remonstrants maandblad jaargang 26 nr. 1 januari 2015
Mij een zorg ‘Of het nu de naam van een boeddhistische heilige is of de God van Israël, het is een levenshouding die wij ter harte kunnen nemen. Om met een open hart te horen, te begrijpen, te doen wat een ander nodig heeft.’
thema van de xxxxx redac tie
Mij een zorg Per 1 januari is de zorg in ons land anders geregeld. De nieuwe Wet Maatschappelijke Ondersteuning spreekt van maatwerkvoorzieningen, waarbij ook de zelfredzaamheid van de zorgafnemer in beeld komt, alsmede de beschikbare mantelzorg en ondersteuning vanuit het sociale netwerk. De invoering van het nieuwe systeem gaat gepaard met veel onzekerheid en zal beslist leiden tot een veranderde omgang met zorg. Om die reden hebben we het januari-nummer van AdRem gereserveerd voor het thema zorg. Joan van Esveld bezocht in Amsterdam een bijeenkomst van de ‘stadsdorp’-beweging, die hoopt hier op passende wijze op in te spelen. Martijn Junte sprak in Eindhoven met politicus en Leger-des-Heilsdirecteur Hans Maarten Don over de participatiesamenleving. Eric Corsius als ‘kinderloze postbabyboomer met zorgelijke perspectieven qua oudedagsvoorziening’ bereidt zich voor op zorgrobot en hulphond. Vanessa van Koppen vroeg Jaap Schuurmans naar zijn visie op palliatieve zorg. Tevens verdiepte zij zich in de Middeleeuwen,
toen ziekenzorg geheel en al het terrein van de kerk was; het hoorde bij de ‘werken van barmhartigheid’. Michel Peters interviewde Ineke Ludikhuizen, full time mantelzorger, over het boek dat zij over haar ervaringen schreef. Fride Bonda schrijft over het zien van andermans ellende, het horen van andermans noodkreet, als iets wat zowel bij God als bij de mens hoort. Van de overige artikelen noem ik de bijdrage van een nieuwe ‘vriend’ uit Alkmaar; Paul Brussee schreef over zijn beweegredenen om zich aan te sluiten. En Joost Röselaers signaleert een nieuwe trend: doordeweekse diensten zijn voor sommigen véél aantrekkelijker dan de zondagochtend. Nu in Londen, straks ook bij ons?
•
Bert Dicou Hoofdredacteur Het volgend nummer van AdRem verschijnt op 6 februari 2015.
in dit nummer onder meer: 3 Korte berichten
14 Mannenretraite 2014
4 Ledenwerfcampagne
15 Fotoserie over levenskunst
6 Zijde en keerzijde van de
15 De kerk hoort een veilige plek te zijn
participatiesamenleving 8 Zorg tussen routineuze
hartelijkheid en robots 9 Overweging
10 Een pleidooi voor palliatieve zorg
16 Stadsdorpen 17 Te druk op zondag 18 Geschiedenis van de ziekenzorg 19 Miniatuur 20 Het Gezicht
12 Klop het leven met lucht
colofon Redactie: Bert Dicou (hoofdredacteur), Joan van Esveld, Vanessa van Koppen-Enters, Michel Peters (eindredacteur) en Carolien Sieverink. Redactieadres: AdRem, p/a Nieuwegracht 27 a, 3512 LC Utrecht, tel. 030 2316970,
[email protected] Administratie (adreswijzigingen en andere mutaties): info@remonstranten.org, of via boven staand redactieadres. NL 45 INGB 0004088342 t.n.v. AdRem Utrecht Website: www.remonstranten.org Kosten: gratis voor remonstranten, 32,50 euro per jaar voor nietremonstranten. Advertentiewerving: Michel Peters, 06 27 62 55 88,
[email protected], tarieven op aanvraag verkrijgbaar. Uitgave: Boekencentrum Uitgevers Ontwerp: Marjorie Specht, www.ontwerpkantoor.nl Druk: Koninklijke BDU Barneveld ISSN 0925-238X © Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen zonder voorafgaande toestemming van de redactie.
korte bericht en
De dag van het Goddeeltje Zaterdag 7 maart 2015, 10.00 - 14.30 uur, in ‘Zaalverhuur 7’ op de Boothstraat 7 in Utrecht
Christiane Berkvens-S
m en s
De Remonstranten en het Arminius Instituut organiseren een dag over de inhoud van het geloof. Onder leiding van de auteurs van de Goddeeltjes wordt deze dag verder gepraat over Mens, Geest, Jezus, God, Kerk en Toekomst. De auteurs hebben in hun boeken verteld wat hun beweegt. Dat was uitdrukkelijk bedoeld als eerste stap in een gesprek. Graag zetten we nu de volgende stap: we gaan met elkaar in gesprek over onze overtuigingen en vragen bij wat wij geloven of proberen te geloven. Natuurkundige dr. Peter Kluit vertelt ons eerst in begrijpelijke taal alles over het andere, échte goddeeltje: het Higgs-boson dat in 2012 na 40 jaar zoeken werd gevonden. Op het programma staan vervolgens twee workshops bij de twee ‘Goddeeltjes’ van uw keuze, geleid door de zes auteurs van de zes boeken: prof. dr. Christiane Berkvens-Stevelinck, ds. Foeke Knoppers, dr. Bert Dicou, dr. Koen Holtzapffel, prof. dr. Peter Nissen, prof. dr. Christa Anbeek.
tevelinck
Mens, wat ben je mooi
d
ij
(en ingewikkel d)
inck
>
9
789021
143576
>
t oe
ko
m
Toekomst
antse theologie aan het Remonstra nts it) in Amsterdam & docent aan de in Utrecht.
14-07-14 11:26
st
Christa Anbeek
Christiane Berkvens-Stevel 143576
komst van God en wereld, tijd schenkt n om op te staan, omen zal, zal: alles in allen.
Christa Anbeek
14-07-14 11:00
Een nevendoelstelling van deze dag is de ontmoeting van ‘oude’ en ‘nieuwe’ Remonstranten. Degenen die zich de afgelopen tijd naar aanleiding van de campagne als nieuwe vriend of lid meldden, krijgen deze dag aangeboden als onderdeel van hun welkomsttraject.
Opgave en kosten
van het Remonstrants Seminarium en als zodanig verbonden aan de Faculteit Godgeleerdheid van de Vrije Universiteit, Amsterdam. Het is een wetenschappelijke instelling voor remonstrants theologiseren, met aandacht voor vragen uit de academische theologie, de kerk en de samenleving.’
Van Holk – herdenking in Leiden Tijdens de Tweede Wereldoorlog, op 26 november 1940, hielden meerdere Leidse hoogleraren protestcolleges naar aanleiding van het ontslag van twee joodse collega’s, de hoogleraren Meijers en David. Professor Cleveringa, decaan van de rechtenfaculteit, legde in zijn protestrede haarfijn uit waarom de maatregelen van de Duitse bezetter in strijd waren met het volkerenrecht. Professor Barge, hoogleraar Anatomie en Embryologie, hield een college waarin hij korte metten maakte met de opvattingen van de nazi’s over rassenleer. Ook professor Van Holk, remonstrants hoogleraar Theologie, hield een protestrede. In het op de protestrede volgende college behandelde hij de joodse wijsgeer Spinoza en de onschatbare joodse bijdrage tot het Nederlandse geestesleven. Van Holk werd later ontslagen, geïnterneerd, maar hij overleefde de oorlog en keerde na de oorlog als hoogleraar terug aan de universiteit. Op 26 november 2014 werden drie gedenkstenen bij hun woonhuizen onthuld en een lezenaar bij het Academiegebouw van de Universiteit Leiden, ter herdenking van hun protestredes.
Opgave met vermelding van de twee workshops van uw keuze:
[email protected] Uiterlijke datum opgave: 23 maart 2015 Kosten: 15,- (Gratis voor wie n.a.v. de campagne lid/vriend is geworden) Betaling op gironummer NL20 INGB 0000 257680 t.n.v. Remonstrantse Broederschap Bijzondere Projecten o.v.v. ‘Dag van het Goddeeltje’
Arminius Instituut presenteert zich met website en studiedag Al eerder presenteerden wij op deze plek het Arminius Instituut en de directeur daarvan, Bert Dicou. Het instituut heeft nu ook een eigen website www.arminiusinstituut.nl, waar u alle informatie vindt over doelstellingen en activiteiten. Op 26 januari 2015 presenteert het Instituut zich met de studiedag ‘De Remonstranten als kerk en de remonstrantse theologie’ op de VU in Amsterdam. Op de website presenteert het Instituut zich als remonstrants expertisecentrum voor theologie, kerk en samenleving. ‘Het Arminius Instituut is een activiteit jaargang 26 nr. 1 januari 2015 3
Vriendenwerfcampagne
Geloof begint bij jou V r i e n de n werf c a m pa g n e in t w eede fase Half december, bij het gereedmaken van dit nummer van AdRem, zijn we in de tweede fase van de campagne aanbeland: van 8 t/m 14 december hangen er weer posters op de grote stations, van 18 t/m 23 december worden er opnieuw radiospotjes op Radio 1 en 4 uitgezonden en op 13 december verschijnt er een paginagrote advertentie in Trouw en de Volkskrant. Onze naamsbekendheid groeit enorm en nieuwe vrienden melden zich aan, zowel bij gemeenten als op landelijk niveau. ‘Frapper toujours’ blijft echter noodzakelijk en dat is wat we ook in 2015 blijven doen. Hieronder treft u de laatste twee reacties uit de nieuwe folder aan op de campagneslogans. En een artikel van kersverse vriend Paul Brussee die ‘onontkoombaar’ naar de Remonstranten werd getrokken.
mijn god laat me zelf denken
mijn god dwingt me tot niets
‘Geen enkele theoloog zou voor mogen schrijven hoe
‘Ik voel mezelf niet thuis in de gangbare structuren en
je moet denken. Het verdrietige is dat dat nog altijd wel
dogma’s, ben non-conformist en heb me altijd aan de
het geval is. En vaak willen mensen dan niets meer te
rand van de kerk opgehouden. Zo kan ik mijn eigen
maken hebben met wat voor religie dan ook. Dat is ook
geweten volgen en goed nadenken voor ik een oordeel
helemaal terecht want hun eigen verhaal en inzichten
heb. Of mij juist van een oordeel onthouden. Klak-
worden tekort gedaan. En eigenlijk wordt zo religie
keloos de schrift volgen past mij niet. Van huis uit ben
verminkt. Want tradities hebben rituelen, kunst, muziek,
ik Nederlands Hervormd, maar toen ik in 2005 naar
gemeenschapszin, stilte en aanwijzingen hoe je goed
Zwolle verhuisde ben ik daar bij de Remonstranten
kunt leven. Godsdienst kan waardevol zijn. Jouw geloof
terecht gekomen. Het bevrijdende van de Remonstran-
hoeft niet alleen te blijven. Daarover zijn Remonstranten
ten was dat het geloof geen keurslijf is. Ik kan er leven
met elkaar in gesprek.’
vanuit een geloofsbasis volgens mijn eigen invulling en interpretaties en vind het ook heel boeiend om anderen
Christa Anbeek
over hun geloofsbeleving te horen vertellen.’
