STICHTING RADIOGEMEENTE PREKENSERIE JAARGANG 56
Schriftlezing: MARCUS 6 : 34 - 52
“WONDEREN
VAN DE
DOOR
HEER GEVEN
NR
15
INZICHT”
BERT VAN KEULEN
In de Schriftlezing van daarnet hebben wij het woordje inzicht gezien. Dat is heel opmerkelijk dat in die
geschiedenis waarbij de Here Jezus over het water loopt, de discipelen schrikken en dan staat erbij: “Zij
waren niet tot inzicht gekomen bij de dingen die gebeurd waren.” Dat was bij het wonder met de broden en de vissen. Terwijl, als het goed is, de wonderen van de Here Jezus en de dingen die de Here Jezus doet, juíst inzicht moeten geven aan ons. Maar er staat van hen: hun hart was verhard. Dan moet je maar denken aan iets wat stomp is. Als daar iets op komt, stuitert het er weer af en gaat het zo de
andere kant op. Maar als iets puntig is, dan blijft het erop hangen. En dat is de bedoeling van ons hart, dat wij een puntig hart hebben om de dingen van de Heer vast te houden en te begrijpen.
Zij hadden het wonder van de broden en de vissen niet begrepen. Zij hadden in wezen de Godheid van Christus niet begrepen, dat Hij werkelijk in staat is om van vijf broden en twee vissen een koninklijke maaltijd aan te richten. Aan ons de taak vanochtend om dat allemaal wel goed te begrijpen. Want
daardoor krijgen wij een beter inzicht in wie Christus is en krijgen wij een beter inzicht in wat wij ook van Hem mogen verwachten.
Nog even terug naar die geschiedenis over dat water. Er zijn twee belangrijke dingen. Ten eerste dat de Here Jezus over het water loopt. Dat is heel opmerkelijk. Wij weten dat Petrus dan ook de boot uitgaat, maar dat staat hier in dit gedeelte niet. Maar de Here Jezus loopt over het water; dat is een wonder.
En het tweede wonder is: zodra Hij de boot weer in komt, gaat de wind liggen en het meer wordt glad
als een spiegel. De woeligheid in de omgeving van de discipelen, het zwoegen waar ze mee bezig zijn, zodra de Here Jezus aan boord komt: rust, vrede. Dat zijn opmerkelijke dingen.
Als ze nu goed opgelet hadden bij die vijf broden en twee vissen, dan hadden ze niet geroepen: “Kijk, een spook!” Dan wisten ze dat Hij het was. Dat is ook een goede les voor ons om te kijken naar dit
wonder van de vijf broden en de twee vissen en de Godheid van onze Here Jezus Christus te zien. Laten wij dat met een open hart doen.
Er zijn een paar dingen in dat gebeuren met die vijf broden en die twee vissen die wij vanochtend even willen bekijken met elkaar. Ten eerste zijn dat de gasten. Deze vertaling zegt: “Er zijn vijfduizend mannen.” Er zijn andere vertalingen en die hebben het over vijfduizend mensen. Maar het is een
behoorlijk aantal. Je zult maar een broodmaaltijd moeten aanrichten voor vijfduizend mensen! En als er ook nog vrouwen en kinderen bij geweest zijn, als die hier niet genoemd zijn, dan is het een behoorlijk aantal.
Maar de Heer gaat een feestmaal aanrichten. Het is een koninklijke maaltijd. Hij wil al die vijfduizend mensen voorzien van voedsel.
Hij zegt niet: “Ja, Ik ben maar gekomen voor een klein aantal. Laat Ik er maar honderd nemen van die
vijfduizend. En de rest? Ja, jammer… jammer…. Je staat niet geschreven in de boeken of zo…” Je hoort dat zulk soort dingen wel. “Je moet maar afwachten of je in het Boek des Levens staat.” De Heer gaat
Preek gehouden op zondag 19 juni 2011 in de Petruskerk te Amsterdam-Sloterdijk
gewoon aan vijfduizend mensen voedsel geven. Vijfduizend mensen… Alle mensen heeft Hij op het oog. Hij zegt niet tegen een paar: “Gaan jullie maar aan de kant.” Alle vijfduizend heeft Hij op het oog.
