remonstrants maandblad jaargang 22 nr. 19 november 2011
Schuld en boete
van de redactie
Schuld en boete AdRem buigt zich deze maand over het thema ‘schuld’. Midden in de internationale schuldencrisis gaan de gedachten misschien allereerst uit naar de financiële betekenis. Inderdaad kun je daar niet omheen in deze tijd. Econoom Ron Rote laat in een column zijn licht over de materie schijnen. Het ontbreekt wereldwijd niet aan ‘schulden’, en wiens ‘schuld’ is dat eigenlijk? De andere artikelen in dit nummer gaan over schuld in deze laatste zin. Verantwoordelijkheid, moreel falen, schuldgevoelens... We hadden een lang gesprek met de theoloog en politicus Ruard Ganzevoort, die veel te vertellen heeft over hoe onze maatschappij omgaat met daders en slachtoffers, en hoe dat in de kerk zou moeten. Een bijzondere illustratie hierbij geeft de film Troubled Water, die we behandelen in de filmbespreking van deze maand. Johan Goud becommentarieert het beroemde verhaal van de grootinquisiteur van Dostojewski, voor wie schuld een hoofdthema van zijn werk was.
Verder gingen we op bezoek bij chatproject Het Luisterend Oog van Humanitas, om te horen hoe schuld en schaamte mensen kunnen belemmeren in hun dagelijks functioneren, met sociaal isolement als treurig gevolg. De overweging van deze maand gaat in op schuld (en met name de verzoening van schuld) als geloofsthema. Ten slotte: in het vorige nummer hebt u kort iets kunnen lezen over De Genestet, wiens 150e sterfdag dit najaar wordt herdacht. In dit nummer kunnen we uitgebreider aandacht besteden aan deze remonstrantse predikant (standplaats gemeente Delft) en ‘beste verkopende dichter van de 19e eeuw’. Zie het artikel van Frederike Cossee-de Wijs.
•
Bert Dicou Hoofdredacteur Het volgende nummer van AdRem verschijnt op 8 december 2011.
in dit nummer onder meer: 3 Korte berichten
14 Petrus Augustus de Genestet
4 Voor het slachtoffer is geen verhaal
16 Chatproject Het Luisterend Oog
7 ’t Rentmeestertje
17 Column Schuld, schulder, schuldst
8 Film ‘Troubled Water’
18 Miniatuur
10 Dostojewski
20 Het gezicht van...
12 Over verzoening
colofon Redactie: Sigrid Coenradie, Bert Dicou (hoofdredacteur), Martijn Junte, Michel Peters (eindredacteur), Lilian Roos en Marianne Waling-Huijsen.Redactieadres: AdRem, p/a Nieuwegracht 27 a, 3512 LC Utrecht, tel. 030 2316970,
[email protected] Administratie (adreswijzigingen en andere mutaties): info@remonstranten. org, of via bovenstaand redactieadres. ING 4088342 t.n.v. AdRem Utrecht Website: www.remonstranten.org Kosten: gratis voor remonstranten, 30,- euro per jaar voor niet-remonstranten. Advertentiewerving: Eric Zinger, 026 3333181,
[email protected], tarieven op aanvraag verkrijgbaar. Uitgave: Boekencentrum Uitgevers Ontwerp: Marjorie Specht, www.ontwerpkantoor.nl Druk: Koninklijke BDU Barneveld ISSN 0925-238X © Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen zonder voorafgaande toestemming van de redactie.
korte berichten
Presentatie essay Alleen de hond leeft in het hier en nu Op 9 oktober verscheen het nieuwe essay ‘Alleen de hond leeft in het hier en nu’ van Koen Holtzapffel. De auteur presenteert hier het eerste exemplaar aan theologe Manuela Kalsky, die haar idealen voor een Nederland waarin alle bewoners zich thuis voelen, vorm geeft op de website Nieuwwij.nl.
Tofik Dibi 4 december Vrijburg Tofik Dibi gaat voor in de kerkdienst op zondag 4 december in Vrijburg. Tofik Dibi (1980) is sinds 2006 Kamerlid namens GroenLinks. Aan de hand van het verhaal van de Barmhartige Samaritaan spreekt Dibi over het belang van kritisch denken binnen het geloof, om van daaruit terug te keren naar de kern van zowel het christendom als de islam. De overdenking van Dibi maakt onderdeel uit van 'Röselaers laat voorgaan', een serie kerkdiensten in Vrijburg waarin politici door predikant Joost Röselaers worden uitgenodigd om te preken over een bepaald maatschappelijk thema. Eerdere sprekers waren Boris van der Ham, Ahmed Marcouch en Frits Bolkestein.
AN LAAT VO OR GA
Tof ik Dibi 4 december 10.30 uur Vrijburg Amsterdam
Diepenbrockstraat 46 1077 WE Amsterdam 020 6714277
[email protected] www.vrijburg.nl
REM_Vrijburg Tofik Dibi.indd 1
Plaats en tijd: Gemeente Vrijburg, Diepenbrockstraat 46, Amsterdam Zuid, aanvang 10.30 uur. Meer informatie bij Joost Röselaers (
[email protected], 06-55776713).
18-10-11 18:48
Spaanprijs 2011 Tom Mikkers ontving op 9 oktober de Spaanprijs 2011. De prijs is vernoemd naar de Nederlandse protestantse journalist en verzetsstrijder J. B.T. Spaan (1900- 1969), oprichter onder meer van het toenmalige weekblad Hervormd Nederland. Tom Mikkers ontving de prijs vanwege de vernieuwende kerkelijke initiatieven die hij op touw zet.
jaargang 22 nr. 19 november 2011 3
thema schuld en boete
‘Voor het slachtoffer dat vind ik onacceptabel’ De rol van het slachtoffer bij een strafproces staat de laatste tijd nogal in de belangstelling. Kun je iets zeggen over de recente ontwikkelingen? In de afgelopen tien jaar is geleidelijk aan het slachtofferperspectief een rol gaan spelen in de rechtspraak, bijvoorbeeld dat slachtoffers gehoord kunnen worden door de rechter. Dat is een van de belangrijkste voorbeelden waarbij slachtoffers het gevoel krijgen dat ze gehoord worden. Toch heb ik er gemengde gevoelens over. Met name het laatste jaar lijkt het niet te gaan om het laten horen van de stem van het slachtoffer. Het lijkt eerder te gaan om argumenten voor het steeds strenger straffen van daders. Daar hebben slachtoffers volgens mij niks aan. De vraag wat slachtoffers nodig hebben is een andere dan die of we daders, omwille van het slachtoffer, zwaarder moeten straffen. Voor slachtoffers ligt de winst niet in de straf, maar in de erkenning van het lijden dat hen is aangedaan. Nederland is inderdaad de afgelopen jaren strenger gaan straffen. Het blijkt zelfs een van de landen in Europa waar het zwaarst gestraft wordt. Dat vind je geen goede ontwikkeling? Nee, ik vind het dom. Zwaarder straffen helpt niet. Ik ben niet tegen straffen, maar wil je misdaden voorkomen, dan moet je andere dingen doen dan alleen maar straffen. De zaken waar men de zwaarste straffen voor wil, zijn bijvoorbeeld zedenzaken. Zedenmisdrijven worden terecht ervaren als misdaden die de meeste inbreuk doen op het leven van slachtoffers. Maar juist bij zedenzaken hebben daders in veel gevallen zelf een geschiedenis van slachtofferschap. Door hen alleen aan te spreken op hun daderschap, versterk je hun slachtofferschap. Zo draag je eerder bij aan recidive, dan dat je herhaling voorkomt. Hoe bedoel je dat? Je ziet het op dit moment bij de discussie over pedofilie. Die discussie is zwaar vertroebeld en heeft kenmerken van een soort heksenjacht. Pedofilie wordt zo gecriminaliseerd dat deze mensen zich in het duister terugtrekken en daarmee des te gevaarlijker worden. Dit is heel onverkwikkelijk. Om te beginnen zijn niet alle pedofielen misbruikers. Het is een aanleg en nog geen daad. Bovendien wordt het merendeel van het seksueel misbruik niet door pedofielen gepleegd, maar door brave huisvaders die incest plegen, door therapeuten, hulpverleners, predikanten, noem maar op. Door zich op dat kleine groepje pedofielen te richten, wil men het grote probleem van seksueel misbruik beheersbaar maken. De enge man in de bosjes is weg, dus nu bestaat het probleem niet meer. Daarmee wordt noch aan slachtoffers, noch aan daders recht gedaan. 4 adrem remonstrants maandblad
Kun je een voorbeeld noemen van een omgang met pedofilie die naar jouw uw idee meer recht doet aan beide? In ZuidAfrika is nu een begeleidingsprogramma voor veroordeelde pedoseksuelen met de naam PedoStop. Dat programma heeft een opzet, die vergelijkbaar is met de Anonieme Alcoholisten. Zij zeggen, ‘wij hebben een gevaarlijke neiging en als we die niet serieus nemen, dan lopen anderen risico. Dus, willen we dat voorkomen, dan moeten wij verantwoordelijkheid nemen voor onze problematiek. En niemand die zo goed de drogredenen en manipulaties van een pedoseksueel kan doorgronden als een pedoseksueel zelf.’ Zulke initiatieven moeten we geloof ik heel sterk ondersteunen en waarderen. Als je dan hier weldenkende mensen hoort beweren dat je het gewoon maar het beste de kop in kan drukken, dan vind ik dat gewoon heel dom. Als we dan nu de stap maken naar de theologie. Je hebt vorig jaar bij de Werkgroep Moderne Theologie een voordracht gehouden over seksueel misbruik. Je vertelde daar iets over jouw ideeën over het slachtofferperspectief in de theologie. Kun je daar iets meer over vertellen? Waar ik de laatste jaren op dit punt vooral mee bezig ben geweest is de plek van het slachtoffer in de theologie. Wat mij treft, is dat de grote verhalen van de traditie gaan over traumatische ervaringen, terwijl de theologie het daar niet over heeft. Dat vind ik frustrerend. Het verhaal van de exodus in het Oude Testament is een verhaal van jarenlange onderdrukking en uitbuiting. Alleen door een, ik zou haast zeggen, kosmisch terroristische actie vindt de bevrijding plaats. Of in het Nieuwe Testament waar het grote verhaal de kruisiging is. Traumatischer dan dat kan het niet worden voor de betrokkenen en de omstanders. Deze dimensie van traumatisering is op de een of andere manier uit die verhalen gefilterd. Het zijn in plaats daarvan ofwel glorieuze verhalen geworden, of het zijn, als je kijkt naar de orthodoxie, verhalen die verwijzen naar onze zondigheid. Zo worden mensen die slachtoffer zijn niet geactiveerd om hun eigen slachtofferschap te verbinden met bijvoorbeeld dat van Jezus. Er is in de traditie veel gebeurd om de rol van de zondaar te definiëren, maar voor het slachtoffer is er geen verhaal. Dat vind ik onacceptabel. Zoals ik het nu zeg, is het gericht op de orthodoxie, maar in de vrijzinnige theologie is het niet veel beter. Daar wordt gezegd dat er elders in de wereld mensen zijn die het heel erg moeilijk hebben en dat wij mede schuldig zijn door onze rijkdom. Daar ben ik het mee eens, maar het verhaal blijft hetzelfde. Wij zijn nog steeds de daders en anderen het slachtoffer.
