STAD TORHOUT LOKAAL SOCIAAL BELEIDSPLAN 2008 – 2013
1
INHOUDSOPGAVE VOORWOORD
4
1
SITUERING VAN DE GEMEENTE
5
2
DEMOGRAFISCHE GEGEVENS
6
3
PROCESBESCHRIJVING
12
4.
ANALYSE VAN DE BELEIDSDOMEINEN
17
4.1
WOONBELEID
17
4.1.2
Omschrijving
17
4.1.2
Omgevingsanalyse
17
4.1.3
Gegevens via het participatietraject
32
4.1.4
SWOT-analyse
32
4.2
TEWERKSTELLING
35
4.2.1
Omschrijving
35
4.2.2
Omgevingsanalyse
35
4.2.3
Gegevens via het participatietraject
41
4.2.4
SWOT-analyse
42
4.3
INDIVIDUELE DIENSTVERLENING
43
4.3.1
Gezondheid
43
4.3.1.1
Omschrijving
43
4.3.1.2
Omgevingsanalyse
44
4.3.1.3
Gegevens via het participatietraject
46
4.3.1.4
SWOT-analyse
47
4.3.2
Financiële en materiële dienstverlening
50
4.3.2.1
Omschrijving
50
4.3.2.2
Omgevingsanalyse
50
4.3.2.3
Gegevens via het participatietraject
54
4.3.2.4
SWOT-analyse
54
4.3.3.
Vorming en Onderwijs
56
4.3.3.1
Omschrijving
56
4.3.3.2
Omgevingsanalyse
56
4.3.3.3
Gegevens via het participatietraject
57
4.3.3.4
SWOT-analyse
58
4.4
MOBILITEIT
59
4.4.1
Omschrijving
59
4.4.2
Omgevingsanalyse
59
4.4.2.4
Gegevens via het participatietraject
65
4.4.3
SWOT-analyse
66
2
4.5
VRIJE TIJDSBELEID
69
4.5.1
Omschrijving
69
4.5.2
Omgevingsanalyse
69
4.5.3
Gegevens via het participatietraject
77
4.5.4
SWOT-analyse
78
4.6
KINDEROPVANG
80
4.6.1
Omschrijving
80
4.6.2
Omgevingsanalyse
80
4.6.3
Gegevens via het participatietraject
86
4.6.4
SWOT-analyse
86
5
STRATEGISCHE EN OPERATIONELE DOELSTELLINGEN + ACTIES
89
5.1
Woonbeleid
89
5.2
Tewerkstelling
90
5.3
Individuele dienstverlening
95
5.3.1
Gezondheid
95
5.3.2
Financiële en materiële dienstverlening
99
5.3.3
Vorming en onderwijs
100
5.4
Mobiliteit
101
5.5
Vrije tijdsbeleid
105
5.6
Kinderopvang
117
6
SOCIAAL HUIS
125
7
CONCLUSIES
131
8
BIJLAGEN
135
Bijlage 1 : cijfergegevens omtrent problematisch alcohol- en middelengebruik
135
Bijlage 2 : cijfergegevens omtrent tabaksgebruik
141
Bijlage 3 : cijfergegevens omtrent voedingsstatus, voedingsgedrag en lichaamsbeweging Bijlage 4 : cijfergegevens omtrent borstkankerscreening
147 154
Bijlage 5 : cijfergegevens omtrent zelfmoord
158
Bijlage 6 : cijfergegevens omtrent de scholingsgraad van de bevolking in het Vlaamse Gewest
164
3
VOORWOORD
Met het decreet Lokaal Sociaal Beleid beoogt de Vlaamse Regering voor elke burger een maximale toegankelijkheid tot de economische, sociale en culturele grondrechten. Samen met de lokale besturen en de particuliere organisaties wil de Vlaamse overheid immers de ongelijkheid in de toegang tot deze rechten wegwerken. De stad en het OCMW dienen samen tegen eind 2007 één lokaal sociaal beleidsplan op te maken. Dit plan dient, op basis van een aantal omgevingsanalyses, aan te geven welke strategische en operationele doelstellingen het lokaal bestuur op sociaal vlak zal vooropstellen voor de komende zes jaren (2008-2013). De betrokkenheid en participatie van de particuliere organisaties, doelgroepen en burgers is daarbij uiterst belangrijk. Er werd gewerkt met een stuurgroep, een coördinatiegroep, 6 werkgroepen en een forum. De stuurgroep vormt de brug tussen het beleidsniveau en het werkniveau en bestaat uit een beperkt aantal geëngageerde beleidsmensen en ambtenaren, die tot taak hebben de verschillende werkzaamheden uit het beleidsproces te sturen en voor te bereiden. De coördinatie- of reflectiegroep is samengesteld uit de personen die de leiding van een werkgroep op zich genomen hebben, aangevuld met een opbouwwerker van Samenlevingsopbouw West-Vlaanderen en de directeur van de sociale dienst van het OCMW, die verantwoordelijk was voor de algemene coördinatie. Per beleidsdomein werd er een werkgroep opgericht. Binnen de werkgroepen werden omgevings- en SWOT-analyses gemaakt alsook de strategische en operationele doelstellingen uitgewerkt en actiedoelen geformuleerd. Met het oog op een ruim gedragen beleidsplan werd er bij de aanvang van de planningsfase een FORUM opgericht waartoe alle diensten, instellingen en voorzieningen werden uitgenodigd die iets te maken hebben met een van de vooropgestelde beleidsdomeinen. Na grondige analyse van de beleidsdomeinenmatrix besliste de stuurgroep dat het lokaal sociaal beleidsplan diende te worden opgebouwd rond volgende beleidsdomeinen: woonbeleid, tewerkstelling, individuele dienstverlening, mobiliteit, vrije tijdsbeleid, kinderopvang. Deze beleidsdomeinen dienen telkens te worden getoetst aan volgende doelgroepen: jongeren, senioren, minder-validen, allochtonen, gezinnen en kansarmen. Van bij het begin af heeft samenlevingsopbouw zich gepositioneerd op de participatie van de kansengroepen aan het lokaal sociaal beleid. Het Sociaal Huis krijgt een belangrijke plaats binnen ons lokaal sociaal beleid, precies omdat het gezien wordt als een middel om de toegankelijkheid te bevorderen. Aldus is de uitbouw van een Sociaal Huis een uitdaging voor de stad en het OCMW om een efficiënte, transparante en kwaliteitsvolle dienstverlening te verzekeren. Met dit lokaal sociaal beleidsplan zetten de stad en het OCMW een belangrijke stap naar een gezamenlijk en geconsolideerd sociaal beleid. De opgebouwde expertise binnen de welzijnssector zal verder ingezet worden om het leven in stad in het algemeen en voor kwetsbare groepen in het bijzonder beter te maken. Stad en OCMW zullen, meer nog dan vroeger, herkenbare aanspreekpunten worden voor alle burgers.
Agnes Verhelst Schepen Sociale Zaken
Servais Deroo Voorzitter OCMW
4
1. SITUERING VAN DE GEMEENTE
Torhout is een in het midden van West-Vlaanderen gelegen goed uitgeruste kleine stad, binnen de driehoek gevormd door de regionale steden Brugge, Roeselare en Oostende. Zowel op economisch vlak als qua voorzieningen is het een verzorgend centrum voor het omliggende gebied. De handel, het onderwijs en de diensten hebben een lokale en bovenlokale uitstraling. Torhout is tevens gelegen in het Houtland, op de overgang tussen zandstreek en zandleemstreek en langs de zuidelijke steilrand van het plateau van Wijnendale. De autosnelweg A17 en de spoorlijn Kortrijk-Brugge doorsnijden de gemeente van noord tot zuid. De stad vormt een knooppunt van regionale wegen : Torhout-Oostende (N33), Torhout-Roeselare (N32) en Torhout-Brugge (N32). Via de autosnelweg A17 Kortrijk/Brugge kunt u Torhout bereiken via de afrit nr. 10. Torhout: - Stedelijke kern Torhout waaronder De Goede Herder, Don Bosco, Torhout Oost - Kern Wijnendale - Kern Sint-Henricus - Kern Sint-Jozef Arbeider - Kern Maria Assumpta omliggende gemeenten: - noorden: Zedelgem - oosten: Lichtervelde, Oostkamp - zuiden: Hooglede - westen: Ichtegem, Kortemark statistisch: stad | klasse 17 | 19476 inwoners | 4523 ha (45,23 km2) | 430,599 inwoners/km2
administratief: Vlaamse Gewest | taalstelsel NL | arrondissement Brugge | provincie West-Vlaanderen bron : website Stad Torhout
5
18.969 19.15919.403 Bron:StadTorhout–D ienstbevolking G roeipercentage-vTaonrdheoubtevoVllkainm gsvanK 1l9ein9sttoetd2e0lijk5 G ew tprovincia2.5l% roeipercentage1.9% 2e.0s% vG bBraeonnv:oLdlkeainlegStaistekStadTorhout 2. DEMOGRAFISCHE GEGEVENS (er werd geopteerd voor de cijfers op 31.12.2005 omdat dit de jongste BevolkingvanTorhoutop31/12/205–volgensleftijdsklase L e f t i j d B e l g e n V r e m d e n klas0e–19M an2e0li7jk6Vrouw anel2ijk3Vrouweli2jk3 Tota46l To40ta9l gegevens zijn die relevant zijn voor alle beleidsdomeinen) 1e9li7jkTo40ta53l M 6200+--875099 1537461537 1559166371913097502264 18054 15061 142051130796409693 TtlakA BrT oenvO :oS dinToLgrhvouatn–D B Tieonrshtbo9eu5vo9tlk1oinpg31/12/20956–4volge1n9s2l3e5ftijdsklase12(procentuelt.o9.v0.detotalebe2v1o2lking1)947
Bevolkingsevolutie op jaarbasis Statistiek bevolking stad Torhout op 31/12/2005 - 31/12/1998
31/12/1999
31/12/2000
31/12/2001 31/12/2002
31/12/2003 31/12/2004 31/12/2005
Geboortes
200
168
168
166
146
180
181
190
Overlijden
185
176
156
179
181
161
154
162
Aankomst
744
652
668
698
764
863
837
900
Vertrek
677
627
712
696
686
751
674
683
Saldo +/-
+82
+17
-32
-11
+43
+131
+190
+245
Bevolking
18.816
18.840
18.803
18.795
¶
6
Leeftijd-
Belgen
klasse
Vreemden
Mannelijk
Vrouwelijk
Totaal
Mannelijk
Vrouwelijk
Totaal
Totaal
0 – 19
10,68
10,17
20,84
0,12
0,12
0,24
21,08
20-59
27,86
26,43
54,28
0,43
0,29
0,72
55,00
60-79
9,07
10,08
19,15
0,08
0,05
0,13
19,28
+ 80
1,72
2,92
4,64
0,00
0,01
0,01
4,64
TOTAAL
49,32
49,59
98,91
0,63
0,46
1,09
100
Bron: Stad Torhout – Dienst bevolking
Het totale aantal inwoners in de stad is gestegen. Oorzaken: Een positieve balans tussen het aantal geboorten en overlijdens Een positieve balans tussen het aantal aankomsten en vertrekken o
Stijging van het aantal woongelegenheden
o
De centrumfunctie van de stad
Inwoners tot 12 jaar Cijfers op 31/12/20011 Geboortejaar
Absolute
Cijfers op 31/12/20052 Geboortejaar
Absolute cijfers
cijfers
1 2
2001
159
2005
190
2000
170
2004
185
1999
171
2003
192
1998
189
2002
156
1997
177
2001
164
1996
210
2000
172
1995
176
1999
178
1994
190
1998
194
1993
217
1997
176
1992
220
1996
210
1991
227
1995
176
1990
217
1994
201
TOTAAL
2323
TOTAAL
2194
Bevolkingspiramide dd. 31/12/2001 Bevolkingspiramide dd. 31/12/2005
7
Niettegenstaande een bevolkingsstijging blijkt het aantal inwoner tot 12 jaar terug gedaald te zijn. Op 31/12/2001 waren er 2323 kinderen tot 12 jaar. Dezelfde tendens was ook al zichtbaar in het vorige Beleidsplan. Op 31/12/1998 waren er in totaal 2460 inwoners tot 12 jaar in Torhout. Totaal aantal
Totaal aantal
Procentuele
inwoners
inwoners tot 12
verhouding
jaar 31/12/2005
19.447
2.194
11.28
31/12/2001
18.791
2.323
11.36
31/12/1998
18.816
2.460
13.07
Bron: bevolkingpiramide op 31/12/2005
Het aantal inwoners tot 12 jaar daalt procentueel t.o.v. het totaal aantal inwoners. Op 31/12/2005 constateerden we dat 3 % van de bevolking minder of gelijk aan 3 jaar is = 570 kinderen Eenoudergezinnen Bevolkingssamenstelling van 1997 tot 2005
Bron: Lokale Statistiek Stad Torhout
Kansarmen Evolutie van het percentage kinderen geboren in kansarme gezinnen t.o.v. het aantal geboorten 1999-2004
Bron: Lokale Statistiek Stad Torhout
8
Gemeentelijk Ruimtelijke Structuurplan3 Op 1 januari 2001 telde de gemeente Torhout 18.800 inwoners. Sinds 1970 is het inwonersaantal met ongeveer 2.500 personen toegenomen. De sterkste groei tekende zich op in de jaren tachtig. Tussen 1981 en 1991 groeide de bevolking met ongeveer 1.000 personen. De gemiddelde jaarlijkse groei bedroeg 0,56%. De laatste jaren bleef de bevolking groeien, dit echter aan een trager groeitempo (gemiddeld 0,34%) per jaar. Enkel in het meest recente jaar kent de bevolking een lichte daling met 38 personen.
De bevolkingsgroei in de gemeente Torhout lag in de periode 1991-2001 boven het arrondissementeel en provinciaal gemiddelde. Zowel deelgemeenten Torhout als Wijnendale hadden te maken met een stijgend inwonersaantal. Meer dan 90% van de Torhoutse bevolking woont in de deelgemeente Torhout.
De bevolkingsevolutie is in de voorbije tien jaar zowel toe te schrijven aan inwijkingoverschotten als aan geboorteoverschotten. In de periode 1991-2000 was er een gemiddeld vestigingsoverschot van 32 personen per jaar. Enkel in de jaren 1993, 1996 en 2000 is er een negatief migratiesaldo. In dezelfde periode kent Torhout een natuurlijk overschot van gemiddeld 33 personen per jaar. Enkel in 1999 werden er meer sterfgevallen dan geboorten vastgesteld. Wat betreft de inwijkingoverschotten stellen we vast dat Torhout in hoofdzaak een aantrekkingskracht uitoefent op Zedelgem, Brugge en Kortemark.
Een analyse van de migratie per leeftijd geeft aan dat er vooral een migratieoverschot is in de leeftijdsklassen tussen 10 en 19 jaar en vanaf 35 jaar. De gemeente oefent weinig aantrekkingskracht uit op jonge gezinnen (20-34 jaar) met kleine kinderen.
Torhout wordt gekenmerkt door een relatief groot aandeel van personen op actieve leeftijd. Het aandeel van de leeftijdscategorie 20-64 jaar in de totale bevolking bedraagt 60,2% tegenover 59,8% in het arrondissement en 58,8% in de provincie. Het aandeel van de jongeren (0-19 jaar) (22,9%) ligt in Torhout hoger dan in het arrondissement, en op ongeveer hetzelfde niveau als dat van de provincie. Net als overal in Vlaanderen daalt het aandeel jongeren in de gemeente te voordele van het aandeel bejaarden. De afname van het aandeel jongeren tussen 1991 en 2001 is in de gemeente Torhout veel sterker dan in het arrondissement en de provincie. Het aandeel van de 65 plussers (16,9%) ligt in de gemeente duidelijk onder het aandeel in het arrondissement en de provincie (beide 18,3%).
Torhout heeft een vrij grote gemiddelde gezinsgrootte: 2,57% (2000) tegenover 2,42 in het arrondissement en 2,48 in de provincie. Net als overal in Vlaanderen wordt ook in Torhout de gemiddelde gezinsgrootte steeds kleiner. Tussen 1970 en 2000 verminderde het gemiddeld aantal leden per gezin met 0,87 personen. Vooral het aantal personen die alleen 3
Heel wat elementen en conclusies in navolgende tekst zijn overgenomen uit het ontwerp van Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 26 januari 2006.
9
wonen neemt toe. De gezinsverdunning verloopt in de gemeente Torhout volgens een iets sneller tempo dan in de provincie West-Vlaanderen.
Concluderend kan gesteld worden dat de bevolking in Torhout gekenmerkt wordt door: •
een toename met meer dan 2.500 personen over de voorbije 30 jaar;
•
een aangroei van de bevolking die zowel het gevolg is van een inwijkingoverschot als van een geboorte overschot;
•
een vrij hoge gemiddelde gezinsgrootte, die evenwel afneemt;
•
een bevolking met een relatief laag aandeel ouderen.
Recente gegevens Tabel 1: Statistiek bevolking stad Torhout 1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Geboorten
200
168
168
166
146
180
181
190
Overlijdens
185
176
156
179
181
161
154
162
Aankomsten 744
652
668
698
764
863
837
900
Vertrekken
677
627
712
696
686
751
674
683
Bevolking
18.816
18.840
18.803
18.795
18.838
18.969
19.159
19.403
Bron: Stad Torhout – Dienst bevolking
Tabel 2: Bevolking van Torhout op 31/12/2005 – volgens leeftijdsklasse Leeftijd-
Belgen
Vreemden
klasse
Mannelijk
Vrouwelijk
Totaal
Mannelijk
Vrouwelijk
Totaal
Totaal
0 – 19
2076
1977
4053
23
23
46
4099
20-59
5417
5139
10556
84
56
140
10696
60-79
1763
1961
3724
15
10
25
3749
+ 80
335
567
902
0
1
1
903
TOTAAL
9591
9644
19235
122
90
212
19447
Bron: Stad Torhout – Dienst bevolking
10
Tabel 3: Bevolking van Torhout op 31/12/2005 – volgens leeftijdsklasse (procentueel t.o.v. de totale bevolking) Leeftijd-
Belgen
Vreemden
klasse
Mannelijk
Vrouwelijk
Totaal
Mannelijk
Vrouwelijk
Totaal
Totaal
0 – 19
10,68
10,17
20,84
0,12
0,12
0,24
21,08
20-59
27,86
26,43
54,28
0,43
0,29
0,72
55,00
60-79
9,07
10,08
19,15
0,08
0,05
0,13
19,28
+ 80
1,72
2,92
4,64
0,00
0,01
0,01
4,64
TOTAAL
49,32
49,59
98,91
0,63
0,46
1,09
100
Bron: Stad Torhout – Dienst bevolking
11
3.
PROCESBESCHRIJVING
Met het decreet Lokaal Sociaal Beleid beoogt de Vlaamse overheid voor elke burger een maximale toegankelijkheid tot de economische, sociale en culturele grondrechten. Samen met de lokale besturen en de particuliere organisaties wil de Vlaamse overheid immers de ongelijkheid in de toegang tot deze rechten wegwerken. Gemeente én OCMW dienen samen tegen eind 2007 één lokaal sociaal beleidsplan op te maken. Dit plan dient, op basis van een aantal omgevingsanalyses, aan te geven welke strategische en operationele het lokaal bestuur op sociaal vlak zal vooropstellen voor de komende zes jaren (2008 – 2013). De betrokkenheid en participatie van de particuliere organisaties, doelgroepen en burgers is daarbij uiterst belangrijk. Na grondige analyse van de beleidsdomeinenmatrix besliste de stuurgroep dat het lokaal sociaal beleidsplan diende te worden opgebouwd rond volgende beleidsdomeinen : •
woonbeleid
•
tewerkstelling
•
individuele dienstverlening
•
mobiliteit
•
vrije tijdsbeleid
•
kinderopvang
Deze beleidsdomeinen dienen telkens te worden getoetst aan volgende doelgroepen : •
jongeren
•
senioren
•
minder-validen
•
allochtonen
•
gezinnen
•
kansarmen
3.1 Planningsstructuur 3.1.1 Stuurgroep Dit orgaan vormt de brug tussen het beleidsniveau (Gemeenteraad en OCMW) en het werkniveau (coördinatiegroep) en bestaat uit een beperkt aantal geëngageerde beleidsmensen en ambtenaren die tot taak hebben de verschillende werkzaamheden uit het beleidsproces te sturen en voor te bereiden. De stuurgroep is samengesteld uit volgende personen : •
Willy Depoorter – Schepen
•
Agnes Pauwels - Schepen
•
Luc Vandamme – Stadssecretaris
•
Heidi Cloet – Hoofd van de Dienst Burgerzaken en Sociale Zaken
12
•
Stefan Goemaere – Opbouwwerker Samenlevingsopbouw West-Vlaanderen
•
Servais Deroo – Voorzitter OCMW
•
Eddy Vandecasteele – Secretaris OCMW
•
Dirk Strumane – Directeur sociale dienst OCMW
3.1.2 Coördinatiegroep De coördinatie- of reflectiegroep is samengesteld uit de personen die de leiding van een werkgroep op zich genomen hebben, aangevuld met Stefan Goemaere van Samenlevingsopbouw West-Vlaanderen (die alle werkgroepen heeft opgevolgd) en Dirk Strumane die verantwoordelijk was voor de algemene coördinatie. De taak van de coördinatiegroep bestond er in om de grote lijnen die werden uitgezet door de stuurgroep te verfijnen en te vertalen naar het uitvoerend niveau (werkgroepen) toe evenals het uitwerken van de structuur die zou gevolgd worden voor de opbouw van het lokaal sociaal beleidsplan. . 3.1.3 Werkgroepen Per beleidsdomein werd er een werkgroep opgericht. Binnen de werkgroepen werden omgevings- en SWOT-analyses gemaakt alsook de strategische en operationele doelstellingen uitgewerkt en actiedoelen geformuleerd. De samenstelling van de werkgroepen zag er als volgt uit : Beleidsdomein
Coördinatie
Leden
Woonbeleid
Geert Van Nieuwenhuyse Huisvestingsambtenaar
Griet Pitteljon / Claudine Bolle – MPI Tordale Jef Ceenaeme – GECORO Rita Dewulf – De Mandel Lindsay David / Joke Denolf – SVK OCMW Chris Gryson – Immobiliën Jef Blomme - Immobiliën Lieven Deceuninck – Provinciebestuur Bart Naeyaert / Eddy De Ketelaere – Schepen huisvesting Eric Timmerman – De Ent Van Parijs Dieter - LOGO Nico Baeke - Huurdersbond Lieven Creteur – OCMW Rusthuis Luc Deneweth - Interbrugse Trui Naeyaert - WVI
Tewerkstelling
Filip Vantyghem OCMW Trajectbegeleider
Roger Becue – ACV Christel Burke – ABVV Alex De Bock – ACLVB Robert De Clercq – VDAB Luc Degandt – VOKA Stefaan Dehullu – RESOC / SERR Servais Deroo – OCMW / UNIZO Karin Hoste – Wijzer Koen Labeeuw – PWA / Blink Patrick Lagae – ATB Eddy De Ketelaere – Schepen / Werkwinkel Gerard Naeyaert – Boerenbond
13
Peter Neirynck – VVSG Griet Pitteljon – Zorgcentrum Tordale Monika Geldhof – VDAB en Werkwinkel Veerle Cappelle – PWA-coördinator Guido Vermeulen – OptimaT Winkeluitbater Kringwinkel Dries Decorte – Oranje / jeugdraad Pieter Billiet – Jeugdraad Individuele dienstverlening
Lies Bruynooghe OCMW Extramurale Zorg & Kristien De Groof Stedelijke Preventiedienst
Sarah Laplasse – CAW Bond Moyson Inge Leenknegt - Familiezorg Agnes Lavens – WGK Veerle Reygaert / Sofie Jaques- Familiehulp Bieke Uytenhove / Patricia Lepla – SIT Anje Lambert – K&G An Silversmet – K&G Lieve Deprez – SD St.Rembert Huib Casier – CAW Christelijke Mutualiteit Daniël Joseph – ’t Groot Hersberge Lieve Deknock – Gezinsraad Gerard Jonckheere – Bejaardenraad Karin Hoste – Wijzer Kathleen Acda – CAW De Viersprong Christelle Demoor - adviesraden Rudy Bassens – CM Landsbond JP Andries / Marleen Dobbels – CLB Vrij Onderwijs Rebecca Vanwassenhove – CLB De Klaver Veerle Callebert - Jeugddienst Dries Decorte – Jeugdraad / Oranje Geert Canniere - huisartsen Tine Verfaille – LOGO
Mobiliteit
Geert Van Nieuwenhuyse Mobiliteitsambtenaar
Jef Ceenaeme – GECORO Francine Pauwels – UNIZO Gerard Jonckheere – Bejaardenraad Tom Ocket – Jeugdraad Lies Bruynooghe – SKD OCMW Roland Verlinde – Lokale Politie Antoon Demeulenaere – Fietsersbond Bart Nayaert - (toenmalige -) Schepen van mobiliteit
Vrije tijdsbeleid
Michiel Mestdagh Cultuurbeleidscoördinator
Heidi Trio – Sportdienst Pieter Merlevede / Dries Deorte – Jeugdraad Veerle Callebert – Jeugddienst Annemie Nouwynck - Kinderopvang Sofie De Clercq – CCdB
Kinderopvang
Heidi Cloet - Diensthoofd Burgerzaken en Sociale Zaken & A.M. Nouwynck - Coördinator Jabedabedoe en IBO
Veerle Callebert - Jeugddienst Annick Dedoelder – LOKO Liselotte Denolf / Willy Depoorter – Schepen Monique Vandeputte – Kornuit Ann Vercauteren – K&G Roos. Van Belle – ’t Mezennestje Dieter Ysebaert – St. Rembertgroep Karin Stocké – KAV
14
3.1.4 Forum Met het oog op een ruim gedragen beleidsplan werd er bij de aanvang van de planningsfase een Forum opgericht waartoe alle diensten, instellingen en voorzieningen werden uitgenodigd die via hun werking te maken hebben met een (of meer) van de vooropgestelde beleidsdomeinen. Van de 118 uitgenodigde instanties zijn er uiteindelijk 36 lokale actoren naar de inleidende vergadering gekomen en hebben de meeste onder hen zich bereid verklaard om deel te nemen aan de activiteiten van de werkgroep die het dichtst bij hun eigen werkzaamheden aanleunde. Hierdoor kunnen we gerust spreken van een behoorlijke representatie van de lokale actoren bij de opbouw van het lokaal sociaal beleidsplan. 3.2 Participatie van de kansengroepen In het lokaal sociaal beleid is er sprake van de participatie van burgers en mensen met minder behartigde belangen. Samenlevingsopbouw West-Vlaanderen deed aan de stuurgroep te Torhout het voorstel om samen werk te maken van deze opdracht. De stuurgroep ging hier graag op in. Van bij het begin af heeft Samenlevingsopbouw zich gepositioneerd op de participatie van de kansengroepen aan het lokaal sociaal beleid. De eerste moeilijkheid was, dat er niet veel georganiseerde kansengroepen zijn te Torhout. We moesten dus op andere manieren bij deze groepen komen. Met het O.C.M.W. kwamen we tot de afspraak dat de maatschappelijk assistenten hun cliënten aanspreken om deel te nemen aan groepsgesprekken. Zo werden volgende groepjes samengesteld : •
vreemdelingen
•
huurders van het O.C.M.W.
•
mensen in budgetbeheer/leefloon
•
tewerkgestelden via de werkwinkel
•
huurders van de O.C.M.W.. - serviceflats
•
de poetsvrouwen van de poetsdienst
Deze laatste groep omwille van hun contacten met hulpbehoevende senioren en tevens als doorsneeburgergroep. Naast groepen binnen het O.C.M.W. betrekken we ook : •
de groep werknemers van de kringwinkel
•
de moedergroep van het CAW De Viersprong.
We stelden een participatietraject op bestaande uit twee fases. In een eerste fase wilden we horen wat mensen spontaan te zeggen hadden rond elk van de door de stuurgroep gekozen beleidsthema’s. Wat leeft er bij hen op dat vlak ? Wat zijn de knelpunten die naar boven komen ? Welke oplossingen zien ze eventueel ? Waar moet het lokaal beleid aandacht aan besteden ? Hoe ervaar je het huidige beleid op dit vlak ? Dat zijn vragen waar we een antwoord op wilden krijgen.
15
De opbouwwerker nam vooraf per beleidsthema een aantal foto’s te Torhout die het thema visueel moesten voorstellen. Deze foto’s werden in een collage verwerkt per beleidsthema. Tijdens groepsgesprekken werd elk van de beleidsdomeinen overlopen. Een fotocollage gaf de deelnemers een beeld wat het thema te Torhout betekent. Alles wat er gezegd werd, werd genoteerd op flappen en in een verslag. Aan die eerste fase namen in het totaal vierenzestig mensen deel. De vele resultaten van deze eerste fase werden teruggekoppeld aan de voorzitterswerkgroep, stuurgroep en de werkgroepen. De werkgroepen kregen de kans om de resultaten op te nemen in hun analyse en konden bijkomende vragen stellen. De opbouwwerker neemt deze vragen mee naar de tweede fase met de kansengroepen. Deze vragen handelen meestal over acties die de werkgroep wil opnemen in het beleidsplan. In de tweede fase brachten we de mensen opnieuw bijeen. Het ging echter wel niet steeds om dezelfde personen. Opnieuw werden de maatschappelijk werkers van het OCMW gevraagd om mensen uit te nodigen naar een groepsmoment. Dertien bijkomende personen werden zo bereikt. We legden de aanwezigen het resultaat van de eerste fase voor en vroegen om hun reacties. Herkennen ze wat er gezegd werd ? Hadden ze nog aanvullingen ? We zochten samen met hen een antwoord op de vragen die vanuit de werkgroepen gekomen waren en peilden naar prioriteiten. In deze tweede fase hadden we ook een gesprek met een mindervalide persoon. Tevens werd aan alle deelnemers ook gevraagd rond welk thema, prioriteit ze eventueel verder willen meewerken. De resultaten van deze tweede ronde werd teruggekoppeld aan de voorzitters van de werkgroepen en aan de stuurgroep. Elke werkgroep kon voor het bepalen van zijn doelstellingen zich baseren op de resultaten van het participatieproces. Via de aanwezigheid en de inbreng van de opbouwwerker op de stuurgroepbijeenkomsten, werd bij het vastleggen van de doelstellingen, ook rekening gehouden met het resultaat van het participatieproces.
16
4. ANALYSE VAN DE BELEIDSDOMEINEN 4.1
WOONBELEID
4.1.1
Omschrijving
Een goed lokaal woonbeleid gaat ervan uit dat het lokaal bestuur (gemeente en OCMW) er naar streeft dat alle burgers van de gemeente, ongeacht hun leeftijd, geslacht, overtuiging of (etnische) afkomst, over een gepaste woning van goede kwaliteit kunnen beschikken in een behoorlijke woonomgeving, tegen een betaalbare prijs en met woonzekerheid. Vooral huishoudens met een laag inkomen hebben het steeds moeilijker om een kwaliteitsvolle en aangepaste woning te vinden. Het lokaal sociaal beleidsplan zal zich daarom in hoofdzaak op die huishoudens richten 4.1.2
Omgevingsanalyse
4.1.2.1
Bestaande woonstructuur
De bestaande woonstructuur bestaat uit volgende structuurbepalende elementen: •
de stedelijke kern;
•
de woonentiteiten Wijnendale, Sint-Henricus, Sint-Jozef-Arbeider en Maria Assumpta;
•
woonlinten.
17
De stedelijke kern Torhout bestaat uit de binnenstad met drie uitwaaierende woonwijken: Don Bosco, Goede Herder en Torhout Oost. In de binnenstad (het gebied gelegen binnen de R34 en de spoorlijn) is wonen verweven met andere stedelijke functies en voorzieningen (handel, diensten, sport- en recreatie, cultuurvoorzieningen, … etc.). De typologie varieert van een dichte gesloten bebouwing in het kerngebied rond de Markt dat vrij snel evolueert naar een meer open bebouwing naar de R34. De buitenwijken zijn eerder monofunctionele woonomgevingen, gekenmerkt door een lage dichtheid. Het zijn verkavelingen en woonlinten die met de binnenstad vergroeid zijn en er samen één functioneel geheel mee vormen. Voor de woonentiteiten in de open ruimte kan een onderscheid gemaakt worden tussen de dorpen Wijnendale en SintHenricus en de perifeer of landelijk gelegen woonwijken Sint-Jozef-Arbeider en Maria Assumpta.
Daar waar de dorpen woonomgevingen zijn met een centrum en de aanwezigheid van voorzieningen op schaal van de dorpen, zijn de landelijke woonwijken eerder mono functionele woonomgevingen. Typisch, vooral het noorden van de gemeente, is de sterke aanwezigheid van verspreide bebouwing en linten in de open ruimte. Deze woonlinten bestaan hoofdzakelijk uit vrijstaande woningen. De belangrijkste woonlinten zijn aangeduid op voorgaande kaart (niet limitatief).
4.1.2.2
Woningvoorraad4
Torhout beschikte in 1991 over een woningpatrimonium van ongeveer 6.398 bewoonde woningen. 4.1.2.2.1 Woningtypologie Het grootste deel van het woningenbestand bestond in 1991 uit eengezinswoningen in open bebouwing (ongeveer 51,2%). Wijnendale telt het hoogste aandeel woningen in open bebouwing (61,3%) tegenover 50,6% in Torhout). De gemeente scoort ver boven het arrondissementeel gemiddelde, dat sterk bepaald wordt door gemeenten die deel uitmaken van het regionaalstedelijk gebied Brugge. Het aandeel open bebouwing in Torhout ligt ook veel hoger dan in de andere kleinstedelijke gebieden in West-Vlaanderen. Ongeveer 21% van het patrimonium bestaat uit halfopen bebouwing. Ook het aandeel gesloten bebouwing ligt in die grootteorde. Het aandeel appartementen en studio’s binnen de gemeente is vrij beperkt5. 4.1.2.2.2 Huur- en eigendomswoningen De woningvoorraad in Vlaanderen wordt gekenmerkt door een hoog aandeel eigendomswoningen. Ook in Torhout is dit het geval: 76,9% van de woningvoorraad in 1991 bestond uit eigendomswoningen. De gemeente scoort hiermee boven
4
Het cijfers uit het GRS dateren van 1991. Recentere cijfers, indien voorhanden (enquête 2001 – zie bijlage) zijn tussen haakjes in de tekst opgenomen. Over het aantal kamers in kamerwoningen zijn geen cijfers beschikbaar.
5
18
het arrondissementeel gemiddelde. Het aandeel van de eigendomswoningen ligt ook hoger dan in de andere kleinstedelijke gebieden in West-Vlaanderen. 4.1.2.2.3 Kwaliteit van het woningpatrimonium De kwaliteit van het woningbestand kan ingeschat worden aan de hand van een aantal criteria. De methode die het NIS hiervoor hanteert onderscheidt woningen in drie categorieën6:
o
woningen met klein comfort: woningen met stromend water, met wc met waterspoeling en met badkamer of douche;
o
woningen met middelmatig comfort: woningen met klein comfort en centrale verwarming;
o
woningen met groot comfort: woningen met middelmatig comfort met keuken (4m²), telefoon en autostaanplaats.
Woningen die niet tot de eerste categorie behoren worden woningen zonder klein comfort genoemd. Het zijn woningen die ten aanzien van het huisvestingsbeleid prioritair in aanmerking komen voor een kwalitatieve opwaardering7. In Torhout bestond het woningenbestand in 1991 ongeveer uit 6398 bewoonde woningen. 19% daarvan (ca. 1216 woningen) waren woningen zonder klein comfort. Woningen zonder klein comfort zijn vaak oudere of kleinere woningen. Dit aandeel is inmiddels gedaald als gevolg van renovatie en het vervangen van woningen (zie hierna). In het arrondissement Brugge bestaat 14,4% van het woningenbestand uit woningen zonder klein comfort, wat duidelijk lager is dan in Torhout. Het aandeel woningen zonder klein comfort in de provincie bedraagt 18,4%.
Op het moment van de volks- en woningtelling van 1991 was ongeveer een vierde van het woningbestand in de gemeente gebouwd vóór de Tweede Wereldoorlog. Voor de deelgemeente Torhout bedraagt dit percentage 24,5%, voor Wijnendale 28,5%. Het profiel van de gemeente op het vlak van de ouderdom van het woningpatrimonium sluit nauw aan bij het arrondissementeel gemiddelde en dat van de omliggende gemeenten. 4.1.2.2.4 Aanpassing- en verbeteringswerken aan woningen Het aantal uitbetaalde premies voor het uitvoeren van verbetering- en aanpassingwerken aan woningen in Torhout geeft een beeld van de inspanningen die door particulieren t.a.v. de materie genomen worden. Sedert 19958 werden aan 470 woningen verbetering- en aanpassingswerken uitgevoerd. Niettemin blijft de kwaliteit van heel wat woningen ondermaats.
6 De methodologie gehanteerd door het NIS wijkt af van de methodologie gebruikt bij de onderzoeken naar de kwaliteit van woningen in het kader van de Vlaamse Wooncode. 7 Bijkomend onderzoek kan uitwijzen of er een relatie bestaat tussen de bewoners of eigenaar bewoners van deze woningen en bepaalde doelgroepen van het sociale beleidsplan. In voorkomend geval kunnen specifieke acties t.b.v. deze woningen en bewoners in het sociaal beleidsplan opgenomen worden. 8 Er zijn geen gegevens bekend van vóór 1995
19
Tabel: Uitbetaalde verbeterings- en aanpassingspremies Woningen Bedrag Jaar
Aantal
Totaal
Gemiddeld per
woning
1995 1996
35
10.287,59
294,47
1997
50
13.751,39
293,93
1998
43
11.392,15
275,03
1999
38
10.280,04
264,93
2000
39
10.149,24
270,53
2001
32
9814,66
260,24
2002
35
10.715,05
306,71
2003
27
7920,21
293,34
2004
33
12.241,09
370,94
2005
37
12.994,50
351,20
2006
68
19.127,54
281,29
470
138.390,90
294,45
Totaal
Bron: Stad Torhout – Technische Dienst Administratie 4.1.2.3 Nieuwbouwactiviteiten Onderstaande tabel geeft een overzicht van het aantal vergunde wooneenheden in de periode 1991-2000. In die periode zijn er ongeveer 1.010 wooneenheden vergund of gemiddeld 112 per jaar. Tabel 4: Nieuwbouwactiviteiten tussen 1991 & 2000
Jaar
Woongelegenheden in
Woongelegenheden in
ééngezintypologieën
meergezintypologieën
1991
61
38
1992
87
32
1993
95
31
1994
94
28
1995
90
19
1996
74
65
1997
74
33
1998
56
17
1999
59
57
TOTAAL
690
320
Bron: Stad Torhout – Technische Dienst Administratie
20
4.1.2.3.1 Eéngezinswoningen De nieuwbouwactiviteiten op het vlak van ééngezinswoningen (inclusief sociale huisvestingsprojecten) bedraagt gemiddeld 77 woningen per jaar (periode 1991-2000). 4.1.2.3.2 Meergezinswoningen Appartementen en studio’s worden hoofdzakelijk in de stedelijke kern Torhout gebouwd. Gemiddeld gaat het om 36 wooneenheden per jaar (periode 1991-2000)9. 4.1.2.4 Aanbod aan bouwmogelijkheden De inschatting van het aantal beschikbare bouwmogelijkheden gebeurt op basis van de inventaris van onbebouwde percelen die door de gemeente wordt bijgehouden. In de inventaris is een onderscheid gemaakt tussen volgende categorieën: •
percelen gelegen in goedgekeurde verkavelingen;
•
percelen gelegen langs uitgeruste wegen;
•
percelen gelegen in binnengebieden in woongebieden;
•
percelen gelegen in woonuitbreidingsgebieden 10
Om een duidelijk beeld te geven van het bestaande aanbod en het juiste aantal in te schatten is een hypothese van afbakening van het kleinstedelijk gebied gehanteerd, gebaseerd op de statistische sectoren. Dit geeft een (in grootteorde) gedifferentieerd beeld van de bouwmogelijkheden. Een eerste categorie betreft de bouwmogelijkheden in goedgekeurde verkavelingen (zie onderstaande tabel). Bij het activeren van dat aanbod wordt een realisatiegraad van 80% gehanteerd. De realisatiegraad wordt beschouwd over de periode 2000 tot 2010 en daarna geëxtrapoleerd naar 2007.
Tabel 5: beschikbare bouwmogelijkheden in goedgekeurde verkavelingen
Bruto
Netto (80%)
Netto (80%)
tot
tot
2010
2007
Stedelijke kern Torhout
259
207
145
Totaal stedelijke kern
259
207
145
Wijnendale
76
60
42
Sint-Henricus
23
18
13
9
Wat het aantal kamerwoningen betreft en wat de ombouw van woningen tot kamerwoningen betreft zijn geen cijfergegevens voorhanden. Wetende dat dergelijke woningen dikwijls door de sociale doelgroepen bewoond worden en gelet op de stijgende tendens die blijkt uit het aantal inschrijvingen in het bevolkingsregister, is nader onderzoek in dat verband wellicht aangewezen. 10 Woonuitbreidingsgebieden kunnen onder welbepaalde voorwaarden aangesneden worden voor sociale woningbouw.
21
Maria Assumpta
26
20
14
Sint-Jozef-Arbeider
45
36
25
Totaal in de open ruimte
170
134
94
Overige (bvb. in woonlinten)
38
30
21
TOTAAL
467
371
260
Bron: Stad Torhout – Technische Dienst Administratie
Een tweede categorie zijn de beschikbare bouwmogelijkheden langs uitgeruste wegen. Uitgeruste wegen zijn wegen waarlangs een minimum aan nutsvoorzieningen aanwezig zijn (bvb. elektriciteit). Bij het activeren van dit aanbod wordt een realisatiegraad van 30% gehanteerd.
Tabel 6: beschikbare bouwmogelijkheden langs uitgeruste wegen
Bruto
Netto (30%)
Netto (30%)
tot 2010
tot 2007
Stedelijke kern Torhout
326
98
69
Totaal stedelijke kern
326
98
69
Wijnendale
100
30
21
Sint-Henricus
15
5
3
Maria Assumpta
22
6
3
Sint-Jozef-Arbeider
22
6
4
Totaal in de open ruimte
162
47
32
Overige (bvb. in woonlinten)
32
9
7
TOTAAL
520
154
108
Bron: Stad Torhout – Technische Dienst Administratie
wegen In totaal zijn in de gemeente 467 bouwkavels gelegen in goedgekeurde verkavelingen en kunnen naar schatting 520 woongelegenheden gerealiseerd worden langs uitgeruste. Er liggen bijgevolg 987 bouwmogelijkheden juridisch vast. Deze mogelijkheden kunnen in principe onmiddellijk ingevuld worden. Voor ontwikkeling van de bouwmogelijkheden langs uitgeruste wegen is (meestal) een verkavelingvergunning noodzakelijk. Bij het activeren van deze bouwmogelijkheden worden realisatiegraden gehanteerd waarbij binnen de planhorizon (2007) gestreefd wordt naar de realisatie van 260 woongelegenheden in goedgekeurde verkavelingen en 108 langs uitgeruste wegen (in totaal 368 woongelegenheden). De derde categorie omvat vrij liggende binnengebieden in woongebied. Voor de ontwikkeling als woonomgeving is de aanleg van nieuwe infrastructuur noodzakelijk om deze gebieden te kunnen ontsluiten. Bij de raming van het aantal woongelegenheden is een dichtheid van 25 woningen per hectare gebruikt in de stedelijke kern (volgens hypothese van afbakening) en 15 woongelegenheden per hectare voor binnengebieden in de woonentiteiten in de open ruimte.
22
Bij het activeren van dit aanbod wordt een realisatiegraad van 30% gehanteerd. Tabel 7: beschikbare bouwmogelijkheden in binnengebieden
Geschatte
Bruto
Netto (30%)
Netto (30%)
oppervlakte
tot
tot
in ha
2010
2007
Stedelijke kern Torhout
9,00
225
67
47
Totaal stedelijke kern
9
225
67
47
Wijnendale
2,50
35
11
8
Sint-Henricus
0,00
0
0
0
Maria Assumpta
4,20
63
19
13
Sint-Jozef-Arbeider
0,35
5
2
1
106
32
22
0
0
0
331
99
69
Totaal in de open ruimte Overige (bvb. in woonlinten)11
0,00
TOTAAL Bron: Stad Torhout – Technische Dienst Administratie
De laatste categorie zijn de vrij liggende gebieden in de woonuitbreidingsgebieden. In Torhout zijn volgende gebieden vrij liggende gebieden gelegen in een woonuitbreidingsgebied: Moertjes / Kwaplasstraat / Bollestraat / Sparappelstraat / Wijnendalepark. De capaciteit van deze gebieden wordt indicatief weergegeven in functie van hun ligging (15 w/ha in buitengebied – 25w/ha in stedelijk gebied).
Tabel 8: Raming van de capaciteit in woonuitbreidingsgebieden
Oppervlakte (in ha)
Raming capaciteit
- Moertjes en Kwaplasstraat
20,78
519,50
- Bollestraat
6,50
162,50
- Sparappel
15,52
232,80
- Wijnendalepark
7,84
117,60
TOTAAL
50,7
1.032
Torhout
Wijnendale
Bron: Stad Torhout – Technische Dienst Administratie
11
Geen gegevens voorhanden. Eventueel nog te onderzoeken.
23
4.1.2.4.1 Verdichtingmogelijkheden Onder verdichtingmogelijkheden wordt het vervangen van ééngezinswoningen door meergezinswoningen verstaan binnen het bestaand woonweefsel. Verdichtingprojecten kunnen tegemoetkomen aan de vraag naar kleinere woningen. Hiermee wordt ingespeeld op de behoefte van specifieke doelgroepen (starters, alleenstaanden, bejaarden, … etc.).
