remonstrants maandblad jaargang 21 nr. 9 december 2010
Vrede en onvrede Kerstmis 2010
van de redactie
Vrede en onvrede met Kerstmis Elke herbergier droomt van een volle herberg. Tevreden mensen bij elkaar gekomen uit alle windstreken, toevallig bijeen op die ene plaats waar gastvrijheid regeert. Maar als Jozef en Maria in het kerstverhaal te horen krijgen dat de herberg vol is betekent het iets anders. Er is geen plaats meer. Vol is niet alleen vervulling maar ook begrenzing. Vrede is dit lot nog niet ten deel gevallen. Niemand valt buiten de vrede wanneer die eenmaal wordt gesloten. Deze AdRem cirkelt rond de twee begrippen vrede en onvrede. Onvrede is niet het tegenovergestelde van vrede, maar het is wel kruit dat de vrede kan doen exploderen. Mijnke Bosman analyseert de ontevreden burger in Nederland aan de hand van het boek De boze burgervan Maarten van Rossem. Maar niet alleen burgers kunnen boos zijn. Er zijn ook boze regimes die de vrede ondermijnen. Michel Peters interviewde Liesbeth Lenselink die coördinator voor Nederland is bij de International Peace Brigades. Zij zenden vrijwilligers uit naar Colombia, Guatemala, Mexico, Nepal en Indonesië om door hun permanente aanwezigheid mensenrechtenactivisten te beschermen tegen hun overheid. Is Kerst eigenlijk wel het feest van vrede? Bert Dicou duidt de essentie van Kerstmis. Wat hebben we van het feest gemaakt? Is Kerst een gouden kooi of hoort bij Kerstmis een glazen huis? Kerst is hoe dan ook voor veel mensen in ieder geval een lust voor het oog. Sigrid Coenradie laat zien hoe kerstvoorstellingen in de kunst door de geschiedenis heen zijn veranderd.
De tijden dat alle kerken vol zaten in Nederland ligt al weer even achter ons. Secularisatie en kerkverlating dagen kerken uit om gastvrije plaatsen te zijn. Leest u over ‘Kerst op straat’, een initiatief van Kruispunt in Arnhem. Daklozen worden hier door kerken opgevangen. En er kunnen nog altijd mensen bij. ‘Kerst op straat’ voert mij naar de essentie van het kerstfeest. Waar kerken met Kerst soms vooral lijken op een religieus Concertgebouw, presenteert Kruispunt zich anders. Als een herbergier die met open armen alle gasten welkom heet, juist degenen die om welke reden dan ook geen dak boven hun hoofd hebben. Na Kerst begint de toekomst weer met oud en nieuw en goede wensen. Volgens Meerten ter Borg hebben vrijzinnigen de toekomst. Martijn Junte bespreekt de publicatie van Ter Borg waarin deze Leidse godsdienstsocioloog vrijzinnigen een nieuw perspectief schetst. Gloort er misschien hoop aan de horizon voor kleiner wordende vrijzinnige kerken? Waar u zich ook door laat inspireren met Kerst, ik hoop dat u het de moeite waard vindt om te delen met anderen. Dat gastvrijheid regeert en we groot blijven in het kleine. Gezegend kerstfeest en een liefdevol 2011.
•
Tom Mikkers Algemeen secretaris
Het volgende nummer van AdRem verschijnt op 6 januari 2011
in dit nummer in dit nummer onder meer: 3 Agenda en personalia
14 Boekbespreking
4 Het feest van het kind?
15 Overweging
6 Stichting Kruispunt
16 Nieuwe remonstrantendag
8 De os en de ezel
17 Miniatuur
10 Is de burger boos?
18 Hoe komen we bij God?
12 International Peace Brigades
20 Het gezicht van...
colofon Redactie: Carla Bierlaagh, Bert Dicou (hoofdredacteur), Michel Peters (eindredacteur), Sigrid Coenradie, Martijn Junte. Redactieadres: AdRem, p/a Nieuwegracht 27 a, 3512 LC Utrecht, tel. 030-2316970,
[email protected] Administratie (adreswijzigingen en andere mutaties):
[email protected], of via bovenstaand redactie adres. ING 4088342 t.n.v. AdRem Utrecht Website: www.remonstranten.org Kosten: gratis voor remonstranten, 30,- euro per jaar voor niet-remonstranten. Advertentie tarieven op aanvraag. Ontwerp: Marjorie Specht, www.ontwerpkantoor.nl Uitgave: Boekencentrum Uitgevers Druk: Koninklijke BDU Barneveld ISSN 0925-238X © Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen zonder voorafgaande toestemming van de redactie.
agenda 18 december 2010 Homoseksualiteit in religies en kerken Lezing, maaltijd & film in Den Haag
12 maart 2011 Ontmoetingsdag voor contactleden
Zaterdag 18 december 2010 om 16.00 uur spreekt de remonstrantse hoogleraar rechtsfilosofie prof. dr. Wibren van der Burg over ‘De (niet-)erkenning van homoseksuele relaties in samenleving en kerken’. Adres: Remonstrantse kerk, Laan van Meerdervoort 955 in Den Haag. Hierop volgen nog een maaltijd en de film ‘Milk’ van Gus van Sant, over het eerste homoseksuele gemeenteraadslid in San Francisco en activist voor gelijke rechten. Toegang: 12,50 euro. In verband met de catering is opgave vooraf verplicht. Voor verdere informatie en opgave tel: (ma. t/m vr. van 9 – 12 uur): 070 32 50 779 of e-mail:
[email protected]
Op zaterdag 12 maart 2011 van 10.00 tot plm. 15.30 uur organiseert de Landelijke Taakgroep Contactleden (LTC) weer een ontmoetings- en oefendag voor contactleden. Plaats: Remonstrantse kerk Naarden/Bussum. In tegenstelling tot andere jaren is er deze keer maar één dag gepland. Het thema is: Aangeboden: contact. Over de toekomst van het contactledenwerk. Men kan zich nu al opgeven bij het landelijk bureau, tel. 030 2316970, of e-mail
[email protected]. Kosten: 10,00 euro (incl. koffie, thee, broodjes) te betalen ter plaatse. Aanmelden is mogelijk tot 14 dagen voor de bijeenkomst. Na aanmelding ontvangt men kort voor 12 maart een programma met routebeschrijving.
13 februari 2011 Honderd jaar remonstranten in Zwolle
personalia
In februari 2011 bestaat de remonstrantse gemeente te Zwolle 100 jaar. Op zondag 13 februari 2011 vindt om 14.30 uur een feestelijke herdenkingsdienst plaats in de Doopsgezinde kerk in de Wolweverstraat te Zwolle, waar voor oud-leden en vrienden alsmede anderen, die de gemeente een warm hart toedragen, van harte worden uitgenodigd. Na afloop van de viering is er een gezellig samenzijn.
• De kerkenraad van de gemeente Naarden-Bussum heeft een beroep uitgebracht op mevrouw ds G.A. (Greteke) de Vries, die dit fulltime beroep heeft aanvaard. Haar intrededienst is op 6 februari 2011.
• Ook in de vacature bij de gemeente Utrecht is voorzien. Op 3 november 2010 heeft de kerkenraad besloten een beroep uit te brengen op ds A.L. (Alleke) Wieringa. Zij heeft dit beroep aanvaard met een omvang van 0,6 fte. Gestreefd wordt naar een ingangsdatum per 1 februari 2011, intrede en bevestiging zijn eveneens op zondag 6 februari 2011.
’t rentmeestertje IK EET NIET VAKER DAN
3 X PER WEEK VLEES.
• Als we dat in ‘het rijke Westen’ allemaal doen,
Bent u geïnteresseerd in religie of spiritualiteit? Ontdek nu een nieuwe wereld! Zoekt u? • nieuwe gezichtspunten • boeiende beschouwingen • nieuwe wegen • inspirerende lezingen • verdieping en verrijking
Wat kunt u verwachten: • één of meerdaagse cursussen • elk half jaar een nieuw programma • fascinerende sprekers • uitstekende accommodatie • een ‘onvergetelijke’ ervaring
Kijk eens op onze website: www.leeftocht.nl en vraag de folder aan. Of stuur een briefkaart aan: “Leeftocht”, Antwoordnummer 10003, 2740 VB Waddinxveen.
