kwam de Wvbp tot stand. Het bestuur heeft in de themavergadering van 6 februari 2013 al uitgebreid stilgestaan bij de consequenties van het op dat moment bekende wetsvoorstel van de Wvbp. Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Wvbp per 1 juli 2014 heeft het bestuur in februari 2013 zijn voorkeur voor het paritaire bestuursmodel uitgesproken. De voorkeur voor dit bestuursmodel vloeit voort uit de oriëntatie van het fonds op de toekomst en op een mogelijke fusie van het fonds. Het bestuur geeft de voorkeur aan het paritair bestuursmodel om zo de binnen het bestuur vertegenwoordigde belanghebbenden op de meest rechtstreekse wijze te kunnen betrekken bij eventuele besluitvorming en afwegingen over de toekomst van het fonds. In vervolg op de voorgenomen besluitvorming heeft het bestuur, na de totstandkoming van de Wvbp, in het vierde kwartaal van 2013 de implementatie van de Wvbp bij het pensioenfonds verder in gang gezet. Dit heeft in december 2013 geleid tot het besluit van het bestuur om vanaf 1 juli 2014 een vertegenwoordiger namens de pensioengerechtigden van het fonds zitting te laten nemen in het bestuur. De vertegenwoordiger in het bestuur namens pensioengerechtigden neemt de plaats in van één van de werknemersvertegenwoordigers. Tevens zal vanaf 1 juli 2014 het intern toezicht worden uitgevoerd door een nieuw op te richten permanente raad van toezicht, bestaande uit drie onafhankelijke leden. De deelnemersraad zal per 1 juli 2014 worden ontbonden en het huidige verantwoordingsorgaan zal worden omgevormd tot een verantwoordingsorgaan zoals bedoeld in de Wvbp.
14
PSL Het verantwoordingsorgaan zal met ingang van 1 juli 2014 bestaan uit vijf leden. Drie leden namens pensioengerechtigden, één lid namens de werkgevers en één lid namens de deelnemers. Deze besluiten zijn voor zover van toepassing voor advies voorgelegd aan de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan. Beide organen ondersteunen de keuzes van het bestuur en hebben voor zover van toepassing een positief advies afgegeven. In december 2013 heeft het bestuur in de pensioennieuwsbrief kandidaten opgeroepen voor het bestuurslidmaatschap namens pensioengerechtigden. Tevens heeft het bestuur de binnen het bestuur vertegenwoordigde vakbonden verzocht om kandidaten voor deze bestuursfunctie voor te dragen. In een zorgvuldige procedure zijn alle kandidaten getoetst aan de door het bestuur opgestelde profielschets. Dit alles heeft geresulteerd in de voorgenomen benoeming van de heer Van Herpen (thans bestuurslid namens de actieve deelnemers) als bestuurslid namens pensioengerechtigden. De voorgenomen benoeming van de heer Van Herpen als vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden heeft de steun gekregen van de vertegenwoordigers van pensioengerechtigden in de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan. Voorts heeft het bestuur de noodzakelijke aanpassing van de statuten van het fonds en het reglement van het verantwoordingsorgaan ter hand genomen. Ook heeft het bestuur beleid opgesteld inzake de toetsing van de onafhankelijkheid van de leden van de raad van toezicht en is een functieprofiel opgesteld. Aanpassingen ten gevolge van de gewijzigde fiscale kaders Met ingang van 1 januari 2014 is het wettelijk fiscale kader voor pensioenopbouw beperkt. Vanaf 1 januari 2015 zal een verdere beperking plaats vinden. Omdat de huidige basisregeling (pensioenreglement 2006) per 1 januari 2014 binnen het dan geldende fiscale kader valt en dus niet bovenmatig is, heeft het bestuur in september 2013 geconcludeerd dat deze pensioenregeling per 1 januari 2014 niet behoeft te worden aangepast. Het bestuur geeft er de voorkeur aan om alle noodzakelijke wijzigingen in de basisregeling (pensioenreglement 2006) van het pensioenfonds als gevolg van het gewijzigde fiscale kader in één keer per 1 januari 2015 door te voeren. Dit uit overwegingen van kostenbeperking en omdat dit naar de belanghebbenden van het fonds duidelijker te communiceren is. De oude basisregeling (pensioenreglement 2002) kent per 1 januari 2014 geen actieve deelnemers meer. Binnen deze regeling vindt in 2014 geen opbouw meer plaats. Om deze reden behoeft de basisregeling pensioenreglement 2002 niet te worden aangepast aan de gewijzigde fiscale kaders. Uitvoeringskosten Het fonds wenst volledige transparantie te realiseren ten aanzien van de uitvoeringskosten. Conform de Aanbevelingen uitvoeringskosten van de Pensioenfederatie (november 2011) publiceert het fonds de kosten van het pensioenbeheer, vermogensbeheer en transactiekosten in dit jaarverslag. Het transparant maken van alle kosten en mogelijk afzetten tegen een benchmark is daarbij een middel om de kosten verder te beheersen. Met het hierna volgend overzicht geeft het fonds gevolg aan de aanbevelingen van de Pensioenfederatie. In dit overzicht worden de kosten als volgt gerapporteerd: –– De kosten van pensioenbeheer in euro per deelnemer; –– De kosten van het vermogensbeheer in % van het gemiddeld belegd vermogen; –– De transactiekosten in % van het gemiddeld belegd vermogen.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
15
Kostenoverzicht 2013 Pensioenbeheer 1) Kosten in euro per deelnemer
€ 119,72
Vermogensbeheer 2) Kosten in % van het gemiddeld belegd vermogen
0,30%
Transactiekosten in % van het gemiddeld belegd vermogen
0,12%
Kosten per beleggingscategorie
Performance
Beheer- gerelateerde Transactie-
kosten kosten kosten Totaal
Beleggingscategorie Vastgoed
99 0 80 179
Aandelen
141 52 201 394
Vastrentende waarden
38
Commodities
70 0 3 73
Totaal kosten toe te wijzen aan categorieën exclusief overlay Kosten overlay beleggingen (afdekking renterisico) Totaal kosten toe te wijzen aan categorieën incl. overlay
0
64
102
348
52
348
748
0
0
1
1
348
52
349
749
0
0
0
0
Overige vermogensbeheerkosten Kosten vermogensbeheer pensioenfonds en bestuursbureau Kosten fiduciair beheer
0 0 0 0
Bewaarloon
35 0 0 35
Advieskosten vermogensbeheer
91 0 0 91
Overige kosten Totaal overige vermogensbeheerkosten
0 0 0 0 126
0
0
126
Totaal kosten vermogensbeheer
875
1)
Kosten van het pensioenbeheer bestaan uit de kosten van uitbesteding, bestuurskosten en de kosten van toezicht. De totale kosten bedragen € 1.334.000,-. Om de kosten
per deelnemer te berekenen is conform de aanbeveling van de Pensioenfederatie het aantal deelnemers gedefinieerd als de som van het aantal actieve deelnemers en
pensioengerechtigden. Gewezen deelnemers tellen dus niet mee. Dit in tegenstelling tot de methode ‘normdeelnemer’ waarbij elk type deelnemer een weging krijgt in het totale
aantal deelnemers. Een pensioengerechtigde en gewezen deelnemer kosten immers minder dan een actieve deelnemer.
2)
Kosten van het vermogensbeheer kunnen in twee categorieën worden onderscheiden. De eerste categorie betreft de kosten zoals die in de staten van baten en lasten direct
zichtbaar zijn. Daaronder vallen de beheervergoeding van de vermogensbeheerder(s) en overige beheervergoedingen. Dit betreft een bedrag van € 302.000. De tweede categorie
betreft kosten die rechtstreeks ten laste van het beleggingsrendement zijn gebracht. Deze kosten zijn dus niet inbegrepen in de kosten van de vermogensbeheerder(s) zoals
opgenomen in de jaarrekening en zijn geschat op € 224.000. De geraamde transactiekosten bedragen € 349.000. De totale kosten vermogensbeheer komen daarmee uit op circa
€ 875.000.
16
PSL Naleving Principes Goed Pensioenfondsbestuur Het bestuur onderschrijft de principes voor goed pensioenfondsbestuur die de Stichting van de Arbeid heeft vastgesteld en die in de Pensioenwet zijn opgenomen. De principes zijn per 1 januari 2014 vervangen door de Code Pensioenfondsen die eveneens een wettelijke grondslag heeft gekregen. Over de naleving van de Code Pensioenfondsen wordt voor de eerste maal verantwoording afgelegd in het volgende jaarverslag. De principes voor goed pensioenfondsbestuur hebben betrekking op de volgende onderdelen: verantwoording en intern toezicht, deskundigheid en functioneren van het bestuur, zorgvuldig bestuur, transparantie, openheid en communicatie. Hierna volgt een overzicht per onderdeel waaruit blijkt hoe het bestuur in 2013 is omgegaan met goed pensioenfondsbestuur. Verantwoordingsorgaan en deelnemersraad Met ingang van 1 januari 2008 heeft PSL een deelnemersraad en een verantwoordingsorgaan ingesteld. De leden van beide organen worden benoemd voor de duur van drie jaar. De vertegenwoordiger namens deelnemers en de vertegenwoordiger namens gepensioneerden in het verantwoordingsorgaan hebben tevens zitting in de deelnemersraad. De deelnemersraad wordt aangevuld met twee gepensioneerden. Het verantwoordingsorgaan wordt aangevuld met een vertegenwoordiger namens werkgevers. De leden van het verantwoordingsorgaan en de deelnemersraad worden als zodanig niet bezoldigd, maar ontvangen vacatiegeld en een reiskostenvergoeding. Er hebben in 2013 geen wijzigingen plaatsgevonden in de samenstelling van de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan. Het verantwoordingsorgaan geeft jaarlijks een oordeel over het handelen van het bestuur, het door het bestuur gevoerde beleid over het betreffende kalenderjaar en de beleidskeuzes die betrekking hebben op de lange(re) termijn. In dit jaarverslag wordt separaat verslag gedaan van de bevindingen van het verantwoordingsorgaan over 2013. Eerder in dit verslag zijn de voorgenomen wijzigingen in de governance van het fonds als gevolg van de inwerkingtreding van de Wvbp per 1 juli 2014 besproken. Beide organen zijn in het eerste kwartaal van 2014 uitvoerig bij deze wijzigingen betrokken. Intern toezicht PSL heeft besloten het interne toezicht in te vullen door middel van een visitatiecommissie die eenmaal in de drie jaar het functioneren van het pensioenfonds zal evalueren en toetsen. Het gaat dan om een beoordeling van de beleids- en bestuursprocedures, bestuursprocessen en de checks en balances binnen het fonds. Tevens behelst het een beoordeling van de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd alsmede een beoordeling van de wijze waarop door PSL wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn. De visitatiecommissie bestaat uit drie onafhankelijke, externe personen die verder geen banden met het bestuur van het fonds hebben. Eind 2013 is het externe bureau Basis & Beleid in opdracht van PSL een visitatie gestart. De visitatie is afgerond in januari 2014. De resultaten zijn door de visitatiecommissie met het bestuur besproken op 4 februari 2014. De visitatiecommissie heeft haar bevindingen vastgelegd in een rapportage die, samen met de reactie hierop van het bestuur en van het verantwoordingsorgaan, separaat in het jaarverslag 2013 zijn opgenomen. Deskundigheid en Zelfevaluatie Het fonds heeft een geschiktheidsplan, dat in maart 2014 is geactualiseerd. Dit plan is erop gericht om op gestructureerde wijze de geschiktheid (kennis, vaardigheden en gedrag) van het bestuur te laten aansluiten bij wat nodig is voor het goed besturen van het fonds en het bewaren van de continuïteit binnen het fonds. In het geschiktheidsplan is de ‘Beleidsregel Geschiktheid 2012’ van DNB en AFM verwerkt. In het geschiktheidsplan is een opleidingsplan opgenomen, dat jaarlijks wordt vastgesteld.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
17
Het bestuur besteedt actief aandacht aan deskundigheidsbevordering van bestuursleden en van leden van de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan. Hierbij wordt voor nieuwe bestuursleden en nieuwe leden van de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan gebruik gemaakt van het cursusaanbod van SPO (Stichting Pensioen Opleidingen). Hiernaast wordt gebruik gemaakt van informatiesessies verzorgd door externe adviseurs. In het verslagjaar is het bestuur van PSL op 6 februari en op 1 oktober bijeen geweest voor twee themavergaderingen. Tijdens de themadag op 6 februari heeft het bestuur de op handen zijnde wijzigingen in de pensioenwet- en regelgeving en de mogelijke toekomstscenario’s van PSL uitvoerig besproken. Op 1 oktober heeft het bestuur stilgestaan bij een risicobereidheidstoetsing binnen de populatie van het fonds. Het bestuur heeft besloten om CAO-partijen te adviseren een risicobereidheidsonderzoek te laten uitvoeren onder actieve deelnemers en gepensioneerden. Daarnaast heeft het bestuur op 24 oktober een studiedag gehouden die volledig was gewijd aan het onderwerp renterisico(beheer). Naast de door het pensioenfonds georganiseerde themavergaderingen hebben diverse bestuursleden bijeenkomsten en seminars bijgewoond, georganiseerd door de toezichthouder DNB, AZL en door andere externe partijen. De bestuursleden mevrouw NuijtenVan Aard, mevrouw Dassen-Soons en de heer Katerberg hebben in 2013 opleidingen op deskundigheidsniveau 2 gevolgd. Overeenkomstig de principes voor goed pensioenfondsbestuur heeft het bestuur in december 2013 een zelfevaluatie in gang gezet, die in januari 2014 is afgerond. De zelfevaluatie is bedoeld om het eigen functioneren, zowel van het bestuur als geheel als van individuele bestuursleden, te evalueren. Daarnaast heeft het bestuur in het kader van de zelfevaluatie een competentietoets afgenomen bij SPO (Stichting Pensioen Opleidingen). De resultaten van beide activiteiten zijn besproken in een themavergadering op 4 februari 2014 en in de bestuursvergadering van 25 maart 2014. Het bestuur is op grond van de zelfevaluatie van oordeel dat zij over het algemeen, als geheel en individueel gezien, goed functioneert. Kwaliteit van het functioneren van het bestuur en tijdigheid van de besluitvorming zijn voldoende. Het bestuur hanteert bij de beleids- en controlecyclus een Vergaderjaarplan en een Jaarplan Bestuur, om de voortgang van de bestuursactiviteiten goed te kunnen monitoren. Toekomstvisie PSL In 2011 is het bestuur gestart met een traject inzake het onderzoeken van de toekomstmogelijkheden van het fonds. Dit met het oog op de continuïteit van het fonds voor de langere termijn. Het bestuur heeft in vervolg hierop in 2012 verkennend onderzoek uitgevoerd naar mogelijke toekomstscenario’s voor het fonds en de mogelijke scenario’s benoemd. Het bestuur heeft in themavergaderingen op 6 februari 2013 en 4 februari 2014 uitgebreid stilgestaan bij mogelijkheden voor fusie of samenwerking met een ander bedrijfstakpensioenfonds. Het bestuur heeft een tijdelijke commissie Toekomst PSL ingesteld, die zich bezig houdt met het vervolgonderzoek naar de toekomstmogelijkheden van het fonds en advies hierover uitbrengt aan het bestuur. In deze commissie hebben zitting: mevrouw Nuijten-Van Aard, mevrouw Dassen-Soons, de heer Katerberg en de heer Wendel. In opdracht van het bestuur zijn in 2012 en 2013 toekomstverkenningen uitgevoerd, waarbij een voorname rol is weggelegd voor de adviserend actuaris van het fonds. De uitkomsten van deze verkenningen zijn beoordeeld door vorengenoemde commissie. In het verslagjaar vergaderde de communicatiecommissie twee maal. Deze vergaderingen vonden plaats op 24 april en 30 oktober 2013.
18
PSL Het bestuur heeft op 11 december 2013 in een principe besluit aangegeven dat het bestuur het wenselijk acht voor de toekomst van PSL dat er een fusie tot stand komt met een ander bedrijfstakpensioenfonds. In het in 2014 te volgen traject voor een voorgenomen fusie worden de volgende opties nader onderzocht: –– Een fusie met Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Mode-, Interieur-, Tapijt- en Textielindustrie (MITT): In het kader van deze optie heeft eind 2013 een bespreking plaatsgevonden tussen de adviserend actuarissen van MITT en PSL, waarin de mogelijkheden om te komen tot een fusie zijn verkend; –– Aansluiting bij het initiatief voor het vormen van een multi-bedrijfstakpensioenfonds: Er heeft in januari 2014 een gesprek plaatsgevonden in verband met een initiatief voor een multi-bedrijfstakpensioenfonds voor kleinere bedrijfstakpensioenfondsen. Dit initiatief bevindt zich nog in een prille fase, de uitkomsten zijn nog onzeker. Het bestuur onderneemt daarom vooralsnog geen vervolgactie. Tevens heeft het bestuur aangegeven dat de optie om door te gaan als zelfstandig pensioenfonds in beraad blijft, zolang er geen andersluidende besluiten zijn genomen. Het bestuur heeft CAO-partijen schriftelijk geïnformeerd over het principebesluit van het bestuur. Aan cao-partijen is tevens verzocht om aan te geven wat het voor CAO-partijen maximaal acceptabele niveau van de pensioenpremie is en om een besluit te nemen over de inhoud van de pensioenregeling (opbouw en toeslagambitie). Dit in het kader van de komende wetswijzigingen per 1 januari 2015 en om essentiële uitgangspunten te verkrijgen voor vervolgonderzoek naar de mogelijkheden voor fusie of samenwerking. Verder onderzoek naar de wetswijzigingen wordt uitgevoerd door de tijdelijke commissie ‘Nieuwe wetgeving’, die door het bestuur in 2012 is ingesteld. In deze commissie hebben zitting: mevrouw Nuijten-Van Aard, mevrouw Dassen-Soons, de heer Katerberg en de heer Wendel. De commissie ‘Nieuwe wetgeving’ zal het bestuur adviseren ten aanzien van de implementatie van wetswijzigingen. Dit ter voorbereiding op een advies van het bestuur aan sociale partners. De commissies zullen de samenhang tussen de beide onderzoeken bewaken. Integere bedrijfsvoering Het bestuur is van mening dat in het verslagjaar zo veel als mogelijk is voldaan aan de principes van goed pensioenfondsbestuur en dat het heeft zorggedragen voor een integere bedrijfsvoering. In 2014 zal het bestuur de Code Pensioenfondsen implementeren. Gedragscode/Compliance Officer Het bestuur hanteert een gedragscode. Jaarlijks wordt door het bestuur bevestigd dat zij de gedragscode heeft nageleefd. De compliance officer van PSL is mevrouw E.M.E. Thieme. De compliance officer is belast met de controle op de naleving van de gedragscode. Risicomanagement Het fonds is verantwoordelijk voor de inrichting en goede werking van het interne risicobeheersings- en controlesysteem, het risicomanagement. Risicomanagement is een continu proces waarbij de risico’s en de organisatie van het fonds integraal worden bekeken. Het risicomanagement speelt een voorname rol bij het bepalen van de strategie van het fonds. Het bestuur heeft op basis van zijn verantwoordelijkheid voor het beheer van het fonds, de vereiste professionalisering en de noodzakelijke risicobeheersing gekozen voor uitbesteding van alle werkzaamheden inzake pensioen- en vermogensbeheer aan externe partijen. Ter uitvoering van de Uitbestedingsregels heeft het fonds een integraal risicobeleid opgezet. Met dit beleid worden de belangrijkste risicocategorieën, zoals die door DNB zijn benoemd, onderkend. Daarbij worden de beheersingsmaatregelen beschreven en de wijze waarop over de beheersing van de risico’s gerapporteerd moet worden.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
19
Het bestuur van PSL heeft het integraal risicomanagement verder vormgeven met een uitgebreide analyse van het risicomanagement van PSL, die in 2010 in opdracht van het bestuur door Towers Watson is uitgevoerd. Deze risicoanalyse heeft plaatsgevonden aan de hand van het door Towers Watson ontwikkelde ConFirm model, dat mede is gebaseerd op het FIRM model (het Financiële Instellingen Risico Model) van DNB. Towers Watson heeft een risicomatrix voor PSL opgesteld die, samen met een aantal aanbevelingen, dient als basis voor verdere beleidsvorming. In vervolg op de risicoanalyse heeft het bestuur in 2011 een commissie ‘Risicomanagement en uitbesteding’ ingesteld, die het bestuur adviseert op het gebied van het risicomanagement en de bijbehorende beleidsprocedure. De samenstelling van de commissie heeft in 2013 een wijziging ondergaan. De heer Van Drunen heeft zijn lidmaatschap van de commissie beëindigd en is in de commissie opgevolgd door mevrouw Nuijten-Van Aard. Tevens hebben mevrouw C.H. Dassen-Soons en de heer T. Katerberg zitting in deze commissie. De commissie is verantwoordelijk voor het implementeren, monitoren en aanpassen van het risicomanagement(beleid) van PSL en wordt ondersteund door AZL. De commissie heeft vergaderd op 30 januari, 5 september en 13 november 2013. Het fonds heeft het beleidskader vastgelegd in het beleidsdocument ‘Risicobeleid’. In dit document zijn de norm en tolerantiegrenzen en de taakverdeling tussen de diverse commissies van PSL aangaande het risicomanagement vastgelegd. Aan het document zijn als sturingsinstrumenten een ‘matrix risicomanagement’, en een ‘jaarplan risicomanagement’ toegevoegd. Het beleidsdocument bevat tevens een contractenregister, waarin de voornaamste afspraken en kenmerken zijn vastgelegd van de overeenkomsten die PSL met andere partijen is aangegaan. De commissie risicomanagement en uitbesteding bewaakt de actualiteit van het beleidsdocument. Naast het beleidsdocument ‘Risicobeleid’ hanteert het bestuur een ‘jaarplan bestuur’ om op alle beleidsterreinen in control te blijven. Taakverdeling risicomanagement tussen de commissies van PSL De commissie risicomanagement en uitbesteding monitort alle risico’s aan de hand van het jaarplan risicomanagement en vervult een coördinerende rol. Deze commissie voert tevens het risicomanagement van de niet-financiële risico’s uit, met uitzondering van de risico’s op het gebied van de communicatie. De beleggingscommissie heeft de taak om het risicomanagement voor de financiële risico’s te verzorgen. De communicatiecommissie heeft de taak om het risicomanagement op het gebied van de communicatie te verzorgen. Beide commissies rapporteren hierover aan de commissie risicomanagement en uitbesteding, die hierover vervolgens rapporteert aan het bestuur. Financieel crisisplan Het bestuur heeft in 2012 een financieel crisisplan vastgesteld. Dit plan is geschreven in het kader van artikel 143 van de Pensioenwet en de Beleidsregel financieel crisisplan pensioenfondsen van 9 december 2011 en maakt deel uit van de beschrijving van de beheerste en integere bedrijfsvoering. Het plan is opgenomen in de actuariële en bedrijfstechnische nota van het fonds. Het financieel crisisplan geeft een beschrijving van maatregelen die het bestuur op korte termijn effectief kan inzetten als de dekkingsgraad zich bevindt of zeer snel beweegt richting kritische waarden, waardoor het realiseren van de doelstellingen van het fonds in gevaar komt. Het plan beschrijft wanneer er, naar de mening van het bestuur, sprake is van een crisis, benoemt een gevarengrens en een kritische ondergrens ten aanzien van de dekkingsgraad en beschrijft welke maatregelen het fonds ter beschikking heeft in geval van een crisis. Ook wordt het verwachte effect van de in het plan beschreven maatregelen aangegeven en het moment waarop deze worden ingezet. Daarnaast bevat het plan een beschrijving van het besluitvormingsproces en wordt aangegeven op welke wijze over de maatregelen wordt gecommuniceerd met belanghebbenden. Met een dergelijk plan is het fonds beter voorbereid op een crisissituatie nog voordat de situatie zich heeft voorgedaan. Het Financieel crisisplan wordt jaarlijks geëvalueerd aan de hand van actuele richtlijnen en voorwaarden van DNB. De evaluatie in 2013 heeft niet geleid tot aanpassing van het plan.