Verdichting gebeurde voornamelijk in de gemengde woonomgeving van de stadskern. In de stadskern werden in de periode 1991-2000 gemiddeld 36 appartementen of studio’s per jaar gebouwd. Binnen de gemengde woonomgevingen situeren zich de belangrijkste potenties voor verdere verdichting. Door verdichting worden nieuwe wooneenheden gerealiseerd zonder bijkomende ruimtebeslag. 4.1.2.4.2 Leegstand In de gemeente Torhout zijn er 21 woongelegenheden opgenomen op de inventaris van leegstaande woningen12. De vermindering van de overtollige leegstand door renovatie en het opnieuw bewoonbaar maken van langdurig leegstaande en verwaarloosde woningen kan een bijdrage geven t.a.v. de woningbehoefte. In toepassing van de Vlaamse Wooncode kan het beheer van deze woningen bovendien opgeëist worden door de stad of het OCMW zodat ze als sociale woningen gebruikt kunnen worden. 4.1.2.5
Sociale huisvestingsprojecten
4.1.2.5.1
Sociale bouwmaatschappijen
4.1.2.5.1.1 Sociale bouwmaatschappij De Mandel De sociale bouwmaatschappij De Mandel uit Roeselare is actief op het grondgebied van Torhout. In de voorbije decennia werden er heel wat sociale (huur)woningen gebouwd waarvan er momenteel nog 177 door De Mandel beheerd en verhuurd worden. Daarnaast werden er 207 sociale koopwoningen gerealiseerd en verkocht (toestand 30/03/2006). In Torhout Oost, in het gebied tussen de Ernest Claeslaan, de Donaustraat, de Groenhovestraat en de Ruddervoordestraat beschikt de bouwmaatschappij nog over een beperkte reserve aan bouwgronden (zowel uitgerust als niet uitgerust). Op de wachtlijst staan 181 kandidaat-huurders ingeschreven. De gemiddelde wachttijd na aanvraag vooraleer een sociale huurwoning kan toegewezen worden bedraagt ca. 45 maanden. De Mandel wil daarom in ijltempo het aantal sociale huurwoningen drastisch uitbreiden. Momenteel zijn volgende projecten in onderzoek, aanvraag of uitvoering: -
aankoop grond jegens de stad in de Garonnestraat met de bedoeling er 7 sociale huurwoningen op te bouwen;
-
bouwen van 22 huurwoningen in Torhout-Oost;
-
aankoop gronden Koer Van Thuyne deels jegens de stad / deels jegens het OCMW met de bedoeling er een 40 sociale huur- en koopappartementen op te richten;
12 Op basis van de vermoedenlijst die jaarlijks door de Dienst Huisvesting van de gemeente aan AROHM wordt overgemaakt mag verondersteld worden dat er in Torhout heel wat meer leegstaande woongelegenheden zijn.
24
-
aankoop van gronden langs de Pastoriestraat in Don Bosco met de bedoeling er sociale huur- en koopappartementen op te richten;
-
renovatie van 5 sociale huurwoningen in de Onze Lieve Vrouwestraat;
-
aanleg infrastructuur op gronden in de Elbestraat met de bedoeling er 7woningen te bouwen.
De gezinsgrootte onder de kandidaten is zeer divers. 30% van de kandidaten is alleenstaand – 40% van de kandidaten zijn gezinnen die uit slechts 2 personen bestaan. 18% zijn gezinnen van 3 personen. Grote gezinnen van 4 of meer personen komen praktisch niet meer voor (12%). 4.1.2.5.1.2 De sociale bouwmaatschappij VIVENDO De sociale bouwmaatschappij Vivendo uit Brugge was vroeger actief op het grondgebied van Torhout onder de naam Haard & Kouter. In de voorbije decennia heeft zij er 208 sociale koopwoningen, zgn. ‘kleine landeigendommen’ gerealiseerd. Gezien het ontbreken van enig aanbod van gronden en/of panden waren er de laatste 20 jaar geen realisatie meer. Vivendo is echter vragende partij om in nauwe samenwerking met de stad als prioritaire partner te mogen optreden voor de uitvoering van het plaatselijk woonbeleid cf. de Vlaamse Wooncode.
Vivendo is ook bemiddelaar voor de aanvraag van sociale leningen bij de VHM en heeft in die hoedanigheid in de loop der jaren meerdere sociale leningen kunnen toestaan aan particulieren voor de bouw van een nieuwe woning of voor de aankoop en/of renovatie van een (sociale) woning in Torhout. Deze sociale bouwmaatschappij heeft inmiddels ook het vroegere ACV-gebouw in de Beerstraat aangekocht met de bedoeling er 5 sociale appartementen in onder te brengen. 4.1.2.5.2 Sociaal Verhuurkantoor (SVK) In 1997 werd binnen de sociale dienst van het OCMW het Sociaal Verhuurkantoor (SVK) opgericht, met middelen van het sociaal impulsfonds (SIF). De werking van het SVK steunt op 4 basisideeën: -
het recht op wonen met elementen zoals woonzekerheid, kwaliteit en betaalbaarheid;
-
het verstevigen van de positie van de zwakke huurder door op te treden als eigenaar of hoofdhuurder;
-
de complementariteit t.a.v. de andere huisvestings- en welzijnsactoren: t.o.v. de huisvestingsmaatschappijen door de flexibele inschakeling op de private markt en t.o.v. welzijnsdiensten door specifieke huurdersbegeleiding
-
participatie van de doelgroep.
Uit deze 4 basisideeën werden de 2 kerntaken van het SVK afgeleid: -
het creëren van een extra aanbod aan kwalitatieve woningen aan een betaalbare prijs;
-
het aanbieden van woonbegeleiding13.
Bij de woonbegeleiding worden huurders niet allen op hun rechten maar ook op hun plichten gewezen zoals het tijdig betalen van de huur en het goed onderhouden van de woning. In de huurovereenkomst wordt steeds een clausule opgenomen waarin vermeld wordt dat de huurders zich akkoord verklaren met de woonbegeleiding die vanuit het SVK wordt aangeboden. 13
25
Het Sociaal Verhuurkantoor beheert 51 woningen, waarvan 6 in eigendom zijn van de stad Torhout, 38 in eigendom van het OCMW en 17 in eigendom van private personen (toestand 30/09/2007). Op korte termijn zal dit aanbod nog worden uitgebreid. Volgende projecten zijn in onderzoek, aanvraag of uitvoering: -
project “Koer Van Thuyne”
-
bouwen van 27 sociale appartementen na afbraak van 14 oude woningen in de Vanhullestraat.
Als aanvullend bij het SVK werd een woonwinkel opgericht. In de woonwinkel kunnen huurders en verhuurders terecht met hun vragen en problemen i.v.m de huurwetgeving. Ze kunnen er informatie krijgen over huursubsidies en huisvestingspremies. De woonwinkel heeft tevens een doorverwijsfunctie naar de juiste instanties die een specifiek huisvestingsprobleem kunnen oplossen. Eén van de kerntaken van de woonwinkel bestaat in het aanbieden van een volwaardige en kosteloze eerstelijnsrechtshelp inzake huurwetgeving. Daartoe werd een jurist in dienst genomen die deze eerstelijnsrechtshelp de nodige ondersteuning biedt. 4.1.2.5.3 Het O.C.M.W. • Opvangtehuis De Reynaert In de Reynaert zijn er 4 tweepersoonskamers en 2 éénpersoonskamers voorzien voor Torhoutse inwoners die zich in een noodsituatie bevinden. Dit kan verschillende vormen aannemen: -
uithuisdrijving door de deurwaarder;
-
op straat staan omwille van een ramp;
-
echtelijke moeilijkheden waarbij men geen ander onderdak vindt;
-
kandidaat-vluchtelingen die aan OCMW Torhout werden toegewezen voor het krijgen van financiële steun maar zelf in Torhout geen woning vinden;
-
mensen die bij eigenaars reeds gekend zijn als ‘slechte huurders’ en bijgevolg niet meer in staat zijn zelf een woning te vinden.
De opvangmogelijkheden in De Reynaert kunnen echter niet gecatalogeerd worden als crisisopvang. Opname gebeurt enkel tijdens de kantooruren van de sociale dienst van het OCMW en dit na het afnemen van een intakegesprek en het bespreken van het dossier met de directeur sociale dienst en de voorzitter van het OCMW. • Service flats Deze vrij nieuwe vorm van huisvesting en serviceverlening is bedoeld voor ouderen die nog vrij zelfstandig kunnen functioneren, maar toch niet verkiezen om in het eigen milieu te blijven wonen. Serviceflats bestaan uit één of meer gebouwen die functioneel een geheel vormen. Het zijn individuele woongelegenheden waar ouderen zelfstandig wonen maar waar zij zo nodig beroep kunnen doen op een gemeenschappelijke dienstverlening. Die hulp is facultatief, d.w.z dat de bewoner de vrije keuze heeft om er gebruik van te maken. Serviceflats zijn afgestemd op de specifieke noden van de ouderen. De grootte en huurprijs van de individuele woongelegenheden kunnen echter sterk variëren.
26
Serviceflats zijn niet geschikt voor zorgbehoevende ouderen, tenzij ze samenwonen met een valide partner die nog veel voor hem of haar kan doen.
Serviceflats bieden een beschermde woonomgeving. Zo is er een oproepsysteem aanwezig waarmee je zowel overdag als ’s nachts hulp kan oproepen. Veel serviceflats zijn gelegen in de nabijheid van of werken samen met een rusthuis. Als iemand zorgbehoevend wordt kan hij/zij naar dat rusthuis gaan. In het serviceflatgebouw van het OCMW langs de Karel De Goedelaan bevinden zich 21 woongelegenheden.
• Rusthuis Sint-Augustinus Het Sint-Augustinus rusthuis is gelegen in de Vestingstraat en wordt beheerd door het OCMW. Het staat open voor semi-valide zorgbehoevenden, dementerende bewoners en biedt ook faciliteiten voor echtparen. Er wordt woongelegenheid geboden aan 174 bewoners. Er zijn ook 3 kamers voor kortverblijf. Alle kamers zijn standaard bemeubeld met een bed, kleerkast, tafel, stoel en een zetel. Het meubilair kan aangepast worden aan de noden van de bewoner(s) en de kamer kan naar eigen smaak ingericht worden. Een aanvraag tot opname gebeurt meestal naar aanleiding van een ziekenhuisopname maar kan ook vanuit een thuissituatie. Een officiële aanvraag moet schriftelijk gebeuren. Deze aanvraag wordt bekrachtigd in de Raad voor Maatschappelijk Welzijn. Vooreerst wordt met de kandidaat bewoner(s) een oriëntatiegesprek gevoerd waarna de kandidaat bewoner(s) ingeschreven worden op een wachtlijst. Deze wachtlijst is chronologisch. Momenteel staan 247 kandidaten op de wachtlijst ingeschreven (situatie op 31.10.2007). Bij het rusthuis werd eind 2005 een nieuwe vleugel in gebruik genomen. De oudste delen van het rusthuis worden momenteel gerenoveerd en gemoderniseerd. In 2009 wordt er een dagverzorgingscentrum aan toegevoegd. Het rusthuis is heel centraal gelegen. Te voet is het centrum van de stad en het station gemakkelijk bereikbaar. De achterzijde van het rusthuis kijkt uit op het groene stadspark. 4.1.2.5.4 Huize Tordale Huize Tordale biedt op het grondgebied van Torhout diverse vormen van wonen aan voor personen met een verstandelijke handicap. Deze vormen variëren van individueel wonen tot wonen in groepsverband.
-
Personen met een licht tot matig verstandelijke handicap kunnen zelfstandig wonen. Zij worden gehuisvest in huurwoningen. Op die manier kunnen zij maximaal integreren in de maatschappij. Momenteel maken 15 personen gebruik van deze mogelijkheid.
27
-
Werkende personen met een licht tot matig verstandelijke handicap en bijkomende gedrags-of psychische problemen kunnen in groepsverband gaan wonen of individueel in woningen eigendom van Tordale. Momenteel maken 35 personen gebruik van deze mogelijkheid.
-
Niet-werkende personen met een matig tot ernstige verstandelijke handicap en bijkomende gedrags- of psychische problemen kunnen in groepsverband of individueel gaan wonen in woningen eigendom van Tordale. Momenteel maken 94 personen gebruik van deze mogelijkheid.
Daarnaast beschikt Tordale eveneens over een dagcentrum waar personen met een verstandelijke handicap en bijkomende gedrags- of psychische problemen overdag opgevangen kunnen worden. Momenteel maken 33 personen gebruik van deze mogelijkheid. Jongeren tussen 12 en 21 met een licht tot matig verstandelijke handicap en bijkomende gedrags- en psychische problemen of autisme kunnen terecht in het internaat. Voor een 10-tal jongeren heeft het internaat een gezinsvervangende functie. 4.1.2.5.5 PVT De Ent Vanuit het psychiatrisch centrum Sint-Amandus te Beernem wordt in het psychiatrisch verzorgingstehuis De Ent in de Aartrijkestraat woongelegenheid aangeboden aan 60 chronisch gestabiliseerde psychiatrische patiënten. Er zijn geen plannen om dit aantal in de toekomst uit te breiden. Eind 2005 werd door de vzw Beschut Wonen Beernem in Torhout een gebouw aangekocht met de bedoeling er 5 plaatsen voor beschut wonen in onder te brengen. Het is de bedoeling dit aantal later uit te breiden tot max. 12. Beide initiatieven zorgen ervoor dat psychiatrische patiënten zich opnieuw in de maatschappij kunnen integreren. 4.1.2.5.6 Bejaardenzorg Ter Remberthove (service-flats) In het serviceflatgebouw van de vzw Gezondheids- en bejaardenzorg van het Houtland langs de Oostendestraat bevinden zich 34 woongelegenheden. 4.1.2.5.7 ‘t Groot Hersberge Geen nadere gegevens gekend 4.1.2.6 Prognoses en behoeften 4.1.2.6.1 Raming van de woonbehoeften 4.1.2.6.1.1 Nieuwbouwbehoefte
28
Tabel 9: Evolutie van de bevolking per leeftijdscategorie voor een gesloten prognose Leeftijdscategorie
1997
2002
2007
0-19
4.498
4.313
4.104
20-39
5.563
5.207
4.887
40-59
4.742
5.215
5.541
60-79
3.217
3.394
3.585
+80
672
705
794
Totaal
18.692
18.834
18.911
Bron: Ontwerp GRS januari 2006
Tabel 10: Evolutie het aantal gezinshoofden per leeftijdscategorie voor een gesloten prognose Leeftijdscategorie
1997
2002
2007
0-19
7
8
8
20-39
2.128
2.034
1.925
40-59
2.545
2.838
3.064
60-79
1.942
2.124
2.300
+80
390
449
559
Totaal
7.102
7.453
7.856
Bron: Ontwerp GRS januari 2006
De behoefte aan bijkomende woningen is het gevolg van een aantal demografische ontwikkelingen. Er is het fenomeen van de gezinsverdunning die zich in de toekomst zal verder zetten. De gezinsverdunning heeft te maken met de vergrijzing van de bevolking (ouderen die langer zelfstandig wonen), een toenemend aantal echtscheidingen, het zelfstandig wonen van niet gehuwden, … etc. De behoefte aan bijkomende woongelegenheden is recht evenredig met de toename van het aantal gezinnen. Op basis van de inschatting van de toekomstige demografische ontwikkeling van de bevolking van Torhout wordt de woningbehoefte in de periode 1997-2007 geraamd op 768 wooneenheden (toename gezinnen volgens gesloten prognose vermeerderd met een frictieleegstand van 3%). Wanneer de reeds gerealiseerde woningen in de periode 1997-2000 in rekening worden gebracht, betekent dit een woningbehoefte voor de periode 2000-2007 van ongeveer 472 bijkomende woningen of gemiddeld ongeveer 67 per jaar. Op basis van de demografische ontwikkelingen (vraagzijde) en de kenmerken van het huidige woningpatrimonium (aanbodzijde) kunnen conclusies getrokken worden met betrekking tot een differentiatie van de nieuwbouwbehoefte naar sociale woningen, bejaardenwoningen en meergezinswoningen.
29
4.1.2.6.1.2 Behoefte aan meergezinswoningen Voor de behoefte aan meergezinswoningen wordt de bestaande trend van gemiddeld 36 woningen per jaar als norm genomen. De verdichting door de bouw van meergezinswoningen vindt hoofdzakelijk plaats in de stedelijke kern. 4.1.2.6.1.3 Behoefte aan wooneenheden voor specifieke doelgroepen • Behoefte aan sociale huur- en koopwoningen Het aandeel sociale woningen (huur- en koopwoningen) bedraagt in Torhout 5% (ongeveer 366 wooneenheden op een totaal van ongeveer 7.329, toestand juli 2000). De Vlaamse Huisvestingsmaatschappij (VHM) hanteert een streefcijfer van 10% sociale wooneenheden. Torhout scoort beduidend lager dan dit streefcijfer. • Bejaardenwoningen Bejaarden hebben behoefte aan aangepaste huisvestingsvormen: kleinere woningen die op loopafstand van voorzieningen zijn gelegen. Vaak voldoen de huidige woningen niet aan deze voorwaarden. Het voorzien van passende woningen voor bejaarden kan hieraan een oplossing bieden. Hierdoor komen tevens woningen vrij voor andere doelgroepen.
• Service flats Het OCMW erkent de behoefte aan bijkomende serviceflats in Torhout en is bereid in dit verband actie te ondernemen indien zich haalbare opportuniteiten voordoen. • Bejaardentehuis Er zijn geen plannen om de capaciteit van het bejaardentehuis Sint-Augustinus uit te breiden. • Beschermd wonen Geen nadere gegevens bekend. • Beschut wonen PVT De Ent heeft geen uitbreidingsplannen. Zoals voorheen vermeld zou vzw Beschut Wonen Beernem het aantal plaatsen in Torhout willen uitbreiden van 5 naar 12 4.1.2.6.2 Confrontatie van behoefte en aanbod De confrontatie tussen behoefte en aanbod gebeurt op basis van het bestaande juridisch aanbod: in goedgekeurde verkavelingen, langs uitgeruste wegen, verdichting en leegstand. Het bestaande aanbod vertoont een licht tekort om de behoefte voor de periode 2000-2007 op te vangen. Tabel 11: confrontatie behoefte en aanbod
30
2000 – 2007 Aanbod (netto)
437
Behoefte
481
Verschil
-44
Bron: Ontwerp GRS Torhout – 26/01/2006
4.1.2.6.3 Confrontatie met de taakstelling uit het Provinciaal Structuurplan De taakstelling voor de gemeente Torhout voor de periode 1991-2007 bedraagt volgens het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan West-Vlaanderen 1.275 bijkomende woongelegenheden, allen te realiseren binnen het nog af te bakenen stedelijk gebied.
In 2000 waren reeds 1.010 woongelegenheden (80% van de taakstelling) gerealiseerd. Dit betekent dat voor de periode 2000-2007 een taakstelling overblijft van 265 wooneenheden. Dit bevestigt de conclusie dat buiten het bestaande juridische aanbod geen bijkomende ruimte noodzakelijk is voor woongelegenheden (in de periode tot 2007).
4.1.2.7 Sociale woningbouw in de woonuitbreidingsgebieden De ministeriele omzendbrief RO/2002/03 laat toe dat een deel van of een geheel woonuitbreidingsgebied ontwikkeld kan worden zonder voorafgaand een woningbehoeftenstudie te moeten opmaken. Deze mogelijkheid is onderworpen aan een aantal specifieke randvoorwaarden: -
het woonuitbreidingsgebied moet gelegen zijn binnen de (hypothese van) perimeter van het stedelijk gebied;
-
de ontwikkeling gebeurt binnen de principes van het RSV;
-
er is geen interferentie met andere regelgeving;
-
het gemeentebestuur toont aan op welke wijze ernaar wordt gestreefd een gezonde mix te realiseren van normale kavels, sociale kavels (onder de marktprijs) en/of sociale huur- of koopwoningen. Private en openbare initiatiefnemers (gemeente, intercommunale, OCMW en sociale huisvestingmaatschappijen) worden in voorkomend geval gestimuleerd om de gewenste sociale mix gezamenlijk te realiseren.
Niettegenstaande volgens het GRS buiten het bestaande juridische aanbod aan bouwmogelijkheden geen bijkomende ruimte noodzakelijk is om de taakstelling voor woongelegenheden in de periode tot 2007 opgelegd door de provincie te realiseren, kunnen bepaalde woonuitbreidingsgebieden in Torhout (Moertjes, Kwaplasstraat en Bollestraat naar alle waarschijnlijkheid toch aangesneden worden voor de bouw van sociale woningen. Op die wijze kan het aandeel sociale woningen in Torhout ruimschoots uitgebreid worden (nog nader te onderzoeken).
31
4.1.3. Gegevens via het participatietraject Tijdens de gesprekken met mensen uit de beoogde doelgroepen was huisvesting hét prioritaire thema. Als mensen bevraagd worden rond welk thema ze in de toekomst eventueel beleidsparticipatie willen, dan scoort ‘huisvesting’ als het thema waar het meest mensen willen rond betrokken worden. Tijdens de diverse participatierondes kwam onder meer volgende zaken naar voor : -
het verhogen van het aanbod aan sociale woningen in Torhout
-
het meer aanbieden van informatie rond aanpassingen voor senioren (levenslang wonen)
-
het feit dat huren op de private huurmarkt voor velen ‘onbetaalbaar’ is geworden. De grens van 1/3 woonkost ten opzichte van het inkomen is voor velen niet haalbaar meer.
-
het belang van goede informatie en een goede communicatie rond het thema wonen. Niet alle mensen waren bijvoorbeeld op de hoogte dat er een huisvestingsambtenaar is, dat de huurdersbond te Torhout aanspreekbaar is, weinigen weten wat een huursubsidie is , welke premies er zijn, …
-
nogal wat getuigenissen van mensen gingen over woningen die kwalitatief niet in orde zijn. Sommige mensen wisten geen raad met ‘profiterende’ huiseigenaars, … Men vraagt dan ook om een aanpak van de huisjesmelkers die woningen van lage kwaliteit verhuren voor te veel geld aan mensen die (financieel) zwak staan. Huizen die opgedeeld worden in kamers zijn hier een voorbeeld van.
-
Men vroeg om in voldoende capaciteit van (crisis)opvang te voorzien.
-
Men vroeg uitdrukkelijk dat die woningen waarnaar het ocmw je verwijst kwalitatief in orde moeten zijn.
-
Ook van een sociale huisvestingsmaatschappij verwachten de mensen klantvriendelijkheid, een antwoord op hun vragen, …
-
Als specifieke groepen die het moeilijk hebben op de woonmarkt werden opgenoemd : alleenstaanden (al of niet met kinderen) en werklozen.
4.1.4 SWOT-analyse
Door de aantrekkingskracht van Torhout om er zich te vestigen en de vergrijzing van de bevolking groeit de groep sociaal zwakkeren jaar na jaar. Zonder passende maatregelen kan dit op termijn een negatieve invloed hebben op de leefbaarheid van de stad. Voor de huisvesting en (tijdelijke) opvang van sociaal zwakkeren beschikt Torhout reeds over heel wat faciliteiten. De aanbiedingen gaan uit van verschillende organisaties en verenigingen. Ze zijn echter niet altijd op elkaar afgestemd en vullen elkaar niet altijd aan. In bepaalde gevallen is er zelfs sprake van enige vorm van concurrentie. Soms zijn de faciliteiten eerder beperkt en/of niet geschikt voor de beoogde doelgroep. Dikwijls is het aantal gegadigden vele malen groter dan het beschikbare aanbod waardoor lange wachttijden en –lijsten ontstaan.
Ondanks de aanwezigheid van een gemeentelijke huisvestingambtenaar en een Woonwinkel met juridische dienstverlening onder de vleugels van het OCMW, bereikt de beschikbare informatie onvoldoende de doelgroepen. Oorzaak is enerzijds dat de doelgroepen onvoldoende kennis hebben van het bestaan van de aanspreekpunten en
32
anderzijds de versnippering van de informatie en een gebrek aan onderlinge coördinatie en kennisoverdracht tussen de aanspreekpunten. Herstructureren door het beter op elkaar afstemmen van de aanspreekpunten en een nauwere samenwerking kan hier een opmerkelijke verbetering in aanbrengen.
Het overzicht van de sterkten en zwakten, kansen en bedreigingen is op genomen in navolgende tabel. Tabel: SWOT-analyse
Sterkten voldoende reserve aan bebouwbare gronden
mogelijkheden tot verdichten
woningenpatrimonium
Zwakten bebouwbare gronden niet echt beschikbaar
Kansen verwerven bouwgrond via onderhandse aankoop of onteigening
grondreserve in eigendom van sociale bouwmaatschappijen raken stilaan uitgeput prijs/m² meestal enkel haalbaar voor privé investeerders
blijvende vraag van sociale bouwmaatschappijen naar beschikbare gronden
verdichten niet altijd evident
prijzen van panden meestal niet haalbaar voor sociale bouwmaatschappijen onvoldoende aanbod vanuit privé sector voor doorverhuring aan sociale doelgroepen (bvb. via SVK) nog heel wat woningen van slechte of mindere kwaliteit
blijvende slechte kwaliteit van woningen door onwil van eigenaars om verbeterings-werken uit te voeren (woningen worden toch verhuurd – dikwijls net aan de sociaal zwakkere) blijvende slechte kwaliteit van woningen door onmogelijkheid van
Bedreigingen beschikbaarheid bebouwbare gronden voor sociale woonprojecten op de lange termijn
samenwerking met privé via PPS grond- en pandenbeleid en subsidiëring kan aankopen haalbaar houden verdichtingprojecten kunnen inspelen op de behoefte van specifieke doelgroepen (starters, alleenstaanden, bejaarden, … ) grond- en pandenbeleid en subsidiëring kan prijzen haalbaar houden stimulerende en specifieke maatregelen kunnen bijkomend aanbod creëren mogelijkheid tot verbeteren via (gemeentelijke) premies
creëren van getto’s (geen sociale mix)
aandeel sociale woongelegenheden op de lange termijn werking van SVK (aanbod woningen)
leegstaande en verwaarloosde panden hebben een ongunstige invloed op de aantrekkelijkheid van hun omgeving (inductie)
strenger toezicht op kwaliteit van woningen en eventueel overname beheer
stimuleren door begeleiding, premies en eventueel overname beheer
33
beperkte leegstand
aantrekkingskracht van de gemeente
veel verschillende actoren zijn actief constante uitbreiding van het aantal sociale huurwoningen
eigenaars om verbeteringswerken uit te voeren (wegens leeftijd, omwille van financiële redenen) onvoldoende leegstaande panden hebben ongunstige invloed op de huurprijzen
gemeente oefent weinig aantrekkingskracht uit op jonge gezinnen met kleine kinderen groeiend aantal sociaal zwakkeren als gevolg van de aantrekkingskracht van de gemeente (bvb. Wachtlijst) activiteiten zijn niet gecoördineerd aantal sociale woningen blijft onvoldoende (cf. groeiende wachtlijsten) aantal sociale huurwoningen kleiner dan streefcijfer VHM (5% >< 10%) aanbod nog teveel afgestemd op grotere gezinnen
aanwezigheid van een Woonwinkel (ook juridische dienstverlening) en SVK ressorterend onder het OCMW
onvoldoende aanbod aan diensten
Woonwinkel niet of onvoldoende gekend door doelgroep patrimonium SVK
aanwezigheid van een Huisvestingsambtenaar ressorterend onder het gemeentebestuur
eenzijdig aanbod t.a.v. de doelgroepen (hoofdzakelijk controlerende functie)
aanwezigheid van heel wat faciliteiten o.m. opvangtehuis, rusthuis, serviceflats, MPI, begeleid, beschut en beschermd
rusthuis heeft ook na uitbreiding onvoldoende capaciteit waardoor grote wachtlijsten ontstaan
langdurig leegstaande woningen kunnen in beheer genomen worden (SVK / sociale bouwmaatschappijen) en na renovatie ter beschikking worden gesteld van de sociale doelgroepen diversiteit, sociale mix is een verrijking voor de samenleving
coördinatie en bundeling van activiteiten verhoogd slagkracht en slaagkans aantal kan verder uitgebreid worden dmv specifieke projecten (Koer Van Thuyne / Pastoriestraat)
te groot aandeel ouderen in verhouding tot jongeren is ongunstig voor de leefbaarheid van de stad te groot aandeel sociaal zwakkeren is ongunstig voor de leefbaarheid van de stad versnippering en onderlinge concurrentie gettovorming (geen sociale mix)
stagnatie door gebrek aan sociale woningen
aanbod van woningen met 1 of 2 slaapkamers kan systematisch vergroot worden bundeling met, of afstemmen op diensten van andere actoren (bvb. Huisvestingsdienst stad) informatiecampagnes kunnen een oplossing bieden samenwerking met andere aanbieders, ook van buiten de gemeente uitbreiden dienstverlening door bundeling met, of afstemmen op diensten van andere actoren (bvb. Woonwinkel) mogelijkheden tot uitbreiding aanwezig op of aansluitend bij bestaande
patrimonium niet langer afgestemd op behoefte
versnippering aanbod van diensten
geen investeringen in uitbreiding capaciteit
34
wonen onvoldoende serviceflats faciliteiten opvangtehuis eerder beperkt en niet geschikt voor gezinnen geen faciliteiten voor crisisopvang gebrek aan fondsen
4.2
geen crisisopvang is nefast voor goed huisvestingsbeleid subsidiëring en samenwerking met privé (PPS)
TEWERKSTELLING
4.2.1. Omschrijving Volgens de Belgische grondwet (art. 23) heeft iedereen recht een menswaardig leven te leiden. Dit recht omvat inzonderheid het recht op arbeid en op de vrije keuze van beroepsarbeid in het raam van een algemeen werkgelegenheidsbeleid dat onder meer gericht is op het waarborgen van een zo hoog en stabiel mogelijk werkgelegenheidspeil, het recht op billijke arbeidsvoorwaarden en een billijke beloning, alsmede het recht op informatie, overleg en collectief onderhandelen. Arbeid is een middel om te komen tot een leefbaar inkomen om te voorzien in de eigen basisbehoeften (materieel welbevinden), maar arbeid heeft ook effect op diverse dimensies in functie van kwaliteit van leven (emotioneel welbevinden, sociale contacten, persoonlijke ontwikkeling, fysiek welbevinden, zelfbepaling, sociale inclusie, etc…). Het zijn nu net deze minder zichtbare functies van arbeid die vaak een grote rol spelen bij kansengroepen. In het kader van de opmaak van een lokaal sociaal beleidsplan verstaan we onder tewerkstelling: info, advies en trajectbegeleiding opleiding en werkervaring het aanbod inzake arbeid ... ten aanzien van de kansengroepen. 4.2.2.
Omgevingsanalyse
4.2.2.1. Cijfergegevens rond tewerkstelling – op basis van gemiddelden 2005 (bron: Arvastat VDAB Vlaamse en lokale werkloosheids- en werkaanbodstatistieken en RESOC/SERR regio Brugge) Torhout
T.O.V. Regio Brugge Vlaanderen
Werkloosheidsgraad
= aandeel van de werklozen – NWWZ – in de beroepsbevolking Bedraagt 6,94% in Torhout
6,91%
8,52%
Mannen: 4,96%
• 5,66%
• 7,00%
Vrouwen: 9,50%
• 8,45%
• 10,45%
Dit is een lichte stijging t.o.v. 2003 en 2004. Activiteitsgraad
= mate waarin de bevolking tussen 18-64j actief is op de arbeidsmarkt, d.w.z. een job heeft of een job zoekt 35
Mannen: 82,3%
80,5%
80,7%
Vrouwen: 70,6%
68,9%
67,1%
69,7%
63,7%
8.638
235.344
Werkzaamheidsgraad
= verhouding werkenden t.o.v. de bevolking op arbeidsleeftijd
Kenmerken NWWZ = niet-werkend werkzoekende In absolute cijfers: 623 personen … waarvan 72% (404 pers.) uitkeringsgerechtigd werkloos is
• 72%
• 74,3%
… waarvan 40% man, 60% vrouw
• 45%, 55%
• 46%, 54%
… waarvan 30% < 25j., 30% tss 25-40j. en 40% ouder dan 40j.
• 24%, 32%
• 24%, 35,5%
en 44%
en 40,5%
Studieniveau 50% is laaggeschoold
50%
51,4%
34%
33,3%
16%
15,3%
62,5%
57%
17%
18,5%
20,5%
24,5%
+ 16%
+ 18,5%
4%
8,3%
Etniciteit: 2,7% etnisch niet-EU
5,5%
16,3%
Arbeidsgehandicapten: 22%
16%
12%
= lager onderwijs + 1e graad secundair = middenstandsopleiding = deeltijds beroepssecundair (2e graad secundair) 35% is middengeschoold = 3e en 4e graad secundair onderwijs 15% is hooggeschoold = hoger onderwijs 1 of 2 cycli = universitair onderwijs Werkloosheidsduur 64% minder dan 1j. 17% tss 1-2j. 19% langer dan 1j. Opvallende vaststellingen zijn: - een sterke toename van de langdurige werkloosheid (> 2j.) => + 20% in vgl met 2004. Nationaliteit: 2,2% niet-EU
Onder arbeidsgehandicapten wordt begrepen:
WZ’en met Vlaams Fondserkenning in zake tewerkstelling
WZ’en uit het Buso
WZ’en met beperkte of zeer beperkte geschiktheid
36
Vaststelling: gestage toename van deze groep WZ’en In absolute cijfers: 107 in 2002, 116 in 2003, 132 in 2004 en 137 in 2005
1.197, 1.284,
18.730, 20.392
1.374 en 1.392
24.172, 27.788
Werkgelegenheid Zelfstandige tewerkstelling (cijfergegevens POM W-Vlaanderen) Op 31.12.2005 telde Torhout 1.674 zelfstandigen en helpers (exclusief 419 zelfstandigen in bijberoep), dit zijn 1.162 zelfstandigen in hoofdberoep, 158 zelfstandigen actief na pensioenleeftijd en 354 helpers. Dit aantal wordt geteld naar de woonplaats van de zelfstandige en stemt dus niet noodzakelijk overeen met het adres waar de beroepsactiviteit wordt uitgeoefend. Deze cijfers zijn gelijklopend met voorgaande jaren: •
1.672 zelfstandigen en helpers op 31.12.2004
•
1.687 zelfstandigen en helpers op 31.12.2003
Loontrekkende tewerkstelling (cijfergegevens POM West Vlaanderen) Op 31.12.2004 telde Torhout 5.656 loontrekkenden, hier betreft het in tegenstelling tot de zelfstandigen het aantal personen die in Torhout werken in loondienst. Het gaat dus niet noodzakelijk om mensen die in Torhout wonen. Er is in vergelijking met voorgaande jaren een lichte daling merkbaar: •
5.752 loontrekkenden op 31.12.2003
•
5.740 loontrekkenden op 30.06.2002 (geen gegevens beschikbaar voor 31.12.2002)
De werkgelegenheid in Torhout situeert zich vnl. in de tertiaire en quartaire sector: Definiëring van de sectoren:
Primair: bedrijven die grondstoffen voortbrengen
Secundair: bedrijven die grondstoffen of gedeeltelijk afgewerkte producten verder bewerken
Tertiair: bedrijven die goederen kopen en verkopen zonder ze te verwerken of presteren van verhandelbare diensten
Quartair: bedrijven/organisaties die niet-commerciële of niet-verhandelbare diensten verlenen
In Torhout is de werkgelegenheid per sector als volgt verdeeld:
Primaire sector: 89 jobs
Secundaire sector: 1.274 jobs
Tertiair: 1.631 jobs
Quartair: 2.746 jobs
Vergelijking t.o.v. arrondissement Brugge
Primair: minieme tewerkstelling in Torhout: 1,55%
Secundair: gemiddelde uitbouw: 22% ( 2% stijging bouwnijverheid, 11% jobverlies industrie)
Tertiair: vrij sterk aanwezig: 28,4% met vooral stijgende jobgroei in de horeca
Quartair: sterk aanwezig, omvat praktisch de helft van alle werkgelegenheid in Torhout (48%). Voornamelijk tewerkstelling in de gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening
37
Toetsing aan de diverse doelgroepen
Jongeren: In 2005 waren gemiddeld één op de vier Torhoutse werkzoekenden jonger dan 25 jaar. Daarvan is iets meer dan de helft (54%) vrouwelijk, en één op de drie is laaggeschoold. Uit de cijfers blijkt wel dat het overgrote deel van de Torhoutse jongeren (84%), zowel mannen als vrouwen, binnen het jaar aan de slag gaat. Al bij al kunnen we voor Torhout spreken over een aanhoudende daling van de jeugdwerk-loosheid, een trend die over heel Vlaanderen merkbaar is. Gelet op het vrij hoog aantal jongeren binnen de groep werkzoekenden (1 op 4) moet er ongetwijfeld blijvend aandacht besteed worden aan het creëren van tewerkstellingskansen voor jongeren. Mindervaliden Torhout wordt binnen de werkzoekendenpopulatie al een aantal jaren geconfronteerd met een stijgend aantal arbeidsgehandicapten. Voor 2005 gaat het gemiddeld over meer dan 1 op de 5 werkzoekenden, in absolute aantallen spreken we over 137 personen! Als je dan merkt dat het grootste deel van deze mensen laaggeschoold is (80%) en de kleine helft al meer dan twee jaar werkloos is, dan behoeft het weinig betoog dat dit een prioritaire doelgroep vormt binnen het activerings- en tewerkstellingsbeleid. Voor 2006 merken we voor het eerst terug een daling in het aantal arbeidsgehandicapten (van 137 naar 116 personen), alhoewel hun aandeel binnen de werkzoekendenpopulatie (1 op 5) bijna hetzelfde blijft (de werkloosheid daalt immers in het algemeen). Allochtonen In Torhout is 2,5% van alle niet-werkende werkzoekenden van allochtone afkomst (17 personen), een heel kleine groep dus binnen de gehele werkzoekendenpopulatie. Als je dit gaat vergelijken met regio Brugge en Vlaanderen, waar er respectievelijk 5,5% en 16,20% allochtone werkzoekenden zijn, dan is het aandeel in Torhout verwaarloosbaar. Senioren Deze doelgroep is niet meer beschikbaar voor de arbeidsmarkt, maar het is echter wel belangrijk om de link met het vrijwilligerswerk te maken. Het afsluiten van een beroepscarrière maakt immers dat senioren plots veel vrije tijd hebben, en voor sommigen onder hen kan vrijwilligerswerk een goede oplossing zijn, zeker als je weet dat bijna 1 op 4 van de Torhoutenaren ouder is dan 60 jaar. Gezinnen Torhout telde in 2005 7.821 huishoudens: ¼ bestaat uit alleenstaande mannen en vrouwen, wat dus betekent dat ¾ van de Torhoutse huishoudens gezinnen zijn. En van die gezinnen blijkt 1 op de 10 een alleenstaande vader of moeder. Verschillende studies hebben uitgewezen dat éénoudergezinnen een kwetsbare maatschappelijke groep vormen en dat vooral alleenstaande moeders met kinderen minder actief deelnemen aan het beroepsleven dan andere gezinshoofden: ze hebben minder vaak een betaalde baan en een relatief hoog aandeel doet een beroep op een werkloosheidsuitkering of een leefloon. De combinatie tussen werk en gezin maakt het immers voor alleenstaande moeders uiterst moeilijk, waardoor zij gedwongen worden om in een deeltijdse betrekking aan de slag te gaan. Dit geldt vooral voor alleenstaande moeders met een lage
38
scholing, die in veel gevallen ook weinig financieel voordeel doen door te gaan werken (kosten kinderopvang, vervoerskosten naar werk…). Kansarmen Het is niet evident om een cijfer te plakken op het aantal kansarmen in Torhout. Kansarmoede is immers veel ruimer dan een beperkt inkomen, het is een amalgaan van problemen dat zijn weerslag heeft op faktoren als het gezin, de gezondheid, onderwijs, huisvesting, cultuur en arbeid. Mochten we toch een getal willen nemen, dan lijkt het aantal steundossiers in het OCMW een goede referentie. We spreken dan over de dossiers leefloon, art.60, budgetbeheer, collectieve schuldenregeling en asielzoekers (financiële en materiële hulp), in totaal een 250-tal huishoudens. Daarvan heeft het overgrote deel een zeer lage scholing en is slechts één op de vier aan de slag (waaronder dan nog een deel die sociaal tewerkgesteld worden). Het blijken de eersten die uitvallen als de economie minder goed draait (want veelal interimjobs) en ze komen hoofdzakelijk terecht in jobs waarvan het onmogelijk is om ze lang vol te houden. Het is dus een uitdaging om ten aanzien van deze doelgroep duurzame tewerkstellingskansen te bieden. 4.2.2.2.
Inventaris van het huidige aanbod in Torhout inzake tewerkstelling
Actor
Aanbod
Doelgroep
STAD Stad Torhout
- Werkervaringsplaatsen WEP+
Langdurig werkzoekenden en leefloners
Werkwinkel Torhout
- Forum lokale werkgelegenheid
Werkzoekenden (WZ’en)
- Service PWA - Regie lokale werkgelegenheid?
Vzw PWA
- Tewerkstelling langdurig werklozen via PWA-
Langdurig werklozen
cheques of met contract dienstencheques. - Doorstroming naar regulier circuit waar
Gebruikers: particulieren,
mogelijk.
onderwijsinstellingen, lokale
- Organiseren van opleidingen
overheden, verenigingen
- Creatie van duurzame jobs door oprichting van een dienstenbedrijf vzw Blink OCMW Dienst Tewerkstelling
- Integrale trajectbegeleiding
- Art. 60-tewerkstelling:
- Aanbod inzake sociale tewerkstelling:
alleen voor leefloongerechtigden
• In eigen diensten:
en bepaalde groepen van
o
Sint-Augustinusrusthuis (art. 60, activa,
gerechtigden op equivalent leefloon
gesco…) : schoonmaak, wasserij,
(BIVR).
39
centrale keuken, technische dienst en
o
bejaardenhulp
- Langdurig werklozen:
Sociale Koerierdienst (SINE / dienstench.)
SINE, Activa, gesco…
Buurt- & nabijheidsdienst (3,5 FTE) • In externe organisaties (art. 60): o
Stad Torhout
o
Kringloopcentra
o
vzw’s
o
Sociale economie
o
Privé-ondernemingen
- Cfr. de taak-, doelgroep- en capaciteitsafspraken LSO
VDAB Werkwinkel VDAB
- Basisdienstverlening (inschrijving, attesten…) Werkzoekenden - Trajectbegeleiding (individuele begeleiding) - Vacaturewerking (vacatures, IBO…) is nu en dan aanwezig - Opleidingen: sporadisch – meestal via VDAB Brugge
Derden ATB
Arbeidsbegeleiding van personen met een
Arbeidstrajectbegeleiding
handicap. Heeft vaste zitdag in de werkwinkel
Personen met een arbeidshandicap
en werkt op afspraak.
Vzw Jobcentrum
- Gespecialiseerd centrum voor opleiding,
Werkende of zelfstandige personen
begeleiding en bemiddeling van personen
met een arbeidshandicap in de
met een arbeidshandicap
provincie West-Vlaanderen die zich
- Loopbaanbegeleiding van personen met een
bedreigd weten in hun job of en
arbeidshandicap: nagaan van capaciteiten en
nieuwe job wensen (al dan niet bij
vooropstellen realistisch jobdoelwit op basis
dezelfde werkgever).
van functieprofiel.
Yambo – onthaalbureau
Begeleiding van allochtone nieuwkomers.
voor nieuwkomers
Heeft zitdag in de werkwinkel en werkt op
Allochtone nieuwkomers
afspraak.
Wijzer - centrum voor basiseducatie regio Brugge
Cursusaanbod voor laaggeschoolden: - Taal (Nederlands, Nederlands voor anderstaligen, opfrissen Engels, Frans…)
Laaggeschoolde volwassenen = niet lang naar school geweest of geen diploma behaald.
40
- Rekenvaardigheden - Cursussen rond zelfredzaamheid, communicatie, sollicitatietraining, algemene kennis… - ICT en internet
Vzw Kringloopcentrum
Sociale tewerkstelling:
- Erkenning als sociale werkplaats
Midden-West-Vlaanderen,
- Sociale werkplaats / SINE
en arbeidszorg-centrum (Vlaamse
afdeling Torhout
- Arbeidszorgcentrum
Gemeenschap)
- Werkervaring art. 60§7
- Erkenning als kringloopcentrum
- Alternatieve straf Kom-p.a.s. (Tordale)
(OVAM)
- Screening en oriëntatie
- Allochtonen
- Stage
- Arbeidsgehandicapten
- Dagbesteding
- Volwassen mannen en vrouwen
Vzw Tordale - Ateliers (ambachtelijk, semiindustrieel, artistiek…) =
intern
met een verstandelijke handicap - Helpt mensen die willen werken in een
- Jobbureau = extern
gewone arbeidsomgeving, meestal betreft het een aantal uren per week als vrijwilliger in
- Mensen met erkenning bij het Vlaams Fonds - Volwassenen met een verstande-
het gewone arbeidscircuit met ondersteuning
lijke handicap , autisme,
van een jobcoach.
psychische problemen en/o gedragsproble-men.
- OptimaT = beschuttende werkplaats
- Veelzijdig aanbod inzake aangepast werk: metaal, assemblage, elektriciteit, epoxy, verlichting, vloer- & raamwissers, verpakking, gelegenheidswerk, groenarbeid…
4.2.3
Gegevens via het participatietraject
‘Tewerkstelling’ was voor veel deelnemers aan het participatieproces het minst concrete thema. Dit hangt natuurlijk samen met het feit dat velen onder hen, leven van een vervangingsinkomen of gepensioneerd waren. Een aantal keer kwam de opmerking terug dat het toch gek is dat de regering voor die knelpuntberoepen mensen uit Oost-Europa moet ‘invoeren’ terwijl er hier nog werklozen zijn. Er was de vraag waar in Torhout vrijwilligerswerk kan gedaan worden en wie dit kan doen (combinatie met vervangingsinkomen ?). Deze vraag kwam ook van mensen die hier ‘illegaal’ verblijven. Dit zijn mensen die niet mogen werken. Een aantal keer kwam de vraag of het tewerkstellingsinitiatief de sociale koeriersdienst niet uitgebreid worden (qua doelgroep en uurregeling). Vooral bij de poetsvrouwen van het ocmw leefde deze vraag.