Leeftocht voor Onderweg
dan dragen we aanzienlijk bij aan een betere voedselverdeling over de hele wereld; • I k zie er wél op toe dat de ‘productie’ op een zo dier- en milieuvriendelijk mogelijke manier plaatsvindt; • A ls consument vertrouw ik er op dat onze overheid dit productieproces garandeert zodat ik onbezorgd naar de winkel kan gaan; •W e kunnen de benodigde eiwitten(en kalk) in voldoende mate geheel uit de plantaardige wereld betrekken; • E r zijn aanwijzingen dat (te veel) dierlijke eiwitconsumptie een bedreiging kan zijn voor onze gezondheid. ’t Rentmeestertje komt uit de koker van de taakgroep Duurzame Ontwikkeling. Voor een nadere uitwerking en toelichting: zie de website www.remonstranten.org, onder de buttonbalk ‘Remonstranten geven/DuO’ rechts op de homepage. Contactpersoon: ds Fride Bonda, 033-4624455,
[email protected]
jaargang 21 nr. 9 december 2010 3
thema vrede en onvrede
Het feest van het Kind? Steevast vragen mijn buren in ons Centraal-Wonenproject mij in de dagen voor Kerst: en, Bert, waar ga je over preken dit jaar? En steevast is mijn antwoord: over het kindeke Jezus, dacht ik. Het is maar zelden dat dit antwoord mijn onkerkelijke buren over de streep trekt om dan toch maar eens naar de kerk gaan. Maar het is wel naar waarheid geantwoord. Ik kan er aan toevoegen dat het zal gaan over het mysterie van de Menswording, over het unieke geloof dat God zich geheel en al heeft overgeleverd aan het aardse bestaan en onder ons gewoond heeft. Verder kan ik nog vertellen dat het geboorteverhaal van Gods Zoon een mooie aanleiding is om het te gaan hebben over de geboorte van God in onze ziel. In de kerk is Kerstmis het feest van de geboorte van Gods Zoon en van Gods Woord. Wat we buiten de kerk van Kerst merken, lijkt daar verwonderlijk weinig op. In de wijk proberen de buren elkaar te overtreffen met zo uitbundig mogelijke lichtkunstwerken in rendier- of kerstboomvorm. In de winkels klinkt zoetsappige jengelmuziek en worden de aanbiedingen versierd met groen. Extra veel aanbiedingen zijn er, want dit is de maand om te kopen. Luxe spullen die we helemaal niet nodig hebben, maar die je elkaar zo fijn cadeau kunt geven. Er is een aanzienlijke toename aan biodiversiteit in het vleesvak van de supermarkt. Televisieprogramma’s bereiken een niveau van onbenulligheid dat de rest van het jaar niet geëvenaard wordt. (Behalve dan tijdens een Wereldkampioenschap voetbal, waarvan ik vurig hoop dat het nooit ook zelfs maar in de buurt van Nederland gehouden zal worden). De Kerstkoning in deze sferen is niet het Christuskind, maar de vleesgeworden infantiliteit, de Kerstman.
Gemengde gevoelens Ik zie dus altijd de decembermaand met gemengde gevoelens tegemoet. Het mag bekend verondersteld worden dat heel veel mensen de decembermaand met gemengde gevoelens tegemoet 4 adrem remonstrants maandblad
Kerstetalage Lord & Taylor NewYork, foto Hans Bennink.
zien, en dan om een andere reden. Met Kerstmis zetten wij de god Gezelligheid op zijn troon. Het moet en zal gezellig zijn, want dat hoort zo. Ik gun het degenen die genieten van gezelligheid van harte, de families waar het samenzijn sowieso plezierig is en Kerstmis een hoogtepunt van feestelijke ontmoeting. Maar voor niet weinig anderen is deze periode van het jaar een beproeving. Wie alleen leeft, wie niet automatisch ergens bij hoort, wie in een gezin of familie leeft waar het helemaal niet zo gezellig en harmonieus is, kan uitzien naar de maand januari waarin het allemaal weer achter de rug is. Juist daarom kan het geen kwaad te bedenken dat het Kerstverhaal oorspronkelijk gaat over het tegendeel van huiselijkheid, gezelligheid en harmonie. Een vader die niet de vader is van het kind van zijn hoogzwangere vrouw, maar ervoor gekozen heeft haar toch trouw te blijven. De vrouw zelf die niet rustig thuis de bevalling kan afwachten, maar gedwongen wordt op pad te gaan omdat de bezettende macht wil weten hoe ze de bevolking het
Kerstmis is niet het feest van het kind, maar van dit kind, het kind waarvoor geen plek was. beste kunnen knechten. Het moeten ervaren dat je nergens welkom bent. Totdat uiteindelijk iemand bedenkt dat je het niet kunt maken mensen in deze conditie over straat te laten zwerven en ze een plaats in zijn stal aanbiedt. Kerstmis is niet het feest van het kind, maar van dit kind, het kind waarvoor geen plek was.
Serious Request Een verademing tussen de talrijke programma’s in Kerstsfeer vind ik de acties van Serious Request. Ieder jaar sluiten enkele Radio-3-deejays zich de hele week voor Kerst op in een glazen huis, dat ergens midden in een stad wordt neergezet. Vorig jaar was Groningen aan de beurt. Het glazen huis stond op de markt. Zichtbaar voor iedere passant presenteren de deejays 24 uur per dag hun programma. Met als bijzonderheid dat ze die week doorkomen zonder iets te eten. Ze leven van voedzame sapjes. Dat allemaal voor het goede doel. Het afgelopen jaar was dat het inzamelen van geld voor de malariabestrijding. Je vraagt een plaatje aan en doneert wat. Het is lekker speels, er gebeurt een hoop vrolijke onzin. Van afgelopen jaar staat me een act voor de geest waarin zeven jongedames in bikini – in de sneeuw! – de ramen van het glazen huis kwamen soppen en zemen. Maar het ging wel ergens over. Iedere halve minuut overlijdt een kind aan malaria. Opgeteld drieduizend kinderen per dag. De ziekte kan genezen worden, als je tenminste de behandeling kunt betalen, wat voor velen niet het geval is. De ziekte kan ook heel eenvoudig voorkomen worden, namelijk met een speciaal malarianet. Eén malarianet dat een heel gezin vijf jaar lang mugvrij kan houden kost 5 euro, maar voor veel mensen is dat een te grote uitgave! Het schaamrood stijgt je naar de kaken als je beseft dat we er niet eens aan gedacht hadden dat mini-beetje van onze rijkdom af te staan om mensen – en met name kinderen – hun leven te redden. In de editie van 2010 staan Aids-wezen centraal.
Vasten Overal in het land organiseren particulieren, verenigingen, kinderen, volwassenen, bedrijven, wie ook maar, ludieke acties om iets bij te dragen aan het inzamelen van geld. Vorig jaar was er opeens ook sprake van de zogeheten Serious Churches – plaatselijke kerken die ervoor kozen zich bij Serious Request aan te sluiten. En dat is niet meer dan terecht. Immers, die deejays die daar op een plein gaan zitten om hun boodschap te verkondigen, zijn toch enigszins de profeten van onze tijd. Zij doen iets met het inzicht dat het summum van Kerst vieren nooit het bereiden van een zo exclusief mogelijke maaltijd kan zijn, maar eerder ligt in het afzien van luxe en in het denken aan anderen. Het is een inzicht dat ze niet zelf bedacht hebben en ook de gedachte om te vasten met Kerst is niet nieuw. Ik heb er geen cultuurhistorisch werk op nageslagen, maar ik vermoed dat dit gevoelen teruggaat op het onbehagen
over onze welvaart dat in de jaren zestig begon op te komen. Met enig heimwee denk ik terug aan die Kerst bij ons thuis, ergens in de jaren zeventig, dat ik het nodig vond om mijn eigen vasten af te kondigen, om vergelijkbare redenen als die Radio-3-deejays.
Franciscus Overigens heeft de kampioen soberheid en afzien van luxe uit de christelijke geschiedenis, Franciscus, heel andere ideeën over Kerst. Voor hem was dit het allermooiste christelijke feest. Hij was diep onder de indruk van de ultieme zelfvernedering van God, die het voor ons over had om geboren te worden in de gedaante van een heel gewoon mens, en dan nog eens in de meest armoedige omstandigheden. Aan de ene kant moest ons antwoord op dit grote geschenk een zo groot mogelijke nederigheid van onszelf zijn. Degenen die Franciscus wilden volgen, wisten dat ze voorgoed afzagen van zelfs maar het minste comfort en maar zelden genoeg te eten zouden krijgen. Aan de andere kant moest het een vrolijke onthechtheid zijn. In een kinderlijk aandoende vrolijkheid trok hij door het land. Altijd in voor een lied of een voorstelling. Hij is ook de bedenker van de levende Kerststal. De sober levende broeders van Franciscus kregen nooit vlees te eten. Met één uitzondering: met het grote feest van Kerst moest dit vasten doorbroken worden. ‘Op Kerstmis wil ik dat zelfs de muren vlees eten, en als ze dat niet kunnen, bestrijk ze er dan mee!’ Dit jaar wordt er in Hoorn, de stad waar ik predikant ben, door de gezamenlijke kerken op waarlijk franciscaanse wijze een kerst-theatertour georganiseerd: ‘een wandeltocht door de stad waarbij we verrast worden door korte scènes uit het kerstverhaal die op eigentijdse wijze, op straat, worden gespeeld.’ De bedoeling is uit te dragen waar Kerst ook al weer over ging. Degenen die het aanspreekt, worden vervolgens van harte uitgenodigd aan te schuiven bij één van de vele vrolijke en uitbundige Kerstdiensten in de stad.
•
Bert Dicou Hoofdredacteur AdRem, remonstrants predikant in doopsgezinde-remonstrantse gemeente Hoorn
jaargang 21 nr. 9 december 2010 5
thema vrede en onvrede
Een stukje gaafheid
in een rotte wereld Anton Metske-Siraa (45) is sinds 1996 predikant bij de oecumenische stichting Kruispunt. Hoewel, de term predikant dekt nauwelijks de lading van het werk dat hij daar doet. Want hoe noem je iemand die naast het leiden van een dienst ook dagelijks een maaltijd op tafel zet, een luisterend oor biedt, spelletjes doet, ruzies sust, de wc schrobt en braaksel van een afkickende verslaafde opruimt? Kruispunt, gelegen aan een onooglijk zijstraatje van de chique Arnhemse Jansbuitensingel, is een ontmoetingsplek voor dakof thuislozen, verslaafden, vluchtelingen, al dan niet in combinatie met een psychiatrische achtergrond. ‘We doen niet aan intakegesprekken en hebben dan ook geen vastomlijnde doelgroep. We proberen een stukje gaafheid te zijn in een rotte wereld’, aldus Anton. Spijkerbuurt Het idee voor Kruispunt ontstond in de – bekende en beruchte – Arnhemse Spijkerbuurt. Daar raakte dominee Ries Kassens in gesprek met de junks en de daklozen die zijn kerk bezochten. Hij vond dat er ook voor deze mensen een vorm van diaconaal pastoraat zou moeten zijn. Dat vond de Arnhemse Raad van Kerken ook en aldus geschiedde. Anton: ‘Van tevoren had niemand bedacht dat het er zo uit zou gaan zien. Kruispunt is langzaam zo gegroeid. We hebben een team vrijwilligers, afkomstig uit de verschillende kerken, dat iedere avond een maaltijd op tafel zet. Daarnaast zijn we in de ochtend geopend voor een kop koffie, een spelletje of een goed gesprek (lees ook: luisterend oor). Op zaterdag hebben we samen een viering’.
