S T I C H T I N G P E R S O N E E L S P E N S I O E N F O N D S C O R DA R E S JA A R V E R S L AG 2 010
S T I C H T I N G P E R S O N E E L S P E N S I O E N F O N D S C O R DA R E S JA A R V E R S L AG 2 010
Stichting Personeelspensioenfonds Cordares Basisweg 10 1043 AP Amsterdam Postbus 637 1000 EE Amsterdam Telefoon 020 583 59 15 Telefax
020 583 87 09
E-mail
[email protected]
www.ppfcordares.nl
Stichting Personeelspensioenfonds Cordares
Jaarverslag 2010
Stichting Personeelspensioenfonds Cordares Jaarverslag 2010
Stichting Personeelspensioenfonds Cordares
Jaarverslag 2010
Inhoudsopgave 0.0 0.1 0.2 0.3 0.4 0.5 0.6 0.7 0.8 0.9 0.10
1.0 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8
2.0
Jaarverslag 2010 03 Bestuur en organisatie 06 Inleiding 10 Kerncijfers 11 Ontwikkelingen en beleid gedurende het verslagjaar 15 Rapportages van de compliance officer en de visitatiecommissie en het oordeel van het verantwoordingsorgaan 29 Beheersing van de risico’s 34 Beleggingsbeleid en -resultaten 41 Financiële positie van het fonds 46 Verkort actuarieel verslag 53 Vooruitblik naar 2011 57 Jaarrekening 2010 59 Balans per 31 december 2010 60 Staat van baten en lasten 2010 61 Kasstroomoverzicht 2010 62 Toelichting algemeen 63 Toelichting op de balans per 31 december 2010 68 Toelichting op de staat van baten en lasten over 2010 74 Beheersing van de risico’s 77 Ondertekening van de jaarrekening 81
2.3
Overige gegevens 83 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant 84 Actuariële verklaring 86 Statutaire bestemming van het saldo van baten en lasten 87
2.4
Colofon 88
2.1 2.2
0 .1
Bestuur en organisatie Bestuur Het bestuur van Stichting Personeelspensioenfonds Cordares (PPF) bestaat uit acht leden: vier bestuursleden van werkgeverszijde en vier bestuursleden van werknemerszijde. De pensioengerechtigden zijn in het bestuur rechtstreeks vertegenwoordigd door twee speciale zetels aan werknemerszijde. Zij ontvangen voor hun werkzaamheden vacatiegeld. De overige bestuursleden worden niet voor hun werk betaald. De bestuurssamenstelling was ultimo 2010 als volgt: Werkgeversbestuursleden Dr. A.W.I.M. (Adri) van der Wurff, voorzitter Drs. M. (Marco) Brouwer, MPLA Mw. R. (Rita) van Ewijk vacature 1 Werknemersbestuursleden Dr. A.G. (Alwin) Oerlemans, CFA, FRM, fungerend voorzitter J.D. (Jan Dolf) Abraham H. (Harrie) Eerdhuijzen C.P. (Cor) van Zanden
Bestuursvergaderingen in 2010 Gedurende het verslagjaar kwam het bestuur zesmaal in een bestuursvergadering bijeen. Daarnaast hield het bestuur een studiedag en kwam het eenmaal bijeen in een gezamenlijke vergadering met het verantwoordingsorgaan.
Het bestuur van PPF: v.l.n.r. J.D. Abraham, C.P. van Zanden, A.G. Oerlemans, A.W.I.M. van der Wurff, R. van Ewijk, M. Brouwer en H. Eerdhuijzen.
1.
6
De heer prof. dr. O.C.H.M. Sleijpen trad per 1 december 2010 af als bestuurslid vanwege zijn uitdiensttreding bij APG. Op 16 juni 2011 heeft het bestuur, op voordracht van Cordares Holding NV en na toetsing op basis van een door het bestuur vastgesteld profiel, besloten om mw. drs. K. Bisschop aan te melden bij de toezichthouder als zijn voorgenomen opvolger. Haar benoeming zal onherroepelijk worden nadat de toetsingsprocedure door de toezichthouder is afgerond.
jaarverslag 2 0 1 0 stichti n g perso n eelspe n sioe n fo n ds cordares
0.1
Tijdens de bestuursvergaderingen komen onder meer de volgende onderwerpen regelmatig terug: • de prestaties van de vermogensbeheerder en de pensioenadministratie; • individuele verzoeken van deelnemers en pensioengerechtigden; • de correspondentie met de toezichthouders en andere belanghebbenden. Naast deze reguliere onderwerpen vroegen onder meer de volgende onderwerpen de aandacht van het bestuur in 2010: • • • • • • • • • • •
het risicobeleid en compliance; de verzwaring van de sterftegrondslagen en andere actuariële aangelegenheden; de ALM-studie; de actualisering van de statuten en de reglementen; het premiebeleid; het communicatiebeleid; de gevolgen van de transitie van het vermogensbeheer van Cordares Vermogensbeheer naar APG Investment Services en diverse andere beleggingsaangelegenheden; het deskundigheidsbeleid; het uitbestedingsbeleid; de rapportage van de visitatiecommissie en de adviezen van het verantwoordingsorgaan; individuele gevalszaken waarin besluitvorming door het bestuur noodzakelijk was.
Deskundigheid van het bestuur In het verslagjaar hebben de bestuursleden in overeenstemming met hun deskundigheidsplan hun deskundigheid uitgebreid. De bestuursleden hebben actief cursussen, congressen en symposia bijgewoond. Hierdoor hebben zij hun kennis vergroot ten aanzien van onderwerpen als vermogensbeheer, risicobeleid, communicatie en de toekomst van het pensioenstelsel. De bestuursleden rapporteren ieder halfjaar over alle genoten opleidingsactiviteiten. De leden van het bestuur evalueren jaarlijks onderling hun eigen functioneren. Voorts hebben enige bestuursleden in het verslagjaar hun deskundigheid objectief getest aan de hand van de Kennisreflector van Stichting Pensioenopleidingen (SPO). De resultaten hiervan waren bevredigend.
7
0 .1
Verantwoordingsorgaan Het verantwoordingsorgaan bestaat uit zes personen die de werkgevers, de werknemers en de pensioengerechtigden vertegenwoordigen. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit de volgende leden: Namens werkgevers Drs. Th.J.W.M. Bosman Drs. P.J. Mancham RE RA Namens deelnemers Drs. A. van Nes EMIA RO Ing. J. Tamis Namens pensioengerechtigden A.P.M. van der Eng A.C.Th. Daran Scharten De rapportage van het verantwoordingsorgaan ten aanzien van het verslagjaar en de reactie daarop van het bestuur maken deel uit van dit jaarverslag. PPF heeft geen deelnemersraad.
Visitatiecommissie PPF heeft drie externe deskundigen de opdracht gegeven om jaarlijks een visitatie uit te voeren ten aanzien van het functioneren van het bestuur en daarover te rapporteren. Een samenvatting van de rapportage ten aanzien van het verslagjaar en de reactie daarop van het bestuur maken deel uit van dit jaarverslag. De visitatiecommissie bestaat uit de volgende leden: Mw. N. Altenburg Mw. Mr. H. de Lange Drs. F. Verschuren AAG
Beleggingsadviescommissie PPF heeft een adviescommissie die het bestuur gevraagd en ongevraagd adviseert over beleggingsaangelegenheden. De samenstelling van de beleggingsadviescommissie was ultimo 2010 als volgt: Prof. Dr. R.G.C. van den Brink Dr. F.J. Ballendux Drs. ir. W. Borgdorff MRE 2 Drs R. Buck
2.
8
De heer Borgdorff is primo 2011 uit de beleggingsadviescommissie. Zijn plaats is ingenomen door de heer drs. L.K. Dijkstra.
jaarverslag 2 0 1 0 stichti n g perso n eelspe n sioe n fo n ds cordares
0 .1
Uitbesteding Het bestuur heeft op basis van een uitbestedingsovereenkomst werkzaamheden uitbesteed aan de volgende organisaties: Pensioenadministratie en beleidsadvisering Cordares Pensioenen BV Vermogensbeheer APG Investment Services NV
Accountant Ernst & Young Accountants LLP
Certificerend actuaris Hewitt Associates BV
9
0.2
Inleiding Stichting Personeelspensioenfonds Cordares (PPF) is het ondernemingspensioenfonds voor Cordares Holding NV en de daaraan gelieerde ondernemingen.* Het bestuur van PPF legt met dit jaarverslag verantwoording af over 2010.
Reservetekort en herstel In 2009 herstelde PPF van de financiële crisis die in 2008 in alle hevigheid losbarstte. Dat herstel verliep voorspoedig. De dekkingsgraad steeg gedurende 2009 van 104,9 procent naar 112,8 procent. In 2010 liep het herstel echter vertraging op door nieuwe druk op de dekkingsgraad. Ditmaal zorgden een historisch lage rentestand en nieuwe cijfers over de levensverwachting in Nederland voor een flinke toename van de pensioenverplichtingen. Toen de rente op zijn laagst stond, had PPF zelfs even weer een dekkingstekort. Dankzij goede beleggingsresultaten en een gunstige ontwikkeling van de rentestand, sloot PPF het jaar uiteindelijk positief af. De dekkingsgraad bedroeg uiteindelijk 112,3 procent aan het einde van 2010. Het fonds had daarmee nog wel een reservetekort, maar bleef nog steeds licht voorlopen op het herstelplan.
Toeslagverlening De omstandigheden leidden ertoe dat PPF geen volledige toeslag kon verlenen. In 2010 werd een toeslag van 1,5 procent verleend, terwijl de lonen conform de CAO Cordares met 2 procent stegen. Zodra de financiële middelen het toelaten, zal het fonds proberen deze achterstand in te halen.
Beheersing van risico’s Het bestuur besteedde in 2010 veel aandacht aan zijn risicobeleid. De risico’s die het fonds loopt, komen zo steeds scherper in beeld. Zo liet het bestuur in het najaar van 2010 een ALMstudie uitvoeren. De bevindingen uit de ALM-studie helpen het bestuur bij het maken van de juiste afwegingen voor zijn beleid. Ook bespreekt het bestuur ieder kwartaal een integrale risicorapportage.
Beleidsonderwerpen in 2010 De belangrijkste besluiten van het bestuur en de overwegingen die daaraan ten grondslag lagen, worden in dit jaarverslag uiteengezet. Ook worden de voornaamste pensioenontwikkelingen in het verslagjaar toegelicht en wordt de financiële positie van het fonds belicht.
*
De aan Cordares gelieerde ondernemingen zijn:
•
Stichting Technisch Bureau Bouwnijverheid
•
Bouwinvest Real Estate Investment Management BV
•
Stichting Arbouw
•
Stichting Economisch Instituut voor de Bouw (EIB)
10
jaarverslag 2 0 1 0 stichti n g perso n eelspe n sioe n fo n ds cordares
0.3
Kerncijfers In tabel 1 staan de belangrijkste kerncijfers over het verslagjaar. Tabel 1 Overzicht activiteiten en resultaten van de afgelopen vijf jaar (per ultimo boekjaar, bedragen in miljoenen euro’s)
2010
2009
2008
2007
2006
Pensioenuitkeringen Premie-inkomsten Premiepercentage 1 Technische voorzieningen 2 Beleggingsresultaat (in procenten) 3 Beschikbaar vermogen Dekkingsgraad (in procenten) 4
17,9
17,1
16,6
16,6
15,8
12,3
10,0
6,6
6,5
7,3
22,9
21,2
15,0
14,4
14,4
571,0
511,1
495,5
397,1
410,7
18,8
3,4
8,1
12,3
16,2
./.
641,4
576,8
519,6
609,7
601,8
112,3
112,8
104,9
152,1
146,7
Pensioenuitkeringen De pensioenuitkeringen zijn in het verslagjaar gestegen naar 17,9 miljoen euro. Hiervan had 1,4 miljoen euro betrekking op de prepensioenuitkeringen.
Kosten van uitbestede werkzaamheden De kosten van de uitbestede werkzaamheden bedroegen in het verslagjaar in totaal 3,5 miljoen euro (2009: 2,9). Administratiekosten De kosten van de uitbestede werkzaamheden hadden voor een bedrag van 1,1 miljoen euro (2009: 1) betrekking op het administratiekosten. Deze kosten bestaan uit kosten van de pensioenadministratie, communicatie, risicobeheersing, de financiële administratie, juridische en actuariële advisering, bestuurskosten en kosten die in rekening worden gebracht door derden zoals de accountant, de certificerende actuaris en de visitatiecommissie. De administratiekosten van het pensioenbeheer bedroegen per normverzekerde4 in het verslagjaar 298 euro (2009: 305).
1.
Uitgedrukt in een percentage van de pensioengrondslag.
2.
De dekkingsgraad en de technische voorzieningen zijn berekend op basis van de rentetermijnstructuur.
3.
Het beleggingsresultaat is exclusief het resultaat op derivaten.
4.
Dit is het aantal deelnemers (inclusief invalide deelnemers) vermeerderd met 20 procent van het aantal slapers en 120 procent van het aantal pensioen-
gerechtigden. Het aantal normverzekerden bedroeg in het verslagjaar 3.550 (2009; 3.423).
11
0.3
Vermogensbeheer De kosten van de uitbestede werkzaamheden hadden voor een bedrag van 2,4 miljoen euro (2009: 1,8) betrekking op het vermogensbeheer. Ten opzichte van het gemiddeld belegd vermogen in 2010 bedroegen de kosten circa 38 basispunten. De kosten van vermogensbeheer bestaan hoofdzakelijk uit beheervergoedingen. De stijging van de kosten is een gevolg van de toegenomen omvang van de totale portefeuille (0,2 miljoen euro) en hogere kosten voor het beheer van alternatieve beleggingen (0,3 miljoen euro) en aandelen opkomende markten (0,1 miljoen euro). Figuur 1 Vergelijking administratiekosten en kosten vermogensbeheer in 2010 en 2009 2010
20 09
kosten pensioenadministratie
kosten vermogensbeheer
Aantal en samenstelling verzekerden In tabel 2 wordt een overzicht gegeven van het aantal verzekerden bij het fonds. De verzekerden zijn onderverdeeld in deelnemers, gewezen deelnemers, invalide deelnemers en pensioengerechtigden.
Tabel 2 Overzicht aantallen verzekerden
2010
2009
2008
2007
Deelnemers Gewezen deelnemers Invalide deelnemers Pensioengerechtigden Totaal
1.237
1.125
1.043
1.016
907
2.962
2.978
2.978
2.938
3.187
De pensioengerechtigden zijn als volgt onderverdeeld: Ouderdomspensioen Nabestaandenpensioen Prepensioen Wezenpensioen
12
2006
99
111
125
144
147
1.351
1.326
1.265
1.224
1.204
5.649
5.540
5.411
5.322
5.445
829
805
746
732
701
439
444
439
426
427
59
54
58
48
56
24
23
22
18
20
jaarverslag 2 0 1 0 stichti n g perso n eelspe n sioe n fo n ds cordares
0.3
Vermogen van het fonds Het vermogen dat beschikbaar is ter dekking van de technische voorzieningen, is in het verslagjaar gestegen met 64,6 miljoen euro tot 641,4 miljoen euro. Het beschikbaar vermogen is het totaal aan activa waarop de schulden en de reserve aanvullingsregeling in mindering wordt gebracht. Het totale beleggingsrendement van het fonds kwam in het verslagjaar uit op 12,3 procent, exclusief het resultaat op derivaten.
Dekkingsgraad Om tot de dekkingsgraad te komen, wordt het beschikbaar vermogen gedeeld door de technische voorziening. De dekkingsgraad is in 2010 gedaald van 112,8 naar 112,3. De daling van de rente beïnvloedde de dekkingsgraad negatief evenals additionele reserveringen in verband met langleven.
Figuur 2 Ontwikkeling van de rentetermijnstructuur rente 4,5%
4,0%
13
3,5%
3,0%
2,5%
2,0%
1,5%
1,0%
0,5% looptijd in jaren
0,0% 1
4
7
10
13
16
19
31 • 12 • 2009
22
25
28
31
34
37
40
43
46
49
52
55
58
31 • 12 • 2010
Per saldo daalde de dekkingsgraad hierdoor. In augustus 2010 raakte het fonds kortstondig in een situatie van dekkingstekort. Dat wil zeggen dat de dekkingsgraad onder 104,3 procent geraakte. Daarna verbeterde de financiële positie van PPF zich weer. In september 2010 was het dekkingstekort weer opgeheven. Ultimo 2010 bevond het fonds zich nog wel in een situatie van reservetekort (een dekkingsgraad onder 120,8 procent). Het langetermijnherstelplan van PPF blijft daarom onverkort van kracht.
0.3
Toeslagverlening PPF kent een regeling van voorwaardelijke toeslagverlening. Jaarlijks wordt, indien mogelijk, toeslag verleend op basis van de collectieve loonsverhoging zoals die is afgesproken in de CAO Cordares. Het bestuur beslist echter elk jaar of en in hoeverre de pensioenrechten en -aanspraken worden verhoogd. Jaarlijks wordt ten behoeve van toeslagverlening een technische voorziening gevormd van ten hoogste drie procent. Aan het begin van 2010 bedroeg deze voorziening 2,0 procent; aan het eind van het jaar was deze 0,7 procent. Door de situatie van reservetekort kon er geen hogere voorziening worden gevormd. In het verslagjaar is een toeslag verleend van 1,5 procent. De collectieve loonsverhoging conform de CAO Cordares was 1,5 procent per 1 april 2010 en nog eens 0,5 procent per 1 december 2010. Gelet op de financiële toestand van PPF achtte het bestuur het niet verantwoord om per 1 december 2010 opnieuw toeslag te verlenen. Hierdoor ontstond een toeslagachterstand van 0,5 procent. Het beleid van het fonds voorziet in inhaaltoeslagverlening waardoor de toeslagachterstand in betere tijden kan worden ingehaald.
14
jaarverslag 2 0 1 0 stichti n g perso n eelspe n sioe n fo n ds cordares
0.4
Ontwikkelingen en beleid gedurende het verslagjaar Het jaar 2010 bleek wederom een onrustig jaar voor pensioenen en pensioenfondsen. Ditmaal waren het echter niet de beleggingen die zorgden voor dalende dekkingsgraden. Dat bleken in 2010 vooral de rente en de gestegen levensverwachting te zijn. Beide legden een zware druk op de financiële posities van de Nederlandse pensioenfondsen en wakkerden de discussie over de houdbaarheid en betaalbaarheid van het Nederlandse pensioenstelsel flink aan.
Ontwikkeling van de dekkingsgraad in het verslagjaar De dekkingsgraad van PPF was eind 2010 112,3 procent. Het fonds begon 2010 met een dekkingsgraad van 112,8 procent. Het verloop van de dekkingsgraad gedurende het jaar werd vooral bepaald door grote schommelingen in de rente. Daarnaast moest het fonds rekening houden met de stijging van de gemiddelde levensverwachting in Nederland. De beleggingsresultaten van PPF waren goed. In 2010 behaalde de beleggingen van het fonds een positief rendement van 12,3 procent (exclusief het resultaat op derivaten). Gevolgen van langer leven De gemiddelde levensverwachting in Nederland neemt toe. Dit is op zich positief. Echter, dit betekent ook dat Nederlanders steeds langer pensioen ontvangen. Pensioenfondsen moeten daarom bij hun reservering voor hun toekomstige pensioenverplichtingen rekening houden met het feit dat zij langer pensioen moeten uitbetalen. PPF hanteert ten aanzien van de gemiddelde levensverwachting in Nederland de prognoses van het Actuarieel Genootschap (AG). De toegenomen levensverwachting had eerder een verhogend effect gehad op de pensioenverplichtingen van PPF ultimo 2009. In de laatste helft van het verslagjaar publiceerde het AG zijn Prognosetafel 2010-2060 die was geactualiseerd naar de toegenomen levensverwachting. Dit had opnieuw een verzwaring pensioenverplichtingen van PPF tot gevolg. In totaal daalde ten gevolge van de toegenomen levensverwachting de dekkingsgraad van PPF over de jaren 2009 en 2010 met 7,4 procentpunt waardoor het herstel is vertraagd. Schommelingen in de rente De andere ontwikkeling die een grote invloed had op de dekkingsgraad was de rente. De pensioenverplichtingen zijn gewaardeerd op basis van de actuele rente. Hoe lager de rente is, hoe hoger het bedrag is dat PPF nu in kas moet hebben om aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen. In de zomer van 2010 bereikte de rente historisch lage standen. Dat was onder andere het gevolg van de staatsschuldencrisis die medio 2010 uitbrak in Europa. De economische omstandigheden remden het herstel van het fonds. PPF geraakte zelfs weer even in een dekkingstekort in augustus 2010. Het herstelplan bleef in deze periode onverminderd van kracht. Het herstelplan hoefde echter niet aan de situatie te worden aangepast, omdat ook bij de stand in augustus 2010 de dekkingsgraad van het fonds tijdig zou moeten kunnen herstellen. In figuur 3 is de maandelijkse ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2010 weergegeven. De grootste schokken zijn het gevolg van de rentestanden en van de verhoging van de pensioenverplichtingen door de gestegen levensverwachting. Aan het eind van het jaar was er nog sprake van een reservetekort. De vereiste dekkingsgraad van PPF is 120,8 procent.
15
0.4
Figuur 3 Ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2010 ten opzichte van beoogde ontwikkeling in herstelplan 120,0%
115,0%
110,0%
105,0%
100,0%
95,0%
90,0%
85,0% jan.10
feb.10
mrt.10
apr.10
mei 10
juni 10
ontwikkeling dekkingsgraad
juli 10
aug.10 herstelplan
sep.10
ok t.10
nov.10
dec.10
kritische herstelplan
Basispremie naar kostendekkend niveau Sinds 2009 mag PPF niet langer premiekorting toepassen vanwege zijn tekortsituatie. De toezichthouder van het fonds, De Nederlandsche Bank (DNB), heeft hierbij nog wel toestemming gegeven om in de jaren 2009 tot en met 2013, in afnemende mate, de buffervrijval in mindering te brengen op de kostendekkende premie. Elke keer als pensioen wordt uitbetaald aan een pensioengerechtigde, voldoet PPF aan een nominale verplichting. Op deze verplichting zit een reserve. Dat is het bedrag dat betrekking heeft op dat deel van de dekkingsgraad dat boven 100 procent ligt. Bij de uitbetaling valt die reserve vrij. Dit wordt buffervrijval genoemd. De premie is in de afgelopen jaren telkens toegenomen, mede omdat PPF steeds minder rekening mag houden met de buffervrijval. In 2008 lag de pensioenpremie van 15,0 procent ruim onder het gedempte kostendekkende niveau van (destijds) 26,8 procent. In 2009 is de pensioenpremie verhoogd naar 21,2 procent. Tegelijkertijd is voor 2009 de financiering van de aanvullingsregelingen met een jaar opgeschort. In 2010 is deze financiering hervat en bedroeg de totale premie 22,9 procent. In 2011 is de premie 24,9 procent. De verdeling van de premie in een werkgevers- en een werknemersdeel is afhankelijk van de (cao-)afspraken die worden gemaakt tussen de werkgevers en de werknemers.
Inrichting van goed bestuur Het bestuur van PPF heeft in het verslagjaar veel aandacht besteed aan zijn invulling van de principes voor goed pensioenfondsbestuur. Het vertrekpunt voor goed pensioenfondsbestuur is het vaststellen van een missie en het uitwerken van een strategie waarmee het bestuur deze kan bereiken. In de missie formuleert het bestuur zijn doelen. Deze zijn ook vastgelegd in de statuten van het fonds.
