remonstrants maandblad jaargang 22 nr. 18 oktober 2011
Kunst op zondag
van de redactie
Kunst op zondag In de zomerperiode bracht AdRem een themanummer uit over kunst en cultuur. Behalve een nabeschouwing bij het vorige jaarthema,Uit de kunst, was het ook bedoeld als bijdrage aan het maatschappelijk gesprek over de betekenis van kunst, een gesprek dat ontstaan is naar aanleiding van de bezuinigingsplannen van de regering. Rond dat jaarthema was vastgesteld: ‘Kunst en religie zijn als een tweeling die niet weet wie van de twee als eerste geboren is. Kunst en religie hebben een intieme band met elkaar. Remonstranten hebben van oudsher een brug weten te slaan tussen kunst en religie.’ Om die reden besloot de redactie nog een keer een apart nummer te maken juist over de relatie tussen kunst en geloofsbeleving. In het voorliggende nummer, Kunst op zondag, vindt u het nodige over liturgie en muziek (Gonny van der Maten, specialist uit eigen kring), liturgie en dans (Riëtte Beurmanjer) en theater als vorm van maatschappelijk groepspastoraat (Harry Brandsma). Verder is te lezen
hoe twee kunstenaars het muziekstuk Die Schöpfung van Haydn hebben verwerkt in hun schilderijen. Bovendien aandacht voor een boek over de worsteling van de moderne kunst om buiten de traditionele kaders zin te geven aan de werkelijkheid. Verdwijnt de religie dan uit beeld? In dit nummer ook relatief veel losse eindjes. Een interview met de IKON-directeur over de bezuinigingen waardoor die omroep wordt getroffen, een artikel over museum Orientalis dat weer overeind probeert te krabbelen en een verhaal over Jona en Yoenoes in de bijbel en de koran. Er is weer eens geen ontkomen aan, de nieuwe AdRem ligt op u te wachten!
•
Bert Dicou Hoofdredacteur Het volgende nummer van AdRem verschijnt op 10 november 2011.
in dit nummer onder meer: 3 Korte berichten
12 Theater in Zuid-Afrika en Ierland
4 Spiritualiteit van klank en tekst
14 Bibliodansen
6 De schepping verbeeld
15 Op stap met Martin Fröberg
7 Overweging
16 Jona, Yoenoes en de walvis in de Tigris
8 Liturgie ligt op straat
18 Honderd jaar vrouwen op de kansel
9 Boekbespreking
18 150 e sterfdag Génestet
10 Museumpark Orientalis
19 ’t Rentmeestertje
11 Miniatuur
20 Het gezicht van...
colofon Redactie: Sigrid Coenradie, Bert Dicou (hoofdredacteur), Martijn Junte, Michel Peters (eindredacteur), Lilian Roos en Marianne Waling-Huijsen.Redactieadres: AdRem, p/a Nieuwegracht 27 a, 3512 LC Utrecht, tel. 030 2316970,
[email protected] Administratie (adreswijzigingen en andere mutaties):
[email protected] org, of via bovenstaand redactieadres. ING 4088342 t.n.v. AdRem Utrecht Website: www.remonstranten.org Kosten: gratis voor remonstranten, 30,- euro per jaar voor niet-remonstranten. Advertentiewerving: Eric Zinger, 026 3333181,
[email protected], tarieven op aanvraag verkrijgbaar. Uitgave: Boekencentrum Uitgevers Ontwerp: Marjorie Specht, www.ontwerpkantoor.nl Druk: Koninklijke BDU Barneveld ISSN 0925-238X © Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen zonder voorafgaande toestemming van de redactie.
korte berichten
Coming Out Churches Dutch Edition Kerkelijke veroordeling van homoseksualiteit kan rekenen op media-aandacht en emotionele berichtgeving. Maar hoe zit het met kerken waar homo’s en lesbo’s wél welkom zijn – waar ze kunnen trouwen, bijvoorbeeld? In 1986 – vijftien jaar voordat het burgerlijk huwelijk in Nederland opengesteld werd voor personen van gelijk geslacht – namen de remonstranten als eerste kerk ter wereld de beslissing dat homoseksuele paren officieel in de kerk konden trouwen. Op zondag 9 oktober wordt deze gebeurtenis gevierd in Vrijburg in Amsterdam waar remonstranten en vrijzinnige protestanten samen een gemeente vormen. Tevens verschijnt dan de gids Coming Out Churches - Dutch Edition die is samengesteld door Tom Mikkers, algemeen remonstrants secretaris en Wielie Elhorst, voorzitter landelijke koepelorganisatie voor kerk en homoseksualiteit (LKP). Deze gids bevat een overzicht van kerken waar homo’s en lesbo’s kunnen trouwen.
Interviews Naast een beschrijving van alle regelingen in Nederlandse kerken voor homo en lesbostellen die willen trouwen, staan er ook interviews en achtergrondartikelen in deze gids, met bijvoorbeeld PKN-preses Peter Verhoeff, CDA-voorzitter Ruth Peetoom en predikante Abeltje Hoogenkamp. Een uitgebreid interview in de gids met de remonstranten Jan Willen Nieuwenhuijsen, Annekee Stokvis en Lideke In’t Veld geeft een goede indruk van de remonstrantse inzet rond dit thema. Coming Out Churches geeft zo ook een beeld van de stand van zaken rond homo-emancipatie en kerk. ‘In de huidige berichtgeving lijken kerken weinig op te hebben met homo-emancipatie. Afwijzing domineert de berichtgeving. Dit levert een eenzijdig beeld op. In de
debat
De vrije wil
Debat in de Leidse Lokhorstkerk, dinsdag 8 november, 19.30-21.30 uur. Met Maureen Sie (filosoof), Bert Keizer (publicist, arts, filosoof) en Boris van der Ham (politicus), o.l.v. Marius van Leeuwen (theoloog, Remonstrants Seminarium).
jaren zestig en zeventig hebben de kerken bijvoorbeeld homo-emancipatie een belangrijke impuls gegeven. Deze ontwikkeling is nog niet afgerond’, aldus Tom Mikkers.
Presentatie Het eerste exemplaar wordt aangeboden aan COC-voorzitter Vera Bergkamp en Ida Overdijk namens de IKON. Mikkers: ‘De IKON heeft een belangrijke rol gespeeld bij de emancipatie van homoseksuele mannen en vrouwen in Nederland. IKON pastor Alje Klamer doorbrak het taboe op homoseksualiteit door het op de radio aan de orde te stellen.’ De feestelijke presentatie van Coming Out Churches is voor een ieder bij te wonen na een kerkdienst in Vrijburg (remonstranten en vrijzinnige protestanten) aan de Diepenbrockstraat in Amsterdam. De kerkdienst is om 10.00 uur, de presentatie begint om 11 uur. Deze dienst in Vrijburg wordt live uitgezonden door de IKON via radio 5. Na afloop van de presentatie zal aan Tom Mikkers de Spaanprijs worden uitgereikt. Coming Out Churches wordt mede mogelijk gemaakt dankzij bijdragen van Stichting Kerk en Wereld en Het Blauwe Fonds.
•
Coming Out Churches. Gids voor kerk en homo.Dutch edition. Samenstelling: Wielie Elhorst en Tom Mikkers. Uitgeverij Meinema, oktober 2011. ISBN 978 90 211 4311 8. Prijs: 14,90 euro.
De vrije wil ligt onder vuur. Volgens sommige neuro wetenschappers bestaat zij niet. Maar valt er echt niets te kiezen? De dagelijkse ervaring zegt anders. En hoe zit het met onze verantwoordelijkheid als er geen vrije wil is? Vooraf aan het debat is er een maaltijd (18.00 uur). Opgave bij het bureau van de Remonstrantse Broederschap (
[email protected])
jaargang 22 nr. 18 oktober 2011 3
thema kunst op zondag
op zoek naar
klank en ‘ik pro beer een link t e leggen t ussen religie en het dagelijkse le v en . M aar dat gaat eigenlijk vanzel f , wan t all e goe de mu z ie k is re ligie us .’
Gonny van der Maten leeft voor het orgel! Vele uren bracht zij door in tochtige en koude kerken. De ontberingen zijn minder nu zij thuis een digitaal orgel tot haar beschikking heeft. Gonny geeft concerten in binnen- en buitenland en bereikt daarmee grote hoogten. Dat resulteerde in radio-opnames, cdregistraties en workshops. Nog in mei 2009 kreeg zij een bronzen medaille toegekend door de Société académique d’éducation et d’encouragement ‘Arts-Sciences-Lettres’ in Parijs, voor haar verdiensten voor de (Franse) cultuur. Daarnaast is zij als organist in dienst bij de Geertekerk in Utrecht, waar zij de muzikale grenzen in de liturgie steeds weer een beetje verlegt. ‘Vroeger was ik erg ambitieus en was ik alleen maar gefocust op topprestaties in de concertpraktijk. In de Geertekerk heb ik geleerd om orgel en muziek te plaatsen in de liturgie, zodat ze dienstbaar zijn aan het Woord en de mensen die er zijn. Ik ben blij met de negen uren die ik daar in vaste dienst ben. Gelukkig krijg ik in de kerk de ruimte om te experimenteren.’