Hoogleraar remonstrantse theologie Erna Arnold Remonstrant in Zwolle
4 adrem remonstrants maandblad
fotografie: Rob Becker
mijn mijn mijn mijn mijn mijn god god god god god god dwingt laat me doet is een kijkt trouwt me tot zelf niet aan super niet op ook niets denken dogma’s optimist me neer homo’s 605500005 Folder_120x180.indd 3
16-10-14 14:33
605500005 Folder_120x180.indd 6
16-10-14 14:33
605500005 Folder_120x180.indd 7
16-10-14 14:33
605500005 Folder_120x180.indd 4
16-10-14 14:33
605500005 Folder_120x180.indd 5
16-10-14 14:33
605500005 Folder_120x180.indd 2
‘ M ijn G od, je mag bij die R emons t ran t en tw i j fe l e n , voe l e n e n a n der s de n ke n …’ Mijn God houdt niet van dogma’s. Lees ik dat nou goed op Twitter? En hangt er een poster met die tekst op het station? Ik viel van mijn stoel. Had ik niet al jaren geleden mijn lidmaatschap van de Nederlandse Hervormde Kerk opgezegd omdat ik verdronk in alle dogma’s? Ik wilde mij niet laten knechten. Ik wilde zelf uitvinden hoe je moet leven. In het benauwde keurslijf van het dogma kon ik niet leven, noch met mijn gevoel, noch met mijn verstand. Het kon toch niet waar zijn dat er een God is die bloed wil zien voordat hij zich met ons verzoent? En met een aarde die 6000 jaar oud is kun je toch niet meer aankomen nu we weten dat dit niet zo is. Alsof evolutie maar theorie is. Maar nu blijkt er een kerk te bestaan die mijn twijfel en verbazing deelt, die niet klakkeloos gelooft wat er in een duizenden jaren oud boek is opgeschreven. Die zelfs niet klakkeloos in God gelooft. Daar moest ik meer over lezen. Van mijn vader, een orthodox predikant, had ik twee dingen meegekregen die ik mijn leven lang zal blijven meedragen: liefde voor Bach en voor het boek.
Vragen, geen antwoorden Ik herinnerde mij dat er onlangs, in een interview bij Brands met Boeken (VPRO), een remonstrantse theoloog aan het woord was geweest. Haar boek had ik toch aangeschaft? En jawel, daar stond ‘De Berg van de Ziel’ van Christa Anbeek ongelezen in mijn boekenkast. Even schrok ik van de regelmatig terugkerende grijze bladzijden met verhandelingen over: christologie, pneumatologie, ecclesiologie … Ik zag de boeken van Karl Barth, Hans Küng, Miskotte en vele anderen weer voor mij. Soms slingerde zelfs een van deze boeken bij ons thuis op het toilet. Ze waren mij vertrouwd zoals Annie M.G. Schmidt bij andere kinderen. Moet ik mij hier weer mee verhouden, dacht ik? Met de moed der wanhoop begon ik te lezen. Maar tot mijn verbazing barstte het boek niet van de antwoorden. Integendeel. De hoogleraar van
de Remonstranten vroeg zich voortdurend van alles af. Ze schreef doodleuk over de verzoening door het kruis: Een liefdevolle God had dit toch heel anders kunnen doen? Ze ging zelfs nog verder in haar boek door niet met haar promotor mee te gaan die vond dat er een sturende en dragende hand moest bestaan. Mijn God, je mag bij die Remonstranten twijfelen, voelen en anders denken zonder de stok van het oordeel en het dogma achter de deur.
Mensen als ik Ik begon mijn enthousiasme te twitteren en al snel kreeg ik alleraardigste berichtjes terug van twee twitterende vrouwelijke remonstrantse dominees. Ze bleken al snel net zo ondogmatisch als de posters deden vermoeden. Ook stuurde ik een e-mailtje naar de plaatselijke remonstrantse predikant. Wat dacht hij van mensen als ds. Klaas Hendrikse waarbij ik mij thuis voel? Hij antwoordde: ‘(...) niemand van ons, zo is de gedachte, heeft het laatste woord. We zoeken tot uitdrukking te brengen wat in ons leeft.’ Er zijn dus mensen als ik. Wat een verademing. Ik besloot na zeker 30 jaar weer een kerk te bezoeken. De dienst leek op de diensten uit mijn jeugd, maar alles was net even anders. In de preek hoorde ik geen stelligheden. De predikant liet ons zelf denken. Tijdens de koffie sprak ik met de predikant en twee kerkgangers. Open, toegankelijke, vrije mensen. Thuisgekomen bleef er niets anders over. Ik bezocht de website van de Remonstranten en meldde mij aan als vriend. Wat deze vriendschap gaat brengen weet ik niet. Maar wie weet dat wel, wanneer zij of hij een nieuwe vriendschap is aangegaan?
•
Paul Brussee Alkmaar
jaargang 26 nr. 1 januari 2015 5
16-10-14 14
thema Mij een zorg
Zijd e e n k e e r zi j d e v a n de
part i c i pat i e samenleving Hans-Martin Don is 55 jaar. Na een opleiding HBO Verpleegkunde werkte hij in de psychiatrie. Daarna ging hij werken voor het Leger des Heils. Tussen 2006 en 2010 deed hij ‘een uitstapje met grote impact’ naar de politiek en was namens de SP wethouder in Eindhoven. AdRem interviewt hem in zijn huidige functie van directeur van het Leger des Heils Limburg/Brabant en peilt zijn gedachten over de participatiesamenleving. Wat is volgens jou de participatiesamenleving? ‘Kort door de bocht: solidariteit of christelijke naastenliefde vanuit de goede kant: aansluiten bij wat die ander wil en niet de wil opleggen. Dan vertaal ik het meteen in begrippen die mij aanspreken: solidariteit en christelijke naastenliefde. Daar zit nog wel verschil tussen, maar het fundament is hetzelfde: er zijn voor de ander. Niet uit paternalisme: mij gaat het goed, dus ik deel maar wat met jou. Nee, ik ben oprecht geïnteresseerd en stel de goede vragen, zodat jij jezelf kunt hervinden.’ Ik voel me wat op het verkeerde been gezet. Veel mensen zien participatiesamenleving eerder als een neoliberaal begrip, als een term die bezuinigingen moet verhullen, als het einde van de verzorgingsstaat. Dat hoorde ik net niet terug. ‘Veel mensen vinden het geen fijn woord. Ik gebruik het maar gewoon. We zijn al volop bezig met eigenkracht-denken, kijken vanuit de mogelijkheden in plaats van de onmogelijkheden, eigen verantwoordelijkheid. Dat krijgt allemaal een nieuwe invulling onder de vlag van die participatiesamenleving. Nu kunnen we heel veel beleidstaal uitspreken, maar je moet wel wat doen. Ik werk voor het Leger des Heils. Daar vragen wij ons af: Wat betekent dit voor iemand in een laagdrempelige inloopvoorziening, zoals bijvoorbeeld de Vissersstraat in Eindhoven voor thuislozen?’ Je gaf aan dat daar een succesvol programma is opgezet dat de gewenste omslag heeft opgeleverd. Is dat de participatiesamen leving in de praktijk? ‘De voorziening aan de Vissersstraat was een ouderwetse voorziening, waar het wij-zij denken sterk aanwezig was. Wij waren de medewerkers en vrijwilligers. Zij waren dan de cliënten en deelnemers die overdag daar landden. Er was zelfs een fysieke streep in het pand die aangaf wat alleen voor ‘wij’ toegankelijk was en niet voor ‘zij’. Als ‘zij’ iets wilden, moesten ze dat netjes vragen en waren afhankelijk van de goedertierenheid van ‘wij’. Dat is veranderd? ‘We kwamen er niet meer mee uit. Wil je de ander uitdagen, aanspreken, dan moet je ook zijn positie veranderen. Je moet de goede mensen op de goede plek krijgen. Dat is daar gelukt en daardoor is het wij-zij denken weg. Het is ‘ons’ geworden. Binnen dat ons heb je nog wel de verschillende rollen van cliënt, vrijwilliger en professional. Maar, cliënten kunnen vrijwilligers zijn en soms ook professionals. Daarmee is iets veranderd: de streep is weg. Iedereen kan overal komen in het gebouw. Het is je rol die je positie bepaalt in de voorziening.’ 6 adrem remonstrants maandblad
Wat betekent dat? ‘Het gesprek wordt anders. Het is niet meer ‘jij vraagt’ en ‘ik geef antwoord’. Nee, we kijken samen naar een oplossing of een keuze die we maken. Het klinkt cryptisch, maar het werkt wel zo. Voorheen landden er vijfentwintig thuis- en daklozen. Die zaten zwaar te roken, terwijl een vrijwilliger een kopje koffie uitschonk. Nu lopen er ervaringsdeskundigen rond. Er landen nog steeds mensen voor een kopje koffie, maar ze krijgen dat uitgeschonken door een deelnemer. Er wordt op dit moment een vloer gelegd door een groep deelnemers, waar voorheen een aannemer aan de gang ging. Je ziet een gemeenschappelijkheid ontstaan rond de onderwerpen die spelen.’ Dit is voorbeeld van hoe de participatiesamenleving bedoeld is? ‘Nou, het is een voorbeeld van hoe wij vinden dat de eigen kracht en de mogelijkheden van mensen benut kunnen worden. Het is een uitwerking van die eigen verantwoordelijkheid die zo zwaar hangt aan die participatiesamen leving.’ Nu hebt u te maken met mensen die vanzelfsprekend hulp en ondersteuning nodig hebben. Ik heb steeds begrepen dat de participatiesamenleving ook grote veranderingen gaat brengen voor mensen die het goed hebben en voor zichzelf kunnen zor gen. Hoe kijkt u daar tegenaan? ‘Als ik het nu even politiek uitdruk, zeg ik: de participatiesamenleving is alleen een uitdaging voor wie afhankelijk is van de overheid. Voor wie niet afhankelijk is en alleen bijdraagt, gelden andere waarden en normen.’ Kun je dat toelichten? ‘Laatst heeft de Ombudsman een uitspraak gedaan over de fraudewet die burgers zwaar sanctioneert als ze zich niet aan de spelregels houden. Toen bleek dat 70% van de boetes ten onrechte wordt uitgedeeld. De regelgeving is zo onduidelijk dat mensen worden gesanctioneerd omdat ze de regels niet kunnen volgen of niet snappen. Dat gebeurt je alleen maar als je afhankelijk bent van de overheid.’ De participatiesamenleving gaat samen met een maatschap pelijke tweedeling? ‘Ja. Als je goed belasting betaalt en braaf bent, niet te veel verkeersovertredingen maakt, geen strafbare feiten pleegt etcetera, dan mag je gewoon meedoen. Dan stellen we geen eisen aan je. Maar o wee als je afhankelijk bent, dan word je uitgedaagd. Er is een twee deling: die was mild en die wordt nu harder.’