20
PSL Communicatie PSL vult de communicatie in aan de hand van het communicatiebeleidsplan 2011-2013. Het communicatieplan beschrijft de periodieke, structurele communicatie van het fonds en beschrijft de strategie en visie van PSL op de communicatie met haar doelgroepen. Onderdeel hiervan is een beschrijving van de wijze waarop het fonds aan alle (wettelijke) communicatieverplichtingen voldoet. Het plan bevat een communicatiejaarkalender, waarin de diverse communicatiemomenten en -middelen zijn opgenomen. Ook is in het plan opgenomen voor wie welke vorm van communicatie bestemd is. Met het plan geeft het fonds invulling aan haar ambitieniveau ten aanzien van de (pensioen)communicatie. Belangrijke speerpunten in het communicatiebeleid zijn: dialoog en feedback met de deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgevers; op maat en persoonlijk communiceren; digitalisering; integratie van communicatiekanalen en het inzetten van intermediaire kaders. De visie van PSL luidt: –– Door communicatie beoogt PSL de pensioenbewustwording van de belanghebbenden te stimuleren, de verwachtingen te managen en ervoor te zorgen dat belanghebbenden de eigen verantwoordelijkheden kennen en mogelijkheden benutten. Daarnaast streeft PSL ernaar dat de belanghebbenden tevreden zijn over de communicatie; –– Door communicatie beoogt PSL de pensioenbewustwording van de werkgevers te stimuleren en ervoor te zorgen dat ze hun verantwoordelijkheden op het gebied van pensioenen kennen en ook nemen. Daarnaast streeft PSL ernaar dat de werkgevers tevreden zijn over de communicatie. PSL heeft een communicatiecommissie. Deze commissie ontwikkelt het communicatiebeleid, adviseert het bestuur en is verantwoordelijk voor de uitvoering. Jaarlijks stelt de communicatiecommissie de communicatiejaarkalender vast. In het verslagjaar vergaderde de communicatiecommissie vier maal. Deze vergaderingen vonden plaats op 21 februari, 16 mei, 12 september en 14 november 2013. Het fonds had als uitgangspunt om voor de jaren volgende op de planperiode van het huidige communicatiebeleidsplan een nieuw driejaarscommunicatiebeleidsplan voor de jaren 2014-2016 op te stellen. In 2013 bleek evenwel dat het jaar 2014 een transitiejaar is voor pensioenfondsen. De vele veranderingen in de wetgeving, zoals het Witteveenkader, Wvbp en het nieuwe FTK, zullen leiden tot veel aan de belanghebbenden te communiceren aanpassingen in 2014 (onder andere nieuwe pensioenreglementen). Daarom heeft het fonds besloten om voor 2014 een (eenjarig) communicatietransitieplan op te stellen. Het communicatietransitieplan is een aanvulling op het communicatiebeleidsplan 2011-2013. Het beschrijft de nieuwe ontwikkelingen en speerpunten voor 2014. Het consultatiedocument wet pensioencommunicatie is in het transitieplan opgenomen. PSL zal voor het jaar 2015 en daaropvolgende jaren een geheel nieuw communicatiebeleidsplan opstellen, zodra de wijzigingen in de regeling van PSL vaststaan. (Gewezen) Deelnemers en pensioengerechtigden In januari 2013 zijn de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden geïnformeerd over het besluit van het bestuur om per 1 januari 2013 gedeeltelijke toeslagen te verlenen. In januari 2013 hebben de pensioengerechtigden een jaaropgave ontvangen en in april 2013 is het Uniform Pensioenoverzicht aan de pensioengerechtigden verstuurd. In juni 2013 hebben de deelnemers het Uniform Pensioenoverzicht ontvangen. In januari 2014 zijn de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden geïnformeerd over de toeslagverlening per 1 januari 2014. Het fonds communiceert structureel over ontwikkelingen binnen het fonds via de eigen website van het fonds. Zo plaatst het fonds regelmatig actuele berichten over de financiële situatie op de website, waaronder de maandelijkse dekkingsgraad. In maart 2013 en in december 2013 heeft PSL Pensioenkranten uitgebracht, waarin de deelnemers o.a. worden geïnformeerd over de financiële positie van het fonds, de toeslagverlening, belasting en pensioen, de wijzigingen rondom de ingangsdatum AOW en
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
21
de Wvbp. Ook wordt aandacht besteed aan belangrijke persoonlijke gebeurtenissen op pensioengebied (life events), het Uniform Pensioenoverzicht (UPO) en worden deelnemers gewezen op de mogelijkheden om zelf actie te ondernemen om de eigen pensioenvoorziening af te stemmen op de eigen wensen. De pensioengerechtigden hebben in maart 2013 en in december 2013 Pensioennieuwsbrieven ontvangen met informatie over onder andere de financiële positie, de toeslagverlening en de wijzigingen rondom de ingangsdatum AOW. In aanloop naar de implementatie van de Wvbp zijn in de december-nieuwsbrief kandidaten opgeroepen voor het bestuurslidmaatschap namens pensioengerechtigden. Werkgevers Het fonds heeft sinds 2009 een werkgeversportaal voor de digitale aanlevering van mutaties door de aangesloten werkgevers. In het verslagjaar zijn de aangesloten werkgevers via de website van het pensioenfonds geïnformeerd over de relevante actuele ontwikkelingen binnen het fonds. In aanvulling daarop heeft het fonds in maart, juni en december 2013 digitale nieuwsbrieven aan aangesloten werkgevers toegestuurd. De nieuwsbrieven bevatten o.a. informatie over de financiële positie van het fonds, de premies, de toeslagverlening, de ontwikkelingen rondom de AOW en de overbruggingsregeling voor het AOW-gat. In april 2013 heeft het fonds een informatiebijeenkomst voor werkgevers georganiseerd. Tijdens deze bijeenkomst zijn werkgevers o.a. geïnformeerd over op handen zijnde wetswijzigingen en heeft een klankbordsessie plaatsgevonden, waarin werkgevers hun mening konden geven over de pensioencommunicatie van het fonds. In de digitale nieuwsbrief van maart 2013 is een oproep voor deelname aan deze bijeenkomst opgenomen. In de digitale nieuwsbrief van juni 2013 is aandacht besteed aan de door de Stichting Wijzer in geldzaken in september 2013 georganiseerde Pensioen3daagse. Uitbestede werkzaamheden Administratie De administratie van PSL is uitbesteed aan AZL te Heerlen. AZL draagt zorg voor de volgende zaken: –– de pensioen- en deelnemersadministratie; –– de financiële administratie; –– de jaarverslaglegging; –– de bestuursondersteuning en bestuursadvisering; –– actuariële advisering. Het vermogensbeheer is uitbesteed aan Blue Sky Group te Amstelveen. Blue Sky Group draagt zorg voor de volgende zaken: de administratie van de vastrentende en zakelijke waarden, en de performancemeting. Zowel AZL als Blue Sky Group hebben een ISAE 3402 type II rapportage. Dit biedt kwaliteitsgaranties, waarmee tegemoet wordt gekomen aan de behoefte van het bestuur aan zekerheid. Voor de meeste relevante processen is een beschrijving van de AO/IC en een beschrijving van de beheersingsmaatregelen voor de betreffende processen opgesteld. De beheersmaatregelen van PSL zijn opgenomen in het risicobeleid, zoals omschreven in de paragraaf ‘Risicomanagement’ in dit verslag. Voorts wordt het bestuur door middel van periodieke rapportages van zowel de uitvoeringsorganisatie alsmede van externe adviseurs in staat gesteld de risico’s en fondssituatie goed te monitoren.
22
PSL Waarmerking en advisering Actuariaat Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen adviserende en waarmerkende werkzaamheden. De waarmerkende werkzaamheden zijn met ingang van boekjaar 2011 opgedragen aan Mercer Nederland B.V. te Amstelveen. De adviserende werkzaamheden zijn met ingang van 2011 opgedragen aan AZL te Heerlen. Controle De controle van de jaarrekening 2013 is toevertrouwd aan Mazars Paardekooper Hoffman Accountants N.V. te Rotterdam. Tot en met de jaarrekening 2012 werd de controle uitgevoerd door Ernst & Young Accountants LLP te Maastricht.
Ontwikkelingen van het fonds op financieel gebied Beleggingsbeleid Het beleggingsbeleid van PSL is vastgelegd in de Verklaring inzake de beleggingsbeginselen, die als bijlage is opgenomen in de abtn. Het vermogensbeheer van het fonds is ondergebracht bij Blue Sky Group. Voor de inhoud van het beleggingsbeleid verwijzen wij u naar het hoofdstuk Beleggingen van dit bestuursverslag. Financiële positie van het fonds Conform de voorschriften van DNB hanteert het fonds vanaf 30 september 2012 bij de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen en de kostendekkende premie de driemaands gemiddelde RTS waarbij rekening wordt gehouden met de UFR. De RTS die het fonds hanteert, wordt gepubliceerd door DNB. In het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen (Besluit FTK) is opgenomen dat een pensioenfonds prudente verzekeringstechnische grondslagen dient te hanteren, waaronder de voorzienbare trend in de overlevingskansen. Vanaf ultimo 2012 hanteert het fonds de AG-Prognosetafel 2012-2062, die het Actuarieel Genootschap in september 2012 heeft gepubliceerd. Het fonds hanteerde een ervaringssterfte die is gebaseerd op de Towers Watson 2010 BPF-ervaringssterfte. De ervaringssterfte corrigeert de AG-Prognosetafel, die is gebaseerd op landelijke gegevens, voor de populatie van het fonds. In november 2012 is, aan de hand van een backtest over de jaren 2008 tot en met 2011, onderzocht of de ervaringssterfte van het fonds nog steeds passend is. Uit dit onderzoek is in 2012 geconcludeerd dat de door het fonds gehanteerde ervaringssterfte in zijn geheel bezien passend is. Naar aanleiding van aanvullende vragen over (onder andere) de ervaringssterfte van de medeverzekerde is in de eerste helft van 2014 vervolgonderzoek uitgevoerd naar de door het fonds gehanteerde ervaringssterfte. Bij dit onderzoek heeft het fonds gebruik gemaakt van het ervaringssterftemodel van AZL Actuariaat, waarvan de basis bestaat uit ervaringssterfte voor verschillende inkomensklassen. Aan de hand van een backtest is vervolgens getoetst of de op basis van dit model gevonden ervaringssterfte passend is voor het fonds. Bij dit onderzoek en de backtest is rekening gehouden met de Good Practice van DNB. Op basis van dit vervolgonderzoek heeft het bestuur op 25 maart 2014 besloten om de ervaringssterfte per 31 december 2013 aan te passen. De nieuwe ervaringssterfte betreft een tabel met fondsspecifieke leeftijdsafhankelijke correctiefactoren voor zowel mannen als vrouwen (ervaringssterfte “PSL 2013”), waarbij de correctiefactoren tevens worden toegepast voor de medeverzekerden. De voorziening pensioenverplichtingen is ultimo 2013 vastgesteld op € 239.760.000,-, de reserves bedragen € 37.671.000,- hetgeen resulteert in een (aanwezige) dekkingsgraad van 115,7%. De vereiste dekkingsgraad voor PSL, op basis van de feitelijke beleggingsmix, bedraagt 111,4% ultimo 2013. De vereiste dekkingsgraad op basis van de strategische beleggingsmix, bedraagt 111,0% ultimo 2013. Het gemiddelde rendement op basis van total return bedroeg in 2013: 2,04% (2012: 14,71%).
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
23
Einde herstelplan In 2009 is bij PSL sprake geweest van een reservetekort, omdat de aanwezige dekkingsgraad lager was dan de benodigde dekkingsgraad. PSL heeft daarom in 2009 een langetermijnherstelplan opgesteld en ingediend bij DNB. In dit herstelplan heeft het bestuur aangegeven hoe het fonds er voor zorgt dat binnen 15 jaar het aanwezige vermogen weer boven de vereiste dekkingsgraad komt en zijn de sturingsmiddelen van het fonds benoemd. DNB heeft dit herstelplan goedgekeurd. Vanaf mei 2009 lag de aanwezige dekkingsgraad weer boven de vereiste dekkingsgraad. In mei 2010 heeft PSL daarom aan DNB kenbaar gemaakt het herstelplan als beëindigd te beschouwen. Dit omdat de aanwezige dekkingsgraad drie opeenvolgende kwartalen (sedert mei 2009) boven de benodigde (vereiste) dekkingsgraad lag. Ultimo augustus 2011 is opnieuw een reservetekort ontstaan. PSL heeft hiervan melding gemaakt bij DNB. Op grond van dit reservetekort is het in 2009 ingediende herstelplan opnieuw tot uitvoering gekomen. Ultimo maart 2013 ligt de dekkingsgraad van PSL boven de vereiste dekkingsgraad. De dekkingsgraad van PSL ligt hiermee voor het derde achtereenvolgende kwartaaleinde boven de vereiste dekkingsgraad. De situatie van reservetekort is hiermee, vóór de in het langetermijnherstelplan aangegeven wettelijke hersteltermijn, opgeheven. Het fonds bevindt zich ultimo maart 2013 niet langer in herstel en het langetermijnherstelplan eindigt. Op 9 april 2013 heeft het bestuur melding gemaakt aan DNB van de eindiging van het langetermijnherstelplan van het fonds. In reactie hierop heeft DNB op 22 mei 2013 aangegeven dat het op 31 maart 2009 door het fonds ingediende herstelplan als beëindigd wordt beschouwd.
Aanwezige
dekkingsgraad 2013
Primo 2013
113,6%
Premie
-0,7%
Uitkeringen
0,6%
Toeslagverlening -2,6% Rentetermijnstructuur
3,2%
Overrendement 2,1% Overige mutaties
-0,5%
Ultimo 2013
115,7%
Toeslagverlening 2013 Ten aanzien van de pensioenrechten en premievrije aanspraken heeft PSL de ambitie om deze jaarlijks te verhogen met 70% van de consumentenprijsindex voor alle huishoudens, zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Ten aanzien van de opgebouwde pensioenaanspraken heeft PSL de ambitie om deze jaarlijks te verhogen met 70% van de procentuele algemene loonstijging in de CAO van de Schoen- en Lederwarenindustrie. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks of en in hoeverre een toeslag wordt verleend. De voorwaardelijke toeslagverlening wordt gefinancierd uit de middelen van het fonds. De premie bevat dus geen opslag voor toeslagverlening en er is geen bestemmingsreserve gevormd. Aan verhoging in enig jaar kunnen geen rechten worden ontleend in toekomstige jaren. PSL hanteert categorie D1 van de Toeslagenmatrix.
