remonstrants maandblad jaargang 22 nr. 13 april 2011
Passie en compassie Pasen 2011
van de redactie
Passie en compassie De redactie presenteert u een naar ons idee mooie ver zameling artikelen over passie en compassie. Het leek ons een mooi thema voor de paastijd. Passie is het woord waarmee het lijden van Christus wordt aangeduid. Het woord compassie, dat iets als ‘meeleven in verbonden heid’ aanduidt, staat op dit moment sterk in de belang stelling omdat het door Karen Armstrong en anderen naar voren is gebracht als kernwoord van de religieuze levenshouding, in welke religie dan ook. Remonstranten kennen het in ieder geval van de Catechismus van de compassie van Christiane Berkvens en Ad Alblas. Passie wijst niet alleen op het lijden, maar is ook een woord voor bevlogenheid en gedrevenheid, en ook daar gaan we het over hebben. Christiane Berkvens – wie anders – zet in dit nummer de toon met een overweging over de betekenis van compas sie. Haar gepassioneerde betoog brengt ons in de juiste stemming voor het paasfeest. U leest in deze AdRem vervolgens over het lijden van Christus – zoals vertaald in een beroemd muziekstuk van Haydn over Jezus laatste woorden – en over hoe dat lijden als metafoor gezien kan worden voor wat er speelt in de wereld van nu.
Het Meanderkwartet gaat dit muziekstuk van Haydn in de Goede Week uitvoeren in vijf remonstrantse kerken. Komt dat zien! U leest ook over broeders Trappisten in Algerije die in navolging van Christus hun leven gaven voor hun medemens. Hun relaas is op het witte doek terecht gekomen in de film Des hommes et des dieux. Als ik dit stukje schrijf in de bioscoop te zien. De abt van het Trappistenklooster in Berkel-Enschot vertelt over de soli dariteit van zijn gemeenschap met zijn medebroeders in Algerije. Onze nieuwe mederedacteur Lilian Roos wordt aan u voorgesteld in Het Gezicht. Zij nam tevens een arti kel voor haar rekening over jongeren, wijsheid en passie. De titel is Superwise me, naar een onlangs uitgezonden documentaire over een spirituele zoektocht van jongeren. Ten slotte, ook heel passend voor ons paasnummer, be steden we uitgebreid aandacht aan het indrukwekkende boek van Christa Anbeek over dood en leven, Overlevingskunst.
•
Bert Dicou Hoofdredacteur AdRem Het volgende nummer van AdRem verschijnt op 5 mei 2011
in dit nummer onder meer: 3 Overweging
14 Superwise me!
5 ’t Groene Sticht
16 Kies dan het leven
6 Film ‘Des hommes et des dieux’
18 Boek ‘Overlevingskunst’
9 Miniatuur
19 Agenda en ’t Rentmeestertje
10 Het lichaam van Christus heeft AIDS
20 Het gezicht van...
12 De Zeven Laatste Woorden
colofon Redactie: Carla Bierlaagh, Sigrid Coenradie, Bert Dicou (hoofdredacteur), Martijn Junte, Michel Peters (eindredacteur), Lilian Roos en Marianne Waling-Huijsen. Redactieadres: AdRem, p/a Nieuwegracht 27 a, 3512 LC Utrecht, tel. 030-2316970,
[email protected] Administratie (adreswijzigingen en andere mutaties): info@ remonstranten.org, of via bovenstaand redactieadres. ING 4088342 t.n.v. AdRem Utrecht Website: www.remonstranten.org Kosten: gratis voor remonstranten, 30,- euro per jaar voor niet-remonstranten. Advertentietarieven op aanvraag. Ontwerp: Marjorie Specht, www.ontwerpkantoor.nl Uitgave: Boekencentrum Uitgevers Druk: Koninklijke BDU Barneveld ISSN 0925-238X © Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen zonder voorafgaande toestemming van de redactie.
overweging
Compassie is de basis van de moraal Hoe pessimistisch ook van nature, de Duitse filosoof Arthur Schopenhauer stelde dat compassie de basis is van de moraal. Het verlangen naar compassie steekt elke keer de kop op wanneer een samenleving door egoïsme en machtsmisbruik dreigt te worden overspoeld. Dit terugkerende fenomeen valt in elke cultuur te bespeuren. In woelige morele wateren wordt compassie dan de reling die de opvarenden allemaal aan boord houdt. Maar wat is compassie dan precies? Hoe kun je compassie definiëren?
Liefde, illustratie van Brigida Almeida
Compassie is geen medelijden, hoewel de woorden elkaars vertalingen zijn. Want medelijden kan in het Nederlands op een neerbuigende houding duiden. Zielige situaties roepen medelijden op. Er ontstaat een patriarchale behoefte om te hulp te schieten, een bewe ging van boven naar beneden, als het ware. Compassie is ook iets anders dan barmhartigheid. Want ook barm hartigheid kan een sfeer van ongelijkheid oproepen. Erbarmen kan iets bevoogdends hebben. De sterkere buigt zich naar de zwakkere om deze te helpen. Op zich een prachtige gedachte, maar compassie is iets wezenlijk
H e t gaat o m z e l f t e rug t r e d e n ui t h e t midd e lpun t van o n ze w e r e ld e n e e n and e r v o o r h e t v o e t lich t t e plaat s e n . anders. Compassie is het vermogen zich te verplaatsen in de ander, het vermogen in de schoenen van de ander te gaan staan, vanuit een diep besef van gelijkheid. Wat de ander overkomt, raakt mij ook, alsof het mij overkomt.
Charter In 2009 lanceerde de Engelse schrijfster aren Armstrong het Charter for Compassion, het hand K vest van mededogen. Samen met tal van geestelijke leiders, zoals de dalaï lama, rabbijn Avraham Soetendorp en de filosoof Tariq Ramadan, ontwierp ze een korte tekst
die internationaal onder de aandacht werd gebracht. Compassie, zegt de Charter, gaat om een essentiële ge dragsverandering. Het gaat om zelf terug te treden uit het middelpunt van onze wereld en een ander voor het voetlicht te plaatsen, en om recht te doen aan de onschendbare heiligheid van ieder mens en een ieder, zonder enige uitzondering, te behandelen met volstrekte waardigheid, billijkheid en respect. (Charter) Dat nu moet opnieuw de kern van moreel handelen en van religie worden. Opnieuw, inderdaad, want in de meeste religies en levensbeschouwingen staat van ouds her compassie, gebaseerd op de Gulden Regel, centraal. jaargang 22 nr. 13 april 2011 3
overweging
Gulden Regel Dit is de hoogste plicht: doe niet aan anderen wat jezelf pijn zou doen en wens hen toe wat jezelf verlangt, is de kernopdracht uit het hindoeïsme, het staat vermeld in de Mahabharata (1500 voor Christus). Men vindt diezelfde opdracht bij Confucius (6e eeuw voor Christus), bij Griekse filosofen, bij rabbi Hillel en bij Jezus van Nazareth die beide een positieve draai aan de Gulden Regel geven: Behandel anderen dus steeds zoals je zou willen dat ze jullie behandelen, Dat is het hart van de Wet en de Profeten (Mat. 7:11). De Gulden Regel, basis van de compassie, verwoordt een radicaal uitgangspunt voor het menselijke verkeer. Zon der compassie, is de wereld simpelweg onleefbaar. De Amerikaanse trappist Thomas Merton, die met zijn autobiografie The Seven Storey Mountain een grote invloed op de Europese spiritualiteit uitoefende, stelde: compas sie is gebaseerd op de bewustwording van de wederzijdse afhankelijkheid van al wat leeft. Zijn boek verscheen al in 1948. Het werd pas vijftig jaar later in het Nederlands vertaald onder de titel De louteringsberg (Ten Have 2001). Merton verwoordde een oeroude oosterse wijsheid: alles is met alles verbonden. Het leven van natuur en mens heid, op elk niveau, behoort tot een en dezelfde werkelijk heid. De noden van de wereld hebben een rechtstreeks effect op de hele wereld. De houding van de ene mens
bepaalt het welzijn van de ander. Mensen zijn ten diepste gelijkwaardig, broeders zoals Beethoven het hoopte in het slotkoor van de Negende Symfonie: Alle Menschen werden Brüder. Ze zijn het al, nu moeten ze het nog beseffen. Bewust worden van de wederzijdse afhankelijkheid van al wat leeft, zegt Merton, daar is compassie op gebaseerd.