E en in t ervie w me t H ans - M art in D on Is het dan ook zo dat er een groep is die in hun onafhankelijk heid anderen voorschrijft hoe te leven? ‘Dat denk ik wel. Ik verzet me er een beetje tegen binnen het Leger des Heils door het goede naar voren te halen en er lering uit te trekken door naar de potentie van mensen te kijken in plaats van alleen naar wat ze niet kunnen. Dat werkt. Tegelijk kijk ik naar de politieke smaakmakers, mijnheer Pechtold vind ik een voorbeeld en mijnheer Rutte ook. Dat zijn intelligente, welbespraakte en intellectuele mensen die uiteindelijk een systeem aan het verzinnen zijn, uitdragen, neerleggen in de samenleving, wetende dat er een groep burgers is die het niet pakt en het nooit zal gaan pakken.’ Weest u eens concreet? ‘We hebben een grote hoeveelheid laaggeletterden in Nederland. Hoe gaan we deze mensen bereiken in een samenleving die alleen nog maar meer in kennisoverdracht zit? Waar je communicatieve vaardigheden moet hebben om de kennis te gaan ophalen, internet en dergelijke? Wat nu als je dat allemaal niet kunt?’ U bent dus kritisch over de manier waarop de overheid nu gestalte geeft aan de participatiesamenleving. Ziet u ook bond genoten? ‘Een verhaal uit de praktijk: ik had een heel ernstig incident in Maastricht. Twee cliënten gingen op de vuist en één laat het leven. Dat ging heel naar: doelgericht de ander om het leven brengen. Als ik dan kijk, dan zijn een aantal personen binnen de gemeente wel een bondgenoot. Een aantal partnerorganisaties zijn ook bondgenoot. De GGZ als organisatie niet. Die meldt zich niet. Wij zijn probleemeigenaar, terwijl zowel dader als slachtoffer hun client zijn.’
In een samenwerkingsverband tussen een verzorgingshuis en een Middelbare Landbouwschool worden wekelijks enkele ouderen uitgenogigd in de tuinen. De ouderen helpen waar mogelijk mee, ze worden begeleid door de studenten pedagogisch werk natuur en welzijn. Foto: Frank Muller / HH
Waar ligt dan het verschil in benadering? ‘Een aantal organisaties meldt zich omdat daar mensen aan de leiding zitten die op een gelijke manier denken. Die als ‘leitmotif’ hebben om de wereld wat beter te maken. Ik kom ook mensen tegen die niets liever doen dan een dashboard inrichten en de hele dag aan de knoppen draaien en dan denken dat ze sturing geven aan het proces. Dat zijn geen bondgenoten.’ Welke bewegingen of organisaties die zich nu ontwikkelen zijn volgens jou richtinggevend voor de toekomst van de participatie samenleving? ‘Er gaat ergens een maatschappelijke tegenreactie ontstaan die niet vriendelijk is. De vakbond is weg. Er zijn nog geen andere instituten die hun maatschappelijke rol hebben overgenomen, maar dat gaat wel weer komen. Als de maatschappelijke tweedeling groter wordt, gaan er weer instituties ontstaan die de kloof willen dichten.’ Waar denk je dan aan? ‘Burgerparticipatie. Er ontstaan zorgcoöperaties van groepen burgers die uitgesproken ideeën hebben over de rol van de overheid. Zelfhulp is ook zo’n thema. Er is een Q-koorts beweging ontstaan die de overheid heeft aangesproken op hun verantwoordelijkheid en op het feit dat ze die onvoldoende genomen hebben. In de GGZ laten mensen met een vlekje anderen profiteren van wat ze meegemaakt hebben. Je ziet een soort tegenspraakbewegingen ontstaan, die protesteren tegen het terugtrekken van de overheid. Ook hier geldt dat groepen die competent en vaardig zijn het voortouw nemen.
•
Martijn Junte Remonstrants predikant in Eindhoven
jaargang 26 nr. 1 januari 2015 7
thema Mij een zorg / column
Zorg
tu s s e n rout i n eu z e harte l i j khe i d e n robot s
Als kinderloze postbabyboomer met zorgelijke perspectieven qua oudedagsvoorziening, denk ik geregeld na over de vraag hoe er later voor mij zal worden gezorgd. De laatste tijd lijken de media mij te willen alarmeren door te wijzen op een daarbij loerend gevaar: de opkomst van de zorgrobot. Te zijner tijd zal zorg vooral worden verleend door machines. En dat is natuurlijk onder de maat van onze verwachtingen ten aanzien van betrokken en gedreven zorg. Bij het gepeins hierover komen twee anekdotes bij me op. Onlangs nam ik deel aan een workshop over het onderwerp ‘hulphond’. Het ‘baasje’ demonstreerde de kunsten van haar hulpje. Ze benadrukte dat ze dankzij haar hond zelfstandig en autonoom was. Natuurlijk was ze afhankelijk van haar hond, maar deze afhankelijkheid voelde toch anders aan dan de afhankelijkheid van mensen. Hoewel een hond geen machine is, bestaat er toch een verschil tussen enerzijds het geven van commando’s aan een beest en anderzijds het vragen van een dienst aan een mens. Er is minder sprake van schroom en terughoudendheid. Ik ga verder terug in de tijd en haal een herinnering op aan de laatste levensjaren van mijn ouders. Eén van hun favoriete dagbestedingen was, zoals voor veel senioren van hun generatie, recreatief winkelen – zonder een ander doel dan nutteloze hebbedingetjes te verwerven en koffie met gebak te verorberen. Daarachter of daaronder lag echter een ander oogmerk. Als ze van hun stedelijke expedities verslag uitbrachten, vertelden ze namelijk vooral met genoegen over de vriendelijke en humoristische dialoogjes met het inmiddels vertrouwde winkel- en lunchroompersoneel. Het ging mijn ouders vooral om het ‘sociale contact’, zoals we dat klinisch zijn gaan noemen. Soms vergezelde ik mijn ouders tijdens een dergelijk uitje. Mij trof het dan pijnlijk als ik waarnam dat de hartelijkheid van de legendarische bedienden routineus, oppervlakkig en gekunsteld was. Gelukkig drong dit niet 8 adrem remonstrants maandblad
door tot mijn ouders. Misschien echter verdrongen ze het en speelden ze het spel mee, ‘oprecht veinzend’, bij gebrek aan beter? Overigens constateerde ik dezelfde ambivalentie in hun relatie met de doktor, de specialist, de wijkverpleegkundige en andere zorgverleners. Deze ervaringen doen mij genuanceerd denken over de ‘robotisering’ van de zorg. Hoe erg is het als een machine tachtig procent van de zorg verleent? Komt dit niet tegemoet aan onze diepgewortelde behoefte aan autonomie en ‘kunnen commanderen wanneer het zo uitkomt’? Zijn de robots niet een volgend stadium na de hulphond – juist ook naarmate ze antropomorf zijn of naarmate ze als huisdieren worden vormgegeven? En laten we eerlijk zijn: is niet veel wat lijkt op betrokkenheid en affectie ook het spelen van een rol en het nakomen van codes – zoals bij het restaurantpersoneel, de winkelbediendes en de zorgverleners van mijn ouders? Daarover breken we graag de staf – gehecht als we zijn van ‘echtheid’, ‘passie’ en ‘inspiratie’ – maar wat is er verkeerd aan het uit fatsoen en respect vervullen van die rollen en codes? Moet er per se overal een ‘hart’ achter zitten – wat dit ook moge betekenen? En als dit, op de keper beschouwd, niet per se en altijd noodzakelijk is: waarom zouden we een groot deel van de zorg dan niet uit menselijke handen geven en toevertrouwen aan machines? Een groot deel. Want ik hoop – voor anderen en voor mezelf – dat er ondanks of juist dankzij de robotisering ruimte, tijd en geld vrijkomt voor bijvoorbeeld gezelschapsdames en -heren, die ons vergezellen naar kerk, theater en concert en die ons ‘sociaal contact’ mogelijk maken. En ik zal het spel graag meespelen van deze betaalde vriendschap. Want ons leven is en blijft een schouwtoneel – en ieder krijgt zijn part en speelt zijn deel. Exit. Eric Corsius Lid van de remonstrantse gemeente Eindhoven
•
overweging
Ik heb jullie ellende gezien… In een onopvallend hoekje van een boeddhistische tempel in Noord-India staan we voor een beeld: een mythische persoon met duizend armen rondom en dertien hoofden, die alle kanten opkijken. In iedere hand een oog, omdat, zo horen we, geen leed van welk levend wezen dan ook, onopgemerkt mag blijven. Een van de namen van deze boeddhistische heilige, die zowel in mannelijke als vrouwelijke en androgyne gestalte voorkomt, is: Hij/zij die alle noodkreten hoort. Er gaat vitaliteit uit van deze verbeelding. Het onmogelijke is mogelijk. Geen mens immers kan al het leed van de wereld in zich opnemen. Maar hier een kosmische gestalte die uitdrukt dat alle leed gezien is en dat deze gestalte niet zal rusten voordat alle levende wezens vrede kennen. Het heeft iets troostends. Troost voor mezelf, in mijn onbeholpen bestaan, dat ik niet alle moeilijkheden van mensen om mij heen hoef op te lossen; troost voor de wereld, waar zo ongelofelijk verdriet is bij zo velen. Het is gezien.