16
jaarverslag 2 0 1 0 stichti n g perso n eelspe n sioe n fo n ds cordares
0.4
PPF heeft het volgende doel en de volgende grondslagen voor zijn beleid geformuleerd: • • •
het fonds heeft als doel (gewezen) deelnemers en hun gezinnen te beschermen tegen geldelijke gevolgen van ouderdom, overlijden en arbeidsongeschiktheid; het fonds probeert dat doel te bereiken door gelden te innen, deze te beleggen en te beheren en bij pensionering geldelijke uitkeringen toe te kennen; het fonds werkt volgens een actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN). De ABTN bevat onder meer een verklaring inzake beleggingsbeginselen en een beschrijving van de sturingsmiddelen.
Figuur 4 geeft weer hoe de missie en de strategie van PPF worden geïmplementeerd.
Figuur 4 Van missie naar uitvoering MISSIE
STRATEGIE
BELEID
ORGANISATIE & PROCES
CONTROL & RAPPORTAGE
ASSURANCE
17
In zijn beleid bepaalt het bestuur hoe het zijn strategie implementeert. Hiervoor is een organisatie ingericht en zijn interne processen gedefinieerd. Dat het beleid ook werkelijk wordt uitgevoerd, wordt gemonitord via een controle- en rapportage-infrastructuur. Ook zijn zogeheten checks & balances ingericht die de werking van de controles verifiëren. Deze benadering is algemeen gangbaar bij goed bestuur.
Risicobeleid vormt het hart van de beleidsvorming Het bestuur geeft in zijn beleid aan hoe het zijn strategie tot uitvoer brengt. Het risicobeleid vormt de kern van dit beleid. Het financiële beleid en de wijze waarop het bestuur omgaat met de sturingsinstrumenten van het fonds (waaronder het premie- en toeslagbeleid en het beleggingsbeleid) vormen daarvan belangrijke onderdelen. Het beleid is echter breder: in zijn risicobeleid geeft het bestuur aan hoe het in control wil zijn. Dat raakt niet alleen het financieel beleid maar alle aspecten van het fonds. Het bestuur richt zijn organisatie en processen zodanig in dat het zijn doelstellingen kan bereiken. Het beleid is erop gericht om enerzijds weloverwogen risico’s te nemen (door, bijvoorbeeld, voor een bepaalde beleggingsallocatie te kiezen) en anderzijds risico’s te beheersen die het behalen van de doelstellingen van het fonds bedreigen. Risicobeleid vormt daarmee het hart van de beleidsvoorbereiding. Met het vaststellen van het risicobeleid kan het bestuur enerzijds vaststellen welke risico’s aanvaardbaar zijn gegeven de doelstellingen en de populatie van het fonds. Anderzijds kunnen de beheersmaatregelen en -infrastructuur worden bepaald. Hieruit volgen ook duidelijke instructies en afspraken met uitvoeringsbedrijven. De uitvoeringsorganisaties (kunnen) worden ingeschakeld voor de feitelijke uitvoering van de pensioenadministratie, de (pensioen)communicatie en het vermogensbeheer. In figuur 5 is in meer detail aangegeven hoe het bestuur zijn risicobeleid kan vormgeven.
0.4
Figuur 5 Vorming van risicobeleid
vaststellen van de risico’s, hun k ans en gevolg, en van de eigen risicotoler antie
1 bijstellen a an de hand van prak tijkervaring
2
5
4 monitoren/controleren van de beheersma atregelen
vaststellen van passende beheersma atregelen
3 uit voeren van beheersma atregelen
Op basis van zijn strategie stelt het bestuur – conform de aanbevelingen van de commissie Frijns – zijn risicobeleid vast. Daarin bepaalt het bestuur welke risico’s het wil en kan nemen om zijn doelstellingen te bereiken. Dit is stap 1 in figuur 5. Het is hierbij van belang om de risicotolerantie vast te stellen: hoeveel risico wil en kan het bestuur nemen? Op basis van een gekozen risicoprofiel bepaalt het bestuur zijn risicobudget (bijvoorbeeld in de vorm van acceptabele range van de dekkingsgraad). Het bestuur zal daarbij kansen willen benutten waardoor het fonds zijn (pensioen-) doelstellingen kan halen. Hierbij gaat het om het nemen van risico’s die opbrengsten voortbrengen. Daarnaast gaat het om het beheersen van risico’s die negatieve invloed hebben op het resultaat. Goed pensioenfondsbestuur vereist aldus het vaststellen en uitvoeren van passende beheersmaatregelen. Dit is weergegeven in stappen 2 en 3 in figuur 5. Door het inrichten van een goede informatievoorziening vindt vervolgens monitoring plaats van de genomen maatregelen. Dit is stap 4 in figuur 5. Daarna kunnen eventuele bijstellingen plaatsvinden op basis van gewijzigde omstandigheden of uitkomsten. Dat is stap 5. Bij uitbesteding van werkzaamheden (zoals de pensioenadministratie of het vermogensbeheer) worden de beheersingsmechanismes binnen de uitvoeringsbedrijven gekoppeld aan de beheersing vanuit PPF zelf: het bestuur van het fonds blijft immers verantwoordelijk. Het risicobeleid biedt aldus het kader waarbinnen het bestuur zijn agenda kan realiseren.
Bestuursagenda en implementatie bestuursagenda vormen de basis Het instrumentarium voor goed bestuur volgt primair uit goede bestuursagendering en een goede implementatie van die agenda. Een goede bestuursagenda wordt door het bestuur zelf vastgesteld. Centraal daarin staan het vaststellen van de strategie en het beleid dat daaruit volgt. De kern van het beleid is het risicobeleid. Dat neemt daarom een belangrijke plaats in op de agenda. Dat wordt gevolgd door onderwerpen die samenhangen met het risicobeheer, het pensioenbeheer, het vermogensbeheer, de communicatie en andere bestuurlijke aangelegenheden. Het opstellen van een duidelijke jaarplanning is belangrijk. Dan ligt immers duidelijk vast dat alle relevante onderwerpen in een jaarlijkse cyclus worden besproken. Deze jaarplanning kan ook worden gebruikt in de communicatie naar de diverse stakeholders en laat zien op welke wijze het
18
jaarverslag 2 0 1 0 stichti n g perso n eelspe n sioe n fo n ds cordares
0.4
bestuur in control wil zijn. De begroting vormt hierbij een belangrijk sturingsmiddel voor het bestuur. Het beheersen van de kosten van de uitvoering (zowel voor de pensioenadministratie als het vermogensbeheer) en het beschikbaar stellen van voldoende middelen voor ondersteuning en controle vormen een directe verantwoordelijkheid voor het bestuur. De jaarlijkse agendaplanning van het bestuur bevat tevens een uitgebreide zelfevaluatie door het bestuur. Uiteraard kan de bestuursondersteuning van het pensioenuitvoeringsbedrijf ondersteuning bieden bij het opstellen van de agenda, maar het bestuur kan hier vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid niet blind op varen. Ook de implementatie van de bestuursagenda vereist een actieve houding van het bestuur. Voor diverse beleids- en beheersvraagstukken zal het bestuur een commissie uit zijn leden samenstellen, eventueel aangevuld door externe experts. De keuze om externe experts in de commissies te betrekken hangt af van de deskundigheden en competenties in het bestuur zelf, maar ook van de wensen van de stakeholders om additionele checks & balances in te bouwen. Deze commissies hebben als taak de besluitvorming in het bestuur voor te bereiden. Voorbeelden van dergelijke commissies zijn de commissie Risicobeleid en ALM, ,de beleggingsadviescommissie, de commissie Communicatie en de commissie Houdbaar Pensioen. Commissies kunnen een permanente of tijdelijk status hebben. Om een goede monitoring van de diverse beheerstaken mogelijk te maken, zijn een goede informatievoorziening en AO/IC van belang. In dit kader is essentieel dat niet alleen de infrastructuur zodanig is ingericht dat alle relevante sturingsinformatie het bestuur bereikt, maar ook dat deze adequaat is beschreven en geborgd. In de afgelopen jaren is de informatie-voorziening sterk verbeterd. Er is betere sturingsinformatie beschikbaar zodat het bestuur zijn risicohouding kan bepalen. Naast versterking van de informatievoorziening is ook van belang dat het bestuur zijn beleid in geval van extreme omstandigheden (escalatiemomenten) nader uitwerkt.
Beheersing van risico’s op basis van FIRM Het bestuur van PPF vindt een integrale beheersing van de risico’s van wezenlijk belang. Het bestuur gebruikt voor de inventarisatie van de relevante risico’s de Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode (FIRM). Dit is een geïntegreerde methode waarmee financiële instellingen (die onder toezicht staan van De Nederlandsche Bank) hun risico’s kunnen analyseren. FIRM biedt daarnaast houvast ten aanzien van mogelijke beheersmaatregelen. De risicoanalysemethode van FIRM is gebaseerd op vier thema’s: • solvabiliteit; • liquiditeit; • organisatie en beheersing; • integere bedrijfsvoering.
Om de risico’s in kaart te brengen, gebruikt het fonds verschillende risicocategorieën. In het onderstaande schema is deze verdeling naar categorieën schematisch weergegeven. Financiële risico’s Matching-/renterisico Marktrisico Kredietrisico Verzekeringstechnisch risico
Niet-financiële risico’s Omgevingsrisico Operationeel risico Uitbestedingsrisico IT-risico Integriteitsrisico Juridisch risico
19
0.4
Begin 2009 heeft het bestuur een integraal risicobeleid vastgesteld. Dat risicobeleid komt tot uiting in de vorm van een set aan beheersmaatregelen voor alle risicocategorieën. Medio 2009 hebben de uitvoerders van het beleid de werking van het beleid en de beheersmaatregelen volledig in kaart gebracht. Dit hebben zij gerapporteerd aan het bestuur. Toen is ook vastgesteld dat bij enkele risicogebieden nog aanvullende beheersmaatregelen vastgesteld dienden te worden. In 2010 is dat vervolgens gebeurd. Het risicobeleid is in 2010 door het bestuur verder aangescherpt door in het beleid de governancestructuur op te nemen. De governance-structuur geeft een overzicht van alle betrokken partijen bij het risicomanagement van het fonds, inclusief de rollen die zij afzonderlijk vervullen. Ook geeft het de risicomanagementcyclus weer. Deze laat het model en de aanpak zien die het fonds hanteert om invulling te geven aan het risicomanagement. Gedurende het verslagjaar behandelde het bestuur de periodieke integrale rapportage over de risico’s. Het bestuur is van mening dat de risico’s gedurende het verslagjaar voldoende zijn afgedekt. In het hoofdstuk Beheersing van risico’s worden de tien risicocategorieën afzonderlijk toegelicht en wordt over de werking van de beheersmaatregelen gerapporteerd.
ALM-studie stemt beleggingen en verplichtingen op elkaar af In 2010 liet PPF een ALM-studie uitvoeren. ALM staat voor Asset Liability Management. Op basis van de uitkomsten van de ALM-studie kan het bestuur zijn beleid voor de lange termijn richting geven. In een ALM-studie worden de beleggingen en de pensioenverplichtingen op elkaar afgestemd. Aan de hand daarvan maakt het bestuur keuzes ten aanzien van de beleggingen en stelt het jaarlijks een beleggingsplan op. Dat leidt tot een strategische asset-allocatie. Daarnaast levert de ALM-studie bruikbare inzichten op voor het vaststellen van het premie- en toeslagbeleid en voor het beleid ten aanzien van het afdekken van de renterisico’s. De ALM-studie werd voorbereid en begeleid door een bestuurscommissie. Na een offertetraject besloot de commissie de ALM-studie te laten uitvoeren door APG. APG onderscheidde zich door het feit dat zij meerdere varianten kon uitwerken en daarnaast tijdens, en vooral na, het project beter bereikbaar was voor het bestuur ten aanzien van aanvullende vragen en verzoeken. Hiermee won de ALM-studie aan waarde voor het beleid. De ALM-studie toont aan dat bij ongewijzigd beleid de stijgende lijn in de benodigde pensioenpremie zich blijft voortzetten. Het effect van premiestijging voor de dekkingsgraad van het fonds is echter gering. Daardoor wordt de financiële positie van PPF steeds meer afhankelijk van rente- en rendementsontwikkelingen en komt de huidige pensioenregeling van het fonds onder druk te staan.
Beleggingen in het verslagjaar Over 2010 behaalde PPF een positief beleggingsresultaat. De gehele beleggingportefeuille realiseerde in 2010 een rendement van 12,3 procent (exclusief het resultaat op derivaten). Het positieve resultaat is voor een groot deel te danken aan de goede prestaties van de beleggingen in aandelen en bedrijfsobligaties. Daarnaast realiseerden ook de beleggingen in vastgoed, hedgefondsen en commodities goede resultaten.
20
jaarverslag 2 0 1 0 stichti n g perso n eelspe n sioe n fo n ds cordares
0.4
Ontwikkeling van het belegd vermogen De vermogensontwikkeling van de beleggingen is in tabel 3 schematisch weergegeven. Tabel 3
Portefeuilleoverzicht ultimo verslagjaar
(in miljoenen euro’s)
2010 2009 Netto- Beleggingscategorie Bedrag Percentage mutatie Norm Bedrag Percentage Vastrentende waarden Aandelen Vastgoed Overige categorieën
248,8
40,8
./. 18,1
45
266,9
47,6
259,2
42,5
38,2
37
221,0
39,4
50,0
8,2
2,8
10
47,2
8,4
51,6
8,5
26,2
8
25,4
4,5
Subtotaal
609,6
100,0
49,1
100
560,5
100,0
Derivaten 32,1 – 15,8 – 16,3 –
21 Totaal
641,7
100,0
64,9
100
576,8
100,0
De gegevens in tabel 3 zijn op een andere manier gepresenteerd dan de beleggingen in de jaarrekening om de vergelijking met de norm juist weer te geven. Een aantal beleggingen zijn in tabel 3 aan andere beleggingscategorieën toegewezen. Het gaat hierbij om beleggingen in private equity, liquide middelen en de vorderingen en schulden van de beleggingen. De derivaten zijn geen onderdeel van de norm. In het hoofdstuk Beleggingsbeleid en -resultaten worden de beleggingsresultaten nader toegelicht.
Stijging vermogen compenseert deels stijging pensioenverplichtingen De positieve beleggingsresultaten in 2010 compenseerden voor een deel de stijging van de pensioenverplichtingen. Het belegd vermogen van het fonds bleef gedurende het verslagjaar continu de pensioenverplichtingen overtreffen. In figuur 6 zijn de ontwikkeling van het vermogen, de ontwikkeling van de verplichtingen en de ontwikkeling van de dekkingsgraad schematisch weergegeven.
0.4
Figuur 6 Ontwikkeling van het vermogen, van de verplichtingen (beide in miljoenen euro’s) en van de dekkingsgraad (in procenten) gedurende het verslagjaar 700,0 114
112
650,0
110 600,0 108
106
550,0
104 500,0 102
100
450,0 jan.10
feb.10
mrt.10
apr.10
mei 10
verplichtingen
juni 10
juli 10
aug.10
vermogen
sep.10
ok t.10
nov.10
dec.10
dekkingsgraad
De linkeras geeft het vermogen en de verplichtingen weer; de rechteras geeft de stand van de dekkingsgraad weer.
Commissie Houdbaar Pensioen Naar aanleiding van alle ontwikkelingen op pensioengebied, richtte het bestuur in 2010 de commissie Houdbaar Pensioen in. In de commissie Houdbaar Pensioen komen een tweetal dingen samen: • de instrumenten die het bestuur ter beschikking staan; • informatie over de stand van zaken bij de besluitvorming tussen sociale partners over de nieuwe pensioenregeling. Het resultaat kan voor sociale partners bijdragen aan de totstandkoming van een nieuwe pensioenregeling. Voor het bestuur kan het helpen bij het formuleren van toekomstig beleid ten aanzien van de sturingsmiddelen.
Communicatie PPF wil zijn belanghebbenden op goede en begrijpelijke wijze informeren over de pensioenregeling en andere ontwikkelingen rondom het fonds. Om de kwaliteit van de communicatie te verbeteren, ondernam het bestuur in 2010 diverse activiteiten. Zo richtte het bestuur in 2010 onder
22
jaarverslag 2 0 1 0 stichti n g perso n eelspe n sioe n fo n ds cordares
0.4
meer een bestuurscommissie voor communicatie in. De commissie kwam in het verslagjaar tweemaal in vergadering bijeen. Actuele informatie op de website PPF hield betrokkenen bij het fonds veelvuldig op de hoogte van de financiële ontwikkelingen. Dat deed het fonds vooral op zijn website, www.ppfcordares.nl. Op de website publiceert het fonds iedere maand zijn actuele dekkingsgraad en is een vraag-en-antwoordlijst beschikbaar gesteld met informatie over de financiële positie van het fonds. In augustus 2010 publiceerde het fonds een nieuwsbericht dat er niet gekort hoeft te worden op de pensioenen. Het fonds besloot daartoe nadat toenmalig minister Donner van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bekendmaakte dat enkele andere Nederlandse pensioenfondsen mogelijk hun pensioenen zouden moesten verlagen. Voorts gebruikt het fonds zijn website om actuele en belangrijke bestuursbesluiten bekend te maken. Op de website zijn verder kerngegevens van PPF te vinden en een bondige samenvatting van de pensioenregeling. De belangrijkste documenten (zoals de statuten en reglementen, de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) en het jaarverslag) zijn vanaf de website te downloaden. In het verslagjaar zijn de opmaak en de indeling van de website overzichtelijker en toegankelijker gemaakt. Dat maakt de website gebruiksvriendelijker voor bezoekers. 23 Verbetering communicatie Het bestuur ondernam in 2010 stappen ter verbering van de communicatie door het fonds. De aanpassingen betroffen onder meer het opstellen van een gedetailleerd communicatieplan, het laten toetsen van brieven op begrijpelijkheid door deelnemers en het afstemmen van alle informatie op het taalniveau van de doelgroep. De aanleiding hiervoor vormde een self-assesment dat PPF in 2009 had uitgevoerd. Het selfassessment is ontwikkeld door de AFM en geeft aan in hoeverre de communicatie van het fonds voldoet aan de wettelijke communicatievereisten. PPF scoorde bij het self-assessment 86 procent, terwijl het landelijk gemiddelde op 78 procent lag. De score van PPF en het landelijk gemiddelde verbeterden daarmee ten opzichte van 2008. In het verslagjaar voerde de AFM een controle uit op de startbrieven van enkele pensioenfondsen. PPF was niet geselecteerd voor deze steekproef, maar wendde de uitkomsten van de controle wel aan om de eigen startbrief te optimaliseren. Aansluitend is de startbrief, net als andere standaardbrieven van PPF, op begrijpelijkheid getoetst door deelnemers van PPF. Wettelijk toeslagenlabel niet langer verplicht Het toeslagenlabel is ontwikkeld door de AFM en heeft als doel visuele informatie te geven over het toeslagbeleid van een pensioenuitvoerder. Vanaf 1 januari 2009 moet het toeslagenlabel opgenomen worden in bepaalde communicatie-uitingen. De AFM kwam begin 2011 echter tot de conclusie dat het toeslagenlabel eerder tot verwarring leidt dan tot duidelijkheid. De AFM adviseerde minister Kamp daarom om het toeslagenlabel niet langer verplicht te stellen. De minister gaf opvolging aan dat advies. Hij liet pensioenfondsen per direct vrij om zelf te beoordelen of het toeslagenlabel bijdroeg aan de duidelijkheid. De minister zegde toe vervangende regelgeving te ontwikkelingen, aansluitend bij het advies van de AFM om een financiële bijsluiter te vervaardigen die een indicatie van de algehele kwaliteit van een pensioenregeling geeft. PPF hanteerde het toeslagenlabel voor het laatst in het Uniform Pensioenoverzicht 2011.
0.4
In afwachting van de nieuwe wetgeving moeten de voorgeschreven teksten voor de voorwaardelijkheidsverklaring nog wel worden toegepast. In de voorwaardelijkheidsverklaring staat welke toeslagambitie het fonds heeft en hoeveel toeslag in recente jaren is verleend. Pensioenoverzicht op mijnpensioenoverzicht.nl Pensioenuitvoerders en de Sociale Verzekeringsbank zijn de afgelopen jaren druk bezig geweest met de totstandkoming van een online pensioenregister: www.mijnpensioenoverzicht.nl. Vanaf januari 2011 is het pensioenregister in de lucht. Op de website kunnen (gewezen) deelnemers op eenvoudige wijze nagaan welke pensioenaanspraken zij hebben opgebouwd. Hiervoor loggen zij in met hun DigiD.
Beleid ten aanzien van uitbesteding In het verslagjaar hebben diverse ontwikkelingen plaatsgevonden ten aanzien van de uitbesteding van de pensioenadministratie en het vermogensbeheer van het fonds. De belangrijkste ontwikkelingen worden hieronder toegelicht. Transitie vermogensbeheer naar APG Investment Services Aan het begin van het verslagjaar werd het vermogensbeheer van PPF overgedragen van Cordares Vermogensbeheer naar APG Investment Services. Het grootste deel van de beleggingsportefeuille bij Cordares is omgezet in participaties in de beleggingspools van APG. De nieuwe vermogensbeheerder presteerde in het eerste jaar naar tevredenheid. Treasury Center APG stelde halverwege het verslagjaar voor om de financiële transacties ten behoeve van het beleggingsbeleid van al haar opdrachtgevers verder te stroomlijnen. Hiertoe heeft APG een aparte entiteit opgericht: APG Treasury Center bv. De APG-pools maakten al gebruik van het Treasury Center. APG stelde aan het bestuur voor ook gebruik te maken van het Treasury Center voor over the counter-derivaten en geldmarkttransacties van PPF. Het Treasury Center treedt dan als tegenpartij van PPF op bij het verhandelen van derivaten en zet deze derivatentransacties uit in de markt namens het fonds. Derivaten zijn beleggingsinstrumenten die hun waarde ontlenen aan de waarde van een onderliggende positie. Bij verhandeling van derivaten ‘over the counter’ wordt buiten de beurs om direct zaken gedaan door beide betrokken partijen. Een bestuurscommissie bestudeerde het voorstel van APG en won daarover bovendien extern juridisch advies in. Naar aanleiding daarvan zorgde APG voor extra zekerheidssteling ten aanzien van interne transacties. PPF kan door gebruik te maken van het Treasury Center zijn transacties efficiënter uitzetten in de markt: de transactiekosten zullen naar verwachting lager zijn en er kan met meer tegenpartijen zaken gedaan worden. Het bestuur stemde begin 2011 in met het voorstel.