Reling Het is niet verwonderlijk dat de beweging van de Charter for Compassion juist nu ontstaat. In een tijd waarin het individualisme de gemeenschapszin lijkt te hebben overvleugeld, ontstaat er een nieuwe behoefte aan een reling, aan een gedragslijn die zijn sporen heeft verdiend. De herijking op de aloude Gulden Regel ligt in wezen voor de hand. De Gulden Regel van de compas sie heeft zowel evidentie als urgentie. Niet vanuit een wereldvreemd idealisme, maar uit bittere noodzaak en realiteitszin. De econoom Herman Wijffels, die bij de lancering van de Charter in Nederland sprak, plaatste de compassie terecht in een historisch sociologisch kader. Hij zei: We staan voor een volgende beschavingsopdracht. Na de fase van werken aan emancipatie, het ontwikkelen van de individualiteit, gaat het nu om het verbinden van individualiteit met verantwoordelijkheid nemen voor het geheel. Compassie is daarvoor een onmisbaar ingrediënt. Verantwoordelijkheid Maar hoe kan dat ingrediënt
Verzoening, illustratie van Brigida Almeida
praktisch gezien gebruikt worden? Bestaan daar recepten voor? Op de site van de Charter (charterforcompassion. org) staan voorbeelden en concrete suggesties om te leren compassie tot de kern van het persoonlijk leven te maken. Want hoewel compassie over de hele wereld een van de oudste morele deugden blijkt te zijn, het moet worden geleerd, voorgedaan en overgedragen, via opvoeding en persoonlijke geestelijke ontwikkeling. Karen Armstrong publiceerde in 2010 een boek onder de titel: Twelve Steps to A Compassionate Life (Nederlandse vertaling in 2011: Compassie). Met voorbeelden en anecdo tes wordt de lezer stap voor stap ingevoerd in de concrete invulling van compassie. Het boek werd verschillend ontvangen. Het is ook niet makkelijk om een breed filo sofisch begrip in concreet gedrag te vertalen. Compassie moet niet alleen als idee gepropageerd worden. Het moet gedaan worden, dagelijks concreet gedaan. In alle landen waar de Charter gelanceerd is (de laatste was Pakistan in februari 2011) worden best practices besproken en op internet geplaatst. In sommige steden over de hele wereld - Leiden had de primeur - onderte kenden religieuze en burgerlijke instanties gezamenlijk de Charter for Compassion. Kortom: de oproep tot het herstellen van de compassie als levenskompas heeft ruim gehoor gevonden. Schopenhauer zou ervan opge keken hebben.
•
Christiane Berkvens-Stevelinck Remonstrants predikant in Rotterdam en Breda 4 adrem remonstrants maandblad
thema passie en compassie
Collega AdRem-redacteur Sigrid Coenradie en ik werken op dit moment aan een boek over voorbeeldfiguren. Het gaat om mensen die door hun manier van leven en hun keuzes een voorbeeld zijn voor anderen. We zijn zowel geïnteresseerd in de voorbeeldfiguren zelf als in degenen die door hen geïnspireerd worden. Het hebben van een aansprekend voorbeeld leidt niet zelden tot navolging. Het estafettestokje wordt doorgegeven. In navolging van Gandhi waren er meer mensen die hoopten veranderingen in de maatschappij te kunnen bewerkstelligen door stug volgehouden geweldloos verzet. Nelson Mandela werd voor veel anderen een symbool van verzoening. Behalve zulke bekende figuren zijn er ook mensen die op kleinere schaal, veel minder opvallend, een andere manier van leven laten zien en zo een voorbeeld zijn voor anderen.
P assi e en compassie in Leidsche Rijn
’t Groene Sticht In de Utrechtse wijk Leidsche Rijn, in feite een com pleet nieuwe stad, bevindt zich ietwat weggestopt een buurtje waar zo’n andere wijze van leven in praktijk wordt gebracht. Het buurtje heet ’t Groene Sticht. Hier treffen we rondom een verbouwde boerderij een aantal gezinswoningen, appartementenflats, een Emmauswoongroep en een Emmaus-winkel. Ook staat er een huis waar daklozen tijdelijk worden opgevangen en voorbereid op terugkeer naar de maatschappij. In de boerderij is een restaurant gevestigd waarvan het personeel bestaat uit verstandelijk gehandicapten. Het buurtje is gelegen aan de Ab Harrewijnstraat. Tien jaar geleden ging Ab Harrewijn, oud-voorzitter van GroenLinks, met een groepje op pad om plekken te creëren waar anders met dak- en thuislozen zou worden omgegaan. Zij zouden ervan opknappen om tussen de gewone mensen te wonen en voor de gewone mensen zou het goed zijn om te ervaren dat de wereld veelkleu riger is dan je soms denkt. Deze plek – het erf van deze grote boerderij, gelegen middenin wat een nieuwe stadswijk moest worden – leek bij uitstek geschikt om zo’n project te starten. Zes jaar geleden werd het inderdaad gerealiseerd. Ab Harrewijn heeft het niet meegemaakt: hij overleed plotseling, op 47-jarige leeftijd. In de boerderij staat een buste van hem met een gedenkplaat. Daarop staat te lezen: ‘Ik denk vanuit mensen en niet vanuit regels. Ieder mens hoort bij deze samenleving, daar moeten we de regels op aanpassen en niet andersom.’ Ab Harrewijn was actievoerder, dominee, Tweede Kamerlid Groen Links en inspirator van ’t Groene Sticht.
www.groenesticht.nl ‘Een woonerf waar plek is voor mensen met verschillende achtergronden én zeker ook voor daklozen. Voor mensen die er uit ideële of praktische motieven voor kiezen én mensen die weinig te kiezen hebben. Een erf met een sociale functie in de buurt. Een erf waar wonen en werken dicht bij elkaar liggen.’ Denkend aan het thema van dit nummer van AdRem: we hebben hier een prachtige combinatie van passie en compassie. Passie voor een andere manier van leven en compassie met mensen die de boot lijken te missen in onze samenleving. Ik was er op bezoek bij René van Bemmel, oud-voorzitter van het project en bewoner van het eerste uur. Een gepas sioneerd mens. Begin volgend jaar is in ons boek te lezen wat hij te vertellen heeft.
•
Bert Dicou Predikant doopsgezinde-remonstrantse gemeente Hoorn jaargang 22 nr. 13 april 2011 5
thema passie en compassie
Geen vesting, maar
Grand prix van het filmfestival van Cannes
DES HOMMES ET DES DIEUX ( Xavier Beauvois, 2010 ) Des hommes et des dieux vertelt het waargebeurde verhaal van de broeders Trappisten in het Algerijnse Atlasgebergte. In de jaren ’90 laaide het geweld hoog op in Algerije. Moslimfundamentalisten, in oorlog met de regering, dreigden alle buitenlanders te doden. De broeders hadden het gevoel dat ze de Algerijnen – en hun roeping – in de steek zouden laten als ze zouden vertrekken. Hun klooster was altijd een plek geweest die vrede en verzoening uitstraalde. Zij hadden zich steeds sterk gemaakt voor de dialoog tussen christenen en moslims. Zelfs de terroristen wilden zij als mens blijven zien, zij noemden hen de ‘broeders van de bergen’. Helaas maakten de fundamentalisten hun bedreiging waar. Zeven van de monniken werden ontvoerd en later gedood (mei 1996). Veel indruk maakte het geestelijk testament van de prior, ruim twee jaar voor die ontvoering geschreven, waarin hij aangaf dat men vooral niet ‘de moslims’ de schuld moest geven en waarin hij zei bij voorbaat degenen te vergeven die hem en zijn broeders waarschijnlijk zouden ombrengen. Abdij Koningshoeven
6 adrem remonstrants maandblad
algerijnse trappisten voorbeeld voor medebroeders in nederland
ontmoetingsplaats solidariteit uit nederland In Nederland zijn de broeders Trappisten onder meer vertegenwoordigd in het klooster Koningshoeven, bij Tilburg. Broeder Bernardus, abt van dit klooster, schreef over de film op zijn weblog. Samen met anderen hadden zij er filmavonden over georganiseerd in Utrecht en Tilburg. Ik zocht hem op.
Regisseur Xavier Beauvois schetst een sober beeld van deze geschiedenis van standvastigheid en moed. Om te beginnen laat hij ons heel rustig kennis maken met het dagelijks leven in het dorp waar het klooster staat, Tibhirine. De Trappisten zijn volledig geïntegreerd in het dorpsleven. Dorpelingen en monniken gaan gemakkelijk met elkaar om. Als de spanning toeneemt, raken ze nog meer op elkaar betrokken. Een drietal broeders leren we beter kennen. De prior, Christian de Chergé (Lambert Wilson), is een zeer principiële, maar ook nogal autoritaire figuur. Hij slaat ieder aanbod van de militairen om het klooster te beschermen af. De andere broeders weten nog niet zo zeker of dat wijs is. Broeder Luc (Michael Lonsdale) is de arts van het klooster. En van het dorp. Hij is 82, astmatisch, nog maar net in staat om zijn werk te doen. Zeker nu er ook slachtoffers van de burgeroorlog geholpen moeten worden (ook de terroristen weten hem te vinden). Hij is in staat redelijk laconiek met de dreiging om te gaan. Ten slotte is er veel aandacht voor broeder Christophe (Olivier Rabourdin), de jongste van de monniken, een veertiger. Hij is het meest van slag door wat er gebeurt. We zien hem totaal in paniek raken. Pure doodsangst grijpt hem aan. Alle broeders beseffen goed wat hun te wachten zou kunnen staan. Er worden heftige gesprekken gevoerd aan de kloostertafel. Wat voor zin heeft het ons hier te laten afslachten? Anderzijds: sinds wanneer laten wij ons de wet voorschrijven door mannen met wapens? En: welke herder laat zijn kudde in de steek op het moment dat het gevaarlijk wordt? Ze voelen zich verantwoordelijk voor hun dorp. Uiteindelijk besluiten ze unaniem te blijven.