24
PSL Het bestuur heeft in december 2012 besloten om, gelet op de financiële situatie van PSL en conform het toeslagenbeleid, per 1 januari 2013 gedeeltelijke toeslagen te verlenen. De opgebouwde pensioenaanspraken van deelnemers zijn verhoogd met 1,1%. Als er een volledige toeslag was verleend, dan zou de toeslag 1,5% hebben bedragen voor deelnemers. De ingegane pensioenen en premievrije aanspraken zijn per 1 januari 2013 verhoogd met 1,6%. Als er een volledige toeslag was verleend, dan zou de toeslag 2,3% hebben bedragen. Ook heeft het bestuur in december 2012 besloten om per 1 januari 2013 geen inhaaltoeslag te verlenen. Ultimo 2013 ligt de aanwezige dekkingsgraad van PSL boven de vereiste dekkingsgraad en boven de vereiste dekkingsgraad vermeerderd met 5%-punt. Het toeslagbeleid van PSL bepaalt in dit geval dat het fonds volledige toeslagen verleent. Het bestuur heeft in december 2013 het principe besluit genomen om, conform het toeslagbeleid, per 1 januari 2014 volledige toeslagen te verlenen. De opgebouwde pensioenaanspraken van deelnemers zijn verhoogd met 1,25%. De ingegane pensioenen van pensioengerechtigden en de premievrije aanspraken van gewezen deelnemers zijn per 1 januari 2014 verhoogd met 2,80%. Per 1 januari 2014 zijn geen inhaaltoeslagen verleend. De totale toeslagachterstand per 1 januari 2014 is inzichtelijk gemaakt in onderstaande tabellen: Toeslagachterstand Voor actieve deelnemers:
Toeslag
Loon-
o.b.v. loon- Toegekende Cumulatieve
ontwikkeling ontwikkeling
toeslag achterstand
01-01-2009
2,0% 2,0% 1,8% 0,2%
01-01-2010
1,5% 1,5% 1,5% 0,2%
01-01-2011
1,0% 1,0% 1,0% 0,2%
01-01-2012
1,0% 1,0% 0,0% 1,2%
01-01-2013
1,5% 1,5% 1,1% 1,6%
01-01-2014
1,25% 1,25% 1,25% 1,6%
Voor inactieve deelnemers:
Toeslag
Prijs-
index
o.b.v. prijs- Toegekende Cumulatieve index
toeslag achterstand
01-01-2009
3,2% 3,2% 2,9% 0,3%
01-01-2010
0,3% 0,3% 0,3% 0,3%
01-01-2011
1,5% 1,5% 1,5% 0,3%
01-01-2012
2,6% 2,6% 0,0% 2,9%
01-01-2013
2,3% 2,3% 1,6% 3,6%
01-01-2014
2,8% 2,8% 2,8% 3,6%
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
25
Herverzekering De overlijdens- en premievrijstellingsrisico’s bij langdurige arbeidsongeschiktheid zijn in het verslagjaar herverzekerd bij Zwitserleven. De herverzekering is afgesloten voor de duur van vijf jaar, in de vorm van een stop-loss verzekering met een prioriteit van 125%. Deze verzekering keert eerst uit wanneer de totale jaarlijkse schade van beide verzekerde risico’s een bepaald minimum overschrijdt. De overeenkomst met Zwitserleven is per 31 december 2013 beëindigd. Het bestuur heeft op 24 september 2013 besloten om de herverzekering van de overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico’s van het fonds per 1 januari 2014 onder te brengen bij Delta Lloyd. Hierbij is gekozen voor een volledige risicoverzekering. Kostendekkende, gedempte en ontvangen premie 2013 Artikel 129 van de PW schrijft voor dat de te ontvangen premie ten minste gelijk dient te zijn aan de conform de Abtn vastgestelde kostendekkende premie. Een premiekorting is alleen toegestaan als aangetoond kan worden dat naast de onvoorwaardelijke verplichting en het vereist eigen vermogen ook voldoende vermogen aanwezig is om de voorwaardelijke toeslagen te kunnen nakomen. De feitelijke premie over boekjaar 2013 bedraagt € 3.336.000,- (2012: € 3.231.000,-), de kostendekkende premie € 5.215.000,(2012: € 5.080.000,-) en de gedempte kostendekkende premie over boekjaar 2013 bedraagt € 3.039.000,- (2012: € 3.025.000,-). Gezien het voorgaande is de certificerend actuaris van mening dat de totaal ontvangen premie toereikend is. Het bestuur heeft de doorsneepremie voor de basisregelingen per 1 januari 2013 verhoogd met 0,9% (van 18,0% naar 18,9%). De premie voor de overgangsregeling 2006 is per 1 januari 2013 ongewijzigd en bedraagt 1,4%. Het bestuur heeft in december 2013 besloten dat de premie voor de basisregelingen en de premie voor de overgangsregeling 2006 per 1 januari 2014 niet behoeven te worden verhoogd. Voorziening toekomstige WGA-hiaatpremies PSL heeft tot en met 2005 de WAO-hiaatregeling uitgevoerd als onderdeel van de pensioenvoorziening ter zake van arbeidsongeschiktheid. De reserve WAO-hiaat is in 2007 omgevormd naar de voorziening toekomstige WGA-hiaatpremies. Dit is een voorziening waaruit de premie voor de WGA-hiaatverzekering, die CAO-partijen in de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie collectief hebben afgesloten, wordt betaald. In 2009 is vastgesteld dat minder is onttrokken uit de voorziening toekomstige WGA-hiaatpremies dan verwacht. Aangezien de hoogte van de voorziening ruim voldoende wordt geacht voor de WGA-hiaatverzekering, is besloten om de voorziening per 31 december 2010 toe te rekenen aan de verschillende CAO-partijen. CAO-partijen hebben de mogelijkheid om het gedeelte van de voorziening dat aan hen is toegewezen, op een alternatieve wijze binnen het pensioenfonds te besteden. Zo heeft de Schoenindustrie een deel van haar voorziening besteed aan de financiering van de overgangsregeling 2002 om de termijn van premieheffing te verkorten. Daarnaast is een deel besteed aan het voldoen van een deel van het werknemersdeel van de premie over 2012 en 2013 voor de overgangsregeling 2006. De Leder- en Lederwarenindustrie hebben hun deel gebruikt om het gehele werknemersdeel van de premie over 2012 en 2013 voor de overgangsregeling 2006 te voldoen. Ultimo 2013 is het aandeel van de Lederindustrie € 284.000,- en van de Lederwarenindustrie € 709.000,- in deze voorziening. Daarnaast is er nog een gezamenlijk aandeel van de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie van € 640.000,- in deze voorziening. De totale voorziening bedraagt dus ultimo 2013 € 1.633.000,-.
26
PSL Pensioenparagraaf Pensioenregelingen van het fonds Per 1 januari 2006 heeft het fonds twee pensioenregelingen. De regeling van pensioenreglement 2006 en de regeling van pensioenreglement 2002. Welke regeling van toepassing is op de deelnemer hangt af van de geboortedatum en of de deelnemer op 31 december 2005 al pensioen opbouwde bij het fonds. Beide regelingen bieden deelnemers een levenslang ouderdomspensioen en een partner- en wezenpensioen. Pensioenreglement 2006 De regeling van pensioenreglement 2006 is van toepassing op deelnemers die geboren zijn op of na 1 januari 1949 én toetreders vanaf 1 januari 2006. De regeling is een middelloonregeling en heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst. De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend salaris voor zover dat niet meer bedraagt dan het daarvoor gestelde maximum, verminderd met de franchise. Ieder jaar wordt van de in dat jaar geldende pensioengrondslag 1,75% aan levenslang ouderdomspensioen opgebouwd dat ingaat op de 65-jarige leeftijd. Daarnaast biedt de regeling een partner- en wezenpensioen op spaarbasis ter hoogte van 70% respectievelijk 14% van het ouderdomspensioen. De regeling biedt tevens een voorwaardelijke overgangsregeling voor deelnemers die geboren zijn in de jaren 1949 tot en met 1960 en op 31 december 2001 en 31 december 2005 deelnemer waren aan de toen geldende pensioenregeling van het fonds. Als aan alle voorwaarden wordt voldaan, kan de deelnemer met deze overgangsregeling extra ouderdomspensioen verkrijgen. De opgebouwde aanspraken kunnen jaarlijks bij bestuursbesluit worden verhoogd als het fonds over voldoende middelen beschikt. De belangrijkste kenmerken van de regeling zijn: 2013 Pensioensysteem
Middelloon met voorwaardelijke toeslagverlening
Opbouwpercentage
1,75%
Toetredingsleeftijd
21 jaar
Pensioenleeftijd
65 jaar
Franchise
€ 13.086,-
Maximum salaris
€ 57.020,-
Pensioenreglement 2002 De regeling van pensioenreglement 2002 is van toepassing op een gesloten groep deelnemers die geboren zijn vóór 1 januari 1949 én op 31 december 2001 al deelnemer in het fonds waren. De regeling is een middelloonregeling en heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst. De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend salaris voor zover dat niet meer bedraagt dan het daarvoor gestelde maximum, verminderd met de franchise. Ieder jaar wordt van de in dat jaar geldende pensioengrondslag 1,75% aan levenslang ouderdomspensioen opgebouwd dat ingaat op de 62-jarige leeftijd. Daarnaast biedt de regeling een tijdelijk ouderdomspensioen voor de periode gelegen tussen de 62-jarige en 65-jarige leeftijd. De regeling biedt verder gedurende het deelnemerschap een partner- en wezenpensioen op risicobasis. De opgebouwde aanspraken en pensioenen kunnen jaarlijks bij bestuursbesluit worden verhoogd als het fonds over voldoende middelen beschikt. In de loop van 2013 zijn de laatste deelnemers aan deze pensioenregeling van het fonds gepensioneerd. In 2014 is er geen premieafdracht en pensioenopbouw meer voor deze regeling.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
27
Risicoparagraaf Inleiding Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioenverplichtingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. In deze paragraaf wordt ingegaan op het beleid van het pensioenfonds en de risico’s die het pensioenfonds bij de uitvoering van zijn taken loopt. Voor de wijze waarop deze risico’s zijn afgedekt en een kwantificering van deze risico’s wordt verwezen naar de paragraaf “Financiële risico’s” in de jaarrekening. In de paragraaf “Risicomanagement” in dit bestuursverslag worden de activiteiten van het bestuur van PSL inzake de inrichting van het risicomanagement nader omschreven. Beleid en risicobeheer Het bestuur heeft zijn beleid verwoord in de Abtn. Algemene leidraad voor het uitvoeren van zijn beheertaken is risicomijdend operationeel management. Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van deze risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen: –– ALM-beleid en duration matching; –– beleggingsbeleid; –– premiebeleid; –– toeslagbeleid; –– herverzekeringsbeleid; –– beleid ten aanzien van uitbesteding. De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruik gemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s. In 2011 heeft Sprenkels & Verschuren in opdracht van PSL een ALM-studie uitgevoerd. De invloed van deze beleidsinstrumenten op de financiële positie van het fonds wordt jaarlijks geëvalueerd. Bij deze evaluatie speelt zowel de huidige financiële positie, alsmede de financiële positie van het fonds in de toekomst, een rol. Om te toetsen of het beleid op lange termijn tot de gewenste ontwikkeling leidt, voert het pensioenfonds ten minste eens in de drie jaar een continuïteitsanalyse uit. Het fonds heeft deze continuïteitsanalyse in het jaar 2008 laten uitvoeren door Towers Watson. In het kader van het op te stellen herstelplan werd deze continuïteitsanalyse in 2009 geactualiseerd. In 2012 heeft Sprenkels & Verschuren een nieuwe continuïteitsanalyse uitgevoerd. Het risicomodel van DNB kent voor een aantal risicocategorieën vastgestelde scenario’s (‘schokken’). Het doorrekenen van deze scenario’s resulteert in het vereist eigen vermogen (buffer). Kwantitatieve en kwalitatieve toelichtingen van deze risico’s zijn opgenomen in de “risicoparagraaf” in de jaarrekening. Het vereist eigen vermogen wordt berekend op basis van de feitelijke beleggingsmix en vormt het toetsvermogen voor de bepaling van de solvabiliteitspositie. Ter informatie wordt ook het vereiste vermogen op basis van de strategische beleggingsmix weergegeven. Financiële risico’s Solvabiliteitsrisico Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief 28
PSL ontwikkelt, bestaat het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor eventuele toeslagverlening over de opgebouwde aanspraken en ingegane pensioenen. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. Het solvabiliteitsrisico bestaat uit de volgende risicocategorieën: –– Renterisico (S1), –– Zakelijkewaardenrisico (S2), –– Valutarisico (S3), –– Grondstoffenrisico (S4), –– Kredietrisico (S5), –– Verzekeringstechnisch risico (S6), –– Concentratierisico (S8). Renterisico (S1) Pensioenfondsen kennen doorgaans een langere looptijd voor hun verplichtingen dan voor hun bezittingen. Vanwege deze mismatch ondervindt een fonds renterisico. Immers bij een rentedaling zullen de verplichtingen sterker toenemen in waarde dan de bezittingen. Het standaardmodel van DNB bevat voorgeschreven rentescenario’s (verschuiving actuele rentetermijnstructuur via voorgeschreven rentefactoren) om het vereist eigen vermogen voor dit risico te bepalen. Om de aanwezige mismatch te beperken, streeft het fonds het renterisico door middel van beleggingen in vastrentende waarden en renteswaps voor 65% af te dekken. Zakelijkewaardenrisico (S2) De waarden van aandelen en onroerend goed zijn onderhevig aan marktfluctuaties. Fondsen die een deel van hun vermogen in dergelijke zakelijke waarden hebben belegd, lopen hierdoor risico. Het fonds wijst slechts een beperkt deel van het vermogen toe aan de zakelijke waarden en hanteert een stelsel van normwegingen (inclusief bandbreedtes daaromheen) om de allocatie naar zakelijke waarden te sturen. Valutarisico (S3) Valutarisico betreft het risico dat de waarde van de beleggingen die luiden in vreemde valuta verslechtert als gevolg van veranderingen van vreemde valutakoersen. De kans dat de wisselkoers van vreemde valuta verslechtert ten opzichte van de euro betekent een risico voor een pensioenfonds omdat verplichtingen veelal in euro luiden en bezittingen (deels) in vreemde valuta. Dit risico is van belang voor zowel directe posities in een valuta, als voor beleggingen die gewaardeerd zijn in een andere valuta. Valutarisico’s worden afgedekt met valutaderivaten, voornamelijk valutatermijncontracten. De meest omvangrijke posities van niet in euro’s luidende beleggingen zijn voor PSL de Amerikaanse en Australische dollar, het Britse pond en de Japanse yen. Het risico op koersdalingen van deze munteenheden ten opzichte van de euro wordt met ingang van 2009 voor 100% afgedekt. Grondstoffenrisico (S4) Fondsen die beleggen in grondstoffen (commodities) lopen het risico dat de waarde van deze beleggingen daalt. Het fonds wijst slechts een beperkt deel van het vermogen toe aan commodities en hanteert een stelsel van normwegingen (inclusief bandbreedtes daaromheen) om de allocatie naar commodities te sturen. Kredietrisico (S5) Bij het kredietrisico dient het effect van een verslechtering van de kredietwaardigheid van een tegenpartij in de vastrentende portefeuille tot uitdrukking te komen. Het kredietrisico komt tot uitdrukking in de zogenaamde creditspread. Deze spread is het verschil tussen de uitkering die afhangt van de kredietwaardigheid van de tegenpartij en een uitkering die met volledige zekerheid, risicovrij, tot uitkering zal komen. Het fonds wijst slechts een beperkt deel van het vastrentende vermogen toe aan obligaties die gevoelig
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
29
zijn voor kredietrisico en hanteert een stelsel van normwegingen (inclusief bandbreedtes daaromheen) om de allocatie naar deze beleggingscategorie te sturen. Voor PSL geldt bovendien dat alle schuldpapieren waarin wordt belegd in beginsel tot de zogenaamde investment-grade klasse dienen te behoren. Verzekeringstechnisch risico (S6) Naast de financiële risico’s staat het fonds bloot aan verzekeringstechnische risico’s. Binnen het verzekeringstechnische risico worden in principe alleen risico’s meegenomen die verband houden met sterfte. Het omvat de risico’s als gevolg van afwijkingen ten opzichte van de verwachte sterfte en afwijkingen van de verwachte sterftetrend (langlevenrisico). De sterftetrend zelf dient te worden meegenomen bij de bepaling van de voorziening voor risico fonds. Concentratierisico (S8) Wanneer een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt, loopt het fonds concentratierisico. Ten behoeve van het risicomanagement dient het fonds rekening te houden met concentratierisico, hetgeen kan resulteren in het aanhouden van een reserve in het eigen vermogen. In het standaardmodel is de gevoeligheid van het eigen vermogen voor het concentratierisico gelijkgesteld aan 0%. In overleg met de waarmerkende actuaris van het fonds is in 2012 besloten om voor het fonds wel rekening te houden met een buffer voor het concentratierisico. DNB is hierover geïnformeerd. Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat het fonds onvoldoende liquide middelen heeft om betalingen, waaronder de pensioenuitkeringen, te verrichten. Alhoewel de premie-inkomsten op jaarbasis lager zijn dan de te verrichten pensioenuitkeringen wordt de hoogte van het liquiditeitsrisico en de impact daarvan als relatief klein ingeschat. Een belangrijk deel van het vermogen kan, indien nodig, op korte termijn worden geliquideerd. Het liquiditeitsrisico wordt tevens beperkt door de invulling van het cashmanagement. Het fonds beschikt over voldoende kredietlijnen bij derden en de vermogensbeheerder maakt in het kader van het liquiditeitenbeheer gebruik van een periodiek geactualiseerde liquiditeitsprognose. Inflatierisico Het fonds belegt niet direct in inflatie gerelateerde producten zoals index-linked bonds maar wel in, onder andere, aandelen, vastgoed en commodities. Van deze beleggingscategorieën wordt algemeen aangenomen dat ze tot op zekere hoogte bescherming bieden tegen inflatierisico. Niet financiële risico’s Sponsorrisico De aangesloten werkgevers zijn de sponsoren van het fonds. Hierbij loopt het fonds risico’s, de zogenaamde sponsorrisico’s. Voorbeelden van sponsorrisico’s zijn ondermeer: faillissementsrisico, betalingsonmacht van een werkgever veroorzaakt door negatieve ontwikkelingen in de bedrijfstakken Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie, financieringsrisico, beëindiging van de aansluiting van een werkgever en belangenverstrengeling tussen het pensioenfonds en een werkgever. Om het sponsorrisico te beperken wordt bij PSL een incassobeleid gevoerd, dat strikt wordt gehandhaafd. De belangenverstrengeling bij een bedrijfstakpensioenfonds als PSL kan alleen bestaan als het fonds aandelen van een betreffende onderneming in bezit heeft. Aangezien PSL het vermogensbeheer volledig heeft uitbesteed en alleen belegt in fondsen, loopt PSL geen risico dat sprake is van belangenverstrengeling met een aangesloten werkgever. Omgevingsrisico Hieronder worden risico’s verstaan als gevolg van externe veranderingen. Gedacht kan worden aan veranderingen in de maatschappelijke wens om duurzaam te beleggen. PSL heeft beleid voor duurzaam beleggen vastgelegd in de “Verklaring
30
PSL beleggingsbeginselen van PSL”, die onderdeel uitmaakt van de Abtn. Verder kan gedacht worden aan bijvoorbeeld de tevredenheid van deelnemers over het fonds. Om hier inzicht in te krijgen, is PSL voornemens om een tevredenheidsonderzoek te laten uitvoeren. Operationeel risico Het operationeel risico is het risico op verlies als resultaat van inadequate of foutieve interne processen, mensen en systemen of als gevolg van externe gebeurtenissen. Operationele risico’s hebben een negatieve impact op een goede uitvoering van de pensioenregeling. Voor deze operationele risico’s geldt wel dat een verregaande reductie onevenredig veel inspanning en kosten met zich mee kan brengen. De operationele uitvoering geschiedt door onder andere AZL en Blue Sky Group. Deze partijen hebben een ISAE 3402-rapportage (type II). Door het overleggen van deze rapportage tonen AZL en Blue Sky Group aan het pensioenfonds én aan de accountant van het pensioenfonds aan, dat de uitvoering ‘in control’ is. Het overleggen van de ISAE 3402-rapportage komt tevens tegemoet aan de vereisten omtrent uitbesteding, zoals vastgelegd in het Besluit Uitvoering Pensioenwet, waarin is vastgelegd dat een pensioenfonds dat zijn administratie uitbesteedt aan een uitvoerder verantwoordelijk is en blijft voor een juiste administratie. In aanvulling op de ISAE 3402-rapportage van AZL heeft de directie van AZL een ‘in-control-statement’ afgegeven. Uitbestedingsrisico’s Het bestuur heeft onder behoud van zijn verantwoordelijkheden een aantal werkzaamheden structureel uitbesteed. De uitbesteding van werkzaamheden aan een derde partij heeft tot gevolg dat het bestuur geen directe gezagsverhouding heeft met de personen die bij de derde partij feitelijk en dagelijks zijn belast met de uitvoering van die werkzaamheden. Het bestuur heeft voorts geen rechtstreeks zicht op en voert geen directe controle uit op administratieve processen, zoals uitbetaling van pensioenen, pensioenberekeningen e.d. Daardoor ontbreekt eveneens zicht op de werkelijke uitvoeringskosten. Het bestuur erkent voorts dat aan de uitbesteding het risico is verbonden van discontinuïteit van de dienstverlening door AZL en Blue Sky Group. Bij alle uitbestedingsactiviteiten conformeert het fonds zich volledig aan de regelgeving van DNB op het gebied van uitbesteding. Het fonds beschikt voor iedere extern uit te voeren activiteit over een uitbestedingsovereenkomst die voldoet aan het bij of krachtens artikel 34 van de PW bepaalde. In voorkomende gevallen worden met de uitvoerende organisatie nadere afspraken omtrent procedures, processen, informatieverschaffing en te leveren diensten vastgelegd in een Service Level Agreement (SLA). In een SLA worden tenminste ook afspraken vastgelegd over de administratieve organisatie, de autorisatie en procuratiesystemen en de interne controle van de uitvoerende organisatie. AZL en Blue Sky Group zijn gecertificeerd volgens de richtlijnen van ISAE 3402. Voor de meeste relevante processen is een beschrijving van de AO/IC opgesteld. Het bestuur wordt door middel van periodieke rapportages van zowel AZL als Blue Sky Group in staat gesteld de risico’s en fondssituatie goed te monitoren. IT risico De informatietechnologie is een belangrijke risicocategorie voor pensioenfondsen. Omdat het merendeel van de fondsen de IT hebben uitbesteed, is dit risico tot een uitbestedingsrisico verworden. Dit geldt ook voor PSL. Het IT risico wordt jaarlijks geëvalueerd met de directie van AZL. Integriteitsrisico DNB verstaat hieronder het risico dat de integriteit van het pensioenfonds dan wel het financiële stelsel wordt beïnvloed als gevolg van niet integere, onethische gedragingen van de organisatie, medewerkers dan wel van de leiding, een en ander in het kader van wet en regelgeving en maatschappelijke en door het fonds opgestelde normen. Bij de beheersing van dit risico kan gedacht worden aan onder meer gedragscodes en procesmatige waarborgen. PSL heeft een gedragscode en een compliance beleid. Beide zijn een wettelijke verplichting en DNB ziet actief toe op naleving. Een regeling voor omgang met integriteitgevoelige functies komt relatief weinig voor. DNB toetst voorts nieuwe bestuursleden.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
31
Juridische risico’s Een pensioenfonds loopt het risico in rechte aangesproken te worden. Ten einde dit risico te beperken kan het fonds maatregelen treffen. Eén risico is dat de fondsstukken niet voldoen aan de wettelijke bepalingen. Een ander risico is dat men als fondsbestuurder in persoon kan worden aangesproken. Een derde risico betreft het niet in voldoende mate vorm geven aan consistent beleid, dit maakt het fonds kwetsbaar indien het hierop wordt aangesproken. Een vierde risico betreft het niet of onduidelijk communiceren naar partijen. Een vijfde risico betreft aansprakelijkheid door het niet of niet goed uitvoeren door partijen die het fonds heeft ingehuurd. Onderstaand volgt een beknopt (niet volledig) overzicht van de wijze waarop het fonds met juridische risico’s omgaat. 1. Het fonds heeft een bestuursadviseur van AZL aangesteld. Deze toetst bij wetswijzigingen de fondsstukken en stelt waar nodig wijzigingen voor aan het bestuur. 2. Het fonds heeft geen bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering afgesloten. 3. Het fonds ziet erop toe dat besluitvorming consistent en goed gedocumenteerd plaatsvindt. Deze documentatie zorgt ervoor dat ook derden de inhoud en werking van dit beleid kunnen volgen. 4. Het fonds werkt volgens een communicatieplan. Dit plan bewaakt de wettelijk verplichte communicatiemomenten. Naast deze vereisten heeft het fonds eigen aanvullende communicatiedoeleinden. Middels het planmatig uitvoeren van de communicatieactiviteiten van het fonds, wordt bewaakt dat communicatie aan de eisen van de wet en consistentie van de uitingen voldoet. Verder heeft het fonds een procedure vastgesteld voor communicatie voor het geval zich een incident voordoet. 5. Met alle ingehuurde partijen zijn contractuele afspraken gemaakt. Partijen dienen regelmatig te rapporteren over het wel of niet voldoen aan de gemaakte afspraken. Daar waar mogelijk heeft het pensioenfonds activiteiten gescheiden ondergebracht, waardoor er een mechanisme ontstaat van controle van de ene door de andere partij. 6. Het fonds kent een voorwaardelijk toeslagenbeleid en communiceert dit beleid, conform wettelijke voorgeschreven formuleringen, naar alle deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden. Door die communicatie is de kans zeer gering dat verwachtingen worden gewekt en juridische claims moeten worden gehonoreerd. Aangetoond is dat het toeslagenbeleid, ook in financieel mindere tijden, consequent wordt uitgevoerd. 7. Voor een bedrijfstakpensioenfonds als PSL bestaat het sponsorrisico onder andere uit het feit dat ondernemingen die onder de verplichtstelling vallen, niet zijn aangesloten bij het fonds. Dit risico bestaat er uit dat PSL pensioen moet uitkeren indien een werknemer van een onderneming die aantoonbaar onder de verplichtstelling valt, pensioen claimt bij het fonds terwijl daar geen premie voor is betaald. PSL voert periodiek controles uit op de handhaving van de verplichtstelling van PSL, om vast te stellen of alle werkgevers die onder de verplichtstelling vallen, daadwerkelijk aangesloten zijn. De commissie risicomanagement en uitbesteding monitort de risico’s en rapporteert hierover aan het bestuur. Daarnaast vinden er jaarlijks controles plaats door waarmerkend actuaris en accountant op de uitvoering door het fonds. Materiële onvolkomenheden worden door hen gerapporteerd. In het algemeen draagt het bestuur er zorg voor dat zij voldoende kennis en kunde bezit om haar verantwoordelijkheid te kunnen dragen. De hierboven genoemde risico’s zijn niet limitatief maar de juiste afdekking van deze genoemde risico’s geeft wel een indicatie over de juridische weerbaarheid van het pensioenfonds.