is geen verhaal Op een vergadering van de Werkgroep Moderne Theologie met als thema seksueel misbruik sprak Ruard Ganzevoort over theologie uit het perspectief van het slachtoffer. AdRem ondervroeg hem erover. Het leverde een gesprek op over straf, daders en slachtoffers, en de taak van de theologie in de moderne samenleving. Ruard Ganzevoort is professor Praktische Theologie aan de VU in Amsterdam en lid van de Eerste Kamer voor Groenlinks.
Ruard Ganzevoort (foto Sjouke Dijkstra).
jaargang 22 nr. 19 november 2011 5
thema schuld en boete
Hoe komt het slachtoffer-perspectief dan wel tot zijn recht? Het begint al bij de liturgie. Als we het Onze Vader bidden bijvoorbeeld, wat betekent dat voor mensen voor wie het woord vader problematisch is? Het komt terug in de manier waarop ik teksten lees. Ik lees primair vanuit de marge en vraag me af: Wie wordt hier buitengesloten? Wie wordt in dit verhaal niet genoemd? Wie mag hier niet zijn? Het gaat erom voortdurend te denken vanuit de vraag: Wat gebeurt er met beschadigde mensen als ze dit verhaal horen? Ik ben ervan overtuigd dat als je daar aandacht aan geeft, het uiteindelijk voor iedereen heilzaam is. Ik vraag me als het om vergeving gaat als eerste af wat voor theologie van vergeving heilzaam is voor slachtoffers. Vergeving voor daders is ook belangrijk, maar als het niet heilzaam is voor slachtoffers houden we het kwaad in stand. Wat bedoel je precies met vergeving? Vergeving lijkt een begrip dat sterk verbonden is met een theologie vanuit het dader-perspectief? Vergeving gaat om de keuze wrok te laten varen en te kiezen voor loslaten. Kies ik ervoor om vast te houden aan de daad die onze relatie beschadigd heeft of kies ik voor loslaten met het oog op de toekomst? Voor het slachtoffer is dat belangrijk om uiteindelijk uit de slachtofferrol te komen. Zolang je vasthoudt, ben je slachtoffer, alleen het loslaten doorbreekt dat. Of je het nu vergeving noemt of iets anders, die stap is essentieel. Op welke manier is deze opvatting van vergeving heilzaam voor zowel het slachtoffer als voor de dader? Ook de dader kan niet in zijn rol van dader blijven steken. Dader en slachtoffer gaan door een parallel proces. Het gaat erom dat er ingegrepen wordt in de relatie, waardoor de relatie anders wordt. Even heel simpel gezegd kleeft aan de daad die de posities gedefinieerd heeft ook altijd een aspect van macht. Slachtofferschap heeft te maken met onmacht, daderschap met meer macht. Om dat te doorbreken moet de dader van zijn troon afkomen, zijn macht neerleggen, op de knieën gaan en om vergeving vragen. Een andere mogelijkheid is dat het slachtoffer afziet van onmacht. Soeverein slachtofferschap: ik kies ervoor om niet langer slachtoffer te zijn. Daarmee ontsla ik de ander impliciet van zijn daderschap, maar of dat aankomt, hangt van de dader af. Er is nog een derde manier. Het slachtoffer kan om allerlei redenen de daad herdefiniëren en zeggen ‘ik ben eigenlijk nooit slachtoffer geweest’. Dan is er weliswaar geen sprake van vergeving, maar het helpt wel bij het loslaten. Daar gaat het uiteindelijk om. Het slachtofferschap is geen ultieme positie. Het is een doorgangspositie, die je alleen te boven kunt komen als je hem eerst serieus neemt. Dat geldt voor daderschap net zo. Daderschap en slachtofferschap lijken niet altijd zo duidelijk uit elkaar te houden. We leven in een wereld waar wat ik hier doe consequenties kan hebben voor iemand ver weg. Consequenties die ik niet ken. Er is geen zwart-wit onderscheid te maken tussen dader, slachtoffer, en onschuldige. Daar zit onze existentiële spanning. We zijn het 6 adrem remonstrants maandblad
uiteindelijk allemaal een beetje. Onze rijkdom is gebaseerd op de armoede elders. Dat wil niet zeggen dat je er niet van mag genieten, maar we dragen slachtofferschap en daderschap met ons mee. Dat helpt ons ook in de verbinding met elkaar. Hoe zal ik ooit begrip hebben voor iemand die een ander beschadigd heeft, als ik mij niet bewust ben van mijn beschadigen van anderen? In mijn beschrijving zet ik het wat tegenover elkaar, maar in de praktijk loopt het door elkaar heen en ben je in bijna elke situatie allebei. We leven in een tijd waarin de kerken meer en meer in de marge van de samenleving terecht zijn gekomen. Heeft deze theologie toch een grotere reikwijdte dan de kerkelijke context? In religieuze tradities zit zo veel wijsheid waar de samenleving behoefte aan heeft. Dat merkte ik bijvoorbeeld toen ik op een studiedag van Bureau Slachtofferhulp sprak over de Middeleeuwse boete- en biechtpraktijk. Die begint met gewetensonderzoek, zo gedetailleerd mogelijk onderscheiden tussen het deel waar ik schuld aan heb en het deel waar ik geen schuld aan heb. Dat moet leiden tot oprecht berouw. Dat is niet te meten, maar het gaat om het besef, ‘ja, ik ben ten diepste dader, ik ben schuldig.’ Dat is de tweede stap. De derde stap is dat het moet leiden tot een belijdenis bij de mond. Het is niet genoeg om het alleen te voelen, het voor jezelf te houden, of met God in het reine te komen. Wat ik openlijk gedaan heb, moet ook openlijk beleden worden. De vierde stap is de genoegdoening met de daad. Het kan zijn dat ik de schade betaal, het kan zijn dat ik mijn leven beter en goede werken ga doen, maar er moet iets fysiek gebeuren. De balans moet hersteld worden om ruimte te maken voor de vijfde stap: absolutie. Loslaten, nu ben ik geen dader meer, nu ben ik vrij. Het slachtoffer gaat precies dezelfde route af en dat is net zo moeilijk. Gewetensonderzoek: Wat is er eigenlijk gebeurd? Wat was mijn aandeel? Wat is me overkomen? De tweede stap, parallel aan het berouw, is de erkenning. Ja, ik ben inderdaad beschadigd. Ik ben slachtoffer gemaakt en getraumatiseerd. De derde stap is dat ik dat moet zeggen. Ik moet mijn stem verheffen en uitspreken dat ik slachtoffer ben. De vierde stap is dat ik uit de patronen stap die bij het slachtofferschap horen. Ik moet mijn leven veranderen, autonomie nemen of misschien wel de genoegdoening van de dader accepteren. Zo komen we bij de vijfde stap, parallel aan de absolutie, het loskomen van het slachtofferschap. De protestanten hebben op een gegeven moment gebroken met deze praktijk. Genoegdoening vonden ze niet meer nodig, want dat heeft Christus al gedaan. Kijk, theologisch is dat allemaal wel mooi, maar het werkt niet. Er moet iets van genoegdoening zijn, anders krijg je goedkope genade. Dit is iets van de wijsheid van eeuwen. Er wordt iets gezegd in religieuze taal over de relatie tussen mens en God, maar tussen mensen in de samenleving werkt het net zo. De therapeuten van Bureau Slachtofferhulp herkenden wat ik vertelde. Ze herkenden hun seculiere werk erin, maar ze begrepen ook waarom je religieuze taal nodig hebt om dit tot uitdrukking te brengen.
