remonstrants maandblad jaargang 23 nr. 9 oktober 2012
Herfsttij Over mooie herinneringen, onverwoestbare idealen en de voltooiing van het leven
van de redactie
Herfst tij ‘Herfsttij’ is het thema van dit oktobernummer. Het vallen van de bladeren is voor ons aanleiding stil te staan bij dat wat afloopt en dat wat voorbij is. Of dat wat, misschien alleen maar in schijn, op de terugtocht lijkt te zijn. Hoe is het bijvoorbeeld gesteld met ons eigen werelddeel, Europa? Christiane Berkvens-Stevelinck schrijft over dit onderwerp waar zij alles vanaf weet, onder de intrigerende titel ‘Zwaan of feniks?’. Thomas Borggrefe komt aan het woord in een beschouwing over dementie – en over het verpleeghuis als leerplek. Er is een bijdrage over het schrijven van ‘levensverhalen’, een bijzondere manier om de balans op te maken. De filmbespreking is gewijd aan Never let me go, over een huiveringwekkende wereld waarin gekloonde kinderen zijn voorbestemd om tussen hun 20e en 30e zoveel mogelijk organen te doneren en zich er dus al op hun 20e op voorbereiden hun leven te ‘voltooien’. De gemeente Sommelsdijk maakt de balans op nu zij 65 jaar bestaat; het ontbreekt er nog steeds niet
aan creatieve initiatieven. Matthijs de Jongh schrijft over het vrijzinnig utopia van Pieter Cornelisz Plockhoy, Swanendael in Delaware, waar het helaas al snel bijzonder slecht mee afliep. Simon Vuyk voorziet het einde van de Remonstranten. Onze redactie nam afscheid van Sigrid Coenradie, die zich nu wil concentreren op het proefschrift waar zij aan werkt. Wij danken haar zeer voor haar inspanningen voor AdRem en haar vele uitstekende artikelen; stiekem hopen we dat ze nog af en toe wat zal willen schrijven. De redactie werd versterkt met twee nieuwe leden, Joan van Esveld en Carolien Sieverink. Welkom!
•
Bert Dicou Hoofdredacteur AdRem Het volgende nummer van AdRem verschijnt op 9 november
in dit nummer onder meer: 3 In memoriam Hendrik Johan Adriaanse
14 Miniatuur
4 Omgaan met dementie
15 ’t Rentmeestertje
6 Over het schrijven van levensverhalen
16 Een vrijzinnig Utopia
8 Zwaan of feniks?
18 Gemeente Sommelsdijk
10 Film ‘Never let me go’
19 Foto-expositie Leftovers
11 Overweging
20 Het gezicht van...
12 Boekbespreking
colofon Redactie: Sigrid Coenradie, Bert Dicou (hoofdredacteur), Joan van Esveld, Martijn Junte, Michel Peters (eindredacteur), Lilian Roos en Carolien Sieverink. Redactieadres: AdRem, p/a Nieuwegracht 27 a, 3512 LC Utrecht, tel. 030 2316970,
[email protected] Administratie (adreswijzigingen en andere mutaties): info@remonstranten. org, of via bovenstaand redactieadres. ING 4088342 t.n.v. AdRem Utrecht Website: www.remonstranten.org Kosten: gratis voor remonstranten, 30,- euro per jaar voor nietremonstranten. Advertentiewerving: Eric Zinger, 026 3333181,
[email protected], tarieven op aanvraag verkrijgbaar. Uitgave: Boekencentrum Uitgevers Ontwerp: Marjorie Specht, www.ontwerpkantoor.nl Druk: Koninklijke BDU Barneveld ISSN 0925-238X © Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen zonder voorafgaande toestemming van de redactie.