Huiskamer en vrijplaats ‘We hebben een functie als huiskamer. Ons motto - een van onze bewoners heeft het ook op de wand geschilderd - is ‘come as a guest, stay as a family’. Dat familie zijn màg, maar hoeft niet, er is geen druk. Zo sturen we er ook niet op aan dat mensen afkicken of een huis zoeken. Dat komt wel als de tijd rijp is. Veel mensen voelen dat aan en zeggen ‘hier kan ik mijn ei kwijt’. Mensen kunnen hier hun verhaal kwijt, hoe rauw ook. Ook als ze bijvoorbeeld bij een hulpverleningsinstantie helemaal door het lint gegaan zijn en de boel hebben verpest, vertellen ze dat. Want daar kunnen ze echt mee zitten! Het is bijna een soort biecht die ze dan willen doen. Precies dat maakt Kruispunt tot een vrijplaats’.
Samen vieren ‘We vieren het hele kerkelijk jaar, waarbij we het oecumenisch leesrooster volgen. Zo’n viering is véél interactiever dan een reguliere kerkdienst. Mensen vallen je regelmatig in de rede of gaan in discussie met elkaar. Ik probeer het een en ander dan in banen te leiden en roep af en toe ‘nu maak ik even mijn verhaal af, anders ben ik de draad kwijt’. Maar verder doen we hele gewone 6 adrem remonstrants maandblad
dingen: we bidden, lezen uit de Bijbel en we zingen. We openen meestal met het lied ‘zo vriendelijk en veilig als het licht’. Dat kent nu bijna iedereen uit zijn hoofd, je hoort het (lacht) na een dienst vaak door de stad gonzen. Bidden doen we met open ogen. Dat hebben we maar meteen ingesteld. Want je hebt mensen die denken ‘als ik mijn handen vouw en ogen dicht doe, dan word ik meteen geript, (straattaal voor ‘bestolen’) ik kijk wel uit!’ Na het gebed kunnen mensen een kaars aansteken en een persoonlijk gebed doen, hardop of in stilte. Soms gaat iemand die psychotisch is naar voren en houdt een verhaal waar je geen kop of staart in kunt ontdekken. Maar niemand die zegt ‘joh, hou je kop!’. Dat is voor iedereen een heilig moment. We eindigen met de zegenbede, waarbij we met zijn allen in een kring staan. Daarbij legt iedereen de rechterhand op de linkerschouder van buurman- of vrouw. Ikzelf sta ook gewoon in de kring, op gelijke hoogte met de rest.’
‘Gewone’ kerst De hoogtepunten in het jaar zijn toch wel de trouw- en doopdiensten. Want dat zijn dingen die daklozen niet zo vaak meemaken. Verder halen we met Kerst en Pasen ‘alles uit de kast’. Met Kerst zingen we en maken we muziek. Ik maak van de sjoelbak een altaar, met een kleed eroverheen en kaarsen en een vaas bloemen erop. En we vieren samen de maaltijd van de Heer. Alleen voor die gelegenheden draag ik een wit gewaad met een stola. Mensen vinden dat dan ook leuk; het maakt het bijzonder. Hoewel Kerst er voor ons wel uitspringt, houden we het bewust klein. Naast lekker eten doen we geen speciale dingen en zijn we op de gewone tijden geopend. In de stad is van alles te doen. Iedere zichzelf respecterende organisatie doet wel iets voor daklozen. Een deel van de mensen gaat ook daar heen. Die (lacht) lopen van het ene diner naar het andere en stoppen zich helemaal vol. Veel anderen hebben juist veel moeite met Kerst. Want juist dan voel je wat je mist in
Meer weten over stichting Kruispunt? www.kruispunt- arnhem.nl
het leven. Zo had ik één van de eerste keren dat we hier Kerst vierden een kerst-cd opgezet. Het eerste liedje was nog niet afgelopen of er werd geroepen ‘zet uit die teringherrie!’. Sommige mensen willen er zo min mogelijk aan herinnerd worden en vinden het fijn dat alles hier ‘gewoon’ is. Eigenlijk vind ik dat zelf ook wel mooi, want nu is het juist de viering die Kerst bijzonder maakt. En niet alles er omheen’.
Gespitste oren ‘In onze viering ligt de nadruk niet zozeer op de geboorte of de hoop voor het nieuwe jaar. Juist een thema als ‘hoop’ maakt dat mensen zich nog mislukter voelen. Bij ons mógen mensen mislukt zijn. Dat klinkt misschien raar, maar ik bedoel dat je moet accepteren dat er mensen zijn die niet verder komen dan dat ze nu zijn. Het enige dat je kunt doen is hun bestaan draaglijker maken. Ik leg in een kerstviering de nadruk op God’s solidariteit. Ik gebruik dan bijvoorbeeld een tekst van Johannes. Hij zegt over Jezus ‘het woord is vlees geworden’. Dat betekent voor mij dat hij geen handschoenen heeft aangetrokken om met ons mensen in contact te komen. Nee, hij is ècht mens geworden onder de mensen. Hij zakt in onze vuiligheid neer en is daar niet bang voor. Dat beeld maakt iets los in de groep. Dan wordt er met gespitste oren geluisterd’.
•
Tanja Mosselman Lid van de remonstrantse gemeente Utrecht jaargang 21 nr. 9 december 2010 7
nederland schreeuwt om cultuur
De os
en de ezel... De verbeelding van het kerstverhaal door de eeuwen heen Van de Bijbelverhalen is er niet één zo vaak verbeeld als het kerstverhaal. Uit onze verbeelding zijn die bekende plaatjes niet meer weg te denken: de herders, de engelen, de stal met de os en de ezel, Jozef en Maria met het Kind en de drie koningen op kraamvisite. Maar met de geboorteverhalen van de enige twee evangelisten die erover schrijven, Matteus en Lucas, beiden geschreven rond het jaar 70 of 75, sporen die plaatjes niet. Leest u maar na: er is sprake van engelen óf herders, nergens staat dat het bezoek bestond uit koningen, en ook de os en de ezel ontbreken. Hoe zit dat dan? Twee lezingen gaan in op de ontwikkelingen in de kerstvoorstellingen. Theo Krijvenaar, gemeentelid van de remonstrantse gemeente Oosterbeek en Dries v.d. Akker s.j. verdiepten zich in het onderwerp. Dit artikel is een samenvatting van hun bevindingen.
Rots Kerstvoorstellingen zoals we ze vinden op iconen uit de Grieks- of Russisch orthodoxe kerken, stammen minstens uit de 6e eeuw. Vaak zien we daarop een rots of spelonk afgebeeld. Waarom een grot? Die komt niet in de beide kerstevangelies voor. Toch wijzen gidsen u tot op de dag van vandaag de plaats aan van de geboortegrot van Jezus in Betlehem. Dat komt allemaal door een zekere Justinus die rond het jaar 150 over een rots schreef. Hij baseerde zich waarschijnlijk op de tekst in zijn Griekse Jesaja 33,16: ‘Hij zal wonen in een hoge spelonk van een sterke rots’. Vanaf dat moment doet de rots met spelonk zijn intrede in de kerstvoorstelling. Pas in de latere middeleeuwen komt – en dan vooral in het Westen – de stal op de plaatjes voor. Die stal is in de bijbelverhalen net zo min te vinden als de grot. Franciscus van Assisi kwam via de kribbe (nu: voederbak) op het idee een levende kerststal te maken. Os en ezel Diezelfde kribbe is er ook debet aan dat de os en de ezel hun intrede deden. Hier was een andere kerkvader voor verantwoordelijk: Origenes. Die hield ooit een preek over het Lukasverhaal, waarin hij beweerde dat de kribbe al door de profeet Jesaja wordt aangekondigd, waar hij zegt: ‘Een rund kent zijn baas, en een ezel de krib van zijn meester’. Nu is een rund een rein dier en de ezel onrein. Dat haalde Origenes uit het bijbelboek Deuteronomium. Hij wilde ermee aanduiden dat ook de onreinen, de heidenen, de niet-joden, vertegenwoordigd waren. Zij komen allen om de baby met hun warme lijven op temperatuur te houden. Jozef Het warmen van Jezus was – zien we op de plaat8 adrem remonstrants maandblad
jes - ook de taak van Jozef. Om Maria’s maagdelijkheid te benadrukken, wordt hij vaak afgebeeld als een oude man. Na ca. 1000 worden de afbeeldingen ‘vermenselijkt’, om de gelovigen te laten zien dat het Kerstkind (en zijn ouders) in dezelfde omstandigheden hebben geleefd als zij. Daarom zien we een zorgzame Jozef van zijn sokken windsels snijden en een papje koken. Op een zijpaneel van een Driekoningentriptiek van Jeroen Bosch wast en droogt Jozef de luiers! Meer symbolisch is hij op sommige afbeeldingen te vinden met een lantaarntje – hij behoedt immers het Licht van de wereld. Verdere ‘vermenselijking’ biedt o.a. Pieter Breughel de oudere. Met een verwijzing naar de politiek bracht zijn kerstafbeelding de actualiteit dichtbij. In 1567-68 schilderde hij de melding van Jozef en Maria bij de volkstelling als het verplicht betalen van belasting aan de Habsburgse macht, en de kindermoord wordt een gebeurtenis van roof en bloedvergieten, waarbij de Spaanse militaire macht onder commando van een man met baard (Alva?) in ordelijke opstelling toekijkt zonder in te grijpen…
Dood In de vroege middeleeuwen werden er afbeeldingen gemaakt die vooruit wijzen op Jezus’ dood. Boven de deuren van de gotische kathedralen vinden we beeldhouwstukken waarbij het Kind op een soort tafel ligt: zijn slachtofferdood. Ook de cadeaus van de drie magiërs wijzen daarop: wierook en goud zijn Koninklijke geschenken, maar mirre is een akelig element in het verhaal. Mirre aanbieden gebeurde als er iemand overleden was. Het is dus zoiets als een grafkrans cadeau doen… Op sommige middeleeuwse afbeeldingen zien we ook een gordijn hangen. Voor de middeleeuwer is dit geen cryptogram: de beide delen van het doek wijzen op het voorhangsel in de tempel dat na Jezus’ kruisiging in tweeën scheurt. In dat kader fungeren mogelijk ook de vroedvrouwen. Matteus en Lukas vertellen niets over hen. Toch komen
De geboorte van Christus, navolger van Jeroen Bosch.
