Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 BRUSSEL Tel: 02/553.80.79 e-mail:
[email protected]
Richtlijnen milieueffectrapportage Uitbreiding van een bestaand slachthuis te Ruiselede
Initiatiefnemer: Exportslachthuis De Coster nv Bruggestraat 140A 8755 Ruiselede
08 december 2014 PRMER-2121-RL
1.
Inleiding
Het exportslachthuis De Coster NV, gelegen Bruggestraat 140a te 8755 Ruiselede is momenteel vergund voor het slachten van 875.000 varkens per jaar. Het bedrijf wenst een uitbreiding van de capaciteit voor het slachten van 1.500.000 varkens per jaar of 172.500 ton levend gewicht per jaar (rekening houdend met een levend gewicht van 115 kg/varken). Deze activiteiten zijn onderworpen aan de m.e.r.-plicht volgens het project-m.e.r.-besluit1, met name:
Bijlage II Rubriek 7f : ‘Installaties voor het slachten van dieren met een verwerkingscapaciteit van 30.000 ton levend gewicht per jaar of meer’ Rubriek 13 : ‘Wijziging of uitbreiding van projecten van bijlage I of II, waarvoor reeds een vergunning is afgegeven, die zijn of worden uitgevoerd en die aanzienlijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (niet in bijlage I opgenomen wijziging of uitbreiding)’ Voor categorieën van projecten opgenomen in bijlage II van het project-m.e.r.-besluit, is het indienen van een gemotiveerd verzoek tot ontheffing van de m.e.r.-plicht mogelijk. Door de initiatiefnemer wordt echter afgezien van dit verzoek. De dienst Mer van de Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid verklaarde het kennisgevingsdossier volledig op 29 september 2014. De terinzagelegging in gemeente Ruiselede liep van 16 oktober 2014 tot 15 november 2014. Parallel vroeg de dienst Mer adviezen bij de administraties en openbare besturen. De dienst Mer stelde deze bijzondere richtlijnen (verder richtlijnen) op met het oog op de inhoudsafbakening en de methodologie van het MER. Zij houden rekening met principieel verplichte onderdelen van een project-MER op basis van art. 4.3.7. van het DABM2, de ontvangen inspraakreacties, de ontvangen adviezen (zie overzicht in bijlage) en met de bespreking van het volledig verklaard kennisgevingsdossier met de betrokkenen op de richtlijnenvergadering van 27 november 2014. Deze richtlijnen hebben betrekking op de reikwijdte, het detailleringsniveau en de inhoudelijke aanpak van het project-MER. Het project-MER moet opgesteld worden zoals door de initiatiefnemer voorgesteld in de kennisgeving, aangevuld/aangepast met de specifieke vereisten die in deze richtlijnen geformuleerd worden. Waar de kennisgeving en de richtlijnen van elkaar zouden afwijken, moet voorrang gegeven worden aan de richtlijnen.
2. Doelstelling, verantwoording en besluitvorming Het bedrijf wenst de slachtcapaciteit uit te breiden om concurrentieel te kunnen blijven ten opzichte van het buitenland en andere grote slachthuizen in België. Bij een grotere slachtcapaciteit wordt het verbruik van water en energie namelijk efficiënter, waardoor het verbruik per varken daalt. Het MER zal een overzicht van de bestaande en aan te vragen vergunningstoestand bevatten. 1
Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage, B.S. 17 februari 2005, zoals herhaaldelijk gewijzigd. 2 Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, B.S. 3 juni 1995, zoals herhaaldelijk gewijzigd (DABM).
Dienst Mer – Richtlijnen PR2121 Uitbreiding van een bestaand slachthuis te Ruiselede
2
Het MER zal relevante gegevens en conclusies uit voorgaande rapportages oplijsten (alle relevante milieustudies, ook andere dan mer-rapportages) op. Het goedgekeurde MER dient bij de milieuvergunningsaanvraag gevoegd te worden. Het MER is niet alleen een hulp bij de besluitvorming, maar volgens art. 4.1.7. van het DABM moeten de conclusies ook doorwerken in de besluitvorming. Het MER zal hiermee rekening houden bij de formulering van mogelijke alternatieven, milderende of compenserende maatregelen.