Orgelmuziek Hoe kom je bij het orgel terecht? Is het orgel levensvatbaar op de lange duur? Gonny: ’Elke zondag ging ik met mijn ouders naar de gereformeerde kerk. Het orgel daar vond ik geweldig. Bij mij thuis waren weinig muzikale momenten, tot we toevallig een oud harmonium kregen waarop ik ging spelen. Gelukkig mocht ik van mijn ouders naar de muziekschool in Amsterdam. Ik speelde eerst blokfluit, toen piano en later piano en orgel. Dat heeft uiteindelijk geleid tot een diploma orgel aan het conservatorium als docent en als uitvoerend musicus en een zesjarige vervolgopleiding tot kerkmusicus. Toen ik in 1992 in dienst kwam van de Geertekerk was dat vanwege het orgel, maar ik raakte daar helemaal thuis en ben in 2003 zelf ook remonstrant geworden. Het wonderlijke is dat Nederland
4 adrem remonstrants maandblad
vele en diverse soorten orgels kent, dat onze orgels en orgelbouwers wereldberoemd zijn, maar dat onze kerkmuziek niet sterk ontwikkeld is en dat het lot van organisten de anonimiteit is. De kring van liefhebbers is immers klein en de concerten spelen zich geheel buiten de concertzalen af. Onze hoge plek in de kerk is symbolisch voor onze afstand tot de main stream muziekwereld. De jongere generatie kent het orgel al helemaal niet meer. Ik ben dus maar actief het orgel aan het promoten door het geven van kinder- en poëzieconcerten. Hopelijk kan ik zo bijdragen aan het brandend houden van het lampje. De Nederlandse orgelcultuur is wel taai hoor, in één zomer worden er toch gauw zo’n 1300 concerten in het land gegeven.’
Liturgie Welke experimenten doe je in de liturgie? Zitten daar eigenlijk ook grenzen aan? Gonny: ‘Het klinkt misschien vreemd voor een musicus, maar ik zoek in de diensten graag de stilte op. Een muziekstuk begint en eindigt ermee, maar die stilte wordt vaak niet gerespecteerd. Speel nu eens niet meteen muziek na het ‘amen’, laten we de stilte niet meteen opvullen. Ik noem dat ‘spelen achter de noten’. Daarom heb ik een keer op Stille Zaterdag een ‘stil
de spiritualiteit van
tekst
concert’ gegeven. Door muziek, gedichten en stilte hebben we daar spiritualiteit een kans gegeven. Ik speelde toen onder meer een orgelstuk van Arvo Pärt. Het duurt bij dat stuk heel lang voordat alle lucht uit de pijpen is en overgaat in volstrekte stilte, prachtig! Soms wordt de zeggingskracht groter door herhaling van iets, bv. een melodie in een dienst. In de afgelopen Pinksterdienst zongen we eerst een middeleeuws Veni Creator, dan een tekst van Sytze de Vries op die muziek als antwoordlied, dan een motet bij de lezing, waarin die melodie was verwerkt en na de overdenking weer de middeleeuwse hymne. Ik wil niet alleen coupletliederen zingen zoals die in het Liedboek staan, want die teksten, hoe mooi ook soms, staan altijd in het keurslijf van de coupletmelodie. Je kunt ook acclameren en psalmen reciteren; daarbij kan de tekst vrijer zijn gang gaan, maar dat vrijere ritme is wel heel moeilijk. In de Geertekerk hebben we soms diensten van woord en klank, soms zonder preek en met bv. gedichten die in relatie staan tot de bijbellezing. Dat mag van mij vaker gebeuren. Geloof is niet alleen rationeel, niet alleen de uitleg, maar ook hart en ziel doen mee. Deze andere dimensie wordt aangeraakt door muziek, door stilte en door gemeenschap met de mensen om je heen. In de protestantse kerken is het regel dat iedereen muzikaal mee moet kunnen doen, uiteraard met name in de gemeentezang. Dat heeft consequenties voor de moeilijkheidsgraad. Als kerkmusicus moet ik dus mensen inschakelen naar eigen kunnen en op deze manier de kwaliteit bewaken. Elk jaar schrijf ik de muziek voor een Kerstpel; daarbij hebben we een ad hoc orkest en -koor; voor iedere deelnemer schrijf ik een partij op zijn of haar niveau, dus ook voor het jongetje dat net trompet speelt. Die afstemming is een uitdaging hoor! Maar het betaalt zich terug in de reacties van de mensen en in de gemeenteopbouw die erdoor wordt gestimuleerd. De grenzen liggen daar waar mensen gaan afhaken, als ze het experiment niet mee willen uitvoeren, als de muziek geen samenhang meer
heeft met de tekst. Ik praat dan ook veel met gemeenteleden over wat past in de dienst en wat niet.’
Poëzie en muziek Je organiseert ook speciale programma’s met bijvoorbeeld poëzie en muziek.Wat wil je daarmee bereiken? Hoe kies je de muziek en de poëzie uit? Gonny: ’Ik probeer een ander en groter publiek te bereiken door combinaties te maken met andere kunsten, met name met poëzie, maar ook met dans, verhalen of poppenspel. Mijn eerste poëzieprogramma was met zanger Lieuwe Visser, daarna ben ik in mijn eentje poëzieconcerten gaan doen. Leidraad is toch de tekst; muziek kies ik daar dan bij. Ik maakte bijvoorbeeld een programma over Sint Geertruide die 1350 jaar geleden was gestorven. Daarin las ik het levensverhaal voor van de ridder die verliefd op haar werd, zijn ziel aan de duivel verkocht, en haar toch niet kreeg. Daarna speelde ik dan het treurige Pavana Lacrimae van Sweelinck. In een programma over liefde gebruikte ik teksten uit Hooglied, die ik afwisselde met lichtvoetige muziek van Frescobaldi. Deze muziek riep de goede associaties op. Soms speel ik hoog boven in de kerk, het volgende moment daal ik dan af om te spreken vóór het publiek, op een galerij of helemaal tussen de mensen in. De stiltes in het orgelspel en de witte plekken in de poëzie passen uitstekend bij elkaar.’ Slotakkoord ‘Zowel in mijn concertpraktijk als in mijn kerkelijke werk probeer vaak ik een spiritueel element toe te voegen. In een programma over water past bijvoorbeeld een relatie met sommige bijbelteksten. Een programma op Stille Zaterdag had ooit als thema ‘Van God verlaten’. Daarin resoneert de eenzaamheid van mensen mee, ik probeer een link te leggen tussen religie en het dagelijkse leven. Maar dat gaat eigenlijk vanzelf, want alle goede muziek is religieus.’
•
Michel Peters Coördinator communicatie bij de remonstranten
jaargang 22 nr. 18 oktober 2011 5
thema kunst op zondag
De schepping In juni werd in de Hooglandse kerk in Leiden het oratorium Die Schöpfung van Joseph Haydn uitgevoerd. Het werk ontstond tussen oktober 1796 en april 1798 en wordt beschouwd als een van zijn meesterwerken. Het oratorium beschrijft en illustreert door muziek en zang het scheppingsverhaal volgens het Bijbelboek Genesis. Een groot koor van tweehonderd amateurzangers, een orkest en drie solisten verzorgden een sfeervolle uitvoering. Bijzonder aan het project was dat er drie kunstenaars bij betrokken waren die op een of andere manier de schepping hebben verbeeld. Gerda Drop en Ben Blonk, deden dat vanuit een religieuze inspiratie.
Gerda Drop, Alphen a/d Rijn
‘Je moet eerst noten leren lezen voordat je in een orkest kunt spelen’ ‘Ben je kunstenaar of ambachtelijk kalligraaf?’, vraag ik Gerda Drop. ‘Letterkunstenaar ben ik’, zegt ze. ‘Vijfentwintig jaar geleden ben ik begonnen met schoonschrijven via een schriftelijke cursus. Daarna ben ik mijn eigen weg gegaan en heb ik veel in opdracht gekalligrafeerd en workshops gegeven. Vanaf 2005 ben ik ook vrijer en creatiever gaan werken en sindsdien maak ik ook grote, felgekleurde doeken waarop gekalligrafeerde bijbelteksten centraal staan. Dat vrije werk maak ik ook in opdracht. Het tot stand komen van zon schilderij is een veel intensiever en expressiever proces. Aan dit werk over Die Schöpfung ben ik drie maanden voor de uitvoering begonnen, de teksten goed gelezen, veel naar de muziek van Haydn geluisterd en gelet op de emotie die dit bij me teweeg bracht. Alle teksten uit het oratorium heb ik uitgeschreven en ergens op het doek geplaatst, de belangrijkste voor mij op de voorgrond, de minder belangrijke op de achtergrond. Wel 6 of 7 lagen zijn er zo over elkaar geschilderd. Voor de kleuren gebruik ik acrylinkt, de letters zijn van witte plakkaatverf. De kleuren corresponderen met de 7 scheppingsdagen, een beweging van donkerte in de chaos naar het licht van de schepping. Groen in het deel waar God de schepselen 6 adrem remonstrants maandblad
der natuur creëert en blauw voor het firmament, waar zon, maan en sterren te zien zijn. Aan het eind van het stuk schalt het koor ‘Singt den Herren alle stimmen! Dankt ihm, dankt ihm alle Seine Werke! Lasst zu Ehren seines Namens, Lob in Wettgesang erschallen! Des herren Ruhm, er bleibt in Ewigkeit! Dat kan voor mij niet anders dan de conclusie zijn op de zevende scheppingsdag. Het woord ‘Hallelujah’, als lofprijzing voor de schepper van hemel en aarde, staat daar in bladgoud geschreven. Ik kom oorspronkelijk uit een Gereformeerde Bondsgezin; bijbelteksten hoorden bij het dagelijkse leven. In de loop der tijd ben ik in religieus opzicht mijn eigen weg gegaan, maar de woorden uit de bijbel zijn gebleven. Bijbelteksten op canvas zijn nu mijn manier om van het geloof te getuigen. Eerder heb ik het boek Prediker als thema gebruikt en ik hoop in december in Voorburg te exposeren over engelen. Ik heb onlangs ook in de doopsgezinde-remonstrantse gemeente Leiden gehangen met mijn werk. Met de ambachtelijke kalligrafeeropdrachten die ik krijg, kan ik mijn meer expressieve werk bekostigen.’
