STICHTING RADIOGEMEENTE PREKENSERIE JAARGANG 54
Schriftlezing: 1 PETRUS 2 : 1 - 6
“GROEIEN DOOR
NR
27
IN GELOOF”
BERT VAN KEULEN
Naar aanleiding van dit stuk van Petrus willen wij vanmorgen met elkaar gaan nadenken over groeien in het geloof. Daar komen heel veel aspecten bij en een paar roert Petrus hier aan. Het is heel fijn om in de Bijbel te ontdekken, ook bij Petrus, dat hij de Here Jezus een tweede naam geeft. Hij heeft het hier over de “Levende Steen”: de Here Jezus. Nu, de Bijbel praat daar veel vaker over. Hij is de Wijnstok, Hij is de Deur, het Brood des Levens, het gaat om Hem. En zo zien wij deze ochtend ook één naam naar voren komen van de Here Jezus: de Levende Steen. Petrus noemt de Here Jezus zo, omdat hij aan ons
gelovigen - want daar praat hij tegen - daarover wat kwijt wil. Hij wil ons helpen om, als wij eenmaal tot geloof gekomen zijn, verder te leven met de Heer en te groeien. Want stilstand in het geloof is
achteruitgang. Daar moeten wij ons goed van bewust zijn. En groeien in het geloof kan, want de Heer wil met ons meegaan daarin.
Voordat hij over de Levende Steen spreekt, gaat hij eerst ergens anders over spreken. En dat heeft ook te maken met groeien in geloof. Dat is vers 1.
Maar voordat we naar vers 1 gaan kijken, gaan we even terug naar hoofdstuk 1 vers 22. Daar staat iets heel belangrijks. Daar zegt Petrus: “Nu u - en dat zegt hij ook tegen ons - nu u uw zielen door
gehoorzaamheid aan de waarheid gereinigd hebt….” Daar gaat het om. Het gaat over de mensen die hun zielen gereinigd hebben van dat zondige leven, dat antichristelijke leven.
Want wij hebben allemaal in ons leven gezegd: “Here, wij willen niets met U te maken hebben.” Voor de een geldt dat misschien lange jaren dat hij de Heer op een afstand gehouden heeft. Een ander is erin gegroeid en heeft vrij gauw de Heer geaccepteerd. Maar dat is niet bij iedereen zo.
Misschien zijn er deze ochtend ook nog mensen of luisteraars die zeggen: “Zo ver ben ik nog niet. Ik
behoor nog niet tot degenen die hun ziel gereinigd hebben.” Nu, als u vanochtend in deze dienst zit dan geldt de preek ook voor u, want er zitten fantastische dingen in dit woord. Maar komt u na de dienst
alstublieft even bij iemand die u kent en waarmee u denkt te kunnen praten - u mag ook bij mij komen - om daar even over van gedachten te wisselen. Want dat is zo belangrijk dat u in dit leven kiest wie u zult dienen. Dat is uitermate belangrijk.
Als we horen van die neef van Aard van der Berg die op acht en twintig jarige leeftijd zo ernstig ziek is,
de dood kan heel snel komen… “En de boom,” zei Henk Binnendijk altijd, “de boom blijft liggen zoals hij gevallen is.” Dat geldt ook voor ons.
Dus mensen zijn tot geloof gekomen en Petrus gaat nu verder met het spreken tegen die mensen, die tot geloof gekomen zijn, wat ze moeten doen om verder te groeien in het geloof. Want met het “tot
geloof komen”, “tot bekering komen, de Heer aanvaarden als je Verlosser”, ben je er nog niet. Dat is
natuurlijk wel een fantastisch begin, want op dat moment als je de Heer oprecht aanneemt in je leven,
ben je in de handpalmen van God gegraveerd en sta je in het Boek van de Heer: het Boek des Levens. Je hebt de Here Jezus aangenomen en door Zijn bloed worden je zonden ook vergeven.