Rechtszaak inzake arbeidsongeschikten In 2005 is tegen PPF een juridische procedure ingesteld. De procedure ging over een groep gewezen werknemers van Cordares, die collectief zijn overgegaan naar een andere werkgever. De wederpartij vorderde dat PPF premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid zou moeten verlenen en aan hen invaliditeitspensioen toe zou kennen met ingang van het moment dat zij in de WAO terechtkwamen. PPF heeft deze vorderingen bestreden. Eind 2008 heeft de rechter vonnis gewezen en stelde PPF gedeeltelijk in het ongelijk. Om die reden heeft PPF tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof. Gedurende de behandeling van het beroep was de eventuele schade in de jaarrekening opgenomen als ‘niet uit de balans blijkende verplichting’. Het gerechtshof heeft PPF in het verslagjaar volledig in het gelijk gesteld. De betreffende verplichting is daardoor vervallen. 24
jaarverslag 2 0 1 0 stichti n g perso n eelspe n sioe n fo n ds cordares
0.4
Wijziging statuten, pensioenreglement en ABTN In het verslagjaar besloot het bestuur het pensioenreglement, de statuten en de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) op enkele punten te wijzigen. Dit leidde niet tot een vermindering van de pensioenrechten of pensioenaanspraken van belanghebbenden. De documenten zijn te raadplegen op de website van PPF, www.ppfcordares.nl. Wijzigingen pensioenreglement In het verslagjaar besloot het bestuur de vervroeging van de voorwaardelijke pensioenrechten niet toe te staan. Het bestuur baseerde zich op het toekenningsbesluit van eind 2008 en de situatie van onderdekking van het fonds. Ten aanzien van bijzonder nabestaandenpensioen en verevening bij scheiding werd de mogelijkheid van conversie toegevoegd aan het pensioenreglement. Dat houdt in dat een ex-partner pensioenaanspraken kan omzetten in een eigen pensioenrecht. Voorts waren er enkele redactionele aanpassingen ten aanzien van het beleid van het risiconabestaandenpensioen. Daarnaast wordt bij het einde van de deelname standaard uitgegaan van een verhouding tussen ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen van 100:70. Het bestuur besloot tot deze wijziging op advies van de pensioenkoepels. Wijzigingen statuten De statuten werden op enkele punten geactualiseerd. De belangrijkste wijziging betrof een limiet ten aanzien van de zittingsduur van bestuursleden. Een bestuurslid kan maximaal 12 jaar zitting hebben in het bestuur. Deze aanpassing was aangeraden door de visitatiecommissie. Verder is de beschrijving van het beleggingsbeleid geactualiseerd en zijn verwijzingen naar de oude VUT-regeling geschrapt. Wijzigingen ABTN De ABTN geeft aan hoe het (financiële) beleid van PPF wordt gevoerd. De wijzigingen in de ABTN betroffen een aanpassing van enkele fondsgrondslagen, geactualiseerde teksten over het beleggingsbeleid (mede vanwege de overgang van het vermogensbeheer naar APG) en de toevoeging van paragrafen over economische uitgangspunten en over het toeslagenlabel.
Overige ontwikkelingen en activiteiten In het verslagjaar hebben zich verder de volgende ontwikkelingen voorgedaan die van invloed (kunnen) zijn op het fonds. In 2011 zal het bestuur daarmee, waar nodig, bij de beleidsvorming rekening houden. Integratie tussen Cordares en APG In 2008 fuseerde Cordares Holding NV met APG NV. Beide zijn nu onderdeel van APG Groep. In 2009 is gewerkt aan de integratie van de eerste bedrijfsonderdelen. Omdat alle nieuwe werknemers van APG Groep vanaf 2009 in dienst komen bij Cordares, groeit ook het aantal actieve deelnemers van het fonds. Zodra er nieuwe ontwikkelingen zijn die gevolgen hebben voor PPF, past het bestuur zijn beleid hierop aan. Pensioenakkoord van de Stichting van de Arbeid De Stichting van de Arbeid (STAR) presenteerde op 4 juni 2010 het Pensioenakkoord voorjaar 2010. In het akkoord staan voorstellen voor zowel de aanvullende pensioenen als de AOW. Werknemers en werkgevers zijn het ermee dat de AOW-leeftijd moet worden verhoogd. Die verhoging moet dan gekoppeld worden aan de stijging van de levensverwachting. In het pensioenakkoord wordt voorgesteld om als eerste stap per 1 januari 2020 de AOW-leeftijd te verhogen tot 66 jaar. Daarna wordt elke vijf jaar beoordeeld of een verdere verhoging nodig is. Als compenserend element is in het akkoord opgenomen dat de jaarlijkse verhoging van de AOW wordt verbeterd. Dit hangt ook af van het beleid van de overheid.
25
0.4
Ten aanzien van de aanvullende pensioenen, is de STAR van mening dat de premieruimte nu op een maximaal niveau staat. Verdere stijging van de premies moet worden voorkomen. Daarom is een aanpassing van de pensioencontracten noodzakelijk. Wat betreft de bestaande opgebouwde aanspraken, wil de STAR de pensioendatum niet wijzigen. Wel moet gezocht worden naar de beste manier om voor deze aanspraken de stijging van de levensverwachting op te vangen zonder dat daarmee de jongere generaties te zwaar belast worden. Het streven is om per 1 januari 2012 de pensioenregelingen aan te passen. Dat lijkt een optimistische doelstelling. Dan moet niet alleen een voorwaardelijkheid worden ingebouwd wat betreft een stijging van de levensverwachting, maar ook moeten de pensioencontracten transparanter en schokbestendiger worden voor ontwikkelingen op de financiële markten. In dat kader is aanpassing van de Pensioenwet en het FTK nodig. Dat zal in de loop van 2012 moeten worden gerealiseerd. Hierbij is het grootste struikelblok de vraag hoe omgegaan moet worden met de tot nu toe opgebouwde rechten. Begin 2011 concludeerde de landsadvocaat dat deze rechten niet zonder toestemming van de belanghebbenden konden worden omgezet naar het nieuwe systeem. Op 10 juni 2011 hebben werknemers en werkgevers overeenstemming bereikt over het betrekken van opgebouwde rechten in de nieuwe regeling. Het kabinet en de sociale partners zullen een aantal aspecten daarvan nog onderzoeken. De behandeling van pensioenvraagstukken in en door de politiek In het verslagjaar viel op 20 februari het kabinet Balkenende IV. Op 30 september 2010 maakte het kabinet Rutte zijn regeerakkoord openbaar. Dat regeerakkoord bevat een aantal pensioengerelateerde onderwerpen: • De AOW-leeftijd gaat naar 66 jaar. Het financieel kader geeft als invoeringsdatum 1 januari 2020. Voor de verdere verhoging van de AOW-leeftijd gaat het kabinet een voorstel doen om ‘in lijn met de afspraak die sociale partners onderling hebben gemaakt’ de AOW-leeftijd op den duur te koppelen aan de levensverwachting. • Per 1 januari 2013 zal een inperking worden doorgevoerd van de fiscale ruimte voor pensioenopbouw (het Witteveenkader). Uiterlijk per die datum zullen alle pensioenregelingen moeten worden aangepast. Dat kan een verhoging van de pensioenleeftijd zijn, maar het is ook mogelijk dat voorlopig alleen het opbouwpercentage wordt verlaagd. • De levensloopregeling en het spaarloon worden geïntegreerd tot een nieuwe regeling onder de naam: de vitaliteitsregeling. Deze regeling moet gaan ondersteunen in zorgtaken, in het volgen van scholing, het opzetten van eigen bedrijf, demotie of deeltijdpensioen. De regeling kan niet worden gebruikt voor vervroegd uittreden. Problematisch is dat er in veel bedrijfs takken levensloopregelingen bestaan die juist wél bedoeld zijn om vroeger uit te kunnen treden. Die regelingen zullen moeten worden aangepast. • Het regeerakkoord vermeldt dat voor een robuust en toekomstbestendig pensioenstelsel meer deskundigheid noodzakelijk is. Ook de versterking van het intern toezicht en meer transparantie in beleggingen en pensioenopbouw zijn nodig. Het regeerakkoord bevat echter geen concrete beleidsvoornemens op dit punt. Minister Kamp van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) heeft op 1 december 2010 aan de Tweede Kamer laten weten welke pensioendossiers voor hem de hoogste prioriteit hebben. Het blijkt dat hij de brede aanpak van pensioenproblematiek heeft opgesplitst. Hij geeft voorrang aan de discussie over de aanpassing van de bestaande pensioencontracten. Duidelijker moet worden hoe hard de rechten zijn van deelnemers in pensioenregelingen. Ook moet duidelijker zijn wanneer pensioenfondsen de pensioenen mogen verlagen bij een stijgende levensverwachting of bij teleurstellende beleggingsresultaten.
26
jaarverslag 2 0 1 0 stichti n g perso n eelspe n sioe n fo n ds cordares
0.4
Bestuursmodellen Het ministerie van SZW zette op 27 september 2010 een ontwerp voor een nieuw pensioenfondsbestuursmodel ter consultatie op het internet. Het ontwerp moet leiden tot een integrale aanpassing van de governance en medezeggenschapssystematiek van pensioenfondsen. Het gaat niet alleen om vertegenwoordiging van alle belanghebbenden in de bestuursorganen van het fonds, maar ook om intern toezicht en de verbetering van de deskundigheid van bestuurders. De consultatie via het internet houdt verband met de behandeling in de Eerste Kamer van het wetsvoorstel van Kamerleden Ko¸ser Kaya en Blok om gepensioneerden op te nemen in het bestuur van bedrijfstakpensioenfondsen. In een brief aan de Eerste Kamer wijst toenmalige minister Donner erop dat het nieuwe ontwerp bedoeld is als alternatief voor dit wetsvoorstel. Donner zou graag zien dat de Eerste Kamer het wetsvoorstel verwerpt. Dat vinden overigens ook de gezamenlijke pensioenkoepels. Het standpunt van het nieuwe kabinet op dit dossier is op het moment van schrijven van deze tekst nog niet bekend. De AOW-toeslag voor jongere partners: korten of niet korten? Gepensioneerden die een partner hebben die jonger is dan 65 jaar, ontvangen naast hun eigen AOW-uitkering ook een toeslag voor de jongere partner. De toeslag is in principe even hoog als de AOW-uitkering zelf, maar is wel afhankelijk van het inkomen van de partner. Het inkomen van de partner wordt (gedeeltelijk) in mindering gebracht op de toeslag. 27 Al in 1995 is de beslissing genomen om de partnertoeslag af te schaffen per 1 januari 2015. Gepensioneerden die na 1 januari 2015 de 65-jarige leeftijd bereiken krijgen geen partnertoeslag meer. Argumenten bij het schrappen van de toeslag waren destijds de voortschrijdende emancipatie en toenemende economische zelfstandigheid van vrouwen. Er zijn plannen om vooruitlopend op de afschaffing per 2015 op kortere termijn al een korting door te voeren op de partnertoeslag voor lopende gevallen. Een wetsvoorstel daarover is in de loop van 2010 behandeld in het parlement. Strekking van het wetsvoorstel was om de partnertoeslag in alle gevallen met 8 procent te korten met ingang van 1 januari 2011. De korting zou niet worden toegepast als het inkomen van een huishouden lager was dan 110 procent van het wettelijk minimum inkomen (ongeveer 20.000 euro). Uiteindelijk is de maatregel in deze vorm niet doorgegaan. De Eerste Kamer heeft het wetsvoorstel op 21 december 2010 tegengehouden. De Eerste Kamer vindt dat de maatregel op te korte termijn zou worden ingevoerd en dat gezinnen met lagere inkomens te hard zouden worden geraakt. Minister Kamp gaat een voorstel doen om de maatregel aan te passen en stelt daarbij de invoering uit tot 1 juli 2011. FVP-regeling beëindigd De FVP-bijdrageregeling stopt definitief. Werknemers die op of na 1 januari 2011 WW-gerechtigd worden, komen niet langer in aanmerking voor een FVP-bijdrage. De Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP) heeft bovendien op 20 mei 2010 in een persbericht laten weten dat er waarschijnlijk een substantiële korting zal worden toegepast op de FVP-bijdrage voor werknemers die in het jaar 2010 in de WW instromen. De belangrijkste oorzaak voor deze maatregelen is de sterke stijging van het aantal WW-uitkeringen. Hierdoor slinkt het vermogen van het fonds sneller dan verwacht. De korting was al eerder aangekondigd en wordt op dit moment geschat op ongeveer 50 procent. Werknemers die vóór 1 januari 2010 in de WW zijn ingestroomd, krijgen nog een volledige bijdrage. Als voorzorgsmaatregel tegen een eventueel vermogenstekort wordt de betaling van de FVP-bijdrage aan werknemers die in 2010 werkloos zijn geworden, opgeschort tot uiterlijk 1 januari 2014.
0.4
Wetswijziging betreffende het Multi-Opf De Eerste Kamer heeft op 11 mei 2010 ingestemd met het wetsvoorstel op grond waarvan meerdere ondernemingspensioenfondsen kunnen fuseren tot één Multi-Opf. De wet is op 10 juni 2010 gepubliceerd in het Staatsblad en de dag daarop in werking getreden. De Stichting Opf (voor ondernemingspensioenfondsen) is initiatiefnemer voor de wetswijziging en heeft op haar website een handleiding gepubliceerd voor ondernemingspensioenfondsen die van de nieuwe wettelijke mogelijkheid gebruik willen maken. De totstandkoming van de Pensioenfederatie PPF is lid van Stichting Opf, de koepelorganisatie voor ondernemingspensioenfondsen. In het verslagjaar heeft Stichting Opf, samen met de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen (VB) en de Unie van Beroepspensioenfondsen, de Pensioenfederatie opgericht. De Pensioenfederatie treedt voortaan op als koepelorganisatie van alle pensioenfondsen in Nederland. Het Europese ‘Groenboek pensioenen’ De Europese Commissie presenteerde op 7 juli 2010 het ‘Groenboek pensioenen’. Met het ‘Groenboek pensioenen’ wil zij een discussie starten over de Europese pensioenstelsels. Het doel is om voor alle lidstaten tot een adequaat en houdbaar pensioenstelsel te komen dat voldoende zekerheden biedt. De Europese Commissie heeft alle geïnteresseerde partijen uitgenodigd te reageren op de onderwerpen die het groenboek aan de orde stelt. Dit zijn onder meer: • de balans tussen een adequaat pensioenniveau en de betaalbaarheid van pensioenregelingen; • de vorm en uitvoering van een Europees toezicht op pensioenuitvoerders; • de vorm en toepassing van Europese financiële kaders voor pensioenuitvoerders; • de wijze waarop de verscheidenheid aan pensioensystemen de mobiliteit van werknemers tussen lidstaten zo min mogelijk belemmert.
Melding als bedoeld in artikel 96 van de Pensioenwet PPF is wettelijk verplicht de volgende melding te doen. In het verslagjaar is bij PPF geen sprake geweest van: • Het opleggen van dwangsommen en boetes door de toezichthouder; • Een aanwijzing van de toezichthouder als bedoeld in artikel 171 van de Pensioenwet; • De aanstelling van een bewindvoerder door de toezichthouder als bedoeld in artikel 173 van de Pensioenwet; • De beëindiging van de situatie, bedoeld in artikel 172 van de Pensioenwet, waarin de bevoegdheidsuitoefening van alle of bepaalde organen van een pensioenfonds is gebonden aan toestemming van de toezichthouder. In het verslagjaar was wel sprake van: • Een kortetermijnherstelplan als bedoeld in artikel 140 van de Pensioenwet; • Een langetermijnherstelplan als bedoeld in artikel 138 van de Pensioenwet. PPF is in het laatste kwartaal van 2008 in een situatie van dekkingstekort geraakt. Daarom zijn een kortetermijnherstelplan en een langetermijnherstelplan opgesteld. Deze zijn op 31 augustus 2009 goedgekeurd door DNB. PPF raakte eind augustus 2010 kortstondig opnieuw in dekkingstekort. PPF volgt echter nog steeds het in het herstelplan uitgezette beleid. Ultimo 2010 bevond de dekkingsgraad van het fonds zich licht boven het niveau van het herstelplan (112,3 procent ten opzichte van 111,6 procent).
28
jaarverslag 2 0 1 0 stichti n g perso n eelspe n sioe n fo n ds cordares
0.5
Rapportages van de compliance officer en de visitatiecommissie en het oordeel van het verantwoordingsorgaan
Rapportage van de compliance officer De compliance officer van PPF heeft over het verslagjaar gerapporteerd over de naleving van de gedragscode door de bestuurders van PPF. De compliance officer rapporteerde dat in het afgelopen jaar, gelet op de ontvangen informatie, geen onregelmatigheden of bijzonderheden waren met betrekking tot de naleving van de voor hen geldende gedragscode.
Visitatiecommissie Het interne toezicht van PPF is opgedragen aan een visitatiecommissie. De visitatiecommissie bestaat uit drie deskundige, onafhankelijke leden. De visitatiecommissie heeft de volgende taken: • het beoordelen van de beleids- en bestuursprocedures; • bestuursprocessen en de checks & balances binnen PPF; • het beoordelen van de wijze waarop het bestuur het fonds aanstuurt en het beoordelen van de wijze waarop het bestuur omgaat met de risico’s op lange termijn. Samenvatting rapportage visitatiecommissie De visitatiecommissie heeft over 2010 een visitatie uitgevoerd. Hieronder is een samenvatting van haar rapport opgenomen. In mei 2011 heeft de visitatiecommissie, bestaande uit Nelly Altenburg, Henriëtte de Lange en Frank Verschuren, haar derde visitatierapport uitgebracht. Het bestuur van het personeelspensioenfonds Cordares heeft ervoor gekozen ieder jaar een visitatie te laten plaatsvinden. Over 2008 is, als start van deze jaarlijkse rondes, een algehele visitatie uitgevoerd, waarvan in het jaarverslag 2008 verslag is gedaan. In de jaren daarop is, volgens afspraak, op deelonderwerpen gevisiteerd. Voor de visitatie over het boekjaar 2010 heeft het bestuur van het PPF de keuze laten vallen op de volgende deelonderwerpen: • de communicatie; • de uitvoering van het pensioenbeheer; • risicomanagement; • vermogensbeheer. Vanuit deze onderwerpen, en gebaseerd op de PFG-principes van de STAR, heeft de commissie haar visitatie uitgevoerd. Als intake en eerste oriëntatie vond een gesprek plaats tussen de voorzitter van de visitatiecommissie en de fungerend voorzitter van het PPF. Hierna is een plan van aanpak opgesteld en na goedkeuring hiervan, is de visitatie gestart met de bestudering van de opgevraagde documentatie. Vervolgens zijn er, veelal met meerdere personen tegelijk, negen interviews gehouden. De bevindingen, conclusies en aanbevelingen van de visitatiecommissie zijn neergelegd in een conceptrapport, dat met het bestuur is besproken. De opmerkingen uit deze terugkoppeling zijn verwerkt in een eindrapport. De visitatiecommissie heeft in een plezierige sfeer kunnen werken en zonder uitzondering prettige en open gesprekken gevoerd. Bevindingen, conclusies en aanbevelingen De visitatiecommissie ziet het bestuur van het PPF als een professioneel en deskundig bestuur dat zakelijk en kritisch is naar zichzelf en alle partijen met wie het te maken heeft. Het bestuur opereert efficiënt op basis van een strategische jaaragenda en is evenwichtig en zorgvuldig in de belangenafwegingen die het moet maken.
29
0.5
Het bestuur heeft de ambitie een ‘modelbestuur van een modelfonds’ te zijn. De visitatiecommissie ziet het bestuur steeds professioneler optreden en ziet dat het bestuur zich, zoveel als dat kan gelet op de specifieke positie van het PPF, onafhankelijk opstelt. Ook is er continu aandacht voor de eigen ontwikkeling en voor deskundigheidsbevordering. In de ogen van de visitatiecommissie bevordert dit alles het realiseren van de, forse, ambitie van het bestuur, maar er is nog meer nodig om de geschetste ambitie te bereiken. De visitatiecommissie doet hiervoor een aantal aanbevelingen aan het bestuur. De visitatiecommissie beoordeelt de inspanningen op het terrein van de communicatie, vooral waar het gaat om de activiteiten, als positief. De commissie vraagt wel meer aandacht voor de beleidsmatige aspecten van communicatie en de doelstellingen die het bestuur op dit terrein wil realiseren. De visitatiecommissie vindt het positief dat het fonds het verantwoordingsorgaan meer wil betrekken bij de communicatie en zich door een klankbordgroep wil laten bijstaan. De visitatiecommissie geeft het fonds wel in overweging vaker stil te staan bij de vraag of de deelnemers die door een bestuursbesluit geraakt worden, gericht geïnformeerd kunnen worden, zodat het effect groter is. Het bestuur van PPF besteedde het afgelopen jaar veel aandacht aan de pensioenuitvoering, waardoor zijn inzicht in de problemen waar het pensioenbedrijf mee kampt, verder is vergroot. Mede hierdoor konden een aantal verbeteringen worden doorgevoerd. De aansturing door het fondsbestuur is voortvarend ter hand genomen en de verwachting is dat op afzienbare termijn de administratie geheel op orde zal zijn. In haar rapport brengt de visitatiecommissie nog een aantal aandachtspunten, onder meer over het terugdringen van de uitvoeringskosten, naar voren. Ook op het terrein van het risicomanagement hebben zich de afgelopen periode veel gunstige ontwikkelingen voorgedaan en het bestuur heeft zich hiermee intensief beziggehouden. De visitatiecommissie heeft waardering voor het resultaat van de bestuursinspanningen. De commissie ziet desondanks nog wel uitdagingen voor het bestuur. Het is van belang meer focus aan te brengen in het risicomanagement en dit, gegeven de andere bestuursverantwoordelijkheden, proportioneel aandacht te geven. Daarnaast acht de visitatiecommissie het belangrijk een van de belangrijkste risico’s van het fonds, de houdbaarheid en de toekomst van het fonds, voortvarend te managen. De visitatiecommissie meent dat, hoewel de deskundigheid van het bestuur hier nog wel kan verbeteren, het bestuur op kritische wijze het vermogensbeheer aanstuurt en zijn eigen koers volgt waar dat kan. Minder positief is de visitatiecommissie over de beleggingsadviescommissie (BAC) en de aandacht die deze heeft voor de advisering aan PPF en het eigen beleggingsbeleid van PPF. In de ogen van de visitatiecommissie draagt zowel de huidige samenstelling, als de taakopvatting van de beleggingsadviescommissie onvoldoende bij aan het vergroten van de countervailling power en deskundigheid van het bestuur als geheel. De visitatiecommissie kan zich voorstellen dat de wijze waarop het bestuur zich in dit verband laat adviseren, nader wordt bezien. Reactie van het bestuur op de rapportage van de visitatiecommissie Het bestuur vindt het waardevol dat het periodiek een spiegel wordt voorgehouden over de wijze waarop het pensioenfonds wordt aangestuurd. De visitatiecommissie vormt hierin een waardevolle factor. De wijze waarop de commissie zijn visitatie heeft uitgevoerd, heeft het bestuur opnieuw als constructief ervaren. Wij zijn vooral te spreken over de aanpak van de commissie en openhartige wijze waarop de commissie met het bestuur spreekt over de voorlopige bevindingen, conclusies en aanbevelingen. Dit leidt tot een nog beter begrip van hoe het bestuur en de commissie, elk vanuit hun eigen positie, aankijken tegen de onderwerpen waarop de visitatie betrekking heeft.
30
jaarverslag 2 0 1 0 stichti n g perso n eelspe n sioe n fo n ds cordares
0.5
Uit de bevindingen van de commissie blijkt dat zij vindt dat het bestuur op de goede weg is. Dit is een belangrijke constatering want een pensioenfonds is juist in deze roerige tijden gebaat bij goed bestuur. Het bestuur is blij met deze (nagestreefde) vooruitgang en herkent zich in de volgende punten die nog voor verbetering vatbaar zijn. Communicatie is een kerntaak van een pensioenfonds. Juist door effectieve communicatie kunnen belanghebbenden inzicht verwerven in hun verwachte pensioensituatie en zelf indien nodig tijdig aanvullende actie te ondernemen. De aanbevelingen, die de commissie doet ter verbetering van de communicatie, zullen in de loop van 2011 worden besproken in de bestuurscommissie voor communicatie. Deze bestuurscommissie hebben wij ingesteld naar aanleiding van eerdere aanbevelingen van de visitatiecommissie. De aanbevelingen vormen vervolgens belangrijke input voor de verdere ontwikkeling van het communicatiebeleid. Een pensioenfonds dient te beschikken over de diensten van een kwalitatief hoogwaardig pensioenuitvoeringsbedrijf. Het bestuur legt daarbij de lat hoog, hetgeen verklaarbaar is voor een pensioenfonds waarvan de meeste deelnemers zelf werkzaam zijn bij een dergelijk bedrijf. Daarmee kan, in sommige gevallen, de beperkte financiële draagkracht van een relatief klein pensioenfonds als PPF op gespannen voet komen te staan. In haar rapportage wijst de commissie op een aantal belangrijke punten die het bestuur bij het streven naar kostenbeheersing oog nadrukkelijker ter harte kan nemen. Dit sluit aan bij het beleid van het bestuur waarin uitvoeringskosten een belangrijk aandachtspunt zijn. Iedere pensioenregeling brengt risico’s met zich mee. Het onderkennen van de risico’s, de risicobeheersing en -monitoring nemen de laatste jaren een steeds prominentere plaats in op de bestuurlijke agenda. Het bestuur acht een relatief grote aandacht voor risicobeleid noodzakelijk, gelet op borging van de belangen van (gewezen) deelnemers en gepensioneerden en ook de nadruk die de wettelijke toezichthouder hierop legt (zie ook DNB toezichtthema 2011 “Beter risicomanagement”). Uit de rapportage spreekt waardering van de commissie voor de wijze waarop het bestuur dit onderwerp centraal stelt bij het besturen van het pensioenfonds. Het bestuur waardeert de aandacht van de commissie voor dit onderwerp en ziet in de aanbevelingen van de commissie een stimulans om verdere focus in zijn risicobeleid aan te brengen. Bijzondere aandacht zal het bestuur hierbij geven aan de advisering vanuit de beleggingsadviescommissie. Het bestuur zal de hiervoor genoemde punten, maar ook de overige punten die worden genoemd in de rapportage van de commissie, betrekken bij zijn verdere beleidontwikkeling en bij de aansturing van het pensioenfonds.