Broeder Bernardus, ik zag dat u een aantal filmavonden hebt georganiseerd over deze film. Hoe zijn die tot stand gekomen? Het initiatief ging uit van Greco Idema, een jonge theo loog, de man achter de website Bruggenbouwers. Dat is een website bedoeld voor de ondersteuning van de inter religieuze dialoog. Idema wilde met deze avonden een gesprek tussen moslims en christenen op gang brengen over de film. Dat is niet echt gelukt, er bestaat aan mos limzijde te weinig voorkennis wat het monastieke leven aangaat. Het lukte niet goed over te brengen wat de mon niken bezielde. Ik zelf wilde met deze film met name de geschiedenis van de monniken van Tibhirine, medebroe ders Trappisten, breed onder de aandacht brengen. Wij leefden destijds heel erg mee toen de gemeenschap van Tibhirine onder vuur kwam te liggen en helemaal toen de monniken ontvoerd werden. We moesten toen juist beslui ten of we de gemeenschap zouden splitsen in een jonger deel dat de kloostergemeenschap nieuwe toekomst moest geven en een ouder deel dat in een verzorgingshuis zou gaan wonen. Het was een moment van grote crisis in ons kloosterbestaan. Op de avond dat we zouden stemmen, kwam het telefoontje met het bericht dat de monniken van Tibhirine ontvoerd waren. Telkens als wij aan onze eigen recente geschiedenis denken, komt ook de geschiedenis van Tibhirine in onze gedachten. Hier in de kloostertuin hebben we een monumentje ingericht: een altaar en een beeld van een wereldbol op een braambos. Aanvankelijk werd er in de Nederlandse kranten, met name het blad Trouw, heel negatief over de broeders van Tibhirine geschreven. Zo van: ze hadden beter moeten weten. Ze hadden niet zo dom moeten zijn daar per se te willen blijven. Ze hebben het martelaarschap opgezocht. Helemaal in de sfeer van: boontje komt om zijn loontje. Al in de jaren 30 waren er Trappisten in Algerije. De orde had kloosterlingen uit Joegoslavië en Frankrijk uitgeno digd om in Algerije landbouwprojecten uit te voeren. Het was geen groot succes. De Joegoslaven en Fransen be grepen elkaar niet echt. Dit duurde tot de jaren ’60. Toen vond de leiding van de orde het tijd worden het klooster te sluiten. Men verwachtte er weinig meer van. Op dat jaargang 22 nr. 13 april 2011 7
thema passie en compassie
moment waren er toch een paar broeders die zeiden in Algerije te willen blijven. Als een soort gedoogbeleid is hun toen toegestaan het klooster voort te zetten. Dankzij Christian de Chergé is deze gemeenschap een nieuwe richting ingeslagen, gesteund door de Dominicanen en de Witte Paters zette hij fanatiek in op de dialoog met de islam. Hij was een soort ‘Boer Koekoek’ van de inter religieuze dialoog. Christian de Chergé was een moeilijke man, die soms meer oog had voor zijn stokpaard dan voor de mensen om hem heen. Dat viel niet altijd goed in de gemeenschap van Tibhirine, waar hij in de jaren ‘70 was terechtgekomen, maar er was in feite geen ander die voor prior in aanmerking kwam. Hij heeft zich overigens in zijn leiderschap goed ontwikkeld. In het begin neemt hij heel autoritair zelf beslissingen. Als zijn broeders protesteren, geeft hij toe dat beslissingen gezamenlijk genomen moe ten worden en toont hij zich ook in staat naar iedereen te luisteren. Hoe is er bij u in de abdij gereageerd op het drama? Het heeft bij ons de discussie los gemaakt over wat onze gelofte van stabiliteit (één van de vaste gelofte in het monastieke leven) voor ons in de Nederlandse situatie betekent. Die gelofte houdt in dat je trouw bent niet alleen aan de gemeenschap van monniken waar je bij hoort, maar ook aan de plaats waar die gemeenschap zich bevindt. In onze vestigingen in Indonesië en Afrika is het samen leven met de plaatselijke bevolking een vanzelfsprekend onderdeel van het kloosterleven. Voor de broeders van Tibhirine was het een belangrijke reden om niet te vertrekken. Maar in Nederland leven wij eigenlijk veel meer afgezonderd van de wereld. Wij besloten toen dat we ook hier veel meer open wilden staan voor de maatschappij in een positieve betrokkenheid op de samenleving. Anders om, wilden wij zelf intern veel meer een afspiegeling zijn van de maatschappij van nu. De kloosters in Nederland hadden een sterk regionaal karakter. Wij in Koningshoe ven waren een gemeenschap van Brabanders. We besloten dat te veranderen. Als de maatschappij multicultureel is, dan willen wij dat ook zijn. Wij zijn nu met 17 mensen van acht nationaliteiten. Wij oefenen hier thuis hoe het is om met mensen van meer culturen samen te leven. Anders dan in het verleden moet een Trappistenklooster geen vesting meer zijn, maar zal het een ontmoetingsplaats zijn tussen God en mens maar ook tussen mensen onderling, broeders, mensen die hier werken, gasten, anderen. Zijn voor u de broeders van Tibhirine voorbeeldfiguren? Zijn het heiligen? Er is een proces gaande om de broeders van Tibhirine heilig te verklaren, met 25 anderen die in Algerije zijn omgekomen. Van onze orde hoefde dat niet zo. Wat ik 8 adrem remonstrants maandblad
zo waardeer aan deze film, is dat de broeders er helemaal niet in naar voren komen als stoere geloofshelden. Je ziet in de film hoe gewoon, bescheiden, haast onbenullig het dagelijkse kloosterleven is. De mannen zelf zijn al even gewoontjes. Soms gaat het er kalm en gemoedelijk aan toe, soms irriteren ze elkaar en maken ze ruzie. Ik beschouw hen helemaal niet als heilige in de zin van verheven figuren. Heilig zijn ze voor mij alleen in de betekenis: volledig toege wijd. Ik spreek dan liever over een voorbeeldgemeenschap dan over bepaalde voorbeeldbroeders. Zij zijn dat omdat ze in alle radicaliteit de waarden van het evangelie hebben laten zien. Hun trouw aan hun roeping, hun toewijding aan de taak een gemeenschap van vrede te zijn, hun verbondenheid met de mensen die op hen vertrouwden en die zij niet in de steek wilden laten, hun bereidheid daarvoor eventueel zelfs hun leven te geven en het feit dat zij zelfs hun vijanden, die hun naar het leven stonden, bleven zien als kinderen van God en dus als broeders. Het bekende ‘heb je vijanden lief’ uit het evangelie wisten zij in praktijk te brengen. Zij hebben diep doordacht wat het martelaarschap betekende en het aanvaard. Getuige zijn testament hoopte Christian de Chergé zijn moordenaar te kunnen vergeven. Heel sprekend vind ik daarom ook het einde van de film. De monniken en de ontvoer ders lopen in een lange rij langzaam uit beeld, ze verdwijnen in de mist. Er wordt niemand aangewezen als schuldige. Ze verdwijnen in het onnoembare. In de bijbel staat het verhaal van Henoch: aan het eind van zijn leven wandelde hij met God en was er niet meer. Zo wandelden ook de broeders van Tibhirine met God. Op welke manier kan de film van invloed zijn op ons denken over de islam, de discussie die op dit moment in Nederland plaatsvindt? In ieder geval zie je heel goed hoe eenzijdig de opvatting is dat dé islam gewelddadig is. De vredelievende moslims van het dorp hebben niets op met het fundamentalisme van de terroristen. De broeders zijn van harte welkom bij het besnijdenisfeest in het dorp en ze vieren van harte mee. Het is een betekenisvolle scène. De besnijdenis is het teken van het verbond: het verbond dat God met Abraham sloot en waar zowel joden, christe nen als moslims zich bij betrokken voelen. Beschouwen wij als christenen de moslims eveneens als deelgenoten aan het verbond? In Tibhirine was de achterkant van het gebouw van de kerk de moskee van het dorp. Kunnen wij islam en christendom beschouwen als twee manieren om dezelfde God te dienen? Onze orde is geneigd die vraag bevestigend te beantwoorden. Het is heel goed mogelijk om samen met moslims te bidden. In onze samenleving is er op dit moment weinig ruimte voor dit gevoel van verbondenheid. Ook aan moslimzijde bestaan er soms barrières om tot gesprek te komen. Maar het is goed om die principiële verbondenheid vast te houden.