Preek gehouden op zondag 6 september 2009 in de Petruskerk te Amsterdam-Sloterdijk
Maar zo lang wij hier op aarde leven is de grote ellende - en dat ga je steeds meer als ellende zien in je
leven, je gaat er ook zo’n hekel aan krijgen – dat wij nog steeds in ons oude lichaam zitten. En dat oude lichaam wil zo ontzettend graag de dingen van vóór je bekering doen. En dat strijdt. Daarom kun je nooit zeggen: “Ik ben tot geloof gekomen. Halleluja, prijs de Heer! Ik ben er!” Dán begint het pas!
Vroeger zeiden de mensen tegen elkaar en dat zullen sommigen van u ook wel weten misschien. Als
iemand tot geloof gekomen was, werd er gezegd: “Welkom in de strijd.” Want dan begint de strijd pas.
En de grootste strijd heb je te strijden binnenin tegen jezelf. Daar zit het. Daar gaan we tegen strijden. En Petrus gaat ons helpen.
Hij zegt in vers 1 van hoofdstuk 2 tegen gelovigen: “Legt af álle kwaadwilligheid.” Nu, als wij een
definitie geven van kwaadwilligheid dan is dat gewoon: de ander benadelen op de een of andere manier: financieel, materieel, geestelijk, lichamelijk. “Dat moet je afleggen,” zegt Petrus.
Het tweede wat hij noemt - ja, dat zit nog steeds bij gelovigen - bedrog. Als je een oud leven achter de
rug hebt van bedrog, is de een daar in één keer vanaf als hij tot geloof komt - daar mag je de Heer voor prijzen! - maar een ander worstelt om daar vanaf te komen. Daarom zegt Petrus: “Leg af alle bedrog.
Strijd daartegen.” Bedrog is heel simpel een ander voor de gek houden om er zelf beter van te worden. Drie. “Leg af alle huichelarij.” Huichelarij is je anders voordoen dan je bent om er ook weer beter van te worden, zodat de mensen zullen zeggen: “Nou… dat is een geweldig iemand! Die doet dat en dat.
Geweldig!” Het gaat om meerdere glorie van jezelf: huichelarij. Afgunst noemt hij ook. Dat betekent
gewoon: de ander zijn voordeel misgunnen. Afgunstig zijn… Afleggen! Weg daarmee! Kwaadsprekerij:
iemand achter zijn rug zwart maken, dingen vertellen over iemand die je niet moet vertellen. Ja, dat kun
je wel vertellen, maar zorg dan dat die iemand erbij staat en probeer het dan. Dat zegt Petrus tegen ons. Leg dat allemaal af.
Want in datzelfde vers dat wij net gelezen hebben uit hoofdstuk 1, roept hij op tot een broederlijke - je
mag ook “zusterlijke” invullen - liefde onder elkaar. Daar moeten wij heen. En dat moet een ongeveinsde liefde zijn. Dus geen huichelachtige liefde, maar een echte, oprechte liefde.
In die zin mogen wij ook weer naar de Here Jezus kijken, want de Here Jezus heeft ook een oprechte, echte liefde voor ons. Hij heeft ons eerst liefgehad en nu mogen wij in Zijn liefde en in Zijn kracht de ander liefhebben. Daar moeten we aan werken. Daar moeten we naartoe.
En dat hoeven wij niet alleen te doen. Wij moeten veranderen. Wij moeten zijn zoals de Here Jezus is.
Dat staat letterlijk in de Schrift: “Wees heilig, want Ik ben heilig.” Een opdracht voor de gelovigen. Dat is de eerste les uit dit stuk: dingen afleggen. Kwaadwilligheid enzovoort, kwaadsprekerij….
Er is ook nog een tweede les hierin en dat is dat Petrus laat zien dat we er met de wedergeboorte dus nog niet zijn. Wij zijn er met het “tot geloof komen” nog niet. We moeten hard aan het werk om die
verkeerde gewoontes af te leggen. En de les die er dan ook in zit, is deze. Er zijn mensen die tot geloof komen en het daarna zo moeilijk krijgen en beseffen: “Ik ben nog niet van dat bedriegen af, ik ben nog niet van de drugs af, ik ben nog niet van mijn gokverslaving af, dat komt steeds weer omhoog. Ik hou
het niet meer vol… Zie je wel, dat ik niet echt tot geloof ben gekomen? Anders waren die dingen al lang uit mijn leven weg.” “Nee,“ zegt Petrus, “nee!” De Heer is wel machtig en er zijn voorbeelden van, dat
weten wij, dat mensen, toen ze tot geloof kwamen, in één keer van bepaalde dingen van deze wereld af zijn gekomen, maar tegen andere dingen moesten ze weer strijden. Die gingen nog mee, dat nieuwe leven met Christus in.