Oordeel van het verantwoordingsorgaan Het verantwoordingsorgaan heeft op basis van artikel 5 van het Reglement Verantwoordingsorgaan onder meer tot taak een algemeen oordeel te geven over: • het handelen van het bestuur aan de hand van het jaarverslag, de jaarrekening en andere informatie, waaronder de bevindingen van de visitatiecommissie; • het door het bestuur gevoerde beleid in het afgelopen kalenderjaar; • het beleid voor de toekomst; • de wijze waarop het bestuur invulling geeft aan goed pensioenfondsbestuur als bedoeld in artikel 33 van de Pensioenwet. Bovendien kan het verantwoordingsorgaan advies geven over onder meer het beleid ten aanzien van intern toezicht, de klachtenprocedure en het communicatiebeleid. Het oordeel van het verantwoordingsorgaan is hierna opgenomen, evenals de reactie hierop van het bestuur.
31
0.5
Verklaring bij de jaarstukken Om tot een oordeel te kunnen komen heeft het verantwoordingsorgaan onder meer kennis genomen van: • de jaarstukken 2010; • het beleggingsplan 2010; • de geldende ABTN; • de bevindingen van de visitatiecommissie. In een gezamenlijke bijeenkomst van het bestuur en het verantwoordingsorgaan heeft het bestuur op afdoende wijze antwoorden en toelichtingen gegeven op vragen van het verantwoordingsorgaan ten aanzien van de jaarstukken. Oordeel Het verantwoordingsorgaan heeft te maken met een deskundig pensioenfondsbestuur dat de belangen van alle belanghebbenden in 2010 op een evenwichtige wijze heeft behartigd. Het verantwoordingsorgaan stelt vast dat het bestuur op een verantwoorde wijze is omgegaan met de ontwikkelingen die zich in het verslagjaar hebben voorgedaan. Adviezen en aanbevelingen Het verantwoordingsorgaan verwacht van het bestuur dat het de aanbevelingen van de visitatiecommissie op de besproken wijze zal gaan benutten. Het verantwoordingsorgaan verzoekt het bestuur in het risicobeleid focus te leggen op de grootste risicopunten. Het verantwoordingsorgaan dringt er voorts op aan dat het bestuur zich in zijn rol van opdrachtgever nog zakelijker en kritischer opstelt bij de uitbesteding van zowel de pensioenadministratie als het vermogensbeheer. Dit betreft zowel de bewaking van de kwaliteit als van de kosten. De visitatiecommissie concludeert dat binnen het bestuur, gelet op zijn ambities om een modelfonds te zijn, deskundigheid op het gebied van beleggingsbeleid breder aanwezig zou dienen te zijn. Ook constateert de visitatiecommissie dat de beleggingsadviescommissie niet naar tevredenheid functioneert. Het verantwoordingsorgaan adviseert daarom de vacature binnen het bestuur zo spoedig mogelijk in te vullen, waarbij het nieuw aan te stellen bestuurslid met name over voldoende kennis van financiën en beleggingen zal dienen te beschikken. Het verantwoordingsorgaan verwacht tevens dat het bestuur een betere taakvervulling verlangt van de beleggingsadviescommissie. Uit de rapportages blijkt dat de processen rond het vaststellen van de premie en het toekennen van toeslagverlening dit jaar moeizaam zijn verlopen. Het verantwoordingsorgaan vertrouwt erop dat het bestuur lering heeft getrokken uit de gang van zaken, zodat het besluitvormingsproces in de komende jaren soepeler zal verlopen. Het verantwoordingsorgaan zal met interesse kennisnemen van de ideeën die binnen het bestuur leven om het communicatiebeleid verder vorm te geven, mede in het licht van de grote veranderingen die in het Nederlandse pensioenstelsel in de komende jaren gaan plaatsvinden. Het verantwoordingsorgaan wil hierbij een actieve ondersteuning bieden vanuit zijn in het reglement vastgelegde adviesfunctie. Een uitnodiging hiertoe vanuit het bestuur wordt met belangstelling tegemoet gezien.
32
jaarverslag 2 0 1 0 stichti n g perso n eelspe n sioe n fo n ds cordares
0.5
Tot slot blijft het verantwoordingsorgaan geïnteresseerd in de visie van het bestuur op de toekomst van PPF. De betaalbaarheid en de houdbaarheid van de regeling vormt een belangrijk punt van zorg, mede in relatie tot de omvang van het fonds. Het bestuur zal dit onder de aandacht moeten brengen bij de partijen die werken aan de uitwerking van de harmonisatie van de arbeidsvoorwaarden. Ook in de communicatie met de deelnemers verdient de spanning tussen het niveau van de aanspraken en de financiering daarvan aandacht. Voorts moet het bestuur goed oog blijven houden voor de landelijke ontwikkelingen op pensioengebied. Wij vertrouwen erop dat wij de samenwerking met het bestuur in de komende jaren op een goede en nuttige wijze kunnen voortzetten. Amsterdam, 9 juni 2011 Het verantwoordingsorgaan van PPF
Reactie van het bestuur op het oordeel van het verantwoordingsorgaan Het bestuur heeft op 9 juni 2011 kennis genomen van het oordeel van het verantwoordingsorgaan ten aanzien van het gevoerde beleid over het afgelopen jaar. Een aantal punten dat het verantwoordingsorgaan aan de orde stelt, maakt tevens deel uit van de bevindingen van de visitatiecommissie. Het bestuur zal deze punten betrekken bij zijn verdere beleidontwikkeling en bij de aansturing van het pensioenfonds. Het verantwoordingorgaan wijst op het belang van het behoud van de deskundigheid binnen het bestuur. Het bestuur erkent het toenemende belang van deskundige bestuurders en richt zich op het implementeren van de laatste inzichten vanuit de pensioensector en het toezicht op het terrein van bestuursdeskundigheid in het PPF-beleid. Een voorbeeld hiervan is de selectie van nieuwe bestuursleden op basis van een profiel waarin deskundigheid en competenties expliciet worden vermeld en de aandacht binnen het bestuur voor opleiding en training. Het verantwoordingsorgaan heeft het bestuur opgeroepen om nog meer beroep te doen op het verantwoordingsorgaan bij de beleidsvorming over communicatie. Het bestuur waardeert de bijdrage die het verantwoordingsorgaan hieraan kan leveren en zal hier op korte termijn praktische invulling aan geven. De houdbaarheid en uitvoerbaarheid van de pensioenvoorziening vormt een belangrijk aandachtsterrein van het bestuur, waarover het bestuur graag een goede dialoog onderhoudt met de betrokken sociale partners. De zorg van het bestuur hiervoor komt tot uitdrukking in de werkzaamheden van de bestuurlijke commissie Houdbaar Pensioen. In juni 2011 heeft het bestuur partijen bij de CAO Cordares op de hoogte gesteld van de eerste bevindingen van deze commissie. Het bestuur is het verantwoordingsorgaan erkentelijk voor zijn betrokkenheid in inzet voor een goed functioneren van het pensioenfonds. Wij zien uit naar een voortzetting van de constructieve en open gedachtewisseling.
33
0.6
Beheersing van de risico’s In dit hoofdstuk wordt het risicobeleid van PPF uiteengezet. Om de risico’s in kaart te brengen, gebruikt het fonds verschillende risicocategorieën. In het onderstaande schema is deze verdeling naar categorieën schematisch weergegeven. Financiële risico’s Niet-financiële risico’s Matching-/renterisico Omgevingsrisico Marktrisico Operationeel risico Kredietrisico Uitbestedingsrisico Verzekeringstechnisch risico IT-risico Integriteitsrisico Juridisch risico
Hieronder worden de afzonderlijke risicocategorieën nader toegelicht en wordt over de werking van de geïmplementeerde beheersmaatregelen gerapporteerd.
Financiële risico’s Matchingrisico Het matchingrisico vloeit voort uit de verschillen die bestaan tussen de pensioenverplichtingen van het fonds en de beleggingen. Dat betreft onder meer verschillen in inflatie- en rentegevoeligheid, het valutarisico van de beleggingen en de liquide middelen. Periodieke afstemming beleggingen en pensioenverplichtingen De matchingrisico’s worden periodiek geanalyseerd door middel van een Asset Liability Management (ALM)-studie. In een ALM-studie worden de beleggingen en de pensioenverplichtingen op elkaar afgestemd. Aan de hand daarvan maakt het bestuur keuzes ten aanzien van de beleggingen en stelt jaarlijks een beleggingsplan op. In 2010 heeft het bestuur een ALM-studie laten uitvoeren. Dat leidde tot een strategische asset-allocatie. PPF wil de matchingrisico’s zo veel mogelijk afdekken. Het uitgangspunt hierbij is een optimaal premieen pensioenresultaat en een zo laag mogelijke kans op onderdekking. Voortdurende monitoring beleggingsplan en risicostructuur Gedurende het verslagjaar heeft voortdurend monitoring plaatsgevonden op het beleggingsplan en de risicostructuur van het fonds. Hiervoor is een risicomodel gebruikt waarmee de gevoeligheden naar marktfactoren van de beleggingsportefeuille inzichtelijk zijn gemaakt. Het bestuur is elk kwartaal over de voortgang en resultaten van de beleggingen geïnformeerd door de uitvoerder van het vermogensbeheer. In de continuïteitsanalyse die in 2009 is uitgevoerd, is vastgesteld dat het premiebeleid, het toeslagbeleid en het beleggingsbeleid van het fonds voldoen aan de eisen van de toezichthouder. De continuïteitsanalyse verschaft inzicht in de financiële risico’s op langere termijn en is gebruikt om het premie- en toeslagbeleid te onderbouwen. Op basis van de uitkomsten van deze analyses stelt het bestuur beleid vast ten aanzien de beheersing van de matchingrisico’s. Renterisico Naar aanleiding van de ALM-studie die in 2010 is uitgevoerd, heeft het bestuur besloten om de strategische renteafdekking voor de lange termijn te handhaven op 75 procent. De renteafdekking zal worden uitgebreid naar het strategische niveau, afhankelijk van het niveau van de dertigjaarsswaprente.
34
jaarverslag 2 0 1 0 stichti n g perso n eelspe n sioe n fo n ds cordares
0.6
Ultimo 2010 is het renterisico voor circa 48 procent afgedekt (ultimo 2009: 53 procent). Dit betekent dat bij potentiële renteschokken het gezamenlijke effect hiervan op vastrentende waarden en pensioenverplichtingen voor 48 procent is geneutraliseerd. De daling van het afdekkingspercentage komt doordat, met het verstrijken van de tijd, duration uit de bestaande swapportefeuille loopt. Daarnaast is het afdekkingspercentage afgenomen doordat de sterftegrondslagen in de loop van 2010 zijn aangepast en is, ten gevolge van de toetreding van nieuwe deelnemers, de verplichtingenstructuur gewijzigd. Valutarisico De valutarisico’s op beleggingen in Amerikaanse dollars, Britse ponden en Japanse yen van de beleggingsportefeuille van PPF is door middel van valutatermijncontracten grotendeels afgedekt. Overige valuta’s worden niet afgedekt vanwege de veelal geringe omvang van de posities en omdat (kosten)efficiënte uitvoering van de afdekking slecht mogelijk is. Daarnaast is vanwege diversificatie het valutarisico van meerdere kleine posities gering. In de ALM–studie is een analyse uitgevoerd naar de uitbreiding van de valuta-afdekking met de Australische en Canadese dollar. Uit deze analyse is gebleken dat het additionele afdekkingsbeleid van de posities uitgedrukt in Australische en Canadese dollars slechter uitpakt dan het huidige beleid. Ultimo 2010 resteert een valutarisico op 17,1 procent van het belegd vermogen (ultimo 2009: 18,4 procent). Inflatierisico Het bestuur wil de inflatiegevoeligheid van de beleggingen in lijn brengen met die van de pensioenverplichtingen. Het is immers de ambitie van het fonds om de ontwikkeling van de looninflatie te volgen. In de beleggingsportefeuille wordt dit nagestreefd door inflatiegerelateerde beleggingen toe te voegen aan de beleggingsportefeuille. Deze beleggingscategorieën bewegen, als wordt gemeten over een langere periode, in zekere mate mee met de inflatiebeweging en bieden een gedeeltelijke bescherming tegen inflatie. Dit zijn inflatiegerelateerde obligaties, aandelen, grondstoffen en vastgoed. In het beleggingsplan 2011 wordt tevens voorzien in allocatie voor infrastructuur. Een onderdeel van de ALM-studie die in 2010 is uitgevoerd, was het analyseren van de invloed van inflatie op de beleggingsportefeuille en het nemen van aanvullende maatregelen. Het bestuur heeft naar aanleiding van deze studie besloten om voor de korte termijn geen inflatieafdekking in overlay-vorm in te richten. Liquiditeitsrisico Dit is het risico dat liquiditeitstekorten optreden als gevolg van het onvoldoende op elkaar afgestemd zijn van de timing en omvang van inkomende en uitgaande kasstromen. Uit de ALMstudie volgt de strategische asset allocatie waaruit de weging naar de verschillende beleggingscategorieën in het jaarlijkse beleggingsplan resulteert. Daarbij wordt rekening gehouden met de periodieke kasstromen die door de beleggingen worden gegenereerd om de terugkerende verplichtingen mee te voldoen. Ook is dit het risico dat bij extreme marktontwikkelingen de contractuele bijstortingsverplichtingen uit hoofde van derivatenposities kunnen leiden tot gedwongen verkoop van beleggingen. Ten behoeve van de liquiditeitsbehoefte van PPF worden liquiditeiten aangehouden. Ook wordt een deel van de beleggingsportefeuille belegd in beleggingscategorieën die op relatief eenvoudige wijze zijn om te zetten in liquiditeiten.
35
0.6
Marktrisico Het marktrisico ontstaat doordat de waarde van de beleggingen fluctueert met macroeconomische ontwikkelingen en de markt. Evenwichtige verdeling beleggingen Bij de strategische asset-allocatie streeft PPF naar een goede afweging tussen risico en rendement. Er is een evenwichtige verdeling over beleggingscategorieën. Daarbij is gebruikgemaakt van de vastgestelde bandbreedtes voor alle afzonderlijke beleggingscategorieën. Ten aanzien van de beleggingen in aandelen is gezorgd voor een evenwichtige verdeling over regio’s en sectoren. Tevens zijn begrenzingen gesteld ten aanzien van de instrumenten waarin is belegd en de maximale posities die zijn ingenomen. Kredietrisico Het kredietrisico is het risico dat een debiteur niet aan haar rente- en aflossingsverplichtingen kan voldoen. Spreiding over tegenpartijen PPF heeft de beleggingen in schuldpapier en verstrekte kredieten gespreid over verschillende tegenpartijen. Binnen de portefeuille van vastrentende waarden is bijna uitsluitend belegd in de investment grade-categorie. Dit is de categorie van vastrentende waarden met een hoge kredietwaardigheid. In de categorie non-investment grade is beperkt geïnvesteerd. Om het risico ten aanzien van de tegenpartij te beheersen bij swaps, wordt gebruikgemaakt van collateral management. Collateral management is het verzorgen van het beheer van zekerheden die als onderpand dienen voor verstrekte kredieten. Voor verstrekte kredieten ontvangt het fonds zekerheden (zoals contanten of obligaties), waardoor de schade beperkt blijft als een tegenpartij zijn verplichting niet kan nakomen. De onzekerheden in de financiële markten werden in 2010 sterk beïnvloed door toegenomen zorgen over de kredietwaardigheid van overheden. Vooral in een aantal Europese landen, Portugal, Italië, Ierland, Griekenland en Spanje (de zogenaamde PIIGS-landen), is de houdbaarheid van de overheidsfinanciën in de gevarenzone terecht gekomen. Hoewel de onrust over de Griekse crisis in het midden van het jaar weer wat afnam, bleven de markten de gevolgen voelen van de staatsschuldencrisis. De angst dat ook andere landen in problemen zouden komen, werd bewaarheid in november toen Ierland een beroep op financiële steun moest doen. In tabel 4 is de marktwaarde van de beleggingen in staatsobligaties en inflatiegerelateerde obligaties van overheden van deze PIIGS-landen opgenomen. Tabel 4 Marktwaarde beleggingen staatsobligaties en inflatiegerelateerde obligaties in PIIGS-landen ultimo 2010 Classificatie Marktwaarde (in duizenden euro’s) Portugal 251 Italië 23.260 Ierland 358 Griekenland 633 Spanje 3.015 Totaal 27.517
36
jaarverslag 2 0 1 0 stichti n g perso n eelspe n sioe n fo n ds cordares
0.6
Verzekeringstechnisch risico Het verzekeringstechnisch risico omvat de risico’s van negatieve resultaten op de actuariële grondslagen die worden gebruikt bij de vaststelling van de technische voorzieningen van het fonds. De belangrijkste verzekeringstechnische risico’s zijn veranderingen in levensverwachting en de kans op arbeidsongeschiktheid. Prognoses voor levensverwachting De technische voorzieningen van het fonds zijn vastgesteld op basis van de meest recente prognosetafel van het Actuarieel Genootschap (AG). Dit is de Prognosetafel 2010-2060. Op deze tafel worden correctiefactoren toegepast op basis van de Ervaringssterfte 2010, zoals gepubliceerd door Towers Watson, om aan te sluiten met de sterftekansen binnen het fonds. Daarnaast houden wij rekening met een toekomstige sterftetrend die expliciet is opgenomen in de Prognosetafel 2010-2060. Kans op arbeidsongeschiktheid In 2010 is het tarief voor premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid gewijzigd. In de premiestelling is de risicopremie voor premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 3 procent van de actuariële premie in plaats van 6 procent. De risicopremie voor invaliditeitspensioen is vastgesteld op 1 procent van de pensioengrondslag in plaats van 0,75 procent. De overlevingskansen zijn gelijkgesteld met de overlevingskansen voor de overige pensioensoorten. Het fonds houdt voor zowel de premievrije bijboeking bij arbeidsongeschiktheid als voor het invaliditeitspensioen geen rekening met revalidatiekansen. Toetsing grondslagen en solvabiliteit De toetsing van de actuariële grondslagen wordt uitgevoerd en gecertificeerd door een certificerend actuaris. Na afloop van het jaar wordt een technische analyse uitgevoerd om vast te stellen tot welk resultaat de uitgangspunten hebben geleid. Daarnaast wordt elk kwartaal een solvabiliteitstoets uitgevoerd en aan het bestuur gerapporteerd. Daarin wordt vastgesteld of er voldoende reserves aanwezig zijn om de risico’s van een daling van het belegde vermogen en van een rentedaling op te vangen.
Niet-financiële risico’s Omgevingsrisico Het omgevingsrisico is het risico van externe veranderingen op het gebied van onder andere concurrentieverhoudingen, belanghebbenden, reputatie en ondernemingsklimaat. Visitatiecommissie en verantwoordingsorgaan PPF heeft een grote verantwoordelijkheid tegenover de deelnemers aan de pensioenregeling en de pensioengerechtigden. Dit verplicht het fonds tot een transparant en constant toezicht om de belangen van alle betrokken partijen te behartigen. PPF beschikt onder meer over een verantwoordingsorgaan en visitatiecommissie om deze transparantie en dit toezicht te borgen. In 2010 heeft het verantwoordingsorgaan haar oordeel over het handelen van het bestuur gegeven. Dit oordeel en de reactie daarop van het bestuur zijn afzonderlijk in dit jaarverslag opgenomen. De visitatiecommissie van PPF bestaat uit drie externe, onafhankelijke en deskundige leden. De visitatiecommissie heeft in 2010 een visitatie uitgevoerd. De samenvatting van de bevindingen van de visitatiecommissie en de reactie daarop van het bestuur zijn afzonderlijk in dit jaarverslag opgenomen.
37
0.6
Deskundigheid van het bestuur Het bestuur streeft een hoog niveau van deskundigheid na en beschikt in dat kader over een deskundigheidsplan. Het deskundigheidsplan is in 2010 geactualiseerd om de deskundigheid van het bestuur en van ieder individueel bestuurslid op het gewenste niveau te brengen en te houden. In 2009 en 2010 heeft het bestuur de bestaande deskundigheid van alle bestuursleden laten toetsen met een externe toets. Aan de hand van de uitkomsten daarvan bepalen de bestuursleden welke cursussen zij nog zullen volgen om de deskundigheid bij te houden of te vergroten. Deskundigheidsgebieden Het deskundigheidsplan is gebaseerd op zeven door DNB onderscheiden deskundigheidsgebieden. Dit zijn tevens de deskundigheidsgebieden waarop pensioenfondsbesturen zichzelf moeten beoordelen. Voor elk deskundigheidsgebied moeten twee bestuursleden (één van werkgeverszijde en één van werknemerszijde) ervoor zorgen dat hun kennis op dat gebied op het vereiste niveau is en blijft. De verdeling naar deskundigheidsgebied is gemaakt op basis van het reeds aanwezige deskundigheidsniveau en de persoonlijke voorkeuren van elk individueel bestuurslid. De zeven deskundigheidsgebieden zijn: • Het besturen van een organisatie; • Kennis van relevante wet- en regelgeving; • Pensioenregelingen en pensioensoorten; • Financieeltechnische en actuariële aspecten; • Administratieve organisatie en interne controle; • Uitbesteding van werkzaamheden; • Communicatie. DNB gaat uit van twee deskundigheidsniveaus. Wie beschikt over deskundigheidsniveau 1 heeft voldoende kennis van het betreffende deskundigheidsgebied; wie beschikt over deskundigheidsniveau 2 heeft daarnaast ook oordeelkundig vermogen op dat gebied. Voor elk deskundigheidsgebied moeten minimaal twee bestuursleden (één van werkgeverszijde en één van werknemerszijde) ervoor zorgen dat hun deskundigheid op deskundigheidsniveau 2 is en blijft. Hiertoe volgen zij regelmatig opleidingen en cursussen. In onderstaande schema ziet u welke bestuurders op welk gebied beschikken over deskundigheidsniveau 2.