•
Bert Dicou Predikant doopsgezinde-remonstrantse gemeente Hoorn
miniatuur
Domme gaucho! Sporten die in de jeugd zijn beoefend worden nooit verleerd. Zegt men. Fietsen bij voorbeeld, of zwemmen. De bewegingen blijven vertrouwd, de techniek is zo weer opgepakt, je raakt er zo weer in. Kortom, jong geleerd, oud gedaan. In mijn onnozelheid dacht ik: dit geldt natuurlijk ook voor paardrijden. In mijn jeugd beoefende ik deze sport uitentreuren. Mooi woord, uitentreuren, maar tamelijk verwarrend want het kan zowel volhardend als met gevaar of zelfs tot vervelens toe betekenen! Dat laatste werd met paardrijden nooit het geval. Maar ja, soms stop je met bepaalde sporten om je te wijden aan andere bewegingsvormen. Ik emigreerde naar Holland, het werd dus verplicht fietsen. Maar het paardrijden is altijd mijn heimelijke liefde gebleven. Aan de vooravond van mijn pensioengerechtigde leeftijd, (ook zo’n uitdrukking die aan betekenisverandering onderhevig blijkt te zijn), voer ik aan boord van de MS Veendam van de Holland-America Lijn langs de kust van Patagonië. Toen de eerste Europeanen in deze con treien aankwamen, schrokken ze van de mensen die er woonden, reuzen met gigantische voeten! In het Frans bestaan er allerlei uitdrukkingen voor. Een lomp iemand met grote voeten is een Patagon; Verweggistan heet in het Frans stelselmatig Patagonie. En inderdaad, het ligt niet naast de deur. Deze schitterende regio staat ook bekend om zijn kleine bergpaarden. En met die bergpaarden kreeg ik het aan de stok. Omdat de haven van Puntas Arenas door stakingen geblokkeerd was, meerden we onverwachts aan bij Puerto Montt, een klein vissersplaatsje. Daar werd ons een paar denrit aangeboden. Negen dapperen waagden het erop. Ik was van de partij. Jong geleerd, niet waar? Nu kunnen kleine culturele verschillen grote gevolgen hebben. Gauchos berijden hun paarden op Zuid-Amerikaanse zadels, met dito stijgbeugels. Deze zadels lijken in de verste verte niet op Engelse zadels. Je legt vervlochten hout, met leer overtrokken, over het paard heen, voegt daar twee dwarse stukken hout aan toe en hop, je hebt een zadel. Als stijgbeugels gebruik je door de helft ge zaagde houten klompen, net zo puntig als de laarzen van de gauchos. Resultaat: je kunt je knieën niet om het paard heen klemmen en je ronde sportschoenen zijn amper in die stijgbeugels te friemelen. Vriendelijk werd ons op het hart gedrukt alles wat wij in Europa hadden geleerd onmiddellijk te vergeten. De culturele kloof gaapte voor de voeten van onze paarden. Bovendien hadden onze gaucho’s heel wat anders aan hun hoofd dan de veiligheid van hun metgezellen. Gaucho nummer 1 trachtte een Filippijnse jonge dame uit ons gezelschap te imponeren. Van achter zijn paard, sprong hij in het zadel. Althans dat was de bedoeling. Het paard deed een stap opzij, de gaucho vloog door
de lucht en kwam jammerlijk ten val. Het lukte hem uiteindelijk zijn ros weer in bedwang te krijgen. Maar de andere paarden kregen het op hun heupen. Gaucho nummer 2 was meer een ijdel type. Hij hield zich voor namelijk bezig met zijn sombrero. Het woei hard. Voor de ogen van mijn paard vloog de sombrero door de lucht. Daar houden paarden niet van. Kijk, als mensen steige ren, kun je er nog iets aan doen, met paarden is het een kwestie van erop blijven of niet. Dat deed ik. Jong geleerd, niet waar? Veilig aan boord teruggekeerd besefte ik ten volle dat uitentreuren inderdaad zowel volhardend als met gevaar betekent.
•
Christiane Berkvens-Stevelinck Remonstrants predikant in Rotterdam en Breda
jaargang 22 nr. 13 april 2011 9
thema passie en compassie
Het lichaam van heeft AIDS Dertig jaar geleden werd HIV, het virus dat AIDS veroorzaakt, ontdekt. Sindsdien zijn zo’n 60 miljoen mensen met het virus besmet en zijn ongeveer 25 miljoen mensen overleden. De AIDS-epidemie heeft een ongekende omvang aangenomen, en nog elke dag raken veelal jonge mensen, waaronder talloze baby’s, besmet. Alle onderzoek ten spijt is er nog geen remedie gevonden, alleen medicijnen die de ziekte kunnen remmen. Maar in Afrika, het meest getroffen continent ter wereld, zijn die aidsremmers vaak maar moeilijk verkrijgbaar. De AIDS-epidemie vormt een uitdaging, niet alleen voor de medische wereld, maar ook voor de kerk en de theologie. Iemand die niet moe wordt om dit te betogen is de Afrikaanse theoloog Musa Dube. In het openingshoofd stuk van haar boek The HIV and AIDS Bible zet ze uiteen hoe zij, als een in Amerika gepromoveerde bijbelweten schapper, haar baan aan de Universiteit van Botswana opgeeft om zich te storten in een onbekend avontuur: een baan als theologisch consulent voor HIV en AIDS in Afri ka, in dienst bij de Wereldraad van Kerken. ‘Terwijl ik mijn studenten lesgaf over de synoptische evangeliën, begon ik me af te vragen waarom ik sprak over redactiekritiek en de historische Jezus. Ik vroeg me af waarom ik de belangrijke thema’s in het evangelie en in mijn eigen context links liet liggen: ziekte en heling. De vraag die studenten mij altijd stelden, drong zich nu ook aan mij op: als Jezus zoveel genezen heeft, kan hij dan ook niet ons genezen van HIV en AIDS in ons land, in onze wereld?’ Deze thematiek heeft haar niet meer losgelaten. In talloze publicaties heeft Dube geprobeerd theologische antwoorden te formuleren op de moeilijke vragen die de AIDS-epidemie met zich meebrengt: het probleem van stigmatisering en discrimi natie, van ziekte, lijden en sterven, kwesties als armoede en de kwetsbaarheid van vrouwen, de rol van de kerk, en de vraag naar de aanwezigheid van God. In haar werk voor de Wereldraad heeft Dube met grote inzet geprobeerd om theologiestudenten en kerkleiders bewust te maken van de problematiek en hen toe te rusten om een verschil te maken in hun eigen gemeenschap.
van 1 Korinthe 12,26, waar Paulus schrijft over de kerk als lichaam van Christus en zegt dat wanneer één lid van dat lichaam lijdt, alle leden meelijden. In haar parafrase van deze tekst stelt Dube: ‘Als een lid van de kerk geïnfec teerd is met HIV, kan de kerk zich niet afzonderen. Als een lid van de kerk lijdt aan AIDS, dan gaat dit lijden ook de kerk aan. Als de kerk werkelijk lichaam van Christus is, moet ze, net zoals Jezus Christus zelf, zich identifi ceren met degenen die lijden. Met andere woorden: de kerk moet vandaag de dag stellen dat ze lijdt aan AIDS.’ Op basis hiervan geeft Dube forse kritiek op de gangbare praktijk binnen kerken, waar mensen met AIDS vaak worden gestigmatiseerd, soms zelfs worden uitgesloten van het avondmaal en van de gemeenschap. Telkens weer worden zij geassocieerd met seksuele immoraliteit terwijl, zo zegt Dube, we al lang weten dat HIV en AIDS weinig te maken hebben met moraal maar vooral met armoede, ongelijkheid, wereldwijde onrechtvaardigheid. Waarom anders zou juist het armste continent ter wereld het zwaarst getroffen zijn? Binnen het lichaam van Chris tus met AIDS wordt er geen onderscheid gemaakt tussen mensen met en zonder HIV. Weliswaar is niet iedereen infected with maar wél affected by het virus: mensen ont dekken dat ze allemaal getroffen zijn, direct of indirect. Zo wordt het lichaam van Christus gekenmerkt door compassie: een praktijk van medeleven, van solidariteit, van delen in elkaars lijden en hoop. Als kerken in Afrika zulke gemeenschappen vormen, zo betoogt Dube, kun nen ze werkelijk iets betekenen in de huidige situatie.
Theologisch antwoord In dit artikel gaat het over het theologische antwoord dat Dube geeft op de AIDS-epide mie, en over de vragen die ze daarmee ook aan ons stelt. In haar visie vraagt het probleem van AIDS in Afrika om een ‘theologie van compassie’. Centraal in deze theologie staat de metafoor van de kerk als lichaam van Christus. Volgens Dube is het lichaam van Christus vandaag de dag HIV-positief en lijdt het aan AIDS. Dit stelt ze op basis
Zoeken naar verandering Dube onderstreept dat
10 adrem remonstrants maandblad
compassie totaal iets anders is dan liefdadigheid. Echte compassie beweegt mensen tot het actief zoeken naar verandering, het beëindigen van pijn en lijden. In die zin leidt het zelfs tot revolutie: ‘Ik definieer compassie als revolutionair omdat compassie rechtvaardigheid-zoekend is: het richt zich niet slechts op de symptomen van lijden, maar op de wortels.’ En die wortels, zo bleek al, liggen
Christus E e n th e ologie van co mpassie
volgens Dube in problemen als armoede, gender-onge lijkheid, etnische conflicten en ongelijke economische structuren. Voor haar heeft AIDS in Afrika alles te maken met de sociale, politieke en economische machtsrelaties in onze globaliserende wereld: ‘Het is een gevolg van de koloniale politiek van het verleden, en van de huidige in ternationale verhoudingen.’ Met deze analyse stelt Dube ook kritische vragen aan het Westen die de wereldwijde structuren van onrecht mede in stand zou houden, niet op z’n minst uit eigenbelang. Ze wijst erop dat christenen en kerken in het Westen hun politieke en economische invloed moeten aanwenden om ook op dit niveau ver andering te bewerken. Voor haar is dit onderdeel van de compassie binnen het lichaam van Christus met AIDS.