41
4.2.4
SWOT-analyse
Op basis van de vergaderingen met de werkgroep ‘tewerkstelling’ en op basis van de schriftelijke bevraging (inventarisatie-fiches) per lid van de werkgroep. Antwoorden van Tordale/OptimaT, VDAB, ABVV, ACV, PWA/Blink, OCMW, Provinciaal Integratiecentrum nieuwkomers Yambo en kringwinkel Torhout.
Sterktes op vlak van tewerkstelling in Torhout
Zwaktes op vlak van tewerkstelling in Torhout
één-loket-functie: aanwezigheid van lokale
• primaire sector is weinig vertegenwoordigd
werkwinkel met diverse partners => vlotte
• weinig industrie
samenwerking op cliëntniveau
• nood aan meer lokale opleidingen
centrumfunctie
• nood aan meer begeleid werk: enclaves, begeleide
sterk uitgebouwde dienstensector (onderwijs,
dagbesteding in de maatschappij, supported
openbaar bestuur, en vooral gezondheidszorg
employment, arbeidszorg…
en maatschappelijke dienstverlening)
• ‘trekkersrol’ op vlak van lokale diensteneconomie
Torhout is een relatief kleine stad en tussen
• gebrek aan gevarieerd aanbod inzake arbeidszorg
de meeste diensten is er een goede en vlotte samenwerking
sterk lokaal tewerkstellingsaanbod ikv dienstencheques
goed vertegenwoordigde bouwsector
OCMW heeft aparte tewerkstellingsdienst met o.a. een uitgebreid aanbod inzake sociale tewerkstelling
uitgebreid tewerkstellingsaanbod tav personen met een handicap (Tordale vzw), aangepast werk
aanwezigheid van project inzake screening, oriëntatie en desgewenst korte werkervaring
uitgebreid onderwijsnetwerk
aanwezigheid van diverse interimkantoren
Kansen op vlak van tewerkstelling in Torhout
Bedreigingen op vlak van tewerkstelling in Torhout
bouwsector blijft groeien
sterke toename langdurige werkloosheid
infopunt voor niet-betaald werk (eventueel in
gestage toename van het aantal
samenwerking met de werkwinkel), wel eerst
arbeidsgehandicapten, meer dan 1 op 5
inventarisatie van vraag en aanbod
werkzoekenden
42
uitbreiding lokaal bedrijventerrein (langs de
in 2005 11% jobverlies in de industrie
Oude Gentweg)
risicogroepen op vlak van tewerkstelling:
realisatie van regionaal bedrijventerrein (langs de Roeselaarseweg), ten vroegste < 3j. bijkomende tewerkstellingsplaatsen, ook aangepaste tewerkstelling nastreven
laaggeschoolde vrouwen ouder dan 40 jaar. Blijft een vrij grote groep ondanks het succes van bv. de DC’s. Waar ligt het probleem? arbeidsgehandicapten
dienstverlening op touw zetten tav bedrijven, zoals catering, vergaderruimte, refter, strijk-service, bode, conciërge, onderhoud groen… opleidingen op maat van bedrijfsnoden jobcoaching toepassen tijdelijk tewerkstellingsmanager aanwerven om bedrijven aan te trekken fietsenproject aan het station (PWA): is reeds concreet => toezicht en kleine herstellingen, 3 SINE-werknemers vf 09/2006 onmoetingscentrum: piste verder bekijken oprichting CVBA-VSO ikv lokale diensteneconomie (uitbreiding huidige vzw Blink): kleine klusjes, tuinonderhoud, mindermobielencentrale, inbedding van huidige Koerierdienst OCMW… voedselproject Den Oost: is reeds opgestart nieuw decreet lokale diensteneconomie
4.3 INDIVIDUELE DIENSTVERLENING 4.3.1
GEZONDHEID
4.3.1.1 Omschrijving “Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (World Health Organisation) is gezondheid niet enkel het resultaat van de afwezigheid van ziekte, maar is het een situatie van lichamelijk, geestelijk en sociaal welbevinden. Gezondheid is het resultaat van een balans tussen wonen, welzijn en zorg.” In het lokaal sociaal beleid wordt gewerkt via verschillende thema’s waarbij ‘wonen’ als apart thema bestaat.
43
Daarom verstaan we hier onder “gezondheid” zowel het lichamelijke als het geestelijke als het psychosociale welbevinden dat we zowel preventief als curatief moeten benaderen: -
Preventief: voorkomen van ziekten en het bevorderen van gezond gedrag en leefstijl.
-
Curatief: behandelen, verplegen en verzorging van ziekten.
4.3.1.2 Omgevingsanalyse 4.3.1.2.1 Gegevens rond gezondheid
Gegevens rond middelengebruik en middelenmisbruik (alcohol en illegale middelen) (meer info: bijlage 1) •
Cijfergegevens rond problematisch alcoholgebruik ·
In het Vlaamse gewest drinkt 5,6% van de volwassen bevolking14 problematisch.
·
Bij een simulatie voor Torhout zijn dit zo’n 911 inwoners. Het aantal bereikt een hoogtepunt tussen 35 en 54 jaar.
•
•
Cijfergegevens rond cannabisgebruik ·
In het Vlaamse gewest heeft 3,8% van de volwassen bevolking het laatste jaar cannabis gebruikten.
·
Bij een simulatie voor Torhout zijn dit zo’n 616 inwoners. Het aantal daalt met de leeftijd.
·
In het Vlaamse gewest heeft 2,6% van de volwassen bevoking recent cannabis gebruikt.
·
Bij een simulatie voor Torhout zijn dit zo’n 358 inwoners. Het aantal daalt met de leeftijd.
·
Van alle leerlingen tussen 12 en 18 jaar gebruikt 6,6% regelmatig cannabis.
·
Bij een simulatie voor Torhout zijn dit zo’n 89 inwoners. Het aantal stijgt met de leeftijd.
Cijfergegevens rond andere illegale middelen ·
In het Vlaamse gewest heeft 1,6% van de volwassen bevoking ooit XTC of amfetamines gebruikt.
·
Bij een simulatie voor Torhout zijn dit zo’n 238 inwoners. Het aantal daalt met de leeftijd.
·
Van alle leerlingen tussen 12 en 18 jaar gebruikt 0,3% regelmatig andere illegale middelen.
·
Bij een simulatie voor Torhout zijn dit zo’n 7 inwoners. Het aantal stijgt met de leeftijd.
Gegevens rond de gezondheidstoestand (op basis van de 5 gezondheidsdoelstellingen) (Meer info: bijlagen 2,3 en 4) •
Cijfergegevens rond tabak ·
In het Vlaamse gewest rookt 26,8% van de volwassen bevolking (dagelijkse rokers + occasionele rokers). Hiervan is 22,8% dagelijkse roker en 4,2% occasionele roker.
·
Bij een simulatie voor Torhout zijn dit zo’n 4364 inwoners.
·
Voor mannen tussen de 50 en 69 jaar is longkanker doodsoorzaak nummer 1. Langdurig roken is de belangrijkste oorzaak van longkanker.
14
Volwassenen: +15-jarigen
44
•
Cijfergegevens rond gezonde voeding: ·
Overgewicht: In het Vlaamse gewest lijdt 42,7% van de volwassen bevolking aan overgewicht. Bij een simulatie voor Torhout zijn dit zo’n 6953 inwoners (bij jongeren15: 10,9% [448], waarvan de grootste groep zich in de leeftijdscategorie 5 – 14-jarigen bevindt).. Het aantal stijgt met de leeftijd. Van deze groep maakt 42,9% (2983 personen) zich geen zorgen over hun gewicht. 43,6% (3032 personen) proberen hun gewicht stabiel te houden en slechts 13,5% (939 personen) proberen te vermageren.
·
Voedingsgedrag: In het Vlaamse gewest heeft 21,6% van de volwassen bevolking een onregelmatig eetpatroon. Bij een simulatie voor Torhout zijn dit 3517 inwoners. Wanneer we een kijkje nemen bij de consumptie van groenten, zien we dat jongeren relatief minder frequent groeten eten. Fruit wordt in de leeftijdsgroep 15 tot 34 bij meer dan de helft onvoldoende geconsumeerd.
•
Cijfergegevens over de borstkankerscreening ·
Vlaanderen: borstkanker is de grootste doodsoorzaak bij vrouwen tussen de 35 en 69 jaar.
·
Torhout: Bij vrouwen ligt het aantal sterfgevallen ten gevolge van borstkanker binnen de verwachtingen op basis van de leeftijdsspecifieke sterfte in Vlaanderen (sterfteatlas)
· •
In Torhout wordt momenteel 48% van de doelpopulatie gescreend.
Cijfergegevens rond ongevallen Ongevallen in de privé-sfeer zijn een belangrijke doodsoorzaak, vooral in de oudere leeftijdsgroepen. Bij mannen vooroorzaken ongevallen in de privé-sfeer 46% van de sterfgevallen bij 75-plussers, bij vrouwen is dat 76%.
•
Cijfergegevens rond infectieziekten Naast de basisvaccinaties bij kinderen, vormt een jaarlijkse griepvaccinatie een bepaalde methodiek om de mortaliteit ten gevolge van infectieziekten te dalen.
Cijfergegevens over zelfmoord (meer info: bijlage 5) •
Vlaanderen: we stellen vast dat bij mannen zelfdoding de meest voorkomende doodsoorzaak is in de leeftijdscategorie 30 – 49 jaar en bij vrouwen in de leeftijdscategorie 25 – 29 jaar.
•
Bij mannen in Torhout wordt op basis van de sterfteatlas sterven minder mannen door zelfmoord dan verwacht.
•
15
Het zelfmoordcijfer bij vrouwen ligt in Torhout 20% hoger dan verwacht.
Jongeren: 0 tot 18-jarigen
45
4.3.1.2.2 Dienstverlening in Torhout rond ‘gezondheid’ Preventief:
•
Stad Torhout: drugbeleid, gezondheidspreventie (preventie van borst- en baarmoederhalskanker i.s.m. de provincie, prostaatkanker i.s.m. de provincie, verjaardagskaartje rond pediatrische vaccins en griepvaccinatiecampagne i.s.m. LOGO)
•
OCMW sociale dienst: informatie/folders rond preventie van borst- en baarmoederhalskanker, griepvaccinatie, …
•
Mutualiteiten (liberaal ziekenfonds, Christelijke mutualiteit, Bond Moyson, Partena, Vlaams neutraal ziekenfonds): informatie / folders, vaccinaties, … (campagnes worden voornamelijk op niveau van de hoofdzetel gevoerd).
•
Onderwijs: project gezonde voeding en rookvrije klassen i.s.m. LOGO, projecten i.s.m. CLB, …
•
Kind & Gezin
Curatief
•
OCMW
•
Mutualiteiten (liberaal ziekenfonds, Christelijke mutualiteit, Bond Moyson, Partena, Vlaams neutraal ziekenfonds)
4.3.1.3
•
Thuiszorg (familiezorg, familiehulp, wit-gele kruis, SIT, zelfstandige thuisverpleging, mutualiteiten)
•
Ziekenhuis Sint-Rembert
•
CAW De Viersprong
•
Keerpunt, ambulante drugzorg Houtland
•
Psychiatrisch verzorgingstehuis
•
CGG N.W.-Vl.
•
CLB
•
Huisartsen
Gegevens via het participatietraject
Op basis van een aantal gespreksrondes met verschillende doelgroepen (poetsvrouwen, senioren, werkwinkel, werknemers kringwinkel, vreemdelingen, cliënten budgetbeheer, huurders OCMW, vrouwengroep CAW) rond de verschillende thema’s die in het lokaal sociaal beleid opgenomen worden, kwamen volgende bevindingen rond ‘gezondheid’ naar boven. -
Dienstverlening – bekendheid: in de vragenrondes kwamen heel wat vragen naar boven rond ‘waar men terecht kan’ en ‘welke rechten men heeft’ . (alle doelgroepen) ‘Er is een tekort aan kennis over de diensten die er in Torhout bestaan en hun aanbod.’ ‘Veel bejaarden zijn niet op de hoogte van de rechten die ze kunnen uitoefenen Zelfs al komen andere hulpverleners over de vloer.’
46
-
Dienstverlening – bereikbaarheid: vele personen geven aan dat ze de diensten die ze nodig hebben, niet gemakkelijk kunnen bereiken, vb. voor vele zaken moeten ze naar Brugge of moeten ze betalen om het in Torhout te krijgen. (alle doelgroepen) ‘De thuiszorgwinkel is enkel in Brugge bereikbaar. Als je iets wenst moet je het zelf gaan halen of moet je ervoor betalen!’
-
Dienstverlening – inhoud/aanbod: o
Over de inhoud van de dienstverlening horen we veel verschillende ideeën in de verschillende vragenrondes. De ene persoon vindt een bepaalde dienst heel goed, terwijl een andere persoon over deze dienst niet te spreken is. Ook over wat er bij welke diensten te krijgen is, leven er heel wat verschillende opvattingen. (alle doelgroepen)
o
De dienstverlening moet ook een aparte aanpak voor alleenstaanden krijgen. Vele alleenstaanden zitten in een sociaal isolement en vinden geen aansluiting met de bestaande dienstverlening/hulpverlening. (alleenstaanden - bejaarden) ‘Ik zou graag meer initiatieven hebben om andere alleenstaanden te leren kennen. Geen activiteiten om een partner te vinden, maar gewoon iets waardoor je steun kan vinden bij elkaar. Want met kleine kinderen geraak je echt geïsoleerd.’ ‘Onder bejaarden is er veel eenzaamheid. Velen kijken echt uit naar de komst van de poetsvrouw.’
o
Tekort aan (crisis)opvang en nood aan onmiddellijke hulp (te veel wachtlijsten). (alle doelgroepen) ‘Bestaat er hulp die ’s nachts toezicht op je kinderen houdt als je zelf bedlegerig bent?’ ‘Er is tekort aan opvang in Torhout, zeker ook voor vrouwen, ze mogen niet in de Reynaert binnen wegens de aanwezigheid van het LOI’ ‘Binnen de reguliere thuishulp bestaat er soms een wachttijd van bijvoorbeeld 6 weken. Die kan niet opgevuld worden via aanvullende thuishulp’
4.3.1.4 SWOT-analyse Op basis van de vergaderingen met de werkgroep ‘gezondheid’ en op basis van de schriftelijke bevraging (antwoorden van Partena, CAW CM, SIT, LOGO, CAW De Viersprong, CAW BM, Keerpunt vzw, Sociale Dienst van het SintRembertziekenhuis) Sterktes van de Torhoutse dienstverlening rond
Zwaktes van de Torhoutse dienstverlening rond
‘Gezondheid’
‘gezondheid’
- Bestaand beleidsplan en netwerk rond
- Preventie naar andere thema’s (dan drugs) rond
drugpreventie. - Huidige dienstverlening voor de meest kwetsbare en zorgbehoevende mensen is aanwezig: ziekenhuis, rusthuis, serviceflats, thuiszorgdiensten, … - Samenwerking op cliëntniveau gaat heel goed.
gezondheid zitten overal verspreid, geen samenhangend beleidsplan en netwerk. - Tekort aan rusthuisplaatsen (en lange wachttijden, wat men plotse noodsituaties?) - Niet zwaar hulpbehoevenden vinden niet
47
- Tussen sommige diensten is er een heel goede samenwerking - Torhout is een relatief kleine stad waardoor je de partners vlot leert kennen. - Veel bereidheid en engagement van de verschillende partners.
gemakkelijk een rusthuisbed. - Gebrek aan een dagverzorgingscentrum en gebrek aan nachtopvang (bejaarden) - Samenwerking op structureel niveau, vooral met gemeente en OCMW. - Versnippering en overlapping van diensten is enorm! - Tekort aan volwaardige 2de lijns (geestelijke) gezondheidszorg (o.a. hulp voor alcoholverslaafden). - Er wordt vaak te weinig rekening gehouden met de minder mobiliteit van bejaarden (vb wegbrengen van speciale vuilniszakken voor incontinentiemateriaal). - Betaalbaarheid van de gezondheidszorg voor iedereen? - Ondanks het ruime aanbod, blijft er steeds een groep van de bevolking uit de boot vallen (kansarme groepen, vereenzaming, …). - Te veel individualisme, te weinig informeel overleg tussen de verschillende diensten. - Nood aan sociale huisvestingsmogelijkheden (o.a. voor druggebruikers).
Kansen i.v.m. ‘gezondheid’ voor het lokaal sociaal
Bedreigingen i.v.m. ‘gezondheid’ voor het lokaal
beleid
sociaal beleid
- Kerntakendebat: initiatief en verantwoordelijkheid
- Preventie wordt via structurele kanalen naar de
voor de gezondheid van de burger wordt
bevolking gebracht: overgevraagd (vb. scholen).
grotendeels bij de lokale besturen gelegd (i.s.m. de
- Reglementering en subsidies rond rusthuisbedden.
LOGO’s en SEL’s).
- Promotie van de thuiszorgsector: we moeten
- Vele diensten hebben een kant-en-klaar aanbod naar gezondheidspreventie (waarmee samenwerking mogelijk is): logo’s, provincie, … - Heel wat diensten bestaan reeds (bij mutualiteiten, ziekenhuis, …): doorverwijzing is mogelijk! - Verdere promotie van de nog minder bekende diensten zoals mindermobielencentrale. - Verder uitbouwen van bestaande goede diensten (maar plaatsgebrek). - Promotie van de thuiszorgsector door de overheid.
kunnen blijven ingaan op de vraag! - We moeten een voldoende groot draagvlak hebben om projecten in de toekomst uit te werken (en samen te werken). - Opkomen van al maar nieuwe diensten: door het bos de bomen niet meer zien. - Aantal personen met financiële problemen wordt steeds groter (verdoken armoede en ontevredenheid). - Preventie blijft heel moeilijk te realiseren bij de
48
- Stad en OCMW moeten een antwoord bieden aan de tekorten via het sociaal lokaal beleid. - Via het sociaal lokaal beleid kan stad en OCMW de afstemming en samenwerking binnen de preventieve en curatieve gezondheid bevorderen. - Netwerken worden belangrijker, we moeten hier ook
doelgroepen met minder kansen. - Veel zwaar drugsverslaafden. - Daling van de leeftijd van druggebruikers, meer polidruggebruikers (cannabis en andere drug). - Veel kanker (vooral borstkanker). - Vereenzaming.
deel van uitmaken. - Beleidsmatig werken (cfr drugbeleid). - Coördinatie rond informatieverstrekking aan burger en diensten. - Correcte doorverwijzing, één aanspreekpunt, folder.
4.3.1.5
Conclusies
Vanuit de bevraging van de doelgroepen enerzijds en de bevraging van de verschillende diensten anderzijds kunnen we enkele conclusies trekken rond de sterkten en zwakte van de dienstverlening rond ‘gezondheid’ in Torhout’. Sterkten / kansen: -
Er is reeds een groot aanbod aan diensten in Torhout.
-
Torhout is een kleinschalige stad waarbij de verschillende dienstverlening op elkaar kan afgestemd worden (afstemming is noodzakelijk).
-
Er zijn reeds veel preventieve initiatieven in Torhout (en partners om mee samen te werken), deze moeten echter op elkaar afgestemd worden en uitgebreid worden naar de noden van de bevolking.
-
Het lokaal sociaal beleid en het sociaal huis is een kans dat moet aangegrepen worden om de dienstverlening in Torhout nog beter op elkaar af te stemmen en bekend te maken bij de verschillende doelgroepen.
Zwakten / bedreigingen: -
Bekendheid / informatie / aanspreekpunt: De verschillende diensten kennen het aanbod van de andere diensten niet goed. De doelgroepen kennen de verschillende diensten met hun aanbod niet. De informatie komt niet op de juiste manier bij hen terecht. Eén aanspreekpunt zou interessant zijn, zowel voor de diensten als voor de bevolking/doelgroepen.
-
Op sommige vlakken is de dienstverlening in Torhout niet toereikend en moet er een oplossing gezocht worden (uitbreiding van de dienstverlening, samenwerken met dienstverlening buiten torhout, …): 2de lijnshulpverlening geestelijke gezondheid (o.a. alcoholproblematiek), rusthuisplaatsen, dagverzorging, crisisopvang, …
-
Er is een doelgroep die door de diensten niet bereikt wordt, deze doelgroepen leven vaak ook in eenzaamheid of sociaal isolement (alleenstaanden).
49
4.3.2 4.3.2.1
FINANCIËLE & MATERIËLE DIENSTVERLENING Omschrijving
Onder financiële en materiële hulp verstaan we alle toelagen, premies en andere voordelen, … die zowel door de stad als door het OCMW worden toegekend en/of aangevraagd voor alleenstaanden en gezinnen. Hierbij beperken we ons tot sociale toelagen die via de stad kunnen bekomen worden en financiële steun van het OCMW. Toelagen ivm milieu, huisvesting en vrije tijd worden hierbij niet opgenomen. De financiële en materiële hulp van derden (mutualiteit, CAW, kringwinkel,…) wordt niet vermeld. 4.3.2.2
Omgevingsanalyse
4.3.2.2.1
Financiële en materiële steun van de stad
•
sociale toelagen die worden toegekend/aangevraagd via de stad Sociale toelagen
Aantal toegekende aanvragen 2005
Geboortepremie
132
Tussenkomst bij thuisverzorging
17
gehandicapte kinderen Tussenkomst bij verblijf van
2
gehandicapten in verlofkamp Tussenkomst voorhuwelijkssparen
43
Toelage thuisverzorging
393
zorgenbehoevende bejaarden, zwaar gehandicapten of langdurig zieken Tussenkomst in aangepaste vakanties
0
voor nierdialysepatiënten Tussenkomst bij het overlijden van
7
oudstrijders
•
premies van de Vlaamse en provinciale overheid die door de stad worden aangevraagd. Premie
Aantal aanvragen 2005
Integratietegemoetkoming/Inkomensvervangende
61
tegemoetkoming Hulp aan personen met een handicap
147
50
4.3.2.2.2
•
Financiële en materiële steun van het OCMW
leefloon Cijfers 1ste kwartaal 2005: Aantal dossiers in behandeling op het einde van het kwartaal : Aantal nieuwe dossiers tijdens het afgelopen kwartaal : Aantal stopzettingen tijdens het afgelopen kwartaal :
42 8 10
Aantal geweigerde aanvragen :
1
Aantal dossiers studenten :
6
Leeftijdsprofiel van cliëntenbestand Leeftijd
Aantal
Percentage
< 25 jaar
6
14,29 %
25 – 40 jaar
3
7,14 %
40 – 50 jaar
10
23,81 %
50 – 60 jaar
8
19,05 %
15
35,71 %
42
100 %
> 60 jaar totalen Cijfers 2de kwartaal 2005:
Aantal dossiers in behandeling op het einde van het kwartaal :
45
Aantal nieuwe dossiers tijdens het afgelopen kwartaal :
10
Aantal stopzettingen tijdens het afgelopen kwartaal :
7
Aantal geweigerde aanvragen :
4
Aantal dossiers studenten :
10
Leeftijdsprofiel van cliëntenbestand Leeftijd
Aantal
Percentage
< 25 jaar
11
24,44 %
25 – 40 jaar
5
11,11 %
40 – 50 jaar
10
22,22 %
50 – 60 jaar
6
13,33 %
13
28,90 %
45
100 %
> 60 jaar totalen
51
Cijfers 3de kwartaal 2005: Aantal dossiers in behandeling op het einde van het kwartaal :
40
Aantal nieuwe dossiers tijdens het afgelopen kwartaal :
10
Aantal stopzettingen tijdens het afgelopen kwartaal :
15
Aantal geweigerde aanvragen :
12
Aantal dossiers studenten :
7
Leeftijdsprofiel van cliëntenbestand Leeftijd
Aantal
Percentage
< 25 jaar
7
17,50 %
25 – 40 jaar
4
10,00 %
40 – 50 jaar
8
20,00 %
50 – 60 jaar
9
22,50 %
12
30,00 %
40
100 %
> 60 jaar totalen
Cijfers 4de kwartaal 2005: Aantal dossiers in behandeling op het einde van het kwartaal :
41
Aantal nieuwe dossiers tijdens het afgelopen kwartaal :
14
Aantal stopzettingen tijdens het afgelopen kwartaal :
13
Aantal geweigerde aanvragen :
12
Aantal dossiers studenten :
8
Leeftijdsprofiel van cliëntenbestand Leeftijd
Aantal
Percentage
< 25 jaar
11
26,83 %
25 – 40 jaar
3
7,32 %
40 – 50 jaar
9
21,95 %
50 – 60 jaar
8
19,51 %
10
24,39 %
41
100 %
> 60 jaar totalen
52
•
Financiële dienstverlening Financiële dienstverlening
Aantal toegekende aanvragen 2005
Socio-culturele steun
391
Ondersteuning energiefactuur
53
Bijdrage stookolie
168
Bijdragen in betaling ziekte- en
2
invaliditeitsvergoeding Tussenkomst hospitalisatiekosten
3
Tussenkomst in verblijfskosten van
1
eigen/vreemd rusthuis Tussenkomst plaatsingskosten in
0
onthaaltehuizen Tussenkomst huur
22
Tussenkomst voor medische verzorging
6
Tussenkomst voor farmaceutische
16
verzorging Bijdrage in begrafeniskosten
1
Financiële steun aan kandidaat politiek
59
vluchtelingen Voorschotten op Loon
7
Voorschotten op Pensioen
1
Voorschotten op Uitkering A.O.
0
Voorschotten op Ziekte- en
5
invaliditeitsvergoeding Voorschotten op Kinderbijslag
2
Voorschotten op Werkloosheidsuitkering
13
Voorschotten op Tegemoetkoming
2
gehandicapten Andere voorschotten
•
3
premies van de Vlaamse en provinciale overheid die door het OCMW worden aangevraagd. Soort premie
Aantal toegekende aanvragen 2005
Vlaamse zorgkas
10
Provinciale tegemoetkoming PA -toestel
15
53
4.3.2.3
Gegevens via het participatietraject
Op basis van een aantal gespreksrondes met verschillende doelgroepen (poetsvrouwen, senioren, werkwinkel, werknemers kringwinkel, vreemdelingen, cliënten budgetbeheer, huurders OCMW, vrouwengroep CAW) rond de verschillende thema’s die in het lokaal sociaal beleid opgenomen worden, kwamen volgende bevindingen rond ‘financiële en materiële hulp’ naar boven. •
financiële en materiële hulp – bekendheid: uit de vragenrondes blijkt dat er bij alle doelgroepen een tekort is aan goede informatie en communicatie. Er werd veel gevraagd waar men naartoe moet gaan indien er vragen zijn. Anderen vertelden dan dat ze hiervoor aankloppen bij het OCMW indien ze informatie willen over een bepaalde dienst. ‘ Bij problemen kan je meestal bij het OCMW terecht, meestal vinden zij wel een oplossing’ ‘Er is een tekort aan kennis over de diensten die in Torhout bestaan’ ‘Men is afhankelijk van een hulpverlener om te weten te komen waarop men eventueel recht heeft’
•
financiële en materiële hulp – bereikbaarheid: Voor de meeste doelgroepen is de bereikbaarheid een groot probleem, mensen zijn afhankelijk van het openbaar vervoer ofwel zijn ze niet mobiel genoeg om er op eigen houtje te geraken. Daarom werd vaak de vraag gesteld of het niet mogelijk zou zijn dat bepaalde diensten een zitdag in Torhout houden. ‘Mijn man is Fransman, voor zijn pensioen moet ik steeds naar de vakbond in Brugge omdat hier in Torhout niemand is die daar iets van afweet’ ‘ Waarom houdt de medisch adviseur geen zitdag in Torhout’ ‘ De thuiszorgwinkel van de CM is enkel te bereiken in Brugge, als je iets wenst dan moet je dat zelf ophalen ofwel wordt het aan huis gebracht maar dan moet je ervoor betalen’
•
financiële en materiële hulp – inhoud/aanbod: In de rondvraag kwam bij iedere doelgroep voor dat ze niet of onvoldoende weet hebben van het aanbod van de verschillende diensten ook al komen er reeds hulpverleners bij hen aan huis: ‘ Men is afhankelijk van een hulpverlener om te weten te komen waarop men eventueel recht heeft’
4.3.2.4
SWOT-analyse
Sterktes van de Torhoutse dienstverlening rond
Zwaktes van de Torhoutse dienstverlening rond
‘financiële en materiële hulp’
‘financiële en materiële hulp’
-
Tussen stad en OCMW is er een goede
-
samenwerking -
Torhout is een relatief kleine stad waardoor je de
inwoner -
partners vlot leert kennen -
Er is een ruim aanbod van financiële en materiële steun
Het aanbod is niet gekend bij de Torhoutse De diensten onderling zijn niet op de hoogte van de financiële steun die wordt toegekend
-
Er is niet veel financiële hulp voor preventieve acties
54
-
De meeste financiële steun wordt effectief gevraagd
-
Er is geen overlapping tussen wat stad en OCMW geven
Kansen i.v.m. ‘financiële en materiële hulp’ voor
Bedreigingen i.v.m. ‘financiële en materiële hulp’
het lokaal sociaal beleid
voor het lokaal sociaal beleid
-
Ervoor zorgen dat iedereen (zowel individu als dienst voldoende geïnformeerd is over het ruime
-
- veel hangt af van de beschikbare middelen van vanuit het beleid
aanbod
- wisselvalligheid van het beleid (hogere overheid)
Aandacht schenken aan financiële steun voor
- het gevaar bestaat dat bepaalde mensen zich
preventie
4.3.2.5
‘nestelen’
Conclusies
Vanuit de bevraging van de doelgroepen enerzijds en de bevraging van de verschillende diensten anderzijds kunnen we enkele conclusies trekken rond de sterkten en zwaktes van de dienstverlening rond ‘gezondheid’ in Torhout’. Sterkten / kansen: -
Er is een ruim aanbod van financiële en materiële steun, maar de bekendheid ervan laat te wensen over, er is nood aan duidelijke informatie en communicatie
-
Torhout is een relatief kleine stad waardoor het gemakkelijker moet zijn om de verschillende diensten onderling te leren kennen, de samenwerking tussen het OCMW en de stad verlopen goed.
-
Een blijvende aandacht voor preventie is noodzakelijk, hiervoor zouden er financiële middelen moeten voorzien worden
Zwakten / bedreigingen: -
Zowel bij financiële en materiële hulp is er bij veel mensen onduidelijkheid over de aangeboden hulp, ook bij de diensten onderling is het aanbod niet voldoende gekend
-
Het aanbod van financiële en materiële hulp is afhankelijk van een beleid dat er gevoerd wordt
-
Er is weinig geld beschikbaar voor preventie
55
4.3.3
VORMING & ONDERWIJS
4.3.3.2 Omschrijving Onder ‘vorming & onderwijs’ verstaan we het erkend onderwijsaanbod door de Vlaamse Overheid. Binnen het lokaal sociaal beleid leggen we de nadruk op de toegankelijkheid van het onderwijs voor alle doelgroepen, met specifieke aandacht voor personen, die ondanks de leerplicht (van 6 tot 18 jaar), geen opleidingsgraad ‘lager secundair onderwijs’ of ‘hoger secundair onderwijs’ behaald hebben of die aangepast onderwijs nodig hebben. 4.3.3.3
Omgevingsanalyse
4.3.3.2.1 Gegevens rond opleidingsgraad IALS-onderzoek : 15 à 18% van de Vlaamse volwassenen bezit onvoldoende basiscompetenties inzake taal en rekenen om zich adequaat te handhaven in een moderne samenleving.
Het gaat vooral om specifieke doelgroepen:
laaggeschoolden, ouderen, vrouwen, werklozen en laaggeletterde werkenden. Cijfers opleidingsgraad Vlaams gewest (zie bijlage 6) 4.3.3.2.2 Aanbod ‘vorming & onderwijs’’ (Torhout): erkend door de Vlaamse Gemeenschap Centra voor Leerlingenbegeleiding – CLB Geven ondersteuning aan leerlingen in het kader van ‘leren studeren’, ‘schoolloopbaan’, ‘preventieve gezondheidszorg’ en ‘sociaal emotionele begeleiding’) •
Vrij CLB Torhout
•
CLB De Klaver
•
Vrij CLB Oostende
Basisonderwijs en buitengewoon lager onderwijs (Gemeenschapsonderwijs en gesubsidieerd vrij onderwijs)
Basisschool De Ladder
Basisschool Ten Parke
Basisschool Driekoningen
Basisschool Wijnendale
Oefenschool
BLO De Torretjes
Basisschool De Revinze
Basisschool Sint-Henricus
Secundair onderwijs en buitengewoon secundair onderwijs (gemeenschapsonderwijs en gesubsidieerd vrij onderwijs)
Houtland instituut
Middenschool Sint-Rembert
Vrij Technisch Instituut
Technisch instituut Sint-Vincentius
56
Vrij Land- en tuinbouwinstituut
Sint-Jozefcollege
BUSO Tordale
Hoger onderwijs
Katho, departement Reno
Volwassenonderwijs Onderwijs voor sociale promotie : onderwijs voor volwassenen, cursussen op het niveau van het secundair onderwijs (tweede kans onderwijs) en het hoger onderwijs.
CVO De avondschool (Houtland instituut)
Basiseducatie •
Richt zich tot volwassenen die een basisvorming nodig hebben om beter te functioneren of om verdere opleiding te volgen (gratis - niveau basisonderwijs, eerste graad secundair onderwijs)
Centrum voor basiseducatie Brugge - Wijzer (slechts een beperkt lokaal aanbod voor Torhout, voor de meeste cursussen moeten de inwoners van Torhout naar Brugge)
Huis van het Nederlands •
Voor anderstalige volwassenen die Nederlands als tweede taal willen leren, het huis van het Nederlands geeft zelf geen cursussen maar test de mensen om te zien of ze al dan niet laag- of hooggeschoold zijn en verwijst ze door naar de best passende diensten zijnde ofwel basiseducatie of naar de CVO’s voor Nederlands voor anderstaligen).
4.3.3.3
Huis van het Nederlands West-Vlaanderen (Brugge) Gegevens via het participatietraject
Op basis van een aantal gespreksrondes met verschillende doelgroepen (poetsvrouwen, senioren, werkwinkel, werknemers kringwinkel, vreemdelingen, cliënten budgetbeheer, huurders OCMW, vrouwengroep CAW) rond de verschillende thema’s die in het lokaal sociaal beleid opgenomen worden, kwamen volgende bevindingen rond ‘vorming en onderwijs’ naar boven. •
vorming en onderwijs - bereikbaarheid/ bekendheid: vroeger was er een aanbod van basiseducatie (Wijzer) in Torhout, momenteel is dit niet meer zo en dit ervaart men als en tekort. (‘ waarom geeft Wijzer in Torhout geen cursussen meer, dit was goed te bereiken)’
•
vorming en onderwijs – inhoud/aanbod: Onderwijs is duur, vooral voor de doelgroepen die het financieel moeilijk hebben. Daarnaast is er nood aan een goede ondersteuning bij opvoeding en onderwijs. ‘ Gratis onderwijs voor kinderen is belangrijk’ ‘ Bestaat er een vorm van opvoedingsondersteuning ?’
57
4.3.3.4
SWOT-analyse
Op basis van de vergaderingen met de werkgroep ‘individuele dienstverlening’. De Torhoutse onderwijsinstellingen werden bevraagd maar we kregen echter geen antwoord van hen. Sterktes van de Torhoutse dienstverlening rond
Zwaktes van de Torhoutse dienstverlening rond
‘vorming & onderwijs’
‘vorming & onderwijs’
In Torhout is er een groot aanbod van
-
-
Torhout heeft geen aanbod ‘basiseducatie’,
basisonderwijs en secundair onderwijs.
hiervoor moet men zich naar Brugge verplaatsen
Torhout heeft een aanbod ‘volwassenonderwijs’
(Wijzer).
(OSP). -
-
-
De drempel om naar basiseducatie te stappen is
Scholen in Torhout bieden vaak ondersteuning
meestal groot: schroom rond het niet kunnen
aan leerlingen die moeilijker leren of die minder
lezen en schrijven, geen mogelijkheden tot verre
financiële mogelijkheden hebben.
verplaatsing, gezinscontext (vb. geen kinderopvang), … -
De ondersteuning in scholen aan leerlingen die moeilijker leren of die minder financiële mogelijkheden hebben is niet goed gekend en is schoolspecifiek.
Kansen i.v.m. ‘vorming & onderwijs’ voor het
Bedreigingen i.v.m. ‘vorming & onderwijs’ voor het
lokaal sociaal beleid
lokaal sociaal beleid
-
Financiële middelen om het Brugse aanbod ook in
-
Enveloppenfinanciering bij basiseducatie (wijzer)
Torhout te organiseren van de overheid (lokale of
-
Afhankelijk van de Vlaamse Overheid (vaak
hogere overheid) -
VVSG kan een ondersteunende rol spelen.
-
Oproep voor het Strategisch Plan Geletterdheid16
wisselvallig)
4.3.3.5 Conclusie Vanuit de bevraging van de doelgroepen enerzijds en de bevraging van de verschillende diensten anderzijds kunnen we enkele conclusies trekken rond de sterkten en zwaktes van de dienstverlening rond ‘vorming en onderwijs ’ in Torhout’. Sterkten / kansen: -
Er is een groot aanbod van zowel basisonderwijs, secundair onderwijs en volwassenonderwijs
-
Vroeger was er ook basiseducatie in Torhout, dit aanbod zou er opnieuw moeten komen
-
Er wordt vanuit de scholen en het CLB aandacht geschonken aan leerlingenbegeleiding en opvoedingsondersteuning
16 Het Strategisch Plan Geletterdheid heeft als centrale doelstelling: het verhogen van het geletterdheidsniveau (geletterdheid = basisvaardigheid inzake informatieverwerking, bevat een scala van bekwaamheden) van de Vlaamse volwassen bevolking. Het bereiken van een funcitoneel geletterdheidsniveau is een basisvereiste voor iedereen.
58
Zwakten / bedreigingen: -
De stap zetten naar basiseducatie is voor veel mensen moeilijk
-
Het aanbod van onderwijs en vorming hangt in hoofdzaak af van financiële middelen
4.4 MOBILITEIT 4.4.1 Omschrijving Om in de huidige maatschappij te kunnen functioneren en aan activiteiten te kunnen deelnemen moet men mobiel zijn. Mobiel zijn betekent over de mogelijkheid beschikken om zich te verplaatsen. Zich verplaatsen kan men op diverse manieren en met behulp van verschillende vervoersmiddelen. We kunnen te voet gaan of met de fiets, het openbaar vervoer (bus of trein) nemen of een andere vorm van collectie vervoer (taxi of carpoolen), of de auto (eigen auto, autodelen of leen- of huurauto). We kunnen ook een beroep doen op derden om onze mobiliteit te laten garanderen (bvb. begeleiders van rolstoelpatiënten). Onder de noemer ‘Mobiliteit’ vinden we enerzijds de primaire behoefte van mensen om zich te verplaatsen (de vervoersbehoefte). Deze behoefte vertaalt zich in een vervoersvraag. Anderzijds vinden we er alle middelen die ons in staat stellen om ons te verplaatsen – om aan de behoefte en vraag te voldoen (de vervoermiddelen). Mobiliteit wordt uitgedrukt in het aantal verplaatsingen (van deur tot deur). Een verplaatsing is steeds gekoppeld aan een bepaalde activiteit (bvb. winkelen of werken). Deze activiteit wordt het verplaatsingsmotief genoemd. Doordat we mobiel en we ons verplaatsen ontstaat verkeer. Verkeer, d.i het geheel van stilstaande en bewegende vervoermiddelen binnen een zelfde ruimte, is dus een afgeleide van mobiliteit. Heden ten dage worden mobiliteit en verkeer nog al te dikwijls hoofdzakelijk in verband gebracht met de auto. Daardoor is de autobereikbaarheid doorgaans goed geregeld (behalve misschien voor personen met een handicap). 4.4.2 Omgevingsanalyse 4.4.2.1 Visies vanuit het mobiliteitsplan17 Torhout De bestaande verkeersstructuur van Torhout maakt dat de binnenstad met weinig doorgaand verkeer geconfronteerd wordt. Zwakke punten zijn de barrièrewerking van de spoorweg tussen Torhout – Oost en de binnenstad, en van de R34 tussen de binnenstad en de woonlobben ten westen (Don Bosco) en ten noorden (Sint-Jozef-Arbeider) van de stad. Vooral voor de zwakke weggebruiker wordt de bereikbaarheid van de binnenstad door deze barrières en het ontbreken van veilige oversteekplaatsen bemoeilijkt. De barrièrewerking van de spoorlijn is ook nadelig voor het gemotoriseerd verkeer. Tot voor kort kon dit verkeer vanuit Torhout–Oost het hoofdwegennet bestaande uit de N32, de N33 en de R34 enkel via 3 onderdoorgangen bereiken.
17 Het mobiliteitsplan van Torhout werd door de provinciale auditor conform verklaard op 10 februari 2003 en daarna door de gemeenteraad van Torhout goedgekeurd op 27 maart 2003.
59
Door aangepaste signalisatie (Rijselstraat) en ingrepen in de binnenstad en door de aansluiting met de R34 t.h.v de Keibergstraat werd een betere ontsluiting van Torhout - Oost op het hoofdwegennet gerealiseerd. Op de meeste gemeentewegen geldt een maximale snelheid van 90 km/u. Langs de provincie- en gewestwegen is dit doorgaans 70km/u. In doortochten en nabij belangrijke kruispunten zijn snelheidsbeperkingen voorzien. In het centrumgebied en de woonlobben is dit 50km/u. In deze gebieden, in de kernen Wijnendale en Sint-Hernicus en in alle schoolomgevingen zijn zone 30 gebieden afgebakend. In de binnenstad en in de woonwijken werden reeds grote inspanningen geleverd ter verbetering van de verblijfskwaliteit, en in het bijzonder de kwaliteit van de publieke ruimte. Een aantal locaties, waaronder de stationsomgeving, de omgeving van het oud kerkhof in de Bruggestraat, de omgeving van de Markt en de omgeving rond het containerpark zullen bijzondere aandacht krijgen. Het oud kerkhof en het containerpark zijn gebieden die in aanmerking kunnen komen voor herbestemming met specifieke potenties naar verdichting toe (wonen, kantoren, diensten); de stationsomgeving en de Markt zijn dringend aan heraanleg toe. Ook in de kernen Wijnendale en Sint-Henricus wordt de verblijfskwaliteit verder opgewaardeerd waardoor de leefbaarheid van deze kernen een stuk wordt bevorderd. In de binnenstad wordt via een selectief parkeerbeleid (in voege sedert 1 maart 2005) en een aangepast verkeerscirculatieplan (nog op te maken) gewerkt aan een autoluw concept. Het parkeerbeleid wordt gediversifieerd in functie van diverse doelgroepen (studenten, werknemers, bewoners, bezoekers, … etc.) De parkeerplaatsen in de binnenstad worden deels voor bewoners en kortparkeerders gereserveerd. Voor langparkeerders zijn speciale parkings aan de rand van het centrum. Om de verdrukking van de bewoners tegen te gaan werd bewoners parkeren ingevoerd in de zones met parkeerduur beperking. Sedert de inwerkingtreding van het parkeerbeleidsplan is de parkeerdruk in het centrum afgenomen. Het terugdringen van het autogebruik voor korte ritten kan in de hand gewerkt worden door het gebruik van de andere vervoerswijzen aantrekkelijker te maken, al dan niet begeleid door wijzigingen in de verkeerscirculatie. Via aanbevolen en/of voorbehouden routes voor fietsers en voetgangers is de bereikbaarheid van het centrum te optimaliseren. Niettemin moeten voorzieningen zoals het stadhuis, het station, … enz. ook bereikbaar blijven voor gemotoriseerd verkeer. Voorts gaat de aandacht gaan naar verkeersveiliger routes voor het fietsverkeer tussen de buurgemeenten en de deelgemeenten en Torhout centrum, en naar beveiligde routes voor het vrachtverkeer waarbij doorgaand vrachtverkeer uit de binnenstad wordt geweerd (tonnagebeperking tot 7,5T in voege sedert 1 juni 2006).
60
4.4.2.2 Openbaar vervoer ឣ Spoorverkeer Torhout wordt doorsneden door de spoorlijnen Brugge-Kortrijk en Gent-Diksmuide. Het station Torhout is gelegen op de spoorlijn Brugge-Kortrijk, met gemiddeld twee treinen per uur in elke richting. De halte in Lichtervelde geeft aansluiting naar Diksmuide-Veurne en Gent-Brussel (nationale luchthaven). ឣ Buslijnen Op het grondgebied Torhout lopen volgende buslijnen: •
Lijn 32: Lichtervelde-Diksmuide-Veurne;
•
Lijn 40: Torhout-Kortemark-Ieper;
•
Lijn 51: Oostende-Gistel-Eernegem-Torhout;
•
Lijn 64: Diksmuide-Torhout-Aartrijke;
•
Lijn 74: Brugge-Torhout-Lichtervelde-Roeselare.
In Torhout zijn tevens twee belbussen operationeel. De formule van de belbus is ideaal voor het aanbieden van een openbaar vervoersaanbod in dun bevolkte gebieden.
•
Lijn B56: belbus Kortemark-Koekelare-Ichtegem-Torhout;
•
Lijn B79: belbus Torhout-Oostkamp-Zedelgem.