Management
Regelgeving Pensioenen Financiën
•
•
•
•
•
J.D. Abraham
M. Brouwer
•
•
AO/IC Uitbesteding Communicatie
H. Eerdhuijzen
•
R. van Ewijk
•
•
•
•
A.G. Oerlemans
•
•
•
•
•
•
•
A.W.I.M. van der Wurff
•
•
•
•
•
•
•
C.P. van Zanden
•
38
•
•
jaarverslag 2 0 1 0 stichti n g perso n eelspe n sioe n fo n ds cordares
•
0.6
Deskundigheid van het verantwoordingsorgaan De wet stelt geen specifieke eisen aan het deskundigheidsniveau van de leden van het verantwoordingsorgaan. Toch vinden de leden van dit orgaan het belangrijk dat zij op collectief niveau op alle deskundigheidsgebieden (blijven) beschikken over deskundigheidsniveau 1. Hiertoe stelt het bestuur jaarlijks een budget voor opleiding ter beschikking. Maatschappelijke ontwikkelingen PPF volgt nadrukkelijk de maatschappelijke ontwikkelingen en stelt zo nodig zijn beleid hierop bij. Tijdens bestuursvergaderingen zijn actuele ontwikkelingen op het gebied van pensioenen, vermogensbeheer en vastgoed besproken en wordt het bestuur door derden geïnformeerd over relevante maatschappelijke ontwikkelingen. De commissie Houdbaar Pensioen richt zich in het bijzonder op de houdbaarheid van het fonds en op de uitvoerbaarheid van de pensioenregeling. Operationeel risico Het operationeel risico is het risico dat samenhangt met ondoelmatige of ondoeltreffende procesinrichting, procesuitvoering of productontwikkeling. Processen aantoonbaar in control PPF zorgt ervoor dat zijn processen aantoonbaar in control zijn. Daarvoor heeft het fonds met zijn opdrachtnemers, APG Investment Services en Cordares Pensioenen, afgesproken dat deze via een SAS 70-verklaring aantonen in control te zijn. Een externe accountant certificeert de SAS 70-verklaringen. Cordares Pensioenen beschikt over een SAS 70 Type II-verklaring voor de pensioenadministratie over de periode mei tot en met oktober 2010. Voor de kernprocessen van de vermogensbeheerorganisatie van APG is voor 2010 een SAS 70 Type II-verklaring verkregen. Uitbestedingsrisico Dit is het risico dat de continuïteit, integriteit en kwaliteit van het fonds in gevaar komt door aan derden uitbestede activiteiten. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om IT-diensten, operationele processen of ondersteunende diensten. Uitbesteding op basis van risicoanalyse PPF besteedt op basis van een risicoanalyse zijn werkzaamheden uit aan professionele partijen. Deze partijen tonen hun continuïteit en integriteit aan door middel van een in control statement. Door middel van een Service Level Agreement (SLA) zijn met Cordares Pensioenen en APG Investment Services afspraken over de kwaliteit van de dienstverlening gemaakt. Elk kwartaal is aan het bestuur gerapporteerd over de realisatie van de gemaakte prestatieafspraken uit die SLA. IT-risico Het IT-risico is het risico dat bedrijfsprocessen en informatievoorziening onvoldoende ondersteund of beveiligd worden op het gebied van automatisering. Continuïteit en beveiliging PPF beschikt over een IT-ondersteuning waarmee de continuïteit van de bedrijfsprocessen en de beveiliging van de (pensioen)gegevens is geborgd. Het bestuur heeft in 2010 met Cordares Pensioenen afgesproken dat deze jaarlijks rapporteert over de werking van de IT-strategie en het IT-beleid. Het IT-bedrijf van de pensioenadministratie beschikt over het certificaat van de Code voor informatiebeveiliging. Tevens hebben de opdrachtnemers een actueel calamiteitenplan. Deze is begin 2011 succesvol getest door het simuleren van een calamiteit. Zowel het rekencentrum als de belangrijkste processen werden hiervoor op een uitwijklocatie herstart. Er is voorts een change management-proces, waarmee elke wijziging in de IT-infrastructuur op gecontroleerde wijze wordt afgehandeld. Gebleken is dat gedurende het verslagjaar in een beperkt aantal gevallen niet alle
39
0.6
beheersmaatregelen volledig zijn nageleefd. De uitvoerder van het pensioenbeheer heeft in verband hiermee nader onderzoek gedaan. Het onderzoek had betrekking op de vraag of daardoor onbeheersbare risico’s zijn opgetreden. Dit bleek niet het geval te zijn. Dit vormt desalniettemin voor de uitvoerder aanleiding om de bij het change management-proces geldende procedures aan te scherpen. Deze aanscherping zal plaatsvinden in de loop van 2011. Integriteitsrisico Dit is het risico dat de integriteit van het fonds negatief wordt beïnvloed door niet-integere, onethische gedragingen van de organisatie of zijn medewerkers. De norm die hierbij gehanteerd wordt, berust op de bepalingen in wet- en regelgeving en de door het fonds zelf opgestelde normen. Compliancerisico’s worden hieronder ook verstaan. Naleving wettelijke en fondseigen normen Alle bestuurders van PPF hebben een gedragscode ondertekend over integer handelen en gedrag. Een compliance officer ziet toe op de naleving hiervan en heeft hierover in 2010 gerapporteerd. Nieuwe bestuurders worden daarnaast door PPF getoetst op betrouwbaarheid en integriteit. De toezichthouder toetst nieuwe bestuursleden op betrouwbaarheid en deskundigheid. Over het gevoerde beleid legt het bestuur verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan. Daarnaast heeft de visitatiecommissie onderzoek gedaan naar de bestuurlijke processen en structuren, alsmede het bestuursbeleid op de lange termijn. Haar bevindingen zijn apart opgenomen in dit jaarverslag. Integriteit opdrachtnemers De opdrachtnemers van het fonds beschikken over een integriteitsbeleid, waarin maatregelen zijn opgenomen om de integriteit van de medewerkers die zijn betrokken bij de uitvoering van het vermogensbeheer en het pensioenbeheer te waarborgen. Zo hanteren beide uitvoerders interne gedragscodes voor het personeel en hebben alle medewerkers van APG Investment Services de AFM-insiderscode ondertekend. Controle op naleving daarvan is (gedeeltelijk) extern belegd. Over de werking van het integriteitsbeleid wordt aan het bestuur gerapporteerd. Juridisch risico Het juridische risico heeft betrekking op de veranderingen in en de naleving van wet- en regelgeving en de mogelijkheid dat het fonds wordt bedreigd in zijn rechtspositie. Hierbij geldt dat rekening wordt gehouden met de mogelijkheid dat contractuele bepalingen niet afdwingbaar of correct zijn gedocumenteerd. Advisering over wet- en regelgeving PPF heeft de advisering over de wet- en regelgeving uitbesteed aan een professionele partij met aantoonbare deskundigheid en ervaring. Het bestuur van PPF laat zich periodiek informeren over de voorgenomen wijzigingen in wet- en regelgeving en de consequenties daarvan. De opdrachtnemers van het fonds beschikken over medewerkers met langjarige ervaring en expertise op het gebied van de wet- en regelgeving. Het bestuur vertrouwt erop dat in 2011 de dienstverlening van de pensioenadministratie een verder stijgende lijn vertoont.
40
jaarverslag 2 0 1 0 stichti n g perso n eelspe n sioe n fo n ds cordares
0.7
Beleggingsbeleid en -resultaten Bij de vaststelling en de uitvoering van het beleggingsbeleid van PPF staan de belangen van de deelnemers en pensioengerechtigden centraal. Daarom belegt PPF de beschikbare middelen van het fonds op een verantwoorde en solide wijze. Om de langetermijndoelstellingen van het fonds te kunnen realiseren, gaat het beleggingsbeleid uit van een optimale afweging tussen risico en rendement. Het bestuur van PPF geeft hierbij de grenzen van het beleggingsbeleid aan.
Asset Liability Management (ALM) Het strategische beleggingsbeleid van PPF wordt elke drie of vier jaar vastgelegd. De uitgangspunten van het beleggingsbeleid zijn gebaseerd op de uitkomsten van een ALM-studie. Heroverweging strategisch beleggingsbeleid In 2010 heeft het bestuur een nieuwe ALM-studie laten uitvoeren waarbij onder meer het strategische beleggingsbeleid is heroverwogen. Naar aanleiding van de ALM-studie heeft het bestuur besloten om de portefeuille met alternatieve beleggingen verder uit te breiden met de beleggingscategorieën infrastructuur en opportunities. Opportunities zijn beleggingen die niet te classificeren zijn binnen één van de traditionele beleggingscategorieën. Bestaande beleggingen binnen deze categorie omvatten onder meer investeringen in intellectueel eigendom zoals muziekrechten en in verzekeringsgerelateerde obligaties zoals catastrophe bonds. Daarnaast was de ALM-studie aanleiding voor het bestuur om te besluiten tot een kleine verschuiving in de strategische portefeuille van bedrijfsobligaties naar inflatiegerelateerde obligaties. Het bestuur heeft beleggingen in opportunities opgenomen in de strategische beleggingsmix maar heeft besloten in 2011 nog niet daadwerkelijk daarin te beleggen in afwachting van meer achtergrondinformatie en nadere analyses over deze beleggingscategorie van de vermogensbeheerder. Beleggingsmix voor 2011 en lange termijn Het strategische beleid dat volgt uit de ALM-studie is het vertrekpunt voor het jaarlijkse beleggingsplan. Het vastgestelde beleggingsbeleid voor 2011 voorziet in de voortzetting van de invulling van de strategische allocatie naar alternatieve beleggingscategorieën. In tabel 5 zijn de beleggingsmix voor de lange termijn en de beleggingsmix voor 2011 schematisch weergegeven. Tabel 5 Strategische beleggingsmix voor de lange termijn en voor 2011 (in procenten)
Beleggingscategorie
Beleggingsmix op de lange termijn
Beleggingsmix voor 2011
15
15
Staatsobligaties Index leningen Credits
8
5
21
24
Vastrentende waarden
44
44
Aandelen ontwikkeld Aandelen opkomend
26
30
5
5
Aandelen
31
35
Vastgoed Alternatieve categorieën
10
10
15
11
100
100
Totaal
41
0.7
Afdekking van het renterisico PPF heeft in zijn beleid ten aanzien van het afdekken van het renterisico als doelstelling opgenomen dat het renterisico voor 75 procent wordt afgedekt. Ook dit beleid is in de ALM-studie getoetst. Het werkelijke afdekkingspercentage blijft achter bij de strategische doelstelling. Het percentage waarmee de nettopensioenverplichtingen zijn afgedekt, is het afgelopen jaar teruggelopen van circa 53 procent eind 2009 naar circa 48 procent eind 2010. De daling van het afdekkingspercentage kent twee oorzaken. Enerzijds leidt de langere verwachte levensduur van de deelnemers tot een toename van de pensioenverplichtingen. Anderzijds neemt de looptijd van de swapportefeuille af, simpelweg door het verstrijken van de tijd. Het bestuur heeft besloten om de renteafdekking niet te verhogen bij de relatief lage renteniveaus in 2010. Als het fonds meer beleggingsinstrumenten zou hebben gekocht om het renterisico af te dekken, dan zou het fonds de mogelijkheid om zijn financiële positie te verbeteren in de toekomst sterk beperken. De waarde van de swapportefeuille om het renterisico af te dekken, bedroeg aan het einde van 2010 36,6 miljoen euro. Het positieve resultaat op de renteafdekking bedroeg 19,9 miljoen euro. Het positieve resultaat was het gevolg van de daling van de lange rente gedurende 2010.
Afdekking van het valutarisico De beleggingsresultaten van PPF worden beïnvloed door koersschommelingen van vreemde valuta. Deze schommelingen veroorzaken valutarisico’s die het bestuur ongewenst vindt. De valutarisico’s op beleggingen in Amerikaanse dollars, Britse ponden en Japanse yen worden daarom met valutatermijncontracten afgedekt. Overige valuta’s worden niet afgedekt, omdat de omvang daarvan veelal gering is en daardoor een (kosten)efficiënte uitvoering van de afdekking slecht mogelijk is. Het valutarisico bovendien toch al gering vanwege de diversificatie naar meerdere kleine posities. In de ALM-studie is een analyse uitgevoerd naar de uitbreiding van de valuta-afdekking met de Australische en Canadese dollar. Uit deze analyse is gebleken dat een additioneel afdekkingsbeleid van de posities in Australische en Canadese dollars slechter uitpakt dan het huidige beleid. De omvang van de valutatermijncontracten wordt minimaal op maandelijkse basis bijgesteld. Het resultaat op de valutatermijncontracten in 2010 bedroeg 16,9 miljoen euro negatief.
Maatschappelijk verantwoord beleggen PPF vindt verantwoord beleggen uitermate belangrijk. Het is dan ook een essentieel onderdeel van de beleggingsfilosofie van het fonds en vormt een integraal onderdeel van zijn beleggingsbeginselen. PPF betrekt daarom zogeheten ESG-factoren bij zijn beleggingsprocessen. ESG staat voor Environmental, Social en Governance. De ESG-factoren geven PPF een beeld bij de wijze waarop een betreffende onderneming omgaat met het milieu, haar sociale leefomgeving en of zij goed wordt bestuurd. Het fonds onderzoekt daarom hoe ondernemingen mogelijkheden benutten en milieu en sociale risico’s beheersen. Uiteraard verliest PPF het financiële belang van de deelnemer niet uit het oog. Het fonds is ervan overtuigd dat verantwoord beleggen bijdraagt aan betere investeringsbeslissingen. Beleid op het gebied van verantwoord beleggen Het fonds heeft een beleid ten aanzien van verantwoord beleggen. Dat beleid heeft drie doelstellingen: • het verbeteren van het financiële rendement, met inachtneming van de risico’s; • blijk te geven van maatschappelijke verantwoordelijkheid; • bijdragen aan de waarborging van de integriteit van de financiële markten.
42
jaarverslag 2 0 1 0 stichti n g perso n eelspe n sioe n fo n ds cordares
0.7
Om de doelstellingen te realiseren, steekt PPF veel energie in het analyseren van de relaties tussen duurzaamheidsaspecten enerzijds en rendement en de langetermijnrisico’s anderzijds. Als gevolg van de overgang van het vermogensbeheer in 2010 naar de nieuwe uitvoerder, zijn er enkele veranderingen opgetreden in het beleid van PPF ten aanzien van maatschappelijk verantwoord beleggen. De nieuwe vermogensbeheerder APG pakt verantwoord beleggen op geïntegreerde wijze aan. Dat betekent dat de factoren milieu, maatschappij en goed ondernemingsbestuur bij alle beleggingscategorieën een grote rol spelen. APG heeft daarvoor een deskundig team met duurzaamheids- en governance-specialisten die een uitgebreid netwerk hebben bij internationale organisaties en intensief samenwerken met andere institutionele beleggers. Corporate governance Corporate governance is een integraal onderdeel van het beleid betreffende maatschappelijk verantwoord beleggen. Het begrip corporate governance wordt veelal gebruikt om aan te duiden hoe een onderneming goed, efficiënt en verantwoord geleid moet worden. Het beleid van PPF schrijft dan ook voor dat directies van ondernemingen waarin het fonds belegt, aangesproken kunnen worden op de manier waarop zij hun ondernemingen besturen. Als zij tekort schieten in de ogen van het fonds, zal PPF zijn invloed uitoefenen om verbeteringen aan te brengen. Dit kan door middel van een directe dialoog, maar ook door te stemmen tijdens aandeelhoudersvergaderingen. 43 Stembeleid PPF beschouwt de uitoefening van zijn stemrecht op de aandeelhoudersvergaderingen van ondernemingen waarin het belegt als essentieel onderdeel van zijn taak als verantwoord belegger. Op deze manier oefent PPF invloed uit op het ondernemingsbeleid van een onderneming. Ook participeert PPF in samenwerkingsverbanden met een aantal institutionele beleggers om op deze manier zijn positie te versterken in de dialogen met ondernemingen. Uitsluitingen PPF verwacht van ondernemingen dat zij handelen met respect voor de uitgangspunten van de VN Global Compact. PPF belegt daarom niet in producten die verboden zijn volgens de Nederlandse wet of internationale regelgeving. Het fonds investeert niet in bedrijven die direct betrokken zijn bij de productie van landmijnen, clustermunitie, de afvuursystemen hiervoor en in chemische of biologische wapens. Ook sluit PPF beleggingen uit in ondernemingen die betrokken zijn bij de vervaardiging van producten of diensten die in Nederland in brede kring als verwerpelijk worden beschouwd.
Beleggingsresultaten in het verslagjaar PPF heeft over het verslagjaar 2010 een positief beleggingsresultaat behaald. De beleggingsportefeuille behaalde een rendement van 12,3 procent (exclusief het resultaat op derivaten). Het resultaat is voor een groot deel te danken aan de beleggingswinsten uit aandelen en bedrijfsobligaties. Daarnaast realiseerden ook de beleggingen in vastgoed, hedgefondsen en commodities goede resultaten. Hierna worden de beleggingsresultaten per afzonderlijke beleggingscategorie nader toegelicht. Vastrentende waarden Het rendement van PPF op de totale portefeuille met vastrentende waarden bedroeg in 2010 7,1 procent. Ultimo 2010 bedroeg de waarde van de beleggingen in vastrentende waarden 248,8 miljoen euro. De portefeuille met vastrentende waarden bestaat voornamelijk uit Europese staatsobligaties en inflatiegerelateerde obligaties, en bedrijfsobligaties van ondernemingen uit Europa en de Verenigde Staten.
0.7
In 2010 werd vooral op de bedrijfsobligaties een goed resultaat behaald. De bedrijfsobligaties lieten in 2010 een rendement zien van 11,8 procent. De referentie-index realiseerde in dezelfde periode een rendement van 10,0 procent. Staatsobligaties vertoonden een rendement van 1,4 procent tegenover een rendement van de referentie-index van 1,1 procent. Het rendement van de inflatiegerelateerde obligaties was 1,2 procent negatief. Het rendement van de referentieindex voor deze beleggingscategorie was 1,0 procent. Aandelen De aandelenmarkten lieten in 2010, na het prima beursjaar 2009, wederom een sterk rendement zien. Optimisme over het herstel van de wereldeconomie gaf de aandelenmarkten een sterke opening van het jaar. Zorgen over de overheidsfinanciën in een aantal Europese landen zette medio 2010 echter een rem op de stijging van de markt. De ECB, het IMF, de EU en de Fed grepen echter in en zorgden voor een verbeterend klimaat voor aandelen in het tweede halfjaar van 2010. De aandelen uit ontwikkelde markten realiseerden uiteindelijk een rendement van 17,8 procent. Het fonds presteerde daarmee beter dan het benchmark met een rendement van 17,1 procent. De aandelen uit de opkomende markten deden het beter dan de ontwikkelde markten. De portefeuille met aandelen uit de opkomende markten liet een rendement zien van 24,3 procent in 2010. De waarde van de gehele aandelenportefeuille bedroeg ultimo 2010 circa 259,4 miljoen euro. Vastgoed In 2010 behaalde de vastgoedportefeuille een rendement van 6,9 procent. Binnen de vastgoedportefeuille realiseerden de beursgenoteerde vastgoedbelangen een rendement van 17,9 procent. De niet-beursgenoteerde vastgoedfondsen herstelden zich gedurende 2010 na de negatieve waardeontwikkeling gedurende de laatste jaren, maar het rendement bleef achter bij het rendement van beursgenoteerde vastgoedfondsen. Alternatieve beleggingen De alternatieve beleggingscategorieën hedgefondsen en commodities van PPF droegen in 2010 positief bij aan het totale resultaat. In 2011 wordt de allocatie naar alternatieve beleggingscategorieën verder uitgebreid. Deze uitbreiding zal gedeeltelijk gerealiseerd worden door het opnemen van infrastructuur als nieuwe beleggingscategorie in de beleggingsportefeuille van PPF. Commodities De S&P GSCI Total Return Index, de referentie-index voor beleggingen in commodities, behaalde in 2010 een rendement van 16,6 procent. Het toenemende vertrouwen in een verder economisch herstel in de westerse wereld en aanhoudende hoge groei in (met name) China zorgden ervoor dat de grondstoffenmarkten gedurende 2010 hogere prijzen lieten zien. Vooral de prijzen van de agrarische producten en edelmetalen stegen sterk. Gedurende 2010 is het belang van PPF in commodities door een positief rendement van 15,9 procent gestegen naar 22,8 miljoen euro.
44
jaarverslag 2 0 1 0 stichti n g perso n eelspe n sioe n fo n ds cordares
0.7
Hedgefondsen Binnen de portefeuille met hedgefondsen maakt PPF onderscheid tussen twee categorieën. Allereerst belegt PPF in traditionele hedgefondsen. Dat zijn beleggingsfondsen met ruime mogelijkheden om rendement te genereren. Het rendement op de beleggingen in deze hedgefondsen was in 2010 7,4 procent. Daarnaast bezit PPF een portefeuille die beheerd wordt volgens een beleggingsstrategie die Global Tactical Asset Allocation, of kortweg GTAA, wordt genoemd. Dit is een strategie die zowel binnen als tussen beleggingscategorieën beleggingsmogelijkheden benut. De portefeuillebeheerders van GTAA streven naar het genereren van absoluut rendement, onafhankelijk van de marktomstandigheden. Binnen deze strategie worden posities ingenomen in diverse beleggingscategorieën zoals aandelen, vastrentende waarden, valuta en grondstoffen, maar ook binnen deze categorieën, zoals bijvoorbeeld in landen of sectoren. Gedurende 2010 realiseerde de GTAA-strategie een rendement van 14,8 procent. Private equity Naar aanleiding van de ALM-studie in 2006 is besloten om de beleggingscategorie private equity toe te voegen aan de portefeuille van PPF. Private equity is een verzamelnaam voor diverse strategieën die gemeen hebben dat er wordt belegd in aandelen van niet-beursgenoteerde ondernemingen. In 2010 liet de markt van private equity een herstel in activiteiten zien als gevolg van toenemende financieringsmogelijkheden en lage rentes. De markt is echter nog ver verwijderd van de niveaus in de jaren voor de kredietcrisis. Gedurende 2010 hebben de eerste beleggingen plaatsgevonden in deze beleggingscategorie. De portefeuille is nog in een opbouwfase en ultimo 2010 bedroeg de waarde van deze portefeuille 0,2 miljoen euro. In de komende jaren zal PPF de portefeuille verder uitbreiden. Ultimo 2010 bedragen de aangegane verplichtingen met betrekking tot beleggingen in private equity 12 miljoen euro.
Vooruitzichten De vooruitzichten voor de financiële markten zijn gematigd positief, maar ook met grote onzekerheden omgeven. Ten tijde van het schrijven van dit jaarverslag heerst grote onrust in delen van Noord Afrika en het Midden Oosten. Daarnaast is er onzekerheid over de voortgang van het Pensioenakkoord; mogelijk heeft de invoering hiervan ook invloed op de inrichting van de beleggingsportefeuille. Het bestuur volgt deze ontwikkelingen nauwgezet. Het wordt hierin bijgestaan door de vermogensbeheerder.