in memoriam
Hendrik Johan Adriaanse 1940 – 2012 Han Adriaanse stak letterlijk en figuurlijk boven ons, zijn medestudenten, uit. Hij nam rustig de tijd voor de examens, wat mede wegens zijn actieve deelname aan het studentenleven begrijpelijk was, en als hij ze deed, dan was het altijd cum laude. Na zijn doctoraal examen zei een van zijn examinatoren dat hij tijdens het examen de neiging had gehad om aantekeningen te maken. De lezingen die hij voor disputen en werkgezelschappen hield waren eigenlijk allemaal direct rijp voor de drukker. Juist als remonstrant trok hij de aandacht door de breedte van zijn theologische belangstelling. Hij las auteurs die vele remonstranten maar liever ongelezen lieten: de klassieken der kerk, moderne niet - vrijzinnige theologen als Karl Barth, op wie hij promoveerde, en Moltmann. Hij had dan ook de naam eigenlijk een ‘rechtzinnige remonstrant’ te zijn. Dat bleek toch zeker met het klimmen der jaren niet het geval te zijn. Hij heeft altijd een grote spanning gezien tussen geloof en rede. Als student maakte hij de rede ondergeschikt aan het geloof (wat iemand als Van Holk verdriet deed). Later gaven deze verre opvolger van Van Holk en Heering, de catecheet van Han, blijk van een radicale scepsis ten opzichte van het overgeleverde christelijke geloof. Die opstelling wekte de indruk dat hij zijn geloof vaarwel had gezegd. Ook die schijn bedroog. Met droefenis en bepaald niet met vrijgevochten triomfantelijkheid constateerde hij dat de centrale geloofsartikelen de toets van de rede niet konden doorstaan. Toch bleven die geloofsartikelen hem boeien en bleef hij over hen denken, waardoor ze een realiteit voor hem bleven. Zijn vele promovendi gaf hij alle ruimte voor de keuze van hun onderwerp. Theologisch weerspiegelden zij de
breedte van het hele theologische spectrum. Zelf had hij aan het hele theologische spectrum in binnen- en buitenland veel te zeggen. Studenten wisten dat professor Adriaanse hoge eisen stelde. Zijn collega’s wisten dat hij die ook aan zichzelf stelde, en zijn vrienden hadden wel eens de indruk dat de eisen aan zichzelf te hoog waren. Dat leidde volgens hen tot onnodige zelfkritiek. Zelfingenomenheid en ijdelheid waren hem ten enenmale vreemd. Met toewijding diende hij de remonstrantse gemeenten van Den Haag en Amersfoort, en bleef hij ook tijdens zijn professoraat voorgaan in erediensten. Vele kerkelijke commissies konden van zijn scherpzinnigheid en engagement profiteren. Wij allen zijn dankbaar dat hij de bijbelse leeftijd heeft mogen bereiken. We hebben afscheid genomen van iemand op wie de typering van zijn verre en geleerde voorganger K.H. Roessingh (die slechts negenendertig jaar heeft mogen worden) van toepassing was: een nobel mens.
Lees nu alles over het diakonale werk van de remonstranten op de speciale website www.remonstrantengeven.nl. De taakgroepen Vrede, Binnenlands Diakonaat,
Europese Contacten en Duurzame Ontwikkeling informeren u over de projecten die zij ondersteunen.
•
E.P. Meijering
jaargang 23 nr. 9 oktober 2012 3
thema Herfsttij
dementie
o mgaan me t T o esch o u w er blij v en of v er b i ndi ng maken Thomas Borggrefe is predikant en geestelijk verzorger in een verpleeghuis en theatermaker. Rode draad in zijn werk is dementie. Het standbeen is de dominee, het speelbeen de kunstenaar. De gebieden zijn niet te scheiden; ze lopen door elkaar en vloeien ineen. Persoonlijke verhalen tot theater maken, om de gevoelswereld van dementerenden te begrijpen, dat is het doel.