ze herhaaldelijk op kerstvoorstellingen voor. Het ProtoEvangelie van Jacobus verhaalt in het 19e hoofdstuk hoe Jozef op een vroedvrouw uitgaat. Deze wordt nieuwsgierig als hij haar vertelt dat Maria niet van hem, maar van de Heilige Geest zwanger is. Zo treedt deze vrouw voor de lezer op als getuige van Maria’s maagdelijkheid. Zij op haar beurt haalt er nog een andere vrouw bij, Salome. Die zegt hetzelfde als Thomas straks in het evangelie naar Johannes (20, 25) zal zeggen: als ik niet mijn vinger kan steken… Zij vertegenwoordigt dus de houding van ongeloof in het kerstverhaal. En jawel hoor, haar hand verdort en geneest pas weer als zij het Kind aanraakt. Ook op deze manier is het einde van Jezus’ leven in beeld gebracht, maar ook de opstanding. Daar zijn immers ook twee vrouwen getuigen (Matteus 28,1). En volgens Marcus (16,1) heette één van die twee Salome…
Drie koningen Zoals alleen Lucas vertelt over de herders, zo maakt alleen Matteus melding van de magiërs. Hij zegt nergens dat het koningen zijn. Ook niet dat het er drie waren. Hoewel ze in de eerste eeuwen ook nog wel met zijn tweeën of vieren werden afgebeeld, bleef hun aantal al gauw op drie hangen. Het getal drie roept immers in herinnering de drie mannen die bij Abraham op bezoek waren. Hun voorkomen wijst op de toen bekende wereld: Azië, Europa en Afrika zijn in Balthasar, Caspar en Melchior vertegenwoordigd. Als de drie koningen
in aanbidding worden afgebeeld, wordt in elk van hen een stadium tot uitdrukking gebracht. De verst van het kind verwijderde koning - meestal de jongste – staat nog steeds rechtop, de middelste is bezig te gaan knielen, en degene die het dichtst bij het Kind is – meestal de oudste! – knielt of ligt voor het Kind op de grond. Zo ontstaat er op de afbeeldingen een beweging van hoog naar laag, van groot zijn en steeds kleiner worden en steeds meer de maat van het Kind aannemen.
Hemel De engelen aan de hemel worden bij Lukas genoemd. Op de afbeeldingen zingen ze en wijzen ze de herders en wijzen de weg. De ster is weer afkomstig uit Matteus’ kerstverhaal. Matteus componeerde zijn verhaal met behulp van een toespeling uit Numeri (24,17), waar de profeet Bileam vanaf een hoge berg in de toekomst kijkt: ‘Ik zie hem, maar niet nu (…) Een ster gaat op uit Jakob, een scepter rijst op uit Israël…’ De ster van David. De ster die de juiste weg wijst. Meestal beelden de kunstenaars drie stralen af. Zij brengen in beeld hoe er met Jezus een band is ontstaan tussen hemel en aarde, of – een beetje doorgedacht – hoe met dit Kind de hemel op aarde is gekomen: ‘Eer aan God in de hemel is vrede op aarde aan de mensen’.
•
Sigrid Coenradie Redactielid AdRem, predikant gemeente Oosterbeek jaargang 21 nr. 9 december 2010 9
thema vrede en onvrede
Is de burger
boos?
Eugene Delacroix, Liberté guidant la peuple.
Binnenkort is het Kerstmis. Er zal gepreekt worden over het licht dat in de wereld is gekomen en over vrede op aarde. Tegelijkertijd zien we hartverscheurende beelden uit Haïti en weten we dat er in allerlei landen geen sprake is van duurzame vrede. Nederland boft, zouden we kunnen zeggen. Ernstige natuurrampen zijn ons sinds de watersnood in 1953 bespaard gebleven en we hoeven niet te vrezen dat er elk moment een oorlog kan uitbreken. Toch duikt in het publieke debat met regelmaat de ontevreden of boze burger op. Is dat terecht? En waarover en op wie is de burger boos? Onlangs verscheen een rapport van het Centraal Bureau voor de Statistiek over de mate van tevredenheid van de Nederlandse burgers. Wij beoordelen ons leven met gemiddeld een 7.6. Dat kan vanzelfsprekend beter en er zijn landen die hoger scoren, maar een 7.6 is een mooi cijfer. We zijn over het algemeen ingenomen met onze eigen leefomgeving, ons werk en onze sociale contacten. En dat geldt niet alleen voor mensen die wonen in villawijken. Niet tevreden zijn we over de financieel-economische situatie en we hebben weinig vertrouwen in de politiek en de overheid. Politici, zo meent men, willen niet zien wat er fout gaat in ons land en burgers mogen wel inspreken, maar er wordt niet naar ze geluisterd. Dat leidt, ondanks de tevredenheid met de eigen situatie, tot boosheid en gemopper. 10 adrem remonstrants maandblad
De uittocht Is gemopper van burgers een nieuw fenomeen? Nee, bijvoorbeeld in de bijbel vinden we ook verhalen over onvrede. Neem de uittocht uit Egypte. Een sterke leider, Mozes, verzamelt de Israëlieten en gaat met ze op weg naar een land waar ze geen slaaf meer zullen zijn maar burgers van een eigen natie. Dat brengt grote veranderingen met zich mee. Er is geen gezamenlijke vijand meer en de nieuwe leider kan niet meteen zorgen voor welvaart. Dus wordt er, bij gebrek aan een vijand, gemopperd op de leider. Mozes moet wonderen verrichten om iedereen tevreden te houden: manna, water uit de rots. De vleespotten van Egypte lokken, er zijn mensen die terug willen. Als Mozes door de Eeuwige wordt geroepen om de tien geboden in ontvangst te nemen, gaat het echt verkeerd.
Om het gemopper in Nederland te begrijpen is het van belang om te bezien hoe burgerschap zich in de loop der eeuwen heeft ontwikkeld. Er wordt een afgodsbeeld gemaakt, een gouden kalf. Dat wordt vereerd; van dit kalf verwacht men meer dan van de Eeuwige. We kunnen het gouden kalf zien als een protestactie tegen de leider die niet in staat is om het volk datgene te verschaffen waarop het recht meent te hebben.
Burgerschap Om het gemopper in Nederland te begrijpen – dat vooral zichtbaar wordt in de keuze van veel burgers voor partijen op de flanken die hun boosheid onder woorden brengen – is het van belang om te bezien hoe burgerschap zich in de loop der eeuwen heeft ontwikkeld. De oorsprong van burgerschap wordt meestal teruggebracht tot Griekenland, waar in de Oudheid al sprake was van burgers die het wettelijk recht hadden om deel te nemen aan staatszaken. Niet iedereen was burger, vrouwen en slaven waren onderdanen. Het voorrecht om te mogen deelnemen aan de staatszaken, bracht ook verplichtingen mee. Men moest een goede burger zijn, integer en betrouwbaar. Maar dan had men ook gezag bij de onderdanen. Pas in de negentiende eeuw werd het belang gezien van rechten voor alle burgers. De Franse Revolutie heeft daarbij een belangrijke rol gespeeld. Ook toen was er sprake van boze burgers! Geleidelijk werden passief en actief kiesrecht uitgebreid, al moesten vrouwen nog wachten tot de twintigste eeuw. De aanhangers van sociaal burgerschap gingen een stap verder. Dit speelde vooral in de twintigste eeuw. Gesteld werd dat burgerlijke en politieke rechten maar een deel zijn van wat burgers van de staat mogen verwachten. De rechten van burgers hebben ook betrekking op hun leef- en werkomstandigheden. Zo is de Nederlandse welvaartstaat ontstaan. Europa en globalisering Van oudsher was de wettelijke status van een burger gebonden aan een natiestaat. In de afgelopen decennia is de natiestaat onder druk komen te staan. Mensen zijn niet alleen burger van Nederland, maar ook van Europa. Dat betekent dat sommige rechten en plichten van de burger niet meer in Nederland worden vastgesteld, maar in Europees verband worden geregeld. Daar heeft een deel van de Nederlanders bezwaren tegen. Zij willen terug naar de situatie waarin Nederland zelfstandig beslissingen kon nemen. En niet alleen zijn wij burgers van Europa, we worden – of we het leuk vinden of niet – steeds meer wereldburger. Door de moderne communicatiemiddelen en de mogelijkheden van snelle verplaatsing zijn we op de hoogte van alles wat elders in de wereld gebeurt. Dat heeft invloed op onze meningsvorming en onze verwachtingspatronen. De angst voor terroristische aanslagen zou nooit zo groot zijn geworden, als we geen televisie en internet hadden gehad. Vluchtelingen en asielzoekers De wereld is kleiner geworden. Dat betekent ook dat mensen zich minder
gemakkelijk in het gareel voegen van een dictatuur of een staatsvorm die voor hen levensbedreigend is. Ze zien dat het elders anders en beter is. Het aantal vluchtelingen en asielzoekers is gegroeid. We moeten overigens wel beseffen dat op zoek gaan naar een betere toekomst ook van alle tijden is. Een bijbels voorbeeld: Abraham die geroepen wordt om op weg te gaan naar een ander land. Het aantal buitenlanders in ons land is niet alleen toegenomen door grotere aantallen vluchtelingen en asielzoekers. Er was een periode dat wij gastarbeiders nodig hadden. Velen van hen zijn gebleven en hun familie is ze gevolgd. Ze hebben zich vaak goed aangepast en hun steentje aan de Nederlandse economie bijgedragen. Toch roept in het bijzonder de aanwezigheid van Turken en Marokkanen verzet op. Ze worden door een deel van de bevolking gezien als een bedreiging van de Nederlandse identiteit.