‘Lijden met’ De metafoor van de kerk als het lichaam van Christus met AIDS wordt door Dube dus niet al leen gebruikt met betrekking tot kerken in Afrika, maar wordt toegepast op kerken over de hele wereld. ‘Hoewel tweederde deel van de mensen met HIV in Afrika leven en behoren tot Afrikaanse kerken, betekent onze eenheid in Christus dat dit niet alleen de pijn van de Afrikaanse kerk is, maar van de wereldwijde kerk. Compassie leidt er toe dat de wereldwijde christelijke kerk een houding zal aannemen van ‘lijden met’ in plaats van ‘wij en zij’, en zo zich de AIDS epidemie zal toe-eigenen als zijnde haar eigen pijn, haar eigen probleem. Dit is fundamenteel voor het kerk-zijn vandaag in onze wereld, want 1 Korin the stelt dat als één lid van het lichaam lijdt, alle leden meelijden.’ Het is de hoop van Dube dat kerken over de hele wereld de handen ineen slaan, zich solidair verkla ren met zusterkerken in Afrika en een lichaam vormen van radicale compassie. Voor Dube is dit het antwoord op die vraag: kan Jezus ons vandaag niet genezen van HIV en AIDS? Want Jezus brengt heling door middel van zijn lichaam, de kerk die zich identificeert met mensen getrof fen door HIV en AIDS. Wanneer die kerk een gemeen schap vormt, lokaal en wereldwijd, waar compassie wordt geoefend, waar solidariteit handen en voeten krijgt, waar gezocht wordt naar bevrijding en gerechtigheid in het licht van de AIDS-crisis, dan stelt de kerk Jezus Christus present in deze wereld. En wanneer ze dat niet doet, zegt Dube met een verwijzing naar Matteüs 25, dan zal Jezus verschijnen aan de kerk en zeggen: ‘Ik had AIDS, maar jullie hebben niet naar mij omgezien’.
•
Adriaan van Klinken Hij is intercultureel theoloog en promoveerde onlangs aan de Universiteit Utrecht op een onderzoek naar thema’s rond gender en HIV&AIDS in Afrikaans christendom. Email:
[email protected].
Musa Dube
Dit artikel werd geschreven op basis van: Musa Dube, The HIV and AIDS Bible: Selected Essays, Chicago: University of Scranton Press 2008. Musa Dube, A Theology of Compassion in the HIV and AIDS Era, Geneva: World Council of Churches 2007. jaargang 22 nr. 13 april 2011 11
thema passie en compassie
Geen concert maar een ervaring
Joseph Haydn
De Zeven Laatste
Woorden
Wiens idee? ‘Van mij’, zegt Peter van Praagh, remon strant en in het dagelijks leven altviolist bij Het Gelders Orkest. ‘Ik zag het stuk dertig jaar geleden op televisie. Meteen had ik de wens het ooit zelf te spelen. In een kerk. Die wens gaat nu in vervulling. De medewerking van de remonstrantse gemeenten en de inbreng van performance - kunstenaar Stefan Belderbos maken het concert heel speciaal voor ons.’ Wat maakte zo’n indruk? Peter: ‘De combinatie van tekst en muziek. In een kerkdienst heb ik dat ook. Na de overweging is het stil en/of er is muziek. Dat kan me niet lang genoeg duren. Ik heb dat nodig om de woorden te laten indalen.’ Jullie spelen toch ook de Matteus- en de Johannes Passion. Maakt dat niet meer indruk? Saskia: ‘De Zeven laatste woorden laat meer aan de verbeelding over. Die aria’s uit de Passies zijn lappen teksten, nu staan er maar een paar zinnen – dat is alles’. Anke vult aan: ‘Het gaat niet over het hele Passieverhaal. Het beperkt zich tot de kern, dat waar alles om draait. Het vormt een prachtig alternatief voor de Matteus en de Johannes, omdat het be slotener is en intiemer.’ Agaath: ‘Een Passie spelen is al tijd speciaal, maar in principe bepaalt de dirigent hoe het orkest – en jij je partij – speelt. De charme van dit kwartet is dat we met elkaar bedenken hoe het moet klinken. Het vergt meer precisie. Als het goed gaat vormen we als het ware één stem, één harmonisch geheel.’ Hoe gaat dat bedenken dan? Agaath: ‘Los van de techni sche aspecten, heb je de interpretatie. We vergelijken par tituren van verschillende uitgaven. Wat willen ze met de muziek zeggen? Haydn geeft soms wel tekst bij de noten, aanwijzingen voor hoe het gespeeld moet worden, maar dat is sporadisch. Er staat meer niet dan wel. We moeten dus zelf weten waar we in de muziek de accenten leggen.’ Saskia: ‘Net als acteurs gaan we na welke gevoelens we bij de woorden hebben. Mijn schoonvader is pas overleden, dat zet het stuk nu voor mij in een bepaald licht. Ik hoef niet te graven naar verdriet, want dat is er vanzelf.’ Peter laat een preek zien van het internet over een van de tek sten: ‘Ik heb dorst’. ‘We wilden weten wat de achtergrond van die tekst is. Als ik als kind met koorts in bed lag, hield mijn moeder een nat washandje tegen mijn mond. Dat is nu de associatie die ik bij de tekst heb’. Anke: ‘Over sommige stukken muziek ben ik verbaasd. 12 adrem remonstrants maandblad
De Zeven Laatste Woorden 18 april | 20.00 uur Hilversum 19 april | 20.00 uur Hoogeveen 22 april | 20.00 uur Oosterbeek 23 april | 14.30 uur Deventer 23 april | 20.00 uur Eindhoven Kijk op de website www.remonstranten.org voor adressen van kerkgebouwen. Indien het nodig is om u vooraf aan te melden staat dit aangegeven.
voor een vrij en verdraagzaam christendom
Hèt alternatief voor de Matthäus-Passion in de Stille Week 2011 door Het Meander Kwartet
REM_flyer De Zeven Laatste Woorden_def.indd 2
08-03-11 17:12
Waarom uitgerekend deze muziek bij de tekst? Bij Bach is de interpretatie veel duidelijker: het voorhang van de tempel scheurt – en ‘bam’ klinkt het. Bij Haydn is het veel meer puzzelen: laat je heftige noten klinken als een schreeuw? Of meer berustend? Hoopvol? Als een klacht? Of probeer je er een snik van te maken?’ Zijn jullie wel eens ontroerd tijdens het spelen? Anke: ‘Ja. Laatst speelden we een stuk voor het eerst zonder een goede vriend en collega van mij, die is overleden. En ja, dat spelen we met tranen in de ogen.’ Saskia: ‘Maar we zijn natuurlijk professionals. De langzame delen vergen veel concentratie.’ Agaath: ‘En in de loop van het stuk komen er steeds meer kruizen bij. Ik denk wel eens tien minuten voor een con cert: ‘waar ben ik aan begonnen?’’ Hoe verschilt het spelen in een kerk van spelen in een concertzaal? Anke: ‘Oorspronkelijk was er van De Zeven laatste woorden alleen een concertversie. Iemand gaf op dracht om een kwartetversie te maken. Die had Haydn op reis gezien. Hij vond het maar platte rijmelarij. Hij ver anderde de structuur en maakte dit stuk. Het klinkt het mooist in een kerk. De akoestiek van het Penninckshuis (Deventer) is er perfect voor.’ Peter: ‘Er zijn componisten die niet aan kwartetversies beginnen, omdat het zo helemaal moet kloppen. Haydn is de grondlegger, de vader zeg maar van het kwartet. Hij laat vier gelijkwaardige stemmen met elkaar praten. Eigenlijk is het stuk voor in een kerk gecomponeerd. Dan speel je het zó de hemel in.’ Saskia: ‘Dat de stemmen (letterlijk) van gemeenteleden klinken, vind ik een verrijking. Zes jaar geleden heb ik het stuk gespeeld met een koor. De koorleden zochten zelf teksten en gedichten uit bij De Zeven laatste woorden – dat gebeurt nu dus weer.’ Anke: ‘En nu komt er nog iets bij: de performance aan het begin van het stuk. Volgens mij voelt de kunstenaar, Stefan Belderbos, goed aan hoe dat de muziek kan onder steunen. Maar ik ben heel benieuwd naar het uiteinde lijke resultaat.’ Agaath: ‘Het is voor mij de vraag waar het een concert is, en waar het een viering wordt. De scheidslijn is waar schijnlijk niet duidelijk. Dat is het spannende’.
•
Sigrid Coenradie Rremonstrants predikant in Oosterbeek
meer dan een c o nc e r t In vijf remonstrantse gemeenten speelt het Meander Kwartet in de Goede Week (de week voor Pasen) De zeven laatste woorden van Joseph Haydn. AdRem interviewt de musici.