Met uitzondering van lijn 32 bedienen alle buslijnen het station van Torhout dat derhalve als knooppunt fungeert. Er is tevens aansluiting van de buslijnen op de trein. Op 22 maart 2000 besliste de gemeenteraad van Torhout het vervoer met trams en bussen van De Lijn via het derde betalersysteem met ingang van 1 juni 2000 gratis te maken voor alle 60 tot 64-jarige inwoners van Torhout. Twee jaar later, op 1 juli 2002 werd ook het gebruik van de belbus voor ritten van en naar Torhout via het derde betalersysteem gratis op woensdagvoormiddagen en op zaterdagnamiddagen.
61
Voor de toekomst wordt gestreefd naar een zo fijnmazig mogelijk netwerk, een goede verknoping en aansluiting met diverse vormen van gemeenschappelijk vervoer. Tussen de NMBS en de VVM De Lijn bestaat een protocol met betrekking tot de aansluitingen bus - trein. De halteaccommodaties worden verbeterd (studie in opmaak). Beoordeling Over het algemeen wordt het openbaar vervoer goed beoordeeld. Toch kan de frequentie van sommige buslijnen (bvb. naar Roeselare) hoger. De bereikbaarheid van de overheidsgebouwen en van het ziekenhuis is goed. Wel zou de mogelijkheid onderzocht kunnen worden om de verschillende woonwijken en/of kernen van Torhout via openbaar vervoer met elkaar te verbinden. Ook de belbus functioneert goed. Een evaluatie van de haltes (aantal, locatie, comfort) lijkt aangewezen. Het gratis busvervoer voor +60-jarigen en de gratis belbus worden positief ervaren door de gebruikers. In het kader van het Lokaal Sociaal Beleidsplan kan nagegaan worden of gratis busvervoer ook naar andere sociale doelgroepen toe moet uitgebreid worden (studenten, werklozen, … etc.). De aansluitingen tussen trein en bus t.h.v. het station wordt over het algemeen gunstig beoordeeld.
62
ឣ Taxi’s Voor zover bekend zijn in Torhout geen taxibedrijven actief. Vraag is of dergelijke diensten in Torhout gestimuleerd moeten worden. M.a.w is er een markt voor één of meer taxibedrijven in Torhout. ឣ Ziekenvervoer Het ziekenvervoer is goed uitgebouwd. Het OCMW (sociale koerierdienst18) en de privé sector (o.a. Vandenbrande en Decombele) doen hier uitstekend werk. De koerierdienst van het OCMW werkt echter niet tijdens het weekend. Bovendien beschikt het OCMW niet over een aangepast voertuig voor het vervoer van rolstoelgebruikers. In bepaalde gevallen wordt daarom beroep gedaan op het O.C.M.W. van Zedelgem dat wel over zo’n voertuig beschikt. Een evaluatie van deze diensten is aangewezen (opsporen van hiaten). Privé initiatieven en vrijwilligerswerk kunnen gestimuleerd worden. 4.4.2.3 Langzaam verkeer ឣ Fietsvoorzieningen Over het algemeen zijn er langs de regionale en de bovenlokale verbindingswegen fietsvoorzieningen aanwezig, aanliggend of vrij liggend, met enkelrijrichting of met dubbelrijrichting (zie onderstaande kaart). De belangrijkste zijn: •
N33 Oostendestraat;
•
N32 Bruggestraat;
•
N32 Roeselaarseweg;
•
N35 Rijksweg;
•
Kortemarkstraat: van de grens met Kortemark tot aan de Vredelaan;
•
R34 (ring): van de Roeselaarseweg tot aan de Bruggestraat;
•
Rijselstraat;
•
Ruddervoordestraat: van de Donaustraat tot aan de grens met Oostkamp;
•
Aartrijkestraat: van de grens met Zedelgem tot aan de R34/Noordlaan;
•
Keibergstraat: van de Hugo Verriestlaan tot aan de R34.
18
De sociale koerierdienst werkt o.m als boodschappendienst en als vervoerdienst voor 55-plussers woonachtig in Torhout.
63
Daarnaast bestaat een recreatief netwerk dat complementair werkt met het functionele netwerk. Dit netwerk bestaat naast de oude spoorweg Oostende - Torhout (Groene 62) en twee bewegwijzerde fietsroutes (kastelenroute en Wijnendaleroute) voornamelijk uit landelijke wegen. De Groene 62 werd door de provincie geselecteerd als non-stop fietsroute voor utilitair fietsverkeer. In overleg met de gemeenten Gistel, Ichtegem, Middelkere en Oostende worden stappen ondernomen om ook de N33 Torhout – Oostende in dat netwerk te laten opnemen. Beoordeling De infrastructuur voor de zwakke weggebruiker wordt stiefmoederlijk behandeld. Zeker in vergelijking met de inspanningen die gedaan worden t.b.v. de auto. Meer infrastructuur (meer fietspaden) is niet nodig, behalve misschien op sommige plaatsen i.f.v. de verkeersveiligheid langs de hoofdwegen. Er zouden meer controles moeten gebeuren op de kwaliteit van de infrastructuur. Het dagelijks onderhoud en het in stand houden van de infrastructuur kunnen beter. Ook het regelmatig borstelen is nodig. Net als het maaien van graskanten (tegen distels en gras). In de winter zou de infrastructuur ijs- en sneeuwvrij moeten gehouden worden. In functie daarvan kan de stad speciale machines aankopen (strooi- en borstelmachines).
64
Het functioneel fietsnetwerk langs gewestwegen en gemeentelijke wegen heeft soms geen adequate uitrusting. Dit resulteert in een plaatselijk beperkte verkeersveiligheid. ឣ Voorzieningen voor voetgangers De verblijfsgebieden zijn de gebieden bij uitstek voor voetgangers. In deze gebieden is steeds een obstakelvrije loopzone met een breedte van ten minste 1,50m vereist (voor rolstoelpatiënten is 1,80m aangewezen) en een minimum hoogte van 2,20m. Bijzondere aandacht moet gaan naar potentiële conflictpunten zoals oversteekplaatsen en schoolomgevingen en langs hoofdwegen. De kwaliteit van oversteekvoorzieningen moet beoordeeld worden aan de hand van de wachttijd (max. 20 sec tot 1 min). Maatregelen voor de voetganger (wandelaar) zorgen voor de versterking van langzaam verkeer, zowel voor functioneel als recreatief gebruik. Deze maatregelen zijn onder meer: de opwaardering van het openbaar domein en de uitbouw van specifieke wandelpaden. Dit laatste kan bijvoorbeeld door middel van het herstellen van bepaalde buurtwegen. 4.4.2.4 Gegevens vanuit het participatietraject Uit de gesprekken die gevoerd werden met mensen uit de beoogde doelgroepen kwamen de volgende zaken naar voor :
-
Nogal wat mensen hadden het over het onveilig zijn voor fietsers van bepaalde straten. Zo werden de Zwevezelestraat en het stadscentrum regelmatig vernoemd.
-
Voor mensen uit de doelgroepen is reizen met de trein te duur. Velen zijn niet op de hoogte van eventuele reductiemogelijkheden. Mensen met drie kinderen bijvoorbeeld denken dat de reductie enkel voor leden van De Bond is.
-
De busverbinding tussen Sint-Henricus en het stadscentrum werd al s een ramp ervaren.
-
Rond de service van de belbus kwamen er een aantal opmerkingen : o
Er wordt gevraagd dat het te bellen nummer om de reservatie te maken een GRATIS nummer zou zijn. Nu is dat een betalend. Gezien nogal wat mensen enkel over een gsm beschikken komt dit voor hen nogal duur uit.
o
De belbus rijdt volgens sommigen te snel.
o
Anderen vinden het een moeilijk systeem dat je een dag op voorhand moet reserveren.
o
Rolwagengebruikers kunnen blijkbaar niet meer met twee (of meer) met de belbus reizen. Vroeger kon dit wel. Ook worden wegens tijdsgebrek de rolwagens niet meer vastgelegd (wat eigenlijk moet).
-
Parkeren en parkeerproblemen waren ook een veelvuldig gespreksthema.
-
De informatie rond de vervoersmogelijkheden voor bejaarden moet meer en beter verspreid worden. De sociale koeriersdienst heeft het nadeel dat het de ‘stempel’ van het ocmw draagt. Dit werkt afremmend voor bepaalde mensen. Eenmaal ze over deze drempel geraakt zijn, zijn ze wel tevreden.
-
Vraag naar een aanpak van fietsdiefstallen (intussen is er wel de bewaakte fietsenstalling)
65
-
Er op waken dat op de voetpaden geen hindernissen staan voor rolwagens, kinderwagens, … (bloembakken, (brom)fietsen, verkeerspalen, reclameborden, …).
-
Vraag om verbinding met De Warande (of een busje van de speelpleinwerking zelf).
4.4.3 SWOT-analyse In het kader van het Lokaal Sociaal Beleidsplan kunnen een aantal alternatieven verder worden uitgewerkt. •
Vanuit het oogpunt van de gebruiker: o In functie van de nood (reden van verplaatsing); o In functie van de bestemming (wat moet bereikbaar zijn); o In functie van de mogelijkheden (welke verplaatsingswijze); o In functie van de kostprijs.
•
Vanuit de aanbieder: o Wie organiseert (stad, OCMW, VVM De Lijn, privé); o Wie betaalt (stad, OCMW, VVM De Lijn, privé).
Daartoe is het belangrijk de sterkten en zwakten van de verschillende vervoerssystemen te kennen en de tekorten van de huidige situatie te kunnen detecteren. Zie tabel sterkten / zwakten. Als belangrijkste tekorten worden aangegeven: -
in het centrum ontbreken op meerdere plaatsen specifieke wandel- en fietsroutes;
-
de voetpaden zijn dikwijls onvoldoende breed, hebben veel obstakels, zijn in slechte staat en zijn niet aangepast voor bejaarden en invaliden;
-
de infrastructuur voor fietsers wordt slecht onderhouden, er zijn geen of slechts gebrekkige fietsstallingen en er is geen diefstalpreventie; bovendien is het gevaarlijk fietsen langs de ring (R34) en de langs de Oostendestraat;
-
er zijn geen busverbindingen met de wijken of Sint-Hernricus en de inplanting van de belbushaltes is niet altijd logisch;
-
de bereikbaarheid van de openbare gebouwen voor personen met een handicap is niet optimaal.
Volgende kansen worden gedetecteerd: -
specifieke wandel- en fietsroutes doorheen het centrum kunnen in kaart worden gebracht waarna knelpunten weggewerkt kunnen worden en ontbrekende schakels kunnen ingevuld worden; bij voorkeur dient geopteerd voor korte loop- en fietsafstanden en korte wachttijden bij oversteekvoorzieningen; specifieke fietsroutes kunnen apart bewegwijzerd worden;
-
de bestaande voetpaden kunnen een regelmatig onderhoud krijgen, en waar nodig kunnen bijkomend voetpaden worden aangelegd;
-
verhuur van fietsen (project i.s.m de Werkwinkel) en het invoeren van een fietstaxi;
-
het voorzien van kwalitatieve fietsstallingen op diverse plaatsen in het centrum
66
-
inleggen van een buurt- of wijkbus en een regelmatige verbinding met Sint-Hernicus;
-
gratis busvervoer voor specifieke doelgroepen via het derde betalersysteem;
-
optimaliseren van de halteaccomodatie en het verbeteren van de toegankelijkheid van het openbaar vervoer voor minder validen (rolstoelgebruikers);
-
verhuur van auto’s of systemen van autodelen en vrijwilligersvervoer invoeren.
Tabel: SWOT-analyse Vervoerswijze
Zwakten – nadelen
Sterkten –
Hiaten – tekorten
Kansen – mogelijkheden
- in het centrum
- in kaart brengen van
voordelen Te voet
- enkel voor korte
- bij uitstek geschikt voor korte
ontbreken op
trajecten en dan
- lage snelheid
afstanden (<500m)
meerdere plaatsen
knelpunten en hiaten
- kwetsbaarheid van
en dus voor in het
specifieke
wegwerken
centrum
wandelroutes
afstanden
voetganger - blootstelling aan diverse invloeden
- deur tot deur
- dikwijls achtergesteld
- veel obstakels op
- alle bestemmingen bereikbaar
(weer, geluid, …)
- aanleggen van bijkomende voetpaden
voetpaden - voetpaden
- goedkoop
waar nodig - regelmatig onderhoud
onvoldoende breed
van de bestaande
als verkeersdeelnemer - niet milieubelastend - veel voetpaden in - dikwijls vergeten
- soms enige vorm
groep in de
van voortbeweging
verkeersplanning -
slechte staat
voetpaden - centraliseren van
- voetpaden niet
openbare gebouwen en
voor kinderen en
aangepast voor
diensten op loopafstand
bejaarden
bejaarden en
(max. 12min) van
invaliden
mekaar
-
- positieve invloed van
-
zone 30 en autoluwe zones op het voetgangersverkeer - opteren voor korte loopafstanden en korte wachttijden bij oversteekvoorzieningen Met de fiets
- enkel geschikt voor korte afstanden
- bij uitstek geschikt
- Torhout
- nog sommige
voor korte
stiefmoederlijk
vrijliggende trajecten
- lage snelheid
afstanden (500m –
behandeld in
mogelijk (bvb. doorheen
- kwetsbaarheid van de
5km)
Totaalplan Fiets
Torhout Oost)
fietser
- van deur tot deur
- in het centrum
- BEV
67
- blootstelling aan diverse invloeden
bereikbaar
(weer, geluid, …)
- goedkoop
- dikwijls achtergesteld - zeer omrijgevoelig
- slecht onderhouden - geen of gebrekkige fietsstallingen - geen
kortste route
fietspaden
diefstalpreventie
aanbieden)
aanwezig
- gevaarlijk fietsen
wegwerken - verhuur van fietsen - fietstaxi - fietsstallingen - aparte bewegwijzering -
langs de ring (R34)
-
-
knelpunten en hiaten
infrastructuur
straatbeeld - er zijn voldoende
trajecten en dan
fietsroutes
- vlot beschikbaar
als verkeersdeelnemer - veel fietsers in (daarom steeds
ontbreken specifieke - in kaart brengen van
- alle bestemmingen
en Oostendestraat Openbaar
- voor- en natransport
vervoer: bus (incl. belbus)
- bij uitstek geschikt voor middellange
nodig - van halte naar halte
afstand maar ook
(soms met overstap
bruikbaar voor
tussenin)
kortere afstanden
- beperkt radius
- beperkte capaciteit - relatief duur bij
- geen busverbinding
of wijkbus - gratis vervoer voor
met Sint-Henricus
specifieke doelgroepen via derde betalersysteem
- belbushaltes niet altijd logisch
- frequenter informeren
ingeplant
klokvast - hoge frequentie
- inleggen van een buurt-
wijken
- betrouwbaar en
bereikbaar - filegevoelig
- geen bussen naar
-
omtrent bestaan belbus - verbeteren
mogelijk
halteaccomodatie - verbeteren van de
-
toegankelijkheid van het
frequent gebruik - wachttijden
O.V. voor
- soms lange reistijden
rolstoelpatiënten - informatieverstekking en
- comfort van de voertuigen
sensibiliseren
- hoge exploitatiekosten
-
Openbaar vervoer: trein
- enkel voor grotere afstanden - treinen rijden volgens
- bij uitstek geschikt
toegankelijkheid van het
afstanden
station voor
- snelheid
- voor- en natransport
- geen files
- van station naar station - beperkte radius
- verbeteren van de
voor langere
een vast schema nodig
-
rolstoelgebruikers -
- betrouwbare en klokvaste dienstregeling - hoog comfort
68
bereikbaar
- aantrekkelijke
- weinig flexibel
tariefformules
- wachttijden
mogelijk
- bediening gemeenten
- niet milieubelastend
- dure infrastructuur
-
- klant moet zich aanpassen aan het aanbod Taxi
Auto
- niet goedkoop
- deur tot deur
- filegevoelig
- hoog comfortniveau
-
-
- niet goedkoop
- hoge snelheid
- filegevoelig
- deur tot deur
beschikt over een
- O.V. niet altijd een
- hoog comfortniveau
auto
alternatief
- vlot beschikbaar
- geen taxi’s (meer) in - taxicheques Torhout - niet iedereen
- bereikbaarheid van de openbare
- aantal auto’s stijgt vlugger dan dat
gebouwen voor
capaciteit toeneemt
personen met een
carsharing) - verhuur van auto’s - vrijwilligersvervoer -
handicap
- nood aan parkeerplaatsen
- autodelen (carpool of
-
- milieubelastend
4.5 VRIJE TIJDSBELEID 4.5.1
Omschrijving
De stad Torhout kiest voor een vernieuwend en sensibiliserend vrijetijdsaanbod. De verenigingen en de gemeente zijn structurele partners in het te voeren vrijetijdsbeleid. De vrijetijdssector streeft naar de verdere uitbouw van een geïntegreerde en vraaggerichte dienstverlening waardoor nieuwe (ontmoetings)mogelijkheden worden gecreëerd. De gemeente draagt zorg voor het behoud, beheer en onderhoud van het cultureel erfgoed en voor het maximaal ontsluiten ervan voor de brede bevolking. 4.5.2
Omgevingsanalyse
4.5.2.1 Het Cultuurpunt. Het Cultuurpunt is het centrale punt voor het cultuurbeleid in de stad, met een aantal duidelijke opdrachten rond cultuurcommunicatie en coördinatie.
69
De uitvoering van het cultuurbeleidsplan wordt opgevolgd vanuit het Cultuurpunt, naast een aantal structurele opdrachten rond gemeenschapsvorming (met ondermeer het verenigingsleven, ...), cultuurparticipatie en het nastreven van een grote diversiteit. Dit alles gekoppeld aan vernieuwende en uitbreidende initiatieven. Een niet limitatief overzicht
•
organisatie van inspraak en communicatie voor cultuur en het Cultuurbeleidsplan
•
begeleiding en ondersteuning van het cultuur- inspraak/-adviesorgaan : inhoudelijk
•
organisatie van projectmatige inspraak ad hoc
•
hefboom voor een integraal en geïntegreerd beleid: overleg en samenwerking tussen de verschillende culturele actoren maar ook aansluitende zaken zoals Ruimtelijke Ordening, M&L, jeugd, toerisme, architectuur,…
•
netwerkmakelaar
•
participatie aan overleg en aan samenwerkingsverbanden met belendende sectoren
•
participatie overleg en samenwerkingsverbanden over de gemeentegrenzen heen: organisatie Ginter/ opstartfase / begeleiding / externe communicatie
•
op diverse wijze vorm geven aan de ondersteuning van het culturele leven in de gemeente. Ook een aantal ondersteunende elementen zijn gekoppeld aan de werking van het Cultuurpunt. Zo kan men in het Cultuurpunt terecht voor de Uitleendienst van alle mogelijke materialen voor socio- en cultureel gebruik. Deze uitleendienst wordt momenteel erg bevraagd: dagelijks worden alle mogelijke materialen ontleend en gebruikt. Zonder twijfel is dit een belangrijke materiële ondersteuning voor het organisatorisch leven te Torhout. Ook alle subsidiemogelijkheden worden integraal door het Cultuurpunt behandeld.
•
participatie aan intergemeentelijke samenwerkingsverbanden én intergemeentelijke projectverenigingen (GINTER) inclusief concrete projecten als OMD, Erfgoeddag, Dag van het park, Schaamrood, Dubbelglas, het Marktproject... De Cultuurbeleidscoördinator volgt beleidsmatig de zaak op: randvoorwaarden contacten schepenen, het geven van een structuur, opvolgen decreet intergemeentelijke samenwerking, contacten met andere gemeenten, onderzoek, nieuwe initiatieven,..
•
verzamelen kwantitatieve en kwalitatieve gegevens over cultuurspreiding en participatie in de gemeente en de omgeving
•
nagaan van de effecten van de cultuurcommunicatie
70
•
evaluatie van de gemeenschapsvormende initiatieven
•
informeren nieuwe inwoners over het culturele aanbod in de stad
•
projecten/activiteiten ontwikkelen die andere cultureel geïnteresseerden kunnen aantrekken samen met de andere culturele actoren
Daarbij komt dus ook de leiding van de koepel Vrije Tijd in Torhout: organisatie samenwerking en coördinatie tussen de verschillende werksoorten in Torhout, ontwikkelen van een duidelijke communicatie en afstemming van de beleidsplanning tussen jeugd – toerisme en feestelijkheden– musea- cc – bibliotheek – sport – buitenschoolse kinderopvang – preventie en stedelijk muziekonderwijs 4.5.2.2 Cultuurcentrum de Brouckère Een cultuurcentrum is culturele infrastructuur door de gemeente beheerd met het oog op cultuurparticipatie, gemeenschapsvorming en een breed en eigen cultuurspreidingsaanbod gericht op de bevolking van een streekgericht werkingsgebied. Daarnaast heeft het cultuurcentrum ook bijzondere aandacht voor de culturele diversiteit. Missie : het Cultuurcentrum wil voor de stad Torhout en de regio Houtland (ten zuiden van Brugge, ten oosten van Oostende en ten noorden van Roeselare) de plaats bij uitstek zijn waar, naast cultuurspreiding, initiatieven ontplooid worden rond gemeenschapsvorming en een actieve deelname aan het cultuurleven. Het cultuurcentrum is een belangrijke hefboom om de stad Torhout te leiden naar een grotere uitstraling op bovenlokaal gebied waardoor een aantal menselijke netwerken bestendigd en uitgebreid kunnen worden. Het is immers voor deze stad van zeer groot belang vanuit deze context te kunnen vertrekken. Het Cultuurcentrum de Brouckere wil het culturele leven in de stad Torhout en de regio duidelijk op de voorgrond van het maatschappelijk gebeuren zetten, het wil een permanent regionaal gericht forum zijn waar ontwikkelingen uit Vlaanderen geconfronteerd worden met wat in de regio gaande is. De gevestigde namen dienen dan ook als magneten en als ruimer referentiekader voor de regionaal gerichte producties. Het Cultuurcentrum moet een actief knooppunt in het lokale en regionale culturele leven worden. Daarnaast wil het Cultuurcentrum meer ondersteuning bieden aan experiment, creatie en innovatie én aan beginnende kunstenaars met veel aandacht voor samenwerking en overleg. Daarom dient ook de organisatiestructuur van het CC verder op punt gezet te worden met als voornaamste kenmerken een representatief en transparant beheer gekoppeld aan een efficiënte werking. Het Cultuurcentrum de Brouckere wil ook een centrumfunctie hebben voor alle mensen uit Torhout: er zal dan ook een inspanning worden geleverd meer mensen te betrekken in de werking en het aanbod van het Cultuurcentrum. Een kwaliteitsvolle dienstverlening op alle vlakken moet een pijler van de werking zijn, gekoppeld aan een aangepaste infrastructuur en bekwaam, voldoende, gemotiveerd en klantvriendelijk personeel. Ook de samenwerking met andere lokale culturele actoren is een belangrijk aandachtspunt: de stadsbibliotheek, musea, toerisme, feestelijkheden, de verenigingen, het onderwijs, … gekoppeld aan de andere stadsdiensten.
71
Hoofddoelstellingen
⇒ De Torhoutse bevolking dient in zijn geheel meer betrokken te worden bij en in de werking van het CC de Brouckere en in één of andere vorm van cultuurbeleving.
⇒ Het CC de Brouckere speelt duidelijk zijn rol op cultureel gebied in de regio
⇒ De uitbouw van een divers aanbod van interessante avondvoorstellingen, educatieve activiteiten, schoolprogrammering, familievoorstellingen, film en tentoonstellingen
⇒ Voortdurende aandacht voor een nieuw en interessant aanbod voor de doelgroepen Jongeren speciale korting voor jongeren
schoolprogramma
Woodland
Allochtonen
zeer laag percentage allochtonen in Torhout (0,75% van totale bevolking), daardoor is er minder nood aan de ontwikkeling van een specifiek cultureel divers programma.
er is wel aandacht voor sensibilisering via het thema diversiteit “Lente in november.”
Personen met een handicap
samenwerking met Tordale, instelling voor fysiek en mentaal gehandicapten op verschillende vlakken: programma-aanbod door actieve samenwerking met organisaties: tentoonstelling en cursusaanbod “De andere academie”.
binnen de schoolprogrammering : deelname door instellingen voor personen met een handicap en kinderen bijzonder lager onderwijs (aandacht voor selectie, toegankelijkheid en extraatje: affiche)
inschakelen mentaal gehandicapten in de operationele werking van cultuurcentrum
infrastructuur: aandacht voor toegankelijkheid voor andersvaliden
goedkoper tarief voor organisaties die activiteiten inrichten voor deze doelgroep (Oranje…)
Minnestreel: lage toegangsprijs; personen met een handicap worden toegelaten tot alle cursussen
Laaggeschoolden
samenwerking met Wijzer, vereniging die cursussen voor laaggeschoolden inricht, mogen gratis infrastructuur gebruiken in het CC
72
Minnestreel: lage toegangsprijs
Kansarmen
samenwerking met OCMW
filmtickets voor OCMW-cliënten
krasbiljetten en waardebonnen (10 EUR, 12 EUR, 6 EUR) voor voorstellingen
Senioren:
programmaluik ’s Noens
korting voor senioren
samenwerking met OCMW-rusthuis: ’s Noens: programmering extra muros: 1 voorstelling in rusthuis SintAugustinus
4.5.2.3 De Stadsbibliotheek Voor 1992 bestonden er verschillende bibliotheken in Torhout, grotendeels verzuild: de katholieke bibliotheek het Centrum, de liberale bibliotheek het Willemsfonds en de socialistische bibliotheek het Vermeylenfonds. In 1983 (Willemsfonds), 1989 (Vermeylenfonds) en 1990 (Centrum) werden deze overgenomen door het stadsbestuur en groeide er een volwaardige stadsbibliotheek. Op 23 december 1992 werd een nieuwbouw geopend voor het publiek, op 1 januari 1983 werd de bibliotheek erkend als deeltijds werkende openbare bibliotheek. In 1984 werd het startschot gegeven voor de automatisering met het inbrengen van de collecties en het ledenbestand in de computer. Samen met de opening van de AVM-afdeling in het najaar van 1997 werd de eerste geautomatiseerde uitlening verricht. In oktober 2002 werd de AVM- afdeling uitgebreid met Cd-roms De bibliotheek heeft 4 grote doelstellingen uitgewerkt in zijn beleidsplan ⇒ meer burgers laten participeren aan cultuur
de burgers zijn goed geïnformeerd omtrent het cultuuraanbod van de eigen stad
•
elke burger is er zich van bewust dat hij/zij gratis bij de bibliotheek terecht kan voor informatie en ondersteuning bij de eigen cultuurparticipatie
⇒ de informatiekloof verkleint •
de burger heeft dezelfde kansen op informatie, ongeacht waar hij woont
•
de digitale informatie is voor iedereen toegankelijk
⇒ levenslang leren wordt een tweede natuur voor steeds meer mensen
73
•
de burger is zich er van bewust dat men na het schoolverlaten of afstuderen continu moet blijven leren om zich maatschappelijk, economisch en persoonlijk te ontplooien en een actieve rol te kunnen blijven spelen in de samenleving.
•
elke burger is zich er van bewust dat hij of zij gratis bij de bibliotheek terecht kan voor informatie en ondersteuning bij de eigen levenslange leerprocessen
•
meer 50-plussers zijn er zich van bewust dat zij tot op zeer hoge leeftijd kunnen leren
⇒ meer ontmoeting en contact tussen de burgers •
er zijn meer vanzelfsprekende contacten en ontmoetingen tussen de burgers van onze stad. Ze beschikken hiertoe, het hele jaar door, over meer aangename en goed aangepaste ontmoetingsplaatsen of sociale trefpunten
4.5.2.4 De Jeugddienst In Torhout is er op bijna elke wijk een jeugdbeweging actief. We hebben Chiro (actief op zondag) en scouts en (v)KSJ (actief op zaterdag). We hebben gemengde groepen en groepen voor jongens of meisjes. Naast de 10 klassieke jeugdbewegingen die zich in eerste instantie op kinderen richten, hebben we KLJ en diverse (politieke) jongeren verenigingen. Enkel op St.-Henricus is er geen werking. Daar is ook de kleinste groep kinderen en jongeren (120 tussen 6 en 18 jaar). De meeste kinderen en jongeren uit die omgeving sluiten aan bij het jeugdwerk in Gits. Het Torhoutse jeugdwerk staat open voor kinderen en jongeren met een (fysieke en/of mentale) handicap en voor kinderen en jongeren uit maatschappelijk kwetsbare gezinnen. Toch is er slechts een beperkt aantal kinderen en jongeren uit die doelgroep dat bij het reguliere jeugdwerk aansluit. Er werden in het verleden een aantal initiatieven uitgewerkt om specifieke doelgroepen te laten deelnemen aan het jeugdwerk. Aandacht voor kinderen en jongeren met een handicap: In Torhout is er maar 1 doelgroepspecifieke werking: clubwerking Torhout. Het is een afdeling van Oranje en zet in Torhout activiteiten op voor jongeren vanaf 16 jaar met of zonder handicap. Deze werking is zeker een meerwaarde voor de stad en verdient dan ook verder ondersteuning. We kunnen ook op de steun van Oranje rekenen om het bestaande jeugdwerk toegankelijker te maken. Zo gaan de beroepskrachten van Oranje mee op huisbezoek bij kinderen van het speelplein die extra aandacht en begeleiding vragen. Of organiseren ze een vorming voor de monitoren van het speelplein of voor de leiding van de Torhoutse jeugdvereniging. Om het bestaande jeugdwerk toegankelijker te maken voorzien we een extra toelage aan de vereniging die een kind met een handicap laat deelnemen aan het jeugdwerk. Daarnaast organiseren we jaarlijks vorming.
74
Toch stellen we vast dat elke specifieke situatie bekeken moet worden. Afhankelijk van de wensen en behoeften van het kind en zijn ouders en de mogelijkheden van de verenigingen kan er naar een oplossing worden gezocht. We durven zeggen dat we in Torhout al een grote stap hebben gezet. Toegankelijk jeugdwerk is bespreekbaar geworden. We staan ervoor open en zijn ons bewust geworden van de knelpunten. Kinderen en jongeren uit kansarmen gezinnen. Kinderen uit gezinnen met een laag inkomen (lager dan de grens voor loonbeslag) kunnen voor de helft van de prijs deelnemen aan het Torhoutse jeugdwerk. De selectie van de gezinnen gebeurt door het CAW De Viersprong en de Sociale Dienst van het OCMW. Enerzijds via de bekendmaking bij hun cliënten en anderzijds via gezinnen die door de leiding van de Torhoutse jeugdverenigingen naar het CAW of OCMW worden doorverwezen. De selectie gebeurt jaarlijks. Een keer per jaar kunnen de verenigingen de helft van de kosten (lidgeld, uniform, kamp, activiteiten) van de stad terugbetaald krijgen. Daarnaast kreeg het OCMW een budget om zijn cliënten te laten deelnemen aan culturele activiteiten. Het OCMW betaalde een deel van de kosten om deel te nemen aan het jeugdwerk (lidgeld, uniform, kamp,…). We hebben voor het eerst een overleg gehad met alle maatschappelijk werkers van de sociale dienst van het OCMW en met alle beroepskrachten van het Centrum Algemeen Welzijnwerk. Naast een aantal knelpunten die gesignaleerd werden was dit overleg vooral positief om een gemeenschappelijk standpunt in te nemen: kinderen willen er bij horen en kunnen deelnemen aan de activiteiten waar ook andere kinderen van hun klas aan meedoen. We moeten met z’n allen samenwerken om de psychische en financiële drempels omlaag te halen. Belangrijkste opmerking was dat er – naast de deelnameprijs – ook nog heel wat andere kosten zijn voor het gezin om een kind te laten meegaan op kamp. Verdere opmerkingen waren er vooral rond promotie en rond kosten voor deelname aan sport- en volwassenenactiviteiten, maar dit werd meegenomen in de sport en cultuurbeleidsplannen. Het Torhoutse jeugdwerk staat open voor kinderen en jongeren met een handicap of voor kinderen (cfr resultaat van bevraging in de tabel hieronder) en jongeren uit maatschappelijk achtergestelde gezinnen. Toch is het niet altijd even makkelijk om de doelgroep te bereiken. Naast het behouden en beter promoten van de bestaande ondersteuningsvormen moet er in Torhout onderzocht worden welke knelpunten en mogelijkheden er nog zijn. Zowel de doelgroep zelf, het jeugdwerk en de doelgroepspecifieke werkingen (al dan niet van Torhout) moeten hierin betrokken worden. Voortdurend overleg en regelmatige evaluatiemomenten zullen hierbij belangrijk zijn.
Jeugdvereniging Chiro Jomada
Staat u open voor kinderen met een handicap? Ja
Extra ondersteuning nodig? Wij krijgen de nodige informatie van de ouders.
75
Wijnendale jongens Chiro Jomada Wijnendale meisjes Chirojongens Don Bosco
Ja
Neen.
Neen
/ Op dit ogenblik geen personen met een handicap in onze
Chiromeisjes Don Bosco
Chiro, maar vorige jaren wel. Dit lukt, maar is niet evident Ja
voor alle leidsters. Wat extra vorming rond het omgaan met deze personen en eventuele alternatieven tijdens spelen of op kamp zou wel interessant kunnen zijn!
KSA
Ja
Ja, als we met dergelijke leden te maken krijgen.
KSJ De Wiek
Ja
Kan zeker geen kwaad.
KSJ Driekoningen
VKSJ
Ja, als ze willen komen, zijn ze zeer welkom Ja, maar dit jaar niet van toepassing
We zullen proberen ons zo goed mogelijk aan te passen.
Neen niet van toepassing.
Scouts en gidsen Robrecht van
/
/
Ja
Ja.
Bethune Scouts en gidsen St.Rembert
Ja, voorlopig hebben we er niet KLJ
veel ervaring mee. Dit werkjaar
Het is een kleine aanpassing voor de groep, maar mits wat
is er een blinde jongen lid
inspanning van de groep lukt dit wel. Vb. voor elke activiteit
geworden van KLJ voorlopig
wordt 1 bestuurslid verantwoordelijk gesteld voor die jongen.
zonder probleem
4.5.2.5 De Sportdienst Problematiek van kansarmen kwam binnen de sport tot nu toe zeer beperkt aan bod. Er zijn dus enorme groeikansen. Kansarmen: Sociaal -tariefkaartje voor kansarmen (analoog met jeugddienst): geldig voor alle activiteiten georganiseerd door de sportdienst; zowel voor jeugd als volwassenen OCMW cliënten kunnen aanspraak maken op fondsen via de subsidie ter bevordering van de socio-, culturele en sportieve ontplooiing
76
Senioren Aanbod vanuit de sportdienst: wandelen, fietsen, fitheidsgym, hydrobic + bekendmaking project petanque Kortingen: basistarief lager dan voor volwassenenwerking Personen met een handicap: Zwemmen aan schooltarief Integratie in gewone lessen mits voldoende begeleiding, door deelnemer zelf te organiseren. Gebeurt sporadisch en volgens aanvraag Allochtonen Geen specifieke initiatieven - Huize Tordale: Huren wekelijks het bad voor schoolzwemmen Alleen tijdens Vlaamse zwemweek specifieke activiteit voor bewoners Nemen deel aan de gezinsfietstochten van de stad Verenigingen: Torhout 1992 KM heeft overeenkomst met serviceclub: tussenkomst in lidgeld mensen die het moeilijk hebben Initiatief serviceclub (contactpersoon Peter Loeys): Bloso sportkamp voor kinderen met sociale achterstand: vertrekken gezamenlijk met busje uit Torhout (jaarlijks éénmalig) Hans Matton: ontvangt in internaat deze zomer groepje kinderen (kansarmen); zoekt mogelijkheden om hen te laten bewegen. Bvb. zwemmen bij ons. Geen specifieke sportverenigingen in Torhout voor mensen met een fysieke of mentale handicap. Er zijn wel een aantal verenigingen waar deze mensen terecht kunnen en mee geïntegreerd kunnen worden in de groep. 4.5.3 Gegevens via het participatietraject Tijdens de gesprekken die gevoerd werden met de mensen uit de beoogde doelgroepen werd het begrip ‘Cultuur’ ruim geïnterpreteerd. Er werd ruimer gekeken dan het culturele aanbod an sich. Thema’s die ook aan bod kwamen waren : samenleven, wijken, … Tijdens de gesprekken kwamen volgende zaken naar voor : ⇒ Eén van de belangrijkste vaststellingen was dat nogal wat mensen vroegen om mogelijkheden om met andere mensen in contact te komen.
volgens veel mensen moet het lokale beleid meer aandacht besteden aan alleenstaanden en aan vereenzaamde personen.
ook moeten er nog meer activiteiten georganiseerd worden met een lage drempel waar je in contact kan komen met anderen, het bieden van ontmoetingskansen (bijvoorbeeld ontbijt op de markt)
het stimuleren van wijk- en buurtwerkingen
⇒ deelnemen aan cultuur (producties, cursussen, …) wordt als duur beschouwd. Voor velen liggen de prijzen te hoog en is de drempel van het onbekende.
77
⇒ ook hier het belang van een goede communicatie. Vanuit het lokale bestuur gebeuren er heel wat inspanningen om het aanbod bekend te maken, maar blijkbaar bereiken deze inspanningen onvoldoende de doelgroepen. ⇒ de nood aan speelpleintjes voor kinderen kwam ook verschillende keren terug. 4.5.4 SWOT-analyse Uitgangspunt In het kader van de opmaak van het lokaal sociaal beleidsplan deden we een SWOT-analyse van het vrijetijdswerkveld in Torhout om de toekomstmogelijkheden te kunnen bepalen. We analyseerden systematisch de sterktes, zwaktes, bedreigingen en de kansen van de beleidsdomeinen. We beperkten ons niet enkel tot de vermelde sociale doelgroepen (kansarmen, allochtonen, ouderen, mindervalide personen,1-oudergezinnen), maar analyseerden het globale aanbod voor alle gebruikers en eventuele niet -gebruikers over de beleidsdomeinen heen.
Sterktes - uitgebreid cultureel aanbod zowel naar eigen programmatie als naar receptief aanbod
Zwaktes - tekort aan algemeen profiel Torhout - participatie Torhoutse bevolking is veel te laag
- redelijk potentieel publiek in de regio - participatie lokale netwerken is veel te laag - centrumfunctie tov kleine gemeenten in de regio - promotie en publiciteit - een sterk onderbouwd verenigingsleven - personeel en beschikbare middelen - technische ondersteuning bij receptieve activiteiten - efficiëntie en rendement van personeel - eigen aanbod films - huisstijl - goede bereikbaarheid - financiële inspanningen stadsbestuur (incl. personeel
- samenwerking met andere culturele organisaties/ evenementen/.. (Landjuweel, Kunstbende, projecten, ….)
- vormingsaanbod
- profilering en keuzes
- de ligging tov de drie grote steden Brugge, Oostende en Roeselare
- nood aan een degelijk tentoonstellingsbeleid met ruimte voor meer ondersteuning (materieel / personeel) met een duidelijk onderscheid tussen eigen en receptieve tentoonstellingen - CC als organiserende partner (bv Torhout World) - koppeling met ander lokaal cultureel aanbod bv CC binnen toeristisch aanbod - geen professionele actoren - geen professionele communicatie over cultuur in de regio - weinig aandacht voor creatie
78
- weinig aandacht voor vernieuwing - weinig aandacht voor doelgroepen sp. de senioren - aantrekkingskracht verenigingen naar jongeren toe is niet groot - signalisatie in de binnenstad en vanuit de invalswegen naar het Cultuurcentrum - problemen met infrastructuur bv fauteuils, tekort aan opbergruimte, akoestiek, directe parkeergelegenheid,
Kansen
Bedreigingen
-mogelijkheid tot ontwikkeling als centrum voor het Houtland op cultureel gebied
- bedreigende aanwezigheid van de grote steden Brugge, Oostende en Roeselare
- werken naar een kwaliteitsvol aanbod zonder de druk van massatoerisme of massa-manifestaties
- gebrek aan lange ‘culturele’ visie op termijn - maatschappelijke desinteresse
- potentieel aan (jonge) artiesten - groot potentieel publiek - de ligging tov de drie grote steden Brugge, Oostende en Roeselare
- toenemende concurrentie op vele gebieden en in vele steden - financiële situatie van Torhout - vrij zwakke economische opbouw
- nabijheid van Brugge en de Kust: samenwerking met de grote huizen
- toenemende daling van de ledenaantallen van socioculturele verenigingen
- goede bereikbaarheid - aantal boeiende sites voor projecten
- toenemende kosten organisaties (uitkoopsommen, extra’s, …)
- aanwezigheid van een uitgebreid aanbod onderwijsvormen én de aanwezigheid van hoger onderwijs (Katho/Reno)
Besluitend kan er gesteld worden dat het cultuurbeleid de komende jaren moet geconcentreerd worden op:
het in stand houden van de bestaande programmering ten aanzien van de gedane infrastructurele investeringen én het personeelskader.
het ontwikkelen van de aanwezige sterktes en potenties: de jeugdige en dynamische profilering van de stad, de link naar Torhout als onderwijsstad, het historisch patrimonium, de aanwezigheid van een groot potentieel publiek en de aanwezigheid van dynamische culturele actoren.
79
het ontwikkelen van een dynamisch cultureel leven, o.a. door het bewaken van een transparante en efficiënte werking van de stadsdiensten, subsidiair aan de werking van het culturele werkveld. Daarbij moet de lokale overheid synergie tot stand brengen door een voorwaardenscheppend beleid te voeren.
het handhaven van het huidig uitgebreid en gevarieerd aanbod, en het uitbreiden van het aanbod hedendaagse beeldende kunst en literatuur. Gemeenschapsvorming is een belangrijke leidraad hierbij. Inhoud en praktische organisatie dienen hand in hand te gaan: toegankelijkheid van exposities (openingsuren museum Torhouts Aardewerk, Cultuurcentrum, ..) dient herbekeken te worden.
het ontwikkelen van een betere gecoördineerde en planmatige communicatie (zowel intern als extern) en promotie. Integraal denken op alle niveaus wordt een belangrijk uitgangspunt.
het ondersteunen van het sociaal-cultureel vormingswerk. Doelgroepenwerking met name richting jeugd, senioren en medioren moet duidelijk op de agenda staan. Er is een duidelijke link naar het Lokaal Sociaal Beleidsplan. De infrastructuur voor de verenigingen moet vanuit de stad pro – actief benaderd worden.
keuzes maken tussen projectmanagement en langdurige evenementen. Een aantal evenementen bestaan reeds, moeten worden gecontinueerd en vormen belangrijke merktekens in het geheel: de Nacht van Vlaanderen, het Marktproject, Schaamrood, Woodland, Kamermuziek in het Houtland.
de regionale uitstraling van de stad met een duidelijke formulering van ambities: Torhout als centrum voor de regio oefent zijn centrumfuncties uit en versterkt deze. De projectvereniging Ginter kan hierin een interessante rol spelen.
4.6 KINDEROPVANG 4.6.1 Omschrijving We moeten streven naar de uitbouw en ondersteuning van een betaalbare en kwalitatieve kinderopvang voor ALLE kinderen en dit in een veilige en pedagogisch verantwoorde opvang. Daarbij moeten we rekening houden met kinderen, ouders, middelen, personeel en omgeving. We beperken ons in dit luik niet tot bepaalde doelgroepen maar zoals bepaald wordt in het Besluit van de Vlaamse regering van 4 mei 2007, wordt het vroegere beleidsplan kinderopvang volledig geïntegreerd in het Lokaal Sociaal Beleidsplan. 4.6.2 Omgevingsanalyse : 4.6.2.1 Autonome diensten voor opvanggezinnen Een onthaalouder kan aangesloten zijn bij een door Kind en Gezin erkende dienst voor opvanggezinnen. De onthaalouder wordt dan begeleid door medewerkers van de dienst. De eerste contacten heb je als ouders met een medewerker van deze dienst, die je zal voorstellen aan voor jou geschikte onthaalouders. Ook later kan je beroep blijven
80
doen op de medewerkers van de dienst, bijvoorbeeld wanneer er problemen ontstaan. Een onthaalouder vangt de kinderen bij haar of hem thuis op. Typisch is de huiselijke sfeer die er heerst. De dagprijs is gekoppeld aan het belastbaar inkomen. De schalen liggen bij ministerieel besluit vast. Ook wordt er rekening gehouden met het aantal kinderen ten laste.
Aantal diensten
Aantal aangesloten onthaalouders
Aantal opvangplaatsen
2
14
56
4.6.2.2 Zelfstandige onthaalouders Een onthaalouder kan beslissen zelfstandig te werken en bepaalt dan zelf welke kinderen opgevangen worden. Het is rechtstreeks met hem of haar dat je als ouder de opvang regelt. Zelfstandige onthaalouders hebben een attest van toezicht van Kind en Gezin, wat betekent dat Kind en Gezin er de kwaliteit van controleert. Zelfstandige onthaalouders in Torhout :
Aantal onthaalouder
Aantal opvangplaatsen
2
14
4.6.2.3 Mini-Crèche Een mini-crèche is een grotere opvangvoorziening. De opvang gebeurt niet in privé-ruimtes, maar in lokalen die er speciaal voor zijn ingericht. De kinderen worden verdeeld in leefgroepen met een beperkt aantal kinderen. Er is een ritme van eten, drinken, vrij spel en georganiseerde activiteiten, waarbij rekening gehouden wordt met de individuele behoeften van je kind. Een leefgroep heeft zoveel mogelijk vaste begeleiders. Mini-crèches werken autonoom en beslissen zelf over de openingsuren en welke kinderen opgevangen worden. Ze hebben meestal een attest van toezicht van Kind en Gezin. Kind en Gezin controleert of zij aan bepaalde kwaliteitsnormen beantwoorden. De openingsuren – en dagen liggen vast.