Mens zijn ‘Communiceren met mensen die dementeren is mijn werk. De ziekte fascineert me, wat er zich precies in het hoofd afspeelt is een groot geheim. Wat het is weten we, maar waar het vandaan komt niet. Dementie wordt beschreven als dwalen door de mist, de bladeren vallen van de boom. Je komt in een doolhof terecht. Het is een vreselijke ziekte, heel onbarmhartig. Je belandt in een fuik, je kunt niet meer terug. In mijn theaterstukken wil ik de wereld van dementie laten zien, ik wil de binnenwereld naar buiten brengen. Het contact fascineert me, juist omdat het op een heel ander niveau is dan met woorden. Soms is de spraak volledig weggevallen. Maar toch blijft de mens bestaan. Daar gaat mijn nieuwste voorstelling over. Het gaat over een dirigent, meneer Meijer, die door de muziek en door alles wat hij aan herinneringen heeft, toch meneer Meijer blijft. Hij is erg veranderd, maar dirigeert met een heldere geest zijn muziek. Ik wil laten zien dat we 4 adrem remonstrants maandblad
voorzichtig moeten zijn met woorden en uitspraken als aftakeling, ‘het is geen mens meer’ en ‘mensonterende ziekte’. Natuurlijk is het een gruwelijke ziekte en de omgeving lijdt er vreselijk onder. Maar wij moeten daar mee leren omgaan. Het is een groot appèl aan ons om te leren zien hoe wij met onszelf en anderen omgaan. Je kunt makkelijk zeggen dat iemand alleen nog maar een omhulsel is, niet langer meneer Meijer of meneer Borggrefe. Ik denk dat het heel belangrijk is te zoeken naar de identiteit in de ziekte.’
Gevoelscommunicatie ‘De dirigent in mijn theatervoorstelling ‘Bovenkamer’ blijft actief. Hij houdt nog steeds van vrouwen, van het leven en van een glaasje wijn. Maar zijn inzicht om te ordenen, bijvoorbeeld een partituur te vinden, heeft hij niet meer. Bij mensen met dementie is het vermogen om dingen tot zich te nemen nog intact. Maar dingen ordenen lukt niet meer, en ook
het vermogen tot expressie wordt steeds minder. We moeten enorm oppassen om te zeggen: ‘ze kent mij niet meer, het heeft geen zin om op bezoek te komen’. Ik denk dat veel patiënten op een ander, dieper niveau mensen herkennen en liefde kunnen ervaren. Maar iemand met dementie kan niet meer zeggen: ‘Goedendag, ik ben blij dat je er bent’. Het is verbaal eenrichtingsverkeer. Je moet op een ander niveau ontdekken hoe je dan wel kunt communiceren. Dat noem ik gevoelscommunicatie.’
Familie ‘Wat ik op het moment aan het verkondigen ben
in het verpleeghuis is dat we hulp nodig hebben van familieleden. De verzorgenden kunnen niet alles. Als meneer Meijer ‘s ochtends wakker gemaakt wil worden met zijn lievelingsmuziek, moeten we wel weten welke dat is. Dat is ook bij geestelijke verzorging zo. Geef me de lievelingsteksten van vader, dan kan ik die voorlezen, dan kunnen we erover praten. Zeker omdat iemand met dementie die dingen zelf niet meer kan ordenen, is het heel belangrijk dat we veel bronnen aanboren om informatie te verzamelen om te communiceren. Ook het maken van een levensboek Leerproces ‘Er is een keuze: of je blijft toeschouwer met foto’s en teksten is heel belangrijk materiaal voor het van de achteruitgang, of je verbindt je met het proces. contact. En daarvoor hebben we Alleen vanuit de tweede positie de kennis en hulp van familie kun je contact maken. Veel hard nodig.‘ mensen blijven op afstand, Waar ben je met je gedachten? en zeggen dat ze er niets mee Je zit helemaal in je eigen wereld. kunnen. Ik heb veel begrip Universeel ‘Theater is een In een koker. voor familieleden die afhaken goede vorm om naast kennis Schemergebied. in het proces, uit onmacht en ook gevoel over te brengen. Sneeuwlandschap. hulpeloosheid. Het is belangHet is een kunstuiting, voor Wat zie je dan. iedereen toegankelijk. En het rijk om als geestelijk verzorger Je ogen kijken in de verte. kan overal: kerken, congressen, naast de patiënt ook de familie In het niets. Nee. verpleeghuizen. Mijn stukken te begeleiden. Om hen in staat Je ogen kijken naar binnen. zijn ook voor wie niets te mate stellen om op bezoek te gaan. Met herinnering