Het Meander Kwartet Het Meander Kwartet (1985) bestaat uit Saskia Bos en Peter van Praagh (altviool), Anke Foede (viool) en Agaath Kooistra (cello). Drie van de vier leden studeerden in Zwolle waar de wortels van het kwartet liggen. Tegenwoordig wonen de leden in de omgeving van Arnhem en Nijmegen, dus nog steeds aan meanderende rivieren. Het strijkkwartetspel is voor hen een onmisbare uitdaging naast hun werk in onder andere Het Gelders Orkest, Combattimento Consort Amsterdam, Parnassus Ensemble en hun lespraktijken. Het Meander Kwartet heeft een grote voorliefde voor Joseph Haydn, de vader van het strijkkwartet, en voor zijn tijdgenoten. Speciaal voor De Zeven laatste woorden speelt Saskia Bos met een klassieke vioolstok, met een gewichtsverdeling die past bij de tijd. Voor meer informatie www.meanderkwartet.nl
Speellijst ma. 18 april 20.00 uur Hilversum Vrijzinnige Samenwerkingsgemeente, ’s Gravelandseweg 144, Hilversum di. 19 april 20.00 uur Hoogeveen (zonder performance) Remonstrantse Kerk, Grote Kerkstraat 39, Hoogeveen vr. 22 april 20.00 uur Oosterbeek Remonstrantse kerk, Wilhelminastraat 10, Oosterbeek zat. 23 april 14.30 uur Deventer (zonder performance) Samenwerkingsgemeente Do-Re, Penninckxhuis, Brink 89 Deventer zat. 23 april 20.00 uur Eindhoven Remonstrantse Gemeente, Dommelhoefstraat 1a Eindhoven Kijk op www.remonstranten.org om melden. jaargang 22 nr.u13aan aprilte2011 13
thema passie en compassie
Superwise me! De wet van het hart. Een spiritueel experiment van Len Branson, waarin wijzen en getuigen uit Nederland en België op pad gaan om de wijsheid uit de Lage Landen wereldkundig te maken. Negen dagen lang, in inspirerend Andalusië, op zoek naar antwoorden op negen levensvragen die ieder mens vroeg of laat tegenkomt. De sessies worden geleid door wijzen die actief zijn in theater, televisie, muziek, literatuur, geometrie en profes sionele tai chi. Allen hebben zij in hun dagelijks leven een link met spiritualiteit. De getuigen zijn tevens op enige wijze met spiritualiteit verbonden. In de documentaire Superwise me! wordt gesproken over passie in spiritualiteit, energie, het leven en de ervaring van de spreker zelf. De getuigen filosoferen en spreken uit wat hun hart hen geeft. De wijzen zijn gepassioneerd in hun verhaal en hun (gevonden) inspiratie. Compassie wordt alleen (indirect) uitgesproken door de wijzen aan de getuigen als de spiri tualiteit niet goed wordt begrepen. Drie Arminianen, leden van de jonge remonstrantengemeente Arminius, hebben de documentaire Superwise me! bekeken. Het zijn Meertje Heierman (33 jr, vriend van Arminius, lid van de doopsge zinde kerk), Martijn Zuiderduin (34 jr, lid van Arminius en van de remonstrantse gemeente in Haarlem) en Lilian Roos (30 jr, vriend van Arminius, lid van de remonstrantse gemeente in Amsterdam). Zij geven antwoord op drie van de negen levensvragen uit de documentaire met als intro ductie de vraag ‘wie ben ik (en wie is god)?’
Wie ben ik (en wie is god)? Meertje : ‘Ik ben: Mens. Vrouw. Christen. Dokter. Kook gek. Muziekliefhebber. Gevoelsmens. Mensenmens. Tenminste: dit zijn allerlei facetten van mij. De kern van ieder mens kun je niet verwoorden; daar is de taal te beperkt voor. God is datgene in ieder mens dat niet te omschrijven is. Een licht dat warmte en genade geeft. Een ondoofbaar licht dat blijft, ook als je de andere kant uitkijkt. Het is alleen aan ons om dat licht te vinden. Het licht zelf is er al.’ Martijn: ‘Ik woon samen met Arthur in Haarlem. Sinds 1995 kom ik zowel bij de remonstranten in Haarlem (vrij regelmatig) en bij Arminius (vooral de laatste vijf jaar regelmatig). Daarvoor was ik rooms-katholiek. Ik werk in het archief bij de politie. Ik geloof zeker dat Hij (of Zij, maakt Hem vast niks uit) er is voor alle mensen, en tegelijk alleen voor mij. Ik bid met enige regelmaat. Als ik ergens mee zit, vind ik het ook prettig om het bij Hem neer te leggen. Overigens voel ik ook wel dat ik verant woordelijk gehouden word voor mijn daden. God is niet alleen maar lief.’ 14 adrem remonstrants maandblad
Lilian: ‘Heel graag sta ik midden in mijn leven of sta ik vanaf de zijlijn toe te kijken. In mijn bestaan geloof ik in alles wat er om mij heen gebeurt en in iedereen die daar aanwezig is. Wanneer ik mij plaats in deze samenleving, heb ik het gevoel dat ik sta in een gemeenschap van men sen. Die hun eigen weg volgen, maar ook van mensen die elkaar juist de hand geven om samen te gaan waarvoor zij staan. Ik ben een optimist. Door heel precies te erva ren met wat, waar, hoe en waarom ik ergens ben, krijg ik positieve energie. Ik geloof in mijn eigen weg die ik bewandel, want dan kan de zwaarste steen niet zinken. God is een gedachte en die gedachte heb je of die heb je niet.’
Hoe weet ik wat ik echt wil? Meertje: ‘Door goed te kijken wat mijn leven zin geeft, welke keuzes goed bij mij aansluiten. Mijn gevoel en zin geving zijn mijn kompas, mijn richtingaanwijzers in het leven. En mijn ratio helpt mij mijn beslissingen te sturen in een verstandige richting.’ Martijn: ‘Ik wil het liefste met mensen werken en dat doe ik eigenlijk ook wel. Masseren lijkt me heel erg leuk om te doen. En in een proces van bijna twee jaar zijn we zo ver dat we in juni vader hopen te worden van een kindje. Ik ben een gevoelsmens die ook vaak aan het denken slaat.’ Lilian: ‘Door weg te strepen wat ik niet wil en überhaupt niet hoef. Wil ik zeker weten wat ik echt wil, dan fanta seer ik welk gevoel het me zal geven in de toekomst. Die fantasie duurt van een paar minuten tot vele nachten slapen. Wanneer ik de balans heb opgemaakt, kan ik de knoop doorhakken. Spijt van een genomen besluit heb ik bijna nooit. Mijn keuze wordt gemaakt op een zeker ogenblik. Weloverwogen en doordacht met een eigen gevolg. Spijt heb ik op de momenten dat ik tollend en verschrikkelijk misselijk uit een achtbaan stap, terwijl ik van tevoren eigenlijk al wist dat ik daar nooit in had moeten stappen.’
Hoe houd ik van mezelf (en van een ander)? Meertje: ‘Door te beseffen dat de mens van nature goed is, en dat ik goed genoeg ben zoals ik ben, net als de ander.
Ondanks de fouten die ik maak, mijn onuitstaanbare trekjes, mijn ochtendhumeur. En die van mijn mede mens.’ Martijn: ‘Dat heb ik echt moeten leren. Ik was er vooral een ster in om mezelf naar beneden te praten, zodat anderen daar niet bij konden. Gelukkig is dat over, op een kleine oprisping na. Ik ben heel loyaal aan mensen, en na wat rancuneuze gedachten ook weer vergevingsgezind.’ Lilian: ‘Door mezelf te toetsen of ik (nog steeds) een eerlijk antwoord geef op mijn eigen levensvragen in de categorieën ‘nu’, ‘vrije tijd’ en ‘werk’. Denkbeeldig, maar met weinig tot geen bewustzijn, ken ik punten toe aan mijn antwoorden. Bij voldoende punten prijs ik mezelf gelukkig en geeft het me energie om nog beter te worden. Van een ander houden is simpeler. Dat gaat met gevoel, aantrekking en openheid.’
Hoe laat ik los? Meertje: ‘Loslaten betekent eerst en vooral verdriet hebben om dat wat niet meer is. Het betekent rouw, het voelen van een leegte. Pas dan komt er ruimte voor iets nieuws. Een boom laat eerst zijn oudere bladen vallen en maakt dan nieuwe bladen aan. Maar loslaten is bovenal: jezelf niet zien als die ene oogverblindende ster, maar als stipje aan het firmament; als onderdeel van een veel groter heelal, van licht vervuld.’ Martijn: ‘Ik vind het heel moeilijk om los te laten. Als ik wel bewust wil loslaten, denk ik dat het allemaal maar tijd is. Bidden is trouwens ook een goede manier om los te laten.’ Lilian: ‘Minder denken en meer waarnemen, verlicht letterlijk en figuurlijk. Door waar te nemen met al je zintuigen, denk je minder. Door minder na te denken, nemen de momentervaringen toe. Door de toename in momentervaringen is er meer in het leven, dan wat je zou vasthouden. Het verleden bewaar je op gepaste wijze in de gedachten van anderen en van jezelf. Geloof in een ‘revalidatie’ van je huidige levenspad. Over bergen en onbegaanbare wegen bereik je de beloofde rivier. Neem het roer in eigen hand en zwem, voor zover mogelijk in de soms sterke stroming, naar de overkant. De overkant is voelbaar nabij om je eigen weg (weer) te vervolgen.’