Aantal Minicrèches
Aantal opvangplaatsen
5 (op 6 locaties)
88
4.6.2.4 Erkend kinderdagverblijf Een erkend kinderdagverblijf is een grotere opvangvoorziening. De opvang gebeurt niet in privé-ruimtes, maar in lokalen die er speciaal voor zijn ingericht. De kinderen worden verdeeld in leefgroepen met een beperkt aantal kinderen. Er is een ritme van eten, drinken, vrij spel en georganiseerde activiteiten, waarbij rekening gehouden wordt met de individuele behoeften van je kind. Een leefgroep heeft zoveel mogelijk vaste begeleiders.
81
Kind en Gezin controleert erkende kinderdagverblijven: de openingsuren, de gebouwen, de inrichting, het personeel en de manier van werken moeten aan bepaalde kwaliteitsnormen beantwoorden. De openingsuren – en dagen liggen vast.
Aantal erkende kinderdagverblijven
Aantal opvangplaatsen
1
36
4.6.2.5 IBO (Initiatief voor buitenschoolse opvang) Deze initiatieven organiseren opvang voor kleuters en lagere schoolkinderen, voor en na de schooluren en tijdens vakantiedagen. De afstand naar en van de verschillende scholen blijft beperkt (op iedere wijk is er momenteel een IBO werkzaam). De opvang gebeurt in lokalen die daarvoor speciaal werden ingericht. Het speelgoed, de inrichting en de activiteiten zijn afgestemd op de leeftijd en de interesses van de kinderen. Na schooltijd kan je kind zich in de opvang uitleven en mag het kiezen met wat en met wie het speelt.
Aantal IBO’s
Aantal opvangplaatsen
3 (op 7 locaties)
222
Er zijn tevens nog 2 scholen die zelf opvang organiseren gemeld bij Kind & Gezin
82
Inplanting van de opvanginitiatieven op het grondgebied van Torhout
4.6.2.6 Andere opvangmogelijkheden
Oppas zieke kinderen
Torhoutse ouders die een oppas zoeken voor een ziek kind thuis kunnen op onderstaande diensten een beroep doen.
Bond Moyson
Familiehulp & CM
Onafhankelijk ziekenfonds
83
Sloeber City / Solidariteit voor het Gezin / West-Vlaams Liberaal Ziekenfonds
Vzw oppas
Kinderoppasdienst Gezinsbond. Wie een oppas wil bij de kinderen thuis kan een beroep doen op de kinderoppasdienst van de Gezinsbond. De kinderoppasdienst geeft ouders met kleine kinderen de kans om ontspanning te nemen, boodschappen te doen, familiale en andere verplichtingen na te komen, kortom van huis weg te kunnen terwijl de kinderen in goede handen zijn. Een plaatselijke coördinator bemiddelt vrijwillig en belangeloos tussen ouders die babysit wensen en kandidaat-babysits, zorgvuldig geselecteerd en zo goed mogelijk geschoold. De coördinator moet minstens drie à vier dagen op voorhand worden gecontacteerd. Zo hebben zij tijd genoeg om een babysit te vinden. De babysits verrichten hun taak op vrijwillige en autonome basis na aanvaarding door het gezin. Het zijn meestal studerende jongeren, met de beperkingen van dien: tijdens examenperiodes en op schooldagen overdag is het niet altijd mogelijk aan een vraag te voldoen.
Speelpleinwerking
Tijdens de zomervakantie kunnen kinderen en jongeren zich naar hartelust uitleven op domein de Warande. Per leeftijdsgroep (kleuters – lagere school 12+) wordt er elke dag een gevarieerde activiteit aangeboden door ervaren en bezielde monitoren (bv. Koken, stadsspel, uitstappen, creamomenten, bosspel, …). We beschikken over een afzonderlijk kleuterdomein waar ook de kleinsten zich thuis voelen. Aantal opvangplaatsen 250
Jeugdwerk
: In Torhout zijn er een 10-tal jeugdbewegingen actief. Kinderen vanaf 6 jaar kunnen aan de werking deelnemen. Tijdens de zomervakantie organiseren zij als afsluiter van hun werkjaar meestal een kamp. De duur varieert van 3 à 4 dagen tot 10 dagen. Een overzicht van alle jeugdverenigingen is te verkrijgen op de stedelijke jeugddienst.
Sportkampen
Wij willen kleuters via sportdagen een leuke vakantie geven door hen op een actieve manier aan het bewegen te zetten. Tijdens de activiteiten, waar met veel en leuk materiaal gewerkt wordt, ontdekken ze hun eigen kunnen en leren ze hun grenzen te verleggen. Aan de kinderen van de lagere school bieden wij sportieve vakanties aan waar telkens weer een andere sport te ontdekken valt. Klassiekers zoals zwemmen, estafettes, hockey en andere leuke activiteiten worden aangeboden in
84
combinatie met nieuwe of andere sporten. Kinderen kijken er alvast naar uit om samen met hun vriendjes een leuke sportieve vakantie te mogen beleven.
Aantal opvangplaatsen 90
Activiteiten op de Kinderboerderij
Op woensdagnamiddag is er de KIBOECLUB vanaf 13u tot 16u. De kinderen helpen mee op de boerderij. Dat kan zijn: dieren voederen, hokken schoonmaken, de serre aanplanten of onderhouden, wieden, producten van de hoeve verwerken, dieren verzorgen, enz. Tijdens de pauze is er voor de kinderen een hapje en een drankje voorzien. In het groot verlof zijn er vier BOERDERIJKAMPEN, in het paasverlof is er één. De kinderen van Torhout krijgen de eerste kans om in te schrijven, namelijk vanaf nieuwjaar. Pas vanaf het paasverlof kunnen niet-Torhoutse kinderen inschrijven voor de kampen van juli en augustus. De kinderen proeven, ruiken, voelen en zien wat er zo allemaal op een boerderij te beleven valt. Er wordt gekookt, gebakken en geknutseld. Ze werken dagelijks op de boerderij.
Aantal opvangplaatsen 25 4.6.2.7 Opvangmogelijkheden naar doelgroepen toe Momenteel is er weinig initiatief naar de doelgroepen toe. Hierna een beknopte beschrijving per doelgroep.
Personen met een handicap
Er zijn enkele onthaalouders waar kinderen met een handicap terecht kunnen. Geen specifieke initiatieven
Allochtonen
Deze mensen komen vaak terecht bij opvanginitiatieven die het tarief volgens belastbaar inkomen bepalen, indien ze de weg naar de opvang vinden. Geen specifieke initiatieven.
Kansarmen
Ook hier zien we dat de mensen hoofdzakelijk hun weg vinden naar opvanginitiatieven die het tarief bepalen op basis van het belastbaar inkomen. De IBO ’s in Torhout bieden een sociaal tarief aan, aan mensen die het niet breed hebben indien ze voldoen aan de gestelde voorwaarden. Ook de diensten voor opvanggezinnen en de erkende kinderdagverblijven houden rekening met de inkomens.
85
Senioren
Een aantal senioren neemt de zorg voor hun kleinkinderen op. We hebben echter geen idee over hoeveel mensen het hier gaat. Geen specifieke initiatieven. 4.6.3 Gegevens via participatietraject Er blijken weinig opvangmogelijkheden na 19 uur te zijn in de streek. O.a. mensen die in de horeca werken hebben hier een probleem. De opvang in het weekend is voor de mensen die een laag inkomen hebben vaak te duur. De babysitdienst van de Gezinsbond is enkel toegankelijk voor leden en te duur volgens de participanten. Er wordt meestal hulp gezocht bij familie of vrienden. De mensen zijn heel tevreden over opvanginitiatieven waar het tarief bepaald wordt aan de hand van het inkomen. Sommige allochtone mensen sturen hun kinderen in de vakantie toch naar de opvang omdat het kind daar Nederlands kan praten. Sommige werkelozen hebben geen opvang nodig, ze zijn toch thuis. De vakantieperiode blijkt voor sommige alleenstaande personen een probleem te vormen, zeker als hun opvanginitiatief 5 weken sluit. Er zou meer informatie moeten komen waar mensen tijdens verlofperiodes terecht kunnen met hun kinderen. Men is heel tevreden over de speelpleinwerking enkel het vervoer blijkt soms voor problemen te zorgen
4.6.4 SWOT-analyse : In het kader van de opmaak van het lokaal sociaal beleidsplan deden we een SWOT-analyse van het opvanglandschap in Torhout om de toekomstmogelijkheden te kunnen bepalen. We analyseerden systematisch de sterktes, zwaktes, bedreigingen en de kansen van het beleidsdomein ‘kinderopvang’. We beperkten ons niet enkel tot de vermelde sociale doelgroepen (kansarmen, allochtonen, ouderen, mindervalide personen,1-oudergezinnen), maar analyseerden het globale aanbod voor alle gebruikers en eventuele niet-gebruikers.
Sterktes
-
-
Dynamische adviesraad - lokaal overleg
-
Te weinig communicatie tussen verschillende
Kinderopvang
diensten (stadsdiensten, scholen, OCMW,
Groot aanbod (ook op vlak van vrije tijd)
CAW, scholen, andere initiatieven,…)!
aanwezig in Torhout -
Zwaktes
-
12 jaar. Al dan niet uit te breiden?
Aanbod op de verschillende wijken (= gedecentraliseerd)
Kinderopvang beperkt vanuit regelgeving tot
-
Vervoer en veilig verplaatsen van kinderen -
86
-
-
Grote tevredenheid over de bestaande
link met mobiliteit
opvang ( tevredenheidsonderzoek
-
Opvang is duur
Mezennestje, BKO’s)
-
Geen aanbod m.b.t. acute of urgentie-
Tegenwoordig zijn de kinderen mondiger: Dit biedt mogelijkheden naar kinderinspraak (zie
opvang: cfr. solliciteren -
Weinig aanbod m.b.t. flexibele opvang (vb.
ook bedreigingen)
ploegensysteem opvang nodig van 6.00u ’s
Sociaal tarief beschikbaar maar verwarring
morgens of tot 21.00u, vb. waar naartoe als
met verminderd tarief van de jeugddienst
dagmoeder ziek is?), te weinig en gebrekkige
-
Groeiende bevolking: nieuw, vers bloed
info hierover.
-
Er is een samenwerkingsoverleg tussen de
-
-
verschillende opvanginitiatieven -
Er zijn verschillende organiserende besturen
-
Compact stadscentrum
-
In sommige initiatieven is er doorstroming
Minimum aan personeel – probleem bij ziektes
-
Gezamenlijke sluitingsperiode van verschillende initiatieven
-
Versnipperde organiserende besturen (vzw’s,
mogelijk van voorschoolse opvang naar BKO
stad, scholengroep, particulieren,…) en
-
Gedrevenheid van de bestaande initiatieven
versnippering van informatie
-
Relatief jonge opvanginitiatieven
-
Beperkt aantal opvangplaatsen met lange wachtlijsten (voorschoolse opvang)
-
Flexibelere werktijden ouders (ouders werken meer deeltijds: gevolg: minder continuïteit in opvang, pieken op di en do, dal op woensdag omdat meeste ouders dan thuis zijn, KO moet beschikbare capaciteit verspreiden)
-
Te lange wachtlijsten, te weinig plaatsen
-
Te weinig aanbod voor +12-jarigen (moeilijk te vatten doelgroep door maatschappelijke context)
-
Weinig tot geen integratie met andere beleidsplannen
-
Verzuiling merkbaar vb. bepaalde mutualiteiten doen opvang zieke kinderen; verschillende manier van werken, lid zijn vaak noodzakelijk,…
-
Personeel te weinig geschoold om om te gaan met minder-validen en andere doelgroepen (vb kinderen met adhd, autisme,…)
-
Hoge drempel voor doelgroepen (=kans)
87
-
Te weinig zicht op de noden van de MBB’s
-
Sociaal tarief onvoldoende gekend + verwarring met verminderd tarief ( taak OCMW)
Kansen
-
-
Witte vlekken in voorschoolse opvang: zie
Bedreigingen
-
Steeds wijzigende subsidiëring vanuit
bijlage
verschillende instanties vb FCUD,
CKO (Centra Kinderopvang) met o.a. link
Kind&Gezin, tewerkstelling,…
naar sociaal huis -
Vernieuwingen in de kinderopvang
-
Sociaal tarief uitbreiden naar andere
-
Recente initiatieven krijgen erkenning maar geen financiële middelen
-
1-oudergezinnen nemen toe, daling van
opvanginitiatieven (analyse van het aantal
aantal kerngezinnen (continuïteit en stabiliteit
uitgereikte pasjes) - + verwarring wegwerken
ontbreekt vaak voor kinderen, meer partners
rond verminderd tarief jeugddienst
in opvoeding, meer nood aan
-
Ouderparticipatie
opvoedingsondersteuning)
-
Kinderen met een handicap (Analyse: vooral
-
-
Steeds strenger wordende reglementeringen
nood aan opvang in vakantieperiodes of niet?
(o.a. vervoer, speeltoestellen, voedsel-
Link met Oranje Brugge?)
inspectie, ontsmetten speelgoed, bedjes,
Analyse van vervoer en veiligheid: Link naar
subsidiëring,…). Hogere verantwoordelijkheid
mobiliteit
en aansprakelijkheid. Ouders worden steeds veeleisender (hoge
-
KO uitbreiden voor kinderen +12 jaar
-
Aanpakken personeelsprobleem door vlinder
verwachtingen van ouders naar
tussen de verschillende opvanginitiatieven
Kinderopvang, scholen, CLB’s,… op vlak van
onderling te voorzien
opvoedingsondersteuning (zie ook OW:
Oplossing vinden voor sluitingsperiode van
zorgcoördinatoren: mensen zoeken en eisen
verschillende initiatieven – opdracht CKO’s
steeds vaker hulp/ positief is wel dat
Er is nood aan opvoedingsondersteuning en
communicatie tussen scholen en ouders stijgt
gezinsbegeleiding
en ook positief voor kind zelf)
-
-
-
Decreet voor opvoedingsondersteuning
-
Integratie met andere beleidsplannen via lokaal sociaal beleidsplan
-
-
Veeleisende kinderen (verzadiging bij veel kinderen; vinden niets nog een uitdaging)
-
Versnippering van alle initiatieven bemoeilijkt o.a. communicatie
-
Kinderparticipatie en kinderinspraak
-
Optimaliseren van de kwaliteit
-
Veel administratie (papier=kwaliteit??)
-
Toegankelijk maken voor mensen met minder
-
Veranderingen maatschappelijke
behartigde belangen (MBB’s) –
ontwikkelingen
drempelverlagend werken
88
-
Personeel van initiatieven kunnen eigen kinderen meenemen tijdens werk (link tewerkstelling)
-
Zicht krijgen op de noden van de MBB’s
-
Participatietraject MBB’s
5. STRATEGISCHE & OPERATIONELE DOELSTELLINGEN + ACTIES 5.1 WOONBELEID : 5.1.1 Strategische doelstellingen 5.1.1.1 Iedere inwoner van Torhout kan over een kwalitatieve woning beschikken binnen zijn of haar financiële mogelijkheden. 5.1.1.2 Informatie en dienstverlening m.b.t wonen op een vlotte manier voor iedereen bereikbaar moet zijn zonder dat daarvoor van hot naar her moet gelopen worden. Deze tweede doelstelling kan op eenvoudige wijze gerealiseerd worden door de informatiebronnen en de dienstverlenende instanties te bundelen. Een mogelijkheid bestaat erin om de verschillende diensten te centraliseren op één locatie. De diensten kunnen hun autonomie behouden maar de burger hoeft zich slechts naar 1 locatie te begeven. Bijkomend voordeel is dat er een regelmatig (dagelijks) contact is tussen de verschillende diensten en instanties. Dit vergt een andere benadering dan tot nu toe gebruikelijk is (bvb. wie stelt het gebouw ter beschikking, hoe worden de vaste kosten verdeeld, … etc.). Indien dit niet haalbaar is zou ook gewerkt kunnen worden met vaste zitdagen en/of –avonden (bvb. in het stadhuis). De informatie en een aantal basishandelingen moeten ook toegankelijkheid gemaakt worden via e-loket. 5.1.1.3 De verschillende initiatieven moeten mekaar versterken. Daarvoor moeten de initiatieven op mekaar worden afgestemd. Dubbel werk moet vermeden worden. Het subsidiariteitprincipe kan daarbij toegepast worden, t.t.z dat iedereen datgene doet waarvoor hij/zij het best geplaatst is. Om deze basisdoelstellingen te realiseren kan het nodig dat flankerende maatregelen zoals woon-en budgetbegeleiding, grond- en pandenbeleid, crisisopvang, … etc. genomen worden. Ook de privé kan een belangrijke taak vervullen door bvb. eigenaars ertoe aan te zetten om woningen ter beschikking te stellen van de sociale doelgroepen (via het SVK, de sociale bouwmaatschappijen, de stad, … etc.).
89
5.1.2 Operationele doelstellingen 5.1.2.1 Eén wachtlijst voor sociale woningen: Eén wachtlijst voor kandidaat huurders verdient de voorkeur. Hoe men dit in de praktijk realiseert is niet direct duidelijk. Een belangrijke voorwaarde is dat de autonomie van de maatschappijen niet in het gedrang komt en dat de mogelijkheid om personen te weigeren blijft bestaan (weliswaar gemotiveerd t.a.v de inventarisbeheerder). In feite gaat het om een centrale inventaris met kandidaat huurders beheerd door 1 inventarisbeheerder. Het is aangewezen dat de betrokken sociale bouwmaatschappijen i.c De Mandel en Interbrugse, het SVK en de stad daaromtrent apart vergaderen. Als coördinator van dergelijke projecten kan de stad daarvoor het initiatief nemen. 5.1.2.2 Uitwerken van een éénloketsysteem Het éénloket systeem kan een oplossing bieden voor het probleem van de toegankelijkheid tot informatie en dubbel werk kan vermijden. Vraag is hoever men daarin wil en kan gaan. In een eerste fase kan bvb. gewerkt worden met vaste zitdagen. In een latere fase kan cf. De Werkwinkel bvb. onder het statuut van een vzw gewerkt worden met een raad van bestuur en een aantal vaste medewerkers. Ook een autonoom gemeentebedrijf behoort tot de mogelijkheden. Het blijft een beleidskeuze waarbij o.m de financiële haalbaarheid van het project een rol zal spelen. Opdat het beleid een keuze zou kunnen maken is het aangewezen een voorstel uit te werken en de kostprijs te ramen (werkingskosten, personeelskosten, … etc.). Op korte termijn kan reeds in kaart gebracht worden wat momenteel de activiteiten van de Woonwinkel, het SVK en de Huisvestingsdienst van de stad zijn. Waar er overlappingen zijn en welke hiaten er zijn. 5.2 TEWERKSTELLING 5.2.1 Strategische doelstellingen 5.2.1.1 Op het vlak van de dienstverlening •
Coördinatie, afstemming en verdere uitbouw van de werkwinkel: basisdienstverlening VDAB en trajectbegeleiding in functie van kansengroepen
5.2.1.2 Op het vlak van opleiding en werkervaring •
Coördinatie, afstemming en verdere uitbouw van opleiding en werkervaring in functie van kansengroepen
5.2.1.3 Op het vlak van het aanbod van arbeid •
Coördinatie, afstemming en verdere uitbouw van de lokale sociale economie in functie van arbeid voor kansengroepen
•
Sociale inclusie van specifieke kansengroepen door middel van arbeidszorg
•
Inschakelen kansengroepen in het kader van lokale diensten (cfr. nieuw decreet diensteneconomie)
90
5.2.1.4 Op het vlak van overleg en participatie •
Coördinatie, opvolging en verdere uitbouw van het Forum Lokale Werkgelegenheid
•
Als gemeente binnen regio Brugge verder afstemming zoeken met regionaal overleg
5.2.2 Operationele doelstellingen 5.2.2.1 Coördinatie, afstemming en verdere uitbouw van de werkwinkel: basisdienstverlening VDAB en trajectbegeleiding in functie van kansengroepen (dienstverlening - strategische doelstelling 1)
1
2
Operationele doelstellingen
Uitvoerder
Partners
Vanuit werkwinkel Torhout instaan voor de coördinatie en de
VDAB
Partners lokale
goede gang van zaken voor wat betreft de dienstverlening op
werkwinkel: PWA,
het vlak van opleiding en tewerkstelling t.a.v. alle Torhoutse
OCMW, ATB,
werkzoekenden, en meer specifiek de kansengroepen.
Yambo…
De werking en het aanbod van werkwinkel Torhout nog meer
VDAB
bekendmaken, vooral dan ten aanzien van werkgevers. 3
Het nieuwe systeem van ‘teamwerking’ bij de VDAB zo efficiënt
Partners lokale werkwinkel
VDAB
mogelijk implementeren en aanwenden in de werking van de
Partners lokale werkwinkel
werkwinkel Torhout. Een aantal VDAB-diensten (zoals IBO-cel, vacaturelijn…) zullen immers een meer lokale inbedding krijgen. 4
5
Het nieuwe systeem van ‘teamwerking’ bij de VDAB voorziet
Dagelijks Bestuur
Partners lokale
voor regio Torhout en ommeland (Beernem, Oostkamp en
werkwinkel
werkwinkel die
Zedelgem) een teamchef die mogelijks ook de taak van
voltijds aanwezig
vestigingsverantwoordelijke op zich zal nemen. Vanuit het
zijn: VDAB, PWA
Dagelijks Bestuur van de werkwinkel zal hieromtrent in het
en OCMW/lokaal
najaar van 2007 een beslissing moeten genomen worden.
bestuur
Het OCMW van Torhout blijft verder via de Dienst
OCMW / sociale
Tewerkstelling (trajectbegeleiding) voltijds aanwezig in de
dienst
werkwinkel, rekening houdende met de gemaakte doelgroep- en capaciteitsafspraken. 6
Het Plaatselijk Werkgelegenheidsagentschap (PWA) blijft verder Stad Torhout / voltijds aanwezig in de werkwinkel, rekening houdende met de
RVA
gemaakte doelgroep- en capaciteitsafspraken. 7
De dienst ArbeidsTrajectBegeleiding (ATB) blijft verder via zijn
Vertegenwoordiging stad, sociale partners (wn/wg)
ATB
zitdagen aanwezig in de werkwinkel, rekening houdende met de gemaakte doelgroep- en capaciteitsafspraken. 8
Opstellen van een nieuwe lokale samenwerkingsovereenkomst (LSO) tussen de diverse partners in de werkwinkel van Torhout
VDAB
Partners lokale werkwinkel
91
9
Andere derden (zoals het Huis van het Nederlands) de kans
Dagelijks Bestuur
Partners lokale
geven om, na goedkeuring en eventuele richtlijnen van het
werkwinkel
werkwinkel die
Dagelijks Bestuur, een zitdag te houden in de werkwinkel
voltijds aanwezig
teneinde het dienstverleningsaanbod te verbeteren.
zijn.
10 Infopunt voor niet-betaalde arbeid
Stand van zaken provincie nagaan
5.2.2.2 Coördinatie, afstemming en verdere uitbouw van opleiding en werkervaring in functie van kansengroepen (opleiding en werkervaring - strategische doelstelling 2)
1
Operationele doelstellingen
Uitvoerder
Partners
Het huidige aanbod inzake werkervaringscontracten (wepplus)
Stad Torhout
VDAB
bij stad Torhout behouden en indien opportuun uitbreiden. 2
Het huidige aanbod inzake sociale tewerkstelling (art.60§7) via
OCMW / sociale
het OCMW Torhout behouden en indien opportuun uitbreiden.
dienst
Werkervaring en doorstroming moeten daarbij essentieel zijn. 3
Bestendigen van het actuele PWA-aanbod (via PWA-cheques)
PWA
Particulieren, vzw
PWA
Partners Forum
en waar nodig uitbreiden (bv. bij vzw’s, tuinbouwers). 4
De federale visie en plannen omtrent de toekomst van het PWA goed opvolgen teneinde tijdig te kunnen inspringen op eventuele
lokale werkgele-
mogelijkheden of lacunes op het vlak van werkervaring en/of
genheid
opleiding. 5
Verder actief gebruik maken van het VDAB-opleidingsaanbod of
VDAB, andere
andere opleidingsverstrekkers in Torhout, Brugge, Roeselare
verstrekkers
e.a. Waar mogelijk en haalbaar het aanbod naar Torhout halen – hoewel de groep werkzoekenden daartoe meestal té klein is – of via de LPP (lokale projectprogrammatie) een extra aanbod voorzien. 6
Afstemming van onderwijs en bedrijfsleven (doelstelling 6 van
RESOC Brugge
Basis-, secundaire
het Streekpact RESOC Brugge) door o.a. een promotie van het
en hogescholen,
technisch en beroepsonderwijs.
CLB, VDAB, werknemers- en werkgeversorganisaties…
5.2.2.3 Coördinatie, afstemming en verdere uitbouw van de lokale sociale economie in functie van arbeid voor kansengroepen (aanbod van arbeid - strategische doelstelling 3)
92
1
Operationele doelstellingen
Uitvoerder
De diverse partners in de werkwinkel van Torhout moeten
Diverse partners
blijvend oog hebben voor de situatie en problematiek van de
in de werkwinkel
Partners
Torhoutse werkzoekenden. Tijdens overlegvergaderingen en fora moet dit samen met de werkloosheidscijfers (via Arvastat) leiden tot zinvolle antwoorden. Sociale economie kan één van de antwoorden zijn. 2
Het OCMW van Torhout blijft verder het kringloopcentrum
OCMW
Midden-West-Vlaanderen, en dan meer specifiek de afdeling in Torhout, ondersteunen met een voltijds personeelslid. 3
Het OCMW van Torhout zoekt naar de nodige oplossingen om
OCMW / sociale
de sociale koerierdienst (booschappendienst, mobiliteitsservice,
dienst
klusjesdienst, aanvullende thuishulp, voedselproject) structureel in te bedden. Concreet vervalt de KBS-financiering vanaf maart ’08 en wordt de SKD gekaderd in het nieuwe decreet omtrent de lokale diensteneconomie. 4
Het PWA van Torhout levert verder de nodige inspanningen op
PWA
Vertegenwoordi-
het vlak van sociale economie. In eerste instantie tracht het
ging stad, sociale
PWA de lopende projecten te bestendigen, met name ’t Leegtje
partners
(fietsenproject aan het station) en het dienstenbedrijf Blink vzw (poets en strijk). 5
Opstart en uitbouw van een ontmoetingsruimte. Het concept
OCMW
Stad, Tordale, PWA…
verder uitwerken en bespreken in de komende fora lokale werkgelegenheid. Ondertussen levert een 3de jaars stagiaire maatschappelijk werk in het OCMW vanaf het najaar ‘07 een stuk voorbereidend (verkennings)werk. 6
7
Uitbouwen van het bestaande bedrijventerrein te Torhout mét
Stad Torhout als
Partners
voldoende oog voor tewerkstelling van kansengroepen.
Lokaal bestuur
werkwinkel
Bij de realisatie van een regionaal bedrijventerrein (langs de
Stad Torhout als
Partners
Roeselaarseweg), ten vroegste binnen drie jaar, voldoende oog
lokaal bestuur
werkwinkel en
hebben voor bijkomende tewerkstellingsplaatsen met kansen op
forum LWW
werk voor iedereen (doelstelling 7 Streekpact RESOC Brugge). Bij de uitbouw van een regionaal bedrijventerrein alvast rekening houden met de volgende aandachtspunten:
mogelijkheden t.a.v. de bedrijven op het vlak van dienstverlening zoals catering, vergaderruimte, refter, strijkservice, bode, conciërge, onderhoud groen…?
93
nood aan opleidingen op maat van bedrijfsnoden?
interessant om tijdelijk een tewerkstellingsmanager aan te werven om bedrijven aan te trekken?
8
acties rond jobcoaching (cfr. Streekpact)
Bij de verdere uitbouw van lokale (sociale) economie rekening
Lokaal bestuur
houden met en optimaliseren van arbeidsondersteunende
Betrokken partners
voorwaarden: kinderopvang, mobiliteit, vorming, gezinsondersteunende dienstverlening… (cfr. Streekpact, 2de maatregel bij doelstelling 7)
5.2.2.4 Sociale inclusie van specifieke kansengroepen d.m.v. arbeidszorg (aanbod van arbeid - strategische doelstelling 4)
1
2
Operationele doelstellingen
Uitvoerder
Partners
Arbeidszorg via bestaande sociale economie intiatieven in en
Sociale
rond Torhout bestendigen
werkplaatsen
Experiment arbeidszorg via beschutte werkplaatsen opvolgen en
OptimaT, Tordale
T.A.Z.
na de ‘experimentenfase’ evalueren.
OC, SOBO, WOK
(Toegangspoort
Loca Labora…
ArbeidsZorg)
5.2.2.5 Inschakelen kansengroepen in het kader van lokale diensten - cfr. nieuw decreet diensteneconomie – (aanbod van arbeid - strategische doelstelling 5)
1
Operationele doelstellingen
Uitvoerder
Partners
Het OCMW van Torhout vervult als lokaal bestuur de regierol
Lokaal bestuur
Diverse diensten,
voor de (verdere) uitbouw van de lokale diensteneconomie 2
Het Forum lokale werkgelegenheid brengt jaarlijks advies uit
organisaties Forum LWW
omtrent de ontwikkeling, uitbouw en evolutie van de lokale diensteneconomie 3
4
5
Structurele inbedding van de Sociale Koerierdienst (momenteel
OCMW / sociale
KBS-project) obv nieuw decreet lokale diensteneconomie
dienst
Structurele inbedding van het fietsenproject ’t Leegtje obv nieuw
Stad Torhout/
decreet lokale diensteneconomie
PWA
Bestendiging en verdere uitbouw dienstenbedrijf Blink vzw
Stad Torhout/
Vertegenwoordi-
PWA
ging stad/ sociale partners
6
Voldoende overleg en feedback tussen de diverse partners in de
Vestigings-
Alle partners in
94
werkwinkel omtrent vacatures en plaatsingen in lokale diensten,
verantwoordelijke
de werkwinkel
Bij de uitbouw van een regionaal bedrijventerrein nagaan wat de
OCMW als lokaal
PWA en
mogelijkheden zijn op het vlak van diensteneconomie (bv. strijk-
bestuur
desgewenst de
en dit met het oog op een efficiënte toeleiding. 7
service, catering, groenonderhoud…) met het oog op extra jobs
overige partners
voor de kansengroepen.
in de werkwinkel
5.2.2.6 Coördinatie, opvolging en verdere uitbouw van het Forum Lokale Werkgelegenheid (overleg en participatie - strategische doelstelling 6)
1
Operationele doelstellingen
Uitvoerder
Partners
Het Forum lokale werkgelegenheid minstens driemaal per jaar
Nieuwe
Partners
samenbrengen met het oog op constructieve discussies en de
vestigings-
werkwinkel
(eventueel) daaruit vloeiende beleidsvoorstellen/adviezen.
verantwoordelijke
5.2.2.7 als gemeente binnen regio Brugge verder afstemming zoeken met regionaal overleg (overleg en participatie - strategische doelstelling 7)
1
5.3 5.3.1
Operationele doelstellingen
Uitvoerder
Actief participeren en samenwerken met de bestaande regionale
Lokaal bestuur /
structuren zoals RESOC (Regionaal Sociaal-Economisch
OCMW /
Overlegcomité), SERR (Sociaal Economische Raad van de
vestigings-
Regio), PWK (Permanente Werkgroep Kansengroepen), ROD
verantwoordelijke
(Regionaal Overleg Derden), …
werkwinkel
Partners
INDIVIDUELE DIENSTVERLENING Gezondheid
5.3.1.1 Strategische doelstellingen Enerzijds willen we het behoud van gezondheid stimuleren en ‘ziekte’ voorkomen door preventief te werken, ook bij de sociale doelgroepen. Anderzijds willen we de aanwezigheid van ‘ziekte’ behandelen, verplegen en verzorgen door de toegang tot de bestaande curatieve gezondheidsdiensten te vergroten (drempelverlagend werken) en de dienstverlening op zich uit te breiden en af te stemmen op de behoeften van de sociale doelgroepen. Dit vertaalt zich in volgende prioriteiten :
95
Prioriteit 1 : toegang tot de bestaande diensten rond lichamelijke, geestelijke gezondheid en psychosociale gezondheid verruimen Prioriteit 2: preventief werken, ook bij sociale doelgroepen, om het behoud van gezondheid (zowel lichamelijk als geestelijk en psychosociaal welbevinden) te stimuleren en ziekte te voorkomen 5.3.1.2 Operationele doelstellingen 5.3.1.2.1 toegang tot de bestaande diensten rond lichamelijke, geestelijke gezondheid en psychosociale gezondheid verruimen (strategische doelstelling 1)
De bekendheid van de diensten onder mekaar verhogen.
De bekendheid van de diensten bij de bevolking en bij de sociale doelgroepen verhogen = drempelverlagend werken (binnen het concept sociaal huis).
5.3.1.2.2 preventief werken, ook bij sociale doelgroepen, om het behoud van gezondheid (zowel lichamelijk als geestelijk en psychosociaal welbevinden) te stimuleren en ziekte te voorkomen (strategische doelstelling 2)
Bestaande initiatieven en samenwerkingsverbanden verder zetten en blijven onderhouden i.s.m. CGG, Logo, provincie West-Vlaanderen. •
drugbeleid, griepvaccinaties, prostaatkanker.
Het sociaal isolement van kansarme groepen en alleenstaanden doorbreken en gezondheid stimuleren. Creëren van een ontmoetingsplaats voor kansarmen met daaraan informatieve en vormingsmomenten rond gezondheid (rond gezonde voeding, bewegen, bekendmaking curatieve gezondheidsdiensten, …) gekoppeld.
Mee realiseren van de Vlaamse gezondheidsdoelstellingen in samenwerking met het LOGO en de LOGOpartners. •
Tabakspreventie 20% van de populatie is jonger dan 18 jaar. Een groot deel van de jongeren gaat naar school in Torhout en maakt gebruik van lokale verenigingen. De stad stimuleert het opzetten van een tabakspreventiebeleid in scholen en jeugdverenigingen (zie drugbeleid van de stad Torhout). Een groot deel van de beroepsactieve bevolking uit Torhout (44%) werkt ook in Torhout. Stimuleren van rookvrije werkruimtes en het ondersteunen van een tabaks (of middelen)beleid in bedrijven is belangrijk.
•
Gezonde voeding 20% van de populatie is jonger dan 18 jaar. Een groot deel van de jongeren gaat naar school in Torhout en is lid van lokale verenigingen.
De stad stimuleert een gezond voedingsbeleid in scholen en
jeugdverenigingen. Een groot deel van de beroepsactieve bevolking uit torhout (44%) werkt ook in Torhout. Stimuleren van gezonde voeding op de werkplek is belangrijk.
96
•
Vroegtijdige opsporing van borstkanker 23 % van de vrouwelijke bevolking in Torhout zijn vrouwen uit de doelgroep voor de Vlaamse bevolkingsonderzoek (50 – 69 jaar). Tot nu toe liet 48% een screeningsmammografie nemen. Het streefcijfer is 75%. We willen lokale acties die werken rond informeren, faciliteren, sensibiliseren, … verder uitbouwen.
•
Valpreventie 19% van de Torhoutse bevolking is 65-plusser. Zowel primaire als secundaire preventie rond vallen zijn dan ook relevant. Daarenboven is er ook in Torhout een grijze druk (42,3), wat betekent dat de bevolking ook ouder wordt en het aantal valincidenten kan stijgen.
•
Preventie van infectieziekten De stad streeft ernaar de mortaliteit ten gevolge van infectieziekten zoals griep te doen dalen door het mee ondersteunen van jaarlijkse griepvaccinatiecampagnes.
Preventief werken rond zelfdoding Zowel naar het jongeren als naar volwassenen moet het preventief werken rond zelfmoord gestimuleerd worden. In Torhout ligt het sterftecijfer door zelfdoding bij vrouwen immers 20% hoger dan het Vlaamse gemiddelde.
Kansen geven aan nieuwe initiatieven gebaseerd op actuele tendensen n.a.v. het aanbod van diverse partners die werken rond preventieve gezondheidszorg.
5.3.1.3 Acties
Doelstelling
Subdoelstelling
Prioriteit 1:
De bekendheid van de diensten onder
‘Toegang tot de bestaande
mekaar verhogen.
Actie Website (*)
diensten rond lichamelijke, geestelijke gezondheid en
De bekendheid van de diensten bij de
Website &
psychosociale gezondheid
bevolking en bij de sociale doelgroepen
Ontmoetingshuis (**)
verruimen’
verhogen = drempelverlagend werken (binnen het concept sociaal huis).
Prioriteit 2:
Bestaande initiatieven en samenwerkings-
Continueren bestaande
‘Preventief werken, ook bij
verbanden verder zetten en blijven
initiatieven
sociale doelgroepen, om het
onderhouden i.s.m. CGG, Logo, provincie
behoud van gezondheid
West-Vlaanderen.
(zowel lichamelijk als
97
geestelijk en psychosociaal
Het sociaal isolement van kansarme
welbevinden) te stimuleren en
groepen en alleenstaanden doorbreken en
ziekte te voorkomen’
gezondheid stimuleren.
Mee realiseren van de Vlaamse
Ontmoetingshuis
Ontmoetingshuis
gezondheidsdoelstellingen in samenwerking met het LOGO en de LOGO-partners.
Preventief werken rond zelfdoding
Ontmoetingshuis
Kans geven aan nieuwe initiatieven
Ontmoetingshuis
gebaseerd op actuele tendensen n.a.v. het aanbod van diverse partners die werken rond preventieve gezondheidszorg.
(*) Website We willen een algemene website creëren waarop alle diensten van Torhout in opgenomen zijn. Via deze website kunnen de verschillende diensten op zoek gaan naar het aanbod van anderen en vinden ze meer informatie over deze diensten. De sociale kaart van de provincie West-Vlaanderen (SOKA) bestaat al en is redelijk up-to-date. We willen actief de verschillende diensten van Torhout aanbrengen zodat de informatie volledig wordt opgenomen. Iedere dienst zorgt ook voor een verwijzing naar een eigen website die zo goed mogelijk up-to-date gehouden wordt. Voorwaarde : personeel dat zich kan vrijmaken voor de coördinatie van het doorgeven van de info aan SOKA. (**) Ontmoetingshuis Het idee bestaat er in om een ontmoetingsruimte te creëren voor kansarme doelgroepen, ruimte waar men terecht kan voor informatie, doorverwijzingen, ruimte waar activiteiten (die preventief werken) aangeboden worden, … De ontmoetingsruimte mag niet gezien worden als een apart circuit maar is een instap om ook deel te nemen aan bestaande activiteiten/diensten. Aandachtspunten: - Locatie: in de buurt waar kansarmen wonen, bereikbaar voor iedereen, laagdrempelig (bijna letterlijk niet op een zolder kruipen), eventueel koppelen aan iets bestaand (maar dan wel een neutraal initiatief, vb. de kringwinkel), permanent lokaal, … - Bereiken van mensen: we moeten het ontmoetingshuis oprichten samen met alle diensten. De verschillende diensten moeten de mensen doorverwijzen naar het ontmoetingshuis, concrete info geven, eventueel meegaan als vertrouwenspersoon, … - Aanbod in het ontmoetingshuis: kop koffie aan democratische prijs, allerhande activiteiten zodat men een reden heeft om langs te komen (vbn. televestiaire, internettoegang, mogelijkheid tot kleren wassen, …). Vanuit alle
98
beleidsdomeinen kunnen activiteiten in het ontmoetingshuis geïntegreerd worden, zoals sport, cultuur, preventie,… We moeten er op letten dat dit heel laagdrempelig aangepakt wordt, bijvoorbeeld eerst een bezoek aan het cultureel centrum brengen met uitleg, dan met een klein groepje naar een voorstelling gaan, … Er moet aandacht geschonken worden aan het feit dat er geen etiketten gekleefd worden op de bezoekers van het ontmoetingscentrum en deze mensen moeten ook gestimuleerd worden om hun weg te zoeken in het ‘gewone circuit’. - Samenwerking: er moet samenwerking zijn met alle diensten om mensen de weg te wijzen naar het centrum, folders met informatie van de diensten ter plaatse te leggen, gemakkelijke doorverwijzing te kunnen doen, inspelen op het bestaande aanbod (geen nieuw aanbod ontwikkelen als er al een bestaand aanbod is binnen bepaalde diensten). Voorwaarden : - personeel voor de oprichting en coördinatie van het ontmoetingshuis - geschikte locatie - werkingsmiddelen om het aanbod aan te bieden (bronnen aanspreken binnen de Koning Boudewijnstichting, service clubs, … ) 5.3.2
Financiële en materiële dienstverlening
5.3.2.1 Strategische doelstelling : bekendheid van de verschillende premies en tussenkomsten verhogen 5.3.2.2 Operationele doelstellingen -
de bekendheid van de diensten onder mekaar verhogen
-
de bekendheid van de diensten bij de bevolking en de sociale doelgroepen verhogen.
5.3.2.3 Acties Doelstellingen
Subdoelstellingen
Acties
Prioriteit 1:
de bekendheid van de diensten
website
Bekendheid van de verschillende onder mekaar verhogen premies en tussenkomsten de bekendheid van de diensten bij
website & ontmoetingshuis
de bevolking en de sociale doelgroepen verhogen
99
5.3.3
Vorming & Onderwijs
5.3.3.1 Strategische doelstellingen Prioriteit 1: ‘Toegang tot de bestaande diensten/instellingen rond vorming & onderwijs verruimen’ Prioriteit 2: ‘Stimuleren van de sociale doelgroepen om het functioneel geletterdheidniveau te verkrijgen’ Prioriteit 3 : ‘Opvoedingsondersteuning bieden aan kansarme groepen’ 5.3.3.2 Operationele doelstellingen •
De bekendheid van de diensten/instellingen onder mekaar verhogen
•
De bekendheid van de diensten/instellingen bij de bevolking en bij de sociale doelgroepen verhogen = drempelverlagend werken (binnen het concept sociaal huis)
•
Drempelverlagende voorwaarden scheppen om het functioneel geletterdheidniveau te verkrijgen
5.3.3.3 Acties
Doelstellingen
Subdoelstellingen
Acties
Prioriteit 1:
de bekendheid van de diensten
website
‘Toegang tot de bestaande
onder mekaar verhogen
diensten/instellingen rond vorming & onderwijs verruimen’
de bekendheid van de
website & ontmoetingshuis
diensten/instellingen bij de bevolking en bij de sociale doelgroepen verhogen = drempelverlagend werken (binnen het concept sociaal huis). Prioriteit 2:
Wijzer (*)
‘Stimuleren van de sociale doelgroepen om het functioneel geletterdheidniveau te verkrijgen Prioriteit 3:
project opvoedingsondersteuning
Opvoedingsondersteuning
en studiebegeleiding (**)
bieden aan kansarme groepen
100
(*) Wijzer Momenteel is er een aanbod van Wijzer in Torhout, nl. Nederlands voor anderstaligen. Dit moet zeker kunnen behouden worden en eventueel uitgebreid worden (vb. computerinitiatie, dit loopt momenteel als proefproject in enkele gemeenten). Voorwaarde : financiële middelen voor de cursussen + locatie (**) Opvoedingsondersteuning & Studie-ondersteuning aan huis Project: ‘studie-ondersteuning aan huis’ : Dit project wordt momenteel uitgewerkt in een werkgroep waarin het Vrij CLB, CLB De Klaver, de directies van de Torhoutse basisscholen, de RENO, het CAW en het OCMW deel uitmaken. Het is een project waarbij studenten drie maand studie-ondersteuning kunnen geven aan kinderen uit kansarme gezinnen. Naast de studie-ondersteuning verwijzen de studenten door naar de ankerfiguur (coördinator van het project) die verder kan doorverwijzen bij andere problemen of noden. Vanaf september 2008 zou men hiermee willen starten. Ook rond opvoedingsondersteuning is er binnen onze regio een en ander in beweging aan het komen. Onder opvoedingsondersteuning verstaan we het geheel aan activiteiten die tot doel hebben ouders en andere opvoeders steun te bieden bij het opvoeden van hun kinderen. Vanuit de Welzijnsraad voor de regio Brugge wordt de haalbaarheid van een “opvoedingswinkel” voor onze regio nagegaan en inmiddels (juli 2007) is er door de Vlaamse overheid een decreet goedgekeurd inzake de organisatie van de opvoedingsondersteuning. Het ligt alvast in de bedoeling om de evoluties op dit vlak verder te volgen zodat tijdig kan worden ingegaan op opportuniteiten die zich voor onze stad zouden voordoen. 5.4 MOBILITEIT 5.4.1 Strategische doelstellingen Doordat we mobiel zijn kunnen we deelnemen aan maatschappelijke activiteiten en maken we deel uit van de maatschappij. Niet op elke vervoersbehoefte volgt een verplaatsing. Voor elke verplaatsing zijn immers offers nodig zoals tijd of geld. Er bestaat m.a.w een verplaatsingsweerstand. De offers die men bereid is te maken variëren naargelang het verplaatsingsmotief. Ze zijn groter bij woon/werkverplaatsingen, kleiner in vrijetijdsverkeer. Er is bovendien een verschil naargelang de sociaal-economische klasse waartoe men behoort. Vaak zijn het net de sociale doelgroepen voor wie de verplaatsingsweerstanden te groot worden. Hierdoor kunnen zij niet deelnemen aan maatschappelijke activiteiten. Ze dreigen in een isolement te geraken. De algemene doelstelling van het LSB m.b.t. mobiliteit zou daarom kunnen zijn: verbeteren, optimaliseren en betaalbaar maken van de mobiliteit voor de sociale doelgroepen. Deze doelstelling zou eenvoudig gerealiseerd kunnen worden door: -
de bestaande mogelijkheden te optimaliseren;
101
-
nieuwe mogelijkheden te creëren.
In realiteit is het echter niet zo simpel. Het verlagen van de offers genereert immers nieuwe verplaatsingen en nieuwe infrastructuur creëert haar eigen vraag (inductie van verkeer). Het gevolg zou enkel een toename zijn van het verkeer met alle gevolgen van dien. Daarom moet naast het optimaliseren en verder uitbouwen van de bestaande mogelijkheden om mobiel te kunnen zijn ook gewerkt aan een vermindering van de noodzaak om zich te verplaatsen. Een beleid moet dus op twee peilers gesteund zijn: -
werken aan de vervoersbehoefte en vervoersvraag;
-
werken aan het aanbod en comfort.