“Dus laat je niet ontmoedigen,” zegt Petrus, dat is de tweede les, “als je tot geloof bent gekomen. Val niet terug, omdat je denkt: het wordt toch niets met mij, want die gokverslaving steekt steeds weer de
kop op. Het is met de wedergeboorte niet in één keer voor elkaar. De strijd begint. Ga niet bij de pakken neerzitten.”
En omdat we tot geloof gekomen zijn, omdat wij het bloed van de Here Jezus aanvaard hebben als het verzoenend bloed, als het enige wat ons redt voor het eeuwige leven, hebben wij ook van Hem alle kracht gekregen om te vechten tegen die dingen die nog in ons zijn.
Er is een ander die ons daarin een boodschap wil geven en die zegt tegen ons: “Joh, je zégt wel dat je tot geloof bent gekomen, maar kijk nu eens naar je leven… Waar zat je gisteren? Je zat gisteren weer in de gokhal, hè? Zie je wel dat het niets wordt met jou. Dat was niet echt. Je hebt Christus zogenaamd aanvaard, je hebt Hem niet écht aanvaard.”
De Satan wil je weer graag terugduwen naar je oude leven zonder Christus. Hij wil heel graag dat je
zegt: “Ja, ik laat het maar gaan, het wordt toch niets met mij. Het is helemaal niks! Het is voor anderen, niet voor mij.” Maar vanochtend door het Woord heen zegt Christus tegen de gelovigen: “Ik ga met je
mee en Ik ga zorgen dat wij er samen uitkomen. Ik laat jou niet in de steek,” zegt Christus. “Ik ga geen doemverhaal houden, zoals de Satan dat doet. Ik ga je juist bemoedigen. Ik ben er.”
Want wij moeten ook niet vergeten als wij tot geloof zijn gekomen, dat dat niet zomaar is gebeurd. Er kan iemand op ons pad gekomen zijn, die je over de Here Jezus verteld heeft. Je kunt naar de radio
geluisterd hebben en tot geloof zijn gekomen. Je kan zelf de Bijbel gelezen hebben of met een prachtig lied tot geloof komen als je hoort dat het “goed is met mijn ziel” en je wordt jaloers en je gaat op je knieën en je zegt tegen de Heer: “Dat wil ik ook! Ik wil ook dat het goed is met U.” Dat is allemaal
voortgekomen, ook de liederen die hier gezongen worden en de gebeden die we doen en wat er in het Woord staat, uit die ene Bron: de Here Jezus Christus. Als je tot geloof gekomen bent, ben je dus tot geloof gekomen vanuit die ene Bron: de Here Jezus Christus. Hij is de Bron waaruit het nieuwe leven voortkomt.
Daarom zegt Petrus ook in vers 2: “Verlangt als pasgeboren kinderen naar de redelijke, onvervalste
melk.” En nu gaat hij hier gewoon het voorbeeld van een baby aanhalen, een pasgeborene. Een baby,
nieuw leven, komt voort uit de moeder. Negen maanden heeft dat vruchtje daar kunnen groeien en na
negen maanden komt uit die bron, die moeder, het nieuwe leven tevoorschijn. Dan zegt die moeder niet: “Stop maar… Je bent geboren, nu is het goed.” Nee, diezelfde bron gaat verder en zegt: “Kom maar,
pasgeborene, ik ga jou verder verzorgen, ik ga jou voeden. Ik heb melk die goed voor jou is, die perfect is, die precies past bij datgene wat jij nodig hebt. Want jij kunt nog geen appel en geen boterham met pindakaas eten als pasgeborene. ”Nee, je moet de redelijke,” zegt Petrus - dat betekent dat het bij de aard hoort van de pasgeborene - “de redelijke, onvervalste, zuivere melk, tot je nemen.”