•
www.grafikal.nl, www.letterlijkuniek.nl
verbeeld
Ben Blonk, Katwijk aan de Rijn
‘En God zag dat het goed was’
raakt en tot een eigen schepping geworden. Het project speelt met oer-ervaringen van onze werkelijkheidsbeleving: spatten licht, huppelende watergolfjes, elementaire deeltjes vol kiemkracht. Het zoekt naar basisvormen: stippen, lijntjes, lichtvlekken die doen denken aan microben, zaadcellen, muziektonen, groeikernen, lichtjaren, bouwstenen van al het bestaande. En die hier en daar beginnen samen te klonteren, velden vormen, netwerken, structuren. Biotopen, zonnestelsels, leefwerelden.
Schepping Schepping is een centraal begrip zowel in de kunst als in de religie. Mijn eindexamenproject ‘Schepping’ (Kon. Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag, 2007-2009) wil de verwondering over het bestaande verbeelden. Juist de schijnbaar meest vanzelfsprekende verschijnselen in onze werkelijkheid blijken bij aandachtig toezien helemaal niet zo vanzelfsprekend. Licht in onze ogen, regendruppels op het water, nachtelijke stilte, grond onder onze voeten, zang van de lijster, geboorte van een kind, dood van een geliefde – ze dragen alle een eigen geheim. Schepping is geen natuurwetenschappelijk, maar een theologisch begrip. Het vraagt niet naar het ontstaan van de werkelijkheid, maar naar de zin, de betekenis, het niet te vatten geheim ervan. Het bezingt de verwondering over al het bestaande. ‘Er zijn kleine knopjes aan de seringstruiken. Gaat U daar eens aandachtig naar staan kijken, misschien begrijpt U ’t dan,’ schrijft Nescio. Mijn scheppingsproject wil iets van dat geheim verbeelden. Aanvankelijk was het geïnspireerd op het bijbels scheppingsverhaal, het Lied van de zeven dagen (Genesis 1). Maar gaandeweg is het daarvan min of meer losge-
Houten panelen Als drager heb ik al in een vroeg stadium gekozen voor 56 vierkante houten panelen (elk 60 x 60 cm, 9 mm dik). In de loop van het groeiproces werd steeds duidelijker, dat deze panelen niet als traditionele schilderijen aan de muur zouden moeten hangen. Zij zouden samen een tegelvloer moeten vormen waarover gelopen kan worden. Betreden toegestaan! Waarom een vloer? Om een eigen ruimte te creëren. Omdat lopen over en in een kunstwerk een andere ervaring oproept dan alleen ernaar kijken. Het is lijfelijker, indringender. De bezoeker staat niet tegenover het kunstwerk, maar erin, wordt er zelf deel van. Inderdaad sta ik als mens niet buiten of tegenover de schepping; ik maak daar als schepsel zelf deel van uit.
•
Ben Blonk, tel: 071-5289313 e-mail:
[email protected] Michel Peters Coördinator communicatie bij de remonstranten jaargang 22 nr. 18 oktober 2011 7
thema kunst op zondag
Liturgie ligt op straat Traditie Een dochter staat naast haar moeder in de keuken te kijken hoe die een beenham braadt, en ze vraagt: Mam, waarom snijd je altijd eerst het been eraf voordat je het vlees in de pan doet?’ De moeder denkt even na en antwoordt: ‘Omdat mijn moeder dat zo deed.’ De dochter besluit de moeder van haar moeder op te zoeken en stelt haar dezelfde vraag. De grootmoeder antwoordt: ‘Dat deed mijn moeder altijd. Ze had namelijk niet zo’n grote pan, dus als we al eens zo’n groot stuk vlees hadden, moest het in twee stukken gesneden worden voordat ze het kon braden. En ik had later wel een grote pan, maar ik ben het altijd zo blijven doen….’ Dit is één kant van liturgie: dat we op zondagmorgen in de kerkdienst dingen doen of laten waarvan we zelf niet weten waaróm. Pas als we dóór en vérder vragen ontdekken we de oorspronkelijke bedoeling van bepaalde gebruiken. De actuele betekenis is niet meteen duidelijk. Dan een andere kant. Een vrouw op leeftijd, geboren en getogen in een dorp op het platteland, heeft heel onverwacht haar enige zoon verloren. Hij werkte als redacteur bij een tijdschrift, en in dat tijdschrift wordt een In Memoriam voor hem geplaatst. De moeder heeft het In Memoriam uitgeknipt. Elke morgen leest ze het en huilt. Na enige tijd droogt ze haar tranen en gaat over tot de orde van de dag. Deze vrouw heeft opnieuw en op haar eigen wijze een oeroud ritueel uitgevonden – wat zij doet lijkt het op het Joodse kaddiesj-gebed, het gebed voor de overledenen. Zij heeft een vorm gevonden die aansluit bij haar emoties en die kanaliseert. Orde Zo kan liturgie ook zijn: dat het orde aanbrengt
tiële menselijke behoeften. Liturgie als psychologie – zoals Hoenderdaal het zegt in zijn nog steeds actuele en uiterst lezenswaardige Riskant spel, liturgie in een geseculariseerde wereld (1977): ‘Wij gaan ervan uit dat oeroude symbolen zo diep in de menselijke psyche leven, dat zij nog steeds betekeniswaarde hebben... En voor de liturgie betekent dit dat de oernoties van gemeenschap, verering, aanbidding blijvend aanwezig zijn.’ Het is mijns inziens de taak van de liturg (niet perse een predikant) om die oernoties te herkennen, aan het licht te brengen en waar nodig te vertalen naar deze tijd. Liturgie ligt op straat, is praktische theologie, heeft met het leven van alledag te maken. Liturgie is communicatie, zowel verbaal als non-verbaal.
Communicatie En over communicatie in de praktijk gesproken: daar ontbreekt het nog wel eens aan, bij de voorbereiding van kerkdiensten... De organist, de pianist, de musici worden nog te vaak niet betrokken bij deze voorbereiding (en krijgen ‘de liedjes’ achterin de week). Nu zijn de meeste organisten die ik ken zowel bescheiden als ervaren, dus zullen ze niet zo gauw van zich laten horen. Maar desgevraagd, droomt een organist (en taakgroeplid) van de volgende praktijk: ‘Ik droom van een plek waar dominee en organist of kerkmusicus op maandag bij elkaar komen en de dienst of viering van de zondag daarop samen voorbereiden. Vooroefenen hoort daar ook bij, om ‘de juiste toon’ aan te slaan. Dat mag vooral geen show worden, praktisch en bewogen is hier de juiste houding. De organist kijkt vantevoren naar de lezingen en zoekt passende kerkmuzikale orgelwerken.’
in de chaos en daarmee en daardoor aansluit bij existen
foto: Hans van Egdom
En een andere organist (en taakgroeplid) zegt het volgende: ‘Uitgaand van elkaars vakman-/vrouwschap, – predikant en organist – is goede communicatie, ‘wat willen we en op welke plek’ een solide basis voor een dienst. Liturgie is communicatie. Liturgie is praktisch. Liturgie is een samenspel van voorgangers, musici en gemeente – want spelen kun je niet alleen, dat doe je met elkaar.
8 adrem remonstrants maandblad
Tot slot nóg een praktische mededeling: de taakgroep Liturgie is bezig met de laatste redactieronde voor de nieuwe liturgieklapper. Die zal in zijn geheel op de website van de Remonstrantse Broederschap verschijnen. Daarnaast komt er een papieren versie (die wat bescheidener van omvang zal zijn) die via het Bureau te verkrijgen zal zijn. Wordt vervolgd!