God In bijbelse verhalen is het de God van Israël. ‘Ik heb hun ellende gezien, ik heb hun noodkreten gehoord’, hoort Mozes de stem van de Ene zeggen, als hij in de woestijn bij een brandende braambos zijn leven overpeinst. Hij zelf kan niet vergeten hoe zijn volksgenoten generaties lang als slaven vernederd worden in de bouw van Egypte. Zoiets als de Nepalezen die schitterende voetbalstadions bouwen in Qatar, met gevaar voor hun leven. Mozes zelf kan het lot van zijn volk niet loslaten. ‘Wat kan ik doen om hen te helpen’, moet een gedachte zijn die hij had, al die jaren dat hij als vluchteling in den vreemde leefde. Het lijkt onmogelijk. Tot die stem aandringt: jij gaat ze uit deze slavernij bevrijden, hoe dan ook.
bevoorrecht hij was en dat het grootste deel van de zwarte bevolking in armoede bleef leven. Hij had het goed, maar miljoenen anderen bleven kansloos. Hoe moeilijk is het om goed te luisteren als je bevoorrecht bent. Hoor je dan de noodkreet van een ander? Kun je afstand nemen van je eigen concept van leven en denken om te horen wat het leven van een ander moeizaam maakt, om de stem van mensen te horen die zich gekwetst voelen? We hoeven maar te kijken naar de opstanden in Ferguson en New York en we horen de stem van zwarte mensen die zich onveilig voelen en onrechtvaardigheid aan den lijve ervaren. En je kunt dichtbij in je eigen omgeving blijven: hoe luister je dan naar iemand die depressief is, of langdurig vermoeid. Hoe makkelijk zeg je niet, vanuit je eigen energie, ‘ach, probeer dit of dat eens’. Kun je je eigen manier van leven loslaten om echt te horen en te zien hoe het voor een ander is om altijd maar moe te zijn? Zij/hij die alle noodkreten hoort. Of het nu de naam van een boeddhistische heilige is of de God van Israël, het is een levenshouding die wij ter harte kunnen nemen. Om met een open hart te horen, te begrijpen, te doen wat een ander nodig heeft.
•
Fride Bonda Remonstrants predikant in Zwolle
En zo zijn deze oude verhalen van mythische wezens, van een boeddhistische heilige of de God van Israel, die alle noodkreten horen, een uitnodiging naar onszelf. Hoe horen wij de nood van een ander? Hoe moeilijk is het om te horen wat een ander zegt, als je blijft denken vanuit je eigen denk- en leefsysteem.
Luisteren Deze zomer las ik de autobiografie van Nelson Mandela. Hij vertelde hoe hij succes had als jonge zwarte knul. Hij ging naar school, kon studeren en werd gestimuleerd door zowel witte als zwarte mensen en verbleef in de gegoede kringen van Zuid Afrika. Pas langzaamaan drong tot hem door hoe jaargang 26 nr. 1 januari 2015 9
thema Mij een zorg
Een pleidooi voor palliatieve zorg Een interview met Jaap Schuurmans, mede-auteur van ‘Wat nu? Gids voor wie te maken krijgt met ongeneselijke ziekte’ Palliatieve zorg nog ondergeschoven kindje In een nummer over zorg laten we ook graag deskundigen aan het woord. Ik had het genoegen te mogen spreken met Jaap Schuurmans, vriend van Christa Anbeek. Hij is huisarts in Groesbeek en adviseur op het gebied van palliatieve zorg. Dit is zorg die niet gericht is op het beter maken van iemand, maar op het verlichten van pijn en andere ongemakken. Als adviseur geeft hij onder andere telefonisch advies aan collega’s over wat er mogelijk is bij levenseindezorg via het Nederlands Integraal Kankercentrum voor hulpverleners. Want levenseindezorg – palliatieve zorg en eventueel euthanasie – is een thema waarover de meeste professionals (denk aan huisartsen en medisch specialisten) nog te weinig weten. Dat komt in de eerste plaats omdat het niet standaard wordt onderricht en misschien ook wel omdat het een moeilijk onderwerp is. Artsen proberen immers vooral mensen beter te maken. Wanneer dat niet (meer) lukt, kunnen artsen dat zien als een falen en rijst – ook bij hulpverleners – vaak de vraag: ‘wat nu’? Een aantal decennia geleden stelde men overigens zelfs deze vraag niet eens en gingen artsen over tot een wat men een ‘abstinerend beleid’ noemde. Dat betekende zoveel als dat er ook helemaal niets meer voor een patiënt werd gedaan.
Kübler-Ross Palliatieve zorg omschrijft Jaap Schuurmans als: ‘datgene mogelijk maken, wat voor die persoon in de mogelijkheden ligt’. Het bestaat eigenlijk al sinds de Oudheid, legt Schuurmans uit, maar die zorg is steeds meer naar de achtergrond verschoven. Dat moet anders, vindt hij. Daar staat hij niet alleen in. Elisabeth KüblerRoss, de bekende psychiater die veel schreef over de vijf stadia van rouw, heeft als een van de eersten het taboe doorbroken rondom het stilzwijgen over mensen die medisch opgegeven zijn. Zij constateerde dat deze mensen in de steek werden gelaten en vond dat het anders moest. Haar boeken hierover hebben zeker in de Angelsaksische landen veel stof doen opwaaien en er mede voor gezorgd dat men daar inmiddels veel verder is dan in Nederland met het verlenen van palliatieve zorg. Palliatieve zorg is in die landen inmiddels ook een gangbaar medisch specialisme. 10 adrem remonstrants maandblad
Schuurmans: ‘In Nederland is het nog steeds geen gemeengoed dat een ziekenhuis een palliatief team heeft. Ook veel huisartsen weten niet goed wat er allemaal nog mogelijk is. We worden wèl getraind om acute hulp te geven – terwijl dat in de praktijk maar zelden voorkomt – maar niet om palliatieve zorg te verrichten, terwijl dat bijna dagelijks werk is. Zeker over 10 jaar, kijkend naar de leeftijdsopbouw, zal dit voor alle huisartsen dagelijks werk worden’.
Engels Hospice Schuurmans raakte tijdens zijn studie medicijnen geïnteresseerd in het thema pijn en belandde tijdens zijn opleiding vanuit deze belangstelling in een hospice in Engeland. Hij zag hoe daar heel veel aan pijnbestrijding werd gedaan en dat er altijd naar alternatieven werd gezocht buiten actieve levensbeëindiging. Met name het op tijd in gesprek gaan met patiënten over wat ze eventueel zouden willen en wat er nog mogelijk is, bleek waardevol. In zijn praktijk, waar hij veel ouderen heeft, doet hij dit ook en hij maakt daar veel tijd voor vrij. ‘Je krijgt weliswaar vragen van zorgverzekeraars over al die dubbele consulten, maar zolang je het goed uitlegt, is er ook nog wel begrip’. Zo ziet hij dat in zijn praktijk uiteindelijk ongeveer tweederde van de patiënten thuis overlijdt – een veel hoger aantal dan landelijk het geval is. Met de juiste omgevingszorg is dat dus heel vaak goed mogelijk. Dat kunnen praktische zaken zijn, zoals een speciaal bed tegen doorliggen, maar ook regelmatig een geestelijk verzorger laten komen om te praten. Behalve dat het prettiger is voor de betrokkenen - het merendeel van de mensen wil graag thuis sterven - is het bovendien waarschijnlijk goedkoper dan in een ziekenhuis liggen. Maar Schuurmans waarschuwt: ’mede- voorstanders van palliatieve zorg zijn huiverig om dit laatste argument te noemen, omdat ze het niet passend vinden’. Ongeneselijk ziek, wat nu? Samen met Bert Ummelen, publicist, schreef hij hierover een boekje met handvatten voor chronisch en ongeneselijk zieken en hun mantelzorgers. ‘Het is niet alleen een praktisch handboekje, maar ook bedoeld als breekijzer, om de patiënten en hun omgeving te helpen in hun gesprekken
met artsen en specialisten’. Het boekje staat vol met adviezen voor diverse (pijn)klachten die bij ongeneselijke en chronische zieken aan de orde kunnen komen. Het wijst de weg naar verschillende hulpverleners, websites, medicijnen en andere hulpmiddelen. Ook bevat het de nodige praktische voorbeelden zoals een wilsverklaring (bijvoorbeeld voor euthanasie of tegen reanimeren), een pijnanamnese, een zorg- en welzijnsplan. Want juist als je bent uitbehandeld, is het heel belangrijk – aldus Schuurmans – om gesprekken aan te gaan, iemand aan te stellen als aanspreekpunt tussen alle partijen en te onderzoeken wat je nog kunt doen om die kostbaarheid van je leven centraal te kunnen stellen. Wat mij als lezer van het boekje heeft verrast, is dat er een heel scala aan zorgverleners bestaat die je als patiënt voor het één of ander kunnen helpen. Zo zijn er psycho-oncologische centra, is er een platform voor kinderen die ouders met kanker hebben en bestaan er trainingen om vermoeidheidsklachten te verminderen. Dat is enerzijds fijn, maar ook verontrustend, omdat je misschien door de bomen het bos niet meer ziet.