3. Beschrijving project en alternatieven Het project staat beschreven in Hoofdstuk 3 van de kennisgeving. De initiatiefnemer wenst de slachtcapaciteit te verhogen van 875.000 varkens per jaar tot 1.500.000 stuks per jaar. Deze uitbreiding zal gebeuren in twee fases. In een eerste fase zal de koelcapaciteit uitgebreid worden binnen de bestaande slachtcapaciteit. Het slachtvolume zal bij deze uitbreiding dus gelijk blijven, maar de bestaande slachtlijn zal uitgebreid worden met een bijkomende koeleenheid. De eerste fase is dan ook niet MER-plichtig en zal enkel waar relevant aangehaald worden. Bij de tweede fase van de uitbreiding zal de slachtcapaciteit en koelcapaciteit uitgebreid worden. Hiertoe dient de bestaande milieuvergunning aangepast worden. Deze fase is wel MER-plichtig. Hoofdstuk 4 van de kennisgeving beschrijft de volgende alternatieven : Het nulalternatief is het scenario waarin de vergunning voor het slachten van 1.500.000 varkens per jaar niet verleend wordt. In dit geval valt het slachthuis terug op de nu geldende vergunning. Deze is nog geldig tot 03/03/2031. Er worden geen locatiealternatieven voor het slachthuis op zich in overweging genomen. Voor de plaatsing van de verschillende onderdelen werden vooraf verschillende opties overwogen. Hierbij werd niet enkel rekening gehouden met de bepaling van het BPA, maar ook met de omwonenden. In de finale optie wordt het gebouw met de koelruimte zodanig geplaatst dat het tevens een afschermende functie krijgt naar de omgeving toe. Hierdoor probeert het bedrijf de hinder naar de omgeving zo beperkt mogelijk te houden. Doelstellingsalternatieven zullen niet in beschouwing genomen worden. Het slachthuis zal gespecialiseerd blijven in het slachten van varkens. In het MER zal nagegaan worden of er uitvoeringsalternatieven voor het bedrijf mogelijk zijn. Hiervoor zal onder meer gebruik gemaakt worden van de studie ‘Best beschikbare technieken voor de slachthuissector’, uitgegeven door het VITO-BBT Kenniscentrum (2003) en de Europese BREF ‘Slaughterhouses and animal by-product plants’. De aftoetsing aan de BBT zal tabelmatig gebeuren. Er zal gemotiveerd worden indien afgeweken wordt van de BBT.
4. Juridische en beleidsmatige context De volledig verklaarde kennisgeving zal opgave doen van het juridische/beleidsmatige kader dat voor dit MER van belang is in de vorm van een duidelijke overzichtsmatrix. Het MER zal Dienst Mer – Richtlijnen PR2121 Uitbreiding van een bestaand slachthuis te Ruiselede
3
zorgvuldig nagaan waar de projectrelevantie zich situeert en zal in het bijzonder ook aangeven of de voorwaarde onderzoekssturend kan zijn dan wel procedurebepalingen bevat of de combinatie van beide. Het is van belang om ook tijdens het opstellen van het MER de stand van zaken hiervan op te volgen. De juridische en beleidsmatige randvoorwaarden met een duidelijke ruimtelijke component moeten duidelijk cartografisch gepresenteerd worden.