•
Marieke Fernhout Voorzitter taakgroep Liturgie
boek bespreking
De leegte als toeverlaat... over de avant-gardistische beeldenstrijd Avant-garde en Religie, over het spirituele in de moderne kunst - 1905-1955 is de titel van een essaybundel over een omvangrijke kunststroming die Europa heeft voortgebracht. Onder de naam avant-garde, richtten kunstenaars zich op een nieuwe beeldtaal. Tot de jaren ’80 was er echter nog nooit systematisch stilgestaan bij de invloed van spiritualiteit en religie in deze kunstvorm. Volgens de samenstellers van de bundel wordt de 20ste eeuw gekenmerkt door grote utopische gebaren. De avant-gardisten wilden door middel van de kunst (in de brede zin van het woord) aansporen tot het creëren van een ‘nieuwe mens’ en ‘een nieuwe maatschappij’. Onder invloed van een toenemend seculier gedachtegoed en materialistische tijdgeest wilde de avant-garde een nieuw geluid laten horen: Das Geistige in der Kunst (ontleent aan Kandinsky). Voortgestuwd door de desillusie die twee wereldoorlogen bewerkstelligden, en onder invloed van onder meer esoterisch gedachtegoed en diverse religieuze tradities, streefden avant-gardisten naar een nieuw universeel en autonoom geestelijk rijk van zingeving. Het geven van nieuwe betekenissen aan de wereld was het gemeenschappelijke doel. Centraal stond de verwerping van traditie als norm voor kunst en cultuur. Hierbij ging het ook om de zogenaamde ‘versteende kerken’, het gezag en de gevestigde orde. De grote vertogen zoals het Christendom waren niet langer in staat mensen te beschermen tegen de ‘horror vacui’ van het menselijke bestaan. De oorlogen met zijn loopgraven, Hiroshima en Auschwitz hadden de banaliteit van het kwaad én van het leven zelf, blootgelegd. Slechts de kunst zou een uitweg kunnen bieden. Inzet van de strijd was ook de autonomie en de eigenheid van de kunst. Men wilde vooral geen ‘dienende kunst’ scheppen. Het credo ‘God is dood’ werd en masse omarmd, maar de vraag blijft hoe autonome kunst de leegte kan invullen of vervangen? In deze bundel worden dan ook de reacties vanuit met name de rooms-katholieke kerk beschreven. De vraag blijft natuurlijk of de utopische droom van Cobra, Dada of de impressionisten ons een nieuwe bescherming hebben geboden voor de kale
naakte waarheid van het bestaan.Wie geïnteresseerd is in het ‘molencomplex’ van Piet Mondriaan of in Hugo Ball -die bewonderaar was van Augustinus en Thomas van Aquino, maar paradoxaal genoeg de hogepriester van het Dada (= Niets) werd genoemd -, kan in dit boek zijn hart ophalen. Ook Wassily Kandinsky en Franz Marc (Der blaue Reiter, 1912) komen voorbij en niet te vergeten: Max Jacob en Jan Toorop. Deze laatste was een zeer bewogen strijder tegen de uitwassen van de maatschappij en diens sociale wanverhoudingen, materialisme en expansiezucht. De bundel met al deze verschillende invalshoeken wil analyses geven met oog voor de rol van religie op deze brede kunststroming. Toch worden door de grote verscheidenheid van de bundel, bepaalde hypotheses niet altijd voldoende onderbouwd en mist het soms de diepte die je als lezer wenst. Interessant is bijvoorbeeld de verbinding tussen avant-garde, religie en fascisme. Hier blijven echter vele vragen onbeantwoord. Toch is het een spannend boek. Want voor wie goed leest, zit het boek vol parallellen met onze huidige tijd, het maat- schappelijk ideaal dat in onze tijd wordt nagestreefd waarmee de kunst onder druk wordt gezet. Lucebert dichtte: Zoals het gaat zal het komen, bij het afscheid van de muren, is de leegte toeverlaat…. Misschien wordt het tijd voor een revival van de avant-garde.
•
Yvonne Hiemstra Predikant Verenigde Christelijke Gemeente Dokkum Avant-garde en Religie, over het spirituele in de moderne kunst – 1905-1955, Frank Bosman en Theo Salemink (red.). Uitgeverij van Gruting, 2009. ISBN 978-90-75879-490. Prijs 26 euro.
jaargang 22 nr. 18 oktober 2011 9
museumpark Orientalis
In Groesbeek ligt een park van ongeveer 55 ha, de Heilig Land Stichting. Deel van dit park is het Museumpark Orientalis (30 ha). Sinds 2004 heeft het grootste deel van de gebouwen in dit park de status van rijksmonument. Ook delen van het landschap zijn rijksmonument. In het vorige decennium liep het bezoekersaantal aan Orientalis gestaag terug. Er moest iets gebeuren om het Museumpark te behouden. De hulp werd ingeroepen van mr. Peter Berns, ook wel de museumdokter genoemd. Hij zag eerder kans om sukkelende musea een nieuw leven in te blazen. AdRem sprak met hem.
ori e ntalis: tegen de stroom in Geschiedenis Peter Berns geeft toe dat hij bezig is met een moeilijke klus: ‘misschien wel de lastigste die ik ooit heb gehad. We lijken tegen de stroom in te roeien. Er is door de financiële crisis minder geld beschikbaar. Tegelijkertijd moet je als museum meer bieden dan vroeger. Bezoekers willen iets bijzonders beleven. Maar dit park is zo uniek dat het een nieuwe kans moet krijgen.’ Initiatiefnemer voor het park was een kapelaan, Arnold Suys. Eigenlijk wilde hij een H.Hart basiliek bouwen. Zijn poging om dat ideaal te verwezenlijken strandde. Omdat hij meende dat het volk niet rijp was voor een dergelijk initiatief, wilde hij ze meer kennis bijbrengen over het leven van Christus. In de oprichtingsstatuten van de Heilig Land Stichting (1913) staat dat dat o.a zou worden gerealiseerd door het nabootsen van plaatsen uit het Heilige Land, zoals zij waren ten tijde van het leven van Christus. Met de architect Jan Stuyt en de kunstenaar Piet Gerrits heeft kapelaan Suys de basis gelegd voor wat nu Museumpark Orientalis is. Aanvankelijk was het park alleen gericht op de christelijke traditie. In de jaren ’90 van de vorige eeuw is de inzet verbreed tot het jodendom en de islam. De band met de rooms-katholieke kerk werd losser. ‘Het Museumpark kreeg de naam Orientalis en omvat nu drie oosterse dorpen: Beth Juda (jodendom), Bait al-islam (islam) en Via Christiana (christendom). Maar we willen verder’, aldus Peter Berns. ‘Wij willen de bezoekers zinvol laten beleven, zoals ons bedrijfsplan heet. Ze gaan reizen door de wereld van religie en spiritualiteit. Ook aan het boeddhisme en het hindoeïsme willen we aandacht besteden. Er komen drie basisroutes in het park: het Heilig Land - pad, het Kennispad en het Stiltepad. Dit laatste pad is vooral bedoeld voor mensen die op zoek zijn naar spirituele ervaringen. De fraaie natuur van het park speelt bij dit pad een grote 10 adrem remonstrants maandblad
rol. Het Kennispad is voor degenen die meer willen weten over de vijf grote wereldreligies. Het is een pad met veel informatie. Wie het Heilig Land - pad loopt, wordt vooral geconfronteerd met de oorsprong en de geschiedenis van het park. Ik denk dat we met deze opzet veel mensen kunnen trekken. Ik vind het van groot belang dat wij aandacht besteden aan alle grote wereldreligies. We leven in een tijd waarin religieuze tegenstellingen een enorme rol spelen. Orientalis kan een bijdrage leveren aan meer tolerantie en onderling begrip. We zien, nu het Museumpark in de weekenden weer open is na een periode waarin het dicht is geweest in verband met de restauratie van rijksmonumenten, dat ook moslims het park bezoeken en dat zij zeer geïnteresseerd zijn in het joodse en het christelijke dorp.’
Tegen de stroom in ‘Het is hard werken om het geld voor onze plannen bij elkaar te krijgen. De kosten voor de eerste fase bedragen zo’n 14 miljoen. We hopen op bijdragen van de overheid, maar minstens zo belangrijk vinden wij de steun van particulieren en sponsors. Het moet een museum van en voor de samenleving worden, waarbij velen zich betrokken voelen. Daarom bestaat de mogelijkheid om mecenas van het Museumpark te worden. Als er remonstranten zijn, die daarvoor voelen, kunnen zij meer informatie vinden op onze website www.museumparkorientalis.nl. We gaan tegen de stroom in. Er worden in de komende tijd veel musea gesloten en er is weinig geld. Toch blijf ik geloven dat Orientalis toekomst heeft.’