Wij zijn in het geloof voortgekomen uit de Bron de Here Jezus. En die redelijke, onvervalste melk komt ook van de Here Jezus vanuit het Woord. Uit Johannes 1 weten we dat de Here Jezus het Woord was en het Woord was bij God, één met de Drie-enige God, de Bron.
“Zo is het in het geloof ook,” zegt Petrus. “Blijf bij de Here Jezus. Laat je niets wijsmaken, door wie dan
ook.” Je hebt ook mensen die zeggen als je wat verkeerds gedaan hebt: “Jij bent toch christen? Hoe kan
dat nou? Het is allemaal schijn bij jou.” Daar ga je weer…. En de duivel speelt daar graag op in. Maar het Woord zegt: dit gebeurt met gelovigen. Het is niet goed, het mag niet, maar zo zitten wij mensen in elkaar omdat wij nog in dat oude lichaam zitten. En dat oude lichaam vraagt, vraagt naar wereldse dingen. Daar moeten we overheen groeien met de Heer. Dat is groeien in het geloof.
Om dus vers 1: het afleggen van kwaadwilligheid, bedrog, huichelarij, afgunst, kwaadsprekerij aan te kunnen, moeten we vers 2 hebben: de redelijke, onvervalste melk van de Here Jezus. We moeten dit Woord hebben. Daar gaat het om. Die groei moet je ook hieruit ontvangen.
Het is belangrijk dat wij dat tegen elkaar zeggen, want er zijn er meer die melk willen geven. Je kunt bij de wereld kiezen, zoveel flessen melk staan daar. En ze zijn allemaal aantrekkelijk. Elke fles is
aantrekkelijk. En de wereld zegt: “Kom maar… Ik heb genoeg melk voor je. Je kunt bij mij groeien. Je
kunt groeien in een geweldige baan, je kunt een toppositie krijgen met een grote auto en een prachtig landhuis met zoveel hectare grond, paarden…. Ik kan het je allemaal geven. Dat is wat ik je te bieden
heb. Ben ik geen geweldige bron waar veel uit voortkomt? Je wordt rijk, man, als je luistert naar mij. Het gaat de goede kant op. Bij die Christus moet je niet zijn, want dat belemmert alleen maar je groei. Ik geef de echte groei,” zegt de wereld.
Maar het is een groei naar de verkeerde kant. Het is een groei naar het eeuwige verderf. En wij weten
vanuit het Woord dat Christus groei geeft naar het Eeuwige Leven. Hij is daarvoor gekomen opdat een
ieder die in Hem gelooft niet het eeuwige verderf, maar het Eeuwige Leven krijgt. Met de wereld zitten we niet goed, maar met het Woord van God wel. Hieruit ondervinden wij onze geestelijke groei.
Er zijn ook mensen - en dat is ook wel belangrijk om even te weten - die denken dat hun geestelijke
groei uit henzelf moet komen: de zogenaamde god in jezelf zoeken door zelfmeditatie, door op yoga te gaan en dan tot je innerlijke bewustzijn terug te keren of zo en daarin te groeien. Dan mag je verder
groeien en krijg je weer een aparte naam en kom je nog hoger en mag je daarin les geven en zo komen we tenslotte bij de “waarheid” die in ieder verscholen zit, enzovoort… Het is allemaal flauwekul. Er is
maar één waarheid en dat is de waarheid van het Woord, de waarheid van Christus. Daar moeten we zijn. De rest is allemaal bloedloos.
De godsdiensten hebben ons ook heel wat te bieden, maar het zijn bloedloze godsdiensten. De wereld vindt het een dwaasheid als je zegt: “Ik geloof in de Here Jezus Christus die voor mij aan het kruis
gegaan is.” Dan zeggen ze: “Dát is een slappeling! Is dat een God? Had Hij die soldaten niet in één keer
weg kunnen maaien? Moest Hij aan het kruis sterven als een misdadiger? Had Hij dat niet tegen kunnen gaan? Een sterke God heb jij!”