32
PSL Verzekerdenbestand
Gewezen Pensioen Deelnemers deelnemers gerechtigden Stand per 1 januari 2013
1.271
10.967
10.065
Mutaties door: Nieuwe toetredingen
162
-36
0
Ontslag met premievrije aanspraak
-199
199
0
Waardeoverdracht 0 -15 0 Ingang pensioen
-34
-914
1.014
Overlijden -5 -114 -379 Afkoop
0 -32 -739
Andere oorzaken -6 34 -7 Mutaties per saldo Stand per 31 december 2013
-82
-878
1.189 1) 10.089
-111 9.954
Specificatie pensioengerechtigden 2013 2012 Ouderdomspensioen 8.229 8.273 Partnerpensioen 1.688 1.758 Wezenpensioen 16 13 Invaliditeitspensioen 21 21 Totaal 9.954 10.065
1)
Waarvan 156 deelnemers met (gedeeltelijke) vrijstelling van premiebetaling wegens arbeidsongeschiktheid.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
33
Beleggingen Algemeen Hoewel de invoering van het Septemberpakket Pensioenen in het najaar van 2012 en de daarin voorgeschreven Ultimate Forward Rate (UFR)-methodiek de waarde van de pensioenverplichtingen minder gevoelig heeft gemaakt voor renteschommelingen, blijven beleggingsresultaten een zeer belangrijke, bepalende factor voor de dekkingsgraad van de Nederlandse pensioenfondsen. Dat gezegd hebbende mag worden geconstateerd dat 2013 een prima beleggingsjaar was. Immers, volgens de AON Hewitt Pensioenthermometer is de gemiddelde dekkingsgraad van de Nederlandse pensioenfondsen in 2013 gestegen van 102% eind 2012 naar 109% per 31 december 2013. Aldus een verbetering van de dekkingsgraad van een doorsnee pensioenfonds van zo’n 7%. Een groot deel van deze dekkingsgraadverbetering is toe te schrijven aan de resultaten van de beleggingen in 2013. Beleggingen in 2013 Mede ingegeven door goede bedrijfsresultaten en een aanhoudend soepel monetair beleid van de centrale banken is in 2013 in de ontwikkelde landen een, zichzelf versterkend, economisch herstel op gang gekomen. Een aantal belangrijke eurolanden heeft in 2013 de recessie achter zich kunnen laten en de Japanse economie wist zich eindelijk, gesteund door een stevig binnenlands stimuleringspakket (Abenomics), in 2013 aan een langjarige periode van lage economische groei en deflatie te ontworstelen. Ook de Verenigde Staten overtuigden in 2013; het Bruto Nationaal Product steeg in het afgelopen jaar met ruim 3%. Wereldwijd stegen de aandelen in de ontwikkelde markten in 2013 zo’n 22% (uitgedrukt in euro’s) en in de vastrentende sector behoorden obligaties uit de perifere landen van de eurozone en hoogrentende bedrijfsleningen tot de best presterende categorieën. Toch was het niet alleen “hosanna” het afgelopen jaar. Het sentiment op de internationale geld- en kapitaalmarkten is in 2013 een aantal keren flink op de proef gesteld. Een dreigende crisis in de bankensector in Cyprus (welke een directe aanleiding vormde om versneld te komen tot een Europese bankenunie), zware politieke onrusten in het Midden-Oosten, gekibbel tussen Republikeinen en Democraten over het schuldenplafond in de VS, de in november 2013 aangekondigde hervormingen in China (het zogenoemde “Derde Plenum”) en last but not least de in mei 2013 aangekondigde afbouw van monetaire stimulering (“tapering”) in de Verenigde Staten, vormden serieuze bedreigingen voor het toch nog enigszins broze herstel van de wereldeconomie. Op 2 mei bereikten de tienjaars rentes in de VS (1,6%) en Duitsland (1,2%) hun laagste punt in 2013. Op 22 mei 2013 kondigde Ben Bernanke aan dat het obligatie-aankoopprogramma door de Federal Reserve Bank geleidelijk aan afgebouwd zou gaan worden. Dit leidde tot heftige reacties op de obligatiemarkten waardoor de tienjaarsrentes in september 2013 stegen naar respectievelijk 3% in de VS en 2% in Duitsland. De aangekondigde” tapering” legde niet alleen een bom onder het economisch herstel in de ontwikkelde markten, maar had ook tot gevolg dat er grootschalige kapitaalonttrekkingen uit de opkomende landen (“emerging markets”) plaatsvonden. Dit gegeven, in combinatie met lokale structuurproblemen (zoals een verzwakking van de financiële sector in China en een afnemende concurrentiekracht van de exporterende bedrijven) leidde aldaar in 2013 tot achterblijvende economische groei. In het kielzog daarvan corrigeerden de vastgoed-, obligatie- en aandelenmarkten (-6,5%) in de opkomende landen fors.
34
PSL Vooruitzichten Economie Voor 2014 wordt uitgegaan van een verder aantrekkend herstel van de wereldeconomie. Met name de economieën van de VS, Japan en het Verenigd Koninkrijk zullen een bovengemiddelde groei laten zien. Dit herstel zal zich –zij het traag– verspreiden over de eurozone. Een aantal opkomende markten kan profiteren van het herstel in de volwassen economieën. Voor 2014 wordt voor de opkomende wereld een groei verwacht die ongeveer gelijk is aan het niveau van 2013 (tussen 4,5% en 5%). De Verenigde Staten koersen in 2014 af op een economische groei van circa 3%. De overheden zullen daar in 2014 duidelijk minder bezuinigen en banken zullen soepeler kredietvoorwaarden gaan hanteren. Daarvan kunnen ook kleine en middelgrote bedrijven gaan profiteren die van groot belang zijn voor de banengroei. Voor de eurozone wordt een groei verwacht die ruimschoots boven de 1% ligt. Het herstel wordt gedragen door minder overheidsbezuinigingen, gemakkelijker toegang tot krediet en door een aanhoudend stevig exportvolume. De groei kan worden gehinderd door structurele problemen, zoals bijvoorbeeld het gebrek aan concurrentiekracht van een aantal landen in de eurozone. Een bovengemiddeld groeitempo mag hierdoor niet worden verwacht. Voor Japan lijkt een groei van ruim 2% in 2014 haalbaar. Onzekerheid aldaar vloeit voort uit de verhoging van de consumptiebelasting (BTW) op 1 april. Die kan leiden tot enige afzwakking van de groei in het eerste halfjaar. In het tweede halfjaar wordt een hervatting van het groeitempo verwacht. Voor 2014 kunnen zowel positieve als negatieve uitschieters niet worden uitgesloten. Zo zou de wereldeconomie wel eens beter kunnen gaan presteren dan nu kan worden ingeschat. Die kans is, gezien de banengroei, het grootst in de VS. Tot de neerwaartse risico’s behoren de toenemende problemen in de opkomende markten en potentiële fouten van centrale banken en andere beleidsmakers. Een en ander kan angst op de markten uitlokken en kan het economische herstel in gevaar brengen. Obligaties Op de obligatiemarkten kan een verdere stijging van de rente op staatsleningen (VS, Duitsland) niet worden uitgesloten. Deze rentestijging zal echter naar verwachting –mede door aanhoudend soepel monetair beleid van de centrale banken en de forse overcapaciteit in de volwassen economieën– beperkt zijn. Op basis van het economische herstel, het aanhoudend soepele monetaire beleid en de risico/rendementskarakteristieken van de categorieën, zijn de rendementsperspectieven het best voor hoogrentende bedrijfsleningen (high yield bonds), asset backed securities en voor staatsleningen die zijn uitgegeven door de “perifere” landen in de eurozone. Aandelen Aandelenmarkten zullen in 2014 niet meer (zoals in 2013) primair worden gedreven door het monetaire beleid, maar zullen zich steeds meer oriënteren op de winstgroei van de uitgevende bedrijven. Verwacht wordt een koersontwikkeling die in lijn ligt met de winstgroei. De winstgroei op haar beurt zal mede worden gedreven door een verbreding van het economische herstel, door lagere rentelasten en door inkoop van eigen aandelen. Daarvan zullen Europese, Amerikaanse en Japanse aandelen het meest profiteren. Voor de opkomende wereld zijn de verwachtingen iets minder positief en kan de winstgroei iets lager uitvallen.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
35
Vastgoedaandelen De fundamenten voor de vastgoedmarkten verbeteren met name in de VS (huizenmarkt), het Verenigd Koninkrijk en China. Belangrijk in dat verband is dat de ingezette verbetering van het consumentenvertrouwen zal doorzetten. Het toenemende vertrouwen bij consumenten zal dan ook, naar verwachting, kunnen doorwerken naar de kantorenmarkt en de markt van winkelpanden. Overige belangrijke “drivers” voor vastgoedmarkten zijn de relatief aantrekkelijke dividendrendementen en de verwachting dat de reële rente de komende tijd slechts beperkt zal gaan stijgen. Negatieve invloed kan uitgaan van de “tapering” door de Federal Reserve. Fondsspecifieke ontwikkelingen Strategisch beleggingsbeleid Jaarlijks wordt door het bestuur van PSL een zogenaamde “Normportefeuille” vastgesteld, waarin normwegingen en bandbreedtes voor de diverse beleggingscategorieën voor de periode van één jaar worden bepaald en waarin bovendien de uitgangspunten ten aanzien van het te voeren rente- en valutarisico worden vastgelegd. De normportefeuille is onderdeel van het Jaarplan beleggingen van het fonds. Bij de herijking van het strategisch beleggingsbeleid in mei 2013 is, voortbordurend op de uitgangspunten (waaronder het risicobudget) zoals vastgelegd in de ALM-studie van mei 2011, besloten om het normbelang voor beleggingen in emerging and frontier market equity (aandelen uit opkomende markten) met 5% uit te breiden. Een besluit dat werd genomen ten koste van het normbelang voor beleggingen in Europese aandelen. Alle overige risicokarakteristieken (waaronder de rente-hedgecoëfficiënt van 65%) werden in 2013 ongemoeid gelaten. Tactisch beleggingsbeleid in 2013 Het pensioenfonds is 2013 gestart met een “bullish” (dat wil zeggen: positieve) outlook op aandelen. De verwachting was immers dat wereldwijd het, in 2012 ingezette, economische herstel zou doorzetten. Als gevolg hiervan werd in januari 2013 besloten om de overwogen positie in aandelen van 2% te verdubbelen naar 4%. Deze tactische call werd gefinancierd uit de positie in overheidsobligaties. Gaandeweg ontstond in 2013 het beeld dat de economische situatie in de opkomende markten zou gaan verslechteren. Met name als gevolg van stijgende loonkosten kwamen de bedrijfswinsten in de emerging markets in 2013 steeds meer onder druk te staan en ook de economische groei in de betreffende landen begon tekenen van verzwakking te laten zien. In mei 2013 werd daarom de overwogen positie in emerging market equities verlaagd naar neutraal. De opbrengst van deze herallocatie werd aangewend voor belegging in Amerikaanse en in Canadese aandelen (waar de onderweging werd gereduceerd) en voor belegging in Europese aandelen (waar de geldende overweging nog sterker werd aangezet). In augustus 2013 werd de overwogen positie van aandelen gehalveerd (van 4% naar 2%) en werd ook het belang in de opkomende markten opnieuw afgebouwd. In oktober 2013 tenslotte werd besloten om de overwogen positie in aandelen terug te brengen naar neutraal. De rente-hedgecoëfficient van het pensioenfonds schommelde het gehele kalenderjaar rond de normwaarde van 65%.
36
PSL Beleggingsrendement Met het aldus ingerichte strategische- en tactische beleggingsbeleid werd door het pensioenfonds over geheel 2013 een rendement behaald van 2,04% (€ 6.075.000,-). Aandelen rendeerden in 2013 ruim 19,4%. Vastrentende waarden (obligaties en swaps) lieten, mede als gevolg van de licht gestegen kapitaalmarktrente, negatieve rendementen zien van respectievelijk -1,3% en -1,9%. Het in 2013 gevoerde tactische beleggingsbeleid leverde een outperformance (in casu het verschil tussen het rendement van de werkelijke portefeuille versus het rendement van de Normportefeuille) op van in totaal 0,6%. Deze outperformance kon met name worden toegeschreven aan de, gedurende een groot deel van het kalenderjaar toegepaste en hierboven beschreven “over”-weging van de beleggingscategorie aandelen. Beleggingscommissie De beleggingscommissie van PSL is verantwoordelijk voor de beleidsvoorbereiding en adviseert het bestuur. Tevens ziet de commissie (namens het bestuur) toe op de uitvoering van het beleggingsbeleid door de aangestelde vermogensbeheerders. De beleggingscommissie van PSL heeft in 2013 vergaderd op 21 februari, 6 mei, 12 september en 14 november. Op 21 oktober heeft het fondsbestuur bovendien, in de vorm van een themamiddag, vergaderd over het onderwerp “Renterisico”. De belangrijkste beslissingen van de Beleggingscommissie, naast het hierboven beschreven besluit om de normweging voor emerging and frontier market equity te verhogen met 5%-punt, waren in 2013: a) Het besluit om te komen tot een opschorting van de voorgenomen implementatie van het beleid inzake maatschappelijk verantwoord beleggen; b) Het besluit om zowel het renterisico alsook het euribor-risico (dat samenhangt met het gebruik van renteswaps) stringenter te gaan monitoren. In dat kader zijn meer gedetailleerde afspraken met de vermogensbeheerder gemaakt over aanvullende risicometingsen rapportagetechnieken; c) Het besluit om de verantwoordelijkheid voor het nemen van tactische renterisicobeslissingen expliciet neer te leggen bij de Beleggingscommissie. Z-score Het ‘Vrijstellings- en Boetebesluit Wet BPF 2000’ geeft regels met betrekking tot de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder een bedrijfstakpensioenfonds vrijstelling van de verplichte deelname aan een bedrijfstakpensioenfonds verleent, kan verlenen, intrekt en kan intrekken. Op basis van artikel 5 lid 1a van het Vrijstellings- en Boetebesluit Wet BPF 2000 moet vrijstelling worden verleend als uit de performancetoets blijkt dat het feitelijk behaalde beleggingsrendement van het bedrijfspensioenfonds in negatieve zin afwijkt van het rendement van de door het fonds vastgestelde normportefeuille. Over 2013 is een z-score behaald van 0,46. De performancetoets over de periode januari 2009 tot en met december 2013 bedraagt +1,86. Daarmee blijft de performancetoets ruimschoots boven het vereiste minimum van nul.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
37
Samenvatting actuarieel rapport Deze samenvatting toont, naast de ontwikkelingen gedurende het boekjaar, de belangrijkste financiële cijfers van het fonds. Ter vergelijking van de cijfers van het huidige boekjaar zijn referentiecijfers opgenomen. Financiële positie De dekkingsgraad van het fonds steeg van 113,6% ultimo 2012 naar 115,7% ultimo 2013. De dekkingsgraad ultimo 2013 is hoger dan de vereiste dekkingsgraad. Onderstaande grafiek laat de ontwikkeling van de dekkingsgraad zien. De dekkingsgraad is gebaseerd op een technische voorziening waarbij de voorgeschreven rentetermijnstructuur is gebruikt voor de verdiscontering. Er is conform de voorschriften van DNB gerekend met een driemaandsmiddeling en daarnaast is er gebruik gemaakt van de Ultimate Forward Rate (UFR)-methodiek. 120% 118,4
115,7
115,2
115%
113,6 112,4
112,1
111,4
110%
108,9
105%
104,1
104,0
104,1
104,1
100% 2013 Dekkingsgraad
38
2012 Vereiste dekkingsgraad
2011 Minimaal vereiste dekkingsgraad
2010
PSL De volgende grafiek (bedragen in de grafiek x € 1.000,-) geeft het vermogen en de technische voorziening(en) weer.
300.000
279.971
277.431 239.760
246.421
250.506
245.898 230.022 207.678
200.000
100.000
0 2013
2012
2011
Vermogen
Voorziening langdurig zieken
Actieven en arbeidsongeschikten
Gewezen deelnemers
2010
Gepensioneerden
(Minimaal) vereiste financiële positie De minimaal vereiste dekkingsgraad bedraagt 104,1% ultimo 2013. De vereiste dekkingsgraad wordt enerzijds vastgesteld op basis van de feitelijke verdeling van de beleggingsportefeuille en anderzijds op basis van de strategische verdeling van de beleggingsportefeuille. Ultimo 2013 bedraagt de vereiste dekkingsgraad 111,4% op basis van de feitelijke verdeling van de beleggingsportefeuille en 111,0% op basis van de strategische verdeling van de beleggingsportefeuille. Voor de toetsing van de financiële positie is de vereiste dekkingsgraad ultimo 2013 vastgesteld als de hoogste uitkomst van beide percentages. Dit is dus 111,4% op basis van de feitelijke verdeling. De grafiek op de volgende pagina toont de verdeling van de vereiste dekkingsgraad over de verschillende risico-componenten die gehanteerd wordt voor de toetsing. Hierbij zijn de verdelingen opgenomen voor 2012 en 2013.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
39
.