Palliatieve zorg als alternatief voor euthanasie? Jaap Schuurmans merkt dat hij regelmatig wordt aangevallen als het over euthanasie gaat. ‘Als je voor palliatieve zorg bent, schijn je kennelijk automatisch tegen euthanasie te moeten zijn’. Hij betreurt het dat het debat dan vervolgens vooral over wel of geen euthanasie gaat, terwijl in de praktijk maar een heel klein aantal mensen hiervoor kiest. Hij sluit euthanasie niet uit, maar acht het zijn taak – en de taak van de medische wereld – om verlichtende mogelijkheden tijdig te bespreken, te onderzoeken en uit te voeren. ‘We zouden moeten opkomen voor de zorg van deze groep’, spreekt hij stellig uit. Hij verbaast zich er over dat dat nog onvoldoende gebeurt.
Benieuwd geworden? U kunt het boekje bestellen via uw boekhandel of rechtstreeks bij de uitgever Bohn Stafleu van Loghum. Het boekje kost €15,isbn 9789036807616
dat gaan we doen! Maar wanneer je in een achtbaan zou zitten, en de exploitant vertelt je dat je 10% kans hebt dat je karretje blijft zitten, stapt niemand in die achtbaan. Zolang de patiënt niet weet wat er wél mogelijk is als je niet meer zou worden behandeld, is het moeilijk om een goede beslissing te nemen.’
Wensen voor de toekomst Wat zou u hopen voor de toekomst, vraag ik hem tenslotte? Schuurmans antwoordt dat hij hoopt dat palliatieve zorg integraal onderdeel wordt van de medische opleiding en nascholing. Terwijl hij ziet dat er (gelukkig) wél veel kennis in huis is bij verpleegtehuizen, moet eigenlijk iedere arts en specialist er meer over weten. Om vervolgens dan goed de tijd te nemen met deze patiënten om de mogelijkheden te bespreken, zodat de patiënt weloverwogen keuzes kunnen maken.
•
Eindeloos doorbehandelen Ook plaatst Schuurmans soms vraagtekens bij het eindeloos doorbehandelen van patiënten: ‘Wanneer je bij de oncoloog zit die vertelt dat er 10% kans is op succes, zegt hij rustig:
Vanessa van Koppen Redactie AdRem, gemeentelid Den Haag
jaargang 26 nr. 1 januari 2015 11
thema Mij een zorg
‘Klop het leven O ver m a n te l z or g als H aagse B lu f ‘De eerste mantelzorger, was dat Roodkapje?’, vraagt Loesje (van de posters) zich af. Mantelzorgers doen meestal meer dan met een mandje koekjes op bezoek gaan bij een dierbare. Toch is het de spijker op de kop, want mantelzorg gaat over aandacht en tijd, zorg met liefde voor een naaste. Ineke Ludikhuize (1956) is theologe en betrokken bij de Geertekerk in Utrecht. Zij werkte tot juli 2013 als directeur van een vrouwenorganisatie. Sindsdien is zij fulltime mantelzorger voor haar echtgenoot, Willem Aantjes (1923). Over haar ervaringen schreef zij het boek ‘Een warme jas’. In het boek worden in zeven hoofdstukken zeven thema’s besproken waarmee alle mantelzorgers vroeg of laat te maken krijgen: schuldgevoel, je eigen programma, lastige dilemma’s, liefde in tijden van zorg, balans houden, financiën en de kracht van humor. Aan de hand van citaten uit interviews met mantelzorgers, gedichtjes, spreuken, dagboeknotities van de auteur, tips en frisse vragen wordt de lezer meegenomen door het onderwerp. Mantelzorgen kan een zware taak zijn als je vader, moeder, kind, partner of wie van je geliefden ook maar langdurig ziek is en de dood steeds om de hoek kijkt. Dit boek is een licht en optimistisch boek dat mantelzorgers de warme jas biedt die ze zelf zijn voor een ander. AdRem sprak met haar. Waarom schreef je dit boek? Ineke: ‘Ik meende dat ik maar eens ten strijde moest trekken tegen het negatieve imago van mantelzorg. Er wordt altijd gezegd dat het zwaar is en dat je er overspannen van wordt. Die beelden weerhouden mensen er soms van om mantelzorg te gaan verlenen. Laten we eerlijk zijn: dood en ziekte zijn niet leuk, mantelzorg is soms ook zwaar, maar het is ook maar net hoe je daar mee om gaat, wat voor karakter je hebt, of je jezelf een beetje kent en voelt wanneer de grens is bereikt en je afstand moet nemen. Ik wilde een optimistisch boek schrijven en vertellen dat het ook anders kan.’ Hoe moet je omgaan met de grenzen die je als mantelzorger tegen komt? Ineke: ‘De grootste dreiging voor een mantelzorger is dat zij (of hij in 40% van de gevallen) het gevoel heeft geen kant op te kunnen, helemaal geleefd te worden en vast te zitten in een strak keurslijf. Mantelzorg als iets dat je overkomt, waaraan je niet kunt ontsnappen! Maar dat bestrijd ik. Je hebt wel degelijk keuzes die veel te maken hebben met hoe je de zorg organiseert. Daar heb je dan wel een soort sociale intelligentie voor nodig. Als je altijd al op je zelf bent geweest, dan is het als mantelzorger ook moeilijk om hulp van anderen te vragen en 12 adrem remonstrants maandblad
een hulpnetwerk te creëren. Belangrijk is om in andere netwerken actief te zijn en te blijven, daar liggen veel contactmogelijkheden. In de Geertekerk bijvoorbeeld zijn altijd mensen die spontaan vragen of ze iets voor me kunnen doen. Dat gaat heel vanzelfsprekend en is een steun voor mij. Reflectie over jezelf is belangrijk, ook dat zit in je of niet. Het is belangrijk om na te leren denken over signalen bij jezelf dat de grens bereikt is van wat je aan kunt. Bij mij is het een duidelijk signaal als ik kribbig, bozig en agressief wordt, dan gaat er een rood alarmlampje bij mij branden. Belangrijk is dan om afstand te nemen, externe zorg te organiseren en bij te tanken. Een valkuil voor mantelzorgers in zo’n situatie is dan vervolgens dat men de zorg niet uit handen kan geven. Ook belangrijk: praat met je partner over moeilijke onderwerpen. Over de dood bijvoorbeeld of over persoonlijke verzorging.’ Nooit schuldgevoel? Ineke: ‘Jawel hoor, altijd schuldgevoel! Ik wandel elke dag anderhalf à twee uur. Dat moet, daarna ben ik weer helemaal klaar voor Wim. Laatst was hij gevallen tijdens mijn wandeling, dat is vreselijk. Maar ik realiseer me tegelijkertijd: ‘Dit is wat ik kan, meer kan ik niet.’ De bijbel zegt dat je je naaste moet liefhebben als jezelf. Dat betekent dat je goed voor jezelf moet zorgen, anders kun je niet goed voor anderen zorgen. Ik heb soms ruimte nodig om te wandelen, te fietsen, naar theater of cabaret te gaan, een boek te lezen. Dat moet ik allemaal wel organiseren. Nog een balans die je moet zien te maken is die tussen het volgen van je hart en het verdienen van geld. Als je moet sappelen voor een inkomen en daarna nog thuis mantelzorg moet verlenen, is dat doodvermoeiend. Ik realiseer me dat wij bevoorrecht zijn, omdat we het ons financieel kunnen veroorloven dat ik niet meer werk. Consequentie is wel dat ik nooit meer werk krijg als Wim overlijdt – ik ben nu 58 – en dat ik een enorm pensioengat heb. Weer keuzes! En ik heb geluk dat Wim zijn hoofd nog helemaal in orde is.’
Haagse bluf Klop leven met lucht,
met lucht’
Voeg zoete liefde toe. Niets is te hoog te diep, te zwaar als je deze drie in- en uitademt: lucht liefde leven
manier over mantelzorg te praten. Elkaars verhalen horen geeft al nieuwe openingen, nieuwe inzichten en dus lucht voor overbelaste mantelzorgers. ‘Hij wil weer eens niet’, hoor ik vaak in dit soort groepen. Het lucht enorm op om met elkaar over dit soort situaties te praten. Wim wil ook wel eens niet. Hij wilde bijvoorbeeld geen rollator gaan gebruiken. Dat heeft natuurlijk met ijdelheid en het opgeven van zelfstandigheid te maken. Humor is dan heel belangrijk. Ik had hele discussies met hem. We maakten grapjes over het R-woord, zo wende hij er langzaam aan dat die rollator er toch kwam. Om die zelfstandigheid te behouden is de Ipad voor Wim heel belangrijk. Hij kan internetten, twitteren, mailen en spelletjes doen. Dat is zijn onmisbare toegangspoort tot de wereld.’