5. Algemene en Methodologische aspecten De afbakening van het studiegebied zal in het MER voldoende gemotiveerd worden per discipline, rekening houdend met het feit dat het studiegebied zowel het projectgebied als het gebied met effecten moet omvatten. De ruimtelijke afbakening moet voor elke discipline duidelijk tekstueel omschreven worden en indien mogelijk, voorgesteld worden op kaart. Wanneer er tijdens het opstellen van het project-MER nieuwe ontwikkelingsscenario’s naar voor zouden komen dan deze die momenteel gekend zijn, moeten deze toegevoegd worden aan het afwegingskader. De methodologie voor de effectvoorspelling zal binnen elke discipline in het project-MER duidelijk en transparant omschreven worden. Tevens zal per discipline worden aangegeven op basis van welke criteria een effect als significant of als niet significant beoordeeld wordt. Het resterend effect na de milderende maatregelen zal aangegeven en gekoppeld worden aan het gehanteerde beoordelingskader. De effectenbespreking en -beoordeling dient transparant en op voldoende wijze te gebeuren. De dienst Mer vraagt om bij de beschrijving van de bestaande toestand en milieueffecten, als aanvulling op de volledig verklaarde kennisgeving, voldoende aandacht te besteden aan het volgende:
Algemeen : De inspraakreacties en het advies van de gemeente Ruiselede geven aan dat er in de omgeving grote bezorgdheid bestaat met betrekking tot de hinder, vooral inzake vrachtverkeer, geluid en geurhinder in de omgeving omwille van de geplande uitbreiding. Hoewel het bedrijf administratiefrechtelijk gezien vergund is, en vergunbaar is voor de gewenste uitbreiding, blijkt er toch een grote ongerustheid over het mogelijk bereikt hebben van de milieugebruiksruimte in de omgeving en over het overschrijden ervan, wanneer het geplande project zal worden uitgevoerd. Er wordt in de inspraakreacties en het advies van de gemeente dan ook gevraagd om locatiealternatieven te onderzoeken in het MER. Het MER zal daarom, in afwijking van de melding in de kennisgeving dat er geen locatiealternatieven zullen worden bekeken (zie §3 hierboven), een oplijsting en een evaluatie van mogelijke locatiealternatieven bevatten. De eerste fase zal bestaan uit een uitbreiding van de koelcapaciteit binnen de bestaande vergunning. Dit om te kunnen voldoen aan de voorschriften met betrekking tot transport Indien warm transport afgeschaft wordt en tevens om een betere kwaliteit van het vlees te verkrijgen. Voor de tweede fase zal de slachtcapaciteit uitbreiden en dient er dus ook bijkomende koelruimte aanwezig te zijn. Bij de uitbreiding zullen meer varkens per minuut geslacht worden Dienst Mer – Richtlijnen PR2121 Uitbreiding van een bestaand slachthuis te Ruiselede
4
gedurende langere slachtdagen. In de huidige situatie wordt geen 38 uur per week geslacht en op woensdag dikwijls slechts 4 u per dag. De huidige milieugebruiksruimte zal in kaart worden gebracht door onderzoek van het nulalternatief. Als referentiesituatie geldt daarbij de huidige ruimtelijke toestand van het bedrijf, zonder activiteiten (en dus zonder hinder). Het nulalternatief zal het bedrijf beschrijven zoals het nu in werking is, zonder fase 1. De effecten van de eerste fase zullen worden besproken waar relevant. De ingreep-effect-matrix dient beter afgestemd te worden op de verschillende disciplines. Voor lucht/geur worden geen effecten verwacht door de constructiefase, het bedwelmen en het koelen. Wel door het reinigen van de vrachtwagens. Er dient in het MER goed gemotiveerd te worden waarom bepaalde keuzes gemaakt worden met het oog op voorkomen/beperking van hinder naar omwonenden. Indien het slachten van 1.500.000 varkens per jaar niet haalbaar blijkt naar effecten toe, dan kan eventueel een bijkomend scenario besproken worden waarbij bijvoorbeeld 1.200.000 varkens per jaar geslacht worden. In het MER vermelden dat de condensatietank minder geuremissie veroorzaakt dan een broeitank en dat het tevens waterbesparend is. De condensatietank bestaat uit een afgesloten tank met stoominjectie. Op het grondplan van de gewenste situatie (Bijlage 9b) dient de postcode van Ruiselede aangepast te worden naar 8775 ipv 9775. P 24: 45.1.d) slachtcapaciteit ofwel allebei per dag of allebei per week (huidige versus gewenste toestand).