14% 12,5% 12%
11,4%
10%
9,5% 8,3%
8% 6% 4%
0,5% 0,5%
0,3%
0,1% VEV
0,0% 0,0%
Concentratierisico (S8)
0,2% 0,2%
Verzekeringstechnisch risico (S6)
0,0% 0,0%
Kredietrisico (S5)
Zakelijkewaardenrisico (S2)
Renterisico (S1)
0%
Grondstoffenrisico (S4)
2,1% 2,2%
Valutarisico (S3)
2%
2013
2012
Herstelplan Het fonds heeft in 2009 een herstelplan ingediend. Ultimo 2013 verkeert het fonds niet langer in een reservetekort en is het herstelplan niet langer van kracht1). De volgende grafiek toont het verwachte pad, zoals dit in het herstelplan was vastgelegd. Tevens toont de grafiek de ontwikkeling van de dekkingsgraad tot en met ultimo 2013 en de (minimaal) vereiste dekkingsgraad tot en met ultimo 20132).
120%
115%
110%
105%
100% 2009
2010
2011
2012
Dekkingsgraad
Vereiste Dekkingsgraad
Min. Vereiste Dekkingsgraad
Dekkingsgraad herstelplan
2013
1)
Een fonds is niet langer in herstel als de dekkingsgraad 3 opeenvolgende kwartalen hoger is dan de vereiste dekkingsgraad.
De dekkingsgraad van PSL was Q1 2013 drie opeenvolgende kwartalen boven de vereiste dekkingskraad en daarmee is het herstelplan beëindigd.
1)
De maand- en kwartaaldekkingsgraden zijn in deze grafiek niet weergegeven.
40
PSL Analyse van het resultaat De stijging van de dekkingsgraad van 2,1%-punt in 2013 volgt tevens uit het positieve resultaat van € 4.121.000,- in het boekjaar. In 2012 was er een positief resultaat van € 13.066.000,-1). De invloed van het resultaat op de dekkingsgraad is in de grafiek weergegeven en uitgesplitst naar mutatie-oorzaak. Het effect van de gewijzigde ervaringssterfte is hierin verantwoord onder ”overige mutaties technische voorzieningen”. 120,0%
120,0% 5,3%
-0,8%
0,0%
0,6%
0,2%
-2,6%
-
0,0% 118,0%
118,0% -0,4%
-
-0,2%
115,7%
116,0%
114,0%
116,0%
113,6%
114,0%
1)
Ultimo jaar
Andere oorzaken
Overige mutaties TV
Toeslagverlening
Kanssystemen
Uitkeringen
Kosten
Waardeoverdrachten
Premie
Beleggingsopbrengsten
112,0% Primo jaar
112,0%
DG primo/ultimo
Als gevolg van een stelselwijziging inzake VPL is het resultaat over boekjaar 2012 aangepast.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
41
Kostendekkende premie De kostendekkende premie over 2013 is vastgesteld conform de actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn). Dit betekent dat de premie is vastgesteld op basis van een gedempt premiebeleid, rekening houdend met een rente van 5,2%. De gedempte kostendekkende premie bedraagt € 3.039.000,-. De feitelijk betaalde premie is met € 3.336.000,- hoger. De feitelijk betaalde premie, de zuivere kostendekkende premie en de gedempte kostendekkende premie worden in onderstaande grafiek (bedragen in de grafiek x € 1.000,-) weergegeven. Hierbij zijn de zuivere kostendekkende premie en de gedempte kostendekkende premie gesplitst conform de vereisten uit de Pensioenwet.
6.000 5.523
5.392
5.215
5.000
4.782 4.149
4.109
4.000 3.459
3.336
3.855
3.915
3.317
3.039
3.000
2.000
1.000
0 2013
2011
Solvabiliteitsopslag
Feitelijke premie
Inkoop onvoorwaardelijke opbouw
Risicopremies
Kostenopslag
42
2012
2010
PSL Bestemming van het saldo Voor een beschrijving van methodiek van de bestemming van het saldo wordt verwezen naar de grondslagen voor waardering en resultaatbepaling met betrekking tot de reserves op pagina 58 en 59 van dit jaarverslag. 2013
x € 1.000
Reserve algemene risico’s
-333
Overige reserve
4.454
__________ 4.121
Tilburg, 17 juni 2014
mw. C.H. Dassen-Soons
T. Katerberg
(voorzitter) (secretaris)
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
43
44
PSL Rapport Visitatiecommissie
Samenvatting rapport Visitatiecommissie Het bestuur van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie (PSL) heeft in het kader van intern toezicht begin 2014 een visitatie laten uitvoeren door de samenwerkende bureaus Basis & Beleid Organisatieadviseurs B.V. en PMA Consult. De visitatiecommissie bestond uit: de heer Jaco Buiter, mevrouw Antoinetta Eikenboom en mevrouw Jet Thole. De principes voor goed pensioenfondsbestuur vormen het uitgangspunt voor het werk van de visitatiecommissie. Volgens deze principes dient de visitatiecommissie zich een oordeel te vormen over het functioneren van het (bestuur van) het pensioenfonds vanuit de volgende aspecten: –– De beleids- en bestuursprocedures en -processen; –– De checks en balances binnen het fonds; –– De wijze waarop het fonds wordt aangestuurd; –– De wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn. Met het bestuur is afgesproken dat de visitatiecommissie begin 2014 een algehele visitatie uitvoert, waarbij specifieke aandacht is gevraagd voor de wijze waarop het bestuur omgaat met de processen rond het vermogensbeheer en met de toekomst van het fonds. De visitatiecommissie heeft op basis van documenten een analyse in de breedte gedaan en heeft ter verdieping een aantal visitatiegesprekken gevoerd. De bevindingen, conclusies en aanbevelingen van de visitatiecommissie zijn neergelegd in een rapport en op 4 februari 2014 besproken met het bestuur. Belangrijke aandachtspunten uit het visitatierapport –– Het bestuur van PSL is een open en betrokken bestuur. De bestuursstructuur zit goed in elkaar. Het bestuur werkt met commissies en er vindt een goede terugkoppeling plaats van de commissies naar het bestuur. Het bestuur vergadert relatief weinig maar in combinatie met commissievergaderingen en tussentijds e-mail- en telefooncontact kan zorgvuldige besluitvorming plaatsvinden. Wel merkt de visitatiecommissie op dat de vastlegging in de notulen van de onderbouwing van genomen besluiten verbetering behoeft. –– Het bestuur is al enige jaren bezig met een oriëntatie op de toekomst van het fonds. Het bestuur heeft lang de tijd genomen voor de oriënterende fase. Dit is recent erkend door het bestuur en het bestuur heeft uitgesproken nu voortgang te willen maken en voor eind 2014 knopen te willen doorhakken. Het bestuur heeft vooralsnog ingezet op een fusie met een ander bedrijfstakpensioenfonds. Hoewel het bestuur aangeeft ook alternatieven te hebben, mist de visitatiecommissie een “plan b” voor het geval de ingeslagen route naar samenwerking of fusie niet of niet op tijd (voor eind 2014) tot gewenste concrete plannen en afspraken leidt en het fonds (voorlopig) zelfstandig door moet gaan. In dit kader zou het bestuur zich nu ook meer kunnen bezighouden met de ontwikkelingen rond een nieuw FTK. –– De eigen deskundigheid en competenties hebben de aandacht van het bestuur. Er vindt regelmatig een zelfevaluatie plaats. Het bestuur besteedt met name aandacht aan collectieve deskundigheidsbevordering. De visitatiecommissie benadrukt dat deskundigheidsbevordering, zowel collectief als individueel, deel uitmaakt van het bestuurslidmaatschap en niet vrijblijvend mag zijn. Daarnaast adviseert de visitatiecommissie het bestuur om, voor zover nog niet van toepassing, voor commissieleden deskundigheidsniveau 2 te hanteren op het betreffende terrein.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
45
–– Het bestuur heeft de afgelopen jaren een positieve ontwikkeling doorgemaakt ten aanzien van de ‘dubbelepettenproblematiek’. Het bestuur is scherp op mogelijke rolvermenging en intervenieert waar nodig. Ten aanzien van het nieuwe bestuursmodel is –mede in het licht van de discussie rond de toekomst van het fonds– gekozen voor het paritaire model. De visitatiecommissie heeft geen duidelijk beeld gekregen van de wijze waarop het bestuur dit model gaat invoeren, met name ten aanzien van het invullen van de bestuurszetel namens de gepensioneerden. –– Het bestuur heeft het onderwerp ‘uitbesteding’ ondergebracht bij de risicocommissie. De visitatiecommissie vindt het wenselijk dat het bestuur, in aanvulling op de uitgangspunten in de ABTN, een algemeen uitbestedingsbeleid ontwikkelt. Zo worden bijvoorbeeld niet alle externe partijen structureel geëvalueerd en liggen evaluatiecriteria niet vast. De processen rond het vermogensbeheer verlopen regelmatig met hindernissen. Er zijn verbeteringen mogelijk ten aanzien van taken, rollen en verantwoordelijkheden van de bij het vermogensbeheer betrokken partijen. De visitatiecommissie heeft de indruk dat een belangrijk deel van de onvrede van het bestuur over de vermogensbeheerder zijn terug te voeren op wederzijdse verwachtingen die niet als zodanig zijn vastgelegd in overeenkomsten en procedureafspraken. De visitatiecommissie betreurt het dat het proces rond het opstellen van de nieuwe SLA met de vermogensbeheerder zo traag verloopt. –– Het bestuur beschikt over een gedegen risico-inventarisatie en werkt met een jaarplan risicomanagement. De opvolging van de inventarisatie en het inmiddels gedateerde jaarplan verdienen in de opvatting van de visitatiecommissie meer aandacht van het bestuur.
Reactie bestuur op rapport Visitatiecommissie 2013 Het bestuur van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en lederwarenindustrie geeft op grond van de principes voor goed pensioenfondsbestuur zijn reactie op het rapport van de visitatiecommissie. Het bestuur spreekt zijn waardering uit voor de door de commissie in het rapport neergelegde aanbevelingen. De aanbevelingen worden door het bestuur ter harte genomen. Het bestuur hecht aan een zorgvuldige afweging van de belangen van de stakeholders met betrekking tot de toekomst van het fonds. De financiële positie van het fonds noodzaakt ook niet tot overhaaste beslissingen. Als het fonds zelfstandig doorgaat heeft dat automatisch tot gevolg dat het bestuur zich in 2014 intensief voorbereid op het nieuwe financieel toetsingskader. Aldus vastgesteld en ondertekend namens het bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie d.d. 19 juni 2014.
Mevrouw mr. C.H. Dassen-Soons
De heer T. Katerberg
(voorzitter) (secretaris)
46
PSL Verslag van het verantwoordingsorgaan
Oordeel verantwoordingsorgaan over het door het bestuur gevoerde beleid in 2013 Inleiding Op grond van de principes voor goed pensioenfondsbestuur heeft het bestuur van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie (PSL) het verantwoordingsorgaan van PSL (hierna VO) verzocht om een oordeel te geven over het door het bestuur gevoerde beleid in 2013. Werkwijze 2013 In 2013 is het VO viermaal in vergadering bijeengekomen. Alle vergaderingen vonden gezamenlijk plaats met de deelnemersraad (hierna DR). Daarnaast heeft op 20 juni 2013 een gezamenlijke vergadering van het VO, de DR en het bestuur plaatsgevonden, waarin het jaarverslag over boekjaar 2012 uitgebreid aan de orde is gesteld. Tijdens de bestuursvergadering op 17 juni 2014 is het jaarwerk over het boekjaar 2013 in het bijzijn van het VO en de DR, de waarmerkend actuaris, de adviserend actuaris, de accountant en de uitvoeringsorganisatie AZL, besproken. De belangrijkste onderwerpen, die in 2013 door het VO zijn behandeld, zijn: de financiële situatie van PSL; het toeslagbeleid van PSL, het beleggingsbeleid van PSL, het jaarverslag van PSL, de deskundigheidsbevordering, de (voorbereiding van de) implementatie van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen bij PSL, de toekomstvisie van het bestuur en de evaluatie van de samenwerking met het bestuur over 2013. Teneinde haar taak te kunnen vervullen heeft het VO de volgende informatie van het bestuur van PSL ontvangen: de verslagen van de bestuursvergaderingen, de besluitenlijst van het bestuur, de diverse concept jaarstukken over 2013, besluitvorming in het kader van beleidswijzigingen en besluitvorming over de onderwerpen waarover het VO adviesrecht heeft. In goed onderling overleg met het VO is een vergaderplan voor 2013 vastgesteld. Dit plan geeft voldoende tijd tussen de bestuursvergaderingen en de vergaderingen van het VO, zodat er een maximale voorbereidingstijd is voor het VO. Bij de evaluatie van de samenwerking van het VO en het bestuur in 2013 constateert het VO dat het bestuur zich voortdurend inspant om de informatieprocessen te optimaliseren. Het VO ontvangt, dankzij deze proactieve instelling van het bestuur, sneller informatie en antwoord op haar vragen. Het VO spreekt vertrouwen uit in de goede kwaliteit van de samenwerking met het bestuur.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
47
Bevindingen van het verantwoordingsorgaan ten aanzien van het door het bestuur gevoerde beleid in 2013 Financiële positie PSL Het VO constateert dat de financiële positie van PSL in 2013 verder is verbeterd. De verbetering van de financiële positie van het fonds in 2013 stemt het VO tot tevredenheid. Eind maart 2013 lag de dekkingsgraad voor het derde achtereenvolgende kwartaaleinde boven de vereiste dekkingsgraad. Vanaf eind maart 2013 is geen sprake meer van een tekortsituatie. Het fonds is uit herstel en het langetermijnherstelplan is geëindigd. DNB heeft de eindiging van het (langetermijn)herstelplan formeel bevestigd. Eind 2013 ligt de dekkingsgraad van PSL boven de vereiste dekkingsgraad en is er geen sprake van een tekortsituatie bij het fonds. Communicatiebeleid PSL hanteert, als uitgangspunt voor de communicatie van het fonds, een driejarig communicatiebeleidsplan voor de periode 2011 - 2013. Aansluitend heeft het bestuur, op advies van de communicatiecommissie, een communicatie transitieplan 2014 - 2015 vastgesteld. Dit omdat het bestuur, vanwege de vele veranderingen in de wetgeving, het jaar 2014 heeft aangemerkt als een transitiejaar. De focus in de communicatie zal liggen op de op handen zijnde veranderingen. Het VO kan zich vinden in de conclusies en motivering van het bestuur en heeft op 8 mei 2014 een positief advies over het communicatie transitieplan afgegeven. Het VO is van mening dat het fonds in 2013 voldoende aandacht heeft besteed aan de communicatie met de (gewezen) deelnemers, de pensioengerechtigden en de werkgevers. Dit komt onder andere tot uiting in de communicatie via de website, de pensioenkranten en de pensioennieuwsbrieven. Premiebeleid Cao-partijen hebben, op advies van het bestuur, de premies voor de basisregelingen per 1 januari 2013 met 0,9% verhoogd naar 18,9%. De premie voor de overgangsregeling 2006 is niet verhoogd per 1 januari 2013. De premies zijn per 1 januari 2014 niet verhoogd, omdat de financiële positie van PSL daartoe geen aanleiding gaf. Het VO kan zich vinden in deze besluiten. Toeslagbeleid Het bestuur heeft, conform het huidige toeslagenbeleid van PSL, besloten om per 1 januari 2013 gedeeltelijke toeslagen te verlenen aan de actieve deelnemers, de pensioengerechtigden en de gewezen deelnemers. Daarnaast heeft het bestuur besloten om per 1 januari 2014 volledige toeslagen te verlenen. Het VO kan zich vinden in de besluiten van het bestuur en is van mening dat het bestuur op consequente wijze uitvoering geeft aan het toeslagbeleid. Uitbestedingsbeleid Aangaande het toezicht van het bestuur op de uitbestede activiteiten aan de uitvoeringsorganisaties AZL en BSG is het VO van mening dat het bestuur ’in control’ is. Beide organisaties zijn in het bezit van een ISAE 3402 rapportage en leveren kwartaalrapportages aan, op basis waarvan het bestuur kan bijsturen. Het bestuur en de commissie ‘Risicomanagement en uitbesteding’ besteden naar het oordeel van het VO voldoende aandacht aan de risico’s die verbonden zijn aan het uitbestedingsbeleid. Beleggingsbeleid In 2013 hebben het bestuur en de beleggingscommissie van PSL uitgebreid aandacht besteed aan het beleggingsbeleid van het fonds. De herinrichting van de SLA en de beleggingsrapportages van BSG blijven hierbij belangrijke en langlopende aandachtspunten. Het bestuur heeft een jaarplan beleggingen 2013 -2014 vastgesteld, waarvan het VO in haar vergadering van 3 september 2013 kennis heeft genomen.
48
PSL Deskundigheid Evenals in voorgaande jaren heeft het bestuur in 2013 themavergaderingen bijgewoond, waarbij onder andere aandacht is besteed aan nieuwe ontwikkelingen in de pensioenwereld en aan de toekomstvisie van het bestuur. Tevens hebben enkele bestuursleden in 2013 opleidingen gevolgd op deskundigheidsniveau 2. Het VO stelt vast dat het bestuur in 2013 voldoende aandacht heeft besteed aan deskundigheidsbevordering en verdere professionalisering. Daarnaast is het van oordeel dat het bestuur de DR en het VO in voldoende mate faciliteert bij het bevorderen van hun deskundigheid. Governance / implementatie van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen bij PSL Het bestuur is in 2013 gestart met de implementatie van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen (hierna Wvbp) en heeft, onder andere in een themavergadering, aandacht besteed aan de consequenties van de Wvbp voor de governance van het fonds. Het bestuur heeft het VO in het eerste kwartaal van 2014 geconsulteerd over voorgenomen besluiten van het bestuur inzake de implementatie van de Wvbp bij PSL. In januari 2014 heeft het VO positieve adviezen uitgebracht over het bestuursmodel (paritair bestuursmodel met vertegenwoordiging van pensioengerechtigden in het bestuur) en over de vorm van het intern toezicht (een permanente Raad van toezicht). Beleidskeuzes die betrekking hebben op de lange(re) termijn van PSL De (tijdelijke) commissie ‘Toekomst PSL’ heeft in 2013 advies uitgebracht aan het bestuur inzake de mogelijke toekomstscenario’s van PSL. De (tijdelijke) commissie ‘Nieuwe wetgeving’ heeft de beleidsvoorbereiding van de wijzigingen in de wet- en regelgeving ter hand genomen. Het VO heeft in haar vergadering van 3 september 2013 kennis genomen van de adviezen van beide commissies. In het eerste kwartaal van 2014 is het VO uitvoerig geïnformeerd over de status van het proces rond de toekomst van het fonds. Dit is gebeurd in een telefonische vergadering op 8 januari 2014 en een gezamenlijke vergadering met het dagelijks bestuur op 17 maart 2014. Het bestuur heeft, naar het oordeel van het VO, voldoende oog voor de beleidskeuzes die betrekking hebben op de lange(re) termijn van het fonds. Rapport visitatiecommissie De visitatiecommissie heeft vastgesteld dat het bestuur van PSL open en betrokken is, met voldoende aandacht voor de rolverdeling (dubbelepettenproblematiek). Het VO herkent deze bevindingen en onderschrijft deze. Daarnaast is het VO van mening dat het bestuur voldoende aandacht besteedt aan de toekomstvisie. De visitatiecommissie constateert dat het proces rond de toekomst van het fonds al enige jaren in beslag neemt. Dit is ook naar de mening van het VO een langdurig proces, echter de voortgang is mede afhankelijk van de ontwikkelingen in de pensioensector en de visie van cao-partijen. De huidige financiële positie van PSL geeft naar de mening van het VO geen aanleiding voor wijzigingen op de korte termijn. Het VO hecht groot belang aan een zorgvuldige afweging van de belangen van de stakeholders. Dit resulteert in een langdurig proces. In aansluiting op de bevindingen van de visitatiecommissie, onderschrijft het VO het belang van een actuele risico-inventarisatie. Oordeel verantwoordingsorgaan over het door het bestuur gevoerde beleid in 2013 Het VO is van oordeel dat het bestuur haar taken in 2013 naar behoren heeft uitgevoerd en is van mening dat het bestuur in 2013 een verantwoord beleid heeft gevoerd, waarbij de focus voor een belangrijk deel is gericht op de toekomst van het fonds.
Aldus vastgesteld d.d. 17 juni 2014 te Tilburg.