Is de burger boos? Laten we zeggen: ja, een deel van de burgers is boos. Een gevoel dat Nederland door de bovengenoemde ontwikkelingen verandert, en niet ten goede, wordt kennelijk door een niet onaanzienlijke groep Nederlanders gedeeld. Of dat gevoel spoort met de feiten – we leven nog steeds in een keurig aangeharkt land met uitstekende voorzieningen – doet er niet toe. Gevoelens zijn ook feiten en die moeten serieus genomen worden. Wie het internet regelmatig bekijkt op reacties, weet welke gevoelens er leven. Nu er sprake is van een financieel-economische crisis, nu de bestaanszekerheid wordt bedreigd, steken gevoelens van angst en boosheid de kop op. Die boosheid richt zich voor een deel op nietwesterse immigranten, die de rol van zondebok krijgen toebedeeld. Maar de onvrede betreft vooral de politiek en de overheid, die niet leveren wat de burger verwacht en die door velen eerder worden ervaren als hindermacht dan als betrouwbare partner. Vanzelfsprekend gezag hebben politici en de overheid niet meer. De burger is beter opgeleid en beschikt over veel meer informatie dan vroeger. Hij gaat niet rustig slapen als een minister hem daartoe uitnodigt, maar gaat op zoek op het internet naar wat hem te wachten staat en lucht anoniem op datzelfde internet zijn hart, als het hem allemaal niet aanstaat. Zou de boosheid kunnen worden bestreden? Vermoedelijk wel, mits er een nieuwe visie op burgerschap en op de verantwoordelijkheid van de overheid kan worden ontwikkeld. Misschien moeten we met Kerstmis maar eens preken over Hebreeën 11: 13, waar het gaat over gelovigen die beseffen dat zij op aarde vreemdelingen en gasten zijn. Juist dat besef zou mensen wel eens kunnen helpen om zich thuis te voelen in een veranderende wereld, waarin grenzen vervagen en iedereen wereldburger wordt.
•
Mijnke Bosman Algemeen secretaris van de remonstrantse broederschap van 1989 tot 2007 jaargang 21 nr. 9 december 2010 11
thema vrede en onvrede Vrijwilliger observeert politie Nepal.
Liesbeth
Lenselink
De traditionele vredesbeweging IKVPax Christi zal iedereen kennen, maar heeft u ooit gehoord van Peace Brigades International (PBI)? Liesbeth Lenselink, oud-voorzitter van de landelijke remonstrantse jongerengemeente Arminius, leidt sinds anderhalf jaar de Nederlandse tak van deze non-profit organisatie. Anderhalve kamer in Utrecht is het actiecentrum. Onverschrokken cowboys of bezonnen vredesactivisten?
International
Peace Brigades ‘Making space for peace’ Peace Brigades International werd in 1981 opgericht in Canada door een aantal vredesactivisten. Zij bedachten het concept om mensenrechtenverdedigers in conflictgebieden in hun werk permanent te laten begeleiden door vrijwilligers uit de hele wereld. Door de aanwezigheid van deze vrijwilligers kijkt de wereld als het ware mee, waardoor de mensenrechtenverdedigers beschermd worden en eventuele mensenrechtenschendingen niet onopgemerkt blijven. ‘Wij kunnen een wereldwijd diplomatiek steunnetwerk mobiliseren dat druk kan zetten op een regering als de dreiging te groot wordt. ‘Making space for peace’ is onze slogan ’, zegt Liesbeth, ‘we mengen ons niet in een conflict, zijn onpartijdig en opereren geweldloos, maar alleen al door onze aanwezigheid beschermen we mensenrechtenactivisten en stellen hen in staat om zelf 12 adrem remonstrants maandblad
aan een betere toekomst te werken. Overigens werken we alleen op aanvraag van mensenrechtenverdedigers of – organisaties uit de conflictlanden. Vervolgens doen we uitgebreid onderzoek om te kijken of we deze begeleiding veilig en vreedzaam kunnen bieden.’ In 2010 zond PBI vrijwilligers uit 25 verschillende landen naar Colombia, Guatemala, Mexico, Nepal en Indonesië. Meer dan vijftig mensenrechtenorganisaties en drie vredesgemeenschappen worden beschermd door zo’n 120 mensen in het veld. Naast de projectteams in de vijf landen zijn er wereldwijd zestien PBI-kantoren actief, waarvan sinds 1988 ook een in Nederland. Op het moment zijn er tien Nederlanders door PBI uitgezonden, in Nederland zijn daarnaast 45 vrijwilligers actief. Projectlanden tezamen met de verschillende lokale kantoren plegen interventies richting overheden en instituties als dat nodig is. Hier-
naast werven, begeleiden en trainen de lokale kantoren vrijwilligers die op uitzending gaan. Ook doen ze aan fondsenwerving, bouwen aan een steunnetwerk van politici, ngo’s en specialisten en geven voorlichting over het werk van PBI. ‘PBI kent niet echt een gezagsstructuur, beslissingen in de organisatie worden op basis van consensus genomen’, zegt Liesbeth. ‘Ook in het veld werken we zo, vrijwilligers moeten hier dus mee om kunnen gaan.’
Vrijwilligers Wat zijn het voor mensen die bij jullie aankloppen om te worden uitgezonden? Wat voor mensen zoekt PBI? Liesbeth: ‘In Nederland zijn het veel mensen die eind twintig zijn. Zij hebben de behoefte om iets goeds te doen, willen werkervaring opdoen, zoeken een manier van zelfontplooiing en ook soms het avontuur. PBI biedt een goed betaalde vrijwilligersbaan; reis- en verblijfkosten worden vergoed en je krijgt zakgeld en kosten voor repatriëring. Vaak hebben de vrijwilligers al een link met het land door familie of studie. De helft van de mensen blijft na afloop van het contract in het land en gaat dan vaak bij een andere niet - gouvernementele organisatie aan de slag. Wij stellen veel voorwaarden aan de kandidaten. Zij moeten teamspelers zijn, want je leeft een jaar lang met mensen in hetzelfde huis dat ook je kantoor is. Je doet letterlijk alles samen en je maakt beslissingen zoals gezegd op basis van consensus. Daarnaast moeten ze kunnen functioneren onder stress, een onpartijdige rol kunnen spelen, de taal spreken en een jaar of meer van huis willen zijn. De sollicitatieprocedure duurt ongeveer een jaar. In die periode hebben de kandidaten sollicitatiegesprekken en volgen ze een aantal trainingen. Dan wordt al snel duidelijk wie geschikt is om uitgezonden te worden; driekwart van de kandidaten valt in dat jaar af.’
Veiligheid Hoe zit het met de veiligheid van de uitgezonden mensen? Wie bepaalt of de risico’s niet te groot zijn voor vredeswerkers? Heeft de inzet van PBI effect? Liesbeth: ‘Wij maken uitgebreide risicoanalyses en veiligheidsplannen per land, maar het is duidelijk dat dit soort werk altijd risico met zich mee brengt. Die spanning trekt ook mensen aan. Dat mag best, maar zij moeten wel voorzichtig en ingetogen kunnen opereren. Een constante staat van alertheid van de vredeswerker is nodig om zijn of haar veiligheid te garanderen. Effect is moeilijk te meten in ons werk; het zijn de mensenrechtenactivisten zelf die het belang van PBI onderstrepen. Zij getuigen van de bescherming die zij ervaren door de aanwezigheid van PBI. In de praktijk is nog nooit iemand van PBI omgekomen of gekidnapt. En ook is nooit een lokaal iemand tijdens een periode van begeleiding vermoord, helaas wel mensen die wij in het verleden begeleid hadden. De tactiek van de overheid is het creëren van angst en verlamming. Activisten zeggen dat zij door PBI de kracht hebben om door te gaan met hun werk. Advocaten durven vaak niet naar gebieden te gaan om informatie te verzamelen over mensenrechtenschendingen. Met begeleiders van PBI durven ze dat wel.