gevulde blikken. Ik leer hen met het gevoel te ken heeft met dementie. Voor communiceren, en dat bij gewie er wel mee te maken heeft, (uit: Tafel van Twee) hoop ik dat het een troost is. voelscommunicatie ook stiltes Dat mensen zien dat ze niet alhoren. Gevoelscommunicatie Bomen in hun kaalheid zijn ook mooi. is bijvoorbeeld hand in hand leen zijn in deze situatie. Ik wil Bomen verliezen hun blad. te zitten. Of samen foto’s van met mijn verhalen over menMensen verliezen hun kennis. vroeger bekijken. Het is heel sen met dementie laten zien (uit: Tafel van Twee) eenvoudige en basale comdat het over iets universeels gaat: het gaat over verlies, om municatie, maar ook communiHet is hier boven een grote rups die gulzig nieuwe verbindingen leggen, catie op de millimeter. Je moet gevoel, angst, humor, lachen. erg op het moment inzoomen. alles wegvreet. Je kunt diep contact met ieHet kan zijn dat iemand geen Hersenprocessierupsen. zin heeft om jou te zien. Of iemand opbouwen. Maar je moet (uit: Tafel van Twee) het wel aangaan, dat is de grote mand is erg agressief, dan kun voorwaarde.’ je beter weer weggaan. Maar je kunt het na een kwartier nog eens proberen, misschien lukt het dan wel om contact te Wens ‘Ik zou het fijn vinden als er in de gemeenten meer maken. Dat soort communicatie moeten we leren. Deaandacht komt voor dementie. Lezingen, trainingen voor contactleden, theater en nog meer. Er zou ook een label mentie is een totaal vreemde, bizarre wereld. En de ziekte kunnen komen: ‘deze gemeente heeft oog voor dementie’. is heel verschillend per persoon.’ Naar mijn idee gebeurt er nu nog te weinig op dat gebied, en het is wel noodzakelijk. Volgens mij is er behoefte om Gevoel ‘Verpleeghuizen noem ik leerplekken. Je leert meer te leren, te lezen en te zien over dementie. Iedere veel over communiceren op gevoelsniveau. Ik loop in de gemeente heeft waarschijnlijk wel gemeenteleden met winter altijd op gekleurde schoenen door het verpleegdementie in haar midden, het is belangrijk dat deze huis. Een vrouw, diep gebukt, kijkt naar de grond en mensen nog steeds bij de gemeente worden betrokken. ziet daar twee rode schoenen lopen. Ze kijkt op, ziet mij Maar je moet wel leren hoe je bij deze mensen op bezoek en herkent mij. Ze zegt: ‘Dominee, wat heeft u mooie kunt gaan, of hoe je dementieverschijnselen kunt opschoenen aan, mag ik met u dansen?’ Het was een streng gereformeerde vrouw, die dat in haar vroegere leven nooit merken. Het is een must dat mensen hier in geschoold had durven zeggen. Ze had dan vast gedacht: ‘wat een worden. Kerken hebben een goed netwerk om mensen rare dominee, wat een rare schoenen’. Het leven in een te ondersteunen. Als mensen ziek worden, wordt er naar verpleeghuis is ook extreem. Ik nam afscheid van iemand hen omgekeken. Dat moet ook met mensen met dementie die was overleden op de afdeling. Ik draaide me om en er gebeuren.’ kwam een andere patiënt op me af: ‘Meneer, u bent de liefste meneer van de hele wereld’. En dan krijg ik een Carolien Sieverink dikke zoen. Dood, leven, huilen, lachen, het is allemaal Redactie AdRem, student aan het Seminarium heel dichtbij.’ www.thomasborggrefe.nl
•
jaargang 23 nr. 9 oktober 2012 5
thema Herfsttij
‘Ik wist niet dat ik zoveel te vertellen had’
O v e r h e t s c hri j ve n van le ve nsve rhale n We hebben allemaal ons verhaal. Ons eigen unieke levensverhaal. Tot voor kort kwam het niet vaak voor dat een ander dat in zijn geheel hoorde - of achter elkaar kon lezen. De kennis omtrent iemand en ook omtrent jezelf is opgebouwd uit verschillende soorten herinneringen; van horen zeggen, van samen iets meegemaakt hebben, etc. Een compact verhaal over iemands leven hebben we meestal niet voorradig. (Biografieën over bekende beroemdheden buiten beschouwing gelaten). Het is vaak een hele klus wanneer je iemand moet toespreken. Wat zeg je en welke facetten belicht je bijvoorbeeld wanneer je je kind toespreekt tijdens diens huwelijk? En wat vertel je op de begrafenis van een dierbare? Welke herinneringen heb je en hoe geef je die vorm? Tegenwoordig gebeurt het steeds vaker dat iemand voor zijn dood zich hiermee bezighoudt en soms zelf al iets op papier zet. Maar in de meeste gevallen gaat het 6 adrem remonstrants maandblad