Mevrouw G.D.M. van Bree voorzitter
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
49
Reactie bestuur op het oordeel over 2013 van het verantwoordingsorgaan Het bestuur van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en lederwarenindustrie geeft op grond van de principes voor goed pensioenfondsbestuur zijn reactie op het oordeel van het verantwoordingsorgaan over het door het bestuur gevoerde beleid in 2013. Het bestuur is tevreden met het oordeel van het verantwoordingsorgaan en onderschrijft het oordeel. Het doet het bestuur een genoegen dat het verantwoordingsorgaan een positieve reactie geeft op de besluitvorming inzake de premies en de toeslagverlening en dat het verantwoordingorgaan zijn tevredenheid uitspreekt over de wijze van informatievoorziening van het verantwoordingsorgaan. Het bestuur deelt de analyse van het verantwoordingsorgaan dat de huidige financiële positie van het fonds geen aanleiding vormt voor koerswijzigingen van het fonds op korte termijn. Ten aanzien van de toekomst van het fonds hecht het bestuur, evenals het verantwoordingsorgaan, aan een zorgvuldige afweging van de belangen van de stakeholders. De afronding van de herinrichting van de SLA en de beleggingsrapportages van Blue Sky Group blijven voor het bestuur een belangrijk aandachtspunt. Het bestuur onderschrijft het belang van een actuele risico-inventarisatie. Aldus vastgesteld en ondertekend namens het bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie d.d. 19 juni 2014.
Mevrouw mr. C.H. Dassen-Soons
De heer T. Katerberg
(voorzitter) (secretaris)
50
PSL Jaarrekening
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
51
Balans per 31 december (na resultaatverdeling; in duizenden euro)
Activa 2013 2012 Beleggingen voor risico pensioenfonds [1] Onroerende zaken –– Onroerend goed in exploitatie –– Aandelen vastgoedmaatschappijen
934
934
26.916
28.967
27.850 29.901 Zakelijke waarden
56.619 60.140 –– Aandelen Vastrentende waarden –– Obligaties
174.362 163.364
Derivaten –– Valutatermijntransacties
1.914 1.656
–– Rentederivaten
7.237 14.308
9.151 15.964 Overige beleggingen
13.499 14.084 –– Commodities 281.481 283.453 Vorderingen en overlopende activa [2]
319
396
Liquide middelen [3]
707
839
282.507 284.688
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de balans, die een integraal
52
onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
PSL
Passiva 2013 2012 Stichtingskapitaal en reserves Reserve algemene risico’s [4] Bestemmingsreserve VPL-regeling [5] Overige reserve [6]
11.988
12.321
0
0
25.683
21.229
37.671 33.550 Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds [7]
239.760 246.421
Andere voorzieningen Voorziening toekomstige WGA-premies [8]
1.633
1.740
Voorziening VPL-regeling [9]
2.624
2.365
4.257 4.105 Langlopende schulden [10]
310
180
Kortlopende schulden [11]
509
432
282.507 284.688
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de balans, die een integraal
onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
53
Staat van baten en lasten (in duizenden euro)
2013 2012 Beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds Directe beleggingsopbrengsten [12]
2.316
7.407
Indirecte beleggingsopbrengsten [13]
4.061
31.050
-302
-280
Kosten van vermogensbeheer [14]
6.075 38.177 Premiebijdragen van werkgevers en werknemers [15]
3.767
4.047
Saldo van overdrachten van rechten [16]
-204
-61
Pensioenuitkeringen [17] -10.320 -10.699 Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds [18] Toevoeging pensioenopbouw
-4.068
-4.319
Toevoeging indexering en overige toeslagen
-5.853
-3.319
Rentetoevoeging Onttrekking voor uitkeringen Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente
-852 -3.490 10.275
10.794
833
876
6.733
-15.286
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
246
84
Overige mutaties
162
716
Wijziging ervaringssterfte en prognosetafels
-815
-2.455
6.661
-16.399
Mutatie andere voorzieningen Voorziening toekomstige WGA-premies [19]
107
418
Voorziening VPL-regeling [20]
-259
-670
-152 -252
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de staat van baten en lasten, die een
54
integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
PSL
2013 2012 Herverzekering Premies [21]
-120 -131
Pensioenuitvoerings- en administratiekosten [22]
-1.334
-1.221
Overige baten en lasten [23]
-252
-395
Saldo van baten en lasten
4.121
13.066
Bestemming van het saldo Reserve algemene risico’s Overige reserve
-333
820
4.454
12.246
4.121 13.066
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de staat van baten en lasten, die een
integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
55
Kasstroomoverzicht (in duizenden euro)
2013 2012 Pensioenactiviteiten Ontvangsten Bijdragen van werkgevers en werknemers Wegens overgenomen pensioenverplichtingen Overige mutaties
3.741
4.378
53
89
146
180
3.940 4.647 Uitgaven Uitgekeerde pensioenen, loonheffing, sociale premies en andere inhoudingen Wegens overgedragen pensioenverplichtingen Premies herverzekering Pensioenuitvoerings- en administratiekosten en overige Overige mutaties
-10.337
-10.664
-257
-150
-120
-131
-1.266
-1.368
-143
-396
-12.123 -12.709 Beleggingsactiviteiten Ontvangsten Directe beleggingsopbrengsten Verkopen en aflossingen beleggingen
2.324
7.412
42.906
136.759
45.230 144.171 Uitgaven Aankopen beleggingen Kosten van vermogensbeheer
-36.874
-135.695
-305
-270
-37.179 -135.965 Mutatie geldmiddelen
-132
144
Saldo geldmiddelen 1 januari
839
695
Saldo geldmiddelen 31 december
707
839
56
PSL Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling Algemeen Toepassing Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie heeft bij de samenstelling van dit jaarverslag de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving en BW 2 Titel 9 toegepast met inachtneming van artikel 146 van de Pensioenwet. Stelselwijziging inzake VPL-regeling De Bestemmingsreserve VPL die tot en met vorig boekjaar is gevormd, wordt vanaf boekjaar 2013 verantwoord als andere voorziening en niet meer als bestemmingsreserve. Dit is verwerkt middels een stelselwijziging, waarbij tevens de vergelijkende cijfers van boekjaar 2012 zijn aangepast. Hierdoor is het resultaat over boekjaar 2012 met 670 gedaald. Stand eigen vermogen 31 december 2012
:
35.915
Effect stelselwijziging
:
-2.365
Stand eigen vermogen 1 januari 2013
:
33.550
Naar aanleiding van een DNB-uiting ten aanzien van VPL-gelden is door het fonds nadere invulling gegeven aan de aanbevelingen van DNB ten aanzien van VPL-gelden. Mede op basis hiervan zijn afspraken met de cao-partijen vastgelegd. Aan de hand van deze gemaakte afspraken en een ontwerprichtlijn uitgegeven door de Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ) inzake de verwerking van VPLgelden heeft een heroverweging plaatsgevonden over de wijze van verslaglegging van deze post. Dit betekent dat de vergelijkende cijfers zijn aangepast. De post mutatie andere voorzieningen bedroeg in de oorspronkelijke staat van baten en lasten 2012 0. In de huidige jaarrekening zijn de vergelijkende cijfers aangepast en bedraagt de post mutatie andere voorzieningen -670. Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
57
wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post “vorderingen of schulden uit hoofde van effectentransacties”. Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. Vreemde valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden o mgerekend naar Euro tegen de koers per balansdatum. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. Waardering Algemene grondslagen Alle activa en passiva zijn gewaardeerd tegen de kostprijs, tenzij hierna een andere waarderingsgrondslag wordt vermeld. Voor kortlopende vorderingen en schulden wordt de nominale waarde geacht een redelijke benadering te zijn van de reële waarde. Buitenlandse valuta Activa en passiva in buitenlandse valuta zijn omgerekend tegen de ultimo jaar geldende koersen. Onroerend goed in exploitatie Het onroerend goed is gewaardeerd tegen de actuele waarde, zijnde 80% van de WOZ-waarde. Aandelen en aandelen vastgoedmaatschappijen De ter beurze genoteerde aandelen zijn gewaardeerd tegen de actuele waarde, zijnde de beurswaarde. Obligaties De obligaties zijn gewaardeerd tegen de actuele waarde, zijnde de intrinsieke waarde. Derivaten en commodities De derivaten en commodities zijn gewaardeerd tegen de actuele waarde. Herverzekering De overlijdens- en premievrijstellingsrisico’s bij langdurige arbeidsongeschiktheid zijn in het verslagjaar herverzekerd bij Zwitserleven. De herverzekering is afgesloten voor de duur van vijf jaar, in de vorm van een stop-loss verzekering met een prioriteit van 125%. Deze verzekering keert eerst uit wanneer de totale jaarlijkse schade van beide verzekerde risico’s een bepaald minimum overschrijdt.
58
PSL Reserve algemene risico’s De reserve algemene risico’s is een reserve voor het opvangen van niet expliciet gekwantificeerde risico’s, zoals het algemene bedrijfsrisico en kostenrisico’s. Rekening houdend met de prudente grondslagen voor de voorziening pensioenverplichtingen is de hoogte van deze reserve voor 2013 vastgesteld op 5% (2012: 5%) van de voorziening pensioenverplichtingen eigen rekening. Bestemmingsreserve VPL-regeling Begin 2006 heeft PSL een VPL-overgangsregeling geïntroduceerd voor deelnemers die geboren zijn in de jaren 1949 tot en met 1960 en op 31 december 2001 en 31 december 2005 deelnemer waren aan de toen geldende pensioenregeling van het fonds. Deze overgangsregeling voorziet in een eventuele aanvulling op het reguliere pensioen en heeft een voorwaardelijk karakter. De extra toezegging wordt toegekend op het moment van pensioneren, maar uiterlijk na 15 jaar, gerekend vanaf begin 2006. Vanaf 2007 werd voor de financiering van deze overgangsregeling jaarlijks een premie gestort in de bestemmingsreserve. Aan deze bestemmingsreserve werden de lasten, bij het onvoorwaardelijk worden van deze toezegging, onttrokken. De Bestemmingsreserve VPL die tot en met vorig boekjaar werd gevormd wordt vanaf boekjaar 2013 verantwoord als andere voorziening en niet meer als bestemmingsreserve. Dit is verwerkt middels een stelselwijziging, waarbij tevens de vergelijkende cijfers van boekjaar 2012 zijn aangepast. Hierbij zijn de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving gehanteerd. Overige reserve Het resultaat wordt na mutatie van de reserve algemene risico’s aan de overige reserve toegevoegd. Technische voorzieningen Schattingswijziging Met ingang van boekjaar 2013 is besloten om een eigen ervaringssterfte te hanteren, de Bpf PSL-ervaringssterfte. Als gevolg van deze schattingswijziging is de voorziening pensioenverplichtingen met 815 verhoogd. Het cumulatief effect van deze schattingswijziging op de technische voorziening ad 815 is in het resultaat over boekjaar 2013 verwerkt. Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds De voorziening pensioenverplichtingen is gelijk aan de contante waarde per balansdatum van de pensioenverplichtingen, volgens de opgebouwde rechtenmethode, inclusief de verstrekte toeslagen jegens deelnemers, gewezen deelnemers, pensioentrekkenden en hun nagelaten betrekkingen, alsmede de verplichtingen uit hoofde van de premievrijstellingsregeling wegens arbeidsongeschiktheid. De berekening is gebaseerd op de volgende actuariële grondslagen: Sterfte AG-Prognosetafel 2012-2062 (startjaar 2014) met Bpf PSL-ervaringssterfte. Arbeidsongeschiktheidsvoorziening 80% van de contante waarde van de voor rekening van het fonds komende toekomstige aanspraken. Gehuwdheid Vóór pensioendatum: op basis van onbepaald partnersysteem, waarbij sprake is van een gehuwdheidsfrequentie van 100%. Na pensioendatum: op basis van bepaald partnersysteem. Rekenrente Rentetermijnstructuur van De Nederlandsche Bank per 31 december 2013 (2013: 2,71%, 2012: 2,39%).
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
59
Rentetoevoeging Onder het FTK is de rente gelijk aan de 1-jaarsrente. Op basis van de DNB rentetermijnstructuur primo 2013 is deze rente gelijk aan 0,351% (2012: 1,544%). Leeftijden Aangenomen wordt dat alle verzekerden geboren zijn op de eerste dag van hun geboortemaand. Leeftijdsverschil Voor latente pensioenverplichtingen jegens weduwen en weduwnaars wordt de man drie jaar ouder verondersteld dan de vrouw. Opslag wezenpensioen De lasten ter zake van niet-ingegaan wezenpensioen worden gesteld op 6% van de lasten ter zake van het latent weduwe- en weduwnaarspensioen van (gewezen) deelnemers met aanspraken op uitgesteld pensioen. Voor aanspraken op latent partnerpensioen die voortkomen uit de omzetting van ouderdomspensioen ingaand op 62 jaar wordt geen opslag voor wezenpensioen aangehouden. Uitkeringen De uitkeringen worden continu betaalbaar gesteld. Kosten In de voorziening pensioenverplichtingen is een kostenvoorziening begrepen van 8,11% (2012: 8,11%) van de netto voorziening. Reglementen Voor een beschrijving van de verschillende reglementen wordt verwezen naar het bestuursverslag. Andere voorzieningen Voorziening toekomstige WGA-hiaatpremies Dit is een voorziening voor de WGA-hiaatpremies ten behoeve van de WGA-hiaatverzekering. Zolang nog middelen in de voorziening aanwezig zijn, worden de premies voor de WGA-hiaatverzekering uit de voorziening betaald aan de aangesloten werkgevers die hun werknemers hebben verzekerd voor het WGA-hiaat door middel van de verzekering die door CAO-partijen in de Schoen-, Leder- en Lederwaren is afgesloten. CAO-partijen hebben de WGA-hiaatverzekering opgezegd per 31 december 2013. Voorziening VPL-gelden Begin 2006 heeft PSL een VPL-overgangsregeling geïntroduceerd voor deelnemers die geboren zijn in de jaren 1949 tot en met 1960 en op 31 december 2001 en 31 december 2005 deelnemer waren aan de toen geldende pensioenregeling van het fonds. Deze overgangsregeling voorziet in een eventuele aanvulling op het reguliere pensioen en heeft een voorwaardelijk karakter. De extra toezegging wordt toegekend op het moment van pensioneren, maar uiterlijk na 15 jaar, gerekend vanaf begin 2006. Vanaf 2007 werd voor de financiering van deze overgangsregeling jaarlijks een premie gestort in de bestemmingsreserve. Aan deze bestemmingsreserve werden de lasten bij het onvoorwaardelijk worden van deze toezegging onttrokken. Met ingang van boekjaar 2013 is deze bestemmingsreserve vrijgevallen en is er een voorziening gevormd voor de VPL-overgangsregeling. Resultaatbepaling Algemeen De lasten en baten worden toegerekend aan het jaar waarop ze betrekking hebben.
60
PSL Directe beleggingsopbrengsten Onder directe beleggingsopbrengsten wordt bij vastrentende waarden verstaan de rente-opbrengst verminderd met de kosten; bij de aandelen wordt hieronder verstaan het bruto-dividend verminderd met de kosten. Voor het onroerend goed wordt de netto huur verantwoord. De intresten van overige activa en passiva worden opgenomen op basis van nominale bedragen. Indirecte beleggingsopbrengsten Onder indirecte beleggingsopbrengsten worden de volgende resultaten opgenomen: –– gerealiseerde en niet-gerealiseerde koersverschillen van onroerende zaken, aandelen vastgoedmaatschappijen, aandelen, obligaties, leningen op schuldbekentenissen en hypotheken; –– boetes bij vervroegde aflossingen van leningen op schuldbekentenis; –– valutaverschillen inzake deposito’s en bankrekeningen in buitenlandse valuta en valutatermijntransacties. Kosten van vermogensbeheer Onder de kosten van vermogensbeheer worden alle kosten opgenomen die verband houden met het beheer en de administratie van de beleggingen. Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
61
Toelichting op de balans per 31 december (in duizenden euro) Activa [1] Beleggingen voor risico pensioenfonds Niet Categorie
Stand
Aankopen/
Verkopen Gerealiseerde gerealiseerde
Stand
ultimo Verstrek- uitlotingen/ koers- koers- ultimo 2012
kingen aflossingen verschillen verschillen
2013
Onroerende zaken Onroerend goed in exploitatie
934 0 0 0 0 934
Aandelen vastgoedmaatschappijen
28.967
64
-4.409
1.302
992
29.901
64 -4.409 1.302
26.916
992 27.850
Zakelijke waarden Aandelen
60.140 13.784 -26.381 6.323 2.753 56.619
Vastrentende waarden Obligaties
163.364 21.529 -8.200 1.061 -3.392 174.362
Derivaten Valutatermijntransacties
1.656 0 0 0 258 1.914
Rentederivaten
14.308 0 -37 0 -7.034 7.237
15.964 0 -37 0 -6.776 9.151
Overige beleggingen Commodities Totaal beleggingen
14.084 1.498 -1.345 283.453
36.875
-40.372
41 -779 13.499 8.727
-7.202
Er wordt niet rechtstreeks belegd in premiebijdragende ondernemingen. Verder vindt er binnen de fondsen waarin wordt geparticipeerd uitleen van effecten plaats. Tevens is er sprake van collateral op beleggingen ad 2.786.
62
281.481
PSL Methodiek bepaling marktwaarde Level 1: Directe marktwaardering: belegd in fondsen die beleggen in waarde met een beursnotering in een actieve markt
(waarop geen prijsaanpassingen worden uitgevoerd).
Level 2: Afgeleide marktwaardering: geen directe beursnotering maar andere uit de markt waarneembare data danwel een prijs
gebaseerd op een transactie in een niet-actieve markt met niet-significante prijsaanpassing (gebaseerd op aannames
en schattingen).
Level 3: Modellen en technieken: marktwaardebepaling niet gebaseerd op marktdata, maar gebaseerd op aannames en
schattingen die de prijs significant beïnvloeden.
Level 3
Modellen en
Level 1
Level 2
technieken
Directe
Afgeleide
niet
Stand
markt-
gebaseerd
ultimo
noteringen op marktdata
2013
Categorie
markt- notering
Onroerende zaken Onroerend goed in exploitatie
0
0
934
934
Aandelen vastgoedmaatschappijen
24.575
0
2.341
26.916
24.575
0 2.275 27.850
Zakelijke waarden Aandelen
56.619 0 0 56.619
Vastrentende waarden Obligaties
174.362 0 0 174.362
Derivaten Valutatermijntransacties Rentederivaten
1.914 0 0 1.914 0 7.237
0 7.237
1.914 7.237
0 9.151
Overige beleggingen Commodities Totaal belegd vermogen
13.499 0 0 13.499 270.969
7.237
3.275
281.481
Procentueel 2013
96,3% 2,6% 1,1% 100,0%
Procentueel 2012
93,3% 5,6% 1,1% 100,0%
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
63
2013 2012 [2] Vorderingen en overlopende activa Premies Dit betreft de nog te vorderen premies van de aangesloten ondernemingen. 313 335 Overige vorderingen en overlopende activa –– Rekening-courant inzake overgangsregeling
0
–– Uitkeringen
6 7
1
–– AZL
0 53
6 61 Totaal vorderingen en overlopende activa
319
396
[3] Liquide middelen –– ING Bank N.V. –– Depotbanken
648
764
59 75
707 839 Totaal activa 282.507 284.688 Passiva Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal [4] Reserve algemene risico’s Stand per 1 januari Af / bij: uit bestemming saldo
12.321
11.501
-333
820
Stand per 31 december
11.988
12.321
[5] Bestemmingsreserve VPL-regeling Stand per 1 januari
0
Stelselwijziging
0 -1.695
Stand per 31 december
64
1.695
0
0
PSL 2013 2012 [6] Overige reserve Stand per 1 januari Bij: uit bestemming saldo
21.229
8.983
4.454
12.246
Stand per 31 december
25.683
21.229
Totaal reserves 37.671 35.550 De minimaal vereiste dekkingsgraad bedraagt 104,1% (2012: 104,1%). De vereiste dekkingsgraad bedraagt 111,4% (2012: 112,5%). De dekkingsgraad is 115,7% (2012: 113,6%). De (nominale) dekkingsgraad van het fonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de kortlopende schulden te delen op de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans. Technische voorzieningen Met ingang van boekjaar 2013 is besloten om een eigen ervaringssterfte te hanteren, de Bpf PSL-ervaringssterfte. Als gevolg van deze schattingswijziging is de voorziening pensioenverplichtingen met 815 verhoogd. Het cumulatief effect van deze schattingswijziging op de technische voorziening ad 815 is in het resultaat over boekjaar 2013 verwerkt. [7] Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds De voorziening pensioenverplichtingen per 31 december voor risico van het pensioenfonds is als volgt opgebouwd: Deelnemers
51.450 55.316
Gewezen Deelnemers
58.376
Pensioengerechtigden Langdurig zieken
61.165
129.378 129.412 556
Totale voorziening pensioenverplichtingen
528
239.760
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
246.421
65
2013 2012 Het verloop van de voorziening is als volgt: Stand per 1 januari
246.421
230.022
Toevoeging pensioenopbouw
4.068
4.319
Toevoeging indexering en overige toeslagen
5.853
3.319
Mutaties:
Rentetoevoeging Onttrekking voor uitkeringen Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente
852 3.490 -10.275
-10.794
-833
-876
-6.733
15.286
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
-246
-84
Overige mutaties
-162
-716
Wijziging ervaringssterfte en prognosetafels
815
2.455
239.760
246.421
1.740
2.158
-107
-418
Stand per 31 december Andere voorzieningen [8] Voorziening toekomstige WGA-hiaatpremies Stand per 1 januari Af: mutatie ten gunste van de staat van baten en lasten
Stand per 31 december
1.633
1.740
[9] Voorziening VPL-gelden Stand per 1 januari Stelselwijziging
2.365
0
0 1.695
Premies
382 483
Inkooprechten
-173 -96
Rendementstoekenning
50 283
Stand per 31 december
2.624
2.365
Totaal andere voorzieningen
4.257
4.105
66
PSL 2013 2012 [10] Langlopende schuld Dit betreft de overgenomen middelen van de SUOS, SUOL en VUL Stand per 1 januari
180
Bij: overname rechten en verplichtingen van SUOS
0
135
0
Bij: overname rechten en verplichtingen van VUL
0
48
Bij: overname rechten en verplichtingen van SUOL
0
121
Bij: nagekomen premie-afrekeningen SUOL
0
11
Bij: nagekomen premie-afrekeningen SUOS
8
0
Af: nagekomen TOP-uitkeringen Lederindustrie
-4
0
Af: nagekomen TOP-uitkeringen Lederwarenindustrie
-9
0
Stand per 31 december Aandeel Lederindustrie van voornoemd saldo per 31 december
310
44
48
Aandeel Lederwarenindustrie van voornoemd saldo per 31 december
123
132
Aandeel Schoenindustrie van voornoemd saldo per 31 december
143
0
310 180
180
[11] Kortlopende schulden Vermogensbeheerder Nog af te handelen effectentransacties Achmea Schadeverzekeringen
45 72 9
0
20
19
Premies
152 68
Loonheffing en sociale premies
203
Autoriteit Financële Markten
224
0
5
Administratiekosten, accountant en actuaris
53
42
Basis en Beleid
18
0
9
2
Overige
509 432 Totaal passiva 282.507 284.688 Niet in de balans opgenomen verplichtingen Door de beleggingsfondsen waarin PSL participeert zijn beleggingen uitgeleend. Het bedrag aan uitgeleende effecten dat aan PSL toekomt, bedraagt per 31 december 2013 € 2.642.045,- (2012: € 2.904.973,-). Hiervoor heeft PSL per 31 december 2013 € 2.786.111,- aan collateral ontvangen.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
67
Toelichting op de staat van baten en lasten (in duizenden euro) Bezoldiging bestuursleden De bestuursleden van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie hebben in 2013 geen bezoldiging ontvangen. Wel hebben ze voor het bijwonen van vergaderingen van het bestuur en de beleggingscommissie in totaal een bedrag van € 61.685,- ontvangen aan vacatiegeld en reiskostenvergoeding. Personeel Gedurende het boekjaar 2013 had Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie geen personeel in dienst.