In de ogen van de wereld is het dwaasheid, maar in het geloof weten we dat het sterven van de Here
Jezus zo ontzettend kostbaar is, zo geweldig is, omdat daar de verzoening van onze zonden ligt. Daar is het gebeurd.
We gaan even naar vers 4, want daar noemt Petrus de Here Jezus de Levende Steen. Het is goed om te
weten en wij hebben er ook van gezongen met die prachtige Psalm 118, dat de Here Jezus de hoeksteen is. Als ze in Israël een gebouw gingen bouwen, werd er heel zorgvuldig gekeken naar een hoeksteen. Dat is de steen die de twee wanden, die in de hoek bij elkaar komen, verbindt. Dat moest een goede
steen zijn, een stevige steen, want die moest die twee muren dragen. Hij moest twee kanten verbinden. En de Here Jezus is gekomen om ook twee kanten te verbinden: onze kant met de kant van God. Want dat zat los. Hij is gekomen als Hoeksteen om ons met de Heer te verbinden.
En wat deed men in Israël? Je had een heleboel stenen en daar zochten ze de goede hoeksteen uit. En wat geen goede hoeksteen was, kan ik me zo voorstellen, daar zetten ze zo een kruis op: afgekeurd. Weg ermee!
Nu is Christus gekomen op deze aarde, de Hoeksteen, die van God gegeven is om twee kanten te
verbinden. En ze hebben Hem, toen Hij op deze aarde was, getest en ze hebben Hem weggeworpen. Ze hebben een kruis op Hem gezet: “Aan het kruis met Hem! Want Hij is een leugenaar, een bedrieger. Hij is niet de goede hoeksteen.” Ze zijn hier tegen God in gegaan en ze hebben een andere hoeksteen
genomen. “Geef ons Barabbas!” En nog andere hoekstenen. Daar hebben ze op gebouwd en het gebouw is ingestort. In het jaar 70 na Chr. helemaal weg. Alles weg!
Een verkeerde hoeksteen. Dat gebouw houdt dus geen stand. Als wij een andere hoeksteen in ons leven hebben dan de Here Jezus Christus, gaat het heel goed. Dan gaat het net zo goed als met die dwaas
waarvan in de Bijbel staat: “Ik heb mijn schuren vol, ik kan voorlopig mijn gang gaan. Ik hoef me
nergens meer druk om te maken.” Hij gaat slapen en in die nacht sterft hij. Dan is het voorbij. Tot
zolang, tot je sterfdatum gaat het misschien heel goed met de dingen van deze wereld, maar er is nog een leven hierna. En dan gaat het niet goed meer.
Daarom is het belangrijk dat wij de Here Jezus aanvaarden als onze Hoeksteen. En de gemeente, de
gelovigen, hebben de Here Jezus aanvaard als hun Hoeksteen. Op Hem wordt de gemeente gebouwd. En het is gewoon ontroerend mooi wat Petrus in vers 5 zegt. Hij noemt de Here Jezus eerst de Levende Steen. En weet je hoe hij ons, gelovigen, noemt? Levende stenen… Wij worden naar de Here Jezus
genoemd hier in het Woord. Is dat niet fantastisch dat de Heer zegt: “Jij, die nog strijden moet tegen je kwaadsprekerij, jij die nog strijden moet tegen je gokverslaving, jij, die dit en dat nog moet doen, Ik noem jou toch een levende steen.”
Wat de praktijk van stenen betreft - ik heb mij dat ook laten vertellen, want ik heb er ook geen verstand van – heb je stenen die prachtig mooi recht zijn. Dat noemen ze strengpersstenen. Die komen uit de
fabriek. Zo’n grote rol klei rolt ergens doorheen en dan wordt dat keurig netjes een perfecte steen. De
tweede steen is gewoon identiek aan de eerste. Perfecte stenen. Waarschijnlijk kun je daar een geweldig gebouw mee maken.