D e enge man in de bosjes is weg , dus nu bestaat het prob l eem n i et meer Waarom is die religieuze taal nodig? Ik noem het vaak een wijsheidstraditie om het niet exclusief over het transcendente te laten gaan. Wat die traditie toevoegt, is de symbolisering. De symbolische taal van de religie biedt het kader waarin je dit soort dingen kunt zeggen. Het geeft iets van een ultieme horizon. Je kunt het ook in juridische taal zeggen, maar veel mensen missen dan toch iets. Ze willen het niet meteen religieus maken, maar ze ervaren de verbinding met de dieptedimensie van het bestaan als bijzonder waardevol. Hoe zou je in dit kader de taak van de theologie beschrijven? De theologie is de wetenschap die in staat is dit soort wijsheden op te diepen en vanuit een niet autoritaire, maar juist dienstbare houding ter beschikking te stellen aan de samenleving. Dat wil zeggen, het gaat er niet alleen om dingen uit de traditie te halen en die ter beschikking te stellen. Het gaat er ook om vanuit de hedendaagse situatie die traditie ter discussie te stellen. In die wisselwerking worden beide bevraagd en bekritiseerd. Aan die taak zit een ambachtelijke kant. Theologen zouden in staat moeten zijn de cultuur en de samenleving te lezen, soms te verhelderen, en verbindingen met tradities te leggen. Daar zit dan geen claim of richting in, het gaat erom te snappen wat er gebeurt. Als theoloog kun je dingen naar voren brengen, waar een socioloog niet per se taal voor heeft. Dat geldt andersom net zo, trouwens. Er is
echter ook een meer inhoudelijke kant. De theoloog mag zichzelf behartiger van de traditie weten en in missionaire of profetische zin de wereld proberen te beïnvloeden. De grondwaarden van je religie, of je die nu rechtvaardigheid, compassie, zuiverheid, of heiligheid noemt, vertalen in een kritische analyse van de samenleving. Je bent niet alleen theoloog, maar ook politicus. Hoe verhoudt je taak als theoloog zich tot je rol als politicus? In de discussie over het ritueel slachten bijvoorbeeld probeer ik te verhelderen wat het belang van ritueel slachten is in een bepaalde religieuze traditie. Tegelijk probeer ik duidelijk te maken dat geen enkele traditie onveranderlijk is, maar dat onder druk van maatschappelijke veranderingen ook een religie meebeweegt. Als er een verbod komt op ritueel slachten houdt die religie niet op te bestaan. Dat is de ambachtelijke kant. De inhoudelijke kant komt aan de orde in hetzelfde debat als het gaat om de vraag hoe we omgaan met verschillen tussen mensen. Respecteren we dat de een andere keuzes maakt dan de ander? Respecteren we de normatieve aanspraken die vanuit tradities op mensen af komen? En met name, wat betekent het dat deze discussie gevoerd wordt over de rug van minderheden? Betekent dat we ongebreidelde vleesproductie laten voortbestaan niet dat we het hedonistische recht op vlees eten kennelijk belangrijker vinden dan het religieuze recht op vlees eten? Hier sta ik voor een liberale religieuze traditie, voor een vrijzinnige theologie. In de politieke arena argumenteer ik weliswaar niet met religieuze taal, maar mijn stellingname is wel primair ingegeven door mijn religieuze overtuiging.
•
Martijn Junte Lid redactie AdRem, predikant remonstrantse gemeente Eindhoven
’t Rentmeestertje IK ZOEK HET DICHTER BIJ HUIS EN HOUD HET KLEINSCHALIG • wat groeit er eigenlijk in mijn omgeving?; • ik koop groente, fruit en kaas bij een dichtbijzijnde boer; (‘drees&willem’ zorgen voor g&f van een boer uit de buurt: mét naam in de supermarktschappen!); • ik ga naar streekmarkten; • ik koop bier van een regionale brouwer; • Nederlandse wijn: er zijn inmiddels tientallen wijnboeren in het land; • ik beperk mijn verre reizen: niets heerlijkers dan een wandel-, fiets- of zeilvakantie in Nederland, België en Luxemburg ; • ik ga naar het Repaircafé met mijn defecte ‘spullen’: repareer ze daar zelf of laat het doen door een des kundige. Gaat tegen kostprijs én is nog gezellig ook;
• kleding koop ik zoveel mogelijk ‘groen’ en ‘uit de regio’ en laat ik herstellen in een naaiatelier. Zie ook: www.lekkernaardeboer.nl, www.pieperpad.nl, www.willemendrees.nl, www.repaircafe.nl, google groene kleding, www.brennels.nl, google Nederlandse wijnboeren. ’t Rentmeestertje komt uit de koker van de taakgroep Duurzame Ontwikkeling. Voor een nadere uitwerking en toelichting zie de website www.remonstranten.org, onder de buttonbalk ‘Remonstranten geven online’, rechts op de homepage. Contactpersoon: Casper Ebeling Koning, tel. 06 54 95 1911,
[email protected] jaargang 22 nr. 19 november 2011 7
film bespreking thema schuld en boete
Troubled Een jonge man, Thomas (Pål Sverre Valheim Hagen), en een jonge vrouw, Anna (Ellen Dorrit Petersen), komen elkaar tegen, vinden elkaar aantrekkelijk en beginnen een relatie. Anna is ongehuwd, moeder van een jongetje van een jaar of vier, Jens (Fredrik Grøndahl). Ook Thomas en Jens kunnen prima met elkaar opschieten. Tot zover het simpele deel van het verhaal van de Noorse film Troubled Water (DeUsynlige).
Dit is namelijk een allesbehalve ongecompliceerde geschiedenis. Thomas komt juist uit de gevangenis, waar hij jaren heeft doorgebracht voor de moord op precies zo'n jongetje, Isak genaamd (Jon Vågenes Eriksen). Anna weet hier niets van. Thomas hoopt een nieuw leven op te kunnen bouwen en wat er gebeurd is achter zich te laten. Hij vindt dat hij daar recht op heeft, hij heeft zijn straf immers uitgezeten? Wie daar heel anders over denkt is Isaks moeder Agnes (Trine Dyrholm). Zij heeft zich na de moord alleen met de grootst mogelijke moeite overeind kunnen houden. Met haar man probeerde ze een nieuw leven op te bouwen. Ze adopteerden twee buitenlandse meisjes. Alles draaide, maar op de achtergrond speelde speciaal voor haar dat zij zich schuldig voelde én dat zij nog steeds niet wist wat er precies gebeurd is. Ze had in het park de wandelwagen met de slapende Isak een moment buiten laten staan. Isaks chocolademelk was over haar trui gegaan en die probeerde ze schoon te poetsen. In dezelfde tijd dachten twee opgeschoten jongens een goede slag te slaan met de tas van de vrouw en gingen er vandoor met de wandelwagen. Het gaat mis als Isak wakker wordt en Thomas, die op dat moment nog Jan heet, herkent als buurtgenoot. De jongens ruziën, Isak vlucht, valt met zijn hoofd keihard op een steen, dood? Hij wordt vervolgens door Jan/Thomas de snelstromende rivier in gedragen. En nooit meer teruggevonden. In de rechtszaal hadden de twee jongens elkaar de schuld gegeven en was 8 adrem remonstrants maandblad
er niet meer duidelijk geworden dan dat zij verantwoordelijk waren voor het verdwijnen van Isak.
Verzoening Anna en Thomas hebben elkaar gevonden doordat Anna predikant is en haar kerk een vacature voor een organist had. Thomas heeft in de gevangenis orgel leren spelen. Sterker, hij blijkt een bijzonder getalenteerd organist te zijn. (De film bevat een aantal schitterende bewerkingen van bekende klassieke en moderne composities!) Thomas lijkt zijn verleden wel met haar te willen bespreken, haalt zelfs een keer de verdwijning van Isak aan, maar komt er nog niet toe te vertellen dat hij degene is die daarvoor in de gevangenis is gezet. Wel wil hij van haar weten hoe zij haar geloof kan verenigen met het kwaad in de wereld en of zij denkt dat er altijd vergeving mogelijk is. Het levert een aantal mooie gesprekjes op door de film heen. Eindelijk eens een dominee op het witte doek die geen clichés uitkraamt, die niet op zalvende toon spreekt en die geen vervelende moralistische zeurpiet is. Anna weet wat afwijzing is: haar familie en vrienden (inclusief de verwekker) begrijpen niet hoe ze zo dom kon zijn niet alleen ongepland zwanger te worden, maar het kind nog te willen houden ook. Maar ze heeft een geloof om jaloers op te zijn. Als Thomas – zelfverklaard atheïst - haar vraagt of ze nooit twijfelt, zegt zij dat ze al zoveel heeft om aan te twijfelen dat ze dat op dit vlak maar niet doet. Hij vindt haar overtuiging dat er
(Erik Poppe, 2009)
Water uit het slechte altijd iets goeds kan komen naïef. Zij zegt: ik bén naïef. Dat is waarom ik doe wat ik doe. Ik geloof in een God waarvan het bestaan nog bewezen moet worden. Over vergeving zegt ze, dat je mensen daar niet toe moet verplichten, dat is te moeilijk voor ons, maar gelukkig is God altijd bereid te vergeven. Verzoening is wel bereikbaar voor ons: het accepteren dat het zo gelopen is.