45
0.8
Financiële positie van het fonds Jaarlijks wordt de financiële positie van PPF beoordeeld aan de hand van de dekkingsgraad. Daartoe worden op de balansdatum de bezittingen en verplichtingen beschouwd. De verplichtingen van PPF bestaan met name uit de te betalen pensioenen. Hierbij gaat het om de pensioenen die nu al uitbetaald moeten worden en de pensioenen die pas in de toekomst tot uitbetaling zullen komen. Met behulp van actuariële formules wordt van deze (verwachte) uitgaande geldstroom de contante waarde op de balansdatum berekend. Bij deze berekening worden de geldstromen contant gemaakt aan de hand van de rentetermijnstructuur die ultimo 2010 geldt. De waarde van de bezittingen is gelijk aan de balanswaarde van de beleggingen. Tabel 6 Financiële positie van het fonds (in miljoenen euro’s)
Technische voorzieningen Voor dekking van nominale pensioenrechten beschikbaar bedrag Overdekking Dekkingsgraad (in procenten)
2010
2009
571,0 641,4 70,4 112,3
511,1 576,8 65,7 112,8
Toereikendheid PPF beoordeelt of zijn aanwezige beschikbare vermogen volgens de door DNB vastgestelde criteria voldoende is om de pensioenverplichtingen aan de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden te kunnen nakomen. Dit betekent dat er bovenop de technische voorzieningen voldoende reserves aanwezig moeten zijn om de risico’s van onder meer waardedaling van beleggingen, renteschokken en langleven volgens de criteria van DNB te dekken. Technische voorzieningen De technische voorzieningen vallen uiteen in voorzieningen voor pensioenverplichtingen en de voorziening voor aanvullingsregelingen. De aard van de regelingen die uit deze voorzieningen gefinancierd worden, luidt als volgt: • invaliditeitspensioen: betreft het voorzien in uitkeringen op grond van invaliditeit aan deelnemers; • prepensioen: betreft het voorzien in prepensioenuitkeringen op grond van ouderdom aan (gewezen) deelnemers; • aanvullingsregelingen: betreft het voorzien in aanvullende pensioenuitkeringen op grond van ouderdom aan deelnemers; • ouderdomspensioen: het voorzien in pensioenuitkeringen op grond van ouderdom aan (gewezen) deelnemers; • nabestaandenpensioen: het voorzien in uitkeringen aan nabestaanden bij overlijden van (gewezen) deelnemers. Het totaal van de technische voorzieningen is ultimo 2010 gelijk aan 571 miljoen euro. Dit is de contante waarde van alle pensioenrechten van de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden op basis van het pensioenreglement. De contante waarde is bepaald op basis van de rentetermijnstructuur ultimo 2010. De voorziening is berekend op de per 31 december 2010 nieuw vastgestelde grondslagen. De grondslagen staan in de jaarrekening vermeld. Elk jaar wordt getoetst of de grondslagen adequaat zijn.
46
jaarverslag 2 0 1 0 stichti n g perso n eelspe n sioe n fo n ds cordares
0.8
Reserves Pensioenfondsen moeten bovenop de voorziening pensioenverplichtingen ook reserves hebben om de risico’s te dekken van bijvoorbeeld waardedaling van beleggingen. PPF hanteert vanaf 2007 het standaardmodel van DNB bij het vaststellen van het Vereist eigen vermogen (VEV). Het standaardmodel gaat uit van een aantal risicocategorieën en past daarop scenario’s met een éénjaarsbetrouwbaarheid van 97,5 procent toe. S1 : solvabiliteitsreserve voor het renterisico (het effect van de meest ongunstige wijziging van de rentetermijnstructuur); S2 : solvabiliteitsreserve voor zakelijke waarden (het effect van een daling van de zakelijke waarden aan de hand van een daling van de waarde van aandelen in ontwikkelde markten met 25 procent, aandelen in emerging markets met 35 procent, private equity met 30 procent, direct vastgoed met 15 procent en indirect vastgoed met 25 procent. Er wordt een correlatie van 0,75 verondersteld tussen de verschillende zakelijke waarden); S3 : solvabiliteitsreserve voor het valutarisico (het effect van een daling van alle valutakoersen ten opzichte van de euro met 20 procent); S4 : solvabiliteitsreserve voor commodities (het effect van een daling van de waarde van commodities met 30 procent); S5 : solvabiliteitsreserve voor het kredietrisico (het effect van een toename van de actuele credit spread met 40 procent); S6 : solvabiliteitsreserve voor het verzekeringstechnisch risico (door middel van een verzekeringsrisico-opslag wordt het verzekeringstechnisch risico afgedekt). De afzonderlijke reserves worden in de volgende formule gecombineerd: Totaal = √(S12 + S22 + 2 * 0,5 * S1 * S2 + S32 + S42 + S52 + S62) De som van deze reserves vormt, na diversificatie tussen de risicotypen, het VEV. Tegen deze toetswaarde wordt de feitelijke reserve afgezet. Er is dan voldoende eigen vermogen als het eigen vermogen van het fonds groter is dan het VEV. Tabel 7 Berekening van het Vereist eigen vermogen (in miljoenen euro’s)
Categorie
Buffer in euro’s
Buffer als percentage van de voorziening pensioenverplichtingen
S1 Renterisico
34,5
6,0
S2 Zakelijkewaardenrisico
93,4
16,3
S3 Valutarisico
23,6
4,1
S4 Commodityrisico
7,8
1,4
S5 Kredietrisico
8,8
1,5
16,8
2,9
S6 Verzekeringstechnisch risico Subtotaal voor diversificatie Diversificatie-effect Vereist eigen vermogen
./.
184,9 66,1 118,8
./.
32,2 11,4 20,8
In de tabel is het VEV bepaald op basis van de benodigde waarde van de beleggingen ultimo 2010 en niet op de feitelijke waarde. De benodigde waarde van de beleggingen is de waarde waarbij het fonds geen reservetekort meer zou hebben. De benodigde waarde is onderverdeeld op basis van de beleggingsmix voor 2011.
47
0.8
FTK-stresstest Figuur 7 geeft aan hoe de dekkingsgraad van het fonds verandert bij verschillende scenario’s. De schokken van de risicofactoren komen overeen met de hiervoor omschreven schokken uit de solvabiliteitstoets, als onderdeel van het FTK. De schokken zijn dusdanig gedefinieerd, dat op een horizon van één jaar de kans van optreden 2,5 procent is. Elke schok is onafhankelijk van andere factoren. Zo leidt een stijging van de rente met 30 procent (zie de eerste kolom van figuur 7) tot een stijging van de dekkingsgraad van 112,3 procent naar 121,6 procent, een stijging van 9,3 procentpunt. Als alle stressfactoren zich tegelijkertijd voordoen, leidt dit tot een daling van de dekkingsgraad tot 93 procent (ongecorreleerd) of 86,3 procent (gecorreleerd). De donkere rechte lijn geeft het huidige niveau van de dekkingsgraad weer.
Figuur 7 Weergave van de FTK-stresstest voor het fonds 130,0%
120,0%
121,6%
112,2%
110,0%
111,1%
109,5%
110,8%
110,3%
108,6%
111,0%
105,2% 102,8%
100,0%
93,0%
90,0%
86,3% 80,0% rente
rente
eQ dev
eQ em
pe
hf
spreads
vast-
valuta
comm0 -
tota al
tota al
+ 30%
– 20%
– 25%
– 35%
– 30%
– 30%
+ 40%
goed
– 20%
dities
gecorre-
(corr.1)
– 30%
leerd
15-25%
dekkingsgraad 31 • 12 • 2010 = 112,3 %
In het hiernavolgende schema wordt het effect van een factor die een risicocategorie beïnvloedt op de daadwerkelijke dekkingsgraad weergegeven. Risico
Verandering
Rente
Rente +30% Rente -25% EQ Dev. -25% EQ Em. -35% PE -30% HF -30% Vastgoed -15%/-25% Valuta -20% Commodities -30% Spreads +40%
Zakelijke waarden
Valuta Grondstoffen Krediet
48
Mutatie aanwezig dekkingsgraad
JA ARVERSL AG 2010 STICHTInG PERSOnEEL SPEnSIOEnFOnDS CORDARES
9,3% -7,1% -9,5% -2,8% -0,1% -1,2% -2,0% -3,7% -1,3% -1,5%
0.8
Minimaal vereist eigen vermogen Naast het VEV bestaat er een tweede ondergrens: het Minimaal vereist eigen vermogen (MVEV). Het MVEV bedraagt over het algemeen tussen de 4 en 5 procent van de voorziening pensioenverplichtingen. Om die reden wordt het MVEV vaak benaderd met 5 procent. Voor PPF is deze grens ultimo 2010 berekend op 4,3 procent. Als een pensioenfonds minder eigen vermogen heeft dan het VEV, is er sprake van een reservetekort. Als het eigen vermogen daarnaast ook lager is dan het MVEV, is er tevens sprake van een dekkingstekort. De feitelijke dekkingsgraad van PPF op basis van de rentetermijnstructuur ultimo 2010 is 112,3 procent. De dekkingsgraad van het fonds per 31 december 2010 is hiermee hoger dan benodigd voor het MVEV, maar lager dan benodigd voor het VEV.
Herstelplan Het bestuur van het fonds was genoodzaakt in 2009 en de jaren daarna maatregelen te treffen om de financiële positie van het fonds te versterken. Deze maatregelen zijn samengevat in het herstelplan van het fonds. Het herstelplan is in maart 2009 ingediend bij DNB en bestond uit een korte- en langetermijnherstelplan. Met het kortetermijnherstelplan moest het dekkingstekort van het fonds aangepakt worden. Het langetermijnherstelplan is gericht op het reservetekort. Ultimo 2010 verkeerde het fonds nog steeds in een reservetekort. 49 Ontwikkeling van de dekkingsgraad De beleggingen zijn in 2010 sterk in waarde gestegen. Daarnaast zijn ook de verplichtingen gestegen. Dat kwam enerzijds door een daling van de rente en anderzijds door de overgang op nieuwe grondslagen. Dit resulteerde in een lichte daling van de dekkingsgraad ten opzichte van 2009. In vergelijking met ultimo 2009 is de dekkingsgraad in totaal met 0,5 procentpunt gedaald. De ontwikkeling van de dekkingsgraad wordt getoond in figuur 8. Hierbij is ook te zien hoe de dekkingsgraad zich volgens de verwachtingen in het herstelplan ontwikkelt.
Figuur 8 Ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2010 ten opzichte van beoogde ontwikkeling in herstelplan 120,0%
115,0%
110,0%
105,0%
100,0%
95,0%
90,0%
85,0% jan.10
feb.10
mrt.10 herstelplan
apr.10
mei 10
juni 10
juli 10
aug.10
ontwikkeling dekkingsgraad
sep.10
ok t.10
nov.10
dec.10
kritische herstelpad
0.8
De hoogte van de dekkinggraad wordt beïnvloed door diverse factoren. In tabel 8 is schematisch weergegeven welke factoren dat zijn en welke invloed ze hebben gehad in 2010.
Tabel 8 Invloed van factoren op de mutatie van de dekkingsgraad over 2010 (in procenten)
Dekkingsgraad primo 2010 112,8 Premiebijdrage ./. 0,6 Pensioenuitkeringen 0,5 Toeslagverlening ./. 0,3 Verandering rentetermijnstructuur ./. 9,2 Overrendement 12,2 Langlevenopslag ./. 3,0 Overig/kruiseffecten ./. 0,1 Dekkingsgraad ultimo 2010 112,3
De premiebijdrage had een negatief effect van 0,6 procentpunt, omdat de ontvangen premie lager was dan de kostendekkende premie. De pensioenuitkeringen hadden een klein positief effect van 0,5 procentpunt. Dit wordt verklaard door het vrijvallen van buffers over lopende pensioenuitkeringen. In 2010 is een toeslag verleend van 1,5 procent, maar omdat hiervoor reeds een voorziening was getroffen, heeft deze toeslagverlening geen effect op de dekkingsgraad. Ultimo 2010 is 0,2 procent aan de technische voorzieningen voor de toekomstige toeslagverlening toegevoegd. Deze reservering had een negatief effect van 0,3 procentpunt op de dekkingsgraad. Het gemiddelde niveau van de rentetermijnstructuur is over 2010 afgenomen. Hierdoor nam de waarde van de pensioenverplichtingen toe. Dit had een negatief effect op de dekkingsgraad van 9,2 procentpunt. Het overrendement verhoogde de dekkingsgraad met 12,2 procentpunt. Hierin is het effect van de gestegen waarde van de beleggingen zichtbaar. Per 31 december 2010 is het fonds overgegaan op de nieuwe Prognosetafel 2010-2060. Hierbij zijn de sterftekansen van de hoofdverzekerde gecorrigeerd met de gepubliceerde ervaringscijfers 2010 van Towers Watson. Dit had een negatief effect van 7,4 procentpunt. Hiervan was al in 2009 al 4,4 procentpunt genomen. Voor 2010 resulteerde nog een negatief effect van 3,0 procentpunt. In totaal leiden deze oorzaken tot een afname van de dekkingsgraad ultimo 2010 tot 112,3 procent. Maatregelen uit het langetermijnherstelplan nog noodzakelijk Omdat de financiële positie nog onder het vereist eigen vermogen is, blijven de maatregelen om in vijftien jaar uit het reservetekort te komen van kracht. Het reservetekort is opgeheven als de dekkingsgraad hoger is dan 120,8 procent. Bij die dekkingsgraad is er weer voldoende vereist eigen vermogen aanwezig. Maatregelen herstelplan richten zich op premie en toeslagverlening De maatregelen uit het herstelplan betreffen een beperking van de toeslagverlening en het verhogen van de pensioenpremie. De totale premie is met 1,7 procentpunt verhoogd naar 22,9 procent van de pensioengrondslag. In de totale premie is 4,4 procentpunt opgenomen voor de aanvullingsregelingen. In 2009 was de premie al met 6,2 procentpunt verhoogd vanaf 15 procent naar 21,2 procent van de pensioengrondslag. Het herstelplan geeft aan dat toeslagverlening in de komende jaren beperkt is. In 2010 was gedeeltelijk weer toeslagverlening mogelijk.
50
jaarverslag 2 0 1 0 stichti n g perso n eelspe n sioe n fo n ds cordares
0.8
Het beleggingsbeleid voor de lange termijn is niet gewijzigd door de financiële crisis. Door de keuze voor handhaving van het huidige beleggingsbeleid geeft het fonds impliciet wel aan dat herstel vanuit de financiële markten zal moeten komen. Evaluatie van het herstelplan De dekkingsgraad van ultimo 2010 was 0,7 procentpunt hoger dan de verwachte dekkingsgraad zoals die opgenomen is in het herstelplan. Het fonds bevindt zich nog steeds in een situatie van reservetekort. Om die reden houdt het bestuur de ontwikkeling van de financiële positie nauwlettend in het oog.
Kostendekkende premie Jaarlijks berekent PPF zowel de kostendekkende premie als de feitelijke premie. Deze twee zijn niet noodzakelijk hetzelfde. Vanwege het geven van premiekorting kan de feitelijke premie lager liggen dan de kostendekkende premie. Vanwege de lage dekkingsgraad was premiekorting in 2010 niet mogelijk. Wel heeft PPF toestemming om gebruik te maken van een overgangsregeling van DNB. Aan PPF is de mogelijkheid geboden vanaf 2009 tot en met 2013 de vrijvallende buffers op pensioenuitkeringen te salderen met de kostendekkende premie. Dit betekende voor 2010 dat de feitelijke premie kon worden vastgesteld op 22,9 procent van de pensioengrondslag. De kostendekkende premie bestaat uit de volgende onderdelen: • de premie voor de jaarlijkse pensioeninkoop; • een opslag voor de kosten van de uitvoering; • een opslag voor het in stand houden van het Vereist eigen vermogen; • een opslag voor toeslagverlening. Middelloonregeling PPF hanteert voor de berekening van de kostendekkende premie voor de middelloonregeling een gedempte rentevoet van 4 procent. Omdat dit een vast rentepercentage is, is de premie op deze manier minder fluctuerend dan wanneer de premie berekend zou worden op basis van de actuele marktrente. Voor de vergelijkbaarheid van jaar tot jaar is deze premie daarom geschikter. Daarnaast berekent PPF de premie ook op basis van de marktrente (de rentetermijnstructuur, of RTS), om deze te kunnen vergelijken met de daadwerkelijk ontvangen premie. Dan kan worden vastgesteld of de ontvangen premie voldoende is om de werkelijke lasten voor pensioeninkoop te dekken. In tabel 9 staan de kostendekkende premies voor de basisregeling op basis van beide rentestructuren. Tabel 9 Premiepercentages op basis van de rentetermijnstructuur en gedempte rentevoet van 4 procent Premie op basis van Onderdelen RTS ultimo 2009 Coming service 20,7 Opslag voor toeslagen 0,0 Solvabiliteitsopslag 4,1 Kostenopslagen 0,4 Kostendekkend
25,2
Premie op basis van gedempte rentevoet 19,8 0,0 4,1 0,4 24,3
51
0.8
De kostendekkende premie op basis van de rentetermijnstructuur is hoger dan de premie tegen 4 procent. Dit komt door het feit dat het renteniveau van de rentetermijnstructuur per 31 december 2009 lager was dan 4 procent. In de premienota voor 2010 is een gedempte kostendekkende premie van 24,7 procent gehanteerd. De hierbij toegestane buffervrijval bedroeg naar schatting 6,2 procent. Gesaldeerd met de gedempte kostendekkende premie leidt dit tot een premie van 18,5 procent. Verhoogd met de premie voor de aanvullingsregelingen 4,4 procent, leidde dit tot een totale premie van 22,9 procent. Dit is de premie die over 2010 daadwerkelijk is geheven. De werkelijke gedempte kostendekkende premie over 2010 bedraagt 24,3 procent. De gerealiseerde buffervrijval die is toegestaan, bedraagt echter 3,3 procent. In de geschatte buffervrijval van de premieberekening voor 2010 is geen rekening gehouden met het drukkende effect van de overlevingskansen. Dat komt omdat dit bij het vaststellen van de premie nog niet bekend was. In tabel 10 is dit schematisch weergegeven.
Tabel 10 Gedempte kostendekkende premie en toegestane buffervrijval Feitelijk geheven premie (o.b.v. premienota 2010) Gedempte kostendekkende premie 24,7 Toegestane buffervrijval ./. 6,2 Premie na buffervrijval 18,5 Premie aanvullingsregelingen 4,4 22,9
Benodigde premie . 2010
./.
24,3 3,3 21,0 . 4,4 . 25,4
Het totaal aan ontvangen feitelijke premie voor de middelloonregeling (op basis van 18,5 procent van de pensioengrondslag) was 9,9 miljoen euro. Het absolute bedrag aan kostendekkende premie op basis van 4 procent bedraagt 13,0 miljoen euro. Het absolute bedrag aan kostendekkende premie op basis van de rentetermijnstructuur bedraagt 13,5 miljoen euro. Aanvullingsregeling De premies voor de aanvullingsregelingen worden berekend door de contante waarde van de verwachte lasten voor de aanvullingsregelingen te delen door de contante waarde van de premiegrondslag tot 2021. De lasten worden verminderd met de Reserve aanvullingsregelingen. De financiering vindt dus normaliter gelijkmatig plaats tot 2021, terwijl de jaarlijkse lasten kunnen fluctueren. Over de gehele looptijd wordt een kostendekkende premie gevraagd. In sommige jaren zal de gevraagde premie echter hoger zijn dan voor dat jaar benodigd. In andere jaren zal hij juist lager zijn. In 2009 is ervoor gekozen de premie voor de aanvullingsregelingen op te schorten. In 2010 is de premieheffing hervat. Voor 2010 is de jaarlaag 2010 gedurende 2010 toegekend. Daarnaast is de jaarlaag 2011 ultimo 2010 toegekend.
52
jaarverslag 2 0 1 0 stichti n g perso n eelspe n sioe n fo n ds cordares
0 .9
Verkort actuarieel verslag Voorziening pensioenverplichtingen In tabel 11 wordt de voorziening pensioenverplichtingen weergegeven. In de voorziening pensioenverplichtingen zijn alle tijdsevenredige pensioenaanspraken opgenomen. Tabel 11 Voorziening pensioenverplichtingen verdeeld naar soorten deelnemers (in duizenden euro’s)
2010
2009
Deelnemers Gewezen deelnemers Pensioentrekkend
146.695
122.740
202.065
178.033
219.409
207.772
Totaal
568.169
508.545
172.533
161.510
Uitsplitsing naar soort pensioentrekkend: • pensioentrekkend ouderdoms- en prepensioen • pensioentrekkend invaliditeitspensioen • pensioentrekkend nabestaandenpensioen • pensioentrekkend wezenpensioen
5.482
5.839
41.177
40.244
217
179
53
Voorziening aanvullingsregelingen Naast de voorziening pensioenverplichtingen beschikt PPF over een voorziening voor de aanvullingsregelingen. In de voorziening voor aanvullingsregelingen zijn de verwachte lasten voor de aanvullingen bij (pre)pensioneren opgenomen. Ultimo 2010 is de voorziening aanvullingsregelingen met 302 duizend euro afgenomen tot 2.879 duizend euro. De afname is enerzijds ontstaan door een toename van de voorziening jaarlaag, vanwege de toekenning van de jaarlaag 2011. Anderzijds is de afname het gevolg van een afname van de voorziening voor de pensioenopbouw tijdens prepensioen, door een sterke afname van de groep deelnemers die van deze voorziening gebruik kan maken.
Analyse van het technisch resultaat Volgens de staat van baten en lasten van het fonds is 3,7 miljoen euro toegevoegd aan de reserves. De winst is op zijn samenstelling onderzocht door de afzonderlijke veronderstellingen die ten grondslag liggen aan de technische voorzieningen, te vergelijken met de werkelijke uitkomsten daarvan in het verslagjaar. De analyse in tabel 12 is uitgevoerd op basis van de rentetermijnstructuur van ultimo 2009. Daarnaast is een opslag van 4,5 procent gehanteerd voor de voorzienbare trend in de verbetering van overlevingskansen. De verandering van de rentetermijnstructuur ultimo 2009 naar ultimo 2010 is afzonderlijk verantwoord. De overgang naar de Prognosetafel 2010-2060 is verantwoord bij bijzondere oorzaken.
0 .9
Tabel 12 Technisch resultaat van het fonds (in duizenden euro’s)
Winsten op: Interest Sterfte en langleven Arbeidsongeschiktheid Kosten Uitkeringen
2010
2009
62.514
44.300
1.831
1.291
320
462
208
289
50
85
42
1.388
Verlies op: Diversen Toekenningen Waardeoverdracht Premie Bijzondere oorzaken Rentetermijnstructuur Totaal
50 221
3 ./.
727
971
1.342
13.948
22.151
45.185
./.