•
Mijnke Bosman Algemeen secretaris van de Remonstrantse Broederschap van 1989 tot 2007
miniatuur
Voor en na i k z it i n d e fopspe ne n... Afslankingsreclamemakers weten het al lang: niets beweegt mensen effectiever tot het aanschaffen van dure kuren dan foto’s van gezette personen (voor) die bij toverslag in slanke dennen zijn omgetoverd (na). Werkt altijd (behalve in de werkelijkheid). Maar er zijn ook dissidente reclamemakers, die het voor-en-na principe op een originele manier toepassen. Zo een dissidente reclamemaker werkt bij de Nederlandse Spoorwegen, afdeling Hogesnelheidstreinen. Want die hebben we ook in Nederland. Naast de Franse Thalys en de Duitse ICE rijdt sinds 2009 de Nederlandse FYRA, bedoeld om Amsterdam met Brussel te verbinden. Alle begin is moeilijk, dus vooralsnog rijdt de HSL-trein niet verder dan Breda. Als hij rijdt.
Bij de presentatie van de FYRA werd het treinminnend publiek verlekkerd met een eerste aanblik van de nieuwe trein, getrokken door een Italiaanse V 250 Albatros (VOOR). Een schatje, dat onmiddellijk een ander Hollands exportproduct in herinnering brengt: de klomp. Maar goed, enigszins flitsend was de rood-witte locomotief wel. Alleen sprak hij geen Nederlands en verstond hij het hier aangelegde besturingssysteem niet. Dat krijg je als je Europese migranten niet verplicht eerst in te burgeren. Iets voor minister Leers? De Albatros was gekortwiekt en kon niet vliegen. Maar niet getreurd: de polder vond een oplossing bij de oosterburen. De firma Bombardier uit Kassel leverde Nederduits sprekende TRAXX-locomotieven waar men overgeschilderde aftandse NS-rijtuigen aan koppelde. Zie daar de échte afgeslankte FYRA (NA). Briljant. U zult mij niet horen klagen. Ik ben regelmatig en tot mijn grote vreugde in de FYRA. Dat laatste geldt helaas niet altijd. Vorige week vrijdag, op de terugweg van Rotterdam naar Breda (125 in plaats van de beloofde 250 km per uur, dat noem ik pas afslanken!), stopte de snelle trein abrupt, net voor Hoofddorp. We bleven daar, tussen de zeldzame overgebleven koeien in die regio, een halfuur staan. In diepe stilte, wat wel klopte want ik zat in de eerste stiltecoupé, helemaal vooraan in de trein. Geen uitleg, niets. Toen begon een lange stoet mensen, zware bagage achter zich aan zeulend, door de gang te lopen. Ik begreep er niets van. Waar kwamen die vandaan? Wel: uit een andere FYRA die op weg van Schiphol naar Rotterdam in de fik was gevlogen en over de rails geëvacueerd moest worden. Arme mensen. Net uit het vliegtuig gestapt, murw geslagen en blij snel thuis te komen, en dan gedwongen om halsbrekende toeren met hun koffers in de Hollandse polder te maken. Vier mensen en acht koffers kwamen mijn coupé binnen. Net uit China terug-
gekeerd. En zie: toen werd het toch gezellig. Chocola en koekjes (meerdere) gingen rond, iedereen vertelde zijn verhaal. Wat deed u in Peking? Waar gaat u naartoe? De ene was in de uitgeverij, de ander in de olie, de derde in de toeristenbranche. Maar de vierde stal de show. En wat doet u vroeg ik aan de goodlooking guy wiens Boss-pak ongefrommeld uit China was gerepatrieerd. Ik zit in de fopspenen, antwoordde hij. Volgde een korte stilte. Dan een bulderend gelach. Wat blijkt? Chinese baby’s laten de partij-fopspenen massaal liggen. Ze geven de voorkeur aan fopspenen die het meest lijken op tepels. En die maken alleen Nederlanders. Zoiets verzin je toch niet? Toen ik na vier uur reizen eindelijk thuiskwam ging ik filosoferen over het verband tussen Duitse Bombardier locomotieven en Chinese fopspenen. Want er is wellicht een nuttig verband te leggen. Wat als wij nu massaal de oude FYRA laten liggen en eisen in de enige echte Italiaanse Albatrostrein te rijden? Werkt dat dan ook?
•
Christiane Berkvens-Stevelinck Predikant in de remonstrantse gemeenten Rotterdam en Breda jaargang 22 nr. 18 oktober 2011 11
thema kunst op zondag
Harry Brandsma woont drie hoog in de Amsterdamse Dapperbuurt. ‘Ik zal wel een van de weinige dominees zijn die nog een woning huurt’, zegt hij. Door mijn thuissituatie heb ik tijd om naast mijn werk als gevangenispredikant theater te maken en dat vraagt veel tijd. Hij is net terug uit Zuid-Afrika Lucille en Shanelle
en zijn hart gaat daar duidelijk nog naar uit.
Theater in Zuid- Zoektocht ‘Ik ben de zesde zoon uit een gezin van gereformeerde huize. Ik was heel creatief, heel nieuwsgierig, had een zekere geldingsdrang. Daar heb ik nu nog lol van. Ik heb LTS, later sociale academie gedaan. Ik deed een poging om de mime-opleiding te volgen, maar ik bleek meer geschikt voor docent. Daarna heb ik aan een katholieke opleiding het vrije doctoraal theologie en kerkelijke opleiding gedaan, inclusief jeugd- en jongerenwerk. Uiteindelijk ben ik bij het remonstrants Seminarie terechtgekomen. In 2000 werd ik bij de remonstranten bevestigd. Ik werk nu voor 28 uur per week in de gevangenis. De regelmaat, de strikte procedures en de regels geven mij vrijheid. Regels zijn belangrijk voor de veiligheid, maar ze dienen wel in balans te zijn; dat is soms voer voor discussie. Ik heb in 12 gevangenissen gewerkt, op het moment werk ik parttime in Lelystad. Het bevalt mij prima.’
Noord-Ierland ‘Het is begonnen toen Klaas Poelstra, de jeugd- en jongerenwerker van de doopsgezinde gemeente Amsterdam, totaalweigeraar, de gevangenis in moest; toen heb ik hem bij die gemeente vervangen. De gemeente had via de doopsgezinde vredesgroep contacten met de Peace people in Noord-Ierland die zonder Klaas zo goed als stil lagen. Zonder er veel vanaf te weten ben ik mede die kar gaan trekken. Wij haalden jongeren van daar naar hier en omgekeerd. Toen Klaas later een andere 12 adrem remonstrants maandblad
baan kreeg was ik zijn natuurlijke opvolger. In Noord- Ierland was de combinatie theologie en jongerenwerk zeer gewild. Ik had ook nog een theaterachtergrond, dat past prima in hun plannen: theater maken met jongeren. In de drie jaar die ik daar heb gewoond heb ik geleerd hoe je programma’s moet opzetten. Ik ben daarheen uitgezonden door Eirene (nl), een kleine vrijwilligersorganisatie die contact had met de doopsgezinden. Zij zenden mensen uit, doen projecten, alles gericht op verzoening. Aan de katholiek-protestanse peaceline heb ik theater gemaakt samen met een Theaterschool in Belfast. Alles zelf doen, de programma’s ontwikkelen, je vrienden zoeken, je geld, alles. We kregen geen salaris, leefden in een community aan de peaceline, met een doopsgezinde predikant Jannie Nijwening, die nu in Zaandam werkt, en een zuster Noreen Christian. Ik heb daar veel geleerd, bijvoorbeeld over de agressie in mezelf, hoe ik met mensen om wil gaan. Vaak is het: als iedereen aardig tegen elkaar is, is het goed. Ik noem dat de leunstoeldoctrine: kom tot mij en het wordt beter. Ik heb geleerd het anders te doen, actiever, ik vertrek vanuit verhalen, levensverhalen, en daaruit kun je leren waarom mensen doen wat ze doen. In Ierland maakten we soms in een dag een voorstelling. Het ging dan bijvoorbeeld over gevangenschap, over verlangen. Ik werkte onder meer met gevangenen. Zo iemand zegt bijvoorbeeld tegen me: ‘als ik alleen ben, ben ik vrij. Ik wil uit de gevangenis, maar als dat gebeurt weet
Selester en Anwill
Afrika en Ierland ik dat een vrouw mijn slachtoffer wordt.’ Dat vind ik zo knap, dat besef van de eigen begrenzingen! Het conflict in Noord-Ierland stond natuurlijk centraal, religie werd gebruikt om mensen te mobiliseren. Het meest desastreuze geweld komt van mensen die geen identiteit meer bezitten. Mensen zijn tot alles in staat. Daar moet je bij blijven, dat verhaal moeten we lezen.’