Maar je hebt ook handvormstenen, stenen die met de hand gemaakt worden. Misschien in een bakje of zo en daar wordt wat klei bij gedaan. Maar hier en daar mist er wat en zo krijg je dat de ene
handgemaakte steen weer anders is dan de andere. En dat zijn wij. Wij zijn allemaal uniek voor de Heer. Bij de een is daar een hoekje af. Je zou kunnen zeggen als je dat vertaalt: “De een deugt daar niet.” De ander heeft daar een butsje zitten, die heeft weer dat verleden. De Heer zegt:”Jullie hebben allemaal
dezelfde basisvorm als je tot geloof bent gekomen, dezelfde basis, namelijk Christus, maar met al die verschillende stenen ga Ik Mijn gemeente bouwen.”
Dat klopt helemaal met wat er in het Woord staat over de gemeente van Christus, het lichaam. De een is een oor, dat is die steen met dat hoekje eraf. De ander is een hand, dat is die steen met dat deukje erin, want die kan geen oor zijn, daar zit juist dat deukje. Zo zijn wij allemaal verschillend, maar de Heer kan ons allemaal gebruiken tot opbouw van het geestelijk huis.
Tegen sommige stenen kijken we aan en daarvan zeggen we: “Die steen? Die is onbruikbaar.” In onze
ogen. Soms zijn er stenen die zélf zeggen: “Voor de Heer ben ik onbruikbaar. Ik kan niet spreken. Ik kan niet goed zingen. Ik kan geen gebed doen.” Nou, ik denk dat bidden altijd kan, maar misschien niet in het openbaar. Als je nu denkt dat je helemaal niets kunt, dan blijft er toch tenslotte bidden over. En bidden is ook een machtig wapen.
Maar de Heer zegt: “Als je van jezelf denkt dat je niets kan en als anderen denken van jou: dat wordt
allemaal niks, kan Ik je gebruiken.” Iedereen is voor de Heer uniek. U bent uniek zoals u vanochtend hier zit. De Heer heeft u op het oog. Hij wil niets liever dan met u doorgroeien tot een vast gebouw met alle gelovigen bij elkaar. Denk daarin niet te min over uzelf. U bent kostbaar in de ogen van de Heer, een kostbare, levende steen.
Zoals in Amerika, heb ik me laten vertellen of heb ik gelezen, die vuilnisman. Die vuilnisman dacht ook van zichzelf: geleerd heb ik niet, ik kan niet zoveel. Maar hij was wel tot geloof gekomen. En wat had deze man nu gedaan? Hij kocht een stapel stickers met een Bijbeltekst erop en elke keer als hij een vuilnisbak geleegd had, plakte hij op het deksel een sticker met een Bijbeltekst.
Zo kan elke steen voor de Heer bruikbaar zijn. De Heer wil je invoegen in dit gebouw. Zelfs stenen die
zo gebroken zijn, zo kapot zijn, wil Hij helen en netjes op de plaats zetten. Dat doet de Heer. En de ene steen gaat dragen; die stenen heb je. En een andere steen mag daar weer op rusten. Maar de bedoeling is om met elkaar te komen tot dat ene gebouw, dat lichaam van Christus. En dan mag je daarin steeds verder groeien.
Nu is de vraag ook: wil je je laten gebruiken als een levende steen voor de Heer? Wil je mee helpen
bouwen aan je geloof en aan de gemeente van Christus die dwars door alle kerken heen gaat? De oproep is er vanochtend: laat u gebruiken als levende steen. Nu uw antwoord. Dat is belangrijk.
We gaan afsluiten met vers 6, een prachtig vers. Dat komt uit Psalm 25: “Zie, Ik leg in Sion een
uitverkoren en kostbare Hoeksteen, en wie op Hem (dat is de Here Jezus) Zijn geloof bouwt Zal niet
beschaamd uitkomen.” Er ligt een gouden toekomst voor de gelovigen. En voor ieder die zegt: “Ik ben zo ver nog niet,” ga naar de Heer. Er ligt een gouden toekomst voor je. Het is alleen uit Hem, door Hem en tot Hem. Amen.