Ineke Ludikhuizen, ‘Een warme jas’. Uitgeverij Forte Uitgevers bv, Baarn, oktober 2014. Prijs: €17,95. ISBN 978 94 6250 0396
Je benadrukt het belang van luchtig leven voor een mantel zorger. Waarom? Ineke: ‘Ik schreef het gedicht Haagse Bluf. Soms wordt dat negatief uitgelegd, maar voor mij is het heel positief. Liefde en luchtigheid zijn belangrijke ingrediënten van mijn leven. Dat zit een beetje in mijn karakter, dat heeft niet iedereen natuurlijk. Dit boek biedt gespreksgroepen hopelijk aanleiding om op een luchtige
Mag de overheid mantelzorg verplichten? Ineke: ’Ik ben niet zo negatief over plicht hoor. Je doet mantelzorg uit liefde of respect, maar het is niet altijd leuk. Dan doe je het toch. Plicht moet in je zitten, daar is niet iedereen gevoelig voor. De overheid kan mantelzorg wel stimuleren, met name door regelingen te treffen die de combinatie van werk en mantelzorg makkelijker maken. Een soort zorgverlof dus. Voor kinderen bestaat zoiets al, nu wordt het tijd voor een regeling voor zorg aan hulpbehoevende partners of ouders. Zonder die regelingen is het een illusie om te denken dat er meer mantelzorgers komen, zoals de overheid wil. Iedereen die mantelzorg wil en kan verlenen doet dat nu namelijk al. Laat de vrijwilligheid vooral blijven. Als jij als ouder klaar hebt gestaan voor jouw kinderen en trouw bent in je contacten, dan zorgen jouw kinderen later ook voor jou. Dat is een investering in jouw toekomst. Maar als ouders hun kinderen verwaarloosd hebben, dan mag je toch niet van die kinderen verwachten dat zij later voor hun ouders gaan zorgen? Wat je zaait, zul je oogsten, dat is een wetmatigheid die ook in de relaties tussen mensen op gaat.’
•
Michel Peters Coördinator communicatie bij de Remonstranten jaargang 26 nr. 1 januari 2015 13
mannenretraite 2014
Waarvoor ga je naar een mannenretraite? Voor inkeer, persoonlijke bewustwording, ontmoeting met anderen in een bosrijke omgeving. Zo ook de zeventien personen die dit jaar aan de mannenretraite deelnamen. Individuele en groepsmomenten, momenten van stilte en van interactie wisselden in dit novemberweekend elkaar op een mooie en effectieve manier af. In de geheel daarbij passende omgeving van de Hoorneboeg. De retraite stond dit jaar in het teken van het thema Levenskunst. Ter overdenking en bespreking gaf voorganger Henk van den Berg ons teksten mee van Joep Dohmen en Paul van Tongeren en gedichten van Wisalwa Scymborska, Rutger Kopland en Jan Arends. Zij riepen vragen op. Hoe geven wij persoonlijk in vulling aan begrippen als geluk en genot, vrijheid en afhankelijkheid? Wat doen we met citaten als ‘het is wat het is’? De aandacht naar binnen richten, dáár ging het vooral om.
H oe geven w ij persoonlijk invulling aan begrippen als geluk en genot, vrijheid en a f hankelijkheid ? Kennen wij onze afhankelijkheden en kwetsbaarheden? En willen wij die ook met anderen delen? Het subthema ‘van kwetsbaarheid naar mogelijkheden’ duidt op de kansen die zo’n mannenretraite biedt. De individuele opgave ‘Verbeelding van de kwetsbaarheid’ leidde in de zaterdagavondsessie tot indringende bijdragen en gesprekken, die zo’n retraite zo waardevol maken. Het thema Levenskunst werd de eerste avond ingeleid met de film ‘Mr Schulze gets the blues’, de verbeelding van de reis van een vermakelijk en (letterlijk) omvangrijk Oostduits heerschap naar Amerika. Schulze laat zien 14 adrem remonstrants maandblad
hoe goed hij ‘de kunst van het leven’ verstaat. De film leverde mooie beelden en conversaties op. Zij maakten duidelijk hoe eenvoudig het lijkt en hoe moeilijk het is om de wereld op je af te laten komen en eigen (voor) oordelen los te laten. Ook muziek droeg bij aan de verstilling. Voorzanger Ard Verkerke leidde het zingen in goede banen. Met hem luisterde de groep naar prachtige muziek van Messiaen (Quattuor pour la fin du temps). Het deelnemersveld bestond ook dit jaar uit een kleine kern van trouwe Arnhemse Hoorneboeg liefhebbers aangevuld met enkele nieuwe geïnteresseerden uit hun remonstrantse en aanverwante vrijzinnige kring. Diversiteit was gewaarborgd dankzij deelnemers uit andere delen van het land (van Middelburg tot Maastricht en Den Haag), maar ook uit andere levensfasen (werkend, jong en oud). De volgende mannenretraite staat nu al weer genoteerd voor het weekend van 7 november 2015.
•
Gerard G. van Hasselt Voorburg
In het kader van het jaarthema Levenskunst, heeft ds Albert Klok een nieuwe fotoserie gemaakt. Hierin portretteert hij mensen die geconfronteerd zijn met ziekte, verlies, of de gevolgen van keuzes in hun leven en die dit een plek in hun leven hebben gegeven (of daar nog mee worstelen).
Fot oserie over Leve n s ku n s t De expositie bestaat uit 1 los portret en 8 drieluiken. Albert geeft een workshop op basis van zijn fotoserie tijdens de Inspiratiedag 2015 op 18 april 2015 in Utrecht. Als u geïnteresseerd bent in de fotoserie, dan kunt u contact met hem opnemen:
[email protected].
Dick & Dinie † Dinie woont sinds eind 2009 in een verpleeghuis. Dick bezoekt haar bijna dagelijks, neemt haar mee naar buiten, helpt haar met eten. Of ze hem nog kent? ‘Ik ben nog een vertrouwd gezicht voor haar’, zegt Dick. Verder vertelt hij over uitstapjes met hun verstandelijk gehandicapte zoon, Piet. Ik merk op dat Dick het flink voor zijn kiezen heeft gekregen in zijn leven. Hij denkt daar even over na en zegt dan: ‘Maar ik ben niet zielig hoor!’ Dinie is 1 september 2014 in haar slaap overleden.
•
oecumene
D e kerk hoort een ve i l i g e p l ek t e zijn Gezamenlijke verklaring van kerken in Nederland, Remonstranten ondertekenen ook Meer dan twintig lidkerken van de Raad van Kerken hebben woensdag 10 december in Zeist een verklaring getekend waarin ze uitspreken zich sterk te blijven maken voor een veilige leef- en werkomgeving binnen de kerk, het kerkgenootschap en de daarbij aangesloten gemeenten en parochies. Dit is de tekst van de verklaring: Kerken horen een plek te zijn waar mensen zich veilig kunnen voelen en waar ze veilig zijn: jong en oud, gemeenteleden/ parochianen en bezoekers, vrijwilligers en beroepskrachten. Wij, christelijke kerken in Nederland, erkennen dat die veiligheid ook in onze kringen in het geding was en is, dat ze voortdurende aandacht en preventie vraagt. De kerken nemen de nodige maatregelen. We veroordelen alle vormen van grensoverschrijdend gedrag, waarbij in pastorale of andere relaties misbruik wordt
gemaakt van macht. Met name denken we aan seksueel mis bruik en geweld, dat kwetsbare, veelal jonge mensen voor het leven kan tekenen. Dit onrecht tegen de medemens noemen wij zonde: het is kwaad in Gods ogen. We weten ons ertoe geroepen in eigen kring dergelijk misbruik tegen te gaan. Waar we het tegenkomen in pastorale relaties nemen we passende maatregelen. De slachtoffers ervan zeggen we onze betrokkenheid toe. We achten het, ook jegens hen, onze plicht er alles aan te doen dat de kerk werkelijk voor ieder een veilige plek is. De kerken realiseren zich dat je er met een verklaring niet bent. De tekst is bedoeld als een basisverklaring, die binnen de afzonderlijke kerken verdere vertaling, uitwerking en toetsing behoeft. De uitwerkingen kunnen per kerk verschillen.
•
jaargang 26 nr. 1 januari 2015 15
thema Mij een zorg
Stadsdorpen he t zal me een zorg zijn … Op het platteland van Twente en de Achterhoek kennen ze het als noaberschap. Bewoners van boerderijen en dorpen die elkaar met raad en daad steunen en elkaar helpen bij voorkomende gelegenheden. In grote steden bestaat deze vanzelfsprekende onderlinge hulp niet, maar daar lijkt verandering in te komen. Sinds een jaar of vijf wordt het woord nabuurschap in Amsterdam althans veel gebruikt wanneer men het over stadsdorpen heeft. Nieuw noaberschap voor de moderne mens in de stad zou je kunnen zeggen. Het eerste stadsdorp ontstond op initiatief van Jacques Allegro. Hij en andere actieve buurtbewoners van Amsterdam Zuid wilden als senior het liefst zo lang mogelijk actief, gezond en veilig thuis blijven wonen. Maar hoe dat te realiseren? Het Amerikaanse ‘Village to Village’ - concept inspireerde Allegro. Daar zoekt men de oplossing voor de vergrijzingsproblematiek niet in het opzetten van nieuwe voorzieningen voor ouderen, maar vooral in het gebruik maken van wat er al bestaat. Het zijn de burgers, de leden van deze dorpen die dit doen. Zij kijken wat er in hun gebied nodig is om er lang te kunnen blijven wonen. Hoe is het geregeld met het vervoer van en naar ziekenhuizen bijvoorbeeld? Is er voldoende opvang voor iemand na ziekenhuisopname? Kennen de mensen in de wijk elkaar eigenlijk? Waar is behoefte aan? Niet van hogerhand wordt dit uitgezocht, geïnventariseerd en geregeld, maar van onderop.