Beide peilers vormen dan ook de basisdoelstellingen van het LSB: 1) de vervoerbehoefte en vervoersvraag beperken door: -
het bundelen van de activiteiten (wonen, werken of schoolgaan, winkelen, recreëren, uitgaan, … etc.);
-
het werken op mogelijke alternatieven (bvb. thuiswerken, cultuur aan huis, … etc.);
-
het aanbod aan activiteiten in eigen regio te vergroten (voorkomen van verre verplaatsingen);
-
… etc.
2) de verplaatsingweerstand verminderen door: -
te werken aan het aanbod (meer verplaatsingsmogelijkheden);
-
de bestaande infrastructuur te verbeteren (comfort verhogen);
-
de ontbrekende schakels van de verschillende vervoersystemen of infrastructuur op te sporen en aan te vullen;
-
het aanbod (selectief) betaalbaar te maken;
-
… etc.
Aanvullend moet geïnformeerd en gesensibiliseerd worden (mogelijkheid tot subsidie via module 15 en de samenwerkingsovereenkomst) waarbij vooral aandacht moet gaan naar de alternatieve vervoerswijzen (te voet / met de fiets of met het openbaar vervoer). Een coördinator of mobiliteitswinkel kan daarbij een belangrijke rol vervullen als aanspreekpunt, ombudsman, … etc. 5.4.2 Operationele doelstellingen en acties De basisdoelstellingen moeten vertaald worden naar de verschillende doelgroepen19 van het LSB: jongeren, (jonge) gezinnen, bejaarden, werklozen, kansarmen, minder validen, vreemdelingen, … etc. Concrete acties formuleren gericht naar vreemdelingen blijkt moeilijk. Enerzijds is onvoldoende geweten over hoeveel vreemdelingen het precies gaat en wat hun specifieke noden zijn. Zijn zij werkloos, hebben zij een inkomen, wat zijn hun
19
Een aantal van de doelgroepen kunnen elkaar overlappen
102
dagelijkse activiteiten, … etc. Anderzijds is niet geweten of zij überhaupt een mobiliteitsprobleem hebben (waarschijnlijk wel). Deze vragen blijven voorlopig onbeantwoord. Volgende mogelijke acties worden voorgesteld: Doelstelling VerBasisNr. Doelstelling 1. Verplaatsings-
Sub-
Doel-
doelstelling
groep(en)
Werken op
Jongeren m.b Officialiseren
weerstand verminderen alternatieven
school-
Actie
antwoorde-
Part-
lijke
ner(s)
Stad Torhout
n.v.t.
Stad Torhout
n.v.t.
Stad Torhout
n.v.t.
Stad Torhout
n.v.t.
Stad Torhout
n.v.t.
Stad Torhout
n.v.t.
VVM De Lijn
Stad
alternatieve
gaande jeugd fietsroutes Torhout Oost: bewegwijzeren 2. Verplaatsings-
Verbeteren
weerstand verminderen infrastructuur
Jongeren m.b Officialiseren school-
alternatieve
gaande jeugd fietsroutes Torhout Oost: aanleg ontbrekende infrastructuur 3. Vervoersvraag en – behoefte beperken
werken op
Alle
alternatieven
Omgeving fietsvriendelijker maken
4. Verplaatsings-
Verbeteren
weerstand verminderen infrastructuur 5. Verplaatsings-
Verbeteren
weerstand verminderen infrastructuur 6. Verplaatsings-
Verbeteren
weerstand verminderen infrastructuur
Minder
Obstakelvrije
validen
voetpaden
Minder
Aangepaste
validen
stoepranden
Minder
Veilige
validen
oversteekplaatsen
7. Verplaatsings-
Uitbreiden van
weerstand verminderen het aanbod 8. Verplaatsings-
Werklozen en Uitbreiden kansarmen
belbus
Aanbod selectief Werklozen en Systeem derde
weerstand verminderen betaalbaar
kansarmen
betaler
Ouderen
Verkeers-
Torhout Stad Torhout
VVM De Lijn
maken 9 Verplaatsings-
Verminderen
weerstand verminderen onveiligheids-
educatie
Stad Torhout
Lokale politie
gevoel
103
10. Verplaatsings-
Verhogen
weerstand verminderen comfort
Ouderen
Hoffelijk-
Minder
heidskaart
Stad Torhout
OCMW
Stad Torhout
Alle
validen 11. Vervoersvraag en – behoefte beperken
Informeren en
Alle
sensibiliseren
1-loket systeem: oprichten mobiliteitswinkel
Toelichting bij het éénloketsysteem - mobiliteitswinkel De coördinatie van de bestaande en nog te ontwikkelen initiatieven is aangewezen. Daartoe zou een lokale coördinator kunnen aangesteld worden die opereert vanuit een mobiliteitswinkel (cf. woonwinkel). De coördinator coördineert, kan zelf initiatieven nemen, en heeft een doorverwijs- en ombudsfunctie. De mobiliteitswinkel fungeert tevens als infobalie en meldpunt. Derden (gebruikers) kunnen tekorten aan de infrastructuur of noodzakelijke herstellingen via de coördinator melden die in dat geval als ombudsman optreedt en de planning en uitvoering van de herstellingswerken opvolgt. Het systeem kan perfect werken op voorwaarde dat tussen de verschillende diensten afspraken worden gemaakt opdat de herstellingswerken binnen een redelijke termijn worden uitgevoerd. Een mobiliteitswinkel zou een centrale plaats moeten zijn waar omtrent mobiliteit en mobiel zijn informatie wordt verstrekt en diensten worden aangeboden. Een ideale locatie om dergelijke winkel onder te brengen is de stationsomgeving. Zo zou het o.m de bedoeling zijn dat in de mobiliteitswinkel bvb. tickets en abonnementen voor (trein en) bus aangekocht kunnen worden, maar dat de burger er tevens informatie kan vinden over parkeren in Torhout, er een parkeerkaart kan kopen, … etc. Men moet er ook terecht kunnen met klachten over het gevoerde mobiliteitsbeleid, de infrastructuur, … etc. en er een antwoord kunnen krijgen op vragen (ombudsdienst). Het moet m.a.w een plaats zijn waar burger en overheid elkaar kunnen vinden. Aangezien de meeste taken m.b.t. mobiliteit en verkeer de verantwoordelijkheid zijn van de gemeente is het logisch dat een mobiliteitswinkel zal ressorteren onder de stad.
104
5.5 VRIJE TIJDSBELEID 5.5.1
Het Cultuurpunt
5.5.1.1 Strategische doelstelling 1 : de stad werkt verder aan een leervriendelijk beleid met een maximale deelname aan en interesse voor het bestaande aanbod. De stad investeerde heel wat in infrastructuur, niet in het minst voor het onderwijs. De stad wil van “leren” een basisgegeven voor iedereen maken. Een verhoogde cultuurcompetentie is een belangrijk onderdeel van het cultuurverhaal. 5.5.1.2 Operationele doelstellingen (1) ⇒ Alle inwoners moeten op de hoogte zijn van het aanbod Een eenvoudige en klare communicatie is de boodschap. Er worden inspanningen geleverd om de bestaande informatiekloof te verkleinen, dit ook voor speciale doelgroepen (allochtonen, kansarmen,..) Voor de bibliotheek is er hier een belangrijke taak weggelegd (zie doelstellingen beleidsdomeinen, info en kennis en educatie). ⇒ Fysieke en financiële drempels moeten weggewerkt worden Alle infrastructuur dient gescreend te worden. Dit wordt ook gekoppeld aan de initiatieven van het lokaal sociaal beleidsplan en het jeugdbeleidsplan waar het wegwerken van drempels een belangrijke klemtoon is. Opvallende infrastructuur is momenteel het Stadsarchief dat naar toegankelijkheid toe erg laag scoort. ⇒ Er wordt ook heel wat ingezet op educatie binnen de verschillende beleidsdomeinen. Zowel het CC, de bibliotheek, het Cultuurpunt, de kinderboerderij als verschillende andere stadsdiensten werken op een brede basis aan deze verdieping en ondersteuning. ⇒ De ontwikkeling en het proces naar een volwaardige vorm van deeltijds kunstonderwijs is een essentieel gegeven voor deze beleidsplanning.
de overgang naar een volwaardige DKO- instelling is een uitermate belangrijke strategische investering.
bestaande initiatieven met een basis binnen de stad (als TIC en Minnestreel) dienen vanuit een veranderend werkveld geheroriënteerd te worden. Dit zal resulteren in convenanten waarin de operationele werking wordt vastgelegd voor deze beleidsperiode.
5.5.1.3 Strategische doelstelling 2 : Netwerken en mensen worden aangespoord om mee te gaan in het verhaal en het aanbod: het proces wordt belangrijk. De stad investeerde ruim in het aanbod van Cultuur in de stad: een belangrijke rol is tijdens de volgende beleidsperiode weggelegd voor processen die het sociaal weefsel gaan versterken. Gemeenschapsvorming is en blijft het uitgangspunt. De rol van het cultuurbeleid ligt erin de gemeenschappen, groepen, verenigingen,.. die aanwezig zijn in de stad, te
105
verbinden en te versterken. Er is een belangrijke rol weggelegd voor de wijken: deze worden uitdrukkelijk meegenomen in het algemene verhaal. Er wordt altijd vertrokken vanuit een subsidiair denken: de complementariteit wordt zorgvuldig afgewogen. 5.5.1.4 Operationele doelstellingen (2) ⇒ Publieksvergroting en publieksmaximalisering Het continueren van zowel aanbod als belangstelling is een elementair gegeven. Ook daarin zullen keuzes gemaakt moeten worden: niet alles kan aangeboden worden. Méér mensen betrekken betekent ook méér gemeenschap. Deze groter wordende gemeenschap zou zich ook meer moeten engageren voor het publieke debat.
brede initiatieven zoals Ontbijt –op –de - Markt, Leve Torhout, Schaamrood, Gedichtendag blijven uitbouwen
het Marktproject ‘Zuurstof voor de Markt’ als gemeenschapsvormend project
deelname aan nationale acties zoals OMD, Erfgoeddag, Dag van het park, Week van de Smaak …
⇒ Andere mensen en andere groepen zouden bereikt moeten worden: De nadruk ligt ondermeer op moeilijk te bereiken doelgroepen, de participatieverdieping en kwaliteitszorg versterken bovenstaande doelstellingen. Ook leeftijdsgroepen komen voor in het verhaal: kinderen en jongeren, medioren, senioren,.. ⇒ Alle mogelijke acties worden ondernomen om gemeenschappen, groepen, verenigingen,… verder te ondersteunen. Naast de acties in het Cultuurcentrum en de bibliotheek gaat dit over financiële, infrastructurele en logistieke ondersteuning. Belangrijk is dat er pro –actief gedacht wordt aan belangrijke infrastructuurvraagstukken.
ondersteuning voor repetitie- en werkruimten: hier is het pleidooi voor ruimte voor amateurkunsten erg essentieel en te bekijken op korte termijn
blijvende uitbouw en vernieuwing/investering van/voor de uitleendienst
nieuw subsidiereglement financiële subsidies …, doorlichting projectsubsidies
⇒ Binnen de beleidsvisie wordt er ruimte gezocht om de participatie op en van de wijken te verhogen, de culturele impact te verhogen, knelpuntwijken aan te pakken en locaties te bekijken. Dit kan zeker ook samengaan met andere domeinen: ook hier kan een geïntegreerde werking nieuwe mogelijkheden scheppen. ⇒ Alle samenwerking tussen verenigingen is van groot belang: middelen én communicatie moeten aangestuurd en uitgewerkt worden om dit te bevorderen
106
5.5.2
Het Cultuurcentrum de Brouckère
5.5.2.1 Strategische doelstelling 1 : het Cultuurcentrum de Brouckere waarborgt een breed, eigentijds en kwaliteitsvol cultuurspreidingsaanbod gericht op de Torhoutse bevolking en de ruime regio. Het eigen kunstaanbod wordt gerealiseerd op maat van de stad en verzorgingsgebied, binnen het niveau van minstens een cultuurcentrum categorie C. 5.5.2.2 Operationele doelstellingen (1) ⇒ Per seizoen wordt een podiumkunstenaanbod ontwikkeld en dit op vlak van theater, muziek, humor, dans met evenwicht tussen gevestigde waarden en vernieuwing. Het CC profileert zich op vlak van theater, muziek (kleinkunst/folk) en humor. ⇒ Per seizoen wordt een actueel en kwaliteitsvol filmaanbod ontwikkeld, dit in afstemming met andere aanbieders zoals het FUF-circuit. ⇒ Het realiseren van een gediversifieerd en kwaliteitsvol aanbod schoolprogrammering. Het cultuurcentrum wil op dit segment zijn regionale functie uitwerken met aandacht voor alle netten binnen het gegeven van Torhout als onderwijsstad voor stad en regio. ⇒ Kleuter- en basisonderwijs: programmering met aandacht voor diversiteit in het aanbod en voor een evenwicht tussen vaste waarden en vernieuwing, alsook focus op een goed contact met de scholen.
⇒ Secundair onderwijs: programmering ontwikkelen, met aandacht voor verder onderzoek van de behoeften van het secundair onderwijs, met bijzondere klemtoon op het beroeps- en technisch onderwijs, aandacht voor een goed contact met de scholen. Daarnaast is er blijvende aandacht voor de participatie aan de schoolprogrammering door mensen met een handicap, alsook voor de educatieve omkadering van de schoolprogrammering. ⇒ Familievoorstellingen : het cultuurcentrum is zich bewust van de belangrijke rol van familievoorstellingen als bijdrage tot cultuurspreiding en het verhogen van de culturele competentie en wil blijven werken aan de publieksopbouw voor deze doelgroep. Concreet: realiseren van een kwalitatieve programmering voor families en blijvende aandacht voor de publieksopbouw.
⇒ Binnen beeldende kunsten streven we naar een eigen tentoonstellingsaanbod met bijzondere aandacht voor erfgoed, jonge en actuele kunstenaars, bezig in alle vormen van hedendaagse kunstdisciplines
5.5.2.3 Strategische doelstelling 2 : Het Cultuurcentrum de Brouckère werkt aan gemeenschapsvorming, opbouw en versterking en draagt zo bij tot een grotere samenhang van de lokale gemeenschap. Het versterken en vernieuwen van het sociaal weefsel en de groepsvorming draagt bij tot een democratische, solidaire, open en cultureel diverse samenleving.
107
5.5.2.4 Operationele doelstellingen (2) ⇒ Cultuurcentrum de Brouckere voert een actief ondersteuningsbeleid voor verenigingen en andere actoren. Concreet wordt dit gerealiseerd door verder te blijven investeren in technische en logistieke ondersteuning, alsook het ter beschikking stellen van de goed uitgeruste infrastructuur aan democratische prijzen. ⇒ Het cultuurcentrum zal initiatieven nemen om het lokale weefsel te versterken via geïntegreerde artistieke projecten die samen met derden worden opgezet. ⇒ Het cultuurcentrum zal samenwerken met andere stadsdiensten met het oog op een integraal en geïntegreerd cultuurbeleid. ⇒ Het cultuurcentrum programmeert ook buiten de eigen infrastructuur en verhoogt zijn aanwezigheid in de stad en de verschillende wijken. De extra muroswerking in de wijken, indien gewenst, zal worden geënt op een onderzoek naar de behoeften in de verschillende wijken.
5.5.2.5
Strategische doelstelling 3 : Het Cultuurcentrum de Brouckère werkt aan de verhoging en verbreding
van de cultuurparticipatie om een zo ruim en divers mogelijk publiek te bereiken. 5.5.2.6 Operationele doelstellingen (3) ⇒ Het cultuurcentrum voert een actieve publiekswerving om een zo groot mogelijk geïnteresseerd publiek aan te spreken. Een doelmatig en hedendaags publieksbeleid wordt hiertoe ingezet, met aandacht voor publieksonderzoek, promotievoering en prijzenbeleid. ⇒ Het cultuurcentrum voert een actieve publiekswerking om mensen toe te leiden naar het cultuuraanbod en de cultuurcompetentie te verhogen. Passende publieksbegeleiding (toeleidings-, omkaderingsactiviteiten en duiding) maken het mogelijk te werken aan een verdieping van de cultuurbeleving. Daarnaast is er een grote aandacht voor toegankelijkheid, zodat mensen het cultuurcentrum als cultuur(t)huis ervaren. ⇒ Het cultuurcentrum werkt aan de verhoging van de cultuurcompetentie en wil mensen kansen geven tot levenslang leren door het verder ontwikkelen van een eigen educatief aanbod, in samenwerking met huidige en toekomstige partners/vormingsinstellingen in de stad. De komst van de Academie zal een herschikking inhouden van de overeenkomsten met de huidige partners TIC en Minnestreel. ⇒ Het CC voert een actief doelgroepenbeleid naar families, jongeren, senioren en maatschappelijk kwetsbare groepen.
5.5.3
De Stadsbibliotheek
Deze doelstellingen situeren zich binnen 5 beleidsdomeinen: Info en Kennis, Educatie, Ontspanning, Cultuurparticipatie en Ontmoeting
108
5.5.3.1 Strategische doelstelling 1 : op vlak van ‘Info en kennis’ wil de bib het informatieaanbod vergroten en de informatiekloof verkleinen Operationele doelstelling (1) : de burger bewustmaken dat hij/zij dezelfde kansen op informatie heeft, ongeacht waar hij/zij woont én de digitale informatie voor iedereen toegankelijk maken Beleidsinstrumenten hiertoe zijn ondermeer:
•
uitbreiden, up-to-date houden en promoten van de collecties
•
verder doorverwijzen naar andere (bibliotheek)voorzieningen indien materialen niet uit de eigen collectie verstrekt kunnen worden.
•
het IBL verder uitbouwen en promoten.
•
collectieafspraken, waarbij in het kader van het streekgericht bibliotheekbeleid, elke deelnemende bibliotheek zich toelegt op bepaalde accentrubrieken binnen het segment non-fictie
•
promoten en up-to-date houden van overheidsinfo in samenwerking met de stedelijke informatiedienst.
•
zoeken naar mogelijkheden om de verst afgelegen wijken te sensibiliseren
•
het bieden van hulp en advies aan gebruikers bij bibliotheek- en informatiegebruik.
•
als bibliotheek actief toegang bieden tot zoveel mogelijk gegevensbestanden zodat informatie ter beschikking komt die anders niet bereikbaar is voor grote categorieën van de bevolking (Mediargus, Vlacc II, VubisSmart, muzieksites…)
•
verder promoten van het gratis gebruik van internet.
•
verdere aandacht voor het onthaal van nieuwe gebruikers (korte introductie/rondleiding)
5.5.3.2 Strategische doelstelling 2 : Binnen het domein ‘Educatie’ beoogt de bib dat levenslang leren een tweede natuur moet worden voor steeds meer mensen. Operationele doelstellingen (2) : •
de burger bewustmaken dat men na het schoolverlaten/afstuderen continu moet blijven leren om zich maatschappelijk, economisch en persoonlijk te ontplooien en een actieve rol te kunnen blijven spelen in de samenleving.
•
Elke burger bewustmaken dat hij/zij gratis bij de bibliotheek terecht kan voor informatie en ondersteuning bij de eigen levenslange leerprocessen.
•
Meer 50-plussers bewustmaken dat zij tot op zeer hoge leeftijd kunnen leren.
Aangewende beleidsinstrumenten zijn: •
samenwerking met lokale verenigingen of organisaties.
•
nauwere samenwerking met het secundair onderwijs om de bibliotheek te promoten bij de leerlingen.
•
verdere samenwerking met het cultureel centrum bij het zoeken naar activiteiten voor 50- plussers.
109
•
aangepaste bibliotheekintroducties voor de diverse doelgroepen (klassen, senioren, verenigingen,…).
•
verdere aandacht voor het onthaal van nieuwe gebruikers (korte introductie).
•
uitbreiden, up-to-date houden en promoten van de collecties (actuele themastanden,…)
•
marketing en promotie van de bibliotheek zelf.
5.5.3.3 Strategische doelstelling 3 : niet in het minst wil de bibliotheek ook de ontspanningsfunctie van de burger behartigen Operationele doelstelling (3) : de bib komt met haar collecties tegemoet aan de ontspanningsbehoefte van de burger. Dit kan gerealiseerd worden door volgende beleidsinstrumenten •
vraaggerichte uitbouw van de collectie door aankoopsuggesties, resultaten gebruikersonderzoek,…
•
presentatie collectie via themastanden, weetjesbord literatuur, top-10 lijsten,…
•
voordrachten, uitbreidingsactiviteiten,…
5.5.3.4 Strategische doelstelling 4 : wat betreft cultuurparticipatie wil de bibliotheek meer burgers laten participeren aan cultuur. Operationele doelstellingen (4) •
de burgers goed te informeren omtrent het cultuuraanbod van de eigen gemeente
•
elke burger bewust te maken dat hij/zij gratis bij de bibliotheek terecht kan voor informatie en ondersteuning bij de eigen cultuurparticipatie (cfr. alg beleidsdoelstellingen)
Een aantal beleidsinstrumenten hiertoe zijn: •
het promoten van het cultureel aanbod in de eigen gemeente
•
samenwerken met andere actoren uit de culturele sector en met de beleidscoördinator om een integraal cultuurbeleid te realiseren (bv organiseren van laagdrempelige activiteiten, kleinschalige tentoonstellingen,…)
•
verdere deelname aan bestaande (jeugdboekenweek, bibliotheekweek, Kinder- en Jeugdjury,…) en nieuwe regionale en landelijke initiatieven
•
zorg te dragen voor het eigen cultureel en literair erfgoed (geschiedenis Torhout, klassiekers uit de Vlaamse literatuur,…)
•
marketing en promotie van de bibliotheek zelf
5.5.3.5. Strategische doelstelling 5 : op vlak van ontmoeting wil ze ontmoetingen en contacten tussen de burgers bevorderen Operationele doelstelling (5)
110
•
de bibliotheek moet nog meer een open huis worden waar mensen in en uit kunnen lopen en de nodige infrastructuur vinden om elkaar te ontmoeten
Volgende beleidsinstrumenten worden hiervoor aangewend •
beter inrichten van een gezellig praathoekje in de bibliotheek
•
behoud van verruimde klantvriendelijke openingsuren
•
uitleenbaar maken en uitbreiding van de tijdschriftencollectie
•
onderhoud van de leestuin als aangename ontmoetingsruimte met aanbieden mogelijkheid tot spelen gezelschapsspellen aan tafeltjes
5.5.4 5.5.4.1
De Jeugddienst Strategische doelstelling : bevorderen van toegankelijkheid en diversiteit van het jeugdwerk
Elk kind, elke jongere heeft rechtop vrije tijd en kansen om die in te vullen. Binnen die vrijetijdsbesteding speelt het jeugdwerk een grote rol. (1 op 3 van de 6-18 jarigen is lid van een jeugdbeweging). Er moet permanent aandacht zijn voor kinderen en jongeren uit kansarme gezinnen en voor kinderen en jongeren met een handicap. In eerste instantie vinden we dat kinderen moeten kunnen aansluiten bij het reguliere jeugdwerk. In tweede instantie moeten er waar nodig doelgroepspecifieke werkingen worden uitgebouwd en/of ondersteund. 5.5.4.2
Operationele doelstelling : het jeugdwerk toegankelijker maken voor kinderen en jongeren met een handicap of kinderen uit kansarme gezinnen
Actie 1 : uitbouwen van de werkgroep diversiteit ⇒ Doel : met de werkgroep diversiteit, opgericht in 2006, blijven kijken hoe we de toegankelijkheid van het jeugdwerk kunnen verbeteren met bestaande en nieuwe initiatieven. ⇒ Doelgroep: samenstellen van de werkgroep met jongeren en deskundigen. Actie 2 : gratis ter beschikking stellen van kamppakketten (voor kinderen uit kansarme gezinnen) ⇒ Doel: het drukken van de kampkost voor maatschappelijk kwetsbaarden door het ontlenen van kamppakketten ⇒ Doelgroep: alle kinderen en jongeren, in het bijzonder die uit kansarme gezinnen. Om niet stigmatiserend te werken, kan iedereen de pakketten gratis ontlenen. ⇒ Modaliteiten : samenstellen van kamppakketen (rugzak, slaapzak, handdoeken,…) en afspraken maken met CAW i.v.m. de ontleningen. Initiatief promoten bij de doelgroep. Actie 3: Het organiseren/ondersteunen van vormende activiteiten die de toegankelijkheid van het jeugdwerk verbeteren. ⇒ Doel: leiding en monitoren via vorming doen nadenken over toegankelijkheid van het jeugdwerk. ⇒ Doelgroep: leiding van de Torhoutse jeugdverenigingen en monitoren van het speelplein.
111
⇒ Modaliteiten: op zoek gaan naar goede vorming (bijv. bij Oranje of Uit de marge) die ons jeugdwerk kan doen nadenken over toegankelijkheid van het jeugdwerk. Bijv. spelen aanpassen aan kinderen met een handicap, omgaan met grensoverschrijdend gedrag… Actie 4 : uitbreiden van het verminderd tarief voor deelname aan het jeugdwerk ⇒ Doel financiële drempel verlagen om kinderen uit kansarme gezinnen te kunnen laten deelnemen aan het jeugdwerk ⇒ Doelgroep: kinderen uit gezinnen met een laag inkomen. ⇒ Modaliteiten: mensen met een laag inkomen (selectie door OCMW en CAW) krijgen een pas waarmee ze gedurende een jaar minder betalen voor deelname aan het jeugdwerk. De korting vergroten van 50 naar 75% en open trekken naar sport- en cultuuractiviteiten in de sport- en cultuurbeleidsplannen. Verdere promotie van dit initiatief via sociale diensten en groepsleiding. Actie 5: subsidiëren van de intergemeentelijke kampen met kansarmen. ⇒ Doel: kansarmen de mogelijkheid geven om in de zomervakantie op kamp te gaan ⇒ Doelgroep : verenigingen die dergelijk kamp organiseren (ook intergemeentelijk). ⇒ Verdeling en formaliteiten: De organisator moet door een Torhoutse jeugdvereniging, aangesloten bij de Stedelijke Jeugdraad, voorgedragen worden om in aanmerking te komen voor subsidie. Het reglement wordt aangepast zodat het de vereniging die de organisator voordragen wel een jeugdvereniging moet zijn, maar geen lid moet zijn van jeugdraad. Bovendien is een advies van een sociale dienst (OCMW, CAW De Viersprong, Comité Bijzondere Jeugdzorg) noodzakelijk wat betreft de selectie van de deelnemers. Per ‘kansarme’ jongere en per nacht wordt een subsidie van 15 euro toegekend. Actie 6 : bijzondere aandacht in het jeugdwerk voor kinderen met een handicap ⇒ Doel: kinderen met een handicap laten deelnemen aan het jeugdwerk en verenigingen daar financieel voor steunen. ⇒ Doelgroep: Torhoutse jeugdbewegingen (A-categorie) ⇒ Verdeling en formaliteiten:
verenigingen moeten aantonen dat een kind met een handicap lid is van hun
verenigingen. Ze krijgen hiervoor een extra subsidie van 25 euro. 5.5.5 5.5.5.1
De Sportdienst Anders georganiseerde sporten
Naast de sportverenigingen zijn een aantal andere actoren die sportbeoefening in onze samenleving aanbieden, organiseren, mogelijk maken. We onderscheiden 4 grote groepen: de buurtsporten, de schoolsportinitiatieven, de eigen sportpromotionele activiteiten en de private sector. Met de organisatoren van buurtsporten en de sporten georganiseerd door de private sector was tot nu toe geen structurele samenwerking. Nochtans is dit segment van de sportmarkt steeds meer aan belang aan het winnen. In de
112
afgelopen zes jaar kwamen verschillende actoren op de markt die ondertussen uitgroeiden tot gevestigde waarden met een uitgebreid klantenbestand. Uit overleg met afgevaardigden uit de private sector bleek dat er nood is aan extra promotie; bezetting van accommodaties op kalmere momenten en Het idee, dat onze stad zich wil inzetten tegen de verzuring van de maatschappij door het contact tussen mensen en buurten en wijken te stimuleren, biedt buurtsportorganisaties enorme kansen. Buurt-, wijk- en andere organisatiecomités die zelf met initiatieven op de proppen komen moeten op maximale ondersteuning van het stadsbestuur kunnen genieten. De aanstelling van een schepen van wijkgezelligheid moet voor de vrije tijdssector deuren openen om de diverse wijk- en buurtverantwoordelijken gemakkelijker te kunnen bereiken. Strategische doelstelling 1 : Buurtsporten: de stad wil het sporten in diverse wijken en buurten ondersteunen en bevorderen. Het sporten op wijken en in buurten verlaagt de drempel tot sportbeoefening, verhoogt de sociale integratie waardoor via het sporten een hechtere gemeenschap gevormd wordt. Operationele doelstellingen •
Met afgevaardigden van wijkcomités en organisatoren voor buurtsportactiviteiten wordt een commissie gevormd binnen de schoot van de sportraad. Hier kunnen specifieke noden en wensen van deze groep besproken worden en kan het bieden van ondersteuning in gezamenlijk overleg uitgewerkt worden. We streven naar een integrale aanpak binnen de koepel vrije tijd van de stad.
•
Op basis van vastgestelde noden investeert de stad in materiaal waarop de organisatiecomités kunnen terugvallen voor de realisatie van hun buurtsportactiviteiten. De sportraad heeft hierin een adviserende functie.
Strategische doelstelling 2: Naschoolse schoolsportinitiatieven aanmoedigen. Schoolsport vormt een essentiële peiler in het aanzetten van kinderen en jongeren tot bewegen en sportbeoefening. De stad wil schoolsportbeoefening alle kansen bieden door als bruggenbouwer, coördinator, ondersteuner en subsidiair als initiatiefnemer tussen school, FOLLO leerkracht en het sportverenigingsleven op te treden. Operationele doelstellingen (2) •
Torhoutse scholen en de stichting Vlaamse schoolsport kunnen gebruik maken van de stedelijke sportaccommodaties aan Torhouts tarief
•
Leerkrachten LO worden geïnformeerd en aangemoedigd om met hun leerlingen deel te nemen aan naschoolse sportinitiatieven
•
Het halfjaarlijks overleg met de schoolsportafgevaardigden wordt aantrekkelijker gemaakt door middel van verschillende stimulansen
•
De scholen kunnen rekenen op ondersteuning van de sportdienst voor het leggen van contacten met sportclubs of andere sportinstanties i.f.v. hun schoolsportinitiatieven
•
Na overleg met de sector uitleen van sportmaterialen voor schoolsport uitwerken
113
Strategische doelstelling 3 : Stedelijke sportpromotie-initiatieven. Aanvullend op het clubinitiatief, schoolsport, buurtsport en initiatieven uit de private sector ontwikkelt de stad eigen initiatieven in nauw overleg met de sportraad om mensen aan te zetten tot sportbeoefening met het doel mensen op permanente basis te laten sporten in synergie met de clubs. Operationele doelstellingen (3) •
Kinderen en jongeren kunnen tijdens elke schoolvakantie deelnemen aan minstens één activiteit met een aantrekkelijk en aan hun leeftijd aangepast programma.
•
De stedelijke sportdienst biedt jaarlijks voor elke leeftijdsgroep minstens één lessenreeks van 10 lessen. De participatie aan deze initiatieven zal in de loop van de legislatuur jaarlijks met 5% toenemen
•
De sportdienst legt het accent niet op het organiseren maar treedt wel op als promotor, medewerker in evenementen van overkoepelende organen zoals IGOS, Bloso, Provinciale sportdienst, Stichting Vlaamse Schoolsport, ISB, koepel vrije tijd van de stad, om zo, via verenigde krachten tot aantrekkelijke activiteiten voor de inwoners te komen.
•
Wanneer nieuwe trends ontstaan in het sportlandschap treedt de sportdienst op als promotor door initiaties te organiseren of initiatieven bekend te maken en of waar mogelijk infrastructuur en materiaal te voorzien.
•
Inwoners worden aangemoedigd om deel te nemen aan zoveel mogelijk Torhoutse organisaties
•
Het personeel van de stad wordt aangemoedigd tot sportparticipatie. Bij elk initiatief is er aandacht voor participatie door het personeel van de stad. Er wordt in samenwerking met de personeelsdienst een structuur opgezet om initiatieven bij het stadspersoneel te promoten. Aanvullend zal ook jaarlijks minstens één sportief initiatief specifiek voor deze doelgroep georganiseerd worden.
•
Het inschrijf- en registratiesysteem wordt gemoderniseerd. Tegen 2010 kunnen deelnemers zich online inschrijven voor elke activiteit die door de sportdienst wordt aangeboden. Bovendien wordt het ICT gebeuren verder uitgewerkt en ingepast in de vernieuwde huisstijl van de stad.
•
Ontwikkeling van een Torhoutse zwemschool: kinderen kunnen in Torhout in een vernieuwd systeem waarbij redders, zwemclub en gezinsbond samenwerken, genieten van watergewenning tot specialisatie in het zwemmen.
Strategische doelstelling 4 : De stad wil door samenwerking met het commerciële initiatief goedkopere kennismakingsreeksen organiseren met aandacht voor kwaliteit en betaalbaarheid. Ook kansarmen moeten de mogelijkheid krijgen om aan deze initiatieven deel te nemen. Operationele doelstellingen (4) •
Er wordt binnen de schoot van de sportraad een commissie opgestart waarin overleg rond noden en mogelijkheden tot samenwerking met de sector worden behandeld.
•
Jaarlijks wordt met minstens twee commerciële initiatieven een samenwerking opgezet waarbij de stad deze initiatieven promoot. Inwoners kunnen in een kennismakingsreeks genieten van initiatie aan gereduceerd tarief.
114
•
Tegen 2010 kent het pasje sociaal tarief (zie 4.3.2. toegankelijkheid en diversiteit) ook ingang bij de verschillende private instellingen en kunnen kansarmen deelnemen aan deze initiatieven tegen 25% van de reële kostprijs.
•
Sportkampen van de Torhoutse private initiatieven worden mee opgenomen in de brochure van de vakantieactiviteiten van de stad. De diverse organisatoren worden samengebracht zodat de diverse kalenders op elkaar kunnen worden afgestemd. De stad organiseert alleen aanvullend en niet in concurrentie met de diverse initiatieven
5.5.5.2
Toegankelijkheid en diversiteit
De stad wil kansen bieden aan de mensen die het moeilijker hebben. Daarom wil ze ook sportbeoefening bevorderen en mogelijk maken voor alle inwoners, ook voor mensen voor wie de stap tot sportbeoefening of deelname aan het reguliere circuit groot is. De stad wil dit doen door de infrastructuur aan te passen, drempelverlagende maatregelen te voorzien en specifieke activiteiten op te starten. Uit de schriftelijke enquête naar de Torhoutse bevolking stelden we vast dat vrouwen vanaf 36 jaar en oudere personen beduidend minder goed scoren in sportparticipatie, ook mensen met een lager opleidingsniveau en mensen die in de verst gelegen wijken wonen doen beduidend minder aan sport. Wellicht ligt hier een potentieel aan mensen die we kunnen aanmoedigen om aan sport te gaan doen. De belangrijkste redenen die aangehaald worden om niet aan sport te doen zijn: geen tijd (27%) en gezondheidsredenen (17%). 12% van de mensen die niet aan sport doen beweren dat ze niemand hebben om samen mee te sporten en 11% haalt aan dat ze niet graag sporten 4% van de respondenten beweert niet te sporten omdat zijn/haar financiële situatie dit niet toelaat en 6% beweert dat de gezinssituatie het niet mogelijk maakt om aan sport te doen. 5% Van de mensen vindt ook dat er te weinig informatie is over het sportaanbod. Slechts 1% haalt bereikbaarheid van de sportaccommodaties aan als reden voor het niet sporten. Wanneer we deze redenen van niet sportbeoefening koppelen aan het geslacht, dan zien we opmerkelijke verschillen: voor vrouwen is de belangrijkste redenen van niet sporten: geen tijd (32%). Anderzijds halen zij ook bereikbaarheid en gezinssituatie meer dan mannen als reden aan om niet te sporten. Ook bij mannen is gebrek aan tijd de belangrijkste reden om niet te sporten maar in mindere mate dan bij vrouwen (20%). Mannen halen ook, meer dan vrouwen, de financiële redenen en het niet beschikbaar zijn van de gewenste sporttak in onze stad aan als oorzaak van het niet sporten. Een andere belangrijke vaststelling is dat 11%van de mensen die wel aan sport doen, maar niet in een sportclub hiervoor aanhaalt dat ze het sporten in clubverband te duur vinden. Uit overleg met een afgevaardigde van Recreas, en met verschillende afgevaardigden van Huize Tordale blijkt dat er enerzijds grote nood is aan sportinitiatieven specifiek voor mensen met een handicap, anderzijds is er ook nood aan mogelijkheden om deel te nemen en te integreren in de gewone sportclub. Integratie kan echter alleen wanneer er extra inspanningen geleverd worden door verenigingen, mits het voorzien van opgeleide trainers en voor een beperkt aantal personen. Het is belangrijk, zeker voor mensen met een mentale handicap dat de vaste begeleiders uit Tordale
115
betrokken worden bij de activiteit. Voor bewoners van Tordale blijkt de kostprijs van sportinitiatieven bepalend te zijn voor het al of niet deelnemen. Het democratisch houden van deelnamegelden of kortingen voorzien voor deze doelgroep is zeker een aanrader. Daarnaast blijkt het voor Recreas vooral belangrijk wanneer de stad inspanningen kan leveren om materiële aanpassingen uit te voeren opdat ze hun aangepaste sport zouden kunnen uitvoeren.
Strategische doelstelling 1 : De stad wil haar sportinfrastructuur toegankelijk maken voor mensen met beperkingen. Operationele doelstellingen (1): •
Tegen 2009 is het zwembad toegankelijk; er wordt een studie voorzien om de toegankelijkheid en gebreken van toegankelijkheid van de sportaccommodaties in kaart te brengen
•
Mensen met een beperking kunnen tegen 2009 genieten van een voordeeltarief in alle stedelijke sportaccommodaties.
Strategische doelstelling 2 : De stad wil de drempel tot sportbeoefening voor mensen die het financieel moeilijk hebben verlagen. Al enkele jaren bestaat het pasje sociaal tarief, een initiatief dat werd uitgewerkt door de jeugddienst i.s.m. de sociale diensten CAW en OCMW. Met dit pasje kunnen mensen genieten van een korting op lidgelden of inkomgelden bij activiteiten van de jeugddienst, jeugdbewegingen en activiteiten van de stedelijke sportdienst. Operationele doelstellingen (2): •
Toepassing van het pasje sociaal tarief (75% korting) wordt tegen de start van het sportseizoen 2008-2009 uitgebreid naar minstens 50% van de sportverenigingen
•
Tegen 2010 wordt de toepassing van dit pasje ook uitgebreid naar het commerciële initiatief.
Strategische doelstelling 3 : Initiatieven voor minder sportieve doelgroepen. Vanuit de vaststelling dat een aantal specifieke doelgroepen niet participeren aan het sportaanbod (zoals mensen die kampen met overgewicht, vrouwen die nog steeds veel minder sporten dan mannen, de groeiende groep senioren waarvoor het aanbod aan sportbeoefening te beperkt is) wil de stad voor deze mensen specifieke initiatieven opstarten, bundelen, coördineren en promoten. Operationele doelstellingen (3) : •
De sportdienst organiseert activiteiten en lessenreeksen voor deze minder sportieve doelgroepen.
•
De sportdienst fungeert als aanspreekpunt om in samenspraak met deze doelgroepen geschikte bewegingsactiviteiten uit te werken waar mogelijk in samenwerking met de bestaande sportclubs en andere maatschappelijke organisaties.
116
5.6 KINDEROPVANG 5.6.1 Strategische doelstellingen We willen dat kinderopvang een meerwaarde betekent. Kinderen zijn immers de toekomst van onze samenleving. In de mate van het mogelijke moet de kinderopvang een weerspiegeling zijn van de maatschappij. Alle kinderen moeten er terecht kunnen: arm, rijk, sterk en zwak Kinderopvang moet aandacht schenken aan drie functies om een meerwaarde te betekenen voor zowel kinderen, ouders en de maatschappij. Dat kinderopvang bestaat voor werkende ouders, is bij iedereen bekend en aanvaard. Dit is de economische functie van kinderopvang. Al iets minder vertrouwd zijn we met het belang van kinderopvang voor ouders die en opleiding volgen of solliciteren, zodat ze later kunnen gaan werken. Deze opvang is minder makkelijk in te plannen: hij is plots nodig en op onregelmatige tijdstippen. Ook andere gezinnen vallen uit de boot. De stap voor de opvang is voor hen te groot: de taal, de inrichting, de manier van werken en de medewerk(st)ers, die niet altijd aansluit bij de wereld van de gezinnen thuis. Toch moet kinderopvang uitsluiting van kansengroepen tegengaan en hun integratie bevorderen. Via deze sociale functie levert de kinderopvang een bijdrage aan een sociaal rechtvaardige maatschappij. Een buurtgerichte aanpak en samenwerking met andere organisaties is hierbij heel belangrijk. Kinderen worden geboren in een gezin met de opvoeding en de gewoonten van dat gezin. Daarnaast brengen ze al vanaf heel jonge leeftijd een bepaalde tijd door in de kinderopvang. Kinderopvang moet aan ieder kind de kans geven om op zijn manier op verkenning te gaan. Het is een plek bij uitstek om anderen te leren kennen en er respectvol mee te leren omgaan. Dit alles is de educatieve functie van kinderopvang. 5.6.2
Operationele doelstellingen
5.6.2.1 doelstelling 1: een netwerk tussen verschillende actoren vormen waarbij kinderopvang verankerd wordt in een groter geheel Het beleid rond kinderopvang mag niet op een eilandje werken. Het is een belangrijke schakel in de samenleving. Dit moet ook tot uiting komen in de samenwerkingsverbanden die gesmeed worden door het uitbouwen van eenvormige, brede, transparante en toegankelijke diensten. Acties •
Actieve participatie van het lokaal overleg kinderopvang aan het lokaal sociaal beleid. Het lokaal overleg kinderopvang is een adviesraad waarin een heleboel actoren uit de sector zetelen. Zij zijn bevoorrechte getuigen en moeten dan ook actief betrokken worden bij het tot stand komen van het beleid rond kinderopvang.
•
Afstemmen kinderopvang en vrijetijdsaanbod Het is van belang dat kinderen die naar de opvang gaan eveneens kunnen aansluiten bij de verschillende vrijetijdsinitiatieven.
117
Maatregelen: Overleg opzetten en stimuleren van een betere afstemming van de kinderopvang en het vrijetijdsaanbod. Continuering van de bestaande en nieuwe samenwerkingsverbanden.
•
Afstemmen kinderopvang op woonbeleid Al dan niet promoten van een actief woonbeleid en voorzien van kinderopvang op de verschillende woonkernen.
•
Afstemmen kinderopvang op individuele dienstverlening Linken met CLB met netwerk- en draaischuiffunctie, gelijke onderwijskansen, geïntegreerd onderwijs met extra ondersteuning, integrale jeugdhulpfunctie, OCMW, CAW, CLB, Yambo, Oranje, e.a.
•
Afstemmen kinderopvang op mobiliteit Oplossingen zoeken voor het vervoersprobleem dat zich hierbij stelt in samenwerking met de koerierdienst van het OCMW, de Werkwinkel, schoolbussen, e.a.
•
Afstemmen kinderopvang op preventie en veiligheid Promoten van Gezonde voeding, nagaan veiligheid van de initiatieven en hun omgeving, aandacht hebben voor veilige verplaatsingen van kinderen.
•
Afstemmen kinderopvang op tewerkstelling Invalshoeken: Kinderopvang startte als tewerkstellingsproject. Initiatieven hebben nood aan goed en geschoold personeel. We willen mensen de kans geven om een loopbaan en ouderschap te combineren. We willen tevens zoveel mogelijk mensen aan de slag. De werkloosheid daalt dus betekent dit dat er een groeiende nood is aan kinderopvang. Ook flexibele en occasionele opvang zijn in dit kader van belang.
•
Afstemmen van de verschillende organiserende opvanginitiatieven/besturen op elkaar Samenwerken biedt flink wat voordelen. Je blijft op de hoogte van nieuwigheden en je doet ideeën op. Je krijgt raad en steun bij het oplossen van problemen en vaak kan je ook efficiënter of kostenbesparend werken door samen activiteiten en vormingen uit te werken.
⇒ maatregelen: vorming organiseren duidelijk communicatiesysteem ontwikkelen overleg stimuleren 5.6.2.2 doelstelling 2: een voldoende groot aanbod aan kinderopvang voorzien zodat iedereen die het wil, gebruik kan maken hiervan
•
Kinderopvang voorzien in elke woonkern
118
Kinderen hebben recht op een kwaliteitsvolle opvang op een redelijke afstand van de school en van het vrijetijdsaanbod. In Torhout wordt er gekozen voor een gedecentraliseerde organisatie van de buitenschoolse kinderopvang. ⇒ maatregelen: gestructureerd overleg
•
Witte vlekken in voorschoolse opvang aanpakken In heel Vlaanderen is er meer kinderopvang nodig. Kind en Gezin bepaalt op basis van objectieve criteria ( het aantal opvangplaatsen in verhouding tot het aantal kinderen, het aantal schoolgaande kinderen, het aantal arbeidsplaatsen ingevuld door vrouwen tussen 25 en 35 jaar,…) de gemeenten waar de nood het hoogst is. In de nieuwe witte vlekkenoefening van april 2005 staat Torhout op de 11de plaats van de 23 gemeentes uit WestVlaanderen die opgenomen werden in de lijst.