Zuid-Afrika Datzelfde leerde ik in Zuid-Afrika waar ik later heen ging. Mijn collega Manette Meulenkamp en ik maakten theater met de jongeren over onderwerpen die hen direct raakten. Zij bedachten het helemaal zelf, wij hebben verstand van theater en we begeleidden hen. ‘Ik word geslagen als ik iets fout doe, maar achter iedere klap zit een verhaal’, zei ik dan. We gingen uit van vragen die ze altijd al hadden willen stellen, zonder dat ze dat durfden. We bouwden als het ware de vragen om, naar vragen die aan het publiek, de fictieve ouders, gesteld konden worden, zoals: Is er iemand in je omgeving overleden aan aids? Hoe is het te vrijen zonder condoom? Hoe voelt het als je voor het eerst gelost wordt? De ouders zaten in de zaal te kijken naar de voorstelling, en later was er dan een discussie. De jongeren kwamen op een gegeven moment met een beertje met een rood hart, erg sentimenteel natuurlijk, maar precies waar het om gaat. Dat beertje is een belangrijke rol gaan spelen in de voorstelling, dat gaf iets aan van hun wensen en
verlangens. Het feitelijk maken van een voorstelling moet van de jongeren zelf komen. We begonnen op maandag: zij moesten zelf bepalen waar het over moest gaan, in dit geval ging het over vrijen en aids. Hun thema’s dus. Meestal waren er zo’n 16 tot 20 jongeren die mee wilden doen. We oefenden ’s middags en ’s avonds. Soms waren er ’s middags 17 en dan ’s avonds opeens drie. De voorstelling was op zaterdag, dus vrijdags werd het nijpend of ze wel voldoende geoefend hadden. ‘Jullie moeten strenger zijn, jullie moeten ons dwingen om te komen’, zeiden de jongeren dan tegen ons. Maar dat doen we dus niet, ze moeten zelf de verantwoordelijkheid nemen. En er was dan zaterdags toch een voorstelling. De groep kan nu ook zonder ons verder. Ze hebben de teksten, ze hebben lijnen van het verhaal, ze hebben thema’s. Als ze maar hun mobiele telefoons meenemen, daar komt de muziek uit, en het teddybeertje met het rode hart. Fantastisch vind ik dat. Ik doe dit echt omdat er op mij een appèl is gedaan iets achter te laten, een betekenis te geven aan het leven. Ik wil mensen laten thuiskomen. Ik beschouw Noord-Ierland nu als mijn tweede vaderland, en in Zuid-Afrika zou ik ooit best willen wonen. Ik wil ook in Nederland wel theater maken, maar ja, er moet ook gewoon brood op de plank komen.’
•
Carla Bierlaagh Lid van de redactie
jaargang 22 nr. 18 oktober 2011 13
thema kunst op zondag Voor een gesprek over dans en christelijke spiritualiteit ontmoet ik in Amsterdam Riëtte Beurmanjer. Theologe, dansdocente, choreografe en promotieonderzoeker in bibliodansen.
Bibliodansen Jouw dansen: bibliodansen! Dans is een gestileerde vorm van lichaamstaal. De basale elementen van deze stilering zijn het aandacht hebben voor en het spelen met bewegingen, de ruimte, de tijd en de kracht. Mijn dansen noem ik bibliodansen, omdat ik met deze term wil aangeven dat ik in en met de bijbelse traditie werk. Aan het bibliodansen is het bibliodrama verwant. Drama leeft van rolinleving, conflicten en maakt gebruik van woorden. In het dansen gaat het niet om de woordtaal, maar om de bewegingstaal. Hoewel in dans ook wel conflicten tot uiting kunnen worden gebracht of juist worden opgeroepen. De dansvorm die ik gebruik in mijn workshop is gebaseerd op dansexpressie en dansimprovisatie. Het helpt mensen om te dansen binnen de eigen (dans)mogelijk heden. Je inspiratiebron is voornamelijk de bijbel, zijn alle teksten uit de bijbel geschikt om op te dansen? Naarmate ik meer behendigheid en ervaring krijg in het vertalen van woorden, ideeën en spanningen in dansen en dansopdrachten, kan ik met meer teksten werken. Zo werk ik met psalmen, sommige profetieteksten, evangeliën, teksten van Paulus. Het dient niet te abstract te worden, een thema of verhalen moeten mensen aanspreken en/of bezig houden. Als je gaat dansen eigen je jezelf het verhaal toe. Je denkt niet alleen na met je hoofd, maar je gevoelens doen ook mee, er kunnen herinneringen opkomen, je fantasie wordt ingeschakeld. Je improviseert, dus je bedenkt niet van te voren de bewegingen. Zo kom je op ideeën, betekenissen, ervaringen, belevingen van een woord of een stuk verhaal, waar je anders niet op zou komen. Je hele lijf danst, met of zonder schroom Oefenen is niet nodig. Voordat er wordt gestart met dansen, voeren we eerst een aantal dans- en improvisatieopdrachten uit waarbij je met de danselementen speelt. Daarna vertel ik een tekst of toon een beeld of symbool, zodat de fantasie op gang komt en je geïnspireerd wordt om te dansen. Daarnaast kun je eerder geziene dans(voorstellingen) als een referentiekader gebruiken 14 adrem remonstrants maandblad
voor het vormgeven van de dans. Uiteindelijk danst iedereen aan het eind van de workshop, maar enkelen beginnen met schroom. Al bij de start, danst de ene persoon al met stromende beweging, terwijl de ander eerst wat houteriger of ongemakkelijker begint. Daarbij zijn mensen op z’n minst al een beetje nieuwsgierig, omdat men veelal op vrijwillige basis aanmeldt. Wat ook een tactiek kan zijn, is dat men start op zichzelf te dansen met de ogen (half) gesloten, zodat men zich minder bekeken voelt. Ook dansen in een groep kan de durf om te dansen bevorderen. Dansen in een dienst Bibliodansen kan ook in vieringen en liturgie een plek krijgen. Als je luistert naar een preek, leg je zelf verbindingen met herinneringen, ervaringen en ideeën. Dat geldt ook voor het aanschouwen van een dans. Echter, de handicap die een dans kan hebben bij de toeschouwer, is dat de taal van de dans, waarmee het verhaal betekenis wordt gegeven, nog onbekend is. Een dienst kan ook nog interactief worden als men de betekenis van het verhaal met elkaar deelt. Vooral vrouwen dansen, hoewel mannen ook wel meedoen. Religiositeit en dans …dat zal wel meer met gevoel te maken hebben, wat wordt gezien als domein van de vrouw…en minder met competenties die men vindt passen bij de man. Grote groepen (van jong tot oud) bewegen zich trager, dus zoek ik naar basale bewegingen. Ook danst niet iedereen uit de groep. Hen geef ik een andere rol, zo kunnen zij zich aansluiten bij het koor. De dansers uiten vervolgens hun bewegingen op deze zang. Wat kan je de lezers van Adrem meegeven? Beweeg, dans of bezoek mijn website www.riëttebeurmanjer.nl. Het is belangrijk om te bewegen. Met danseducatie kom je niet in een stroom van bewegen terecht, maar geef je vorm aan die bewegingsstroom. Met bibliodansen wordt je een bijbeltekst aangereikt; de bewegingen en de dans maak je uiteindelijk zelf, jouw persoonlijke ritme.’
•
Lilian Roos Lid van de remonstrantse gemeente Vrijburg Amsterdam
op stap met ikon
Martin Fröberg De IKON is in zwaar weer. De omroep dreigt niet alleen gekort te worden in het kader van de bezuinigingen op de publieke omroep, CDA-minister Bijleveld is van plan de zogenoemde 2.42-omroepen, de kleine levensbeschouweljke omroepen zonder leden waar de IKON bij hoort, voor nog eens zeven miljoen te korten omdat een deel van de programmering niet-religieus zou zijn. Dit betekent dat deze omroepen financieel worden gehalveerd. Hier komt de IKON tegen in het geweer. Adrem ging op stap naar Hilversum en hoopte door de bomen het bos achter de Bergweg in Hilversum te zien. De heer Fröberg gaf de voorkeur aan zijn werkkamer en stak daar een gloedvol betoog af over de rol en betekenis van de interkerkelijke omroep. De gevolgen van de bezuinigingen ‘Als deze bezuinigingen doorgaan, kunnen we allerlei goedbeken programma’s, zoals die van Paul Rosenmöller, LUX, en Het Vermoeden niet meer maken. Dat zou een groot verlies betekenen. Het gaat hier echter niet alleen om de IKON. Ik heb uiteraard een personele verantwoordelijkheid, dat staat buiten kijf, maar het draait, en dat vinden we hier allemaal, uiteindelijk om de inhoud. Het is een onverdraaglijke gedachte dat het ons onmogelijk gemaakt zou worden onze boodschap uit te dragen. De IKON brengt een bijbelse boodschap in eigentijdse vorm op televisie, radio en via het internet. Met deze media bieden we een venster op de wereld met nieuws, achtergronden en duiding. Dit alles vanuit een ander, soms ongemakkelijk perspectief. Ik zou graag zeggen dat we een slijpsteen voor de ziel zijn, helaas heeft NRC Handelsblad die slogan al.’
Het begin van een trend Fröberg deinst niet terug voor grote uitspraken. ‘Deze bezuinigingen zijn een belangrijk signaal aan de samenleving. De vrijheid van godsdienst staat onder druk. De minister tast de scheiding van kerk en staat aan. De zendtijd voor de IKON is zendtijd voor de kerken. Zij bepalen hoe die zendtijd wordt benut en niet de minister. Als de kerken toestaan dat de IKON de mond wordt gesnoerd is het wachten op de volgende stap. Ik acht het niet ondenkbaar dat de overheid uiteindelijk tot op de kansel haar invloed wil laten gelden. Om die reden vraagt deze voorgenomen maatregel om een protest, juist van de kerken. Het is onvoorstelbaar dat juist een CDA-minister een omroep met een achterban van 3.000.000 mensen niet toevertrouwt om zélf te bepalen wat wel en niet levensbeschouwelijk is.’