Eerste zorgcoöperatie Een ander voorbeeld voor Allegro was het dorp Hoogeloon in Brabant. Thuiszorg kon daar niet meer worden geboden, men moest maar naar het verderop gelegen Bladel zien te komen. ‘Dan regelen we het zelf ’, was de gedachte. En zo ontstond daar in 2005 de eerste zorgcoöperatie. Het doel is om ouderen zo lang mogelijk zelf thuis of in het dorp te houden. Familie, vrienden en vrijwilligers nemen praktische zaken als vervoer, boodschappen halen, etc. op zich. Voor professionele zorg heeft de coöperatie drie verpleegsters in dienst, die met de hulp van de eerder genoemde vrijwilligers thuiszorg kunnen bieden. Sinds kort zijn op verzoek van de coöperatie twee zorgvilla’s gebouwd, die bedoeld zijn voor psycho-geriatrische patiënten. Zo blijven ze al in een hun vertrouwde omgeving.
StadsdorpZuid Met deze voorbeelden en ideeën in het achterhoofd wist Allegro een jaar of vijf geleden met een 16 adrem remonstrants maandblad
groepje actieve buurtbewoners StadsdorpZuid in Amsterdam te realiseren. Als organisatievorm is voor een coöperatie gekozen, omdat die het best bij de doelstelling past, n.l. het behartigen van gemeenschappelijke doelen door samenwerking. Thuiszorg, vaklieden en nabuurschap zijn de pijlers volgens hun website. De coöperatie kan bemiddelen tussen leden en professionele vaklieden als schilders en klusjesmannen. Zij stimuleert de onderlinge verbondenheid, waardoor leden makkelijker een beroep op elkaar kunnen doen. En zij streeft naar thuiszorg die voldoet aan de wensen van de leden, die kleinschalig en persoonlijk is met een vast team van zorgverleners. Inmiddels heeft dit Stadsdorp ruim 350 betalende leden en is hét voorbeeld en de vraagbaak voor andere Amsterdamse stadsdorpen. Op dit moment telt Amsterdam zo’n 20 van deze dorpen in verschillende stadia van oprichting en werkzaamheid. Nu zijn het nog voornamelijk senioren, die zich bij de stadsdorpen aansluiten, maar wie weet sluiten jongeren zich hier in de toekomst bij aan. Met zorg krijgt ten slotte iedereen te maken en dan is het prettig wanneer je van de bestaande mogelijkheden op de hoogte bent, je buurtgenoten kent en zelf inbreng kan hebben. Want dat laatste is zeker de bedoeling, bleek op een in december door Stadsdorp Rivierenbuurt georganiseerde themabijeenkomst over ‘veranderingen in de zorg’. Daar waren behalve leden ook de voor deze portefeuille verantwoordelijke stadsdeelbestuurder aanwezig en andere professionele zorghulpverleners van de gemeente. Vertegenwoordigers van kerken of moskeeën ontbraken, maar alles is in ontwikkeling en eigen initiatief wordt hogelijk op prijs gesteld.
•
Joan van Esveld Redactie AdRem
Te druk op zondag
Is het nog wel van deze tijd om op zondag naar de kerk te gaan? Ook in het Verenigd Koninkrijk daalt de kerkgang op zondag al jaren gestaag. Diensten door de week trekken daarentegen steeds meer belangstelling. Is mijn God dan ook te eren?
Hoe vaak heb ik het mensen niet horen zeggen, in Nederland en in het Verenigd Koninkrijk: wij zouden graag wat vaker naar de kerk komen op zondag, maar… we werken beiden fulltime, op zaterdag hockeyen of rugbyen de kinderen en moeten er boodschappen gedaan worden, en wat zijn we blij als we op zondagochtend even niks hoeven, en gewoon rustig kunnen ontbijten met elkaar en bij kunnen praten. Ook ik kan mij absoluut in hen inleven: als ik zelf een zondag vrij ben dan kiezen we er regelmatig voor om thuis te blijven en er samen op uit te gaan- alleen, niet naar de kerk. Evensongs bieden mij een uitkomst. In de buurt van de Nederlandse Kerk bevindt zich Saint Paul’s Cathedral, waar om 17.00 uur dagelijks een Evensong gevierd wordt. De dienst duurt veertig minuten. Ideaal dus om tussen twee afspraken naartoe te gaan, of onderweg naar huis. Ik geniet van de serene rust midden in de grote stad, het indrukwekkende gebouw, de prachtige muziek, en de vaste en verzorgde liturgie. Het geheel is uitstekend georganiseerd, waardoor je weet waar je aan toe bent. Je zit er volstrekt anoniem, tussen toeristen en bankiers. Niemand die je vraagt om lid te worden van het koor of mee te denken in een bepaalde commissie. Je bent er even met en voor jezelf, en je laadt jezelf weer op. En mijn eigen spiritualiteit wordt erdoor versterkt. Met het bezoeken van evensongs volg ik een trend in het Verenigd Koninkrijk. Het aantal mensen dat evensongs in kathedralen bezoekt is de afgelopen tien jaren maar liefst verdubbeld. De formule is eeuwenoud maar blijkt goed aan te slaan bij de geestelijke behoeftes van mensen uit onze tijd: je hebt er behoefte aan om jezelf weer op te laden, maar dat wil je doen wanneer het jou uitkomt. En je wilt je nergens toe verplicht voelen en geen verwachtingen scheppen.
Zouden diensten door de week een uitkomst bieden aan remonstrantse kerken? Ook daar loopt het aantal bezoekers aan zondagse diensten al jaren terug. Dat ligt niet alleen aan vorm en inhoud van de dienst, maar eenvoudigweg ook aan het moment door de week. In de recente campagne van de remonstranten komt een vrouw aan het woord die op zondagochtend het bos in gaat, maar door de week een meditatieavond bijwoont van de remonstranten. Het zou ook de moeite waard zijn om bijeenkomsten door de week te organiseren in een liturgische setting, met stilte en muziek. Een aantal remonstrantse gemeenten is hier al mee begonnen. In Bussum bijvoorbeeld zijn remonstranten begonnen met Adempauze, een bijeenkomst met ‘muziek, stilte, een gedicht of tekst’ op de maandagavond. En in Nijmegen ging men van start met ’t Rustpunt – een moment van rust in de alledaagse drukte’, ook op de maandagavond. De eerste reacties op beide initiatieven zijn positief. Zij trekken een nieuw publiek aan, voor wie de maandagavond een goed moment is om op adem te komen. Ik ben benieuwd hoe deze initiatieven zich zullen ontwikkelen, en of er op den duur sprake zal zijn van gemeenschapsvorming op de maandagavond- een groep mensen die structureel bij elkaar komt en er voor elkaar is. Of zal het - zoals in Saint Paul’s het geval is bij Evensongs - een verzameling individuen blijven die naar de kerk gaat om zichzelf op te laden, geïnspireerd te worden, en vervolgens gesterkt en bemoedigd zich weer te storten in het alledaagse leven?
•
Joost Röselaers Predikant van de Nederlandse Kerk in Londen (Austin Friars)
jaargang 26 nr. 1 januari 2015 17
thema Mij een zorg
Peinzend over ziekenzorg in vroeger tijden, moet ik al gauw aan het prachtige hospice van Beaune denken, aan diaconessen, pesthuizen en hospitaalridders. Ziekenzorg was nauw verbonden met het christendom. Hoe is dat eigenlijk ontstaan?
g e s c h i ede n i s va n de z i eke n z or g Werken van barmhartigheid De bron is te vinden in de werken van barmhartigheid, die staan in Mattheus 25:35-36. Het was je christelijke plicht om o.m. de hongerigen en dorstigen van eten en drinken te voorzien, de vreemdelingen te herbergen en de zieken te verzorgen.
Vrouwen waren de eerste verzorgers In de eerste eeuwen van het christendom, wierpen vooral vrouwen – de diaconessen - zich op om zieken aan huis te verzorgen, samen te bidden en bijbelonderricht te geven. Daarnaast verleenden bisschoppen (in hun diaconie, of armenkamer) en op hun verzoek ook rijke patriciërs, behoeftigen onderdak. In 549 werd echter bij de Synode van Orléans het werk van de diaconessen verboden, omdat de zieken niet voldoende meer naar de kerk kwamen.
Weerstand tegen medische zorg Wanneer midden in de middeleeuwen veelvuldig epidemieën uitbreken, komt er aparte opvang voor pest- en lepralijders (zoals pesthuizen of maladeries). Deze worden vooral buiten de stadsmuren gebouwd, omdat men wel beseft dat deze aandoeningen besmettelijk zijn. Ook dan wordt in de gasthuizen nog niet zozeer aandacht besteed aan het genezen van zieken, maar ligt de nadruk nog op het verzorgen van de behoeftigen. En als er wél medische zorg wordt verleend, is er een ander probleem: veel geestelijken eisten dat de zieken eerst een testament opstelden waarin zij alles aan de kerk of het klooster nalieten. Daarop besloot het Concilie van Tours in 1162, dat geestelijken zich niet meer met medische zorg mochten bezig houden. Lekenorden Dankzij de kruistochten, waarbij kruis-
Het ontstaan van gasthuizen Omdat er steeds meer christenen kwamen, besliste het eerste Concilie van Nicea (325) dat er in elke stad minstens één gasthuis moest komen. Hierdoor ontstaan tegen het einde van de 5e eeuw alleen al in het Oost-Romeinse rijk honderden gasthuizen. Hierin worden zowel armen, zieken, geesteszieken, vreemdelingen, als wezen opgevangen. Ze worden vooral gesticht door kloosterorden – zoals de Augustijnen en Benedictijnen – en bestonden vaak uit één of meer lange zalen die uitkwamen in een kerk, zodat de zieken en behoeftigen toch aan de eucharistieviering mee konden doen. Zielzorg stond hoger op de prioriteitenlijst dan ziekenzorg. In de Arabische wereld ontstaat sinds de 9e eeuw het echte ziekenhuis, de zogenaamde bimaristan, exclusief gericht op het genezen van zieken. Aan deze ziekenhuizen zijn vooral artsen verbonden.