4.506
19.320 41.590
Toelichting op het technisch resultaat Hieronder worden de onderdelen van het technisch resultaat afzonderlijk toegelicht. Interest Het resultaat op interest wordt bepaald door het saldo van beschikbare beleggingsopbrengsten en de benodigde interest en toegekende toeslagverlening. Voor de bepaling van de benodigde interest wordt uitgegaan van de éénjaarsrente uit de rentermijnstructuur van ultimo 2009. Die éénjaarsrente bedroeg 1,304 procent. Het resultaat is per saldo positief, namelijk 62.514 duizend euro. Dit wordt veroorzaakt door het positieve beleggingsresultaat. De portefeuille met zakelijke waarden (vooral aandelen) vertoonde een grote winst door stijgende koersen. De dalende rente leidde daarentegen tot een toename van de voorziening pensioenverplichtingen. Dit effect wordt niet hier verantwoord, maar onder het resultaat ‘rentetermijnstructuur’. Voor het totaalbeeld is het echter wel goed deze beide resultaten in hun samenhang te zien. Sterfte en langleven PPF kent een sterfterisico en een langlevenrisico. Het sterfterisico is van belang bij overlevingspensioenen en uitkeringen bij overlijden. Het langlevenrisico is van belang bij ouderdomspensioenen. De hoogte van de voorziening pensioenverplichtingen is zodanig bepaald dat voor deze risico’s jaarlijks bedragen beschikbaar komen waaruit PPF de lasten kan dekken die uit de risico’s voortvloeien. Het verloop van de risico’s was in het boekjaar gunstiger dan verwacht. Er resulteerde een overschot van 1.831 duizend euro. Arbeidsongeschiktheid Bij arbeidsongeschiktheid van een deelnemer ontstaan er lasten voor PPF. Er wordt premievrijstelling verleend voor de opbouw van het ouderdoms- en nabestaandenpensioen en er wordt een arbeidsongeschiktheidspensioen uitgekeerd. De toekomstige uitgaven worden in één keer als last genomen. Bij een eventuele revalidatie valt (een deel van) deze last vrij. Daarnaast is een deel van de premie bestemd om de lasten te dekken. Het saldo van deze baten en lasten vormt het resultaat op arbeidsongeschiktheid. Over 2010 bedraagt de winst op arbeidsongeschiktheid 320 duizend euro. 54
jaarverslag 2 0 1 0 stichti n g perso n eelspe n sioe n fo n ds cordares
0 .9
Kosten Het resultaat op kosten wordt bepaald door het saldo van de beschikbare middelen voor kostendekking enerzijds en de werkelijke kosten anderzijds. Het resultaat is per saldo positief, namelijk 208 duizend euro. Uitkeringen Het resultaat op uitkeringen wordt bepaald door het saldo van de verwachte uitkeringen en de werkelijke uitkeringen. Het resultaat is per saldo positief, namelijk 50 duizend euro. Dit is vooral het gevolg van het in 2010 corrigeren van aanspraken in de pensioenverplichtingen, waarvoor in 2010 en eerder reeds de juiste uitkeringen zijn uitbetaald. Diversen Het resultaat op diversen wordt bepaald door het saldo van overige lasten en baten. Daarnaast worden mutaties van diverse aard op rechten doorgevoerd. Het resultaat is per saldo negatief: 42 duizend euro. Toekenningen Het resultaat op toekenningen wordt enerzijds bepaald door het saldo van vrijval uit de voorziening voor deelnemers en gewezen deelnemers en anderzijds de benodigde middelen voor de inkoop van pensioen voor de pensioengerechtigden. Het resultaat is 50 duizend euro negatief. 55 Waardeoverdracht Het resultaat op waardeoverdracht wordt bepaald door het vrijvallen of inkopen van bedragen uit de voorziening pensioenverplichtingen ten gevolge van uitgaande of inkomende waardeoverdrachten ten opzichte van de hiermee gemoeide inkomende en uitgaande geldstromen. Het resultaat op waardeoverdracht is per saldo negatief: 221 duizend euro. Het negatieve resultaat wordt voornamelijk veroorzaakt door het verschil tussen de wettelijke factoren (voor de financiële stromen) en de fondsfactoren (voor de mutaties in de voorziening). Premie Het resultaat op premie wordt bepaald door het saldo van de premiebijdragen en de benodigde middelen voor de opbouw van nieuwe pensioenaanspraken. In 2010 werd een premie voor de middelloonregeling geheven die onder het kostendekkende niveau lag. Over 2010 is een verlies gerealiseerd van 971 duizend euro. Het resultaat op premie kan ook anders worden geanalyseerd. Voor de middelloonregeling bedraagt de feitelijk in rekening gebrachte premie 12.273 duizend euro. Dit is op basis van een premie van 22,9 procent van de pensioengrondslag. Als in plaats daarvan de kostendekkende premie (inclusief de premie voor de aanvullingsregelingen) op basis van de rentetermijnstructuur in rekening gebracht zou zijn, had deze premie 16.365 duizend euro bedragen. Hierin is een opslag voor administratiekostenvoorziening van 122 duizend euro opgenomen. Onder aftrek van deze voorziening blijft er 16.243 duizend euro over. Per saldo is dit dus een verlies van 3.970 duizend euro. De kostendekkende premie zou echter wel een opslag voor solvabiliteit bevatten ter grootte van 2.751 duizend euro. Deze opslag zou in het resultaat opgenomen worden. Voor de aanvullingsregelingen is positief resultaat van 248 duizend euro. Per saldo bedraagt het verlies dan 971 duizend euro. Tabel 13 geeft het resultaat op premie schematisch weer.
0 .9
Tabel 13 Resultaat op de premie (in duizenden euro’s)
Onderdelen
Bedrag
Feitelijke premie Kostendekkende premie Vrijval solvabiliteitsmarge Winst aanvullingsregelingen
12.273 ./. 16.243 2.751 248
Resultaat
./.
971
Bijzondere oorzaken Dit bedrag wordt veroorzaakt door de overgang naar de nieuwe Prognosetafels 2010-2060, waarbij de sterftekansen van de hoofdverzekerde worden gecorrigeerd met de ervaringssterfte 2010 van Towers Watson. Een deel van dit resultaat is al in 2009 genomen door middel van een opslag van 4,5 procent op de voorziening pensioenverplichting. Voor 2010 resteert een negatief saldo van 13.948 duizend euro. Rentetermijnstructuur Het verlies in verband met de rentetermijnstructuur wordt veroorzaakt doordat het renteniveau uit de rentetermijnstructuur van 31 december 2010 (zoals gepubliceerd door DNB) lager is dan het niveau van 31 december 2009. De daling van de rentetermijnstructuur brengt een last van 45.185 duizend euro met zich mee.
56
jaarverslag 2 0 1 0 stichti n g perso n eelspe n sioe n fo n ds cordares
0 .1 0
Vooruitblik naar 2011 De vaststelling van de jaarstukken is een moment om terug te kijken naar in het afgelopen kalenderjaar behaalde resultaten. Daarbij hoort echter ook vooruitkijken naar de toekomst. Het bestuur wil zo goed mogelijk voorbereid zijn op de onzekerheden die daar per definitie een rol bij spelen. Belangrijke punten die in dit kader in 2011 de aandacht van het bestuur zullen vragen, zijn: • • • • • • • • •
Hoe kan de communicatie nog verder worden verbeterd? Op welke punten kan het risicobeleid van het fonds verder worden verbeterd? Hoe kan de gedeeltelijk niet verleende toeslag worden ingehaald? Hoe kan een korting van pensioenrechten worden gerealiseerd als dat, tegen de huidige verwachtingen in, onafwendbaar mocht zijn? Wat zijn mogelijke gevolgen voor PPF van een eventuele wijziging van de pensioenregeling naar aanleiding van het Pensioenakkoord, van de onderhandelingen tussen partijen betrokken bij de CAO Cordares en de schaalvergroting binnen het pensioenveld? Kan de beleggingsportefeuille van PPF verder worden gediversifieerd? Hoe kan het bestuur bij de uitvoering van het renteafdekkingsbeleid op tijd reageren als de marktomstandigheden hiertoe noodzaken? Hoe kunnen de kosten van het vermogensbeheer inzichtelijker worden gemaakt? Aan welke voorwaarden dienen kandidaten te voldoen voor toetreding tot het bestuur, gelet op het strengere toezichtkader? 57
Tot slot willen wij alle medewerkers van de pensioenuitvoerder en van de vermogensbeheerder die het bestuur in het afgelopen verslagjaar hebben bijgestaan, in welke functie dan ook, bedanken. Het bestuur is ook het verantwoordingsorgaan en de visitatiecommissie dankbaar voor hun waardevolle bijdragen die het bestuur in staat stelt het pensioenfonds goed te besturen. Als voorzitters willen wij ook nog de bestuursleden danken voor hun inzet en inbreng in de afgelopen periode.
Amsterdam, 16 juni 2011 Namens het bestuur, Dr. A.G. Oerlemans CFA, FRM Dr. A.W.I.M. van der Wurff
1.0
Jaarrekening 2010
1.1
Balans per 31 december 2010
1.2
Staat van baten en lasten 2010
1.3
Kasstroomoverzicht 2010
1.4
Toelichting algemeen
1.5
Toelichting op de balans per 31 december 2010
1.6
Toelichting op de staat van baten en lasten 2010
1.7
Beheersing van de risico’s
1.8
Ondertekening van de jaarrekening
Jaarverslag 2010 Stichting Personeelspensioenfonds Cordares
Jaarrekening 2010
1.1
Balans per 31 december 2010 (Na verwerking resultaatbestemming, bedragen in duizenden euro’s)
Activa
Beleggingen ( 1 ) Vorderingen en overlopende activa ( 2 ) Liquide middelen ( 3 )
Totaal van de activa
Passiva
2010
2009
644.459
580.343
2.052
1.776
1.177
271
647.688
582.390
2010
2009
Stichtingskapitaal en reserves ( 4 ) Technische voorzieningen ( 5 ) Kortlopende schulden en overlopende passiva ( 6 )
571.048
511.122
5.740
4.874
Totaal van de passiva
647.688
60
70.900
66.394
582.390
jaarreke n i n g 2 0 1 0 stichti n g perso n eelspe n sioe n fo n ds cordares
1. 2
Staat van baten en lasten 2010 (bedragen in duizenden euro’s)
Baten
Beleggingsopbrengsten ( 7 ) Bijdragen van werkgevers en werknemers ( 8 ) Saldo overdracht van rechten ( 9 ) Overige baten ( 10 ) Totaal van de baten
2010
2009
70.350
65.901
12.273
10.020
643 ./. 124
405 –
83.390
Lasten
2010 Toevoeging technische voorzieningen ( 11 ) 59.926 Uitkeringen ( 12 ) 17.852 Administratiekosten ( 13 ) 1.058 Overige lasten ( 14 ) 48 Totaal van de lasten
Saldo staat van baten en lasten
75.516
2009 61
15.669 17.145 1.045 67
78.884
33.926
4.506
41.590
1. 3
Kasstroomoverzicht 2010 (bedragen in duizenden euro’s)
2010
Bijdragen van werkgevers en werknemers 12.183 Saldo overdracht van rechten 861 ./. Uitgekeerde pensioenen ./. 17.943 ./. Administratiekosten ./. 897 ./. Diversen 486 ./. Kasstroom uit pensioenuitvoeringsactiviteiten
Aankoop beleggingen Verkopen en aflossingen van beleggingen Directe beleggingsopbrengsten Gerealiseerde waardeverschillen op verkochte/afgeloste beleggingen
9.849
378 17.153 1.268 681
./. 5.310
./. 65.277
./.
160.669
7.550
24.012
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten
./.
./. 9.631
173.104
81.024
./. 17.081
2009
1.773
6.216
9.804
Mutaties liquide middelen
906
Liquide middelen primo periode Mutatie liquide middelen
271
98
906
173
1.177
271
Liquide middelen ultimo periode
62
jaarreke n i n g 2 0 1 0 stichti n g perso n eelspe n sioe n fo n ds cordares
173
1. 4
Toelichting algemeen (bedragen in duizenden euro’s, tenzij anders vermeld)
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling Algemeen Bij de samenstelling van de jaarrekening zijn onderstaande grondslagen in acht genomen: • Voor zover hierna of in de toelichting bij deze jaarrekening niet anders is aangegeven, wordt gewaardeerd tegen nominale waarde in euro’s; • Vreemde valuta zijn omgerekend tegen de koersen op balansdatum. De hierbij ontstane koersverschillen zijn in het resultaat verwerkt.
Stelselwijziging Met ingang van 2010 worden de deposito’s en kasgeldleningen gewaardeerd op marktwaarde; tot 2010 was de waardering op nominale waarde. De wijziging past bij de vereisten van de Pensioenwet om alle beleggingen te waarderen op marktwaarde. Deze gewijzigde waarderingsgrondslag is een stelselwijziging. Het cumulatieve effect van deze stelselwijziging op het vermogen 2009 is minder dan 1.000 euro en heeft derhalve niet geleid tot aanpassing van het vermogen 2009. Schattingswijzigingen Het bestuur heeft besloten vanaf boekjaar 2010 voor de bepaling van de Voorziening pensioenverplichtingen een nieuwe prognosetafel te gebruiken, de AG Prognosetafel 2010-2060. Op de tafel worden leeftijdsafhankelijke correctiefactoren toegepast. De wijziging in overlevingsgrondslagen resulteert voor boekjaar 2010 in een schattingswijziging. Het negatieve effect van deze schattingswijziging op het resultaat bedraagt 13,9 miljoen euro.
Waardering van activa en passiva Beleggingen voor risico pensioenfonds Vastgoed Deze post is samengesteld uit de beleggingscategorieën onroerende zaken in exploitatie en onroerende zaken via participaties. Vastgoed (direct) Deze categorie wordt gewaardeerd tegen de rendementswaarde, conform de ROZ/IPD-methodiek. Zowel de ongerealiseerde als gerealiseerde resultaten worden direct in het resultaat verantwoord. Vastgoed (indirect) De beleggingen in indirect vastgoed hebben betrekking op de beleggingspools. De participaties in beleggingspools worden gewaardeerd tegen de nettovermogenswaarde per participatie. Zowel de ongerealiseerde als gerealiseerde waardeverschillen worden rechtstreeks in de staat van baten en lasten verantwoord.
63
1. 4
Aandelen De beleggingen in aandelen hebben voornamelijk betrekking op de beleggingspools. De participaties in beleggingspools worden gewaardeerd tegen de nettovermogenswaarde per participatie. Zowel de ongerealiseerde als gerealiseerde waardeverschillen worden rechtstreeks in de staat van baten en lasten verantwoord. Obligaties en leningen op schuldbekentenis De beleggingen in obligaties hebben voornamelijk betrekking op de beleggingspools. De participaties in beleggingspools worden gewaardeerd tegen de nettovermogenswaarde per participatie. De leningen op schuldbekentenis worden gewaardeerd tegen actuele waarde. Voor leningen op schuldbekentenis is dit de contante waarde van de toekomstige kasstromen, contant gemaakt op basis van de geldende marktrente ontleend aan Reuters. Zowel ongerealiseerde als gerealiseerde waardeverschillen worden rechtstreeks in de staat van baten en lasten verantwoord. Deposito’s en kasgeldleningen Deposito’s en kasgeldleningen worden gewaardeerd op actuele waarde, dit is de contante waarde van de toekomstige kasstromen, contant gemaakt op basis van de geldende marktrente. Zowel ongerealiseerde als gerealiseerde waardeverschillen worden rechtstreeks in de staat van baten en lasten verantwoord. Alternatieve beleggingen De beleggingen in commodities, hedgefondsen, GTAA en private equity hebben voornamelijk betrekking op de beleggingspools van Cordares en APG. De participaties in de pools worden gewaardeerd tegen de netto vermogenswaarde per participatie. Zowel de ongerealiseerde als gerealiseerde waardeverschillen worden rechtstreeks in de staat van baten en lasten verantwoord. Derivaten Derivaten worden gewaardeerd op actuele waarde. PPF maakt voor het afdekken van valutarisico’s gebruik van valutatermijncontracten. De valutatermijncontracten worden gewaardeerd op marktwaarde. Deze wordt bepaald door de waarde van de vreemde valuta tegen de termijnkoersen op afsluitmoment af te zetten tegen de waarde van de vreemde valuta tegen de termijnkoersen op balansdatum. Het verschil tussen deze twee waarden is de marktwaarde van de valutatermijncontracten. De termijnkoers op de balansdatum wordt berekend op basis van de 16:00 (GMT) WM Fixing ultimo boekjaar. Het fonds gebruikt renteswapcontracten voor het afdekken van het renterisico. De renteswapcontracten worden gewaardeerd op marktwaarde. De marktwaarde is de resultante van de contante waarde van de toekomstige kasstromen, contant gemaakt op basis van de geldende swapcurve. Zowel ongerealiseerde als gerealiseerde waardeverschillen worden rechtstreeks in de staat van baten en lasten verantwoord. Derivaten met een negatieve waarde ultimo boekjaar worden opgenomen onder ‘Overige schulden en overlopende passiva’. Technische voorzieningen De post ‘Technische voorzieningen’ bestaat uit de volgende onderdelen: de voorziening pensioenverplichtingen en de voorziening aanvullingsregelingen. Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening pensioenverplichtingen is het bedrag dat nodig is om dekking te bieden voor door verzekerden verworven pensioenrechten. De voorziening is door PPF vastgesteld met gebruikmaking van de navolgende actuariële grondslagen en veronderstellingen. Per 31 december 2010 is het fonds overgegaan naar de nieuwe prognosetafel 2010-2060. 64
jaarreke n i n g 2 0 1 0 stichti n g perso n eelspe n sioe n fo n ds cordares
1. 4
Rekenrente De gehanteerde rekenrente is de rentetermijnstructuur ultimo 2010.
Grafiek Rentetermijnstructuur rente 4,5%
4,0%
3,5%
3,0%
2,5%
2,0%
1,5%
65
1,0%
0,5% looptijd in jaren
0,0% 1
4
7
10
13
16
19
31 • 12 • 2009
22
25
28
31
34
37
40
43
46
49
52
55
58
31 • 12 • 2010
Overlevingstafels • Voor mannen: Prognosetafel 2010-2060, waarbij de sterftekansen voor de hoofdverzekerde worden gecorrigeerd met de ervaringsterfte 2010 van Towers Watson. • Voor vrouwen: Prognosetafel 2010-2060, waarbij de sterftekansen voor de hoofdverzekerde worden gecorrigeerd met de ervaringsterfte 2010 van Towers Watson. Leeftijdsverschil Het leeftijdsverschil tussen mannen en vrouwen wordt verondersteld drie jaar te zijn. Administratiekosten Voor de dekking van de administratiekosten zijn de volgende voorzieningen getroffen. De netto contante waardefactor voor de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen en de voorziening aanvullingsregelingen is verhoogd met 3 procent, ter dekking van de uitbetalingkosten. Voor de arbeidsongeschikte deelnemers en verzekerden met premievrije rechten is een voorziening getroffen van 3 procent van het verzekerde ouderdomspensioen per toekomstig jaar tot de pensioendatum. Arbeidsongeschiktheid Bij het optreden van arbeidsongeschiktheid worden de in de toekomst te verwerven pensioenrechten volledig afgefinancierd.
1. 4
Wezenpensioen In de voorziening pensioenverplichtingen en de voorziening aanvullingsregelingen is een opslag van 0,5 procent op de voorziening voor het niet ingegaan ouderdomspensioen opgenomen ter financiering van opgebouwd wezenpensioen. Gehuwdheidsfrequentie Ten behoeve van het nabestaandenpensioen bij niet ingegane ouderdomspensioenen voor mannen en vrouwen wordt gereserveerd op basis van het onbepaalde-partner-systeem. De gehuwdheidsfrequenties (inclusief geregistreerd partnerschap) zijn hierbij tot 65 op 1 gesteld en nemen daarna af met de sterftekans van de medeverzekerde. Ten behoeve van het nabestaandenpensioen bij ingegane ouderdomspensioenen voor mannen en vrouwen wordt gereserveerd op basis van het bepaalde-partner-systeem. Voorziening aanvullingsregelingen In de voorziening aanvullingsregelingen zijn de verwachte lasten in verband met aanvullingen opgenomen. Deze voorziening bestaat uit twee delen, een voorziening voor de zogenoemde jaarlaag en een voorziening voor voortzetting van pensioenopbouw tijdens prepensioen. Ter toelichting op de voorziening voor de jaarlaag het volgende: Jaarlijks besluit het bestuur of er voldoende middelen beschikbaar zijn om het volgende jaar de verwachte aanvullingen op prepensioen toe te kunnen kennen. Dit is de zogenoemde jaarlaag. De jaarlaag is vastgesteld op dezelfde grondslagen als de voorziening pensioenverplichtingen. Het bestuur heeft besloten per ultimo 2010 de jaarlaag voor 2011 toe te kennen aan de deelnemers die in 2011 de 62-jarige leeftijd bereiken, mits deze deelnemers bij het bereiken van deze leeftijd aan de voorwaarden voor de aanvulling voldoen. Naast de jaarlaag bestaat de voorziening aanvullingsregelingen zoals gezegd uit de verwachte lasten voor de voortzetting van opbouw van ouderdomspensioen tijdens prepensioen. Bij de bepaling van de lasten voor voortzetting van de opbouw van het ouderdomspensioen tijdens vroegpensioen is tevens rekening gehouden met de kans dat de betrokken deelnemers op de datum van toekenning van de uitkering niet meer in dienst zijn. De voorziening aanvullingsregelingen is vastgesteld op dezelfde grondslagen als de voorziening pensioenverplichtingen. Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode.
66
jaarreke n i n g 2 0 1 0 stichti n g perso n eelspe n sioe n fo n ds cordares
1. 4
Resultaatbepaling Algemeen Baten en lasten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben. Beleggingsopbrengsten risico pensioenfondsen Het resultaat uit beleggingen bestaat uit ‘directe beleggingsopbrengsten’ en ‘indirecte beleggingsopbrengsten’. Onder de directe beleggingsopbrengsten worden verantwoord: • de netto exploitatieopbrengsten uit onroerende zaken; • de interest van de respectievelijke beleggingen; • de ontvangen dividenden alsmede de door indexfondsen in units herbelegde dividenden. De indirecte beleggingsopbrengsten betreffen zowel de ongerealiseerde als de gerealiseerde waardeverschillen.
67
1. 5
Toelichting op de balans per 31 december 2010 (bedragen in duizenden euro’s, tenzij anders vermeld)
Activa 1. Beleggingen De beleggingen zijn als volgt onderverdeeld:
2010
Aandelen Obligaties Vastgoed (direct) Vastgoed (indirect) Commodities Hedgefondsen Leningen op schuldbekentenis Deposito’s en kasgeldleningen Derivaten Totaal beleggingen
2009
259.411
220.958
248.799
266.897
11.600
11.580
38.467
35.668
22.843
14.156
21.462
8.584
–
618
4.900
1.300
36.977
20.582
644.459
580.343
Het vastgoed (direct) is extern getaxeerd.
Verloopoverzicht beleggingen Het verloop van de beleggingen is als volgt te specificeren:
Boekwaarde
begin v/h jaar
Aandelen Obligaties Vastgoed (direct) Vastgoed (indirect) Commodities Hedgefondsen Leningen op schuldbekentenis Deposito’s en kasgeldleningen Derivaten Totaal beleggingen
Aankopen en
Verkopen en
Waarde- Boekwaarde
sificatie verstrekkingen
Reclas-
aflossingen
verschillen eind v/h jaar
220.958
–
24.877
266.897
–
9.189
./. 26.430
40.006
259.411
./.
15.529
248.799
42.816
11.580
–
–
–
20
11.600
35.668
–
577
–
2.222
38.467
14.156
–
6.001
–
2.686
22.843
8.584
–
21.033
./.
10.485
2.330
21.462
618
–
–
./.
608
1.300
–
3.600
./.
10
–
–
–
4.900
20.582
./.
125
–
–
16.520
36.977
580.343
./.
125
65.277
./. 80.339
79.303
644.459
In de rubriek derivaten zijn valutatermijncontracten opgenomen. Het bedrag in de kolom “reclassificatie” bestaat uit valutatermijncontracten (Japanse yens ad 0,1 miljoen) die een negatieve waarde hadden ultimo 2010 maar waarbij de primostand 2010 positief was.
68
jaarreke n i n g 2 0 1 0 stichti n g perso n eelspe n sioe n fo n ds cordares
1. 5
In onderstaande tabel zijn de derivaten opgenomen die ultimo 2010 een negatieve waarde hebben. Derhalve zijn deze opgenomen onder de “Overige schulden en overlopende passiva”.
Derivaten met een negatieve waarde
2010
2009
Valutatermijncontracten
./.
4.858
./.
4.187
Totaal
./.
4.858
./.
4.187
Ter mitigering van het kredietrisico op de derivaten zijn er vastrentende waarden als onderpand ontvangen met een waarde van 35,9 miljoen euro.
2. Vorderingen en overlopende activa Deze post wordt als volgt gespecificeerd:
2010
2009
Nog te ontvangen opbrengst beleggingen Te ontvangen overdrachtswaarde Te ontvangen uitkeringen Nog te ontvangen premies Nog te ontvangen rente Kruisposten geldverkeer Overige debiteuren
1.136
447
27
245
Totaal
145
54
650
528
94
467
–
3
–
32
2.052
1.776
3. Liquide middelen Liquide middelen betreffen de saldi van de bankrekeningen van het fonds. De middelen staan ter vrije beschikking.
69
1. 5
Passiva 4. Stichtingskapitaal en reserves Deze post is als volgt samengesteld:
2010
Stand per 1 januari Toevoeging saldo van baten en lasten
66.394
41.590
Stand per 31 december
70.900
66.394
4.506
2009 24.804
Algemene Reserve Het saldo van de staat van baten en lasten wordt toegevoegd of onttrokken aan de algemene reserve. De algemene reserve ad 70.900 is onderverdeeld in een reserve pensioenen (70.361) en een reserve aanvullingsregelingen (539).