M ind e r denk en en m e e r waarn emen, verlicht letterli j k e n f iguurlij k
Uitzending gemist? De documentaire Superwise me! is in januari jl. op televisie uitgezonden door de Boeddhistische omroep. Via www.uitzendinggemist.nl kan deze worden (terug) gekeken.
•
Lilian Roos Lid redactie AdRem en lid van gemeente Vrijburg Amsterdam jaargang 22 nr. 13 april 2011 15
boek presentatie
Kies dan het leven... Op 1 december 2010 vond in Nijmegen de boekpresentatie plaats van Overlevingskunst van Christa Anbeek. Voorafgaand werd de auteur geïnterviewd door Annemieke Schrijvers. AdRem was erbij.
Tot mijn eigen verrassing las ik het boek in één adem uit. Terwijl het toch wetenschap is… Christa: Dat komt omdat het boek mijn zoektocht weer geeft naar hoe er in filosofie, literatuur en theologie over de dood gesproken wordt, en dat samenvoegt met mijn eigen ervaring. Het is uniek, omdat het mijn ervaringen zijn, maar toch niet zo uniek dat het anderen niets zegt. Ik hoop dat anderen zich in mijn boek herkennen. Waar komt je fascinatie voor de dood vandaan? Christa: Ik verloor in korte tijd drie familieleden aan de dood, waaronder twee door zelfdoding. Mijn antwoord was: ik doe het radicaal anders. Ik nam (en kreeg) een kind: Roos. Daarom heeft het boek ook de vorm gekregen van een brief aan mijn dochter. Was het dan een soort oerdrang die je deed zoeken naar de zin van het leven? Christa: Ik was zoals zoveel mensen als puber al op zoek naar zin. Ik zat op een bijbelclub op de Veluwe en stu deerde theologie. Maar na het overlijden van mijn naaste familie lag mijn geloof aan diggelen. Toen heb ik me in de dood verdiept door er een proefschrift over te schrij ven: Denken over de dood. Een vergelijking tussen de boeddhist Nishitani en de christen Pannenberg. Ik wilde aantonen dat er geen zin zit in de dood. Uit het contact met het boeddhisme, waarin meditatie op de voorgrond staat, en geen boeken, haalde ik wel iets positiefs. Door langdurig en vaak stil te zitten kreeg ik het verdriet wel iswaar niet onder controle, maar ik kon het als het ware naar een dimensie tillen waarin denken geen rol speelt. Dat mediteren deed je samen met je geliefde Paul, die plotseling tijdens jullie vakantie in de bergen overleed. Christa: Ja, we hadden een gezamenlijke fascinatie voor Zendo. Na de dood van Paul probeerde ik weer ‘gewoon’ naar de zomer- en herfstretraite te gaan, waar we altijd samen heen gingen, maar ik kon het niet verdragen. In de acute rouw is de pijn heel heftig. Ik heb gemerkt dat je je adem kunt gebruiken om daar doorheen te komen. 16 adrem remonstrants maandblad
‘Lieve mama, ik ben nu bijna even oud als jij was toen je vader, moeder en broer dood gingen. Volgens mij ken ik niemand van mijn leeftijd die zoiets heeft meegemaakt. De mees ten van mijn vrienden hebben beide ouders nog en ik kan me zelf ook niet voorstellen hoe het zou zijn als jij, papa en mijn halfzus Jiska opeens dood zouden zijn. Zou ik ook kunnen kiezen voor het leven? Ik ben blij dat jij dat wel hebt gedaan. Ik wist al vroeg dat ik jouw keuze voor het leven was, dat heb je me toen ik nog een kind was al verteld. Ik weet dat ik besta, omdat andere mensen van wie jij hield zijn doodgegaan. […] Ik ben heel trots op jou en natuurlijk dankbaar voor de manier waarop je voor het leven gekozen hebt. Of je het hoofdstuk dood hiermee kunt afsluiten weet ik niet. Dat maakt me ook niet zoveel uit, want ik weet dat je ondanks je band met de dood toch voor het leven gekozen hebt. Ik vind het leven mooi. Als er iemand doodgaat train ik mezelf om te geloven in het boeddhistische idee van wedergeboorte. Dat vind ik een mooi verhaal en volgens mij biedt het troost. Waar je in gelooft maakt volgens mij ook niet uit, als je maar zorgt dat je zelf door kunt met je eigen leven, je eigen boek.’ Kus, Roos
Hechting is vanuit h et boe ddhism e gezie n h e el dom – maar juist d e re latie g e ef t mij l e v e n .
Dat is een aspect van meditatie: dat je door de pijn heen kunt gaan. Wat zeggen religies volgens jou over de dood? Wordt het na de dood beter? Christa: Het Christendom verzet zich tegen de dood en in het Oosten ziet men het stervensproces als meer geleidelijk – je gaat elke dag een beetje dood. Men streeft ernaar om voorbij leven en dood te komen. In het werk van de vrouwelijke auteurs Enquist, Hemmerechts en De Martelaere, die allemaal persoonlijke ervaring hebben met de dood, ontdekte ik de emoties.
Christa: In de laatste brief aan Roos staat: ik heb heel lang gedacht dat ik de dood zin moest geven. Maar het gaat erom zin aan het leven te geven. Maar kun je dat bij zo’n verlies? Christa: Ik heb een periode gehad waarin het heel moei lijk was. Ik liep ’s avonds stage in de Bijlmer en wachtte in de winter op de metro. Het was donker, naar en koud. Toen heb ik wel gedacht: geef me één reden om te leven. Ik was toen achter in de twintig, en je raakt over zo’n periode van zinloosheid heen, maar het is niet zo dat die momenten nooit meer terugkomen. Je wilt bij de geliefde zijn, desnoods in de dood. Dat verlangen is er ook.
Kun je je eigen verdriet loslaten? Christa: Het lijkt een truc, maar soms werkt het wel om te gaan hardlopen. Dawkins, die ik in het boek bestudeer, zegt dat het leven uiteindelijk een complex van cellen is, van biologie. Cellen worden gevormd en afgebroken. Zonder de dood is er geen leven.
Heb je een weg teruggevonden door je intellectuele belangstelling? Christa: Dat is moeilijk te zeggen. Belangrijker zijn de mensen om je heen.
Wat geeft jou troost? Die verbinding tussen leven en dood? Christa: Dat denk ik wel. Maar zolang ik leef, ga ik voor het leven.
Als je in je rugzak kijkt, wat geeft je biografie je dan te zeggen? Christa: Mijn drive is het intellectueel willen begrijpen van het leven door de onmogelijkheid heen. Er zijn altijd nieuwe mogelijkheden. Ik blijf nieuwsgierig, vraag me af: wat kan ik hiervan leren?
Kun je je hart open houden, ook al wordt het gekwetst? Christa: Hechting is vanuit het boeddhisme gezien heel dom – maar juist de relatie geeft mij leven.
Wat kom jij in het leven doen? Christa: Niets. Leven.
De wetenschap zegt: er kan alleen leven zijn doordat er ook dood is. Wat is jouw antwoord?
Sigrid Coenradie Remonstrants predikant in Oosterbeek jaargang 22 nr. 13 april 2011 17
boek bespreking
Ov e rle vingskunst d oor Christa Anbeek e e n monument Het is de vraag naar de dood, die Christa Anbeek en haar geliefde Paul, samen bracht. Ze ontmoetten elkaar tijdens een studieweekend over de dood in het boeddhisme en het christendom. Later verzorgt hij een lezing in haar eigen programma over ‘boeddhisme en geestelijke veerkracht’. Jarenlang schrijft en mediteert de filosofe en theologe Anbeek over de dood. Aanleiding ooit was de dood van drie naaste dierbaren, haar ouders en haar broer. Haar vader en broer door suïcide. Anbeeks leven komt te staan in het teken van die dood en ze tracht een antwoord voor hen te vinden waarmee ze hadden kunnen blijven leven. Daarin meende ze ook geslaagd te zijn, antwoorden vond ze in de boeddhistische filosofie en de Zen-meditatie.
Achterdeur In ‘Overlevingskunst’ worden we deelge noot gemaakt van de wijze waarop de dood haar leven via de achterdeur opnieuw binnenkwam, wreed in zijn abruptheid en consequenties. De antwoorden die ze ooit vond, tellen niet meer. In haar nieuwe boek volgen we Anbeek op haar tocht langs denkers, schrijvers en leraren, op zoek naar een antwoord dat niet alleen aan het leven, maar vooral aan de dood een betekenis moet geven, deze dood van de ander, van Paul.