⇒ maatregelen:
- vragen naar eventuele wachtlijsten om behoeften na te gaan - uitbreiding subsidiereglement naar onthaalouders ? - opstart van nieuwe initiatieven stimuleren
•
Afstemmen van het aanbod op nieuwe tendensen Een beleidsplan is een momentopname. Bij het begin van dergelijk plan kan het gebeuren dat er nog geen nood merkbaar is in een bepaalde wijk. Zes jaar is echter een lange periode. In het kinderopvanglandschap kan er van vandaag op morgen een nieuwe nood ontstaan voortvloeiend uit maatschappelijke ontwikkelingen. Teneinde hier vlot op in te kunnen spelen wensen wij dit punt op te nemen in ons beleidsplan.
⇒ maatregelen: aandacht besteden aan het detecteren van nieuwe noden en tendensen
•
Nagaan atypische opvangnoden Uit allerhande onderzoeken blijkt de nood aan atypische (flexibele en urgentie-opvang) opvang te stijgen. Hoe zit het eigenlijk in Torhout? Wij verwachten dezelfde conclusies uitgaande van de maatschappelijke ontwikkelingen.
⇒ maatregelen:
- bevraging bij ouders / opvanginitiatieven en bevoorrechte getuigen - inspelen op de resultaten voortvloeiend uit de enquêtes
•
Het in kaart brengen van alle doelgroepen aangaande het lokaal sociaal beleid (zodat kinderopvang wordt ontwikkeld voor iedereen) Dit kan door het verzamelen van relevante cijfergegevens maar eveneens door de betrokkenen te bevragen. Deze cijfers dienen gekoppeld te worden aan een algemeen cijferpakket vanuit de stad en het OCMW, voortdurend opgevolgd te worden en beschikbaar te zijn voor het interne en het externe gebruik.
Acties •
Uitvoeren enquête vraagzijde: steekproef sociaal minderbedeelde doelgroepen
⇒ doel: zicht krijgen op nood aan kinderopvang en de tevredenheid over kinderopvang bij de sociaal minderbedeelde doelgroepen
119
•
Ontwikkelen enquête aanbodzijde met betrekking tot toegankelijkheid van sociaal minderbedeelde doelgroepen
⇒ doel: zicht krijgen op de mate waarin de verschillende opvanginitiatieven geconfronteerd worden met de verschillende doelgroepen + vaststellen noden, behoeften en knelpunten. 5.6.2.3 doelstelling 3: informatieverspreiding Informatieverspreiding is een essentieel onderdeel van het beleid. De burgers moeten voldoende op de hoogte zijn van het aanbod dat bestaat op het grondgebied van de stad Torhout. Hiertoe gebruiken we allerhande media zoals brocures, de website, publicatie in Sparresprokkels,…
•
folder vakantieaanbod voor kinderen en jongeren in Torhout
Deze folder biedt een overzicht van alle initiatieven (opvanginitiatieven, sportverenigingen, speelpleinwerking,….) die gedurende de zomervakantie een aanbod richten naar kinderen en jongeren. De verspreiding gebeurt in samenwerking met de scholen.
⇒ maatregelen : - tegen begin mei dienen alle initiatieven die willen opgenomen worden in de folder hun infoblad in. - in samenwerking met de werkwinkel worden PWA-werknemers aangesproken om de folder samen te stellen - begin juni gebeurt de verspreiding in de scholen.
•
Brochure kinderopvang in Torhout Er worden twee brochures uitgegeven inzake het aanbod in de kinderopvangsector: een uitgebreide folder die ter beschikking ligt in het stadhuis en het ziekenhuis en daarnaast een beknopte folder die meegegeven wordt met de informatiepakketten voor nieuwe inwoners.
⇒ maatregelen: jaarlijkse aanpassing en verspreiding van de brochures.
•
Opvang zieke kinderen De opvang van zieke kinderen geniet vaak te weinig bekendheid onder de burger. De diensten die hiervoor instaan worden opgenomen in de uitgebreide brochure rond kinderopvang. We dienen de ouders op geregelde tijdstippen te wijzen op het bestaan van deze diensten.
⇒ maatregelen:
- initiatieven opnemen in de uitgebreide brochure. - jaarlijks de gegevens controleren en aanpassen. - nieuwe media, zoals de website, gebruiken om de oppasdiensten voor te stellen.
•
Informeren over veiligheid in een opvangsituatie Kinderen ontwikkelen zich snel en willen de wereld rondom hen ontdekken. Daarbij zien zij geen gevaar. Een ongeluk is dan ook snel gebeurd.
⇒ maatregelen : informeren over regels, voorschriften en adviezen die veiligheid nastreven
120
•
Specifieke acties die we kunnen ondernemen t.o.v. de doelgroepen
⇒ nagaan van de meest geschikte methode is om de sociaal minder bedeelde doelgroepen te bereiken. ⇒ nagaan van de impact van de verschillende bestaande media zoals brochures, de website, publicatie in Sparrensprokkels,…op de sociaal minder bedeelde doelgroepen. 5.6.2.4 doelstelling 4: onthaalouders als belangrijke schakel in de opvangsector betrekken bij het beleid Onthaalouders worden soms te weinig geapprecieerd en ondersteund. We willen hier in de volgende jaren werk van maken.
•
Isolement van de onthaalouders doorbreken
De onthaalouders zijn moeilijk te overhalen om naar vergaderingen van het lokaal overleg te komen. We willen hen echter wel samen brengen, zodat zij ervaringen kunnen uitwisselen, problemen aankaarten e.d. ⇒ maatregelen:
- uitwisselen ervaring op informele momenten - gezamenlijk vorming organiseren - recruteren van nieuwe onthaalouders
•
Uitleendienst onthaalouders
Begin 2006 starten we met de uitleendienst voor onthaalouders in samenwerking met de stedelijke uitleendienst. Degelijk speelgoed is vaak een dure aangelegenheid, waar wij als stadsbestuur ons steentje kunnen in bijdragen. Dit is een beleidsoptie die permanent moet worden opgenomen in de beleidsplanning van het lokaal overleg kinderopvang. ⇒ maatregelen: - spelmateriaal jaarlijks aanvullen, met inachtneming van de wensen van de onthaalouders. - nazien of de uitleendienst kan uitgebreid worden naar opvanginitiatieven van buiten Torhout.
•
Onderzoeken mogelijkheden tot financiële tegemoetkoming
We willen de mogelijkheden onderzoeken om de gemeentelijke ondersteuning van mini-crèches, erkende kinderdagverblijven en zelfstandige kinderdagverblijven uit te breiden zodat ook de onthaalouders hiervan kunnen genieten. 5.6.2.5 doelstelling 5: kwaliteit leveren
•
Definiëren, stimuleren, controleren en bewaken kwaliteit Hierbij moeten we ons baseren op het kwaliteitscharter. Het kwaliteitscharter omvat volgende items: De Pedagogische werking
121
De pedagogische werking heeft het vooral over hoe we met kinderen kunnen omgaan. Rekening houdend met hun eigenheid, hun ontwikkeling, hun voorkeur,.... zodat ze in de opvang zichzelf kunnen zijn. Bepalingen inzake de begeleiding Hier wordt vooral de nadruk gelegd op de kwalificatie en de continuïteit van de
begeleiding
De Ouderparticipatie De Infrastructuur Geschikte binnen- en buitenruimte Veiligheid en Gezondheid Eisen op vlak van ouderbijdragen We opteren voor kwalitatieve opvang in geval van langdurige buitenschoolse opvang.
⇒
maatregelen:
- vorming organiseren. - ervaring uitwisselen tussen de verschillende initiatieven.
5.6.2.6 doelstelling : participatie
Optimaliseren van de betrokkenheid en welbevinden van de kinderen
•
Een kind ontwikkelt zich op allerlei manieren. Het heeft heel wat verbeelding en ontdekt al spelend de wereld rondom zich. Om al zijn talenten te kunnen ontplooien is het belangrijk dat een kind zich goed in zijn vel voelt (welbevinden) en geboeid bezig is (betrokkenheid). maatregelen:
⇒
- vorming organiseren met verschillende initiatieven - werken met ZIKO (via observatie kijken of kinderen zich goed voelen in opvangsituatie) - ervaringen uitwisselen met verschillende initiatieven - evenwicht vinden tussen behoeften kinderen en behoeften ouders - streven naar samenwerking en afstemming tussen de verschillende voorzieningen
•
Ouders actief betrekken bij de opvang van hun kinderen De ouders en het opvanginitiatief zijn partners met hetzelfde doel: het kind begeleiden bij het opgroeien. Alle ouders evenveel betrekken is niet mogelijk. Niet alle ouders hebben daar trouwens op dezelfde manier behoefte aan. ⇒
maatregelen:
- informatie geven over het opgevangen kind is een taak van ieder opvanginitiatief. - informeren over de verschillende vormen van betrokkenheid gaande van meeleven, meedoen, meedenken, meebeslissen - uitwisseling van ervaring tussen de verschillende opvanginitiatieven - bevraging ouders
•
Opvoedingsondersteunend beleid uitwerken
122
Ouders zijn de eerste verantwoordelijken voor de opvoeding van hun kinderen. Zij gaan echter steeds vaker op zoek naar ondersteuning bij hun taak als opvoeder bij de opvanginitiatieven, de school, hun ouders,…. Ouders moeten de mogelijkheid krijgen ‘opvoedingsvragen’ te kunnen stellen zonder dat ze het gevoel krijgen dat ze hun taak niet goed uitvoeren. ⇒ maatregelen: - eerst en vooral dient de mogelijkheid om opvoedingsondersteuning te bieden onderzocht worden. Met opvoedingsondersteuning wordt bedoeld: opleidings-, vormings- of trainingsactiviteiten onder deskundige begeleiding die tot doel hebben gezinnen en iedereen die met de opvoeding van kinderen begaan is in staat te stellen kennis, inzichten en vormings- of trainingsactiviteiten te verwerven of verder te ontwikkelen met betrekking tot de opvoeding van jongeren en kinderen. - informatie verspreiden over gespecialiseerde instanties in het kader van problematische opvoedingssituaties dit zowel voor kind als ouder. 5.6.2.7 Doelstelling 7 : kinderopvang moet toegankelijk zijn voor alle burgers
•
De éénloketfunctie We gaan na wat de mogelijkheden zijn van een éénloketfunctie We zetten een coördinatiesysteem voor opvangvragen op poten (via website) om zicht te krijgen op de noden aan opvang van de Torhoutse burgers. We willen een gecoördineerd opnamebeleid invoeren en ervoor zorgen dat ouders een duidelijke en correcte info over kinderopvang krijgen (ouderbijdrage, locatie, openingsuren, vrije plaatsen).
•
Toegankelijkheid van de kinderopvang bevorderen waarbij het wegwerken van de financiële, sociale en fysieke
drempels centraal staat We willen het opvangaanbod stimuleren voor bijzondere doelgroepen. Kinderopvang moet betaalbaar zijn en binnen een redelijke afstand beschikbaar zijn. Toegankelijkheid betekent ook dat er aandacht wordt besteed aan andere drempels. Voor kansengroepen kan de manier van inschrijven of het publiek bijvoorbeeld een hinderpaal zijn. Een overzichtelijk aanbod via 1 loket kan de algemene bekendheid en toegankelijkheid eveneens bevorderen. Acties •
Optimaliseren van het sociaal tarief
•
Wegnemen van financiële en culturele drempels
•
Stimuleren van integratiebevorderende initiatieven
•
Nagaan cijfers doelgroep sociaal minder bedeelden -
Demografische gegevens (aantal éénoudergezinnen, …)
-
Specifieke tewerkstellingssituaties
-
Kansarmoedesituatie
•
Nagaan noden
•
Overleg tussen praktijkdeskundigen (CAW, OCMW, Yambo, Oranje,…)
123
5.6.2.8 Doelstelling 8 : opvolgen en uitvoeren van nieuwe regelgeving De regelgevers zitten niet stil. Er wordt telkens bijgestuurd en aangepast. Om de nodige ruimte te krijgen bij de uitvoering van de richtlijnen wensen we dit punt mee te nemen in het beleidsplan. ⇒ maatregelen:
- op punt zetten van een doorgeefsysteem van nieuwe regelgeving - uitwerken van een Centrum Kinderopvang
124
6
SOCIAAL HUIS :
6.1 Doelstelling De Vlaamse overheid wil met het decreet lokaal sociaal beleid een kader scheppen waarbij de hulpverlening laagdrempelig en meer toegankelijk wordt, en dit met speciale aandacht voor de kansengroepen. Het Sociaal Huis krijgt een belangrijke plaats binnen dit beleid, precies omdat het gezien wordt als een middel om de toegankelijkheid te bevorderen. Aldus is de uitbouw van een Sociaal Huis een uitdaging voor het lokaal bestuur om een efficiënte, transparante en kwaliteitsvolle dienstverlening te verzekeren. In bepaalde steden en gemeenten die nieuwbouwplannen hadden, heeft men van de gelegenheid gebruik gemaakt om een aantal welzijnsvoorzieningen samen met de lokale besturen letterlijk onder één dak onder te brengen. Voor een goed begrip is het evenwel belangrijk te stellen dat een sociaal huis in de eerste plaats niet naar een fysiek gebouw verwijst, maar veeleer naar een systeem waarbij tussen het OCMW, stadsbestuur en andere lokale actoren, afspraken worden gemaakt opdat de burger zich maar tot één loket moet wenden met eender welke sociale vraag. De doelstelling is dat de hulpvrager met zijn verzoek op de juiste plaats terecht kan en zo snel mogelijk het juiste antwoord krijgt. In Torhout wordt er momenteel niet gedacht aan een echt huis waarin meerdere diensten een onderkomen zouden kunnen vinden. Niets sluit uit dat toekomstige opportuniteiten daar een andere wending kunnen aan geven maar in eerste instantie zou er voor geopteerd worden om de uitbouw van het sociaal huis te incorporeren in de werking van de sociale dienst van het OCMW. Individuele sociale hulpverlening is immers reeds een kerntaak van het OCMW (dat trouwens een belangrijke actor is binnen het lokale hulpverleningslandschap) zodat de organisatie van een toegankelijk aanspreekpunt en een klantvriendelijk onthaal nu eenmaal inherent zou moeten zijn aan de werking van de sociale dienst. 6.2 Taken voor het Sociaal Huis Artikel 9 van het Decreet Lokaal Sociaal Beleid stelt dat “met het oog op de doelstelling zoals omschreven in artikel 8 (=maximale toegankelijkheid van de dienstverlening voor elke burger), realiseert het lokaal bestuur een Sociaal Huis, dat minimaal een informatie- loket- en doorverwijzingsfunctie heeft” De term “Sociaal Huis” zelf wordt niet nader gedefinieerd, de functies daarentegen dus duidelijk wel.
125
6.2.1 Eénloketfunctie (zorgloket) De loketfunctie van het Sociaal Huis wordt gerealiseerd door het minimaal tot stand brengen van een gezamenlijk loket dat op een geïntegreerde wijze toegang verschaft tot de sociale dienstverlening van het lokaal bestuur. Dit impliceert dat de burger aan minimum één loket terecht kan waarbij hij/zij zowel informatie kan bekomen over de sociale dienstverlening en opvang- en hulpvormen van OCMW, stad en andere actoren en waarbij hij/zij gericht wordt doorverwezen voor die vragen die niet ter plaatse kunnen opgelost worden. Gezien de Torhoutse stedelijke administratie niet over een uitgebouwde eigen welzijnsdienst beschikt lijkt het aangewezen om dit loket onder te brengen binnen de OCMW-structuur, ook al omdat er redelijkerwijze kan worden aangenomen dat de sociale dienst van het OCMW qua personeelsbezetting (8 maatschappelijk assistenten en 1 jurist) beter uitgerust is om de informatiefunctie, de vraagverhelderingsfunctie en de doorverwijsfunctie die aan het loket verbonden zijn, adequaat te vervullen. 6.2.1.1 Fysiek loket Het valt af te wachten hoe het concept Sociaal Huis in de toekomst zal evolueren en in welke mate de bevolking op deze voorziening beroep zal doen. Toch gaan we er van uit dat we in de startfase met het Sociaal Huis op korte termijn dienen te streven naar het aanbieden van een minimaal basispakket, dat dient te bestaan uit
⇒ Onthaal, intake en vraagverheldering Iemand die het Sociaal Huis binnen stapt zal via de bediende aan de onthaalbalie doorverwezen worden naar de maatschappelijk assistent die op die dag (volgens een beurtrolsysteem) de intakes behandelt en derhalve ook het ‘zorgloket’ bemant. De eenvoud of de complexiteit van de vraag zullen bepalend zijn voor het feit of er al dan niet onmiddellijk een antwoord kan geformuleerd worden. Het is niet ondenkbeeldig dat de cliënt zijn/haar vraag niet gemakkelijk kan verwoorden of dat er meerdere problemen tegelijkertijd spelen. In dergelijke situaties zal het belangrijk zijn dat de maatschappelijk assistent helpt bij het verhelderen van de vraag en desgevallend een zorgtraject uittekent. Indien de vraag niet onmiddellijk kan worden opgelost zal de cliënt gericht worden doorverwezen naar de bevoegde personen binnen (bv. Sociaal Verhuurkantoor of Woonwinkel) of buiten (bv. CAW) het Sociaal Huis.
⇒ Uittekenen zorgtraject Indien de vraag niet onmiddellijk aan het zorgloket kan worden beantwoord (bv. omdat meerdere problemen tegelijk voorkomen of omdat er eerst bijkomend onderzoek zal nodig zijn), dan kan het aangewezen zijn dat de
126
maatschappelijk assistent in samenspraak met de cliënt een zorgtraject uittekent. Hierin worden de verschillende stappen omschreven die dienen gevolgd te worden om tot een oplossing te komen.
⇒ Informatieverstrekking Deze functie, die per definitie verbonden is met de loketfunctie, wordt in het decreet expliciet gemaakt via artikel 10§1 dat stelt dat : “het Sociaal Huis de opdracht heeft zo ruim mogelijke informatie te verstrekken over onder meer de mogelijke opvang- en hulpvormen en bestaande voorzieningen, die opvang en hulp aanbieden op het lokale en regionale niveau”. Dit houdt in dat de burger die naar het loket komt informatie krijgt over de dienstverlening van OCMW en stad, maar tegelijkertijd ook over alle gelijkaardige dienstverlening van andere aanbodverstrekkers. Aansluitend bij de (eerder passieve) individuele informatieverstrekking kan in de toekomst overwogen worden om vanuit het Sociaal Huis ook te werken aan een meer actieve en pro-actieve communicatie naar groepen toe. De collectieve informatieverstrekking kan bestaan uit het uitgeven van folders, verspreiden van brochures, publiceren van artikels in het Sparrensprokkels e.d.m.
⇒ (Grond-)Rechtenonderzoek Bij het rechtenonderzoek wordt een stap verder gegaan dan bij de passieve of actieve informatieverstrekking. Vertrekkend van de vraag van de burger wordt nagegaan waar deze persoon overal recht op heeft, rekening houdend met zijn/haar specifieke situatie. Het feit dat men er voor gaat zorgen dat de cliënt niet zelf dient uit te zoeken waar hij/zij allemaal recht op heeft , mag als een van de meerwaarden van het Sociaal Huis worden beschouwd.
⇒ Sociale administratie Op zich is het niet evident dat een aantal wettelijke taken van het stadsbestuur (bv. de behandeling van aanvragen pensioen of tegemoetkoming minder-validen) door het OCMW zouden worden overgenomen. Enerzijds is er de vraag of deze taken juridisch door een ander bestuur kunnen worden opgenomen en anderzijds zou ook moeten worden nagegaan welke de gevolgen zijn op het vlak van de personeelsbezetting. Vandaar dat deze overweging eerder als een denkoefening voor de toekomst wordt meegegeven maar op het eerste zicht lijkt het ons aangewezen dat de lokale overheden verder hun administratie in eigen handen houden.
127
6.2.1.2 Virtueel /digitaal loket Een e-loket kan beschouwd worden als een elektronische toegangspoort tot het lokale dienstverleningsaanbod. Dergelijke voorziening laat de burger toe om van thuis uit een aantal administratieve zaken (bv. het invullen en doorsturen van formulieren, het aanvragen van premies) op elektronische wijze te regelen. Deze virtuele invulling is een zinvolle ondersteuning voor het fysiek loket en kan voor een stuk ook de informatie- en vraagverhelderingsrol van dit loket ontlasten, zij het dat de toegankelijkheid ervan beperkt zal zijn tot de groep van mensen die over de vaardigheden en attitudes beschikken die vereist zijn om met dergelijk medium om te gaan.
6.2.2 Doorverwijsfunctie Het decreet voorziet dat de doorverwijsfunctie vanuit het Sociaal Huis dient gerealiseerd te worden via de uitbouw van samenwerkingsovereenkomsten met andere lokale actoren. Vandaar dat in dit kader het belang dient onderstreept te worden om te kunnen beschikken over een goed netwerk, waarbij degelijke afspraken worden gemaakt tussen de diverse actoren. Een goede doorverwijzer/dispatcher zorgt er immers voor dat de cliënt niet ‘verloren loopt’ in het hulp- en dienstverleningslandschap. Een goede doorverwijzing betekent tevens dat er een afspraak met de betrokken dienst wordt gemaakt op het moment dat de cliënt er bij is en dat deze afspraak ook wordt opgevolgd. Logischerwijze is een van de randvoorwaarden voor een goede doorverwijzing een goede kennis van de permanent geactualiseerde lokale en regionale sociale kaart bij de doorverwijzer.
6.2.3 Signaalfunctie Op basis van de ervaringen met het werkveld en de vragen waarmee burgers naar het Sociaal Huis komen, kunnen diverse hiaten, aandachtspunten en structurele problemen gesignaleerd worden naar de verantwoordelijken van het sociaal beleid en dit op : •
lokaal niveau
•
regionaal/provinciaal niveau
•
centraal (Vlaams/federaal) niveau
De actoren betrokken bij het Sociaal Huis dienen m.a.w. ‘een vinger aan de pols te houden’ van het lokale, regionale en/of centrale beleid. 6.3 Organisatorische voorwaarden 6.3.1 Bereikbaarheid / Nabijheid
128
•
centrale ligging
•
bereikbaarheid met het openbaar vervoer
•
voldoende parkeergelegenheid
•
openingsuren afgestemd op de burger (minimum 1 avond per week ’s avonds langer open
•
toegankelijk gebouw (rolstoelgebruikers, moeders met kinderwagens)
•
telefonische bereikbaarheid
•
toegankelijke website
6.3.2 Laagdrempeligheid •
het Sociaal Huis moet een ‘open huis’ zijn, mensen die er beroep op doen mogen zich niet gestigmatiseerd of bekeken voelen
•
moet alle bevolkingsgroepen aanspreken
6.3.3 Herkenbaarheid •
duidelijk uithangbord / logo
•
gerichte promotiecampagne, afgestemd op de verschillende bevolkingsgroepen, om het aanbod kenbaar te maken
6.3.4 Respecteren privacy •
in de organisatorische setting voorzien dat andere niet kunnen meeluisteren naar wat de persoon aan de balie vraagt of vertelt
•
deontologische code i.v.m. het omgaan met de privacy van de cliënt
6.3.5 Kwaliteitsmeting / zelfevaluatie •
uitwerken van een bruikbare methode (criteria, indicatoren) om de kwaliteit te meten
•
periodieke bevraging bij de bevolking om na te gaan in welke mate men het Sociaal Huis kent, welke de mate van tevredenheid is
6.3.6 Personeel •
aangepast opleidings- en vormingspakket voor het personeel van het Sociaal Huis
•
systeem voor opvolging en bijhouden van wetteksten inzake sociale materie
•
systeem voor het actualiseren van de sociale kaart
•
systeem voor het periodiek updaten van de website “rechtenverkenner.be”
•
systeem voor het bijhouden van cliëntdossiers
•
aansluiting op bestaande databanken (o.a. Kruispuntbank)
129
6.4 Fasering Voor de realisatie van het Sociaal Huis hebben wij van de overheid uitstel gekregen tot 22 mei 2009. Dit moet ons de mogelijkheid bieden om de uitbouw van het Sociaal Huis gefaseerd te laten verlopen zodat deze voorziening tegen (voorstel) eind 2008 daadwerkelijk operationeel is. 6.4.1
Eerste fase : afstemming tussen stad en OCMW
•
opmaak conceptnota
•
afstemming taakinhoud en gradaties van samenwerking
•
financiering
•
personeelsbezetting
•
ontwikkeling website
6.4.2 •
Tweede fase : afstemming met de lokale actoren uitbouw netwerk met derden
6.5 Slotbedenkingen Het mag nooit de bedoeling zijn dat het Sociaal Huis als “flessenhals” of als enige toegangspoort naar het welzijnslandschap fungeert. Het Sociaal Huis richt zich in de eerste plaats naar mensen die niet weten waar ze met hun vraag naartoe moeten maar dit betekent niet dat iedere vraag rond welzijn via het Sociaal Huis moet geïnitieerd worden. De bestaande lokale actoren dienen derhalve hun bestaande positie binnen het welzijnslandschap te behouden en de oprichting van een Sociaal Huis mag voor hen dan ook absoluut geen bedreiging vormen. Vaak wordt aangehaald dat het onderbrengen van een nieuw loket, met een nieuwe naam op een nieuwe plaats het bestaande stigma zou wegnemen dat samenhangt met het OCMW en aldus de drempel zou verlagen. Niets zegt echter dat de nieuwe naam, het nieuwe loket en de nieuwe plaats na verloop van tijd ook geen stigma krijgen, waardoor het slechts een voordeel van tijdelijke aard zou betreffen. Vandaar ook dat we geen bezwaar zien tegen de uitbouw van een Sociaal Huis vanuit de werking van het OCMW. 6.6 Bronnen • •
Het Sociaal Huis binnen het Lokaal Sociaal Beleid (VVSG-nota) Geïntegreerd document werkgroep sociaal huis (expertengroep in opdracht van het Vlaams ministerie van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen)
130
7
CONCLUSIES
7.1 Conclusies vanuit de werkgroepen Afgaande of op de indrukwekkende lijst met strategische en operationele doelstellingen zoals die zijn weergegeven in hoofdstuk 5, mag er gerust gesteld worden dat de diverse werkgroepen erg productief geweest zijn. Vanuit het Woonbeleid wordt het begrijpelijke, maar niet in een handomdraai te realiseren, voornemen geformuleerd om iedere inwoner over een kwaliteitsvolle woning te laten beschikken binnen zijn/haar financiële mogelijkheden. Informatie en dienstverlening m.b.t. wonen moet op een vlotte manier bereikbaar zijn zonder dat de mensen van hot naar her moeten lopen. In die zin kan er toekomstgericht gedacht worden aan een éénloketsysteem specifiek voor de huisvesting. Voor de verdere toekomst wordt er ook gedacht aan het bijhouden van één wachtlijst voor alle sociale woningen, maar dit is op vandaag nog een heel prematuur idee. De werkgroep Tewerkstelling stelt een gamma maatregelen voor die er op gericht zijn de toeleiding van de kansengroepen naar de arbeidsmarkt te bevorderen. Op het vlak van de dienstverlening wordt gedacht aan de uitbouw van de werkwinkel met de daarbij de basisdienstverlening van de VDAB en specifieke trajectbegeleiding in functie van de kansengroepen. Ten behoeve van deze groepen is tevens de verdere uitbouw noodzakelijk van opleidings- en werkervaringsprojecten. Op het vlak van aanbod van arbeid ziet men vooral mogelijkheden via de lokale diensteneconomie en de verdere uitbouw van sociale economieprojecten alsook via de sociale inclusie van de kansengroepen door middel van arbeidszorg. In een ruimer kader, op het vlak van overleg en participatie, wordt het belang benadrukt van de verdere uitbouw van het Forum Lokale Werkgelegenheid. De werkgroep Individuele hulpverlening wil vooral de toegang tot de bestaande diensten rond lichamelijke, geestelijke gezondheid en psychosociale gezondheid verruimen (drempelverlagend werken) en benadrukt het belang van de preventie bij de kansengroepen om het behoud van gezondheid (zowel lichamelijk als geestelijk en psychosociaal welbevinden) te stimuleren en ziekte te voorkomen. Verder blijkt het nodig te zijn dat de diensten hun onderlinge bekendheid verhogen (ondermeer via een centrale website), hun producten beter bekend maken doch ook hun bekendheid bij de bevolking bewaken. De werkgroep benadrukt verder het belang van het doorbreken van het sociaal isolement van kansarmen en alleenstaanden. Om hieraan tegemoet te komen kan er gedacht worden aan de oprichting van een ontmoetingshuis, een plaats die in eerste instantie ingericht wordt als ontmoetingsruimte waar mensen uit de kansengroepen terecht kunnen voor tal van zaken, maar waar er ook ruimte is voor het organiseren van activiteiten, preventie en vorming (dergelijke behoefte werd ook geformuleerd door de werkgroep Tewerkstelling).
131
Tenslotte pleit deze groep nog voor openheid voor nieuwsoortige initiatieven zoals opvoedingsondersteuning en studiebegeleiding aan huis. De werkgroep Mobiliteit pleit vooral voor het verbeteren, optimaliseren en betaalbaar maken van de mobiliteit voor de sociale doelgroepen. Om het mobiliteitsvraagstuk binnen de perken te houden moet er naast het optimaliseren en verder uitbouwen van de bestaande mogelijkheden om mobiel te kunnen zijn ook gewerkt worden aan een verminderen van de noodzaak om zich te verplaatsen. Aanvullend moet er geïnformeerd en gesensibiliseerd worden waarbij vooral aandacht moet gaan naar de alternatieve vervoerswijzen (te voet / met de fiets of met het openbaar vervoer). De werkgroep doet ook een inspanning om de basisdoelstellingen inzake mobiliteit te vertalen naar de verschillende doelgroepen en tenslotte wordt hier, zoals bij een aantal andere beleidsdomeinen, gepleit voor een éénloketsysteem (mobiliteitswinkel) waarbij een coördinator / ombudsman een belangrijke rol zou kunnen spelen. De sector Vrije Tijd wil vooral het aanbod toegankelijker maken voor personen uit de kansengroepen. In een streven naar een verhoogde cultuurcompetentie worden inspanningen geleverd om de bestaande informatiekloof te verkleinen en is het daarnaast de bedoeling om niet enkel de fysieke, maar ook de financiële drempels weg te werken. Vanuit de Jeugddienst worden ernstige inspanningen gedaan om het jeugdwerk toegankelijker te maken voor jongeren met een handicap of kinderen uit kansarme gezinnen en ook de Sportdienst wil de drempel tot sportbeoefening voor mensen die het financieel moeilijk hebben verlagen. Tenslotte benadrukt de werkgroep Kinderopvang dat er eerst en vooral een voldoende groot aanbod moet zijn zodat iedereen die het wil, gebruik kan maken van kinderopvang. Het tekort dat zich stelt in de voorschoolse opvang (0-3 jaar) moet in dit kader dringend worden aangepakt. Hierbij is een uitgebreid behoefteonderzoek noodzakelijk. Ten tweede willen we een kinderopvang die toegankelijk is voor alle burgers, waarbij het wegwerken van de financiële, sociale en fysieke drempels centraal staat. We zullen een coördinatiesysteem op poten zetten via de website van het stadsbestuur om ouders een overzichtelijk beeld van het aanbod te geven. We willen in de toekomst komen tot een gecoördineerd opnamebeleid. Ten derde moeten we een netwerk vormen tussen verschillende actoren waarbij kinderopvang verankerd wordt in een groter geheel. Een goede communicatie tussen de verschillende diensten is hierbij bepalend. Ten slotte moeten we verdere aandacht besteden aan alle lopende projecten en initiatieven om een kwalitatieve opvang te behouden en verder te realiseren. 7.2 Conclusies vanuit de participatie Wanneer de resultaten van het participatieproces samen gelegd worden met het werk van de werkgroepen, komen er een aantal gelijklopende lijnen naar voor. Een eerste is de toegankelijkheid van hulpverlenende diensten. Het is belangrijk dat mensen met een hulpvraag vrij vlug aan het juiste adres terecht komen met hun vraag. Velen weten momenteel niet waar en waarvoor men terecht kan
132
bij de bestaande diensten. Mogelijke pistes om de toegankelijkheid te verhogen zijn : het stimuleren van overleg tussen de diensten zodat ze op de hoogte zijn van elkaars aanbod, het opzetten van een laagdrempelig éénloketsysteem vanuit het sociaal huis waarbij gewerkt wordt met een actieve doorverwijzing, … Een andere werkwijze is het opstellen van een overzichtelijke brochure die samengesteld wordt aan de hand van vragen uit de doelgroepen. Een tweede lijn is de aandacht voor alleenstaanden en vereenzaming in combinatie met aantal sporen (tewerkstelling, maatschappelijke dienstverlening, cultuur, …). Steeds meer mensen in onze samenleving wonen alleen of raken geïsoleerd van de samenleving. Tijdens gesprekken kwam dit veelvuldig naar voor. Vooral de geïsoleerde mensen vinden vaak hun weg niet meer uit die isolatie. Een mogelijke piste om deze mensen uit hun isolatie te halen is het opzetten van een ‘inloophuis’ voor mensen uit de doelgroepen. Dit ‘inloophuis’ (of ‘ontmoetingshuis’) kan dienst doen als pleisterplek voor deze mensen. Ontmoeting is bij hen een belangrijke nood geworden. Bijkomende voordelen van zo’n plaats is dat diensten met een aanbod naar deze doelgroep niet langer op zoek moeten naar hen. Er is dan een plaats waar zij (of een deel er van) bereikbaar zijn. Vooral de diensten met een preventief aanbod, breken nu hun tanden hier op. Ook een aantal bestaande initiatieven kunnen in dit inloophuis plaats vinden. Zo kan bijvoorbeeld het groepswerk van CAW De Viersprong er een vaste stek krijgen. Dit ‘inloophuis’ kan ook dienst doen als een plaats waar de mensen met een vraag naar toe kunnen stappen en vlot doorverwezen worden, …. Een derde lijn is de vraag naar betaalbare en kwalitatieve huisvesting. Huisvesting is voor mensen één van de belangrijke pijlers in hun leven. Tijdens de gesprekken kwam het probleem van huurwoningen van ondermaatse kwaliteit naar voor, soms zelfs huisjesmelkerij. Huurprijzen zijn de laatste jaren flink gestegen, zeker voor mensen uit de kansengroepen. Maatregelen zijn nodig maar moeten in een breder geheel genomen worden vandaar de vraag naar de opstart van een lokaal woonoverleg / woonbeleid met inbreng van de beoogde doelgroepen. Ook hier is een goede éénloketfunctie met een goede doorverwijsfunctie belangrijk. Mensen hebben nood aan een centraal informatiepunt waar ze met hun vragen terecht kunnen. Speciale aandacht in het woonbeleid kan gaan naar het verhogen van het aantal sociale huurwoningen te Torhout en het ontwikkelen van een beleid rond de problematiek van kamerwonen en huisjesmelkerij te Torhout. Als vierde lijn kwam uit de gesprekken met de doelgroepen de nood aan basisdiensten in Torhout. Vanuit de doelgroepen is er een vraag naar het opnieuw inrichten van cursussen basiseducatie te Torhout. Momenteel zijn deze mensen aangewezen op het aanbod in Brugge. Het zou goed zijn mocht Wijzer (het centrum voor basiseducatie uit de regio) opnieuw een aanbod naar de autochtone laaggeletterden hebben te Torhout. Als laatste moet in de toekomst ook eens bekeken worden hoe de kansengroepen op een blijvende wijze kunnen participeren aan het sociaal beleid te Torhout. De inspanningen die genomen werden naar aanleiding van de opmaak van het lokaal sociaal beleidsplan mogen geen ééndagsvlieg blijven. Ook tijdens de uitvoering van de doelstellingen, opgenomen in het plan, moet bekeken worden op welke wijze de beoogde doelgroepen betrokken worden. Mogelijke pistes zijn :
133
-
een aandacht bij het beleid om ‘gebruik’ te maken van bestaande groepen te Torhout (eigen groepen OCMW, moedergroep CAW, …)
-
de bezoekers en gebruikers van het eventueel te realiseren inloophuis
-
…
Bijzondere aandacht kan besteed worden aan de mindervaliden te Torhout. Vanuit middenveldorganisaties is er de vraag naar een raad die deze materie behartigt. 7.3 Verdere aanpak en opvolging De opmaak van dit lokaal sociaal beleidsplan mag niet als een eindpunt worden beschouwd evenmin als het een werkstuk is waarin de sociale beleidsdoelen voor de komende zes jaar worden vastgebeiteld. Het siert elke beleidsvorm die rekening houdt met lange termijndoelen maar in een snel veranderende maatschappij moeten de beleidsverantwoordelijken en de hulpverleners vooral de soepelheid kunnen opbrengen om in te spelen op de zich even snel wijzigende noden. Vandaar dat het in de huidige samenleving weinig zin heeft om ons vast te pinnen op doelstellingen die binnen vier, vijf of zes jaar zouden moeten gerealiseerd worden, terwijl de werkelijkheid er volgend jaar alweer totaal anders kan uitzien. Bovendien ontbreken de middelen om echt structurele veranderingen (die meestal lange termijnprojecten zijn), te gaan financieren. De overheid legt de lokale besturen dan wel deze nieuwe planlast op maar stelt daartegenover geen extra middelen ter beschikking. Vandaar dat de sociale beleidsplanning zich noodgedwongen moet richten op haalbare doelstellingen die kunnen gerealiseerd worden zonder de lokale overheidsfinanciën zwaar te moeten belasten. Dit alles belet niet dat de opmaak van dit lokaal sociaal beleidsplan veeleer moet gezien worden als de start van een nieuwe overlegcultuur tussen stad, OCMW en lokale actoren, die samen het welzijn van de bevolking bewaken en daarbij bijzondere aandacht hebben voor de participatie van de kansengroepen. De werkgroepen hebben een bijzondere dynamiek gegenereerd die geresulteerd heeft in een pakket erg zinvolle voorstellen en vanuit die optiek lijkt het aangewezen om de ingeslagen weg verder te blijven volgen. Dit zou betekenen dat de werkgroepen die rond de diverse beleidsdomeinen gevormd werden, verder actief blijven en in de toekomst op gezette tijden blijven samenkomen. Op die manier kan de opvolging van de realisatie van een aantal doelstellingen bewaakt worden en wordt bij de uitvoering en de verwezenlijking van de doelstellingen tevens de medewerking vanuit de sectoren verzekerd. Daarenboven biedt deze werkwijze de mogelijkheid om per beleidsdomein periodiek overleg te plegen rond nieuwe noden of behoeften. Vanuit de werkgroepen kunnen er dan, waar en wanneer nodig, aangepaste voorstellen worden geformuleerd naar het beleid toe zodat er tijdig op nieuwe tendensen kan worden ingespeeld. Op die manier creëert het lokaal sociaal beleidsplan een dynamische structuur die de noden en evoluties binnen de welzijnssector quasi op de voet kan volgen, die vlot moet kunnen inspelen op de zich bijna permanent wijzigende omstandigheden en dit vanuit de voorwaarde dat de afstand tussen het uitvoerend en het beleidsniveau zo klein mogelijk wordt gehouden .
134
8
BIJLAGEN Bijlage 1 bij de omgevingsanalyse van het beleidsdomein individuele dienstverlening (subthema gezondheid)
Cijfergegevens omtrent problematisch alcoholgebruik en middelengebruik op basis van een simulatie van de cijfergegevens uit de Gezondheidsenquête 2004 en de VAD leerlingenbevraging van 2003 – 2004. Problematisch alcoholgebruik Resultaten gezondheidsenquête 2004 In de Gezondheidsenquête 2004 werden er 8 vragen gesteld in verband met het gebruik van alcohol. Op basis van de antwoorden op deze vragen krijgt men een zicht op de prevalentie van problematisch alcohol gebruik. Volgende vragen werden gesteld:
Welke alcoholische dranken hebt u de afgelopen 12 maand gedronken?
Hebt u in de afgelopen 6 maand ooit op één dag 6 of meer alcoholische dranken gedronken? Hoe vaak?
Drinkt u gewoonlijk alcoholische dranken tijdens de week (maandag tot donderdag)?
Drinkt u gewoonlijk alcoholische dranken tijdens het weekend?
Voor de drinkers:
Hoe vaak drinkt u (in de week en in het weekend)
Hoe veel drinkt u (in de week en in het weekend)
Hebt u ooit de drank gevoeld om minder te gaan drinken?
Hebt u het ooit moeilijk met kritiek op uw drinken?
Hebt u zich ooit schuldig gevoeld omwille van uw drinkgedrag?
Hebt u ooit alcohol gedronken om ’s morgens echt wakker te worden?
Demografische gegevens Stad Torhout (01.01.2006):
Totaal
15-
25-
35-
45-
55-
65-
24
34
44
54
64
74
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
2.474
2.301
2.954
2.819
2.187
1.995
75 +
Totaal
1.554
16.284
135
Simulatie van het aantal 15-plussers die problematisch alcohol gebruiken, op basis van de data in de Gezondheidsenquête 2004 (deel Vlaams Gewest):
15-
25-
35-44
45-54
55-
65-74
75 +
Totaal
24
34
jaar
jaar
64
jaar
jaar
jaar
Man
99
93
150
118
62
98
26
646
Vrouw
27
36
40
103
14
39
6
265
Totaal
126
129
190
221
76
137
32
911
5,1%
5,6%
6,4%
7,8%
3,5%
6,9%
2,1%
5,6%
jaar
In het Vlaamse gewest drinkt 5,6% van de volwassen bevolking problematisch. Bij een simulatie voor Torhout zijn dit zo’n 911 inwoners. Het aantal bereikt een hoogtepunt tussen 35 en 54 jaar. Resultaten leerlingenbevraging VAD In de VAD leerlingenbevraging worden jongeren tussen 12 en 18 jaar van verschillende scholen bevraagd. De meest recente gegevens komen uit het rapport 2003 – 2004. De resultaten zijn een representatieve weergaven van het alcohol en druggebruik van de leerlingen uit het Vlaamse gewest. Demografische gegevens Stad Torhout (01.01.2004): 12-14
15-16
17-18
Totaal
jaar
jaar
jaar
Jongens
357
225
270
852
Meisjes
233
212
240
685
Totaal
590
437
510
1537
Simulatie van het aantal 12 – 18-jarigen die regelmatig alcohol gebruiken (minimum 1x / week), op basis van de data in de leerlingenbevraging 2003 - 2004: 12-14
15-16
17-18
Totaal
jaar
jaar
jaar
Jongens
36
109
181
312
Meisjes
18
62
99
150
Totaal
53
169
281
462
8,9%
38,7%
55,1%
34,2%
136
Van alle leerlingen tussen 12 en 18 jaar drinkt 34,2% regelmatig alcohol. Bij een simulatie voor Torhout zijn dit zo’n 432 inwoners. Het aantal stijgt met de leeftijd.
Illegaal druggebruik Resultaten gezondheidsenquête 2004 In de Gezondheidsenquête 2004 werden er 8 vragen gesteld in verband met het gebruik van illegale drugs. Op basis van de antwoorden op deze vragen krijgt men een zicht op de prevalentie van illegaal druggebruik. Volgende vragen werden gesteld:
Hebt u ooit cannabis (hasjiesj of marihuana) gebruikt?
Voor de ooit-gebruikers:
Hoe oud was u toen u voor het eerst cannabis (hasjiesj of marihuana) gebruikte?
Hebt u in de afgelopen 12 maanden cannabis (hasjiesj of marihuana) gebruikt?
Hebt u in de afgelopen 30 dagen cannabis (hasjiesj of marihuana) gebruikt?
Gebruikt u meestal marihuana of meestal hasjiesj?
Demografische gegevens Stad Torhout (01.01.2006):
Totaal
15-
25-
35-
45-
55-
65-
24
34
44
54
64
74
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
2.474
2.301
2.954
2.819
2.187
1.995
75 +
Totaal
1.554
16.284
Simulatie van het aantal 15-plussers die het laatste jaar cannabis (hasjiesj of marihuana) gebruik(t)en, op basis van de data in de Gezondheidsenquête 2004 (deel Vlaams Gewest):
15-24
25-34
35-
45-
55-
65-
75
jaar
jaar
44
54
64
74
+
jaar
jaar
jaar
jaar
Totaal
Man
215
166
48
26
0
0
0
455
Vrouw
64
82
7
8
0
0
0
161
Totaal
279
248
55
34
0
0
0
616
11,3%
10,8%
5,8%
1,2%
0%
0%
0%
3,8%
137
In het Vlaamse gewest heeft 3,8% van de volwassen bevolking het laatste jaar cannabis gebruikt. Bij een simulatie voor Torhout zijn dit zo’n 616 inwoners. Het aantal daalt met de leeftijd.
Simulatie van het aantal 15-plussers die recent cannabis (hasjiesj of marihuana) gebruikten, op basis van de data in de Gezondheidsenquête 2004 (deel Vlaams Gewest):
15-
25-
35-
45-
55-
65-
75 +
Totaal
24
34
44
54
64
74
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
Man
100
154
29
0
0
0
0
283
Vrouw
21
50
4
0
0
0
0
75
Totaal
121
204
33
0
0
0
0
358
4,9%
8,6%
1,1%
0%
0%
0%
0%
2,6%
In het Vlaamse gewest heeft 2,6% van de volwassen bevolking recent cannabis gebruikt. Bij een simulatie voor Torhout zijn dit zo’n 358 inwoners. Het aantal daalt met de leeftijd. Simulatie van het aantal 15-plussers die ooit XTC of amfetamines gebruikten, op basis van de data in de Gezondheidsenquête 2001 (deel Vlaams Gewest): 15-
25-
35-
45-
55-
65-
75 +
Totaal
24
34
44
54
64
74
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
Man
58
63
27
4
0
0
0
152
Vrouw
22
35
16
10
3
0
0
86
Totaal
80
98
43
14
3
0
0
238
3,2%
4,2%
1,4%
0,6%
0,1%
0%
0%
1,6%
In het Vlaamse gewest heeft 1,6% van de volwassen bevolking ooit XTC of amfetamines gebruikt. Bij een simulatie voor Torhout zijn dit zo’n 238 inwoners. Het aantal daalt met de leeftijd. Resultaten leerlingenbevraging VAD In de VAD leerlingenbevraging worden jongeren tussen 12 en 18 jaar van verschillende scholen bevraagd. De meest recente gegevens komen uit het rapport 2003 – 2004. De resultaten zijn een representatieve weergaven van het alcohol en druggebruik van de leerlingen uit het Vlaamse gewest.