•
Michel Peters Coördinator communicatie bij de remonstranten
‘Ik ben in augustus teruggekomen van een jaar vrijwilligerswerk voor PBI in het Barrancabermeja team in Colombia. In december ga ik er opnieuw naar toe, nu naar de regio Uraba in het noorden aan de grens met Panama. Daar ga ik vluchtelingen in eigen land beschermen. Het zijn onder andere afrocolombianen die door paramilitaire groepen in opdracht van palmoliebedrijven van hun land zijn verdreven. Na vele processen mogen zij nu weer terug naar hun gebied, maar ze zijn hun leven daar niet zeker. Ook zijn we aanwezig in de vredesgemeenschappen, zoals die van San Jose de Apartado, dorpen die hebben besloten met geen van de strijdende partijen samen te werken. Levensgevaarlijk voor hen in een land als Colombia, want juist door zich niet-actor, niet deelnemer in het conflict te verklaren worden zij een doelwit van de verschillende strijdende partijen. De helft van mijn werk bestaat uit het observeren van de situatie ter plekke, de rest van mijn tijd gaat op aan het maken van context- en risicoanalyses en aan het interne proces, zoals overleg en terugkoppeling. Geen cowgirl hoor, maar juist een bezonnen vredesactivist. Het motiveert mij enorm dat ik bij kan dragen aan het behouden en vergroten van de werkruimte van mensenrechtenactivisten. Daarnaast is het bijzonder om in de gemeenschappen te komen, de moedige mensen die ik daar tegen kom, houden mij ook aan de gang. De verhalen die mensen aan mij vertellen, gaan vaak over hen aangedaan geweld. Als hulpverlener identificeer ik me ten dele met de mensen waarmee ik werk, en ten dele ook weer niet. Het is altijd een samenspel van professionele afstand houden en natuurlijk empathie voor de doelgroep. Binnenkort vieren we een feestje in Colombia omdat PBI er 15 jaar actief is. Een dubieuze mijlpaal, dat wel.’ Carly Bishop, projectvrijwilliger Colombia
Peace Brigades International heeft geen winstoogmerk, ontvangt geen geld van de overheid en is derhalve geheel afhankelijk van fondsen en van giften van particulieren. Uw financiële bijdrage is welkom op gironummer 4174379 t.n.v. Peace Brigades International in Utrecht. Ook uw inzet als vrijwilliger voor PBI wordt gewaardeerd. www.peacebrigades.nl jaargang 21 nr. 9 december 2010 13
Nieuw bij Uitgeverij Meinema boek bespreking
Meerten B. ter Borg
Vrijzinnigen hebben de toekomst Een essay
Alsof het leven ervan afhangt
Meerten ter Borg ziet vrijzinnigheid als een mentaliteit die bepalend is geweest voor de Nederlandse cultuur en dat ook in de toekomst zal zijn. In zijn boek Vrijzinnigen hebben de toekomst presen-
teert Meerten ter Borg dé manier om de160 problemen blz., 16,50 van deze tijd tegemoet te treden en ze het hoofd te bieden. Het is een betoog voor een sterke vrijzinnigEen veeleisende strategie De wereld waarin wij leven, heid. Alleen zo blijft de aarde leefbaar voor Geïnteresseerd? de wonderwordt gekenmerkt door crises. We buitelen van de ene baarlijke speling van de natuur die zichzelf ‘de mens’ Geef u op voor hetandere. minisymposium op vrijdag in de Het zijn crises van uiteenlopende aard, die 19 novemberechter in Leiden. Hier debatteren zingevingscrises Erik noemt. zonder uitzondering zijn. Om Borgman en Hans Alma, onder leiding van moet de oplossing dus deze situatie het hoofd te bieden ookmet gezocht worden datover terrein, Gerrit Meerten ter op Borg de in de vorm van een Vrijzinnigen en de vrijzinnigheid Als Ter Borg het de Kruijf, vrijzinnige mentaliteit. Het is de enige succesvolle overleover vrijzinnigen heeft, doelt hij niet in de eerstestelling plaats die hij in zijn boek uiteenzet. vingsstrategie, die inhoudt pal te op het verzilverde netwerk in verval van kerken, kringen Opgave via:
[email protected] staan voor de eigen overtuiging, zonder die te verabsoluteren. Dat betekent dat vrijen organisaties dat de vrijzinnigheid wordt genoemd. Vrijzinnigen openstaan voor kritiek. Dat ze de moed hebben te zinnigen zijn in allerlei, zo niet in alle levensbeschouweerkennenen datbijeen andere overtuiging soms consequenter lijke tradities te vinden. Vrijzinnigheid is een Verkrijgbaar mentaliteit,in de boekhandel www.uitgeverijmeinema.nl of redelijker is. Het betekent echter niet dat dit hen van een roeping. Daarmee biedt het boek wel een perspectief hun overtuiging afbrengt. Verschillen van inzicht zijn voor voor de georganiseerde vrijzinnigheid: overtuig mensen vrijzinnigen eerder een bevestiging van hun eigen overtuidat ze tot vrijzinnigheid geroepen zijn. Want hoewel de ging, dan een reden om ze aan de kant te zetten. Daarmee georganiseerde vrijzinnigheid een geleefde paradox is, en is de vrijzinnigheid een paradoxale overtuiging, niet minhoewel ze op dit moment niet in blakende vorm verkeert, der dan een geestelijke spagaat. Dat veel vrijzinnigen deze ze heeft wel een unique selling point. Ze is de belichaming spagaat als een comfortabele en vanzelfsprekende houding van een stokoude, vaak onzichtbare traditie. Ze beschikt ervaren, vloeit voort uit de vrijzinnige zingevingsstijl. over een goede infrastructuur in de samenleving. Ze heeft Desalniettemin blijkt meer en meer dat een vrijzinnige een kenmerkende levensbeschouwelijke flexibiliteit die mentaliteit niet vanzelfsprekend is. De vrijzinnigheid die nodig is om de uitdagingen waarvoor de moderne mens als kenmerkend leek voor de Nederlandse samenleving wordt individu, groep, en soort gesteld wordt het hoofd te bieden. geconfronteerd met enorme tegenkrachten. Vrijzinnigheid wordt voorgesteld als theedrinken en ‘huilie huilie’ doen. Een interpretatiekader Een waarschuwing is echter op Een elitaire hobby van grachtengordelbewoners. zijn plaats. Vrijzinnigen hebben de toekomst is geen gemakkelijk boek. Het is toegankelijk en helder geschreven. Het heeft een karakteristieke relativerende toon. Dit verhult Geen hobby Niets is echter minder waar, betoogt Ter echter welke fundamentele problematiek aan de orde Borg, het is geen hobby. Het is een veeleisende levenskomt. Deze problematiek is Ter Borgs levenswerk: een houding die terughoudendheid, beschaving, en zelfrelatiantwoord zoeken op de vraag hoe het mensen toch lukt vering vergt. In die zin is het boek een ontmaskering van om zin te geven aan hun leven. Zo heeft hij een eigen instreepdassendragers, IJzeren Dames, en blonde Mozarterpretatiekader ontwikkeld dat begint bij de vaststelling ten uit Venlo. Hun gespierde taalgebruik maskeert dat ze dat godsdienst meer is dan samen geloven in kerken. Wat de rechte rug ontberen waar ze zo prat op gaan. Vrijzindat betreft, hoeft het niet te verbazen dat hij over vrijzinnig zijn vergt meer, is stoerder dan recht door zee zijn en nigen schrijft. Zij weten immers dat je ook in de natuur, in oneliners de complexiteit van het moderne samenleven tijdens een concert of in een museum kunt geloven. Ter versimpelen. Het vergt eerbied voor het eigen leven en Borg doelt echter nog op iets anders, iets fundamentelers, dat van anderen, opdat er mensen kunnen zijn en blijven namelijk dat zingeving niet vrijblijvend is. Het is geen op onze aarde. Dus voor wie de vrijzinnigheid een warm tijdverdrijf of hobby, nee, het is een voorwaarde om te hart toedraagt, pardon, voor wie het leven van huidige en overleven. Andere dieren beschikken over een instinct, altoekomstige generaties een warm hart toedraagt, geldt: leen de mens is een onaf dier, dat zich slechts kan handlezen dit boek. Lezen alsof het leven ervan afhangt. Voor haven door zich aan te passen. Ja, hij heeft zich daarin zo minder hoeven we het niet te doen, volgens Ter Borg. bekwaamd dat hij tot op zekere hoogte de omstandigheden naar zijn hand kan zetten. Uiteindelijk vloeit iedere Martijn Junte levensbeschouwing voort uit deze overlevingsstrategie en Lid van de redactie van AdRem, is ertoe te herleiden. remonstrants predikant in Eindhoven
•
14 adrem remonstrants maandblad
overweging
Hebreeën 11.1 Deze tekst heeft me al geruime tijd geboeid. Als ik me afvraag waarom, komen er verschillende gedachten op. Er is sprake van tegenstellingen, paradoxen. Enerzijds: overtuiging en waarheid, anderzijds hoop en niet zien. Zijn deze tegenstellingen niet te groot? En durf of kan ik zeggen dat mijn geloof de grondslag is van de waarheid van Gods liefde en Zijn nabijheid? Mijn geloof wisselt tussen zekerheid en twijfel. Is het niet eigenlijk een wens, een droom, zonder welke het leven niet of in ieder geval minder leefbaar is? Deze gedachte lijkt reëel, maar bevredigt me niet. Te verstandelijk, te weinig vanuit de schroom voor het mysterie? Want is het ook niet zo dat ons verstand niet in staat is het geheim, het mysterie van Gods werkelijkheid te bevatten? ‘Het geloof stijgt uit boven de rede’, zei Thomas van Aquino. Maar sluit ik hiermee de discussie niet uit? Dit kan zo zijn, maar toch kan ik het niet laten met deze vragen bezig te zijn en ervaar ik ook de zekerheid van mijn geloof en beleef ik het als een kostbaar en boeiend geschenk, van waaruit ik probeer te leven en mijn gedrag en keuzen te bepalen. Hierop aansluitend denk ik aan de eerste zinnen van de nieuwe geloofsbelijdenis: ‘Wij beseffen en aanvaarden dat wij onze rust niet vinden in de zekerheid van wat wij belijden, maar in verwondering over wat ons toevalt en geschonken wordt.’