Dan krijg je mensen die zeggen: “Ja, ho, wacht eens even... De poort is eng en de weg is smal en je kan
niet zomaar….” De Here Jezus zegt: “Ik ben er voor al die vijfduizend. Kom maar, luister maar naar Mij.” Vijfduizend mensen en de Here Jezus wil ze voeden.
Er zijn ook mensen die zeggen: “Ja, ik wil best door de Here Jezus gevoed worden, maar dan moet ik
eerst iets anders worden. Ik moet eerst bepaalde dingen in mijn leven minder gaan doen of helemaal
niet meer doen. Ik moet dat niet meer doen. Ik moet me eerst een beetje opfleuren en dan kan ik bij de Here Jezus komen.”
Nu, de Here Jezus heeft niet gezegd tegen die vijfduizend mensen: “Ga je eerst even wassen van de hele dag achter Mij aan lopen. Maak je eerst rein en schoon.” Dat heeft Hij niet gezegd. Hij gaat ze voeden
zoals ze zijn. “Ik ga ze alle vijfduizend voeden.” En als er één iemand komt die wat achteraan gelopen heeft, die misschien de stoet niet bij kon houden of die nieuwsgierig is geworden - de vijfduizend en
eerste komt er bij zitten - zou de Here Jezus dan zeggen: “Joh, je bent te laat, je mag er niet meer bij komen.”? Ook mensen die nog net voor het voeden komen, wil de Here Jezus eten geven. Als je maar komt! Dat is belangrijk in dit geval.
Alle vijfduizend. En weet je, er is zoveel. Na afloop zijn er nog twaalf manden over. De Heer heeft
genoeg voor vijfduizend. En ook nog een keer voor een nieuwe groep van vijfduizend. De Heer deelt uit en het raakt nooit op.
Er is een andere macht die je wijs wil maken dat het voor jou niet is. Of: “Ja, jij hebt al zoveel gehad van de Heer, je kunt niet meer krijgen. Je had toch maar anders moeten worden. De Heer stopt ermee.” De Heer stopt niet. De Heer gaat door.
Al die vijfduizend mensen hadden hun eigen karakter, hun eigen situatie waar ze uit kwamen. Maar voor de Heer maakt dat niets uit. Daar let Hij niet op. Kijk, wij weten van die vijfduizend mensen niet precies hoe ze zijn. Staat er niet in. Wordt niet over gesproken. Maar wij mogen toch aannemen dat ze alle vijfduizend verschillend waren en dat ze allemaal hun levensverhaal hadden.
Eén dingen weten wij wel vanuit de Bijbel en dat staat in Romeinen 3 vers 12 het tweede stukje waar
staat: “Er is niemand die wat goed doet, ook niet één.” Dat soort mensen zit aan de voeten van de Here Jezus. En de Here Jezus loopt niet weg. Hij zegt niet: “Wat zijn jullie slecht… Ik wil met jullie niets te
maken hebben.” Dat zegt Hij niet. Hij zegt: “Ik ga jullie voeden, jullie, waarin geen goed is. Ik heb jullie op het oog.” Aan zulke mensen, die niets goeds hebben van binnen, deelt de Here Jezus graag uit. Toch is er wel een overeenkomst tussen deze vijfduizend mensen onderling. Ze waren allemaal
hongerig. En dat is iets wat in dit wonder naar ons toekomt. Hoe zit het met onze honger? Zijn wij alleen op zondagochtend hongerig, omdat het een gewoonte is? Omdat we anders een slecht gevoel hebben
als we niet naar de gemeente, naar de kerk zijn geweest? Of zijn we echt hongerig naar het Woord dat
de Here Jezus voor ons heeft op zondagochtend, maar ook door de weeks? En ook in je stille tijd als je zelf, alleen boven die Bijbel gebogen zit en al is het maar zo’n stukje leest en tot je door laat dringen: “Heer, wat hebt u voor mij voor voedsel vandaag?”
Het is belangrijk dat wij hongerig zijn naar het Woord van onze Here Jezus Christus. Dat hadden ze wel allemaal gemeen: ze waren hongerig. Ik ben vanmorgen wel het geestelijke met het werkelijke, het
echte, het gewone, het fysieke steeds aan het samenbinden, hè? Want dan ga je wonderen begrijpen.
Natuurlijk waren ze hongerig omdat ze een lege maag hadden. Maar de Heer wil door dit wonder ook dát tegen ons zeggen. Laten we hongerig zijn.