Met betrekking tot de discipline lucht: In het MER dient duidelijk en éénduidig aan gegeven worden dat: het lossen van varkens deels overdekt gebeurt: de vrachtwagens zelf staan buiten opgesteld, de plaats waar de varkens van de vrachtwagen in het slachthuis gedreven worden is overdekt met een luifel; de opslag van bloed gebeurt binnen en gekoeld; de opslag van slachtafval is niet gekoeld; de opslag van haar gebeurt binnen; de inhoud van witte organen gebeurt in een afgesloten container, die buiten opgesteld staat; de wasplaats waar de vrachtwagens worden uitgespoten is overdekt; bij de opslag van varkensharen en bloed is een actief koolfilter aanwezig.
Met betrekking tot de discipline oppervlaktewater: De analyseresultaten op datum van 17/09/2013 in het meetpunt 752.000 zijn niet representatief wegens een incident die gebeurde in de Kapellebeek en mogen bijgevolg niet in rekening gebracht worden bij de impactberekening voor het lozen van afvalwater.
Dienst Mer – Richtlijnen PR2121 Uitbreiding van een bestaand slachthuis te Ruiselede
5
Er dient voldoende aandacht besteed te worden aan het gebruik of de bestemming van hemelwater. De bestaande waterzuiveringsinstallatie en de uitbreiding van de waterzuiveringsinstallatie dient uitvoerig beschreven te worden. Er wordt in het bijzonder aandacht gevraagd met betrekking tot het halen van de stikstofnorm. In een bijzondere voorwaarde werd opgelegd dat het slachthuis tegen 2016 een studie moest laten uitvoeren over hoe de N-norm gehaald zal worden. VMM stelt voor om deze studie te vervroegen en op te nemen in het MER. De lozingscapaciteit zal niet recht evenredig met de slachtcapaciteit toenemen omdat enkele waterposten een vast verbruik hebben, ongeacht het aantal slachtingen. Voor de impactberekening vraagt de VMM om als meetpunt stroomopwaarts geen gebruik te maken van meetpunt 753.000, gezien hier enkel meetgegevens van 2011 beschikbaar zijn. Ofwel kan gebruikt worden gemaakt van het meetpunt 760.000. Indien mogelijk neemt het bedrijf zelf enkele stalen ter bepaling van de waterkwaliteit van de Poekebeek. Deze worden dan bij voorkeur genomen tussen het bufferbekken en het slachthuis, ter hoogte van het VMM-meetpunt 753.000. Stroomafwaarts het bedrijf blijken de concentraties van de meeste parameters reeds > 75% van de toetsingswaarde voor de Poekebeek te bedragen. Dit betekent dat de Poekebeek geen of weinig draagkracht heeft voor bijkomende lozingen. In het MER dient voldoende aandacht uit te gaan naar het formuleren van milderende maatregelen. Er dient besproken te worden wat er gebeurt bij calamiteiten. Is het noodzakelijk/mogelijk om een noodaansluiting te voorzien?
Met betrekking tot de discipline grondwater: In eerste instantie wenst het bedrijf geen verhoging van het grondwaterdebiet aan te vragen ondanks de capaciteitsuitbreiding. Tegenstrijdigheden in de kennisgeving daarover dienen te worden uitgeklaard in het MER. Indien blijkt dat het toch noodzakelijk is om een uitbreiding in grondwaterdebiet aan te vragen, dan zal dit mee opgenomen worden in het MER. Er dient aandacht besteed te worden aan de verhoogde concentraties van chloriden in het grondwater.
Met betrekking tot de discipline geluid & trillingen: Er dient gekeken te worden of de slachtcapaciteit tijdens de uitvoering van de laatste geluidsmetingen overeenstemt met de huidige slachtcapaciteit. Indien blijkt dat dit niet zo is, dienen nieuwe geluidsmetingen te worden uitgevoerd.
Met betrekking tot de discipline mens-gezondheid: De luchtkwaliteit dient afgetoetst te worden aan de normen van de WHO. De impact van geluidsemissies, geuremissies en transportemissies op de mens dienen besproken te worden, alsook de indirecte effecten.