18 adrem remonstrants maandblad
vaarders in contact komen met de Arabische medische wetenschap en de bimaristans, worden langzaamaan vanaf de 13e eeuw ook in het Westen echte ziekenhuizen, met artsen gesticht. Deze ziekenhuizen komen in de stad en worden dan vaak door lekenorden gesticht. Denk aan de Johannieter- of Maltezer orde (een ridderorde), de orde van de Heilige Geest of de orde van de Begijnen. Vrouwen kwamen ook weer terug in het ‘ambt’ van verpleger. Echter, deze lekenorden werden met argusogen bekeken door de clerus. Ze werden beticht van ketterij en andere goddeloze gedragingen. Omdat weerstand hiertegen moeilijk bleek, zijn veel van deze lekenorden vervolgens opgegaan in bestaande of nieuw geschapen religieuze orden. Zo wordt bijvoorbeeld het beroemde ’hospice de Beaune’ aanvankelijk in 1443 gebouwd, met middelen van de (wereldse) kanselier van de hertog van Bourgon-
dië, en gaan de verpleegsters in 1459 op in een kloosterorde van de Hospitaalzusters van Beaune. Na de middeleeuwen, toen Europa gebukt ging onder religie-oorlogen, raakten de gasthuizen in onmin: ze raakten overvol en er kwam steeds meer geldgebrek. Alleen de allerarmsten lieten zich er nog in opnemen. Rijkeren lieten zich thuis behandelen. Ziekenhuizen met goede medische zorg voor iedereen, kwamen pas tegen het einde van de 19e eeuw. Desondanks dragen veel ziekenhuizen nog altijd de naam ‘Gasthuis’ en wordt verpleegkundig personeel nog steeds – zij het in mindere mate – met broeder of zuster aangesproken.
•
Vanessa van Koppen Redactie AdRem, lid gemeente Den Haag Bimaristan in Aleppo, Syrië (voor de oorlog).
miniatuur
Is dat niet jouw god? ‘Zeg is dat niet jouw god, die overal rondhangt op de stations en op de radio?’ Spreekt een vriend mij aan. En daar gaat het al gelijk mis: ik kraam een ‘ja dat klopt’ uit. Punt. Full stop. Period. Niets meer. Terwijl ik natuurlijk ook had kunnen zeggen: ‘Jazeker, en dat kan ook de jouwe zijn; Word lid!’ Maar ik doe het niet. Sterker nog, ik heb de neiging me zelfs enigszins te gaan staan verontschuldigen dat ik inderdaad geloof. In wat weet ik niet precies, je bent tenslotte remonstrant, maar meer dan ‘ja dat klopt’ moet toch mogelijk zijn. Dat doen andere gemeenschappen toch anders. Bij veel stations staat een bijbelzuil. Alleen in het Nederlands? Ben je mal: in alle talen die je je maar kunt voorstellen. Het ís even zoeken, maar de beige ribbroekmeneer en langgejurkte mevrouw staan op zo’n meter of 7 tot 10 afstand goed in de gaten te houden wie zij zo dadelijk, na die lichte hapering in de tred ter hoogte van de bijbelzuil, zullen gaan aanspreken. Dat gaat wel wat verder dan een ‘ja dat klopt’; doorgaans volgt een bijzonder goed onderbouwd verhaal over al die verhalen en wat die voor ons moeten betekenen in dit leven. En natuurlijk wat we daar dan mee moeten. Aan de wat minder ingetogen kant bevinden zich de Wachttorens die overal, en dus ook op de meest onlogische plaatsen, te pas en te onpas, liggen. Bijvoorbeeld op het kantoor van de IND op een van de Nederlands Caribische eilanden. Mocht je denken dat je verblijfsvergunning voor het Koninkrijk der Nederlanden je streven zou moeten zijn, is daar de Wachttoren om je het hoogst haalbare onder de neus te wrijven: Het Koninkrijk Gods. Dát is pas een streven.
Maar soms is zendingsdrang of zieltjes winnen – al zou het maar zijn om levensvatbaar te kunnen blijven – in het geheel niet aan de orde. Ik reis samen met een vriend met de tram naar het slotfeest van een groot zwemtoernooi in Frankfurt. We belanden naast een welhaast goddelijke jongen, die gelijk mijn aandacht trekt. Onze god trouwt tenslotte homo’s. Zijn god duidelijk niet. Hij leest. Stichtelijk. Héél stichtelijk. Daar kan onze poster niet tegenop, zoveel is duidelijk, al is zijn boekje in het Portugees. Hij kijkt niet op of om, zo volledige verdiept is hij in de boodschap van de schrijfsels. Ik geef het geflirt maar op. Hij stapt uit bij de volgende halte: Allerheiligenweg. Ik ben kansloos, met mijn god en mijn ‘ja dat klopt’.
•
Jan Berkvens lid van gemeente Oude Wetering
Allerheiligenweg
jaargang 26 nr. 1 januari 2015 19
het gezicht van...
Elly Bruijn Bokhoven Elly Bruijn - Bokhoven (1942) is een van de steunpilaren van het remonstrantse smaldeel van de do-regemeente Leiden. Een stille kracht op de achtergrond. ‘Meer een doener dan een denker’, zegt ze zelf. ‘Laat mij de boel maar bij elkaar houden, dat ligt me goed.’ Leven ‘Ik kom uit een echt remonstrants nest. Mijn ouders waren lid van de gemeente Den Haag. De ouders van mijn moeder waren actief in Leiden, de ouders van mijn vader waren lid in Gouda. Een verre voorvader van mij, een zekere Salomon Bokhoven, werd al in 1795 in de remonstrantse kerk in Gouda gedoopt. Ik groeide op in een heel vrijzinnige sfeer, waarin een vrijzinnig christelijke middelbare school en catechisatie vanzelfsprekend waren. Op jonge leeftijd ben ik als deelnemer en later als leiding betrokken geweest bij de VCJC en hun zomerkampen. Daar heb ik trouwens niet mijn man Jaap ontmoet, zoals je misschien zou denken, dat was begin jaren zestig ergens op het water. Na mijn middelbare school heb ik in Rotterdam de hbo-opleiding NXX voltooid. Een tijd lang ben ik daarna lerares Kinderverzorging en Opvoeding en Handenarbeid geweest op een huishoudschool. In 1964 ben ik met Jaap getrouwd, waarna wij twee zoons kregen. In 1968 verhuisden wij naar Oegstgeest, en sindsdien horen wij kerkelijk gezien bij de remonstrantse gemeente Leiden. De opvoeding en verzorging van mijn kinderen kon ik in die tijd prima combineren met werkzaamheden voor de LOI, dat in Leiderdorp is gevestigd. Ruim dertig jaar heb ik correcties gedaan van opdrachten van studenten die schriftelijk onderwijs volgden, bij de opleiding Kinderverzorging en Opvoeding en later voor de opleiding Leidster Kinderopvang.’
46 jaar actief in de kerk ‘Vanaf 1968 ben ik al betrokken bij de Remonstranten in Leiden. Toen hadden we nog een eigen kerk aan de Hooglandse Kerkgracht, maar die stond op instorten. Vanaf 1970 zijn we samengegaan met de Doopsgezinden in hun kerk. Het bevalt me dat de Remonstranten geen voorgeschreven regels hebben en dat ze verdraagzaam zijn naar elkaar en naar anderen. Ik heb twee periodes in de kerkenraad gezeten. Tussen 1974 en 1978 onder ds Eginhard Meijering had ik de portefeuille jeugdwerk. Tussen 2005 en 2011 was ik
20 adrem remonstrants maandblad
Z ie t w elk een lie f de ons de vader hee f t gegeven , dat w ij kinderen G ods genoemd w orden – en w ij zijn he t ook ! secretaris onder de huidige predikant Laura van Asselt. Nu nog coördineer ik de bezoekagenda van Laura. Ook heb ik jarenlang het contactledenwerk georganiseerd. Als contactlid heb ik nu nog twaalf mensen met wie ik contact onderhoud. Samen met Jaap run ik twee kringen, beide zonder dominee. Eén waarin we de Goddeeltjes bespreken en een tweede waarin we de preken van een zondagse dienst nabespreken, respectievelijk met 15 en 10 deelnemers. Met huid en haar remonstrants dus, dat merk je wel! Mijn geloofsleven heeft eigenlijk nooit gekronkeld, maar is altijd een vrij recht pad geweest. Onze trouwtekst uit 1 Joh 3:1 is mijn leidraad, die tekst geeft mij kracht en geborgenheid: ’Ziet welk een liefde ons de vader heeft gegeven, dat wij kinderen Gods genoemd worden – en wij zijn het ook!’ Ik ben praktisch en sociaal ingesteld. Ik vind het prettig om medemensen in mijn omgeving in de gaten te houden en te helpen als zij dat willen. Persoonlijke aandacht voor mensen is belangrijk, ook in de kerk, bijvoorbeeld als zij alleen zijn komen te staan. In de privésfeer zie je dat ook, wij hebben een uitgebreide vrienden- en kennissenkring die belangrijk voor ons is. En we mogen graag fietsen en tuinieren. Zo komen wij onze tijd uitstekend door.’
•
Michel Peters