Het tweede wat ons in dit wonder opvalt, is dat de Here Jezus orde schept. We hebben in vers 34
gelezen dat de Here Jezus, toen Hij uit het schip ging, die grote schare zag en dan zegt Hij dat Hij met
ontferming bewogen was “omdat ze waren als schapen die geen herder hadden”. Dat is wat! Het was een geweldig gebeuren daar in Jeruzalem. Elke dag een topdag! Priesters liepen er. Er liepen Farizeeërs,
Sadduceeën… Het was één godsdienstige wereld. Maar de mensen liepen als schapen zonder herder…
Dat zegt wat over de kerk van die tijd! Dat is niet mooi. Dan komt de Here Jezus. En zodra de Here Jezus bij die herderloze schapen komt, gaat Hij ze overal vandaan halen. En je kunt je voorstellen dat een
schaap in de dorens zit, vast zit aan de dingen van deze wereld. Hij komt niet los. Maar de Here Jezus haalt hem eruit. Een ander schaap zit weer ergens anders in. Als we het heel praktisch maken:
bijvoorbeeld gokverslaving, drugsgebruik. Op allerlei gebieden kun je vastzitten. Je kunt een verkeerde weg op gegaan zijn. Dan dwaal je als een schaap zonder herder.
En als de Here Jezus bij je komt in je leven, wat gebeurt er dan? Dat hebben wij gelezen: Hij gaat
groepen maken. Hij maakt keurig afgebakende groepen van honderd en van vijftig. Want er staat
namelijk een woord “groepsgewijs” en dat betekent: zoals je bloemperken maakt. Nu, dat doe je ook
niet door elkaar. Dat ga je netjes op rijen zaaien. Keurig wandelpaden ertussen door, zodat je van alle kanten mest en water kunt geven.
Zo is het met de Here Jezus ook. Als wij bij de Here Jezus komen, en zeggen: “Heer, ik heb geen herder. Ik wil U als Herder in mijn leven,” dan gaat Hij dingen voor je regelen, dan komt er orde in je leven. Dan
kan Hij je van alle kanten voorzien, begieten. Daar zorgt de Heer voor: orde in je leven. Hij is in staat om van wanorde orde te maken.
En orde te houden! Want dat is ook belangrijk. Wij kunnen niet zeggen: “Nu, mijn leven is op orde, ik
heb het allemaal keurig voor elkaar, ik kan de Heer wel loslaten.” Dan komt er weer wanorde voor terug. Wij hebben de Heer hard nodig.
Er kan wanorde zijn in je leven op financieel gebied bijvoorbeeld. Terwijl de rest helemaal in orde is, zit het financieel totaal fout. Het kan relationeel fout zitten. Je hebt geen contact meer met mensen die je lief zijn. Er kunnen problemen zijn op allerlei gebieden. Zodra de Heer komt in je leven en je dit aan Hem geeft en Hem daarover aanspreekt, komt Hij orde brengen. Er wordt wel wat van je gevraagd misschien, maar de Here brengt orde.
Wij kijken ook even naar brood en vis. Ook belangrijk. De eerste levensbehoefte: brood. Zonder brood
kunnen we niet. Maar naast het brood geeft de Heer ook iets van luxe: de vis. Er waren maar twee visjes.
Toch is er geen vis voor een enkele groep, voor misschien een groepje van vijftig of nog een groepje van honderd, er is vis voor íedereen. Luxe is er voor iedereen. Extra. Ook daarvan is zoveel over, dat ook daarvan nog verzameld wordt aan het eind.
Het mooie van brood en vis is, als je dat aan een diëtiste vraagt, dat het licht verteerbaar is. Het ligt niet zwaar op de maag. Het wordt ook aangeraden door diëtisten om twee keer per week vis te eten en veel brood, heb ik begrepen. De Heer geeft licht verteerbaar voedsel. En als de Heer gegeven heeft, ook van het luxe, dan is er nog zoveel over. Wij hoeven nooit te wanhopen dat de Heer te weinig geeft.
Kijk, dat brood begrijpen we wel ongeveer. Dat zijn de dingen die wij gewoon nodig hebben in ons
dagelijks leven. Ook op geestelijk gebied hebben wij brood nodig. Paulus vergelijkt dat dan eerst met de melk en daarna de vaste brokken, daar moeten we ook in groeien. Steeds meer moeten we kunnen, zodat we ook naar anderen kunnen uitdelen.