Niveaus Het boek ontvouwt zich op twee niveaus. Op het eerste beschrijft Anbeek wetenschappelijke en filosofische visies en theorieën over leven en dood. Deze vormen voor mij, als lezer, een rijke bron aan informatie en inzicht en bepalen ook mij indringend bij mijn eigen vragen en antwoorden rond leven en dood. Anbeek slaagt er goed in de diverse theorieën en visies (inzichten) helder voor het voetlicht te brengen. Op het andere niveau neemt de schrijfster mij mee in het grote verlies dat zij heeft ervaren in het moeten loslaten van de haar zo dierbare Paul. Ik leef en rouw met haar mee in haar zoektocht naar een antwoord op de zin van zijn dood en haar queeste naar een goede reden om hier te blijven. Alles is meer waard er geweest te zijn dan niet geweest te zijn, de zin van het leven is het leven zelf. Zo wordt de brief aan haar dochter, in de vorm van het boek, geen afscheidsbrief maar een bevestiging van beider bestaan in dit leven nu.
Voyeur Af en toe voel ik me een voyeur in haar en Pauls intimiteit, maar het is de toegelaten nabijheid die me het boek af en toe doet sluiten om de pijn en het verdriet mee te ervaren, om even tijd te nemen. Dan weer lees ik door, Anbeek boeit bij ieder woord. 18 adrem remonstrants maandblad
Christa Anbeek, Overlevingskunst. Kampen (Ten Have), 2010. Prijs: 17,90 euro. ISBN 9789025959791 ’Geef me een reden om te blijven staan’ ging het door de schrijfster heen op een winderig Bijlmerstation na de dood van haar dierbaren toen en de dood aan haar bleef trekken. Het antwoord vond zij in haar dochter, toen één jaar oud. De vraag is terug, anders nu met de dood van Paul: ‘Wat is leven, wat is sterven, wat is samenzijn, wat is alleen zijn en hoe kan ik betekenis vinden.’ Hoewel het had gekund, is het het geen traditioneel rouwboek geworden voor wie dat al had verwacht, maar de werking is voor de auteur en voor mij als lezer wel van eenzelfde kwaliteit. Studeren, denken, schrijven en anderzijds mediteren zijn de manieren waarop Anbeek haar verlies en verdriet aangaat.
Monument Eén vraag bleef me bij, een vraag die ik graag aan Anbeek had willen stellen: ‘Waarom heb je dit boek geschreven?’ Of liever gezegd: ‘Waarom heb je hier over een boek geschreven?’ Op pagina 131 kreeg ik het antwoord. Zo is het boek een monument voor Paul, voor haar en Paul geworden, over toen, nu en voor eeuwig heid.
•
Ytje Poppinga Remonstrants predikant in Alkmaar
De afdeling Ede van de Vrijzinnige Geloofsgemeenschap NPB zoekt per 1 juli 2011 of z.s.m. daarna een
VOORGANGER Het betreft een aanstelling voor 12 uren per week Informatie over het profiel van de afdeling en dat van de gezochte voorganger zenden we u graag toe. Een verzoek daartoe kunt u richten aan het secretariaat van de NPB, afdeling Ede, FC Donderstraat 5, 6721 BL Bennekom (0318-415461), E-mail:
[email protected] Sollicitaties worden op hetzelfde adres ingewacht voor 14 mei 2011.
Agenda
’t Rentmeestertje
16 april Lezingenserie ‘De kunst van het kiezen’ in Alkmaar. Rectificatie: Degene die op 16 april de laatste lezing in deze serie in Alkmaar houdt, heet niet Maarten van Doorn (zoals in de vorige AdRem stond), maar Manfred van Doorn, groot filmkenner en leiderschapstrainer. Aanvang: 10.30 uur, Remonstrantse kerk, Fnidsen 33-37 in Alkmaar.
IK GA EEN BRIEF SCHRIJVEN... • in een (handgeschreven) BRIEF richt ik mijn aandacht • in een brief laat ik iets van mijzelf zien en leg ik iets persoonlijks vast • schrijver en ontvanger nemen de tijd • sms en e-mail zijn nuttig, maar vliegens vluchtig • een brief verrast – als een geschenk • wat een schat aan gegevens (leefwijze, levenswijsheid) brengen ons(voor) ouderlijke briefwisselingen • brieven slaan bruggen en schrijven geschiedenis • ik ga nu een ingezonden brief schrijven • een brief bevordert DUURZAAMHEID in de verhoudingen tussen mensen
ijeenkomst ‘Zin in Geven’ De remonstrantB se gemeente Amsterdam, organiseert samen met de Taakgroep Duurzame Ontwikkeling van de Remonstrantse Broederschap, deze bijeenkomst in Vrijburg op zaterdag 7 mei tussen 14.00 en 17.30 uur. Nu de overheid bezuinigt op ontwikkelingssamenwerking, milieu en kunst, wordt er een sterker beroep gedaan op de particuliere sector. Hoe gaan wij om met de toenemende vraag om onze bijdragen? Hoe bepalen we aan welke doelen we willen geven, en hoeveel? Wat mogen we verwachten van partijen die we met een bijdrage hebben ondersteund? Inleidingen door enkele deskundigen in geefgedrag. Daarna discussie. Nadere informatie: Joost Röselaers (
[email protected], 06-55776713), remonstrants maandblad 19 adremChris Dutilh (
[email protected]) 7 mei
’t Rentmeestertje komt uit de koker van de taakgroep Duurzame Ontwikkeling. Voor een nadere uitwerking en toelichting zie de website www.remonstranten.org onder de buttonbalk ‘Remonstranten geven/DuO’, rechts op de homepage. Contactpersoon: Casper Ebeling Koning tel. 06 54 95 1911,
[email protected]
jaargang 22 nr. 13 april 2011 19
het gezicht van...
Lilian Roos Wat doe je in het dagelijks leven? ‘Ik ben nu ruim drie jaar consultant bij een bedrijf dat software ontwikkelt voor instellingen, praktijken en klinieken in de zorg. Wij maken software voor planning van het volledige (plan bare) zorgtraject tot aan de facturatie. Hiervoor werkte ik bij een ziekenhuis, waar ik na mijn stage vanuit de studie Bedrijfswiskunde & informatica aan de VU was blijven hangen. Sinds 2 maanden ben ik in mijn bedrijf secretaris van de ondernemingsraad van de holding. Alles bij elkaar heel veel werk, maar ik doe er ontzettend veel ervaring op.’
Hoe ben je bij Arminius terecht gekomen? ‘Niet via huis, al is mijn moeder remonstrant. Ik heb in 1999 met SVJ een Jongerenreis naar Bosnië gemaakt. Een heel leuke reis, waar o.m. Ivo de Jong, remonstrants pre dikant, aan deelnam. Na terugkomst ben ik activiteiten blijven doen. Ik wilde meer contact met anderen en werd vriend van Arminius en lid van Vrijburg in Amsterdam, waar ik woon. Voor Arminius zit ik al vijf jaar in de redactie van ons gemeenteblad Vrijzinnig dat elk kwartaal uitkomt. Sinds 2010 ben ik penningmeester in het bestuur. Arminius telt nu zo’n 70 vrienden, leden en belangstellenden, met vooral veel belangstellenden. Binnen Arminius is een kleine harde kern van een man of 20 actief, inclusief het bestuur. Minimaal 6 keer per jaar hebben we een activiteit. Het is jammer dat de drempel om mee te doen met activiteiten van Arminius nog steeds zo hoog is. Heel wat mensen vinden onze activiteiten interessant, maar de 20 adrem remonstrants maandblad
keuze om tijd vrij te maken om te komen valt vaak in het nadeel van Arminius uit. Het is niet gemakkelijk nieuwe jongeren erbij te krijgen. ‘Kerk’ wordt in mijn omgeving vaak afgeschilderd als ‘eng’ of zelfs als een zwartekou senkerk (!). We proberen hen toch binnen te krijgen door een aantrekkelijke prijs en interessante activiteiten. Zo ontvingen we met het kerstfeest in Hilversum ondanks een loeiende sneeuwstorm, 25 jongeren en de jonge re monstrantendag 2011 trok bijna 40 mensen. Wij organi seren (altijd) activiteiten samen met een gemeente in het land en de lokale predikant. De pinksterdienst hebben we vorig jaar in Nieuwkoop gevierd. Onze startzondag was in Zwolle.’
Inspiratie? ‘Ikzelf vind veel inspiratie in kerkdiensten en kringgesprekken waarin o.m. Jessa van der Vaart en Joost Röselaers voorgaan. Twee keer per maand help ik in Vrijburg om activiteiten voor jongeren van 18 tot 25 jaar te organiseren. Samen met Dik Mook bedenken we een actuele stelling plus een bijbeltekst die daarop slaat. Over die stelling en die tekst praten we dan een avond, en ik weet dat men het heel erg leuk vindt. Verder boeien mij activiteiten met mensen van mijn eigen leeftijd. Ik haal ook veel energie uit mijn sport, twee keer per week, en mijn vrijwilligerstrajecten. Het is bij elkaar wel heel veel, maar het levert je zoveel op. Ik ben nauwelijks een avond thuis, maar ik blijf energie houden, het geeft me zo veel…’
•
Carla Bierlaagh Lid van de redactie van AdRem