Baten en lasten
2013
2012
Beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds [12] Directe beleggingsopbrengsten Onroerend goed in exploitatie Rente derivaten Liquide middelen en deposito’s
22
30
2.298
7.374
-7
-4
Rente met betrekking tot FVP-bijdragen
0
1
Rente met betrekking tot waardeoverdrachten
-2
-1
Rente met betrekking tot bijdragen van werkgevers en werknemers
6
1
Rente met betrekking tot herverzekeraars
-1
0
Overig
0 6
2.316 7.407 [13] Indirecte beleggingsopbrengsten Gerealiseerde koersverschillen: Onroerend goed in exploitatie
0
5
Aandelen vastgoedmaatschappijen
1.302
107
Aandelen
6.323 1.763
Obligaties
1.061 26.156
Valutatermijntransacties Rentederivaten Commodities Valutaverschillen
0 -5.404 0 0 41 0 2.537 418
11.264 23.045
68
PSL 2013 2012 Niet-gerealiseerde koersverschillen: Aandelen vastgoedmaatschappijen
992
5.656
Aandelen
2.753 7.652
Obligaties
-3.392 -12.492
Valutatermijntransacties Rentederivaten Commodities Valutaverschillen
258 5.158 -7.034 2.193 -779 -161 -1 -1
-7.203 8.005 4.061 31.050 [14] Kosten van vermogensbeheer 1) Bewaarloon en beheerloon effecten Kosten beleggingsadviseur
-211
-167
-91
-113
-302 -280 Totaal beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds
6.075
38.177
[15] Bijdragen van werknemers en werkgevers Werknemersaandeel reglementaire premie
1.222
1.226
Werkgeversaandeel reglementaire premie
2.483
2.488
0
11
Nagekomen premieafrekeningen SUOL Nagekomen premieafrekeningen SUOS Inkoopsommen Inkoopsommen overgangsregelingen FVP
8
0
13
0
0
228
41 94
3.767 4.047 De premiebijdragen van werkgever en werknemers bedragen in totaal 18,9% (2012: 18,0%) van de loonsom. De werkgeverspremie bedraagt 12,6% (2012: 12,0%) en de werknemersbijdrage bedraagt 6,3% (2012 6,0%). De kostendekkende, gedempte en feitelijke premies zijn als volgt: Kostendekkende premie
5.215
5.080
Gedempte kostendekkende premie
3.039
3.025
Feitelijke premie 2)
3.336 3.231
1)
Voor een uitsplitsing van de kosten vermogensbeheer wordt verwezen naar het bestuursverslag. Deze kosten wijken af van het bestuursverslag, omdat daar ook kosten zijn
opgenomen die in het nettorendement zijn verwerkt.
2)
De feitelijke premie is gelijk aan de reglementaire premie onder aftrek van de premie voor de voorwaardelijke VPL-regeling.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
69
2013 2012 De kostendekkende, gedempte en feitelijke inkoopsommen overgangsregelingen zijn als volgt: Kostendekkende inkoopsommen overgangsregelingen
0
312
Gedempte kostendekkende inkoopsommen overgangsregelingen
0
293
Feitelijke inkoopsommen overgangsregelingen
0
228
3.934
4.009
Opslag in stand houden vereist vermogen
492
485
Opslag voor uitvoeringskosten
789
586
0
0
De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate verantwoord. De kostendekkende premie is als volgt samensteld: Actuarieel benodigd
Actuarieel benodigd ten behoeve van toeslagverlening
5.215 5.080 De gedempte kostendekkende premie is als volgt samengesteld: Actuarieel benodigd
2.122
2.176
Opslag in stand houden vereist vermogen
265
263
Opslag voor uitvoeringskosten
652
586
0
0
Actuarieel benodigd ten behoeve van toeslagverlening
3.039 3.025 De kostendekkende inkoopsom voor de overgangsregelingen is als volgt samengesteld: Actuarieel benodigd
0
278
Opslag in stand houden vereist vermogen
0
34
0 312
De gedempte kostendekkende inkoopsom voor de overgangsregelingen is als volgt samengesteld: Actuarieel benodigd
0
261
Opslag in stand houden vereist vermogen
0
32
70
0 293
PSL 2013 2012 Bij de bepaling van de aan het boekjaar toe te rekenen premie is rekening gehouden met verleende premiekortingen en/of premieopslagen. De feitelijke premie is vastgesteld als een doorsneepremie ter grootte van 18,9% van de pensioengrondslag. De totale bijdrage aan het pensioenfonds is bepaald in overleg tussen de sociale partners en is door het bestuur –gehoord de actuaris van het pensioenfonds– getoetst op adequaatheid. [16] Saldo van overdrachten van rechten Overgenomen pensioenverplichtingen
53
89
Overgedragen pensioenverplichtingen
-257
-150
-204 -61 [17] Pensioenuitkeringen Pensioenen Ouderdomspensioen
-7.238 -7.530
Partnerpensioen
-2.180 -2.156
Wezenpensioen
-20 -18
Andere uitkeringen Afkopen
-684 -814
WAO-hiaatuitkeringen
-198 -181
-10.320 -10.699 [18] Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Toevoeging pensioenopbouw
-4.068
-4.319
Toevoeging indexering en overige toeslagen
-5.853
-3.319
Rentetoevoeging Onttrekking voor uitkeringen Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente
-852 -3.490 10.275
10.794
833
876
6.733
-15.286
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
246
84
Overige mutaties
162
716
Wijziging ervaringssterfte en prognosetafels
-815
-2.455
Totaal mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds
6.661
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
-16.399
71
2013 2012 Mutatie andere voorzieningen [19] Voorziening toekomstige WGA-hiaatpremies Mutatie voorziening
107 418
[20] Voorziening VPL-regeling Premies
-382 -483
Onttrekking als gevolg van inkopen
173
Rendementstoekenning
-50 -283
96
-259 -670 Totaal mutatie andere voorzieningen
-152
-252
Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen [21] Premies Premie risicoverzekering
-28
-28
Bijdrage in premies WGA-hiaatverzekering aangesloten ondernemingen
-92
-103
Totaal herverzekering -120 -131 [22] Pensioenuitvoerings- en administratiekosten Administratie Accountant (controle jaarrekening) Actuaris Advieskosten
-1.037 -961 -29
-36
-141 -124 -2 -8
Bestuur
-62 -57
De Nederlandsche Bank
-18
-8
Autoriteit Financiële Markten
-1
-5
Pensioenregister
-1 -1
Contributie PensioenFederatie
-7
-7
UWV
-3
0
Opleidingskosten Visitatiecommissie Overige
-7 -5 -18 0 -8 -9
-1.334 -1.221
72
PSL 2013 2012 [23] Overige baten en lasten Mutatie voorziening dubieuze debiteuren
-131
CAO-afspraken
-136 -370
Diverse kleine posten
15
-43 18
-252 -395 Saldo van baten en lasten
4.121
13.066
2013 2012 Actuariële analyse van het saldo Beleggingsopbrengsten
11.956 19.401
Premies
-1.427 -1.000
Waardeoverdrachten Kosten
42 23 0 -75
Uitkeringen
-45 95
Sterfte
579 1.247
Arbeidsongeschiktheid
-35 -73
Reguliere mutaties
-95
Toeslagverlening
-140
-5.853 -3.319
Incidentele mutaties voorziening
-815
-2.457
Andere oorzaken inclusief stelselwijziging
-186
636
4.121 13.066
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
73
Risicoparagraaf (in duizenden euro) In de risicoparagraaf binnen het bestuursverslag is het beleid rond risicobeheersing uiteengezet. Hierna wordt een aantal specifieke risico’s nader toegelicht en gekwantificeerd. Solvabiliteitsrisico Het belangrijkste financieel risico voor het Pensioenfonds is het niet kunnen nakomen van de pensioentoezeggingen. Een belangrijke maatstaf hiervoor is het aanwezig Eigen vermogen. Wettelijk is een gestandaardiseerde methode (standaardmodel) vastgelegd om te kunnen toetsen of het aanwezig Eigen vermogen voldoende is om een aantal specifieke financiële risico’s op te kunnen vangen en daarmee of aan de pensioentoezeggingen kan worden voldaan. De berekeningen van het vereist eigen vermogen zijn met name van belang voor de premiestelling en de evaluatie van het herstelplan van het fonds. Het Eigen vermogen van het Pensioenfonds is per 31 december 2013 groter dan het Minimaal Vereist eigen vermogen volgens het standaardmodel, waardoor het Pensioenfonds niet meer in een reservetekort verkeert. Jaarlijks vindt toetsing plaats aan de hand van dit standaardmodel. De verschillende standaard risicofactoren hierin worden benoemd onder de noemer S1 tot en met S6. Naast de standaard risicocomponenten (S-componenten) is in de bepaling van het vereist eigen vermogen ook rekening gehouden met de volgende additionele risicocomponenten: actief risico, leverage-risico, liquiditeitenrisico (voornoemde risico’s worden verwerkt binnen de berekeningen van de S2 middels een extra verzwaring van de buffer) en concentratierisico (S8). Hierna zijn de uitkomsten weergegeven voor de verschillende risicocategorieën op basis van het maximum van de feitelijke en strategische beleggingsmix (2013: feitelijk 111,4%; 2012: feitelijk 112,5%).
Feitelijk 2013 Renterisico (S1) Zakelijke waarden risico (S2) Valutarisico (S3)
Feitelijk 2012
€ % € % 7.631 2,1 8.035 2,2 21.657
8,3
25.019
9,5
482 0,0 561 0,0
Grondstoffenrisico (S4)
3.841 0,2 4.367 0,2
Kredietrisico (S5)
1.447 0,0 1.090 0,0
Verzekeringstechnisch risico (S6)
5.862
Concentratierisico (S8)
4.187 0,3 2.525 0,1
0,5
6.046
0,5
Diversificatie-effect
-17.708 0,0 -16.949 0,0
Vereist eigen vermogen
27.399
11,4
30.694
12,5
Aanwezige dekkingsgraad 115,7 113,6 Minimaal vereiste dekkingsgraad
104,1
104,1
Vereist eigen vermogen
111,4
112,5
De dekkingsgraad wordt berekend door het totaal van de activa voor risico van het Pensioenfonds (minus de passiefposten Kortlopende schulden en overlopende passiva en de bestemming VPL-regeling) te delen door de Voorziening pensioenverplichtingen. Het afgelopen jaar is deze, op grondslagen van het Pensioenfonds, toegenomen van 113,6% (2012) tot 115,7% (2013).
74
PSL Renterisico Het renterisico wordt veroorzaakt doordat de rentegevoeligheid van de verplichtingen afwijkt van de rentegevoeligheid van de beleggingen. Het Pensioenfonds kent een langere looptijd voor pensioenverplichtingen dan voor de looptijd van de beleggingen. Onderstaande duratiecijfers geven meer inzicht. Duratie van de vastrentende waarden (inclusief rentederivaten) 8,44. Duratie van de pensioenverplichtingen 14,7. Voor de vaststelling van het renterisico bij het vereist eigen vermogen worden de kasstromen van de rentegevoelige beleggingen afgezet tegen de kasstromen van de voorziening pensioenverplichtingen. Vervolgens worden beide kasstromen afgezet tegen door DNB bepaalde renteschokken die per looptijd verschillen. Op basis van deze renteschokken kan de impact op de technische voorziening en de impact op alle rentegevoelige beleggingen worden berekend. Overeenkomstig kan een afdekkingspercentage worden berekend. Rentegevoeligheid is één van de belangrijkste factoren bij de bepaling van de (strategische) assetallocatie van de portefeuille.
Feitelijke
verdeling verdeling
%
in €
Impact op technische voorziening voor risico fonds (A)
22.662
22.662
Impact op de rentegevoelige beleggingen (B)
15.031
15.664
Renterisico
in €
Strategische
%
7.631 2,1 6.998 1,9
Afdekkingspercentage (B/A) 66,6 69,1 Derivaten Het renterisico is afgedekt door middel van renteswaps. Het ongerealiseerd resultaat bedraagt -/- 7.034. Door deze swaps wordt de duratie van de portefeuille van vastrentende waarden verlengd van 10,3 naar 14,7 jaar. Met behulp van deze derivaten wordt het strategisch afdekkingspercentage vorm gegeven. Strategisch dekt het fonds volgens het beleggingsmandaat 65% van het renterisico van haar verplichtingen af. Hoogte buffer Op basis van de vereist eigen vermogen berekeningen bedraagt de buffer voor het feitelijk renterisico 7.631 (2,1%) en voor het strategisch renterisico 6.998 (1,9%) ultimo 2013. Zakelijke waarden risico Mogelijke waardedalingen van beleggingen voor het vastgoed en de aandelen zijn in het hiervoor genoemde standaardmodel begrepen. Hiervoor wordt een gedifferentieerde berekening naar categorieën van markten en beleggingen uitgevoerd. Ter zake van het zakelijke waarden risico worden risico-inschattingen aan de hand van de in de markt gebruikelijke risicoparameters gemaakt. In het beleggingsbeleid wordt met dergelijke risico’s rekening gehouden door ondermeer een toepassing van voldoende spreiding in de beleggingsportefeuille naar categorieën, markten en dergelijke. De volatiliteit van de marktwaarden (prijsrisico’s) van beleggingen wordt periodiek geëvalueerd en kan leiden tot bijstellingen in het vermogensbeheer.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
75
2013 2012
€ % € %
Verdeling zakelijke waarden per categorie: Ontwikkelde markten (Mature markets) Opkomende markten (Emerging markets)
47.177
83,3
49.385
82,1
9.442
16,7
10.755
17,9
56.619 100,0 60.140 100,0
Derivaten Het zakelijke waarden risico is niet afgedekt. Strategisch dekt het fonds haar zakelijke waarden risico ook niet af. Hoogte buffer Bij de berekening van het vereist eigen vermogen wordt voor het feitelijk en strategisch zakelijke waarden risico rekening gehouden met de door DNB voorgeschreven schokken die variëren overeenkomstig de risicograad van het type belegging. Deze standaardschokken zijn verder opgehoogd om zodoende rekening te houden met de volgende additionele risicocomponenten: actief risico, leverage-risico en liquiditeitenrisico. De buffer voor het feitelijk zakelijke waarden risico bedraagt 21.657 (8,3%) en voor het strategisch zakelijke waarden risico 20.877 (7,9%). Valutarisico Het valutarisico wordt veroorzaakt doordat de verplichtingen van het pensioenfonds in euro’s luiden terwijl veel van de beleggingen van het pensioenfonds in niet-euro luiden. Het pensioenfonds loopt het risico dat haar buitenlandse beleggingen dalen in waarde als gevolg van valutakoersontwikkelingen. Het pensioenfonds kiest er daarom voor om (een gedeelte) van haar buitenlandse valuta’s af te dekken. Zonder afdekking van valutarisico loopt het pensioenfonds risico bij een daling van vreemde valuta ten opzichte van de euro. Door meer dan 100% van het risico af te dekken loopt het fonds risico bij een stijging van vreemde valuta ten opzichte van de euro. Het valutarisico wordt berekend aan de hand van een scenario waarbij wordt uitgegaan van een waardedaling van de beleggingen in vreemde valuta van 20,0%. Het valutarisico is het totale negatieve effect op de waarde van alle beleggingen als gevolg van dit scenario. Afdekking van het valutarisico vindt plaats via derivatencontracten.
2013 2012
€ % € %
Onroerende zaken naar valuta voor afdekking met derivaten: Euro Britse pound sterling
23.141 83,1 24.463 81,8 4.710
16,9
5.438
18,2
27.850 100,0 29.901 100,0
Onroerende zaken naar valuta na afdekking met derivaten: Euro
76
27.850 100,0 29.901 100,0
PSL 2013 2012
€ % € %
Zakelijke waarden naar valuta voor afdekking met derivaten: Euro
21.518 38,0 26.777 44,6
Amerikaanse dollar
20.430 36,1 16.804 27,9
Australische dollar Britse pound sterling Canadese dollar Japanse yen
0 0,0 1.681 2,8 8.572
15,1
11.336
18,8
888 1,6 0 0,0 5.211 9,2 3.542 5,9 56.619 100,0 60.140 100,0
Zakelijke waarden naar valuta na afdekking met derivaten: Euro Amerikaanse dollar Australische dollar Britse pound sterling Japanse yen
38.016 67,1 60.203 100,1 705
1,2
-283
-0,5
4 0,0 1 0,0 17.854
31,5
243
0,4
41 0,1 -24 0,0 56.619 100,0 60.140 100,0
Commodities naar valuta voor afdekking met derivaten: Amerikaanse dollar
13.499 100,0 14.084 100,0
Commodities naar valuta na afdekking met derivaten: Euro
13.499 100,0 14.084 100,0
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
77
Vastrentende waarden Alle vastrentende waarden zijn in euro (2012 idem). Derivaten Ter afdekking van de valutarisico’s op de effectenportefeuille zijn er door de vermogensbeheerders valutatermijntransacties afgesloten. De post valutatermijntransacties bestaat uit de volgende transacties, omgerekend in euro’s per 31 december 2013:
in miljoenen euro’s
aankoop transacties
US dollar
verkoop transacties
2.053
-120
Australische dollar
-28
185
Japanse yen
445
-136
Britse pound sterling
-560
75
1.910
4
Indien de afrekening van deze transacties op 31 december 2013 zou hebben plaatsgevonden dan zou het af te rekenen bedrag 258 hoger uitvallen dan overeengekomen (ongerealiseerde resultaat van 258). Strategisch dekt het fonds 79,8% van haar niet-euro beleggingen af. Hoogte buffer Bij de berekening van het vereist eigen vermogen wordt voor het feitelijk en strategisch valuta risico rekening gehouden met een door DNB voorgeschreven schok van 20% die berekend wordt op de niet-euro beleggingen na afdekking. De buffer voor het feitelijk valuta risico bedraagt 482 (0,0%) en voor het strategisch valuta risico risico 2.571 (0,1%). Grondstoffenrisico Het pensioenfonds belegt in grondstoffen en loopt daarmee het risico dat de waarde van deze beleggingen daalt als gevolg van marktontwikkelingen. Het pensioenfonds belegt niet direct in grondstoffen maar doet dit met behulp van derivaten. Voorbeelden van grondstoffenderivaten zijn indexfutures en indexderivaten die kunnen worden afgesloten op verschillende categorieën zoals landbouw en vee, metalen en energie. Grondstoffen zorgen van oudsher voor diversificatievoordelen binnen de beleggingsportefeuille. Binnen het standaardmodel wordt de correlatie naar andere risico’s op nul verondersteld. Naast diversificatievoordelen bewegen grondstoffen ook mee met stijgende prijzen waardoor ze een hedge vormen tegen koopkrachtontkrachting. Hoogte buffer Op basis van de vereist eigen vermogen berekeningen bedraagt de buffer voor het feitelijk grondstoffenrisico 3.841 (0,2%) en voor het strategisch grondstoffenrisico 3.862 (0,2%) ultimo 2013.