Maar de vis, dat is dat extra, dat zijn de dingen die we van de Heer daarnaast krijgen. Zo zijn er mensen die gevoed worden door de Heer met brood en daarnaast een bediening hebben op gebedsgebied
bijvoorbeeld. Of een bediening hebben met hun stem om te kunnen zingen in een gemeente om zo het Woord uit te dragen. Een bediening hebben om anderen te troosten, om te luisteren naar anderen, een bediening hebben wat de Geest je geeft. Dat extra. En ook daarvan, let op, is genoeg. Er blijft over.
En als je naar de Here Jezus kijkt, want dat is de bedoeling dat wij naar de Here Jezus kijken, wat we ook doen, wat voor bedieningen wij ook hebben, dan zie je als je er naast kon staan – de discipelen hebben er gewoon naast gestaan; het lijkt me zo fantastisch om dat gezien te hebben! – dat de Heer een
broodje pakt – ik zeg het maar heel eenvoudig, hoor, er lagen er vijf - Hij pakt een broodje en zegt:
“Breng die manden maar even.” Hij gaat breken en Hij blijft breken. Hij blijft breken…. Als je erbij had gestaan, zou je mond opengevallen zijn van verbazing, denk ik. De Heer blijft maar doorgaan, blijft maar doorgaan… Er komt geen eind aan.
En bij de vis precies hetzelfde. Hij haalt het vlees van de vissen af en het blijft maar doorgaan en het visje wordt niet minder. Tenminste, zoiets moet ik mij maar voorstellen. Wat een wonder! Het is geweldig wat de Heer doet. Hij blijft maar verdelen.
Als je daar dan naar kijkt – en dat hebben de discipelen gedaan; die hebben er naast gestaan, die
hebben die manden weg gedragen – dan moet je toch zeggen: “Heer, dit zijn goddelijke dingen die ik
zie. Dit kan een mens niet. Hieruit blijkt dat U God bent. Dit laat zien wie U bent.”? En zo is het met dit
brood precies hetzelfde. Dit brood mag je uitdelen, uitdelen, uitdelen, uitdelen… Het raakt nooit op. En als je flink uitgedeeld hebt, blijft er altijd nog over. Er blijven twaalf manden over.
Dat zegt ook iets. Er waren twaalf discipelen. Als de discipelen gezegd zouden hebben: “Meester, we
hebben alles rondgedeeld,” dan zegt de Heer: “Je kunt nog verder, er is nog veel meer werk voor jullie. Je bent niet klaar. Er staan nog twaalf manden.” Het staat niet in de Bijbel, maar ik weet zeker dat de
Heer dat gezegd zou hebben, als ze gevraagd hadden: “Ja, maar wat, Heer, als die op zijn?” “O,” zegt de Heer, “er staan er nog twaalf. Je blijft maar uitdelen van Mijn brood, van Mijn Woord, van Mijzelf. Ik ben het Brood des Levens.” Het stopt nooit. Je mag altijd blijven uitdelen.
Dat was in de woestijn ook zo mooi, hè? Elke ochtend was er manna. ’s Ochtends ging je het brood
halen van de Heer en je kon er de hele dag mee door. Je hoefde niet een heel vat vol te pakken, want dat bedierf. Alleen datgene wat je nodig had, dat bleef goed.
Wat zegt dat voor ons vandaag? Wij mogen elke morgen het manna wat ons gegeven is, tot ons nemen. En met het manna wat we hieruit opgepikt hebben, kunnen wij de dag weer door. Daarom is het zo
belangrijk dat je elke dag, en het liefst elke ochtend, denk ik dan maar, van dit voedsel neemt. Dan kun
je de dag weer door. Moet ik dan een grote bus vol nemen van dit Woord? Nee, soms is één vers genoeg om te overdenken, om de dag mee verder te gaan.
Wij weten allemaal dat met dat brood – ik zeg het nog een keer – de Here Jezus Zelf bedoeld wordt. Hij houdt nooit op. Het blijft alsmaar doorgaan. En zoals het manna Israël hielp om door de woestijn te
gaan zo helpt dit Woord ons om door de woestijn van dit leven te gaan. Zonder dat kunnen wij niet en gaan wij voor eigen rekening. En dan is het niet best waar wij uitkomen.