Waarheid De grote confrontatie in de film is die tussen Thomas en Agnes. Agnes ziet Thomas tijdens een excursie van haar klas naar de kerk. Zij wist niet dat hij vrijgekomen was. Haar man had de brief verstopt, maar wel snel een baan in het buitenland aangenomen, bang als hij was dat zij totaal in zou storten. Zij stort ook in, helemaal als zij ontdekt dat hij optrekt met net zo'n jongetje als haar Isak. Tot haar afgrijzen ziet ze bij die excursie dat de man achter het orgel de moordenaar van haar kind is. Thomas excelleert op dat moment in een verpletterende versie van het lied Bridge over troubled water. Geen toevallige keus in deze film, waarin de afschuwelijke gebeurtenis bij de rivier in scherpe en onscherpe beelden telkens terugkeert in het hoofd van Thomas en dus ook voor de kijker. De man van de kerkenraad had al door dat er iets met deze ‘Thomas’ aan de hand was, maar houdt nu vol dat ook een kindermoordenaar een tweede kans verdient, en als het niet in de kerk is, waar dan wel? Anna weet ondertussen nog van niets.
Wat er dan gebeurt, zien we twee keer. Alle gebeurtenissen volgen we eerst vanuit het perspectief van Thomas. Halverwege de film wordt de klok teruggedraaid en zien we dezelfde dingen vanuit het perspectief van Agnes. Een indrukwekkende manier om je zowel met de dader als het slachtoffer te laten meevoelen. Voor beiden was de ontmoeting het einde van de illusie dat je zomaar met schone lei kunt beginnen. Thomas had zich in zijn verlangen naar een normaal leven met het gebeurde verzoend door zich eraan vast te houden dat het gebeurde toch eigenlijk een soort ongeluk was. Voluit zijn verantwoordelijkheid toegeven is te moeilijk voor hem. Agnes voelt alle wonden uit het verleden opengereten worden en kan hem niet zomaar laten gaan. Zij wil van hem maar één ding: de waarheid. Een schrijnende maar wondermooie film over Gods bedoeling met ons leven, Gods bedoeling met het kwade, over schuld, vergeving en verzoening.
•
Bert Dicou Hoofdredacteur AdRem, predikant doopsgezinde remonstrantse gemeente Hoorn De orgelstukken, gecomponeerd en gespeeld door Iver Kleive, zijn apart op CD verschenen: Orgelmusikken fra deUSYNLIGE. jaargang 22 nr. 19 november 2011 9
thema schuld en boete
Heroïek en een kus In de romans van Dostojewski is schuld een telkens terugkerend en tot in de finesses onderzocht thema. Het wordt vanuit allerlei gezichtshoeken belicht.
O v er de legende van
Als een zwakheid die overwonnen moet worden – zoals de gewelddadige anarchisten die hij typeerde het verlangden, of de zelfverkozen moordenaar Raskolnikow, die bovenal alleen wilde zijn. Of juist als een lijden dat ondergaan moet worden – zoals Sonja die, geconfronteerd met Raskolnikow, geslagen wordt door een ‘onlesbaar’ mededogen. Of als een merkwaardige vorm van grootheid die mensen tot navolgers van Christus maakt – zoals starets Zosima (‘ieder van ons is schuldig in alles ten overstaan van allen, en ik meer dan alle anderen’), vorst Mysjkin in De idioot, of Aljosja in De gebroeders Karamazow. Het voorbeeld van Christus speelt een bepalende rol in wat Dostojewski over schuld schrijft.
Christus zou liggen, dan zou ik desondanks prefereren bij Christus en niet bij de waarheid te blijven.’ Om allerlei redenen zijn deze zinnen opvallend: door het ontbreken van dogmatische en typisch kerkelijke bewoordingen; door de vrijzinnige onderstreping van het aantrekkelijke, wijze en moedige in de verschijning van de Heiland. Maar het meest van al valt de tweede zin op. Hij maakt begrijpelijk waarom Dostojewski wel als een voorloper van het existentialistische levensgevoel is gezien. De verschijning van Christus kenmerkt zich door een soevereine vrijheid die geen erkenning door anderen, geen consensus en geen extern bewijs nodig heeft. Het is de vrijheid van een mens die zijn schuldigheid kent en zich bewust is van zijn daaruit voortvloeiende verantwoordelijkheid voor al wat leeft.
Een kind van de twijfel Theologische en filosofische
Heroïek van de kerk Deze tekening van een Christus
lezers zijn vaak geneigd om in romans op zoek te gaan naar een stramien van begrippen en grote gedachten. Het verhaal wordt dan als het ware een illustratie van de erin verscholen filosofie. Ook Dostojewski is wel op deze abstraherende manier gelezen. Het riskante van zo’n benadering is, dat ze Dostojewski’s ingewikkelde en kleurrijke fictie dreigt te reduceren tot een theorie of een boodschap. Een extra complicerende factor is de persoon van Dostojewski zelf. Hij brandde van verlangen om te geloven, schreef Eltchaninoff in Les écrivains face à Dieu (Press éditions 2003, p.42), hoewel hem tegelijkertijd wellicht niets moeilijker viel dan dat. Gedurende heel zijn leven koesterde hij een diep respect voor Christus, aanvankelijk vooral als een model van goedheid en humaniteit, later – na de kwellingen van vier jaar ballingschap en dwangarbeid in Siberië – als een voorbeeld van zichzelf ontledigende heiligheid en van grenzeloos mededogen. Het klinkt door in de hierboven aangehaalde uitspraak van starets Zosima. Maar een brief die hij tegen het eind van zijn ballingschap, in februari 1854, schreef, maakt duidelijk hoezeer zijn geloof telkens opnieuw tegen twijfel en kritiek in bevochten moest worden. ‘Ik ben een kind van deze tijd, een kind van het ongeloof en van de twijfel en zal het waarschijnlijk tot mijn dood toe blijven.’
die een bij uitstek vrije mens was en vrijheid verspreidde, wordt bevestigd door de legende van de kardinaalgrootinquisiteur en Christus. In de zestiende eeuw, ten tijde van de gruweldaden van de Inquisitie, keert Christus op aarde terug en wel in Sevilla. Hoewel hij in stilte en onopgemerkt verschijnt, wordt hij spoedig door het volk herkend en gevolgd. Maar dan verschijnt de oppermachtige grootinquisiteur, die Christus laat opsluiten. Diezelfde nacht nog bezoekt hij hem in zijn cel en deelt hem mee dat hij verbrand zal worden. Christus zwijgt, waarna de grootinquisiteur een betoog houdt waarin het evangelieverhaal van de verzoekingen in de woestijn (Mat.4, Luc.4) een spilfunctie heeft. De duivel confronteerde Christus met drie uitdagingen: het wonder, het mysterie en de autoriteit. Zij representeren het grote wonder van de menselijke vooruitgang. Wie de verschrikking trotseert en op de uitdaging ingaat, zal de mensheid gelukkig kunnen maken. Precies dat heeft, aldus de grootinquisiteur, de kerk op zich genomen. Ze heeft daardoor in feite gedaan, wat in andere boeken van Dostojewski door revolutionairen wordt nagestreefd. Ze heeft zich niet door de angst voor schuld laten kleineren. Ze is aan alle schuld ontstegen en heeft de uitdaging van de macht aanvaard.
Schuld die vrij maakt In dezelfde brief formuleert hij de geloofsbelijdenis die hij in ogenblikken van rust en van geloof heeft opgesteld. De figuur van Christus staat daarin centraal. ‘Mijn credo is heel eenvoudig: te geloven dat er niets mooiers, diepers, aantrekkelijkers, wijzers, moedigers en volmaakters is dan Christus; en wat meer is, met naijverige liefde te zeggen, dat zoiets niet kan bestaan. Bovendien, als iemand mij zou bewijzen dat Christus buiten de waarheid staat, en als de waarheid inderdaad buiten 10 adrem remonstrants maandblad
Een kus De kerk heeft zodoende Christus’ missie verbeterd en voltooid. Christus zelf gaf er de voorkeur aan – de grootinquisiteur verwijt hem dat – om de mens vrij te laten en hem op te roepen in vrijheid zijn liefde te geven. ‘U hebt te veel van hem geëist, U die hem meer lief had dan uzelf!’ Tijdens en na dit exposé blijft Christus zwijgen en kijken. ‘Plotseling komt hij zwijgend op de oude negentigjarige man toe en kust hem stil op zijn bloedeloze lippen. Daaruit bestaat zijn hele antwoord. De oude man huivert. Zijn mondhoeken trillen even: hij gaat naar de deur, maakt
bij Dostojewski de g r o o ti nqu i si te u r e n C h r i s t u s
hem open en zegt tot hem: ‘Ga weg en kom niet meer terug, ... nooit meer ... nooit!’ En hij geeft hem de gelegenheid om te verdwijnen in de donkere straten van de stad. De gevangene gaat weg.’ (Zie Fyodor Dostoevsky, Complete Letters I (1832-1859), Ann Arbor 1988, p.195). Het verhaal van de grootinquisiteur is intrigerend en geeft bij iedere lezing nieuwe betekenissen vrij. Het bekritiseert het verlangen van de op welke wijze dan ook ‘verlichten’ naar een bestaan zonder schuld. Het laat de dwaasheid zien van macht die zichzelf onvermijdelijk acht en die meent dat haar succes alles legitimeert. Het wijst ons op de dubbelzinnigheid van het verlangen naar geluk, harmonie en eenheid. Het houdt de mogelijkheid open van een schuldige vrijheid die méér dan het geluk zoekt: een leven namelijk met en voor anderen. Daar komt iets bij. Het zwijgen van Christus is veelzeggend.