Dienst Mer – Richtlijnen PR2121 Uitbreiding van een bestaand slachthuis te Ruiselede
6
In de kennisgeving wordt aangehaald dat het bedrijf wenst af te wijken van de bijzondere voorwaarde “De aanvoer van levende varkens mag niet geschieden voor 5 uur ’s morgens, het slachten is verboden voor 6 uur ’s morgens” om bij voorkeur al vanaf 5 uur beginnen te slachten. In de discipline Mens-Gezondheid dient de impact hiervan op de omwonenden onderzocht te worden (o.a. m.b.t. geluid, verkeer, verstoring nachtritme…). Bij milderende maatregelen bij de discipline Mens kan een communicatieplan worden opgenomen. Hiervoor kan gebruik gemaakt wordt van de leidraad “communiceren met de buren” co-uitgegeven door Zorg & Gezondheid (Download via http://www.mmk.be/ doorklikken op > Communiceren met uw buren). Evaluatie geluid i.k.v. discipline mens: ook Lnight meenemen als te meten grootheid. In de nabijheid van woningen is het beter gezondheidskundig 40dB(A) te hanteren als bovengrens . Immers de Night Noise Guidelines (WHO, 2009) stellen dat ook onder 40 dB (Lnight, outside) biologische effecten aangetoond zijn, waarvan echter niet bewezen is dat ze de gezondheid schaden. Vanaf 40 dB Lnight, outside, is dit wel het geval, zeker voor gevoelige groepen. P 52: tabel 9 ingreep-effectmatrix: afvalwaterzuivering kan geuroverlast veroorzaken naar omwonenden toe, dus ook belangrijk voor onderdeel Mens. Voor de discipline mens-gezondheid dienen de conclusies i.v.m. het risico van het project integraal overgenomen te worden in de niet-technische samenvatting. Het antwoord wordt gegeven op vragen als: - wat zijn de eventuele gevolgen voor mij, mijn gezin en mijn omgeving? Hoe zal de opvolging zijn? Waar kan ik terecht met vragen en ongerustheden. Mensen verwachten een eenduidige opsomming van wie welk risico kan lopen. Daarnaast is ook een opsomming – met inbegrip van een tijdsplanning – van de maatregelen die het bedrijf wenst te nemen ter reductie en opvolging van de eerder gedefinieerde risico’s belangrijk.
Met betrekking tot de discipline mens-mobiliteit: Uit de adviesvraag en de inspraak is gebleken dat dit een cruciale discipline is voor de gemeente en de omwonenden. Er dient duidelijk beschreven te worden hoeveel transporten er momenteel zijn en hoeveel er in de gewenste situatie verwacht worden. In het MER zullen eventuele alternatieve transportroutes onderzocht worden. Verkeerstellingen zijn momenteel niet mogelijk wegens werken aan de Bruggestraat, Voor het MER zal gebruik gemaakt worden van reeds uitgevoerde verkeerstellingen (de tellingen die uitgevoerd werden in het kader van vorige MER-dossiers of eventueel tellingen van de politie indien deze beschikbaar zijn). P78 (Mens-Mobiliteit): Bijkomende gegevensbronnen: Beschikbare digitale geluidskaarten : http://www.lne.be/themas/hinder-enrisicos/geluidshinder/beleid/eu-richtlijn/goedgekeurde-geluidskaarten/goedgekeurdegeluidskaarten/ Om een toename of afname van luchtemissies door verkeer te voorspellen (en daaruit afgeleid de toename of afname van de gezondheidsimpact) kan men best op de modellering van NO2 voortgaan. De gezondheidsimpact van NO2 gegenereerd door verkeer is minder relevant op zich door de relatief lage concentraties, maar is wel een goede indicator voor luchtvervuiling door Dienst Mer – Richtlijnen PR2121 Uitbreiding van een bestaand slachthuis te Ruiselede
7
verkeer. NO2 is dan ook een goede ‘proxy’ voor het complexe mengsel van verkeersgerelateerde luchtverontreiniging. Zie Ircel, JAARRAPPORT Luchtkwaliteit in België 2011, p 37 http://www.irceline.be/~celinair/documents/documents/Jaarrapport_Lucht_BE_2011.pdf
6. Leemten in de kennis Het MER zal opgave doen van de leemten in kennis die tijdens het uitvoeren van het onderzoek werden vastgesteld. Deze zullen worden opgedeeld naar aard van de leemte waarbij dan onderscheid zal worden gemaakt tussen leemten m.b.t. het project, m.b.t. inventarisatie en aangaande methode en inzicht. Het MER zal ook aangeven hoe met deze leemten is omgegaan en hoe zij kunnen doorwerken naar de besluitvorming.