Naar een assertieve vrijzinnigheid Het is, zo bedacht ik me na het gesprek, de vraag of deze situatie niet ook perspectieven biedt. Wie had een tiental jaar geleden gedacht dat er vandaag de dag mensen zijn die de IKON als een bedreiging zien. Godsdienst en geloof leken iets van het verleden. Heden ten dage zijn ze slachtoffer voor een regeerakkoord. Zijn ze doelwit van een stroming die een joods-christelijke traditie ziet als een voorloper van haar eigen ideologie. In dat opzicht is er een interessante, maar ook beschamende ontwikkeling waarneembaar. Er wordt een strijd gevoerd over de inhoud van de christelijke traditie. Een strijd die aan veel kerkelijke gemeentes voorbij gaat terwijl de landelijke kerken er, in de persoon van de IKON, partij in zijn. De politieke discussies van de jaren 80 moeten toch duidelijk hebben gemaakt dat de kerken zich zullen vertillen aan deze discussie. Is het niet eerder nodig dat er een religieus of theologisch perspectief op deze strijd om de christelijke traditie ontwikkeld wordt. Een perspectief dat bedoeld is om, laten we de beladen woorden maar gebruiken, de boel bij elkaar te houden. Er is in onze tijd ruimte voor een assertieve omroep, behoefte aan een strijdbare kerk die deze taak op zich wil nemen. Als de IKON zo gekort wordt, zal die omroep dat in ieder geval niet kunnen doen en dat zou zonde zijn.
Onzuivere motieven? Het lijkt inderdaad wel alsof er andere motieven spelen dan louter inhoudelijke. Voor PVV ideoloog Martin Bosman is de IKON met boegbeeld Paul Rosenmöller zo’n beetje de verpersoonlijking van de linkse kerk. De IKON maakt zich in deze kringen niet populair met kritische uitzendingen over populisme en over deze partij. De zwakke argumentatie van de minister wekt daarom de verdenking dat hier een stok gezocht wordt om de hond te slaan.’ Fröberg wil hier niet teveel over zeggen. ‘Wij hebben een brief gestuurd om het parlement op zijn verantwoordelijkheid te wijzen en verwachten dat die de minister ervan weerhoudt haar voornemen ten uitvoer te brengen.’
•
Martijn Junte Predikant gemeente Eindhoven jaargang 22 nr. 18 oktober 2011 15
thema kunst op zondag
Jonas in de wallevis Die vannacht gevangen is In het zoute water Visje houd je snater Visje houd je lachebek Van je een, twee, drie
Jona, Yoenoes en de Walvis in de Tigris Jona in de (wal)vis komt zowel in de Bijbel als in de Koran voor. Dit eeuwenoude verhaal is populair in Oost en West. Lijken Jona en Yoenoes op elkaar? bische werkwoordsvormen op rijm met korte heldere ‘a’ en harde ‘k’ klanken zorgen voor een dramatisch effect dat de harten van de toehoorders moet hebben beroerd.
Mondelinge traditie Het Yoenoes-verhaal is wellicht
Er zijn ten minste twee verschillen tussen Jona en Yoenoes. Het bijbelse boek Jona is een breed uitgesponnen, aaneen gesloten verhaal. In de Koran wordt Yoenoes in zes soera’s (hoofdstukken) kort genoemd; het gaat daarbij om een beknopt aantal regels met een eenvoudige boodschap: Yoenoes vlucht per boot, wordt overboord gegooid, belandt in de vis, krijgt berouw, prijst God en wordt vergeven en met hem ‘honderdduizend of nog meer.’ Er wordt niet, zoals in de Bijbel, gesproken over Nineveh en haar aanstaande verwoesting, evenmin over het verwijt van Jona dat God Nineveh redt en ook Jona’s lange gebed komt niet ter sprake. Daarnaast is er een verschil in literaire vorm. Het boek Jona is een geschreven tekst, bedoeld om te worden gelezen. De Yoenoes-tekst diende om te worden opgelezen, gereciteerd en uit het hoofd geleerd, zoals dat ook thans nog het geval is met Koranteksten. Dat is te merken in met name het eerste gedeelte dat vooraf gaat aan de hier afgedrukte regels. Die passage heeft een dynamische start: de vier Ara16 adrem remonstrants maandblad
daarom zo beknopt – maar dat is een speculatie mijnerzijds – just omdat het verhaal van Jona al bekend was: men had als het ware aan één woord genoeg. De oudtestamentische verhalen waren bekend onder de mensen rond Mekka door de veelvuldige handelscontacten met joden en christenen in b.v. Syrië en Jemen. Arabieren, ook voor de komst van de islam, hadden een levendige orale cultuur: poëzie was hun kunstuiting bij uitstek. Gedichten gingen rond, werden in het openbaar b.v. op jaarmarkten voorgedragen en het is niet moeilijk voor te stellen dat het verhaal van de man in de vis zich daartoe goed leende. De openbaringen die Mohammed ontving van de engel Gabriël en doorgaf aan zijn volgelingen waren dan ook ingebed in deze ‘literaire bakermat.’ De mondelinge traditie zette zich voort ook na de voltooiing van de Koran en het verhaal van Yoenoes kreeg daarin een belangrijke plaats: het werd steeds opnieuw uitgelegd en aangevuld. In de eerste jaren van de islam werd daarbij meer dan eens een beroep gedaan op de kennis van tot de islam bekeerde joden. Had de profeet niet gezegd: ‘Indien gij dus in twijfel zijt over wat wij tot u hebben nedergezonden, vraag dan hen die de Schrift lazen voor uw tijd.’ [soera 10:94 (94)]. Het is dan ook vanuit die grote verhalentraditie en niet uit de Koran dat voor moslims de naam van de profeet Yoenoes is verbonden met de Irakese stad Mosoel, dichtbij het oude Nineveh. Daar bevindt zich de plek waar de vis Yoenoes heeft uitgespuwd. ‘Toen beval God de vis hem uit te spuwen op de oever van de Tigris en God liet een pompoenplant met vier takken boven hem groeien…’ Op de plek van de vroegere christelijke kerk Mar Yonnan (Jona’s kerk) staat nu de moskee Nabi Yoenoes, op de ‘heuvel van berouw.’ In de betekenis die moslims aan het verhaal ook nu nog geven, ligt het accent op het berouw van Yoenoes, die in de drievoudige duisternis – van de nacht, van de bodem van de zee en van de buik van de vis – zich overgeeft aan Gods wil.
Gods macht De vroege christelijke kerkvaders zagen in het verhaal van Jona een metafoor voor aspecten uit het
Illustratie linkerpagina: uit het boek Qissas al-Anbiyya (Verhalen der Profeten), van de zestiende eeuwse Perzische schrijver al-Naysaburi. Illustratie links: Gebrandschilderd raam in St. Janskerk, Gouda, omstreeks 1565 geschonken door het gilde van de Goudse vishandelaren. Glazenier: Dirck Crabeth. De tekst op het raam luidt (in het Latijn): ‘En hier ziet u iemand die meer is dan Jona!’]
Jona in de Bijbel
leven van Jezus: Jezus in de storm op het meer van Galilea, in Markus 4: 36 en de dood van Jezus in Matteüs. Voor de vroege christengemeenten was het verhaal van Jona het bewijs van Gods onbeperkte macht en barmhartigheid. Als God zelfs genadig was tegenover ‘die verschrikkelijke Assyriërs die keer op keer Israël hadden bedreigd,’ dan hoeveel te meer zou zijn genade zich uitstrekken over zijn volhardende volgelingen? Gelijke gevoelens ten opzichte van Jona hadden de vroege bekeerlingen in onze eigen lage landen. Met de komst van het nieuwe geloof moesten Germaanse namen wijken voor christelijke doopnamen en Jonas was toen de allereerste oudtestamentische naam die werd gebruikt, in 1101. Was er een walvis in de Tigris? Niet waarschijnlijk! Echter, Nineveh stond bekend als de stad van de vis. Toen in 2135 vóór Christus kooplieden in Kültepe, in het huidige Turkije met hun handelspartners in Nineveh per kleitablet correspondeerden, gebruikten zij voor ‘Nineveh’ het ideogram van een huis met een vis. De godin van Nineveh, was Nina, de godin van de vis. In de Koran is er geen sprake van een walvis, wel van een grote vis. En in de Bijbel? Alleen in de Statenvertaling van 1637 vinden we nog, niet in het boek Jona, maar in Matteüs 12:40, ‘Want gelijck Ionas drie dagen ende drie nachten was in den buyck des walvisch, alsoo sal de Sone des menschen drie dagen ende drie nachten wesen in het herte der aerden.’