Er wordt geen simpel moreel oordeel over de realiteit van macht en onrecht uitgesproken. Tussen de heldhaftigheid van het machtsinstituut en de schuldige liefde van Christus heerst het zwijgen. Er wordt niet geargumenteerd. Daar zit een element van tragiek in. Maar de keerzijde van het zwijgen kan de vorming van een des te alerter voelen en handelen zijn, in de lijn van starets Zosima, van Sonja of van Aljosja. Zij vertegenwoordigen een andere kerk dan die van de macht, een kerk die zich heeft voorgenomen om Christus niet in de duisternis te laten verdwijnen. Dat voornemen vergt, inderdaad, een hoge mate van alertheid. Want Christus verschijnt - zo maakt Dostojewski’s legende duidelijk - in stilte en wordt nauwelijks opgemerkt.
•
Johan Goud Hoogleraar ‘Religie en zingeving in literatuur en kunst’ aan de Universiteit Utrecht en remonstrants predikant in Den Haag. jaargang 22 nr. 19 november 2011 11
overweging
Over verzoening ‘Verzoening’ is een veelbesproken thema in de theologie. Er zijn verschillende soorten verzoening te onderscheiden. Verzoening tussen mensen natuurlijk, op grote of op kleine schaal. Een thema bij uitstek voor de kerken, plaatsen waar je niet alleen kunt horen, maar ook zou (moeten) kunnen oefenen, hoe een conflict gevolgd kan worden door een verzoening tussen de verschillende partijen. De ‘vrede van Christus’ in de praktijk.
Een volgende soort verzoening is: verzoening met wat je overkomt. Hoe erger het is wat je overkomt, hoe moeilijker het is je daarmee te verzoenen. Ook dit komt in bijbel en kerk volop aan bod. Een groot aantal Psalmen gaat hierover. Die Psalmen, en het boek Job, maken overigens duidelijk dat het niet nodig is al te snel of bij voorbaat al met je lot tevreden te zijn.
Verzoening met jezelf en met God De laatste soort verzoening, en daar wil ik het in dit artikel verder over hebben, is de verzoening met wat je gedaan hebt. In de kerk is dit tevens: de verzoening met God. God verwacht iets van je, je wordt geacht je levensopdracht serieus te nemen. Maar hoe vaak, zo moet je toegeven, lukt het niet om waar te maken wat je van jezelf verwacht. ‘Immers, het wensen is wel bij mij aanwezig, maar het goede uitwerken, kan ik niet’ (Rom. 7,18). Een beetje godsdienst heeft daarom boetedagen, vastenperiodes, dagen van inkeer, enz. Stilstaan bij je eigen ‘zonde’ en tekortschieten kan geen kwaad, een geregelde ‘verootmoediging’ leidt tot een gezonde bescheidenheid. Op de geestelijke boetedoening volgt de verzoening. In het Jodendom bijvoorbeeld gebeurt dat op de ‘Grote Verzoendag’, na de tien ‘vreeswekkende dagen’ van inkeer en zelfonderzoek.
Schuld belijden Stilstaan bij schuldbesef kan ontsporen, bijvoorbeeld wanneer de vrees voor straf overheersend gaat worden, of wanneer het ervaren van schuldbesef het voornaamste element van het godsdienstig beleven wordt. Dergelijke ontsporingen hoeven echter geen reden te zijn het thema schuld maar helemaal te schrappen uit het godsdienstig en liturgisch woordenboek, zoals in de vrijzinnigheid wel eens is gebeurd of nog gebeurt. Het lijkt me heel zinnig in de liturgie van onze kerkdiensten ruimte te behouden voor de ervaring dat we niet volmaakt zijn. Het is een positief gegeven om af en toe uit te spreken hoe moeilijk het is trouw te blijven aan jezelf en aan je idealen. In de klassieke orthodoxe theologie wordt veel aandacht gegeven aan de ‘schuld’ die je verzamelt doordat je niet in staat bent duurzaam het goede te doen, en aan de ‘verzoening’ die er voor deze schuld mogelijk is. De moeilijkheid voor de vrijzinnigheid was vermoedelijk nog het meest gelegen, 12 adrem remonstrants maandblad
niet in het schuldbesef, maar in de bijbehorende verzoeningstheologie, waarin de verzoening gekoppeld is aan Jezus’ kruisdood – het bekende ‘zoenbloed van Christus’. Of we nog geweldig veel behoefte hebben aan een systematischtheologische uitwerking van dit geloofspunt vraag ik mij af. Zeker als in die theologie een woedende God verondersteld wordt, aan wiens rechtvaardige voornemen om de zondige mens niet vrijuit te laten gaan alleen tegemoet gekomen kan worden met het hoogste offer. Toch is het verstandig liturgisch ruimte te bieden aan de beleving van verzoening, juist zoals het zinvol is in de liturgie het thema schuld te verwerken.
Christus vergeeft onze onvolmaaktheid Verzoening ervaren wil zeggen dat je, na je inkeer en verootmoediging, kunt accepteren dat je mens bent en dus niet volmaakt. In geloofstaal: geloven dat God dit van jou accepteert en je een nieuwe kans geeft. Juist als je bezig bent met de hoge geloofsidealen uit het evangelie, is dit een bevrijdend besef. Je kunt voor je eigen geestelijk welzijn beter erkennen dat het heel moeilijk is honderd procent trouw te blijven aan die idealen. Denk aan de centrale evangelische notie: je naaste liefhebben als jezelf. Wie is in staat zonder mankeren en voortdurend in zijn relaties met anderen én de ander én zichzelf te respecteren? Het typisch christelijke in dit verzoeningsverhaal kunnen we vinden bij Paulus. Keer op keer heeft Paulus onderstreept dat er ‘na Christus’ en ‘met Christus’ met die onvolmaaktheid te leven valt. ‘Na Christus’ geldt: het geeft niet, dat we het niet altijd halen, het is ons vergeven, er is begrip voor. Wie Christus navolgt, wie zijn barmhartigheid praktiseert, wie zijn trouw als voorbeeld neemt, is een nieuw mens, ‘een nieuwe schepping’ (2Cor. 5,17). Mislukking en schuld houden je niet langer gevangen. Als God het je niet kwalijk neemt, hoef je het ook jezelf niet eindeloos kwalijk te nemen.
Een beetje godsdienst hee ft boetedagen, vastenperiodes en dagen van inkeer. St ilstaa n b i j je e i ge n ‘ z o n de’ kan gee n kwaad .
waarin elementen uit de verzoeningstheologie een plaats hebben gekregen. Helaas vaak iets te massief naar vrijzinnige smaak. In de katholieke kerk houdt men het op het prachtige en onverwoestbare Agnus Dei, dat gebaseerd is op het Johannes-vers ‘Zie, het lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt’ (Joh. 1,29). Johannes op zijn beurt heeft zich hiervoor vast laten inspireren door Jesaja 53, waarin de knecht des Heren getekend wordt in zijn plaatsvervangend lijden, waarbij onder meer het beeld wordt gebruikt van het lam dat naar de slachtbank wordt gebracht. Ook in Taizé worden varianten op het Agnus Dei gezongen. Wat mij betreft nemen we de Lam Gods-traditie zo over. Terug achter alle systematiseren, zouden we kunnen vasthouden aan de geheimzinnige bevrijdende kracht van het onschuldig lijden van de rechtvaardige, waar Jesaja al alles van wist, en waar het christendom ooit mee begon. Voor de typisch ‘moderne’ – dat wil zeggen rationalistische - geloofsgemeenschappen van de vrijzinnigheid is dit alles buitengewoon moeilijk te accepteren. Ik herinner mij van een vorige gemeente, de NPB Zeist, discussies over de vraag of het houten kruis van onze Nederlands Gereformeerde huurders wel tijdens de NPB-dienst mocht blijven hangen. Jezus’ oordeel was vaak streng, maar even ruim barmhartig was hij als mensen zich op dat nieuwe pad wilden begeven. Het is niet gezegd dat we niet streng naar ons zelf en naar de ander mogen kijken. Wees gerust kritisch, vooral naar jezelf. Als je ook maar de bereidheid hebt, daarna en daarnaast, barmhartig en liefdevol naar je eigen leven en dat van anderen te kijken. Terzijde: zou het kunnen dat de broodnodige verzoening tussen mensen (in het groot en in het klein) pas een kans maakt als we ons bewust zijn van – en verzoend zijn met – het gegeven dat het onvermijdelijk is dat er dingen mislukken, onvolledig, onvolmaakt blijven, bij onszelf en bij de ander – en dat we desondanks nieuwe wegen zullen kunnen blijven inslaan?