Reserve pensioenen Deze post is als volgt samengesteld:
2010
Stand per 1 januari Toevoeging saldo van baten en lasten
65.675
24.157
4.686
41.518
Stand per 31 december
70.361
65.675
2009
De reserve pensioenen is, behalve voor het opvangen van tegenvallers, bestemd voor dekking van toekomstige pensioenverbeteringen, negatieve waardeontwikkelingen inzake beleggingen en de eventuele nadelige gevolgen die voortvloeien uit wijzigingen in de samenstelling van het deelnemersbestand. De reserve pensioenen bedraagt ultimo 2010 70.361.
Reserve aanvullingsregelingen Deze post is als volgt samengesteld:
Stand per 1 januari Toevoeging saldo van baten en lasten Stand per 31 december
./.
2010
2009
719 180
647
539
719
72
De reserve aanvullingsregelingen is een reserve van waaruit de voorwaardelijke aanvullingen gefinancierd worden. De reserve dient daarnaast ter egalisering van de premies die voor de aanvullingsregelingen geheven wordt. De reserve aanvullingsregelingen ontwikkelt zich door de toe te rekenen beleggingsopbrengsten en de premie-inkomsten voor de aanvullingsregelingen en wordt verminderd door de jaarlaag (inclusief saldo buffervereisten) in enig jaar. Om de wettelijk vereiste premiestijging (welke het gevolg is van de kredietcrisis) gefaseerd door te kunnen voeren, heeft het bestuur in 2009 besloten de premieheffing voor de aanvullingsregelingen voor één jaar op te schorten. Vanaf 2010 wordt de premieheffing hiervoor hervat. Om te voorkomen dat door de opschorting van de premieheffing, bij onverminderde toekenning van de jaarlaag, de reserve voor de aanvullingsregelingen negatief wordt is (in beginsel eenmalig) tevens besloten de jaarlaag voor 2010 pas bij 62-jarige leeftijd van de deelnemer toe te kennen. Door deze uitzonderlijke situatie neemt de reserve in 2010 af met zowel de jaarlaag 2010 als de jaarlaag 2011. De reserve bedraagt ultimo 2010 539.
70
jaarreke n i n g 2 0 1 0 stichti n g perso n eelspe n sioe n fo n ds cordares
1. 5
Solvabiliteit
2010
Vereist eigen vermogen Minimaal vereist eigen vermogen Aanwezige solvabiliteit
118.882 24.277 70.361
De vermogenspositie van PPF kan worden gekarakteriseerd als niet-toereikend. Ultimo 2010 is sprake van een reservetekort. PPF verkeerde eind augustus 2010 door een lage rentestand niet alleen in een reservetekort maar ook kortstondig in een dekkingstekort. Per september 2010 was de dekkingsgraad weer boven het minimum vereist eigen vermogen. Het kortetermijnherstelplan van 2009 is als gevolg van het dekkingstekort van augustus 2010 weer van kracht geworden. Het fonds moet zich gedurende drie achtereenvolgende kwartaaleinden niet meer in een dekkingstekort bevinden voordat het kortetermijnherstelplan weer wordt beëindigd. Aangezien de dekkingsgraad zich zowel per eind september en december 2010 als per eind maart 2011 boven het niveau van het minimaal vereist eigen vermogen bevond, is het kortetermijnherstelplan per eind maart 2011 weer opgeheven. Het langetermijnherstelplan is op overeenkomstige wijze pas beëindigd als het fonds drie achtereenvolgende kwartaaleinden geen reservetekort meer kent.
5. Technische voorzieningen 71
Het verloop van de technische voorzieningen is als volgt:
2010
2009
Stand per 1 januari
511.122
495.453
Mutatie Technische voorzieningen voor risico pensioenfonds uit hoofde van: • pensioenopbouw • indexering en overige toeslagen • rentetoevoeging • onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten • wijziging marktrente • overdracht van rechten • overige mutaties
Stand per 31 december
./.
11.476
1.199
9.469 9.100
6.636
12.501
19.426
./.
18.303
45.185
./.
19.321
865
./.
1.132
13.991
23.355
571.048
511.122
Het bedrag bij ‘overige mutaties’ wordt voor het overgrote deel verklaard door de overgang naar de nieuwe overlevingstafel. In 2009 is reeds een voorschot genomen op deze overgang door een opslag van 4,5% op de voorziening pensioenverplichtingen.
2010
2009
Voorziening pensioenverplichtingen Voorziening aanvullingsregelingen
568.169
508.545
2.879
2.577
571.048
511.122
1. 5
Voorziening pensioenverplichtingen
Contante waarde van door verzekerden verworven pensioenrechten: • Deelnemers • Gewezen deelnemers • Pensioentrekkend
2010
2009
146.694
122.740
202.065
178.033
219.410
207.772
Stand voorziening aan het einde van het jaar
568.169
508.545
Het verloop van de voorziening is als volgt: Stand aan het begin van het jaar
508.545
491.105
Mutatie ten laste van de staat van baten en lasten inzake de verhoging van de opgebouwde pensioenrechten
59.624
17.440
Stand aan het einde van het jaar
568.169
508.545
Voorziening aanvullingsregelingen In de voorziening aanvullingsregelingen zijn de verwachte lasten in verband met aanvullingen opgenomen. Jaarlijks besluit het bestuur of er voldoende middelen beschikbaar zijn om het volgende jaar de verwachte aanvullingen op prepensioen toe te kunnen kennen. Dit is de zogenoemde jaarlaag. Naast de jaarlaag bestaat de voorziening aanvullingsregelingen uit de verwachte pensioenopbouw tijdens prepensioen. In 2010 is de voorziening aanvullingsregelingen enerzijds toegenomen vanwege de toekenning van jaarlaag 2011. Anderzijds neemt de voorziening pensioenopbouw tijdens prepensioen af omdat de groep deelnemers die gebruik kan maken van de prepensioenregeling sterk afneemt. Het verloop van de voorziening is als volgt:
2010
2009
Stand aan het begin van het jaar Mutatie ten laste van de staat van baten en lasten inzake de verhoging van de opgebouwde pensioenrechten Stand aan het einde van het jaar
2.577
4.348
72
302 2.879
./.
1.771
2.577
jaarreke n i n g 2 0 1 0 stichti n g perso n eelspe n sioe n fo n ds cordares
1. 5
6. Kortlopende schulden en overlopende passiva De kortlopende schulden en overlopende passiva zijn als volgt te specificeren:
2010
2009
Derivaten Te betalen belastingen Overige crediteuren Overlopende passiva
4.858
4.187
4.874
Het verloop van de post ‘Derivaten’ is als volgt:
2010
2009
376
342
420 86
275
5.740
Stand per 1 januari Herrubricering Aankopen Verkopen en aflossingen Waardeverschillen Stand per 31 december
4.187 ./.
125 ./.
70
– 11.647
–
–
–
–
796
15.834
73 4.858
4.187
De valutatermijncontracten met een negatieve waarde ultimo 2010 in Amerikaanse dollars, Britse ponden en Japanse yens (4,8 miljoen euro negatief) zijn opgenomen onder de rubriek ‘kortlopende schulden en overlopende passiva’.
Overlopende passiva De overlopende passiva bestaan uit nog te betalen kosten (86).
Niet in de balans opgenomen verplichtingen
2010
2009
Aangegane verplichtingen private equity
12.231
–
Totaal
12.231
–
In 2010 is voor 12,5 miljoen aan toekomstige investeringen gecommiteerd bij de APG Private Equity Pool 2010. Ultimo 2010 resteert nog een bedrag van 12,2 miljoen. De investeringsverplichtingen 2010 voor de hedgefondsen zijn volledig gerealiseerd.
Langlopende contractuele verplichtingen Inzake de uitvoering van pensioen- en vermogensbeheeractiviteiten is PPF meerjarige verplichtingen aangegaan met derden tot uiterlijk 1 januari 2015. De hieraan verbonden kosten zijn afhankelijk van diverse variabelen, zoals omvang van het belegd vermogen, behaalde rendementen en aantal deelnemers. Voor 2011 bedragen de verwachte kosten uit deze overeenkomsten tezamen circa 3,3 miljoen. Dit is naar huidig inzicht tevens indicatief het niveau in de jaren erna.
1. 6
Toelichting op de staat van baten en lasten 2010 (bedragen in duizenden euro’s, tenzij anders vermeld)
Baten 7. Beleggingsopbrengsten De beleggingsopbrengsten zijn als volgt te specificeren:
2010
2009
Directe beleggingsopbrengsten Indirecte beleggingsopbrengsten
10.667
25.922
62.114
41.787
Af: – kosten vastgoed in exploitatie – kosten vermogensbeheer
72.781
70.350
67.709
87
91
2.344
1.717 65.901
De kosten vermogensbeheer betreffen de door APG in rekening gebrachte kosten van 2.344 (2009: 1.717). De nettobeleggingsopbrengsten zijn per beleggingscategorie als volgt te specificeren:
Obligaties Aandelen Vastgoed (direct) Vastgoed (indirect) Commodities Hedgefondsen Leningen op schuldbekentenis Deposito’s en kasgeldleningen Derivaten
2010
2009
18.310
26.856
40.028
52.057
545 .
558
3.278 ./.
4.384
2.685
996
2.343
1.416
2
80
232 2.927
./.
70.350
46 11.724 65.901
8. Bijdragen van werkgevers en werknemers Deze post bestaat voornamelijk uit premieontvangsten van werkgevers ad 10.385 (2009: 8.751) en werknemers 1.888 (2009: 1.269). Het premiepercentage wordt jaarlijks door het bestuur van PPF vastgesteld in de vorm van een percentage van de pensioengrondslag. Hierbij wordt gestreefd naar een stabiele premielast. Het premiepercentage uitgedrukt in een percentage van de pensioengrondslag bedroeg in 2010 22,9 procent (2009: 21,2 procent).
Feitelijke premie middelloonregeling, inclusief individuele bijstortingen Gedempte premie middelloonregeling Kostendekkende premie middelloonregeling op rentetermijnstructuur Feitelijke premie aanvullingsregelingen
74
2010 9.915 13.009 13.523 2.358
jaarreke n i n g 2 0 1 0 stichti n g perso n eelspe n sioe n fo n ds cordares
1. 6
9. Saldo overdrachten van rechten Deze post wordt als volgt gespecificeerd:
Overgenomen pensioenverplichtingen Overgedragen pensioenverplichtingen
2010
2009
1.444
./.
240
801
./.
645
643
./.
405
10. Overige baten Deze post heeft betrekking op rente (124).
Lasten 75 11. Toevoeging technische voorzieningen De toevoeging aan de technische voorzieningen is als volgt te specificeren:
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen Mutatie voorziening aanvullingsregelingen
2010
2009
59.624
17.440
302 ./.
1.771
59.926
15.669
2010
2009
11.476
9.469
Mutatie technische voorzieningen De toevoeging aan de technische voorzieningen is als volgt te specificeren:
Toevoeging pensioenopbouw Toeslagverlening en overige toeslagen Rentetoevoeging Onttrekkingen voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente Mutatie overdracht van rechten Overige mutaties Totaal
1.199 6.636
./.
9.100
12.501
19.426
./.
18.303
45.185
./.
19.321
865 ./.
1.132
13.991
23.355
59.926
15.669
1.6
12. Uitkeringen De uitkeringen kunnen als volgt worden gespecificeerd:
Ouderdomspensioenen Nabestaandenpensioenen Invaliditeitspensioenen Prepensioenen
2010
2009
11.693
11.179
4.102
3.973
693
841
1.364
1.152
17.852
17.145
13. Administratiekosten De administratiekosten in verband met exploitatie van het vastgoed en de andere beleggingsactiviteiten komen direct ten laste van de opbrengst van de betreffende beleggingscategorieën. In 2010 werd de administratie van PPF gevoerd door Cordares Pensioenen bv die de uitgevoerde activiteiten in rekening brengt bij PPF. Onderstaand volgt een overzicht van de in rekening gebrachte administratiekosten alsmede de verwerking hiervan:
2010
2009
Door Cordares in rekening gebrachte kosten
3.489
2.857
Hiervan direct ten laste van de opbrengsten inzake: Resultaat vastgoed in exploitatie Resultaat uit overige beleggingen
87
95
2.344
1.717
Kosten vermogensbeheer
2.431
1.812
Resteert: administratieksoten ten laste van de rekening van baten en lasten
1.058
1.045
2010
2009
Onderzoek jaarrekening Andere controleopdrachten Kosten voorgaand jaar
42
46
–
9
3
–
45
55
De accountantkosten zijn als volgt verdeeld:
De kosten voorgaand jaar hebben betrekking op aanvullend uitgevoerde werkzaamheden ten behoeve van de jaarrekeningcontrole 2009 (2) alsmede op aanvullende werkzaamheden in het kader van overige controle opdrachten 2009 (1).
14. Overige lasten Deze post heeft betrekking op bankkosten (36) en lasten van uitkeringen (12).
76
jaarreke n i n g 2 0 1 0 stichti n g perso n eelspe n sioe n fo n ds cordares
1.7
Beheersing van de risico’s In het bestuursverslag is ingegaan op de beleidsmatige aspecten van risicobeleid- en beheer. In deze paragraaf worden de kwantitatieve en kwalitatieve toelichtingen op de posten in de balans opgenomen.
Solvabiliteitsrisico De (hoofdzakelijk financiële) risico’s hebben invloed op het solvabiliteitsrisico van het fonds, ofwel het risico dat PPF niet beschikt over voldoende vermogen om te kunnen voldoen aan zijn (toekomstige) pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten conform de richtlijnen die bepaald zijn door de toezichthouder. De solvabiliteit wordt gemeten aan de hand van de dekkingsgraad en het vereist eigen vermogen. Bij deze methodiek wordt rekening gehouden met de beschikbaarheid van buffers ter dekking van de diverse risico’s die een impact hebben op de mate waarin het fonds in staat wordt geacht te kunnen voldoen aan haar toekomstige verplichtingen. De methodiek toont hoe gevoelig het fonds is voor negatieve scenario’s, zoals een daling van de rente of een daling van de aandelenkoersen. Onderstaand is de solvabiliteit van het fonds weergegeven waarbij de door de toezichthouder voorgeschreven methodiek is toegepast. Hierbij wordt het aanwezige vermogen afgezet tegen zowel het Vereist Eigen Vermogen (VEV) als het Minimaal Vereist Eigen Vermogen (MVEV). Indien het aanwezige vermogen van het fonds minder is dan het VEV, is er sprake van een reservetekort. Indien daarnaast het aanwezige vermogen ook lager is dan het MVEV, is er sprake van een dekkingstekort. Bij de toepassing van het standaardmodel worden de volgende solvabiliteitsreserves onderkend: S1: de solvabiliteitsreserve voor het renterisico (het effect van de meest ongunstige wijziging van de rente termijnstructuur); S2: de solvabiliteitsreserve voor het marktrisico op zakelijke waarden (het effect van een daling van de zakelijke waarden aan de hand van een daling van de waarde van aandelen in ontwikkelde markten met 25 procent, aandelen in opkomende markten met 35 procent, private equity met 30 procent, direct vastgoed met 15 procent en indirect vastgoed met 25 procent); S3: de solvabiliteitsreserve voor het valutarisico (het effect van een daling van alle valutakoersen ten opzichte van de euro met 20 procent); S4: solvabiliteitsreserve voor het risico op grondstoffen (het effect van een daling van de waarde van grondstoffen met 30 procent); S5: solvabiliteitsreserve voor het kredietrisico (het effect van een toename van de actuele credit spread met 40 procent); S6: solvabiliteitsreserve voor het verzekeringstechnisch risico (door middel van een verzekeringsrisico-opslag wordt het verzekeringstechnisch risico gefinancierd). Surplus op FTK-grondslagen (in miljoenen euro’s): Technische voorziening volgens jaarrekening Technische voorziening pensioenverplichtingen (a)
Buffers S1 Renterisico S2 Risico zakelijke waarden S3 Valutarisico S4 Grondstoffenrisico S5 Kredietrisico S6 Verzekeringstechnisch risico Diversificatie-effect ./. Totaal S (vereiste buffers) (b) Vereist eigen vermogen (a+b) Beschikbaar vermogen (totaal activa – schulden – reserve aanvullingsregeling = pensioenvermogen) Surplus
./.
2010
2009
571,0
511,1
571,0
511,1
34,5
33,5
93,4
80,5
23,6
19,3
7,8
5,5
9,5
6,2
16,8
15,4
66,7
./.
55,7
118,9
104,7
689,8
615,8
641,4
576,8
48,5
./.
39,0
77
1.7
De som van de solvabiliteitsreserves vormt, na diversificatie tussen de risicotypen, het vereist eigen vermogen. Het vereist eigen vermogen is dan de toetswaarde waartegen het feitelijke eigen vermogen van het fonds wordt afgezet. PPF heeft voldoende eigen vermogen als het eigen vermogen van het fonds groter is dan het vereist eigen vermogen. De financiële positie is in dat geval toereikend. Zoals hiervoor is toegelicht blijkt over 2010 het aanwezige eigen vermogen lager te zijn dan het vereist eigen vermogen, zodat er sprake is van een reservetekort.
Renterisico De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duration. De effectieve duration van de beleggingen exclusief derivaten bedraagt 4,9 en inclusief derivaten 20,1. De duration inclusief derivaten is gerelateerd aan de omvang van de vastrentende waarden exclusief derivaten. De modified duration van de verplichtingen bedraagt 16,2. Het renteafdekkingsbeleid wordt uitgedrukt als percentage van het renterisico van de nettoverplichtingen. Het renterisico van de nettoverplichtingen wordt gedefinieerd als het renterisico van de verplichtingen minus het renterisico van de vastrentende waarden portefeuilles. De bovenstaande durations leiden tot een netto renteafdekkingspercentage van 48,1%.
Valutarisico De valutarisico’s op beleggingen in Amerikaanse dollars, Britse ponden en Japanse yen van de beleggingsportefeuille van PPF is door middel van valutatermijncontracten grotendeels afgedekt. Ultimo 2010 resteert een valutarisico op 17,1 procent van het belegd vermogen. De valutapositie voor en na afdekking kan als volgt worden weergegeven: Valuta Beleggingen in vreemde valuta Valuta-afdekking (in procenten) Amerikaanse Dollar Britse pond Japanse yen Overige valuta
78
2010
2009
Netto-positie Netto-positie (in procenten) (in procenten)
32,6
31,0
1,6
0,1
6,0
5,6
0,4
./. 0,8
1,8
1,7
0,1
0,1
15,0
–
15,0
7,6
jaarreke n i n g 2 0 1 0 stichti n g perso n eelspe n sioe n fo n ds cordares
1.7
Marktrisico Het marktrisico ontstaat doordat de waarde van de beleggingen fluctueert met macro-economische ontwikkelingen en de markt. Bij de strategische asset-allocatie streeft PPF naar een goede afweging tussen risico en rendement. Er is een evenwichtige verdeling over beleggingscategorieën. Daarbij is gebruikgemaakt van de vastgestelde bandbreedtes voor alle afzonderlijke beleggingscategorieën. Ten aanzien van de beleggingen in aandelen is gezorgd voor een evenwichtige verdeling over regio’s en sectoren. Tevens zijn begrenzingen gesteld ten aanzien van de instrumenten waarin is belegd en de maximale posities die zijn ingenomen. De regioverdeling van de aandelenportefeuille ultimo 2010 is als volgt: Regio Percentage 2010
Europa Verenigde Staten Japan Pacific (exclusief Japan) Opkomende markten Totaal
Percentage 2009
39,3
40,8
38,8
31,9
2,8
5,8
5,6
4,6
13,5
16,9
100,0
100,0
79 De spreiding van de aandelenportefeuille over de verschillende sectoren ultimo 2010 is als volgt:
Sector Percentage 2010 Percentage 2009
Consumptiegoederen Financiële instellingen Energie Farmacie Industrie en transport ICT Telecom Basisindustrie Overig Totaal
18,1
24,4
18,1
16,8
12,9
9,0
7,2
7,9
9,8
12,4
9,4
6,3
4,7
8,4
9,0
5,7
10,8
9,1
100,0
100,0
1.7
Kredietrisico Het kredietrisico is het risico dat een debiteur niet aan haar rente- en aflossingsverplichtingen kan voldoen. In onderstaande tabel is te zien hoe de portefeuille met vastrentende waarden ultimo 2010 is opgebouwd. De classificaties AAA tot en met BBB behoren tot de investment grade categorie. Dit is de categorie van vastrentende waarden met een hoge kredietwaardigheid. In de categorie non-investment grade is beperkt geïnvesteerd. Classificatie
Percentage 2010
Percentage 2009
AAA AA A BBB Lager dan BBB Geen rating
47,5 17,8 10,0 14,8 9,9 –
38,3 24,1 12,7 10,5 4,2 10,2
Totaal
100,0
100,0
Ultimo 2010 werd over een bedrag van 194 miljoen euro kredietrisico gelopen. De vereiste buffer die moet worden aangehouden voor het kredietrisico dat hiermee gemoeid is, bedroeg aan het einde van 2010 8,6 miljoen euro.
80
jaarreke n i n g 2 0 1 0 stichti n g perso n eelspe n sioe n fo n ds cordares
1. 8
Ondertekening van de jaarrekening Amsterdam, 16 juni 2011
Namens het bestuur, Dr. A.G. Oerlemans, CFA, FRM Dr. A.W.I.M. van der Wurff
81
2.0
Overige gegevens
2.1
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
2.2
Actuariële verklaring
2.3
Statutaire bestemming van het saldo van baten en lasten
Jaarverslag 2010 Stichting Personeelspensioenfonds Cordares
Overige gegevens
2 .1
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: het bestuur van Stichting Personeelspensioenfonds Cordares
Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de jaarrekening 2010 van de Stichting Personeelspensioenfonds Cordares te Amsterdam gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2010 en de staat van baten en lasten over 2010 met de toelichting, waarin een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving is opgenomen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de Stichting Personeelspensioenfonds Cordares is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW), met inachtneming van het bepaalde in artikel 146 Pensioenwet. Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de entiteit. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
84
overige gegeve n s
2 .1
Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van de Stichting Personeelspensioenfonds Cordares per 31 december 2010 en van het saldo van baten en lasten over 2010 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW, met inachtneming van het bepaalde in artikel 146 Pensioenwet.
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en dat de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Amsterdam, 16 juni 2011 Ernst & Young Accountants LLP w.g. mr. drs. G.H.C. de Méris RA
85
2.2
Actuariële verklaring Opdracht Door Stichting Personeelspensioenfonds Cordares te Amsterdam is aan Hewitt Associates B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2010.
Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn “Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen” heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn.
Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens en de bevindingen van de accountant ten aanzien hiervan zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt voor mijn beoordelingswerkzaamheden heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: • heb ik onder meer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld, en • heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk vereist eigen vermogen, maar niet lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een reservetekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van artikel 132 (vereist eigen vermogen). De vermogenspositie van Stichting Personeelspensioenfonds Cordares is naar mijn mening niet voldoende, vanwege een reservetekort. Rotterdam, 16 juni 2011 Drs. A.G.M. den Hartogh AAG verbonden aan Hewitt Associates B.V.
86
overige gegeve n s
2.3
Statutaire bestemming van het saldo van baten en lasten De statuten bevatten geen regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten.
Bestemming van het saldo van baten en lasten Krachtens het besluit van het bestuur van PPF in de bestuursvergadering, genomen op 16 juni 2011, is het saldo van baten en lasten over 2010 verwerkt in de algemene reserve.
87
2.4
Colofon Uitgave Cordares Basisweg 10 1043 AP Amsterdam Postbus 637 1000 EE Amsterdam Vormgeving en opmaak DeLeeuwOntwerper(s), Den Haag Druk TenL, Amsterdam Copyright Cordares, juli 2011
88
overige gegeve n s