•
De HEER liet Jona opslokken door een grote vis. Drie dagen en drie nachten zat Jona in de buik van de vis. Toen begon hij in de buik van de vis tot de Heer, zijn God, te bidden: (…) Toen, op bevel van de HEER, spuwde vis Jona uit op het land. Opnieuw richtte de HEER zich tot Jona: ‘Maak je gereed en ga naar Nineveh, Die grote stad, om haar aan te klagen met de woorden die ik je zeg.’ (…) Jona trok de stad in (…) en riep: ‘Nog veertig dagen, dan wordt Nineveh weggevaagd!’ De inwoners van Nineveh geloofden God: ze riepen een vasten uit en iedereen, van hoog tot laag, hulde zich in een boetekleed. (…) Jona 1: 17; 2: 1-10; 3: 1-5.
Yoenoes in de Koran Toen slokte de vis hem [=Yoenoes] op daar hij laakbare dingen deed. En zo hij niet had behoord tot de lofprijzenden zou hij in de buik gebleven zijn tot de dag waarop zij worden opgewekt. Toen wierpen Wij hem uit op een kale plek waar hij ziek neerlag. Wij deden boven hem groeien een struik met uitgestrekte bladeren. En Wij zonden hem uit Tot honderdduizend of nog meer. Toen werden zij gelovig Waarop Wij hun levensgenot gaven voor bepaalde tijd. Soera 37: 139(139)-148(148)
Betty Broug-van der Haven Islamoloog uit Waddinxveen jaargang 22 nr. 18 oktober 2011 17
eerste vrouwelijke predikant
Honderd jaar vrouwen op de kansel 1911 – 2011 Dit jaar is het precies honderd jaar geleden dat de eerste vrouwelijke predikant van Nederland, Anne Zernike, werd beroepen in de doopsgezinde gemeente Bovenknijpe. Dit voorbeeld werd in de loop van de twintigste eeuw gevolgd door onder andere de remonstranten (1920), de lutheranen (1929), de hervormden (1957), de gereformeerden (1970) en de Nederlands gereformeerden (2007). De Doopsgezinde Historische Kring (DHK), i.s.m. de Vereniging voor Nederlandse Kerkgeschiedenis (VNK) organiseert op zaterdag 8 oktober 2011 een bijeenkomst over honderd jaar vrouwen op de kansel.
150e sterfdag van dominee-dichter Peter de Génestet (1829 – 1861) Veel activiteiten in het najaar! Een expositie, de Nijhofflezing op 2 oktober, presentatie nieuwe Génestet-uitgave ‘Levenslust en levensmoed’ op 13 november en een Génestet-voordrachtmiddag op 29 november, allemaal in de bibliotheek in Arnhem. Meer informatie is te vinden op www.remonstranten.org. In de volgende AdRem staat een artikel over deze remonstrantse domineedichter door Frederike Cossee.
•
18 adrem remonstrants maandblad
Negen vrouwelijke predikanten houden inleidingen over het beroepen van vrouwen. Plaats: Singelkerk van de Verenigde Doopsgezinde Gemeente Amsterdam, Singel 452 te Amsterdam (tel. 020-6234588). Tevens wordt daar een bundel gepresenteerd met de gelijknamige titel ‘Honderd jaar vrouwen op de kansel 1911-2011’, waarin ook een aantal remonstranten hebben geschreven. Nog een Anne Zernike - studiedag in het kader van dit eeuwfeest op 5 november in de doopsgezinde kerk van de Knipe, zie www.annezernike.nl
•
’t Rentmeestertje
BEWUST ETEN In de Hoorn van Afrika worden miljoenen mensen bedreigd door hongersnood, terwijl de gemiddelde Nederlander per jaar 50 tot 100 kg voedsel weggooit. Weggooit. Jammer, toch? Ook op andere, grotere schaal gaat veel voedsel verloren of wordt het verspild: omdat het slordig, of gewoon niet geoogst wordt, door slechte infrastructuur, gebrek aan transportmogelijkheid, omdat fabrieken fouten maken, of omdat de supermarkt te veel voorraad in huis heeft. Daar kunnen we het een andere keer over hebben. Om te beginnen ga ik zelf zorgen • dat ik niet meer koop dan nodig is (niet meer dan mijn boodschappenlijstje!) • dat ik in de supermarkt niet meer graaf naar het pak met de laatste datum
• dat ik me niet meer druk maak om de datum op een pot jam (nergens in de Warenwet staat dat het verboden is een product te verkopen waarvan de datum van minimale houdbaarheid is overschreden) • dat ik mijn voedsel goed bewaar, en mijn provisiekast en mijn koelkast goed in de gaten houd • dat ik niet meer eten kook dan we samen opeten • dat mijn kinderen niet op school hun boterham in de afvalbak gooien omdat de chips uit de kiosk aan de overkant lekkerder (maar minder gezond!) zijn • dat ik stil sta bij iedere hap eten die we weggooien! ’t Rentmeestertje komt uit de koker van de taakgroep Duurzame Ontwikkeling. Voor een nadere uitwerking en toelichting zie de website www.remonstranten.org, onder de buttonbalk ‘Remonstranten geven online’, rechts op de homepage. Contactpersoon: Casper Ebeling Koning, tel. 06 54 95 1911,
[email protected]
www.volzin.nu
VolZin schreeuwt niet, VolZin kijkt, luistert, overweegt
En gaat ongebaande wegen
jaargang 22 nr. 18 oktober 2011 19
het gezicht van...
Gloria-Jeanne de Meijer, geboren en getogen Amsterdammer, ging op haar tiende jaar voor het eerst naar het Concertgebouw en hoorde Claudio Arrau spelen. ‘Een pianoconcert van Beethoven natuurlijk. Hij heeft toen speciaal naar mij gelachen, ik weet het nog precies’.
Gloria -Jeanne de Meijer Achtergrond? ‘Behalve de periode van mijn 14-18e jaar, toen ik in Zwolle woonde, heb ik altijd in Amsterdam gewoond. Mijn moeder was remonstrant, maar heeft me nooit ergens heen gedreven, en als kind mocht ik naar verteluur bij ds. Modderman. Ik heb ervan genoten. Ik herinner me de kerst- en paasspelen heel goed. Tot mijn frustratie ben ik nooit hoofdengel geworden hoewel ik goed kon zingen, want volgens ds. Modderman was een engel geen meisje en droeg hij geen bril… Op mijn 18e ben ik in Zwolle langs kerken gaan shoppen, en kwam ik bij de remonstranten van ds. Palmboom en later ds. Koster terecht. Mijn belijdenis heb ik weer in Amsterdam bij ds Modderman gedaan.’ Beroep? ‘In Amsterdam heb ik de opleiding voor diëtiste gevolgd, later de versnelde opleiding N12 Nijver heidsakte. Die functie is in de loop van tijd vele malen van inhoud veranderd; de laatste 10 jaar was ik coördinator toetsing en kwaliteit. In 2006 ben ik gestopt, en vrijwel gelijkertijd werd ik gevraagd als voorzitter van Geloof & Samenleving – zuiver toeval!’ Binnen de Broederschap? ‘In juni 2006 kwam ik in G&S en tegelijkertijd in de CoZa. Het werk in de verschillende taakgroepen boeit me zeer. De mensen zijn zo gedreven! Voor ik voorzitter werd had ik me nooit gerealiseerd wat G&S eigenlijk allemaal doet. Zouden er dan niet veel meer mensen zijn die dat niet weten? Ik heb toen een gespreksronde met bijna alle gemeenten 20 adrem remonstrants maandblad
geïnitieerd. Ik zag daar de grote verscheidenheid in onze gemeenten, bijna overal gaat het anders. Grotere gemeenten hebben genoeg menskracht en geld om zelf plannen te ontwikkelen; kleinere hebben wat aan handvatten, ideeën, projecten en doelen die G&S kan aanreiken. De CoZa vind ik zo boeiend omdat je daar meer dan je eigen gemeente ziet. Je werkt samen aan een geloofsgemeenschap waar je allemaal bij wilt horen, waar je kracht vandaan haalt. Daarnaast ben ik voorzitter van de Amsterdamse diaconie, voer bijvoorbeeld gesprekken met Makom, inloophuis voor dak- en thuislozen en het ministerie van Vrom, verkoop de kerstkaarsen. Ik wil altijd iets organiseren, iets ondernemen, iets doen, in ieder geval met mensen werken.’
Cultuur? ‘Ik speel van jongs af aan piano, heb onder meer les gehad van Ina Overkamp. Ik heb zang gestudeerd aan het conservatorium, en ben later ook zanglessen gaan geven. Ik zing nog steeds: Händel, Schubert, Mahler, liederen, maar ook oratoria. Met mijn partner Klaas Boon, de eerste altist van het Concertgebouworkest, heb ik intensief met het orkest meegeleefd, en ik heb veel dirigenten ontmoet. Klaas is in 2002 overleden, maar nog steeds is muziek voor mij helend en troostend. Ik ben nog steeds een vaste bezoeker van opera’s, recitals en concerten in Amsterdam.’
•
Carla Bierlaagh Lid van de redactie