Verzoening in liturgie Concluderend: ik zou ervoor willen pleiten de thema’s schuld en verzoening op zijn minst af en toe aan de orde te stellen in onze kerkdiensten. Op welke wijze verzoening een plaats kan krijgen in de liturgie? In de preek, uiteraard, vooral in de veertigdagentijd lijkt dit een aangewezen thema. In liederen: er is in het Liedboek voor de Kerken een keur aan liederen, speciaal die voor de Advents-, Kerst- en Lijdenstijd,
Het zou echter kunnen dat het ‘moderne’ denken, het Verlichtingsdenken, althans in zijn radicaalrationalistische vorm, zijn langste tijd gehad heeft. Misschien maken de vrijzinnige kerken, met de rest van de maatschappij, uiteindelijk toch de wending mee naar het post-moderne. Ik maak mij sterk dat er in een post-moderne vrijzinnige geloofsgemeenschap (hopelijk geen contradictio in terminis) wél ruimte zal zijn voor het verzoeningsverhaal en de klassieke verzoeningsbeelden. Dat kan gerust in een vrijzinnige variant. In 1959 veroorzaakte professor P. Smits een storm van verontwaardiging en protest in kerkelijk Nederland door te schrijven dat hij weinig affiniteit had met de voor de orthodoxie zo belangrijke gedachte van Paulus dat Christus is ‘gestorven voor onze zonden’. Smits formuleerde nogal ondiplomatiek: ‘Het is ook mijn eer te na dat iemand voor mijn schuld zou moeten boeten. Ik wens te stáán voor de gevolgen van mijn eigen daden. En geef dan wat Paulus betreft mijn portie maar aan Fikkie.’ Maar hij voegde daaraan toe: ‘Het kruis van Golgotha blijft het zegenende en zeer deemoedig makende teken van het bevruchtende lijden uit liefde, uit bevrijdende, want dienende solidariteit met de zaak van God in deze wereld’.
•
Bert Dicou Hoofdredacteur AdRem, predikant doopsgezinderemonstrantse gemeente Hoorn jaargang 22 nr. 19 november 2011 13
Herinneringen aan
Petrus Augustus Op 13 mei 1909 nam het bestuur van de Delftse Remonstrantse Gemeente het besluit in de poort van het nieuw te bouwen pand Oude Delft 100 een medaillon-portret aan te brengen van de dichter Petrus Augustus de Genestet, een halve eeuw eerder hun predikant. Het idee voor een huldeblijk vond direct weerklank, zodat een commissie voor de fondsenwerving gevormd kon worden. Met positief resultaat, want al in het volgende jaar werd het gedenkteken, vervaardigd door de beeldhouwer prof. Odé, aan de kerkenraad aangeboden. En wel op 2 juli, de 49e sterfdag van de dichter. Emeritus-predikant Garrelt Buisman sprak namens de commissie de gedachtenisrede uit, waarbij gewag gemaakt werd van ‘den geliefden man …. hoog vereerd, bewonderd….in wien het edelste en beste in den mensch tot volle leven is gekomen’.
Jonge jaren Wie was die man, bijna een halve eeuw na zijn dood nog zo geliefd, vereerd en bewonderd? De Genestet werd geboren te Amsterdam op 21 november 1829. Jong wees geworden werd hij opgevoed bij zijn grootmoeder, op een destijds befaamde kostschool in Barneveld, en in het gezin van zijn oom, de schilder Jan Adam Kruseman. In de Barneveldse jaren 1842-1843 verbleef Peter vaak bij de familie Van Maanen, waar de gouvernante hem stimuleerde zijn indrukken van natuur en mens in dichtvorm om te zetten. Ook schreef hij toen al zijn eerste preken. In 1847 werd hij als student aan het Amsterdamse Athenaeum ingeschreven en aan het Remonstrantse Seminarie aldaar. Daar trof hij de beroemde kanselredenaar Abraham des Amorie van der Hoeven, in wie hij een vaderlijke vriend vond. De studie theologie vond hij echter ‘onbegrijpelijk dom en droog’. Liever gaf hij zich over aan de dichtkunst en wel met een hartstocht, die sommigen deed vrezen voor zijn toch al zwakke gezondheid. Als redacteur van de Studentenalmanak publiceerde hij gedichten, van welke ‘Het Schotje’ beroemd is geworden. Daarin nam hij de houten afscheiding tussen de professoren van het Athenaeum en die van de Seminaria op de hak; met verwijdering van het gehate ding als resultaat. Andere gedichten uit deze periode als ‘Fantasio’ en ‘De Sint-Nikolaasavond’ waren eerst bestemd om te worden voorgedragen. Aan het eind van zijn studie gaf hij zijn bundel ‘Eerste gedichten’ uit, voonamelijk intieme poëzie bevattend. Hij noemde het onderonsjes. 14 adrem remonstrants maandblad
Predikant In juni 1852 werd Peter de Genestet proponent bij de Remonstrantse Broederschap, een hoedanigheid die het preken in vacante remonstrantse gemeenten vereiste. Vanwege zijn evident zwakke gezondheid zag men in Waddinxveen af van beroep, terwijl hij zelf bedankte voor Moordrecht in de mening in Delft nuttiger te kunnen zijn. Op 5 december 1852 deed hij zijn intrede in deze gemeente, voor wie hij de eerste eigen predikant sinds 1805 was. Pas getrouwd met Henriëtte Bienfait vestigde hij zich aan de Spoorsingel, toen gemeente Hof van Delft (‘Het oude huis’). Vier jaar later verhuisde het gezin naar het Noordeinde in Delft (‘Welgelegen’, vanwege de passerende rouwstoeten naar de nabijgelegen begraafplaats Haagpoort). De Delftse jaren werden gekenmerkt door een gelukkig gezinsleven; er werden vier kinderen geboren. Tezelfdertijd beleefde de Remonstrantse Gemeente een opbloei door de Genestet’s ijver in de uitoefening van zijn ambtsplichten en vooral het kanselwerk. In 1910 herinnerde een kerkganger zich: ‘zijn fraaie, intelligente kop, omlijst door een overvloed van weeldrig krullende lokken, zijn hooggewelfd voorhoofd, zijn tintelende oogen, zijn edel fijnbesneden gelaat, welks bleekheid eigenaardig contrasteerde met de volle, gitzwarte bakkebaarden, de geestige trek die om zijn mond speelde, gaven recht tot de onderstelling dat hij een geboren kunstenaar was. Wanneer die sprekende oogen vonkelden en de levendigheid aan zijn gebaren eigen, zich paarde aan zijn welluidende klankrijke buigzame stem, wanneer aangegrepen door geestdrift zich
de Genestet ‘Fiat voluntas’
(Uw wil geschiede, Matth. 6:10) zelf in zijn voordracht geheel en al wedergaf, dan oefende de Genestet een groote aantrekkingskracht uit’. […] ‘Wat de Genestet zijn hoorders wilde doen gevoelen gevoelde hij zelf eerst en zijn zangerige stembuigingen, die vooral bij het reciteeren door een zeldzamen klankrijkdom werden gekenmerkt, maakten zijn voordracht tot een onnavolgbaar geheel.’
Dichter De inspanning van het veelvuldige preken viel de Genestet echter zwaar. Nog voor zijn vrouw ziek werd en zou overlijden, rijpten er plannen voor een nieuwe levenstaak. Op 18 december 1859 preekte hij ten afscheid; zijn toga liet hij achter in de Delftse kerk. Hij vestigde zich in Amsterdam om zich geheel aan de letteren te wijden. Al sinds 1855 had hij met zijn vriend Tiele samengewerkt in de redactie van de Christelijke Volksalmanak. Veel van zijn verzen uit die periode verschenen in de bundels ‘Laatste der eerste’ (1861) en ‘Leekedichtjens’ (1860). Een tweede herziene druk van ‘Eerste gedichten’ kon door hem worden verzorgd. Ook nam hij zitting in de plaatselijke schoolcommissie en de commissie voor een standbeeld van Vondel. In het voorjaar van 1861 verloofde hij zich in stilte met een zuster van zijn vrouw. Van een huwelijk zou het echter niet meer komen. Een keelziekte speelde hem parten, waarvoor herstel bij zijn schoonmoeder in huize Villa Nova te Rozendaal werd gezocht. Daar is hij op 2 juli 1861 overleden en op de begraafplaats aldaar begraven. Op zijn grafsteen staat ‘Fiat
voluntas’ (Uw wil geschiede, Matth. 6:10), de tekst die hem tot levensspreuk was geworden.
Invloed Tijdens zijn leven was de Genestet een gevierd dichter, na zijn dood werden zijn gedichten des te meer gelezen. Door de vele herdrukken moet hij de best verkochte dichter van de 19e eeuw zijn geweest. Waarin was die aantrekkingskracht gelegen? Volgens zijn vriend Busken Huet was het de natuurlijkheid van zijn persoon, de levenslust waarmee hij anderen liefde voor het leven kon inboezemen. Theologische vraagstukken van de dag naar aanleiding van de opkomst van het modernisme vervulden toen velen. De Genestet gaf daarop in de Leekedichtjens zijn commentaar vol humor en ironie, op een wijze die in brede kring werd gewaardeerd. Zelfs de roomskatholieke voorman Schaepman vond: ‘de Genestet vertoornt u nooit, al zijt ge ’t met hem oneens’. Er is een verstrekkende invloed van uitgegaan, niet in het minst voor het vrijzinnig-protestantisme. En nu, na honderdvijftig jaar, zijn bij sommigen onder ons nog regels uit zijn puntdichten bekend en draagt het kerkgebouw in Delft zijn naam.
Frederike Cossee - de Wijs
•
Lid van de taakgroep Remonstrants Erfgoed, gemeentelid in Rotterdam. Zie www.remonstranten.org voor een overzicht van de Genestet-aktiviteiten in 2011. jaargang 22 nr. 19 november 2011 15
thema schuld en boete
Iso leme nt doorbreken v ia de chatbox Op een zonnige en warme dag in oktober spreek ik af met Agnieszka Przygodzka, mijn coördinator van district Noordwest bij Humanitas’ chatproject Het Luisterend Oog. De vrijwilligers van Het Luisterend Oog zijn er voor diegenen die zich in een sociaal isolement voelen, ongeacht levensverhaal, achtergrond, leeftijd of leefomstandigheid. Voor mensen die behoefte hebben om hun verhaal kwijt te kunnen. In chatgesprekken staan privacy en anonimiteit voorop. Tijdens mijn eigen diensten brand ik altijd een kaars van Amnesty vanwege de tekst ‘Ergens is er iemand die aan me denkt’.