138
Demografische gegevens Stad Torhout (01.01.2004): 12-14
15-16
17-18
Totaal
jaar
jaar
jaar
Jongens
357
225
270
852
Meisjes
233
212
240
685
Totaal
590
437
510
1537
Simulatie van het aantal 12 – 18-jarigen die regelmatig cannabis gebruiken (minimum 1x / week), op basis van de data in de leerlingenbevraging 2003 - 2004: 12-14
15-16
17-18
Totaal
jaar
jaar
jaar
Jongens
3
24
41
66
Meisjes
1
12
17
23
Totaal
4
35
59
89
0,6%
8,0%
11,2%
6,6%
Van alle leerlingen tussen 12 en 18 jaar gebruikt 6,6% regelmatig cannabis. Bij een simulatie voor Torhout zijn dit zo’n 89 inwoners. Het aantal stijgt met de leeftijd. Simulatie van het aantal 12 – 18-jarigen die regelmatig andere illegale middelen gebruiken (minimum 1x / week), op basis van de data in de leerlingenbevraging 2003 - 2004: 12-14
15-16
17-18
Totaal
jaar
jaar
jaar
Jongens
0
1
5
4
Meisjes
0
0
5
3
Totaal
0
1
9
7
0%
0,2%
1,8%
0,3%
Van alle leerlingen tussen 12 en 18 jaar gebruikt 0,3% regelmatig andere illegale middelen. Bij een simulatie voor Torhout zijn dit zo’n 7 inwoners. Het aantal stijgt met de leeftijd.
139
KWALITATIEVE GEGEVENS ROND GEZONDHEID: MIDDELENGEBRUIK EN MIDDELENMISBRUIK
De factoren die VAD vanuit internationaal vergelijkend onderzoek naar voor schuiven zijn de volgende: risicofactoren voor druggebruik
risicofactoren voor problematisch druggebruik
individuele kenmerken:
Individuele kenmerken:
leeftijd: toenemend gebruik tot midden 20 jaar en
genetische, metabolische en
nadien afnemend
persoonlijkheidskenmerken
sekse: meer gebruik onder mannen
andere sociale en psychologische problemen – al op
vroegrijpheid
jonge leeftijd schoolproblemen, geringe eigenwaarde,
gebruik van alcohol of tabak
depressie eerste gebruik op jonge leeftijd – vooral in samenhang met andere schoolproblemen
Gezinskenmerken:
Gezinskenmerken:
middelengebruik door ouders
opvoedings- of gezinsproblemen
Omgevingskenmerken:
Omgevingskenmerken:
uitgaansleven: bars, disco’s, party’s
herhaalde blootstelling aan beschikbaarheid van
stedelijke omgeving: groter risico voor illegale
drugs, vooral in kwetsbare groepen met andere
drugs maar niet voor alcohol, tabak, medicijnen,
risicofactoren
oplosmiddelen
ontbreken van duidelijke en relevante informatie over
gebieden met hoge prevalentie en beschikbaarheid
gezondheidsrisico’s
van drugs positief imago van druggebruik onder leeftijdgenoten Sociaal-economisch:
Sociaal-economisch:
hoger beschikbaar inkomen
lage sociaal-economische status, maatschappelijke marginalisering, werkloosheid
140
Bijlage 2 bij de omgevingsanalyse van het beleidsdomein individuele dienstverlening (subthema gezondheid)
Torhout Cijfergegevens omtrent het tabaksgebruik op basis van een simulatie van de cijfergegevens uit de Gezondheidsenquête 2004
Onder de diverse risicofactoren voor de gezondheid is het gebruik van tabak zonder twijfel de meest kritische. Het gebruik van tabak wordt tegenwoordig beschouwd als de belangrijkste vermijdbare oorzaak van morbiditeit en mortaliteit in de wereld. Zo hebben talloze studies aangetoond dat het gebruik van tabak de voornaamste determinant van longkanker is, en dat ze aan de basis ligt van ongeveer één kanker op drie, wanneer alle types mee in rekening worden genomen. Het tabaksgebruik speelt daarnaast een belangrijke rol in de ontwikkeling van onder andere cardiovasculaire aandoeningen, chronische ademhalingsproblemen en emfyseem. Het gebruik van sigaretten tijdens de zwangerschap is verantwoordelijk, naast andere factoren, voor een laag geboortegewicht en wiegendood. Bovendien wordt passief roken als een belangrijk risico beschouwd voor longkanker en cardiovasculaire aandoeningen bij de niet-rokers, alsook voor ademhalingsproblemen bij de jonge kinderen.
1. Resultaten van de Gezondheidsenquête 2004 In de Gezondheidsenquête 2004 werden er 12 vragen gesteld in verband met het gebruik van tabak. Op basis van de antwoorden op deze vragen krijgt men een zicht op de prevalentie van dit gebruik. Algemeen wordt wel aangenomen dat de vragen rond het gebruik van tabak in de Gezondheidsenquête de reële consumptie, gebaseerd op de verkoopscijfers, onderschatten. Volgende vragen werden gesteld: •
Hebt u al minstens 100 sigaretten, of een gelijkwaardige hoeveelheid tabak, gerookt tijdens uw leven?
•
Rookt u nu? o
Alle dagen
o
Af en toe
Voor huidige rokers: •
Welke tabaksproducten rookt u en hoe vaak?
141
•
Hoe oud was u toen u regelmatig begon te roken?
•
Hoeveel sigaretten rookt u gewoonlijk per dag?
•
Wanneer rookt u uw eerste sigaret na het ontwaken?
•
Zou u kunnen zeggen dat in vergelijking met 2 jaar geleden uw gebruik van tabak is veranderd?
•
Hebt u ooit getracht te stoppen met roken?
Voor voormalige rokers: •
Welke tabaksproducten rookte u en hoe vaak?
•
Hoe oud was u toen u regelmatig begon te roken?
•
Hoeveel sigaretten rookte u gewoonlijk per dag?
•
Hoe lang geleden bent u met roken gestopt?
Demografische gegevens Torhout (01.01.2006): 15-24
25-34
35-44
45-54
55-64
65-74
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
2474
2301
2954
2819
2187
1995
75 +
Totaal
1554
16284
Simulatie van het aantal rokers (aantal dagelijkse rokers + aantal occasionele rokers), op basis van de data in de Gezondheidsenquête 2004 (deel Vlaams Gewest):
Totaal
15-24
25-34
35-44
45-54
55-64
65-74
75 +
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
30.2 %
30.6 %
32.6 %
34.1 %
19.9 %
15.5 %
10.9 %
747
704
963
961
435
309
169
Totaal
4364 (26.8 %)
Simulatie van de verdeling van het aantal huidige rokers (aantal dagelijkse rokers + aantal occasionele rokers) volgens hun motivatie om te stoppen met roken (= heeft gepoogd / is geneigd te stoppen), op basis van de data in de Gezondheidsenquête 2004 (deel Vlaams Gewest):
Totaal
15-24
25-34
35-44
45-54
55-64
65-74
75 +
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
57.5 %
62.8 %
74.0 %
75.2 %
64.2 %
75.7 %
62.0 %
430
442
713
723
279
234
105
Totaal
2989 (68.5%)
142
Simulatie van het aantal dagelijkse rokers, op basis van de data in de Gezondheidsenquête 2004 (deel Vlaams Gewest):
Totaal
15-24
25-34
35-44
jaar
jaar
jaar
26.6 %
23.4 %
28.6 %
658
538
845
45-54
55-64
65-74
jaar
jaar
29.3 %
17.1 %
13.6 %
7.2 %
826
374
271
112
jaar
75 +
Totaal
3680 (22.6 %)
Simulatie van het aantal occasionele rokers, op basis van de data in de Gezondheidsenquête 2004 (deel Vlaams Gewest):
Totaal
15-24
25-34
35-44
45-54
55-64
65-74
75 +
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
3.6 %
7.3 %
4.0 %
4.8 %
2.9 %
2.0 %
3.6 %
89
168
118
135
63
40
56
Totaal
684 (4.2%)
Informatie omtrent het percentage rokers (van 15 jaar en ouder) per opleidingsniveau, dit betreft Vlaamse cijfers op basis van de Gezondheidsenquête 2004 (deel Vlaams Gewest):
Geen of lager
Dagelijkse
Occasionele
Totaal aantal
rokers
rokers
rokers
23.2 %
1.7 %
24.9 %
26.6 %
3.1 %
26.3 %
Ex-rokers
Nooit
Totaal aantal
gerookt
niet-rokers
21.1 %
54.0 %
75.1 %
29.7 %
19.6 %
50.8 %
70.3 %
4.0 %
30.2 %
20.0 %
49.8 %
69.8 %
17.3 %
5.3 %
22.6 %
21.8 %
55.6 %
77.4 %
22.5 %
4.0 %
26.5 %
20.7 %
52.7 %
73.5 %
onderwijs Lager middelbaar Hoger middelbaar Hoger onderwijs Totaal
143
Na correctie voor leeftijd en geslacht kan een significant verschil worden vastgesteld in de verdeling van de rokers in functie van opleidingsniveau: bij diegenen met een diploma hoger onderwijs kan een minder grote proportie huidige rokers worden teruggevonden in vergelijking met diegenen met een minder hoge opleiding. Na correctie voor leeftijd en geslacht kan ook worden vastgesteld dat de gemiddelde leeftijd waarop met roken wordt gestart significant minder hoog is bij diegenen met een eerder beperkte opleiding in vergelijking met diegenen met een diploma hoger onderwijs. De Gezondheidsenquête 2004 concludeert dat de prevalentie van het gebruik van tabak daalt over de jaren heen, telkens met 1 %. Na controle voor leeftijd en geslacht gaat hier niet om een significante daling, wat doet veronderstellen dat de geobserveerde verschillen meer te maken hebben met de demografische samenstelling van de bevolking, dan met veranderingen in tabaksgebruik. 2. Voortijdige en potentieel vermijdbare sterfgevallen De potentieel preventief vermijdbare doodsoorzaken werden geselecteerd op basis van een review van de medische en epidemiologische literatuur inzake de effectiviteit van preventie en gezondheidspromotie. In 2003 werden bij mannelijke residenten van het Vlaamse Gewest 5 609 voortijdige en potentieel vermijdbare sterfgevallen genoteerd, wat 42.6 % uitmaakt van alle sterfgevallen in de leeftijdsgroep van 0 tot 74 jaar. Het grootste deel daarvan (57.7% van de voortijdig en potentieel vermijdbare sterfgevallen ofwel 25 % van alle sterfgevallen) kon worden voorkomen door primaire preventie, meer in het bijzonder van •
Longkanker (58 % van de primaire vermijdbare sterfgevallen) (te vermijden door niet te roken)
•
Ischemische hartziekten (IHZ) (22 %) (te vermijden door onder andere een gezonde voeding en voldoende fysieke activiteit)
•
Levercirrose (8 %) (te vermijden door matiging van het alcoholgebruik)
•
Verkeersongevallen (12 %) (te vermijden door een aangepast rijgedrag en een goede controle op de verkeersveiligheid)
Bij vrouwen waren er 3 305 voortijdige en vermijdbare sterfgevallen. Het verschil tussen medische en primaire preventie is hier omgekeerd: respectievelijk 73 % en 26.9 %. Vooral borstkanker, cerebrovasculaire sterfte en colorectale kanker liggen hieraan ten grondslag. Als we de verschillende belangrijke voortijdige en potentieel te vermijden sterfgevallen linken aan de leeftijd bekomen we volgende gegevens: Mannen
Vrouwen
< 1 jaar
Perinatale verwikkelingen (57 / 35%)
Perinatale verwikkelingen (40 / 41%)
1 - 4 jaar
Ongevallen privé-sfeer (6 / 16%)
Ongevallen privé-sfeer (7 / 20%)
5 - 9 jaar
Vervoersongevallen (2 / 9%)
Vervoersongevallen (4 / 17%)
10 - 14 jaar
Vervoersongevallen (3 / 14%)
Vervoersongevallen (7 / 39%)
15 - 19 jaar
Vervoersongevallen (54 / 50%)
Vervoersongevallen (14 / 31%)
20 - 24 jaar
Vervoersongevallen (94 / 50%)
Vervoersongevallen (24 / 38%)
144
25 - 29 jaar
Vervoersongevallen (72 / 41%)
Zelfdoding (19 / 29%)
30 - 34 jaar
Zelfdoding (69 / 34%)
Vervoersongevallen (13 / 14%)
35 - 39 jaar
Zelfdoding (86 / 29%)
Borstkanker (28 / 15%)
40 - 44 jaar
Zelfdoding (92 / 22%)
Borstkanker (30 / 13%)
45 - 49 jaar
Zelfdoding (87 / 13%)
Borstkanker (61 / 16%)
50 - 54 jaar
Longkanker (128 / 13%)
Borstkanker (114 / 19%)
55 - 59 jaar
Longkanker (238 / 17%)
Borstkanker (123 / 16%)
60 - 64 jaar
Longkanker (303 / 17%)
Borstkanker (142 / 15%)
65 - 69 jaar
Longkanker (512 / 18%)
Borstkanker (168 / 11%)
70 - 74 jaar
Ischemische hartziekten (606 / 15%)
Ischemische hartziekten (312 / 13%)
75 - 79 jaar
Ischemische hartziekten (799 / 15%)
Ischemische hartziekten (529 / 13%)
80 - 84 jaar
Ischemische hartziekten (701 / 15%)
Cerebrovasculaire ziekten (675 / 13%)
>= 85 jaar
Ischemische hartziekten (717 / 13%)
Hartinsufficiëntie (1453 / 12%)
Eén van de belangrijkste doodsoorzaken is longkanker, vooral bij mannen. Langdurig roken is de belangrijkste oorzaak van longkanker, vandaar ook dat longkanker door primaire preventie kan vermeden worden. Roken vormt een ernstige bedreiging voor de individuele gezondheid én voor de volksgezondheid. Uit de Gezondheidsindicatoren 2003 blijft dat 29.2 % van de sterfte bij mannen boven de 35 jaar door ziekte zou kunnen vermeden worden door niet te roken. Bij vrouwen ligt dit percentage beduidend lager, o.a. door het belangrijke aandeel van borstkanker, maar merken dat het percentage lichtjes aan het stijgen is. Mannen
Sterfgevallen
Aan tabak
%
toegeschreven: Longkanker
3 019
2 811
93.1 %
621
424
68.3 %
Andere kankers
5 347
749
14.0 %
COPD
1 854
1 344
72.5 %
Hart- en vaataandoeningen
9 611
1 541
16.0 %
Alle andere medische oorzaken
6 287
903
14.4 %
Totaal medische oorzaken
26 739
7 773
29.1 %
Sterfgevallen
Aan tabak
%
Aëro-digestieve kankers
Vrouwen
toegeschreven: Longkanker
649
395
60.9 %
145
Aëro-digestieve kankers
164
39
23.5 %
5 713
65
1.1 %
979
395
40.4 %
Hart- en vaataandoeningen
11 477
250
2.2 %
Alle andere medische oorzaken
8 750
293
3.3 %
Totaal medische oorzaken
27 732
1 437
5.2 %
Andere kankers COPD
Uit de cijfers van het Kankerregister 2000 kunnen we volgende gegevens terugvinden: •
Mannen: 566 geregistreerde invasieve longkankers (totaal aantal geregistreerde invasieve kankers: 3 730).
•
Vrouwen: 84 geregistreerde invasieve longkankers (totaal aantal geregistreerde invasieve kankers: 2 804).
3. STIVORO Op de website van STIVORO is er sinds kort een “Urgentiemeter Tabak” beschikbaar. Deze maakt op basis van het aantal inwoners in de gemeente een simulatie van het aantal overledenen door roken per jaar, het aantal overledenen door meeroken per jaar en het aantal ondernomen stoppogingen in een jaar. Deze simulatie vertrekt wel van Nederlandse statistieken en dus niet van Belgische of Vlaamse. Torhout (totaal aantal inwoners op 01.01.2006 : 19181) : •
Aantal overledenen per jaar: 21
•
Aantal overledenen per jaar door meeroken: 3
•
Aantal ondernomen stoppogingen in een jaar: 1497
146
Bijlage 3 bij de omgevingsanalyse van het beleidsdomein individuele dienstverlening (subthema gezondheid)
Stad Torhout Cijfergegevens omtrent de voedingsstatus, het voedingsgedrag en de lichaamsbeweging op basis van een simulatie van de cijfergegevens uit de Gezondheidsenquête 2004
Belangrijke chronische aandoeningen zoals hart- en vaatziekten, verschillende kankers, botontkalking en nog vele andere, worden geassocieerd met voedingsfactoren. Om deze reden behoort het thema voeding tot 1 van de vijf gezondheidsdoelstellingen van de Vlaamse gemeenschap betreft deze voedingsgewoonten. De doelstelling luidt als volgt: ‘De consumptie van vetrijke voeding, zowel bij mannen als bij vrouwen, moet op significante wijze dalen ten voordele van vetarme en vezelrijke voeding.’ In 2007 wordt deze doelstelling geherformuleerd. In elk geval staat vast dat het bevorderen van gezond eten hand in hand gaat met het bevorderen van regelmatig bewegen. Een gezonde en evenwichtige voeding en beweging zijn belangrijk. Mensen bewust maken van het evenwicht tussen energie-inname en calorieverbruik en hen aanzetten tot gedragsverandering is daarom een noodzaak. 4. Resultaten van de Gezondheidsenquête 2004 In de Gezondheidsenquête 2004 werden er 22 vragen gesteld in verband met de voedingsstatus en het voedingsgedrag. a. Voedingsstatus: Naast de peiling naar de Body Mass Index (BMI) werden volgende vragen gesteld i.v.m. de voedingsstatus: •
Probeert u op dit ogenblik af te slanken, te verdikken of uw gewicht stabiel te houden? Of zou u veeleer stellen dat u zich daar geen zorgen over maakt?
•
Wat doet u op dit ogenblik om af te slanken of om uw gewicht stabiel te houden?
•
Wie heeft u aangeraden iets aan uw gewicht te doen?
147
Demografische gegevens Stad Torhout (01.01.2006):
Totaal
15-24
25-34
35-44
45-54
55-64
65-74
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
2.474
2.301
2.954
2.819
2.187
1.995
75 +
Totaal
1.554
16.284
Simulatie van het aantal 15-plussers met overgewicht, op basis van de data in de Gezondheidsenquête 2004 (deel Vlaams Gewest):
Totaal
18-24
25-34
35-44
45-54
55-64
65-74
75 +
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
14.1%
26.4%
41.7%
47.4%
58.5%
60.1%
48.8%
349
607
1.232
1.336
1.280
1.199
758
Totaal
6.953 (42.7%)
In het Vlaamse gewest lijdt 42.7% van de volwassen bevolking aan overgewicht. Bij een simulatie voor Torhout zijn dit zo’n 6.953 inwoners. Het aantal stijgt met de leeftijd. Simulatie van het aantal 15-plussers met een overgewicht volgens de houding ten aanzien van het eigen gewicht, op basis van de data in de Gezondheidsenquête 2004 (deel Vlaams Gewest): 15-24
25-34
35-44
45-54
55-64
65-74
75 +
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
37.9%
41.2%
60.5%
494
459
Totaal
Maakt zich geen zorgen over het gewicht: Totaal
49.2%
43.6%
37.7%
36.8%
172
265
464
492
485
2.983 (42.9%)
Probeert gewicht stabiel te houden: Totaal
33.5%
42.7%
45.9%
51.2%
50.6%
48.0%
36.0%
117
259
565
684
648
576
273
3.032 (43.6%)
Probeert te vermageren Totaal
17.3%
13.7%
16.4%
11.9%
11.5%
10.6%
3.5%
939
60
83
202
159
147
127
27
(13.5%)
148
Wat opvalt, is dat 2.983 personen van de groep die lijdt aan overgewicht zich geen zorgen maakt over hun gewicht. 3.032 proberen hun gewicht stabiel te houden en slechts 939 mannen en vrouwen die met overgewicht kampen, proberen te vermageren. Simulatie van het aantal 15-plussers met een overgewicht die voor de afslankingsmethode roken opteren, op basis van de data in de Gezondheidsenquête 2004 (deel Vlaams Gewest): 15-24
25-34
35-44
45-54
55-64
65-74
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
8.7%
5.9%
4.9%
7.9%
4.6%
15
20
38
67
37
Totaal
75 +
Totaal
3.4%
5.2%
246
24
16
(6.2%)
246 inwoners van Torhout die last hebben van overgewicht en die hun gewicht proberen te behouden of wensen te vermageren, doen dit door te roken(!). Simulatie van het aantal 15-plussers en met een ondergewicht, op basis van de data in de Gezondheidsenquête 2004 (deel Vlaams Gewest): 15-24
25-34
35-44
45-54
55-64
65-74
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
22.5%
15.1%
8.0%
6.1%
2.0%
4.1%
8.8%
557
347
236
172
48
82
137
Totaal
75 +
Totaal
1.466 (9.0%)
Een kleinere groep, maar daarom niet onbelangrijk, zijn het aantal inwoners met een ondergewicht. Voor Torhout zouden dit maar liefst 1.466 inwoners zijn. Demografische gegevens Stad Torhout Jongeren (01.01.2006):
Totaal
0-4
5-9
10-14
15-19
jaar
jaar
jaar
jaar
844
935
1137
1192
Totaal 4108
149
Simulatie van het aantal jongeren met overgewicht, op basis van de data in de Gezondheidsenquête 2004 (deel Vlaams Gewest):
Totaal
0-4
5-9
10-14
15-19
jaar
jaar
jaar
jaar
7.2%
13.8%
11.1%
6.5%
61
129
126
77
Totaal
448 (10.9%)
Meer dan een tiende van het aantal jongeren lijdt aan overgewicht, voor Torhout bedraagt dit 448 inwoners. De grootste groep bevindt zich in de leeftijdscategorie 5 tot 14-jarigen.
b. Voedingsgedrag: Volgende vragen werden gesteld i.v.m. de voedingsgewoontes: •
Hoe vaak eet u een ontbijt?
•
Hoe vaak eet u een middagmaal?
•
Hoe vaak eet u een avondmaal?
•
Hoe vaak eet u bereide of rauwe groenten (droge peulvruchten niet inbegrepen)?
•
Hoeveel bereide of rauwe groenten eet u dan gemiddeld op zo’n dag?
•
Hoe vaak eet u vers fruit ?
•
Hoeveel fruit eet u dan gemiddeld op zo’n dag?
•
Hoeveel bruin brood eet u dan gemiddeld op zo’n dag?
•
Hoe vaak eet u vis of schelp- of schaaldieren (zoals koolvis, kabeljauw, mosselen, garnalen,…)?
•
Hoeveel vis of schelp- of schaaldieren eet u dan gemiddeld op zo’n dag?
•
Hoe vaak drinkt u gesuikerde of alcoholische dranken (zoals bier, wijn, frisdrank, gesuikerde koffie of thee, industrieel vervaardigde vruchtensappen,…)?
•
Hoeveel gesuikerde of alcoholische dranken drinkt u gemiddeld op zo’n dag?
•
Hebt u de afgelopen 2 jaar uw vetconsumptie verminderd?
•
Om welke reden hebt u uw vetconsumptie verminderd?
•
Bent u de afgelopen 2 jaar meer vezelrijke voedingsmiddelen gaan gebruiken?
•
Om welke reden bent u meer vezelrijke voedingsmiddelen gaan gebruiken?
150
Demografische gegevens Stad Torhout (01.01.2006):
Totaal
15-24
25-34
35-44
45-54
55-64
65-74
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
2.474
2.301
2.954
2.819
2.187
1.995
75 +
Totaal
1.554
16.284
Simulatie van het aantal inwoners volgens de regelmatigheid in het eetpatroon en het nemen van een ontbijt, op basis van de data in de Gezondheidsenquête 2004 (deel Vlaams Gewest): 15-24
25-34
35-44
45-54
55-64
65-74
75 +
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
25.3%
33.3%
28.0%
23.1%
14.1%
8.6%
6.5%
626
766
827
651
308
172
101
Totaal
Onregelmatig eetpatroon: Totaal
3.517 (21.6%)
Onregelmatig ontbijt: Totaal
23.8%
30.4%
23.7%
18.7%
9.9%
5.7%
3.6%
589
700
700
527
217
114
559
2.964 (18.2%)
Van de 16.284 15-plussers te Torhout, zijn er 3.517 die geen regelmatig eetpatroon aannemen. Ook een onregelmatig ontbijt komt bij 2.964 van de populatie voor. Het nemen van een middagmaal (5.2%) en een avondmaal (2.0%) neemt een regelmatiger patroon aan.
151
Simulatie van het aantal inwoners volgens een onvoldoende consumptie van groenten, fruit, bruin brood en vis, op basis van de data in de Gezondheidsenquête 2004 (deel Vlaams Gewest): Leeftijdsgroep
Groenten
Totaal
15-24
25-34
35-44
45-54
55-64
65-74
75 +
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
17.4%
18.5%
13.9%
12.9%
12.8%
11.7%
9.8%
430
426
411
364
280
233
152
2280 (14.0%)
Fruit
56.0%
50.3%
42.5%
42.5%
32.5%
27.2%
28.8%
1.385
1.157
1.255
1.198
710
543
448
6.530 (40.1%)
Bruin brood
39.6%
40.4%
37.3%
28.9%
26.8%
28.0%
34.0%
980
930
1.102
815
586
559
528
5.911 (36.3%)
Vis
49.9%
38.0%
41.5%
29.6%
18.5%
21.5%
22.2%
1.235
874
1.226
826
405
430
345
5.553 (34.1%)
Wanneer we een kijkje nemen bij de consumptie van groenten, zien we dat jongeren relatief minder frequent groenten eten. Fruit wordt in de leeftijdsgroep 15 tot 34 bij meer dan de helft onvoldoende geconsumeerd. 5.911 15-plussers van Torhout eten nog te weinig bruin brood. Wat vis betreft, is de proportie personen die dit onvoldoende frequent eet, globaal genomen hoger bij de jongere leeftijdsgroepen. De consumptie van vis is beduidend meer populair bij personen met een diploma hoger onderwijs. Met uitzondering van de leeftijdgroep 75 jaar en ouder, daalt het percentage personen dat onvoldoende gezond eet met de leeftijd. Simulatie van het aantal inwoners dat de afgelopen twee jaar de vetconsumptie nog niet heeft verminderd, op basis van de data in de Gezondheidsenquête 2004 (deel Vlaams Gewest):
Totaal
15-24
25-34
35-44
45-54
55-64
65-74
75 +
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
77.2%
67.7%
67.9%
58.0%
54.5%
56.8%
67.1%
1.910
1.558
2.006
1.635
1.192
1.133
1.043
Totaal
10.454 (64.2%)
152
Zoals de gezondheidsdoelstelling i.v.m. voeding aangeeft, moet de consumptie van vetrijke voeding, zowel bij mannen als bij vrouwen, op significante wijze dalen. Wanneer we de cijfers voor Torhout erbij nemen, zien we dat dit nog niet de juiste richting uitwijst. In de laatste twee jaar zijn er 10.454 individuen die nog geen poging ondernomen hebben om hun vetconsumptie te doen afnemen. Het valt op dat de inzet om minder vetrijke voeding te consumeren, stijgt met de leeftijd. Van de groep die wel een inspanning levert, is de hoofdreden ‘vermageren’. Dit motief daalt met het ouder worden. Een tweede reden daarentegen, ‘de angst voor de gevolgen’, stijgt met de leeftijd. Ook ‘ziekte’ is een vaak aangegeven argument. Simulatie van het aantal inwoners dat de afgelopen twee jaar nog geen poging heeft ondernomen om meer vezelrijke voedingsmiddelen te gebruiken, op basis van de data in de Gezondheidsenquête 2004 (deel Vlaams Gewest):
Totaal
15-24
25-34
35-44
45-54
55-64
65-74
75 +
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
79.5%
79.1%
76.1%
75.4%
72.9%
78.4%
87.1%
1.967
1.820
2.248
2.126
1.594
1.564
1.354
Totaal
12.653 (77.7%)
Een vetrijke voeding kan deels vervangen worden door vezelrijke voedingsmiddelen. 77.7% (12.653 inwoners te Torhout) heeft hier nog geen poging toe ondernomen. De 22.3% die wel meer vezelrijke voeding is gaan consumeren geeft aan dit onder andere te doen omdat het goed is voor de gezondheid. Een tweede argument luidt dat het hoort bij hun dieet.
Tenslotte nog een woord over mogelijke veranderingen in gewoonten. Vele mensen zijn er – onterecht - van overtuigd dat ze gezond eten en zijn dan ook niet van plan deze gewoonten te veranderen. Veranderingen in voedingsgewoonten zijn echter in eerste instantie gebaseerd op het besef dat deze gewoonten op lange termijn niet goed voor de gezondheid zijn. Het is dan ook de boodschap om eerst de mensen bewust te maken van hun ongezonde eetgewoonten. De voornaamste les die we uit de resultaten van dit thema kunnen trekken is dat een aanzienlijk deel van de bevolking onvoldoende gezond eet om hiervan een positief gevolg op de gezondheid te hebben. Het is dan ook noodzakelijk op deze situatie te reageren.
153
Bijlage 4 bij de omgevingsanalyse van het beleidsdomein individuele dienstverlening (subthema gezondheid)
Stad Torhout Cijfergegevens omtrent de borstkankerscreening
5. Voortijdige en potentieel vermijdbare sterfgevallen De potentieel preventief vermijdbare doodsoorzaken werden geselecteerd op basis van een review van de medische en epidemiologische literatuur inzake de effectiviteit van preventie en gezondheidspromotie. In 2003 werden bij mannelijke residenten van het Vlaamse Gewest 5 609 voortijdige en potentieel vermijdbare sterfgevallen genoteerd, wat 42.6 % uitmaakt van alle sterfgevallen in de leeftijdsgroep van 0 tot 74 jaar. Het grootste deel daarvan (57.7% van de voortijdig en potentieel vermijdbare sterfgevallen ofwel 25 % van alle sterfgevallen) kon worden voorkomen door primaire preventie, meer in het bijzonder van •
Longkanker (58 % van de primaire vermijdbare sterfgevallen) (te vermijden door niet te roken)
•
Ischemische hartziekten (IHZ) (22 %) (te vermijden door onder andere een gezonde voeding en voldoende fysieke activiteit)
•
Levercirrose (8 %) (te vermijden door matiging van het alcoholgebruik)
•
Verkeersongevallen (12 %) (te vermijden door een aangepast rijgedrag en een goede controle op de verkeersveiligheid)
Bij vrouwen waren er 3 305 voortijdige en vermijdbare sterfgevallen. Het verschil tussen medische en primaire preventie is hier omgekeerd: respectievelijk 73 % en 26.9 %. Vooral borstkanker, cerebrovasculaire sterfte en colorectale kanker liggen hieraan ten grondslag. Als we de verschillende belangrijke voortijdige en potentieel te vermijden sterfgevallen linken aan de leeftijd bekomen we volgende gegevens: Mannen
Vrouwen
< 1 jaar
Perinatale verwikkelingen (57 / 35%)
Perinatale verwikkelingen (40 / 41%)
1 - 4 jaar
Ongevallen privé-sfeer (6 / 16%)
Ongevallen privé-sfeer (7 / 20%)
5 - 9 jaar
Vervoersongevallen (2 / 9%)
Vervoersongevallen (4 / 17%)
10 - 14 jaar
Vervoersongevallen (3 / 14%)
Vervoersongevallen (7 / 39%)
154
15 - 19 jaar
Vervoersongevallen (54 / 50%)
Vervoersongevallen (14 / 31%)
20 - 24 jaar
Vervoersongevallen (94 / 50%)
Vervoersongevallen (24 / 38%)
25 - 29 jaar
Vervoersongevallen (72 / 41%)
Zelfdoding (19 / 29%)
30 - 34 jaar
Zelfdoding (69 / 34%)
Vervoersongevallen (13 / 14%)
35 - 39 jaar
Zelfdoding (86 / 29%)
Borstkanker (28 / 15%)
40 - 44 jaar
Zelfdoding (92 / 22%)
Borstkanker (30 / 13%)
45 - 49 jaar
Zelfdoding (87 / 13%)
Borstkanker (61 / 16%)
50 - 54 jaar
Longkanker (128 / 13%)
Borstkanker (114 / 19%)
55 - 59 jaar
Longkanker (238 / 17%)
Borstkanker (123 / 16%)
60 - 64 jaar
Longkanker (303 / 17%)
Borstkanker (142 / 15%)
65 - 69 jaar
Longkanker (512 / 18%)
Borstkanker (168 / 11%)
70 - 74 jaar
Ischemische hartziekten (606 / 15%)
Ischemische hartziekten (312 / 13%)
75 - 79 jaar
Ischemische hartziekten (799 / 15%)
Ischemische hartziekten (529 / 13%)
80 - 84 jaar
Ischemische hartziekten (701 / 15%)
Cerebrovasculaire ziekten (675 / 13%)
>= 85 jaar
Ischemische hartziekten (717 / 13%)
Hartinsufficiëntie (1453 / 12%)
Eén van de belangrijkste doodsoorzaken is borstkanker bij vrouwen. 6. Sterfte-atlas Bij vrouwen in Torhout ligt het aantal sterfgevallen ten gevolge van borstkanker binnen de verwachtingen op basis van de leeftijdsspecifieke sterfte in Vlaanderen.
155
7. Participatiegraad aan de screening 2003-2004 en 2004-2005 De Europese norm is 75% van de vrouwen uit de doelgroep. We zitten er dus lang nog niet. 2003-2004
participatiegraad regio Logo brugge
2004-2005
60 50 40 %
30 20 10
ou t To
tk a O
os
rh
p m
e m am D
de lg
em
e Ze
ie n
ke rk
ke zu
bb e Ja
em er n
eok k
Be
H
ei s
t
ug ge Br Kn
Bl
an k
en be
rg
e
0
156
Vlaanderen
RSC VOB
Logo
(2004- Torhout
(2003-2004)
(2004-2005)
2005)
(2004-2005)
Doelpopulatie
650.000
78.099
33.968
2.180
Gescreende
233.267
32.721
13.365
1.055
vrouwen
(35,9%)
(41.8%)
(39.4%)
(48%)
Europese norm
75%
157
Bijlage 5 bij de omgevingsanalyse van het beleidsdomein individuele dienstverlening (subthema gezondheid)
Stad Torhout Cijfergegevens omtrent zelfmoord, Een simulatie voor Torhout op basis van globale cijfers voor Vlaanderen
Er bestaan verschillende argumenten om werk te maken van een preventief beleid omtrent depressie en suïcide. Harde epidemiologische gegevens tonen zwart op wit hoe – pover – het gesteld is met de geestelijke gezondheid in onze maatschappij. Met grote regelmaat verschijnen er krantenartikels over stress, psychisch onwelzijn, depressie, suïcide... De druk op het beleid om iets te doen aan deze toenemende maatschappelijke malaise neemt toe.
1. Leeftijdsspecifieke sterfte door zelfmoord (per 100.000 inwoners), op basis van de data van de gezondheidsconferentie,Vlaams gewest 2000
158
Wanneer men kijkt naar de leeftijdsspecifieke sterfte door zelfmoord, dan blijkt dat er in alle leeftijdsgroepen een hogere sterfte is bij mannen.
2. De indirect gestandaardiseerde mortaliteitsratio van zelfmoord bij mannen, Op basis van de sterfteatlas Wanneer men sterftecijfers in verschillende populaties wil vergelijken, moet rekening worden gehouden met de verschillen in leeftijdsopbouw in die populaties. De statistische techniek die corrigeert voor die verschillen, wordt "standaardisering" genoemd. De "indirect gestandaardiseerde mortaliteitsratio" (SMR) is één van de mogelijke technieken en geeft de verhouding weer van het waargenomen aantal sterfgevallen in een bepaalde regio (bvb. een gemeente) tot het aantal sterfgevallen dat men theoretisch verwacht indien in die regio dezelfde leeftijdsspecifieke sterfte (d.i. de sterfteverdeling over de verschillende leeftijdsgroepen) zou bestaan als in een referentieregio (hier het Vlaams Gewest als geheel). Een SMR gelijk aan 1 betekent dus dat het waargenomen aantal sterfgevallen gelijk is aan het theoretisch verwachte aantal..
Het zelfmoordcijfer bij mannen ligt in Torhout in de gele zone, dat wil zeggen dat er minder zelfmoord wordt gepleegd door deze groep dan verwacht.
159
Het zelfmoordcijfer bij vrouwen ligt in Torhout in de zwarte zone, dat wil zeggen dat er 20 % meer zelfmoord wordt gepleegd door deze groep dan verwacht. Dit cijfer ligt duidelijk hoger in Torhout dan elders in Vlaanderen. Als we de verschillende belangrijke voortijdige en potentieel te vermijden sterfgevallen linken aan de leeftijd bekomen we volgende gegevens: Mannen
Vrouwen
< 1 jaar
Perinatale verwikkelingen (57 / 35%)
Perinatale verwikkelingen (40 / 41%)
1 - 4 jaar
Ongevallen privé-sfeer (6 / 16%)
Ongevallen privé-sfeer (7 / 20%)
5 - 9 jaar
Vervoersongevallen (2 / 9%)
Vervoersongevallen (4 / 17%)
10 - 14 jaar
Vervoersongevallen (3 / 14%)
Vervoersongevallen (7 / 39%)
15 - 19 jaar
Vervoersongevallen (54 / 50%)
Vervoersongevallen (14 / 31%)
20 - 24 jaar
Vervoersongevallen (94 / 50%)
Vervoersongevallen (24 / 38%)
25 - 29 jaar
Vervoersongevallen (72 / 41%)
Zelfdoding (19 / 29%)
30 - 34 jaar
Zelfdoding (69 / 34%)
Vervoersongevallen (13 / 14%)
35 - 39 jaar
Zelfdoding (86 / 29%)
Borstkanker (28 / 15%)
40 - 44 jaar
Zelfdoding (92 / 22%)
Borstkanker (30 / 13%)
45 - 49 jaar
Zelfdoding (87 / 13%)
Borstkanker (61 / 16%)
50 - 54 jaar
Longkanker (128 / 13%)
Borstkanker (114 / 19%)
160
55 - 59 jaar
Longkanker (238 / 17%)
Borstkanker (123 / 16%)
60 - 64 jaar
Longkanker (303 / 17%)
Borstkanker (142 / 15%)
65 - 69 jaar
Longkanker (512 / 18%)
Borstkanker (168 / 11%)
70 - 74 jaar
Ischemische hartziekten (606 / 15%)
Ischemische hartziekten (312 / 13%)
75 - 79 jaar
Ischemische hartziekten (799 / 15%)
Ischemische hartziekten (529 / 13%)
80 - 84 jaar
Ischemische hartziekten (701 / 15%)
Cerebrovasculaire ziekten (675 / 13%)
>= 85 jaar
Ischemische hartziekten (717 / 13%)
Hartinsufficiëntie (1453 / 12%)
We stellen vast dat bij mannen zelfdoding de meest voorkomende doodsoorzaak is in de leeftijdscategorie 30 tot 49 jaar en bij vrouwen in de leeftijdscategorie 25-29 jaar.
3. Percentage bevraagden met zelfmoordgedachten naar aantal met angst en depressiviteit gerelateerde klachten, op basis van de data van de gezondheidsconferentie, Vlaams Gewest 1998
Psychische problemen zijn een belangrijke risicofactor in de problematiek van zelfmoord. Het risico dat iemand die depressief is ooit zelfmoord zal plegen, bedraagt 6 tot 15% en bij schizofrenen is het risico van dezelfde grootorde. Ook middelengebruik is duidelijk gerelateerd aan een verhoogd risico van suïcide: het cumulatief risico bij mensen die afhankelijk zijn van alcohol wordt geraamd op 5 à 10%. De belangrijkste voorspellende factor is evenwel een voorgeschiedenis van een zelfmoordpoging. Van degenen die een zelfmoordpoging hebben ondernomen, gaat jaar na jaar ongeveer 1% vervolgens daadwerkelijk over tot het plegen van zelfmoord. Dit betekent dat, gemiddeld genomen, na 10 jaar 1 op de 10 mensen die een zelfmoordpoging hebben ondernomen, uiteindelijk ook zelfmoord heeft gepleegd.
161
4. Simulatie van het aantal inwoners (van 15 jaar en ouder) met zelfmoordgedachten of dat een zelfmoordpoging heeft ondernomen tijdens hun leven, op basis van de data in de Gezondheidsenquête 2004 (deel Vlaams Gewest): Demografische gegevens Stad Torhout (01.01.2006): 15-24
25-34
35-44
45-54
55-64
65-74
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
2474
2301
2954
2819
2187
1995
75 +
Totaal
1554
16284
75 +
Totaal
Leeftijdsgroep 15-24
25-34
35-44
45-54
55-64
65-74
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
Zelfmoord-
12.0%
14.9%
11.2%
10.3%
6.9%
5.6%
3.0%
gedachten
297
343
331
290
151
112
47
1596 (9.8%)
Zelfmoord-
1.0%
4.2%
3.1%
2.2%
1.7%
1.2%
1.6%
pogingen
25
97
92
62
37
24
25
375 (2.3%)
In het Vlaams gewest is er gemiddeld 10% van de bevolking die wel eens aan zelfmoord denkt en 2% die minsten 1 zelfmoordpoging heeft ondernomen tijdens zijn leven. Bij een simulatie voor Torhout zijn dit maar liefst 1596 inwoners die met zelfmoordgedachten zitten en 375 inwoners die ooit een zelfmoordpoging hebben ondernomen. De grootste groep bevindt zich in de leeftijdscategorie 25 tot 44-jarigen.
162
5. Simulatie van het aantal inwoners (van 15 jaar en ouder) dat een depressie in de afgelopen 12 maanden heeft gerapporteerd en het aantal personen dat hiervoor geconsulteerd heeft en/of hiervoor behandeling heeft gehad, op basis van de data in de Gezondheidsenquête 2004 (deel Vlaams Gewest): Leeftijdsgroep 15-24 jaar
25-34
35-44
45-54
55-64
65-74
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
75 +
Gerappor-
2.3%
4.2%
6.1%
4.5%
5.2%
5.7%
5.6%
teerde
57
97
180
127
114
114
87
depressie Huisarts
Totaal
782 (4.8%)
39.1%
51.4%
65.9%
28.7%
67.2%
60.2%
56.7%
22
50
119
36
77
69
49
431 (55.1%)
Specialist
60.5%
29.5%
49.0%
56.8%
43.0%
26.0%
10.2%
34
29
88
72
49
30
9
314 (40.1%)
Genees-
66.2%
91.0%
88.3%
92.2%
89.8%
71.0%
94.4%
middelen
38
88
159
117
102
81
82
671 (85.8%)
Psycho-
65.2%
36.7%
15.8%
37.3%
21.0%
5.5%
0.0%
therapie
37
36
28
47
24
6
0
175 (22.4%)
Geen
29.2%
9.0%
11.7%
5.0%
8.0%
25.8%
3.3%
behandeling
17
9
21
6
9
29
3
98 (12.5%)
In het Vlaams Gewest heeft 5% (Torhout : 782 inwoners) van de bevolking van 15 jaar en ouder te kampen met depressies. Binnen deze groep heeft 55% contact opgenomen met zijn huisarts, 40% heeft een specialist geraadpleegd 22% heeft psychotherapie gevolgd. 86% van de personen die een depressie gerapporteerd hebben heeft een behandeling met geneesmiddelen gevolgd, en 13% ten slotte, onderging geen enkele vorm van behandeling.
163
Bijlage 6 bij de omgevingsanalyse van het beleidsdomein individuele dienstverlening (subthema vorming en onderwijs)
Scholingsgraad van de bevolking van het Vlaamse Gewest (25-64 jaar), naar NAAM
geslacht, in %
DIMENSIES Ruimte
Vlaams Gewest
Tijd
1990 - 2004
Hoogst behaalde
BRON
diploma
maximaal lager secundair, …
Geslacht
totaal, mannen, vrouwen
MVG OND, Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie
laatst
http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/idnr.htm
gewijzigd 15/05/2006
hoogst behaalde diploma
totaal 2004
2003
2002
2001 2000 1999 1998 1996 1994
1992
1990
34,6
37,5
37,8
39,0
40,4
42,3
42,3
45,0
49,5
54,2
60,6
35,2
34,1
34,3
33,4
33,0
32,5
33,1
31,0
28,9
26,5
22,4
17,4
16,7
15,9
15,4
15,3
14,0
13,5
14,0
12,4
11,3
9,0
12,8
11,7
12,0
12,2
11,3
11,2
11,2
9,0
9,2
8,0
8,0
2004
2003
2002
2001 2000 1999 1998 1996 1994
1992
1990
37,6
37,5
38,2
40,1
42,1
34,5
35,2
34,3
33,5
32,8
universitair
13,3
12,8
12,6
12,3
11,1
universitair
14,6
14,6
15,0
14,2
14,0
maximaal lager secundair hoger secundair hoger nietuniversitair universitair niveau
mannen
maximaal lager secundair hoger secundair hoger niet-
164
niveau
vrouwen 2004
2003
2002
2001 2000 1999 1998 1996 1994
37,4
38,2
39,8
40,8
42,5
33,7
33,4
32,6
32,5
32,1
20,1
19,0
18,3
18,4
17,0
8,8
9,4
9,3
8,3
8,4
1992
1990
maximaal lager secundair hoger secundair hoger nietuniversitair universitair niveau
165