78
PSL Kredietrisico Voornamelijk wordt belegd via fondsen die aan de hand van mandaten gemanaged worden. Een van de aspecten daarbij is het beheersen van kredietrisico’s. Bij het kredietrisico dient het effect van de kredietwaardigheid van de partijen, waarin belegd wordt, tot uitdrukking te komen. Het kredietrisico komt tot uitdrukking in de zogenaamde creditspread. Deze creditspread is het verschil tussen de uitkering die afhangt van de kredietwaardigheid van de tegenpartij en een uitkering die met volledige zekerheid (risicovrij) tot uitkering zal komen. Het kredietrisico verbonden aan derivatentransacties wordt beheerst door het afsluiten van standaardovereenkomsten met tegenpartijen, het beoordelen van de kredietwaardigheid van tegenpartijen, het spreiden van het transactievolume over verschillende tegenpartijen, het eisen van voldoende onderpand en een adequate monitoring met betrekking tot de gestelde eisen inzake het onderpand. Het kredietrisico binnen de vastrentende waarden portefeuille kan gemeten worden aan de hand van de creditspread. De gewogen gemiddelde credit spread van de rentegevoelige beleggingen van het fonds is 0,24%. Een andere indicator voor het aanwezige kredietrisico binnen de vastrentende waarden portefeuille van het fonds is de rating afgegeven door een kredietbeoordelaar. Een AAA rating impliceert dat de vastrentende waarden belegging geen krediterisico loopt. Daarentegen worden beleggingen die geclassificeerd staan onder ‘lager dan BBB’ als zeer risicovol beschouwd. Cash wordt als kredietrisicovrij beschouwd.
2013 2012
€ % € %
Rating vastrentende waarden: AAA
110.081 63,2 93.163 57,0
AA
31.778 18,2 41.342 25,3
A
16.978
BBB
15.517 8,9 12.498 7,7
Lager dan BBB
9,7 16.361 10,0
8
0,0
0
0,0
174.362 100,0 163.364 100,0
Verdeling vastrentende waarden naar looptijd: Resterende looptijd < 1 jaar
0
0,0
2.994
1,8
60.283
34,6
59.897
36,7
Resterende looptijd >= 5 jaar
114.079
65,4
100.473
61,5
174.362 100,0 163.364 100,0
Resterende looptijd > 1 jaar en < 5
Hoogte buffer Binnen de berekening van het standaardmodel wordt een kredietrisico becijferd voor de rentegevoelige beleggingen die een creditspread groter dan 0% hebben. De creditspread wordt bepaald op basis van de rentegevoelige kasstromen van het fonds. Afgaande op de hierboven genoemde creditspread resulteert dit in een buffer voor het feitelijk kredietrisico van 1.447 (0,0%) en voor het strategisch kredietrisico van 1.359 (0,0%).
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
79
Verzekeringstechnisch risico Binnen het verzekeringstechnische risico worden in principe alleen risico’s meegenomen die verband houden met sterfte. Het omvat de risico’s als gevolg van afwijkingen ten opzichte van de verwachte sterfte en afwijkingen van de verwachte sterftetrend (langlevenrisico). Tot het verzekeringstechnische risico worden gerekend: procesrisico, risico-opslag voor afwijkingen ten opzichte van de sterftetrend en negatieve stochastische afwijkingen van de verwachtingswaarde. Deze drie risico’s bedragen een percentage van de op actuele waarde berekende technische voorziening. Het procesrisico neemt af naarmate het deelnemersbestand toeneemt, omdat het sterfteproces dan beter kan worden geschat. De beide andere risicofactoren houden respectievelijk rekening met de onzekerheid in de sterftetrend en met de negatieve stochastische afwijkingen. Hoogte buffer Op basis van de vereist eigen vermogen berekeningen bedraagt de buffer voor het feitelijk verzekeringstechnisch risico 5.862 (0,5%) en voor het strategisch verzekeringstechnisch risico 5.862 (0,5%). Concentratierisico Wanneer een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt, loopt het fonds concentratierisico. Ten behoeve van hun risicomanagement dient het fonds rekening te houden met concentratierisico, hetgeen kan resulteren in het aanhouden van een reserve in het eigen vermogen. In het standaardmodel is de gevoeligheid van het eigen vermogen voor het concentratierisico gelijkgesteld aan 0%. In overleg met de waarmerkende actuaris van het fonds is besloten om voor het fonds wel rekening te houden met een buffer voor het concentratierisico. De bepaling van het concentratierisico is niet op basis van het look through principe.
2013 2012
€ % € %
Onroerende zaken Verdeling onroerende zaken per sector: Woningen
934 3,4 934 3,1
Participaties in vastgoed beleggingsfondsen
26.916
96,6
28.967
96,9
27.850 100,0 29.901 100,0
Verdeling onroerende zaken per regio: Europa
27.850 100,0 29.901 100,0
Grote posten: onroerende zaken van eenzelfde uitgevende instelling groter dan 5% van de totale beleggingen in onroerende zaken: Blue Sky Real Estate Europe Public Pass
24.575
88,2
26.900
90,0
Blue Sky Real Estate Europe Privat Act.
2.341
8,4
2.067
6,9
80
PSL 2013 2012
€ % € %
Zakelijke waarden Verdeling zakelijke waarden per regio: Europa
30.090 53,1 33.798 56,2
Noord-Amerika
11.876 21,0 9.643 16,0
Japan Overig Pacific Emerging markets
5.211 9,2 3.542 5,9 0 0,0 2.402 4,0 9.442 16,7 10.755 17,9 56.619 100,0 60.140 100,0
Grote posten: zakelijke waarden van eenzelfde uitgevende instelling groter dan 5% van de totale beleggingen in zakelijke waarden: Blue Sky Equity Europe ex UK Passive
18.200
32,1
22.563
37,5
BLUE SKY Equity Europe Small Cap Active
3.317
5,9
0
0,0
BLUE SKY Equity Emerging Mkts. Active
9.442
16,7
10.755
17,9
BLUE SKY Equity UK Enhanced
6.925
12,2
9.906
16,5
Blue sky Equity USA Large Cap Enchanced
9.255
16,3
9.643
16,0
Blue Sky Equity Japan Large Cap Passive
5.211
9,2
3.542
5,9
2013 2012
€ % € %
Vastrentende waarden Verdeling vastrentende waarden per regio: Europa
174.362 100,0 163.364 100,0
Grote posten: vastrentende waarden van eenzelfde uitgevende instelling groter dan 5% van de totale beleggingen in vastrentende waarden: BLACKROCK Eur Corp BD IX-FXE
68.215
39,1
59.886
36,7
Blue Sky Fixed Income EMU Govt. Debt AAA
51.997
29,8
45.609
27,9
Blue Sky Passive Long Duration EMU Govt. Debt AAA
54.150
31,1
57.869
35,4
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
81
Hoogte buffer Op basis van de vereist eigen vermogen berekeningen bedraagt de buffer voor het feitelijk concentratierisico 4.187 (0,3%) en voor het strategisch concentratierisico 4.174 (0,3%) ultimo 2013.
Tilburg, 17 juni 2014
mw C.H. Dassen-Soons
T. Katerberg
(voorzitter) (secretaris)
82
PSL Overige gegevens
Gebeurtenissen na balansdatum Er hebben zich geen belangrijke gebeurtenissen na balansdatum voorgedaan.
Financiering Ter financiering van de pensioenregeling ontvangt het pensioenfonds van de aangesloten ondernemingen een premie van 18,0% van de voor de betreffende deelnemer geldende pensioengrondslag. In dit percentage is besloten de deelnemersbijdrage ad 6,0% van de voor hem geldende pensioengrondslag. De na afhaking van bovenvermelde opslagen resulterende netto-premie is voldoende voor de opbouw van de onvoorwaardelijke nominale aanspraken. Het bestuur kan, gehoord de actuaris, een (tijdelijke) korting op deze premiepercentages vaststellen.
Resultaatbestemming Statutaire bepalingen omtrent de resultaatbestemming In de statuten is geen bepaling opgenomen over de resultaatbestemming. Resultaatverdeling Het bestuur heeft besloten het resultaat over het boekjaar 2013 als volgt te verdelen: 2013
x € 1.000
Reserve algemene risico’s
-333
Overige reserve
4.454
__________ 4.121
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
83
Uitvoering Vermogensbeheer Het bestuur van het pensioenfonds is verantwoordelijk voor het beleggingsbeleid en de uitvoering daarvan. Het bestuur heeft een beleggingscommissie gevormd, die tot taak heeft het beleggingsbeleid voor te bereiden en te controleren. Het vermogensbeheer en de beleggingsadministratie worden verzorgd door Blue Sky Group. Administratie De pensioen- en de financiële administratie worden uitgevoerd door AZL te Heerlen. Verder zijn de actuariële advisering en de uitvoerende werkzaamheden van het fonds ook opgedragen aan AZL te Heerlen. De controle van de jaarrekening is uitgevoerd door Mazars Paardekooper Hoffman Accountants N.V. te Rotterdam. De certificering voor boekjaar 2013 is opgedragen aan Mercer Nederland B.V. te Amstelveen.
84
PSL Actuariële verklaring Opdracht Door Stichting bedrijfstakpensioenfonds voor de schoen-, leder- en lederwarenindustrie te Tilburg is aan Mercer (Nederland) B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2013. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. De accountant van het pensioenfonds heeft mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid (materiële juistheid en volledigheid) van de basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: –– heb ik onder meer onderzocht of de technische voorzieningen, het Minimaal Vereist Eigen Vermogen en het Vereist Eigen Vermogen toereikend zijn vastgesteld en –– heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Koninklijk Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
85
Oordeel De technische voorzieningen zijn, in overeenstemming met de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum ten minste gelijk aan het wettelijk Vereist Eigen Vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een toereikende solvabiliteit. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De vermogenspositie van Bedrijfstakpensioenfonds voor de schoen-, leder- en lederwarenindustrie is naar mijn mening voldoende. Daarbij in aanmerking genomen dat de mogelijkheden tot het realiseren van de beoogde toeslagen beperkt zijn.
Amstelveen, 17 juni 2014
Ir. M.W. Heemskerk AAG verbonden aan Mercer (Nederland) B.V.
86
PSL Aan: het bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2013 van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie te Tilburg gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2013 en de staat van baten en lasten over 2013 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschatting neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel betreffende de jaarrekening Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie per 31 december 2013 en van het resultaat over 2013 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
87
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Rotterdam, 17 juni 2014
Mazars Paardekooper Hoffman Accountants N.V. Origineel getekend door: drs C.A. Harteveld RA
88
PSL Bijlage
Begrippenlijst Pensioenen ABTN Afkorting voor actuariële en bedrijfstechnische nota. In de ABTN wordt door het bestuur van een pensioenfonds uiteengezet welke actuariële en bedrijfstechnische opzet ten grondslag ligt aan een fonds. Ook wel bedrijfsplan genoemd. Hierin komen drie hoofdonderwerpen aan de orde: de wijze van vaststelling van de verplichtingen jegens de deelnemers, de beleggingsportefeuille en het intern risicobeheersingssysteem. Accounting standaarden Raamwerk van verslaggevingsregels voor het opstellen van een jaarrekening en jaarverslag. Met ingang van het verslagjaar 2005 moeten alle beursgenoteerde ondernemingen, banken en verzekeringsmaatschappijen hun geconsolideerde jaarrekening volledig inrichten op basis van International Accounting Standards (IAS), door de IAS Board omgedoopt in International Financial Reporting Standards (IFRS). Het doel van IFRS is om de transparantie en internationale vergelijkbaarheid van de externe financiële verslaggeving te verbeteren. Niet beursgenoteerde rechtspersonen hebben de keuze om of IFRS toe te passen, of de Nederlandse Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Actuariële grondslagen Dit zijn de veronderstellingen die de actuaris gebruikt bij de vaststelling van de pensioenverplichtingen en de pensioenpremie. Deze veronderstellingen hebben onder meer betrekking op de gehanteerde rekenrente, de kansstelsels en de kostenopslagen. Actuaris Een actuaris kan antwoord geven op de vraag wat de toekomst aan pensioenuitkeringen gaat kosten. De actuaris is bij uitstek degene die financiële risico’s op de agenda plaatst en adequate oplossingen bedenkt. Algemene Pensioeninstelling (API) Onder een algemene pensioeninstelling (API) wordt verstaan: een pensioenfonds dat alle typen arbeidsgerelateerde pensioenregelingen kan uitvoeren die in binnen- of buitenland worden aangeboden, en dat flexibel is ten aanzien van het aantal beheerde pensioenregelingen, de eventuele solidariteit tussen de deelnemers en de inrichting van bestuur en (mede-)zeggenschap. ALRA Het fonds toetst periodiek, door gebruikmaking van de ALRA-tool, het korte termijn risico van het fonds. De ALRA-tool berekent onder andere, gebruik makend van stochastische analyses, rendementsscenario’s en kansverdelingen inzake het verwachte verloop van de dekkingsgraad. Voor dat doel maakt ALRA gebruik van historische (week)data, terugkijkend over een periode van 3 jaar, waarbij recente data een zwaardere weging krijgen.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
89
Contante waarde De waarde op dit moment van een toekomstige geldstroom, rekening houdend met een bepaalde rentevoet. De Nederlandsche Bank (DNB) Bij wet ingesteld toezichthoudend orgaan, dat onder andere het naleven van de Pensioenwet bewaakt. Franchise Het deel van het pensioengevend salaris dat voor de pensioenberekening buiten beschouwing wordt gelaten. Dit salarisdeel wordt geacht door de AOW-uitkering voldoende van pensioen te worden voorzien. Gedempte premie De kostendekkende premie gebaseerd op de rentetermijnstructuur is gevoelig voor renteveranderingen. Hierdoor ontstaan fluctuaties van deze kostendekkende premie. Om dit effect te voorkomen biedt het raamwerk van de PW en het FTK de mogelijkheid om premiedemping te bewerkstelligen. Het is daarbij toegestaan om af te wijken van de rentetermijnstructuur als rekenrente bij de vaststelling van de feitelijke premie. Het pensioenfonds heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt en hanteert voor de vaststelling van de gedempte premie een disconteringsvoet van 5,2%. Bij de vaststelling van deze disconteringsvoet is uitgegaan van het verwachte, toekomstige beleggingsrendement. Herverzekering Het door een pensioenfonds geheel of gedeeltelijk onderbrengen van een pensioenregeling in een levensverzekeringsovereenkomst en/of het door een pensioenfonds onderbrengen van extra hoge risico’s bij een levensverzekeraar, zoals overlijdensrisico van deelnemers en invaliditeitsrisico’s. Indexatie Hieronder wordt verstaan de aanpassingen van de ingegane pensioenen en/of (premievrije) aanspraken op basis van de stijging of daling van een indexcijfer dan wel een vast percentage. Kansstelsels Dit zijn veronderstellingen met betrekking tot sterftekansen, invalideringskansen, ontslag, gehuwdheid en individuele loonontwikkeling. Middelloonregeling Bij deze regeling wordt voor elk dienstjaar een percentage pensioen toegekend dat is gerelateerd aan de pensioengrondslag van het desbetreffende dienstjaar. Het te bereiken pensioen is in deze regeling gerelateerd aan het gemiddelde, geïndexeerde loon gedurende de opbouwperiode. Omkeerregel Over de pensioenaanspraken die een werknemer opbouwt behoeft ingevolge de Wet op de loonbelasting geen belasting te worden afgedragen. De pensioenuitkeringen worden te zijner tijd weer wel belast. Deze regel wordt ook wel de “omkeerregel” genoemd. Om van deze faciliteit gebruik te kunnen maken moeten deze aanspraken onder andere voldoen aan artikel 18 van de Wet op de Loonbelasting. Overrente Het positieve verschil tussen het inkomensrendement van het fonds en de rekenrente.
90
PSL Pensioengrondslag Het bedrag waarover pensioen wordt toegekend. Vaak is dit het voor pensioen meetellende salaris minus de franchise. Premievrije aanspraken Indien het deelnemerschap aan een pensioenregeling eindigt, anders dan door overlijden of het bereiken van de pensioenleeftijd, verkrijgt de gewezen deelnemer een premievrije aanspraak op ouderdomspensioen en partnerpensioen. Reële rente Het verschil tussen het fondsrendement en de (loon- of prijs-)inflatie. Bij de premiestelling wordt verondersteld dat het fondsrendement ten minste gelijk is aan de som van de rekenrente en de inflatie. In dat geval kan de last uit hoofde van indexering worden gefinancierd uit het verschil tussen het fondsrendement en de rekenrente. Rentetermijnstructuur De rentetermijnstructuur is een grafiek die het verband weergeeft tussen de looptijd van een vastrentende belegging enerzijds en de daarop te ontvangen marktrente anderzijds. Solvabiliteit Het vermogen om (nu en op termijn) aan de financiële verplichtingen te kunnen voldoen. Verzekeringstechnische analyse Ook wel actuariële analyse genoemd. In deze analyse wordt door de actuaris de invloed verklaard van opgetreden verschillen tussen de gehanteerde actuariële grondslagen en werkelijke ontwikkelingen. Verzekeringstechnische risico’s Bij het verzekeren van pensioenaanspraken loopt een fonds een langlevenrisico voor het ouderdomspensioen als verzekerden langer leven dan volgens de gebruikte overlevingstafel wordt verwacht. Voor het partner- en wezenpensioen loopt het fonds een kortlevenrisico als de verzekerden korter leven dan volgens de overlevingstafel wordt verwacht. Ook kan het invaliditeitsrisico worden gerekend tot de verzekeringstechnische risico’s van fondsen. Voorziening pensioenverplichtingen Dit is de, met inachtneming van kansstelsels en rekenrente, vastgestelde balanspost die de gekapitaliseerde waarde van de opgebouwde pensioenen aangeeft. Waardeoverdracht Het overdragen van de waarde van de verkregen aanspraken door de pensioenuitvoerder van de oude werkgever aan de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever, die voor deze waarde extra deelnemersjaren aan de pensioenregeling c.q. nieuwe pensioenaanspraken van de betreffende deelnemer toekent. Beleggingen Asset-Liability-Management (ALM) Risicomanagement van de balans van een pensioenfonds tussen de activa en de passiva. Beleggingsmix Verdeling van de beleggingen over zakelijke en vastrentende waarden.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
91
Benchmark Een maatstaf voor de beoordeling en vergelijking van de performance van beleggers met elkaar. Derivaten Beleggingsproducten, zoals opties en futures, die afgeleid zijn van onderliggende producten met een gemeenschappelijk kenmerk een beperkte levensduur en een vaste eindprijs. Duration Aanduiding van de koersgevoeligheid van vastrentende waarden als gevolg van veranderingen in de rentestand. Optie Het recht om gedurende of aan het einde van een afgesproken periode een zekere hoeveelheid van een onderliggende waarde te kopen of verkopen tegen een afgesproken prijs. Over/onderweging Een hoger of lager belang in een beleggingscategorie dan overeenkomt met de normverdeling van het pensioenfonds. Performance Het rendement dat is behaald met de beleggingen. Performancetoets Het gemiddelde van de door een bedrijfstakpensioenfonds behaalde beleggingsresultaten, gemeten over een langere periode. De performancetoets wordt bepaald door de som van opeenvolgende jaarlijkse z-scores, gedeeld door de wortel van het aantal jaren. Als de performancetoets van een bedrijfstakpensioenfonds over een periode van vijf jaar minder is dan 1,28 kan de werkgever vrijstelling van de verplichtstelling verlangen. De eerste officiële performancetoets heeft in 2002 plaatsgevonden. Total return Het totaalrendement op beleggingen zijnde de directe en de indirecte beleggingsopbrengsten. Vastrentende waarden Obligaties, leningen op schuldbekentenis en hypothecaire leningen. Volatiliteit Beweeglijkheid van koersen/markten. Zakelijke waarden Aandelen en onroerende zaken.
92