7.
Monitoring en evaluatie
Het MER zal per discipline/thema eventueel opvolgingsmaatregelen voorstellen, bijvoorbeeld vanuit de vergunningsreglementering of vanuit de leemte(n) in de kennis.
8.
Integratie en eindsynthese
Het MER zal in een afzonderlijk deel een discipline overschrijdende, leesbare samenvatting over de verwachte gevolgen voor het milieu bevatten en hoe en in welke mate de voorgestelde maatregelen deze kunnen milderen. De milderende maatregelen die voorgesteld worden vanuit verschillende disciplines zullen discipline-overschrijdend t.a.v. elkaar afgewogen worden. Bij de milderende maatregelen zal in de mate van het mogelijke aangegeven worden waar deze zullen/kunnen doorwerken. Deze synthese zal aangeven of het project een voor het milieu haalbaar project is of welke maatregelen nodig zijn om het project haalbaar te maken. De elementen welke noodzakelijk zijn voor de "Watertoets" uit het Decreet Integraal Waterbeheer moeten hierin opgenomen worden. De eindsynthese dient een conclusie m.b.t. de haalbaarheid van het project te bevatten.
9.
Tewerkstelling, investering en gebruikte materialen
In dit hoofdstuk zal het rapport aangeven welke de verwachte tewerkstellings- en investeringseffecten zullen zijn van de voorgenomen activiteit. In dit hoofdstuk zal tevens worden aangegeven welke materialen (aard en hoeveelheid) er voor dit project zullen worden gebruikt, indien dit nog niet beschreven werd bij de projectbeschrijving.
10. Niet-technische samenvatting De niet-technische samenvatting vormt een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport dat de essentie van de overige delen beknopt en correct weergeeft. De tekst moet zodanig geschreven zijn dat hij begrijpelijk is voor een gemiddelde lezer. Figuren of kaarten dienen ter ondersteuning van de tekst in deze samenvatting te zijn opgenomen. Bij het schrijven van de niet-technische samenvatting kan gebruik gemaakt worden van de handleiding “niet-technische samenvatting” zoals gepubliceerd op www.mervlaanderen.be. Deze niet-technische samenvatting wordt in het
Dienst Mer – Richtlijnen PR2121 Uitbreiding van een bestaand slachthuis te Ruiselede
8
project-MER als afzonderlijk hoofdstuk opgenomen ofwel als afzonderlijk document opgesteld en wordt tevens in digitale vorm aangeleverd. De dienst Mer vraagt ook om op het voorblad van de niet-technische samenvatting de handtekeningen van alle deskundigen op te nemen.
11. Vorm van het MER Met betrekking tot de vorm en presentatie vraagt de dienst Mer: -
-
recent kaartmateriaal te gebruiken, telkens voorzien van een duidelijke bronvermelding, schaalaanduiding, noordpijl en legende. Waar mogelijk dienen de grenzen van het terrein duidelijk aangegeven te zijn en dient door het kaartmateriaal ook duidelijk te zijn welke de omringende activiteiten/bedrijven zijn; achtergrondinformatie in de bijlagen op te nemen; na te gaan of de in de kennisgeving vermelde gegevensbronnen, die bij de realisatie van het MER zullen worden gebruikt, nog steeds de meest actuele zijn; een verklarende woordenlijst, afkortingenlijst en literatuurlijst bij het rapport op te nemen; te waken over de afstemming tussen de tekst van het eigenlijke MER en de niet-technische samenvatting; de ingediende eindversies van het rapport en de niet-technische samenvatting door de initiatiefnemer, de coördinator en alle deskundigen te laten ondertekenen; Het definitieve project-MER evenals de niet technische samenvatting wordt digitaal aan de dienst Mer bezorgd.