Hoe raakt men in een isolement? Isolement heeft niet alleen te maken met de hoeveelheid sociale contacten die iemand heeft, maar ook met de kwaliteit van deze contacten. Misschien zijn er wel contacten, maar hebben ze niet het gewenste niveau van intimiteit. In een isolement raken kan een combinatie zijn van verschillende factoren en/of omstandigheden. Het kan liggen aan het betrekken van een nieuwe leefomgeving, maar ook aan het ontbreken van sociale vaardigheden of aan extreme verlegenheid. Soms wordt het veroorzaakt door een gevoel van minderwaardigheid. Ook een negatieve levenservaring kan een rol spelen bij het verlies van zelfvertrouwen. Voor leden van een gezin is het best gemakkelijk om zich op te sluiten voor de buitenwereld. Het gezin is een eenheid, ook als het niet functioneert. Kinderen hebben een bepaald gevoel van loyaliteit tegenover hun ouders, ondanks geweld of misbruik. Negatieve aandacht is ook aandacht, een bevestiging dat je bestaat. Wat voor rol speelt schuld en schaamte in een isolement? Schuldgevoel krijg je niet mee bij je geboorte, schuldgevoel wordt je aangepraat. Wanneer dat maar vaak genoeg gebeurt, ontstaat het gevoel van schuld van binnenuit en komt het op een zeker moment naar buiten. Tot het moment komt dat je daadwerkelijk degene bent, die lastig, oninteressant, lelijk en absoluut niks waard bent in het leven. Het wordt ook wel selffulfilling prophecy genoemd, een zelfbevestigende voorspelling. Schaamte is iets anders. Het is een angst om jezelf te laten zien hoe je bent, je schamen voor jezelf. Omdat je nog steeds single bent bijvoorbeeld. Bij de deelnemers van de chatgesprekken speelt soms ook het gevoel van schaamte om het 16 adrem remonstrants maandblad
verhaal wat ze willen vertellen. Echter, privacy en anonimiteit staan voorop, wat hen toch ook vaak weer over de drempel helpt. Het is makkelijker om je verhaal geheel anoniem en digitaal kwijt te kunnen dan in een face to face gesprek. De afstand vrijwilliger-deelnemer creëert in dit geval een gevoel van nabijheid wat bijdraagt aan meer openheid. Hoe probeert men uit het isolement te komen? Veelal weet men wel hoe men uit het isolement kan raken, maar ontbreekt het innerlijke vertrouwen en/ of het steuntje in de rug. Ook het gebrek aan sociale vaardigheden kan ertoe leiden dat iemand moeite heeft met het aanleggen en onderhouden van contacten. Daarnaast kan schaamte opnieuw een rol spelen, namelijk als schuldgevoel dat een ander zich voor je inzet. Soms is de angst zo groot dat iemand helemaal verkrampt. Angst dat eenzaamheid kan worden doorbroken, angst voor verandering. Angst dat je het niet meer onder controle hebt. Je overgeven aan anderen, het kwetsbaar moeten opstellen. De aanmoediging van anderen kan helpen om de stap te nemen. Wanneer er voldoende zelfvertrouwen is om de weg naar hulp van naaste(n) of de hulpverlening te durven inslaan, is er al heel wat overwonnen. Maar ook voor het steuntje in de rug luistert Het Luisterend Oog met aandacht naar jou. De vrijwilliger toont gepaste empathie om er te zijn voor diegenen die behoefte hebben aan contact.
•
Lilian Roos Lid van de redactie van AdRem, lid van de gemeente Vrijburg Amsterdam
column thema schuld en boete
Schuld, schulder, schuldst Hun strijd, onze strijd, internationale solidariteit! Dat scandeerden we ooit. Hun schuld, onze schuld – tja – en dan? Dat marcheert heel wat minder ritmisch. Twintig jaar geleden richtte ik het Forum on Debt and Development op, FONDAD, samen met Novib, ICCO en andere clubs. Als studiesecretaris voor de Raad van Kerken in Nederland probeerde ik de wanhopige schuldenlast van arme landen te vertalen in echte oplossingen. De schuldigen? Grote banken met hun wurgende rentes, multinationals die surplus wegzogen uit het Zuiden, de westerse regeringen met hun afgeschermde markten, zelfs de Wereldbank en het IMF die draconische bezuinigingen eisten van de arme bevolking. We legden mechanismen bloot, we ontmaskerden vormen van internationale onderdrukking en neo-kolonialisme. We wisten verdraaid goed hoe het zo gekomen was. De debt trap, de valstrikken van de internationale financiers. We eisten royale kwijtschelding namens de slachtoffers van de schuldencrisis, de vrouwen en kinderen, werklozen, de natuur en de mensenrechten. Honderden organisaties in Zuid en Noord vormden een machtige coalitie tegen de schulden. Kerken, milieubewegingen, mensenrechtenorganisaties. Hearings en conferenties, demonstraties en petities. Ministers, bankiers, zelfs IMF-directeur Camdessus, openden hun deur en luisterden naar onze voorstellen. De Wereldraad van Kerken haalde het oudtestamentische Jubeljaar erbij om aan te tonen dat er niets nieuws onder de zon was. Na 7 keer 7 jaar worden alle bezittingen opnieuw verdeeld, schulden bestaan niet meer. Mensen mogen opstaan en opnieuw beginnen. Dat was de inzet van de wereldoecumene.
En nu? Het internationale financiële gebouw wankelt. De Atheense zuil verkruimelt. Wiens schuld? Natuurlijk, de Grieken hebben de kluit belazerd en statistieken vervalst om binnen de EU te komen. Ze leefden en leven nog op te grote voet. Veel uitgeven, weinig verdienen en de rest leen je gewoon van die brave banken of Europese partners. Die laten ons zeker niet vallen, toch? Het Griekse levensgevoel: Zorba danst op het strand, wie dan leeft, die dan zorgt. Ach, welke toerist is daar niet gevoelig voor? Griekenland leeft op de pof. De staatsschuld bedraagt 142 % van hun nationaal inkomen. Binnen één generatie is dit niet op te lossen. Griekenland is failliet, ja. Waar ging al dat buitenlandse geld dan naar toe? 60.000 puissant rijke
wij zijn allemaal gr i eke n . . . Grieken bezitten samen meer dan de totale nationale schuldenlast. Daar zit het goud, in hotels, land, bedrijven, maar ook in belastingparadijzen verstopt. Krijg dat maar eens boven water. Wat hebben wij, de andere westerse landen daarmee te maken? Eigenlijk zijn wij geen haar beter dan de Grieken. De G-20, de rijkste landen van de wereld, hadden in 2007 nog een schuld van gemiddeld 78% van het nationale inkomen; in 2015 groeit die naar 115%. Wij leven allemaal ver boven onze stand. Hun schuld, onze schuld. Wij zijn allemaal Grieken!
Rente De diepere oorzaak is het mechanisme van rente op rente. Geld schept geld. Economie is windhandel. Wanneer wij als consumenten in de winkel onze produkten kopen, dan bestaat de eindprijs voor 40% uit de gecumuleerde rentes die elke producent en handelaar doorberekent. Veertig procent! De totale hoeveelheid geld is losgezongen van de reële goederensfeer. Dagelijks flitst 4000 miljard euro over deze wereld, 2% daarvan is maar nodig ter financiering van de goederenstroom, de rest is speculatief kapitaal. In de VS droegen de banken in 1982 slechts 5% bij aan het nationaal inkomen; in 2007 is dat al 41%. Tussen 2003 en 2008 is het kapitaal dat in grondstoffen wordt gespeculeerd gegroeid van 13 naar 317 miljard dollar, een explosie van 2300% in 5 jaar! Geen overheid krijgt ooit greep op dit flitskapitaal. De Moloch is ontsnapt uit de kooi en regeert, de staat zwijgt en kijkt gelaten toe. De Moloch speculeert tegen zwakke banken, tegen zwakke landen. Tegen u en mij. En alle westerse landen zullen moeten boeten omdat we ziende blind waren en de tekenen aan de wand niet hebben willen zien. Ik zei het al: wij zijn allen Grieken.