dan om iemand die weet dat hij niet lang meer te leven heeft. In de NRC hebben het afgelopen jaar dit soort ‘portretjes’ gestaan. Maar op welke momenten in je leven vertel je iets over jezelf, een verhaal dat meer is dan een opsomming van feiten, als naam, afkomst, werk, etc. Het kan bijvoorbeeld wanneer je lid wordt van een serviceclub als Rotary, Lions
of Soroptimisten, waar je jezelf na verloop van tijd moet presenteren. Veelal gaat het hierbij om een zorgvuldig gekozen episode uit je leven. Een wat persoonlijker Curriculum Vitae dan de CV’s die je voor een sollicitatie instuurt. En het gebeurt natuurlijk ook wanneer je in therapie bent. Maar vaak gaat het hierbij om mondelinge overdracht; de aantekeningen voor de speech daar gelaten. Iets op papier zetten wat bijvoorbeeld bestemd is voor het nageslacht blijkt een waar struikelblok te zijn.
een groep studenten had geïnstrueerd van verschillende kanten de zaal in te stormen waar hij op dat moment college aan het geven was en weer te verdwijnen. Toen dat gebeurd was, vroeg hij zijn studenten het voorval gedetailleerd te beschrijven en bij hem in te leveren. Het leverde de meest uiteenlopende verslagen op, waarmee hij maar wilde aantonen hoe voorzichtig je moest zijn met getuigenverklaringen.
Niets bijzonders Er zijn natuurlijk mensen die al bij
ik zou er wel een boek over kunnen schrijven...
voorbaat beweren niets bijzonders te hebben meegemaakt in hun leven dat het opschrijven waard is. Maar hoe beoordeel je dat? De hoofdpersonen in Annejet van der Zijls ‘Sonny Boy’ hadden zelf niets opgeschreven over hun leven. Waarschijnlijk behoorden zij tot de hierboven genoemde categorie, hoewel we dat nooit met zekerheid zullen weten. Wie weet wat ze zelf hadden geschreven wanneer ze de oorlog hadden overleefd. Nu leven zij voort door de verhalen die anderen over hen vertelden, waardoor Van der Zijl op hun spoor gezet werd. Door haar gave om te zien hoe bijzonder dit verhaal was en haar talent om het te verwoorden, is het boek er gekomen en een bestseller geworden. Het is zelfs verfilmd. Het omgekeerde komt ook voor: mensen die zeggen ‘ik zou er wel een boek over kunnen schrijven.’ Meestal doelen ze dan op een bepaalde periode uit hun leven en meestal blijft het bij die opmerking. Het is nu eenmaal gemakkelijker gezegd dan gedaan. Het is ook erg moeilijk om je eigen leven te beschrijven. Levens worden nu eenmaal geleefd. Een overzichtelijke, logische structuur is er niet. Pas nadat je het op papier hebt gezet – of hebt laten zetten – zou je er een rode draad in kunnen ontdekken. De speeches op een begrafenis laten dit zien, net als de bidprentjes, waar naast een foto van de overledene, meestal ook een beknopt levensoverzicht staat.
De meeste levensverhalen die ik schrijf of die mensen zelf schrijven, ontstaan op basis van herinneringen, die opgeslagen zijn in het autobiografisch geheugen. Ik heb ergens gelezen dat naast het autobiografisch geheugen er ook een geheugen is voor plannen – ‘ik moet nog melk kopen’ en een geheugen voor namen. Mensen met een ziekte als Alzheimer hebben vaak grote problemen om zich namen te herinneren of wat ze van plan waren te gaan doen, maar minder met hun autobiografische geheugen. Jeugdherinneringen kunnen daarentegen haarscherp zijn. Er zijn zelfs aanwijzingen dat het autobiografisch geheugen van veel mensen juist vanaf ongeveer hun zestigste jaar sterker wordt. Misschien is dat dan ook de verklaring waarom tegenwoordig meer mensen bezig zijn met hun levensverhaal: de baby boom – generatie zit nu in die leeftijdsfase. Ook is het veel makkelijker dan een jaar of wat geleden om hiermee bezig te gaan. Er zijn tal van bedrijfjes die mensen kunnen helpen met het opschrijven van hun verhaal. Gestructureerde vragenlijsten die op internet zijn te vinden, laten zien hoe je makkelijk herinneringen kunt oproepen.