Wij kijken ook nog even naar de discipelen, die – bleek achteraf – dus geen inzicht hebben gehad in dat grote wonder dat hier gebeurde. Had de Heer de discipelen nodig? Hij heeft geen mensen nodig. Maar Hij wil dolgraag gebruikmaken van mensen. Hij wil mensen inzetten, ook al hebben mensen nog geen juist inzicht.
Want het kan zijn dat je zegt: “Ja, ik kan wel met iemand over de Bijbel praten, maar ik weet er nog niet zoveel van.” Of: “Ik kom daar nog tekort en als ze daarover vragen, weet ik het ook niet precies meer.” Als je nog geen juist inzicht hebt, wil de Heer je toch gebruiken. Er zijn geen excuses. Onvolkomen
mensen wil de Heer gebruiken. Vind je het geen wonder? Vind je dat geen genade dat de Heer dat wil
doen? Als de Heer zou moeten wachten tot wij perfect zijn, ja, dan moet Hij heel lang wachten. Maar Hij wil ons nu hebben, ook in Zijn dienst zoals wij nu zijn.
Van die twaalf discipelen ontving ieder zijn eigen deel. Twaalf manden bleven er over. Ieder kon ook zijn
eigen deel weer blijven pakken en blijven uitdelen. De één mocht uitdelen bij een groep van vijftig. En de ander mocht uitdelen bij een groep van honderd. In uw eigen leven mag u misschien ook uitdelen voor
een grote groep. Maar misschien is het ook wel één: de buurvrouw of iemand waarmee je gaat winkelen, omdat je zegt: “Die moet toch nodig iets weten over de Here Jezus.” En dan kun je zo bidden, hè onder dat bedenken: “Heer, geef me alstublieft een opening om met mijn buurvrouw te spreken over U.”
Je mag uitdelen, want je hebt genoeg. Ja, wij niet, de Heer heeft genoeg. En Hij blijft maar geven. De één een heleboel mensen, de ander een klein groepje, een familielid op een verjaardag. Misschien heb je wel iemand op het oog en zeg je: “Daar zou ik eigenlijk eens mee willen praten over de Here Jezus.” Vraag
de Heer of Hij je een mogelijkheid wil geven, zodat je ook inzicht hebt in het moment waarop je ergens op in kan gaan.
Voordat de Heer uit gaat delen, doet Hij eerst wat anders. Hij kijkt omhoog - dat staat in vers 41: “Hij
nam de vijf broden en de twee vissen, Hij zag op naar de hemel, sprak de zegen uit…” - en gaat dan pas breken. Voordat wij gaan uitdelen en voordat wij kunnen ontvangen, kijken we eerst omhoog naar onze Heer. We willen het van onze God verwachten. Alleen van Hem.
Het is ook goed, voordat we in de gemeente gevoed worden met het Woord, dat we eerst zelf naar boven kijken en de Heer een zegen vragen voor wat er gaat gebeuren. Dat is belangrijk.
Wij zijn gezegend met het Woord van onze God, met Zijn voedsel, met Zijn manna dat elke dag naar ons toekomt, speciaal op de zondagochtend. Wij zijn zo gezegend! Pinksteren is niet voor niks geweest. De Heilige Geest is nu op deze aarde en Hij zorgt ervoor dat het Woord verkondigd en verkondigd en verkondigd wordt, zodat het maar doorgaat.
Pinksteren is een geweldig gebeuren, echt een heilsfeit. Geweldig dat de Heer dat gezegd heeft: “Ik laat jullie niet als wezen achter, maar Ik zend de Trooster. Die komt jullie vertroosten en die zal jullie te
binnen brengen alles wat Ik gezegd heb.” Wij hebben de Heilige Geest hard nodig. En Hij is uitgestort. Wij mogen een beroep op Hem doen. Ook al vind je het moeilijk om met de buurvrouw te praten over
het Woord, je bent niet alleen, de Geest is er. Misschien vind je het wel moeilijk om te zingen voor een bepaalde groep en zeg je: “Wat voor groep zal dat zijn?” Maar je bent niet alleen. De Geest is erbij. Je mag het met Hem doen.
En zo, met onze Drie-enige God kunnen we door de woestijn van dit leven en mogen we straks voor eeuwig ingaan in Zijn heerlijkheid. Ik wens u toe dagelijks te genieten van Zijn brood en Zijn vissen. Amen.