•
Eta Simon Thomas Lid van de Remonstrantse Gemeente Den Haag
Het geloof legt de grondslag voor alles waarop we hopen, het overtuigt ons van de waarheid van wat we niet zien.
In maart van dit jaar is onder redactie van Tjaard Barnard en Nelleke Viëtor het religieus dagboek God Aan verschenen. Het boek, waaraan zo’n 100 remonstranten hebben bijgedragen, biedt voor elke dag een overdenking, die wordt gekoppeld aan een bijbeltekst of een liedtekst. Juist de verscheidenheid van auteurs en gedachten maakt dat het boek door velen wordt gewaardeerd. Van dit boek zijn de meeste exemplaren reeds verkocht. Bij het Landelijk Bureau van de Broederschap zijn nog enkele exemplaren beschikbaar. Ze zijn te bestellen via
[email protected] of 030 23 16 970. De kosten van het boek zijn 25,- euro (exclusief verzendkosten). Door een omissie van de redactie van het dagboek is bovenstaande bijdrage daarin niet verschenen.
rectificaties In het oktober/november-nummer van AdRem zijn een paar fouten geslopen, die nog rechtgezet moeten worden. De eerste fout staat in het artikel over Hugo de Groot op pagina 23. Zijn geboortejaar is niet 1543, maar 1583. De tweede fout staat op
bladzijde 26 in het artikel over de spotprenten in de zeventiende eeuw. Daar zijn de onderschriften van de middelste en de rechterafbeelding verwisseld. Het middelste portret is van Coornhert en het rechter portret natuurlijk van Arminius.
jaargang 21 nr. 9 december 2010 15
nieuwe remonstrantendag
De ‘U pperware Kennismaken met nieuwe remonstranten
party ’
een en ander over de organisatie van de Remonstranten, van het bestuur en over de bezetting van het landelijk bureau. Vervolgens kwamen highlights van het actuele beleid kort aan de orde en ook het daaruit voortvloeiend communicatiebeleid, over AdRem en de website. Het moet onze gasten uit Nijmegen, Nieuw-Vennep, Leiden, Barneveld, Dieren, Amsterdam, Amersfoort, Tiel en Emmen geduizeld hebben. In een ontspannen sfeer rondde Tom Mikkers zijn enthousiaste presentatie af, opmerkend dat het hem zelf zo bijna deed denken aan een ‘Tupperware-party’.
Een zonnige zaterdagochtend begin oktober. ‘Moet ik op zo’n mooie dag nou weer binnen zitten?’, vroeg ik me af, onder ’t lover lopend langs de Utrechtse werven, in de stilte van de vroege ochtend. Ja toch wel! We kwamen bijeen op het landelijk bureau met een groep mensen die zich ergens in het afgelopen jaar als nieuw lid of vriend had aangemeld bij de remonstranten. In een aantal gevallen was dat via internet. Niet dat de nieuwe leden zich op die manier nu met cohorten tegelijk aanmelden, maar het is een aanpak die goed aansluit bij het communicatieve, open karakter van onze geloofsgemeenschap. Wat heeft hen bewogen, wilden we graag weten? En voor hen was het net zo; wat voor mensen gaan nu eigenlijk schuil achter die Remonstrantse Broederschap? In een ‘kennismakingsrondje’ kwam ook ieders levensbeschouwelijke ontwikkeling aan de orde en hoe die hen nu bij ons gebracht heeft. Dat was voor mij vaak ademloos luisteren: naar ontwapenende beschrijvingen van persoonlijke ontdekkingen, openhartige verhandelingen over individuele worstelingen tot ontluisterende schetsen van hoe oprecht gelovige mensen in kerkelijk verband ergens klem zijn komen te zitten. En met aan de ene kant de terughoudendheid die mensen, en vaak zeker vrijzinnigen, eigen is, maar met aan de andere kant een gemak, soms zelfs met een directheid, die óók aansluit op de vrijzinnige benadering van geloven, spraken enkelen over God. Om deze nieuwe leden en vrienden in de stemming te brengen vertelde Algemeen Secretaris Tom Mikkers eerst 16 adrem remonstrants maandblad
‘Dan nu over naar de Upperware-party’, pakte seminarium-hoogleraar Marius van Leeuwen de draad op voor zijn presentatie, waarin hij op zijn manier iets van de geschiedenis van de Remonstranten schetste. In vogelvlucht trok hij langs punten waarin de Remonstranten zich onderscheiden hebben en dat vaak nog steeds doen. Ondertussen bladerden velen met grote aandacht door een exemplaar van de ‘Belydenis of Verklaring van het Gevoelen der Leeraren’ uit 1621. Maar ook de hedendaagse geschiedenis bleef niet onbelicht: de totstandkoming van de belijdenis van 2006 was voor velen een nieuw ‘vuurbaken’. Vervolgens werd door Trude Berkhoff een profielschets gegeven van de Remonstrantse Orde, waarbij zij kort inging op de baaierd aan maatschappelijke thema’s die daar besproken worden. Wim Smit deed hetzelfde over de Hoorneboeggemeenschap. Alhoewel de opstelling voor deze informele bijeenkomst wel héél klassiek was, met een grote vergadertafel waaromheen iedereen met de rug naar de muur aanvankelijk zwijgzaam en afwachtend rondkeek, bleek het later, zeker na de broodjeslunch in de keuken, toch geen belemmering voor toenadering. ‘De ruimte en manier van geloven doet me goed’, was één van de reacties. ‘De manier waarop je hier jezelf kan zijn, dat heeft een nestgeur; daarin kom ik als het ware thuis.’ Dat is natuurlijk fantastisch om te horen van mensen die ons ‘ontdekt’ hebben. En inderdaad, ‘de twijfel mag uitgesproken worden’. We zaten in Utrecht ook niet bijeen om elkaar de maat te nemen; ‘door mijn ontdekkingsreis hier komen, dat is héél goed voor mijn geloof’, zei een van de deelnemers. Wat wil je nog meer?
•
Alexander Overdiep Lid van de taakgroep Communicatie en Werving, lid remonstrantse gemeente Naarden-Bussum.
miniatuur
Brussel Of liever gezegd: Bruxelles! Nederlanders zullen de Belgische taalreuring nooit begrijpen. Verwonderlijk is dat niet want Belgen kunnen het zelf moeilijk uitleggen. Ik probeer het niet eens meer. Maar geloof mij op mijn woord: den Belgique blijft bestaan, met koning en al.
Een eeuw geleden, in 1912, schreef de Waalse politicus Jules Destrée aan koning Albert I: Sire, il n’y a pas de Belges! Sindsdien heeft deze zin veel co-ouders gekregen. De Nederlandse taalkundige P.C. Paardenkoper, die de Vlaamse beweging een warm hart toedroeg, sprak in 1962 voor de KRO een zestal lezingen uit onder de titel: Er zijn geen Belgen. Velen denken dat het dus een Nederlander is die tegen de koning der Belgen deze zin uitsprak, maar dat is een misvatting. Dat kunnen we zelf wel! Sterker nog: wij zijn de enigen die dat mogen. Toen de Nederlandse schrijver Jeroen Brouwers, die jarenlang in België woonde en onophoudelijk ijverde voor de herkenning van de Vlaamse literatuur in Nederland, in 1988 een kritisch boek deed verschijnen onder de titel (jawel) Sire, er zijn geen Belgen, had je de poppen aan het dansen. Wat dacht die Nolander wel? Alleen wij, Belgen, mogen zoiets zeggen! Alhoewel: toen de burgemeester van Charleroi in september 2010 verkondigde: ‘Sire, er zijn geen Belgen meer’, werd hij onmiddellijk door zijn partij teruggefloten. Belgen waren er, zijn er en zullen er altijd blijven! Zelf ben ik ook deze mening toegedaan. Net als het lam en de leeuw uit de bijbel zijn de Waalse haan en de Vlaamse leeuw gedoemd om, hoe dan ook, met elkaar te leven. De doorsnee Belg, of hij nu Vlaams, Frans of Duits spreekt, wil helemaal niet in een nog kleiner land wonen, terwijl de wereld één ruimte wordt! Sinds het ontstaan van België zijn er ontegenzeggelijk grote sociale, economische en culturele problemen geweest. Maar is dat niet eigen aan elke Europese natie? Ik durf te wedden dat België in rep en roer raakt als de politiek een verdeling van het land afdwingt en het koninklijk huis laat verdwijnen. Eigenlijk zou de gewraakte zin van Jules Destrée gecorrigeerd moeten worden in: ‘Sire, er zijn geen makkelijke Belgen’. Want dat is wél waar. Wat moet er dan gebeuren? Het antwoord kreeg ik in de schoot geworpen toen ik laatst de Sainte-Gudule, de prachtig gerestaureerde kathedraal van Brussel, bezocht. De glas-in-lood ramen schitterden door de herfstzon, zo mooi had ik ze nooit gezien. In een hoek van de kerk waren er toiletten, bewaakt door een jongeman van NoordAfrikaanse afkomst. Hij was zo in een boek verzonken dat hij het geldschoteltje niet bewaakte. De mensen liepen gewoon door maar dat liet hem koud. Reuze benieuwd welk boek hem zo in de ban hield, vroeg ik wat hij las. Verstrooid keek hij me aan en liet mij de kaft
van het uit elkaar vallende pocketboekje zien: Comment se faire des amis, de evergreen van Dale Carnegie (How to make friends). Toen dacht ik: als deze jongen de politiek ingaat, zijn we gered! Sire, er zijn weer Belgen!