12. Goedkeuring team van erkende MER-deskundigen Zoals voorgesteld in de volledig verklaarde kennisgeving worden volgende disciplines in het project-MER opgesteld door een erkend MER-deskundige: lucht, water, bodem, geluid en trillingen, en fauna en flora. De overige disciplines (mens) zullen door de coördinator van het MER opgesteld worden in samenwerking met de deskundigen van de disciplines geluid, lucht en oppervlaktewater. Het in de volledig verklaarde kennisgeving voorgestelde team van erkende MER-deskundigen wordt goedgekeurd. Wijzigingen aan het team van deskundigen in de loop van het m.e.r. moeten gemeld worden aan de dienst Mer. De beslissing over deze wijzigingen zal per brief mee gedeeld worden aan de initiatiefnemer. Tenslotte wordt aanbevolen tijdens het opstellen van het MER contact te houden met de dienst Mer en met de overige instanties, in het bijzonder in functie van de verwerking van hun adviezen in het MER.
Digitaal getekend Door Paul Van Snick Algemeen directeur Afdelingshoofd Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid
Dienst Mer – Richtlijnen PR2121 Uitbreiding van een bestaand slachthuis te Ruiselede
9
Bijlage Lijst van aangeschreven instanties : LNE
Afdeling Milieuvergunningen
VMM
Afdeling Operationeel Waterbeheer Afdeling Lucht, Milieu en Communicatie Afdeling Ecologisch Toezicht
VMM VMM ANB
Agentschap Onroerend Erfgoed West-Vlaanderen Vlaams Agentschap Afdeling Toezicht Zorg en Gezondheid Volksgezondheid WestVlaanderen Fluxys NV Tav Infoworks Gouverneur van de Provincie WestVlaanderen College van Burgemeester en Schepenen van Ruiselede
Koning Albert I-laan 1-2 bus 72 Koning Albert II-laan 20, bus 16 A. Van de Maelestraat 96 A. Van de Maelestraat 96 Koning Albert I-laan 1-2 bus 74 Koning Albert I-laan 1-2 bus 92
8200 Brugge 1000 Brussel 9320 Aalst 9320 Aalst 8200 Brugge 8200 Brugge
Koning Albert I-laan 1-2 8200 Brugge bus 53 Kunstlaan 31 1040 Brussel Koning Leopold III-laan 8200 Brugge 41 Markt 1
8755 Ruiselede
Inspraakreacties tijdens de terinzagelegging bij de gemeente Ruiselede : 5 inspraakreacties, waarvan één drukkingsgroep.
Dienst Mer – Richtlijnen PR2121 Uitbreiding van een bestaand slachthuis te Ruiselede
10
Lijst met de instanties die gereageerd hebben (schriftelijk/op verontschuldigden, die verder betrokken worden in de verdere procedure: VMM VMM VMM
Afdeling Operationeel Waterbeheer Afdeling Lucht, Milieu en Communicatie Afdeling Ecologisch Toezicht
Agentschap Onroerend Erfgoed West-Vlaanderen Vlaams Agentschap Afdeling Toezicht Zorg en Gezondheid Volksgezondheid WestVlaanderen Fluxys NV Tav Infoworks College van Burgemeester en Schepenen van Ruiselede
vergadering),
Koning Albert II-laan 20, bus 16 A. Van de Maelestraat 96 A. Van de Maelestraat 96 Koning Albert I-laan 1-2 bus 92
incl.
1000 Brussel 9320 Aalst 9320 Aalst 8200 Brugge
Koning Albert I-laan 1-2 8200 Brugge bus 53 Kunstlaan 31 Markt 1
Dienst Mer – Richtlijnen PR2121 Uitbreiding van een bestaand slachthuis te Ruiselede
1040 Brussel 8755 Ruiselede
11