Herinneringen Toch is er de laatste jaren veel animo om het eigen verhaal op te schrijven of te laten schrijven. Waar dat precies vandaan komt, weet ik niet precies. Wel dat er in de literatuur ineens veel aandacht voor was en nog steeds is. Eerder dan ‘Sonny Boy’ verscheen in 2001 ‘Het zwijgen van Maria Zachea – een ware familiegeschiedenis’ van Judith Koelemeijer, dat een hit werd. In dit boek vertelt Koelemeijer het verhaal van haar vader, ooms en tantes die hun moeder verzorgen, nadat zij een hersenbloeding heeft gehad. Zeker in dit grote gezin van twaalf kinderen – geboren tussen 1934 en 1953 – zijn de herinneringen heel verschillend. Wat weten de kinderen van elkaar, hoe kijken ze terug op hun gezamenlijke jeugd? In het bovengenoemde boek zijn de herinneringen alleen al door het enorme leeftijdsverschil tussen de kinderen verschillend en divers. Maar geldt dat eigenlijk niet altijd voor herinneringen? Waar de een zich een gebeurtenis tot in detail herinnert, weet de ander er soms nauwelijks nog iets van. Of herinnert het zich heel anders. Ik heb ooit eens van een hoogleraar Burgerlijk Recht het verhaal gehoord hoe hij
Isolement doorbreken Behalve dat het levensboek interessant is voor het nageslacht, kan het terugblikken op het leven heel waardevol zijn. In zorginstellingen raakt men daar ook steeds meer van doordrongen. Het samen zingen van kinderliedjes met peuters van een peuterspeelzaal waar men een paar jaar geleden in Twente mee begonnen is, was een geweldig succes. De verpleging merkte hoe sommige ouderen uit hun isolement kwamen. Het samen praten over het verleden, er een boek van maken, steeds vaker gaat men dit doen in zorginstellingen. Er bestaan cursussen voor personeel en vrijwilligers hoe met ouderen een levensboek te maken. Een veel gehoorde kreet van ouderen die aan de gang gaan met het oprakelen van herinneringen is: ‘Ik wist niet dat ik zoveel te vertellen had.’ Wanneer dit dan ook nog eens wordt opgeschreven, dan zal het nageslacht nog heel wat te lezen krijgen.
•
Joan van Esveld Redactie AdRem
jaargang 23 nr. 9 oktober 2012 7
thema Herfsttij
Zwaan of feniks? Ach Europa! Ze wordt verguisd, geminacht, gekleineerd, aangevallen, en zelfs, cultureel gezien, afgeserveerd als vergane glorie. Ik heb zelden zoveel onzin over Europa gelezen en gehoord als de laatste tien jaar. Sinds het begin van de Balkanoorlog in 1992 waart in Europa een spook rond. Niet meer het spook van het communisme, waar Marx en Engels voor waarschuwden in 1848, maar het spook van het soort oorlog dat men na 1945 had afgesproken nooit meer te voeren. Had Europa niets geleerd? Hoe kon het oorlogsgeweld opnieuw het leven van zoveel burgers verwoesten? Hoe was het mogelijk dat de Europese waarden zo snel weer wankelden? Na vier jaar keerde de vrede terug, voor de zoveelste keer in deze geteisterde regio. Tien jaar later prijzen touroperators de schoonheid van de Kroatische kust, de levendigheid van Sarajevo en de gastvrijheid van de Kosovaren.