•
Dr. Ron Rote Internationaal econoom en lid van de DoRe Gemeente in Hoorn jaargang 22 nr. 19 november 2011 17
miniatuur
De liefde voor
de drie sinaasappelen Een prins verdort van verdriet. Het enige dat hem kan redden is een lachbui. Die krijgt hij, maar het mag niet baten: de prins wordt behekst. Hij vat liefde op voor… drie sinaasappelen (later zullen die natuurlijk drie mooie prinsessen blijken te zijn). Dit oude sprookje inspireerde de Russische componist Sergej Prokofjev tot een mooie opera. Kun je vechten voor sinaasappelen? Prokofjev dacht van wel. En ik ben het met hem eens want ik maakte het drie keer mee. Het Belgische Binche kent de rijkste folklore van België. Voordat u gaat lachen, weet dat het carnaval van Binche meer dan eerbiedwaardig is. Niet alleen bestaat het al zeshonderd jaar, maar het staat ook nog op de lijst van Meesterwerken van het orale en immateriële erfgoed van de mensheid. O zo. Bij het carnaval raken de straten van Binche bevolkt door de beroemde gilles de Binche (zie foto). Gekleed in oranje kostuums, met klompen aan en belletjes rond hun middel, getooid met witte struisvogelveren, dansen ze op een oeroude horlepiep. Het heeft iets fascinerends. De gilles dragen mandjes vol met sinaasappelen, die ze tussen het publiek gooien. Kinderen vechten erom op de grond. De eerste bevochten sinaasappel. Ook tegenwoordig wordt gevochten voor sinaasappelen. Vrijdagmiddag, spitsuur bij Albert Heijn. Ik zoek naar de noodzakelijke citrusvrucht behorend bij het zaterdagse ontbijt. Tevergeefs. Geen sinaasappel te bekennen. De schappen zijn leeg. Er is geen brood, geen melk, de cola is op, niets. De crisis? Mismanagement lijkt aannemelijker. Op verzoek van een winkelmeisje die gek wordt van de klagende klanten, dien ik een klacht in bij het hoofdkantoor. Waar blijven mijn sinaasappelen? De volgende dag word ik door de manager gebeld. Of ik mijn klacht kan toelichten. Makkelijk zat: lege schappen lijken mij commercieel niet handig. Mevrouw, zegt de AH-dame die duidelijk een workshop klachtenbehandeling heeft bijgewoond, weet u misschien waarom de schappen met de sinaasappelen leeg zijn? Geen idee, eerlijk gezegd. Omdat ze nog gevuld moeten worden, zegt de AH-damemet-workshop! Beduusd door deze onweerlegbare logica besluit ik elk gevecht te staken. Het wordt een pak sap. Tweede (tevergeefs) bevochten sinaasappel. Maar de derde slaat alles. En dat kan wel kloppen want in de opera van Prokofjev blijkt de derde sinasappel zich te kunnen metamorfoseren in de mooiste prinses. Op internetjacht naar een Engels schilderij uit de zestiende 18 adrem remonstrants maandblad
foto boven: Jock Fistick, foto onder: K. Van Lidth
l a c h bui v er z e k e r d...
eeuw, klik ik per abuis op ‘Nederlandse vertaling’. En ik lees: gedurende de gehele oorlog verzette de Engelse en Schotse bevolking zich hevig tegen de komst van Willem van de sinaasappelen.. Deze klassieke fout, opgemerkt door elke leraar Engels, heeft dankzij internet een nieuwe jeugd gekregen. Want leerlingen (en zelfs studenten…), die zonder enige gewetenswroeging hun historische werkstukken digitaal bij elkaar sprokkelen, nemen het klakkeloos over. Nu denk ik dat Hare Majesteit er niet wakker van zal liggen, maar ik weet haast zeker dat de depressieve prins uit De liefde voor de drie sinaasappelen hier acuut van geneest. Lachbui verzekerd. Hem komt tenslotte de derde sinaasappel toe, die weldra zijn vrouw zal worden. En zij leefden lang en gelukkig.
•
Christiane Berkvens-Stevelinck Predikant in de remonstrantse gemeenten Rotterdam en Breda
Stichting De Burcht Wassenaar
Appartementen voor ouderen Stichting ‘De Burcht’ biedt in een kleinschalig complex huisvesting aan ouderen in service-appartementen voor zelfstandige bewoning. Alle appartementen bieden uitzicht op de eigen tuin, de Zanderijvaart en een zwembadcomplex met een groot sportveld. Er zijn momenteel 56 ruime 2- en 3 kamerappartementen, verdeeld over twee gebouwen, Burcht 1 en Burcht 2. De Burcht ligt in een rustige omgeving, een paar minuten lopen van de dorpskern en de winkels van Wassenaar.
In de service is o.a. inbegrepen: dagelijks een warme maaltijd uit eigen keuken; zorgtelefoon met intercom; draadloos alarm en huishoudelijke hulp. Ook is er 24 uur per dag verplegend personeel in huis. De unieke sfeer in De Burcht wordt bepaald door de onafhankelijkheid van de bewoners. De kernwaarden, die bij de oprichting in 1958 door de afdeling Wassenaar van de NPB werden geformuleerd, te weten respect, verdraagzaamheid en zorgvuldigheid, zijn nog steeds actueel. Vele activiteiten worden door de bewoners zelf georganiseerd. Er is o.a. een heel actieve bewonerscommissie, tuincommissie en culturele commissie. Er is op dit moment een 2- en een 3-kamer appartement te huur. Wenst u meer informatie en/of een bezichtiging van deze appartementen, dan kunt u geheel vrijblijvend contact opnemen met directie of bestuur. Mevrouw J.Ch. Meyer-de Vries, bestuurslid tel. 070 - 517 67 71 U kunt ook onze website bezoeken: www.stichting-de-burcht.nl
jaargang 22 nr. 19 november 2011 19
het gezicht van...
Stef Knuvelder
Stef Knuvelder (73) woont in een mooi oud pand in de schaduw van de Geertekerk in Utrecht. Zijn verdieping is een soort museum van metalen en tinnen religieuze voorwerpen, veel klokken. Driehonderd bijbels pronken er in de kast, waarvan de oudste uit de zestiende eeuw stamt. Overal brandende kaarsen. Ook al weer zo’n katholieke jongen, die is overgestapt naar de remonstranten. Wij schrijven dan het jaar 1993. Bewogen jeugd ‘Tot mijn twaalfde heb ik in Utrecht gewoond, tot mijn ouders in 1945 gingen scheiden. Een schande want de één was katholiek en de ander protestant. Ik werd naar kostschool gestuurd bij de Zusters Jezus Maria Jozef in Nijmegen. Daarna bij verschillende pleeggezinnen gezeten in Venraij en Grave, maar steeds met een kwade kop weggelopen. Ik was zelf ook niet gemakkelijk in die tijd. Te voet ging ik steeds terug naar de Zusters, waar ik langs een regenpijp weer naar binnen klom. De MULO heb ik daar niet afgemaakt, ik ging werken in het magazijn van een drogisterij, eerst in Nijmegen, later in Oss. Bestellingen wegbrengen en zo. Op mijn 17e moest ik al een kosthuis gaan zoeken, dat was zwaar. Daarna in militaire dienst, waar ik operatiehelper werd. Ik kon stage lopen in Utrecht in het Militair Hospitaal. In het Johannes de Deo ziekenhuis in Haarlem kreeg ik een interne opleiding tot verpleegkundige, die ik daarna in Venraij heb afgemaakt. In 1963, op mijn 25e, ging ik naar Belgisch Congo als verpleegkundige voor VNpersoneel en -militairen. Na terugkeer, ben ik uiteindelijk bij de ambulancedienst in Utrecht terecht gekomen. Daar heb ik twintig jaar gewerkt. Tot mijn VUT, net voor mijn 60e, heb ik nog 13 jaar huisbezoeken gedaan voor de GGD bij ouderen die opgenomen moesten worden in verzorgings- of verpleegtehuizen. Prima hoor, geen dip gehad, een mooi afscheid gekregen.’ Remonstranten ‘Van 1977 tot begin jaren negentig ging ik naar de kerk in de kathedraal aan de Lange Nieuwstraat in Utrecht, de kerk van kardinaal Simonis. Daar heb ik vier jaar in het kerkbestuur gezeten, was ik lid van de klussen- en de liturgiegroep en nu nog steeds beheerder van de pastorie. In 1991 heb ik een
20 adrem remonstrants maandblad
persoonlijk gesprek aangevraagd met kardinaal Simonis over bisschop Bär. Ik vertelde hem dat ik ook met een vriend samenwoonde. Simonis wilde mij daarop niet meer als acoliet op het koor toelaten. Dat was voor mij de grens. Na een gesprek met Heine Siebrand ben ik in de Geertekerk gaan kerken en na twee jaar heb ik belijdenis gedaan ten overstaan van de gemeente. De openstelling van het huwelijk voor homo’s was een belangrijke reden. Simonis heb ik een afdruk van mijn belijdenis gestuurd met een brief dat hij als herder tekort was geschoten. Hij heeft zelfs nog geantwoord en gezegd dat ik gelijk had, maar dat hij niet anders had kunnen handelen.’
Kaarsen en klokken ‘In de Geertekerk ben ik nu contactpersoon voor een aantal oudere mensen en steek ik de kaarsenkronen aan bij feestdagen en trouwerijen. Balanceren op een trap met een stok met dover dus. Ik maak al dertig jaar ook zelf kaarsen van restanten die ik uit een aantal Utrechtse kerken krijg aangeleverd. Je kunt me in de zomer voor mijn huis zien zitten als ik het folie van de kaarsen af schraap en de zwartverbrande delen verwijder. Het kaarsvet smelt ik in zes steelpannetjes, daarna stort ik het in oude limonadebekers die ik bij popcentrum Tivoli vandaan haal. Duizend kaarsen zijn er nu in voorraad. De verkoop in de Geertekerk – vorig jaar goed voor 825 euro – is bestemd voor een goed doel, de stichting Exodus. Ook ben ik lid van het Utrechtse klokkenluidersgilde; we luiden in alle grote kerken in de stad. Zo ben ik bij de remonstranten terecht gekomen; eens een keer blijven zitten in de dienst na het luiden. Dat beviel goed.’
•
Michel Peters Coördinator communicatie bij de remonstranten