•
Christiane Berkvens-Stevelinck Predikant in de remonstrantse gemeenten Rotterdam en Breda
jaargang 21 nr. 9 december 2010 17
boek bespreking
Hoe komen we
Rel Soms kom je door het lezen van een klein bericht midden in een slagveld te staan, waarvan je het bestaan niet had vermoed. Zoiets overkwam mij toen ik op de kerknieuwssite van de IKON een bericht las over een boek dat net uitgekomen was: Hoe komen we bij God? vroeg het kleine biggetje. Het blijkt te gaan om een pamflet geschreven door de Duitse filosoof Michael Schmidt-Salomon dat in de vorm van een fabel, een dierenvertelling, betoogt dat niemand God nodig heeft. Ik was nieuwsgierig naar de manier waarop je deze atheïstische boodschap aan kinderen zou willen uitdragen.
Inhoud Het boekje vertelt de wederwaardigheden van een klein biggetje en een egeltje, die in hun vrolijke leventje opgeschrikt worden door een affiche dat op hun huis was geplakt: ‘Wie GOD niet kent, mist iets!’ De kleine diertjes zijn erg geschrokken en besluiten maar op zoek te gaan naar wat ze nooit gemist hadden, maar wat toch nodig zou zijn: God. Ze beginnen de andere dieren te bevragen. Maar die weten niets. Alleen de vos kan hen doorverwijzen naar de mensen. Zo komen ze terecht op de tempelberg, een plek waar drie enorme gebouwen naast elkaar staan. Allereerst bezoeken ze een tempel van de Heer, een synagoge. Ze ontmoeten ‘een man met grappige hoed en lange, zwarte lokken’. Deze rabbijn wil 18 adrem remonstrants maandblad
hen niet binnenlaten, want ze hebben geen joodse moeder. En het kleine varkentje mag natuurlijk helemaal niet binnen komen. Varkentje vindt het niet aardig van God. Maar de rabbijn zegt dat God ook niet altijd aardig is en hij vertelt van de zondvloed. Onze helden gaan verder, op zoek naar andere goden. In een kerk schrikken ze van Christus aan het kruis. Doet dat niet vreselijk pijn? Van schrik snoepen ze van de schaal met koekjes op het altaar. Ze worden weggejaagd omdat ze de Heer hebben opgegeten. Tenslotte komen ze in een moskee. Daar wordt hun verteld, dat ze om een goede moslim te worden maar liefst vijf keer per dag moeten bidden. En voor die tijd moeten ze zich ook nog wassen. Dat is wel heel vaak: 150 keer per maand. ‘Lijdt meneer God soms aan poetsdwang?’ Ze proberen nog even of het misschien wat minder kan, maar de moefti is onverbiddelijk. Wie deze geboden veronachtzaamd zal eeuwig in de hel branden. Bij de suggestie dat Mohammed dit allemaal zelf verzonnen heeft, worden ze opgejaagd en vluchten ze naar de uitgang. Buiten komen ze weer de bisschop en de rabbijn tegen. Gelukkig beginnen de geestelijken met elkaar te vechten, zodat ze kunnen ontsnappen. Thuisgekomen zijn ze blij dat ze zonder God zijn. Wie God kent, mankeert iets in zijn bovenkamer. Ze pak een stift en strepen een woord door op de poster: Wie God niet kent, mist iets!
Klassieke truc Eerlijk gezegd is het boekje niet verrassend. Het geheel lijkt op een klassieke truc uit de retorica. Je schildert je tegenpartij zo slecht mogelijk af, nog slechter dan hij in werkelijkheid is, en bestrijdt dan dat beeld. Het jodendom kun je toch moeilijk beperken tot de gedachte dat niemand welkom is en dat God alleen maar wil wreken. Gaat het in het christendom alleen om een bloedend lichaam aan het kruis en is de islam alleen de aanbidding van een God met smetvrees? In Duitsland heeft dit boek veel ophef opgeleverd. De overheid heeft onderzocht of het boek niet schadelijk zou zijn voor de jeugd en verboden moest worden. Ook de plaatjes van de rabbijn (die inderdaad wel enigszins doen denken aan sombere tijden…) werden aangevallen. Hiernaast heeft het boek ook veel bijval gevonden. Een speciale website is ter ondersteuning van de schrijver gemaakt: www. ferkelbuch.de. (Hier is het gehele boek ook te lezen.) In Nederland is het nu met steun van De Vrije Gedachte in vertaling verschenen. Ter overdenking Tegelijkertijd moet je zeggen, dat er wel aardige vragen gesteld worden. Wie van ons vertelt zijn kinderen het verhaal van Noach vanuit het perspec-
bij God?
Michael Schmidt-Salomon (tekst) en Helge Nyncke (illustraties), Hoe komen we bij God? vroeg het kleine biggetje. Een boek voor iedereen die zich niets laat wijsmaken, vertaald door Frans Bijlsma, Breda 2010, Stichting Uitgeverij Papieren Tijger / Stichting Uitgeverij De Vrije Gedachte (Oorspronkelijke titel: Wo bitte geht’s zu Gott? fragte das kleine Ferkel. Aschaffenburg 2007, Alibri Verlag) Nederlandse uitgave: ISBN 97 9067282499.
tief van wie verdrinken? Het christendom heeft soms (zie de film The Passion of the Christ) wel heel veel nadruk gelegd op het bloedig offer van Christus. Eigenlijk zou je ook in de geloofsopvoeding de vragen die dit boek stelt, moeten meenemen. Kortom: een boek dat je misschien niet direct onder de kerstboom zou moeten leggen, maar dat wel de moeite van het overwegen waard is.
•
Tjaard Barnard Predikant van de Remonstrantse Gemeente Rotterdam jaargang 21 nr. 9 december 2010 19
het gezicht van...
Ton In ’t Veld Achtergrond Ik heb sociale psychologie en pedagogiek gestudeerd in Amsterdam, en heb later gewerkt als hulpverlener en consulent voor jongeren met een handicap. Ik kom uit een vrijzinnig gezin, en ben heel bewust op mijn 18e bij de remonstranten bevestigd. Later ben ik zeer beïnvloed door de Jonge Gemeente in Amsterdam (ds Van Hille) en door de Vrijzinnig Christelijke Studentenbond (VCSB). Prachtige herinneringen heb ik aan beide. Ik ben in 1979 in De Bilt komen wonen en woon nu in Bilthoven. Kerkelijk hoor ik bij de Remonstrantse Gemeente Utrecht. Daar voel ik me thuis. Het is een vitale gemeente. Naar de Geertekerk ging ik vroeger met de trein, nu met de auto: voor mij is dat geen probleem, maar voor veel ouderen wel. Veel remonstranten in Bilthoven gaan dus regelmatig naar de Woudkapel, zijn zelfs dubbellid van de Woudkapel (NPB) en Utrecht (remonstranten).
Contactlid De gemeente Utrecht kent een aantal kernen, o.a. Maarssen, Amerongen, Nieuwegein, Houten en Utrecht. Daarin werken in totaal 50 contactleden, die allemaal wonen in de regio waarvoor ze contactlid zijn. Ik ben ook zo’n contactlid. Onze essentiële taak is: aandacht voor elkaar en omzien naar elkaar. Een bezoekje brengen, een telefoontje kan ook. Zo’n contact geeft aan dat er iemand is die de ander hoort. Vroeger gingen we twee keer per jaar bij iedereen op bezoek, tegenwoordig vragen we wie behoefte heeft aan bezoek. Niet iedereen heeft daar immers tijd voor. Bij nieuwe leden gaan we op bezoek met een bloemetje, en vragen we of men meer contact op prijs stelt. We bezoeken gezinnen waar een baby is geboren en natuurlijk ook degenen die een verlies hebben geleden. We gaan naar begrafenissen: dat geeft steun aan 20 adrem remonstrants maandblad
Ton In ’t Veld, links op de foto
de achterblijvers, maar ook zelf wil je graag afscheid kunnen nemen. Ook bij 75-, 80-, 85- en 90-jarigen hebben we altijd een bloemetje gebracht. Dat wordt enorm op prijs gesteld. Inmiddels hebben we de minimumleeftijd naar 80 moeten verhogen: er kwamen teveel 75-jarigen en we konden het niet meer aan... Kortom: droefenis en vreugde, er is plaats voor allebei.
Toekomst Wij hebben twee keer per jaar een bijeenkomst met alle Utrechtse contactleden, onder leiding van ds Kruyne. De laatste tijd hebben we thema’s aan de orde gehad zoals bijvoorbeeld: moet je het geloof ter sprake brengen, omgaan met dementerenden, en het drempelgesprek. Dat geeft mij heel veel steun en inspiratie! Ons werk nadert dat van predikanten, omdat we soms ook heel persoonlijke gesprekken hebben. Maar er is geen ‘concurrentie’, en ik denk dat zij het ook niet zo voelen. Eerder is het een goede samenwerking, waarbij wij uit verschillende gezichtspunten met mensen uit de gemeente omgaan. Ik ben ook lid van de landelijke taakgroep contactleden, die eens per jaar een landelijke ontmoetingsdag heeft voor contactleden uit het hele land. In groepjes praten we dan over een thema. Dit jaar is de dag op 12 maart 2011 in Naarden/Bussum. Het onderwerp is: De toekomst van het contactledenwerk. Mijn grootste liefhebberij? Ik speel piano, altijd met anderen. Samen doen, daar gaat het om. Carla Bierlaagh Redactielid AdRem