Dood of wedergeboorte? Waar is Europa mee te vergelijken? Is zij een zwaan of een feniks, een sterfelijk dier of juist een fabelachtig wezen? Beide! Zal Europa eens ten ondergaan? Een zwaan moet eens sterven, dat weten kunstenaars in ons continent ook, maar zij besluiten doorgaans dat dat niet hoort. Zulke schoonheid kan niet sterven, is het idee. In zijn ballet La Mort du Cygne (1905) laat de Russische choreograaf Michel Fokine zijn zwaan wél sterven, maar dan sierlijk. De componist Camille Saint-Saëns, die tekende voor de muziek, peinsde daar echter geen moment over! In zijn muziek komt de zwaan de dood niet onder ogen. In het ballet van Fokine dus wel. Deze aangrijpendste sterfscène in de dansgeschiedenis werd – door Anna Pavlova, de onvergetelijke ballerina voor wie het ballet werd geschreven – avond aan avond gedanst. Dus met dat sterven viel het eigenlijk wel mee.
Dèja vu Is Europa een feniks dan? Gevangen in een eindeloze cyclus van wedergeboorten, herrijst de feniks steeds opnieuw uit zijn as na het ruiken van appetijtelijke kruiden. En inderdaad, de lange geschiedenis van Europa is een aaneenrijging van crises en perioden van wederopbouw. Er is geen reden om te veronderstellen dat deze op- en neergang plotseling zijn laatste tijd zou hebben gehad. Dat wel doen, getuigt van een wezenlijk gebrek aan historisch besef. De crisis die Europa nu teistert, heeft vele aspecten: de economie hapert, de politieke eenwording stokt, de demografie ontspoort en het morele kompas wijst naar verschillende Noorden. Verrassend nieuw kan ik dat niet noemen. Het is slechts een herhaling van zetten. Want de hoeveelste economische crisis is dit voor Europa wel niet? 8 adrem remonstrants maandblad
En hoe vaak vormden nationalistische tendensen al niet een beletsel voor eenwording? Karel de Grote (achtste eeuw) en Keizer Karel (zestiende eeuw) weten er alles van. Zo nieuw en uniek is de huidige crisis niet. Europa was ondersteboven door de zogeheten barbaarse invasies van de vijfde eeuw, gedecimeerd na de zwarte pest en later de honderdjarige oorlog (veertiende, vijftiende eeuw), geteisterd door de campagnes van Napoleon in de negentiende eeuw, verwoest na de Eerste en Tweede Wereldoorlog. Ik zie al politici, economen en journalisten de schouders ophalen: ach, dat zijn oude verhalen waar wij niets aan hebben! Want, zo lijken ze te denken: wij beleven unieke tijden, wij zijn de eersten die deze ingewikkelde problemen moeten oplossen. Dergelijke reacties kom je ook tegen bij adolescenten die denken dat zij alles als enigen voor het eerst ervaren. Alsof er vóór hen geen mensen geleefd hebben. Onwetendheid en arrogantie vormen een gevaarlijke mix, ook bij volwassen burgers. Uit de geschiedenis blijkt dat Europa telkens weer uit de ellende wist op te staan. Waarom? Omdat ze beschikt over veerkrachtige culturele waarden die, indien nodig, de richting aangeven om uit een uitzichtloze situatie te geraken. Deze waarden zijn afkomstig uit verschillende bronnen: de Griekse en Romeinse, Germaanse en Keltische cultuur, de joods-christelijke traditie en het humanisme, om de belangrijkste even te noemen. Ook waarden van buiten Europa kregen hier voet aan de grond. Ze werden gewogen, besproken, gecorrigeerd en verfijnd, van generatie tot generatie, tot het een pluriform maar coherent geheel werd. Een vitaal geheel ook, dat open stond voor veranderingen en aanpassingen, passend bij een zich snel ontwikkelende samenleving.
Geloof in zichzelf Het probleem van Europa is, zoals de Canadese wetenschapper Steven Pinker herhaaldelijk benadrukt, haar moeite om te blijven geloven in de kracht van de eigen cultuur. Een uitermate treurige zaak. Ik deel
deze analyse. Zoals in de meeste moderne culturen, wordt de Europese cultuur steeds minder transgenerationeel doorgegeven. Met alle gevolgen van dien. Wandelen in je eigen cultuur zonder een minimum aan bagage te hebben meegekregen, is naar Santiago de Compostella lopen zonder ooit van Jakobus de Meerdere en de Jakobus-schelp te hebben gehoord. Het kan, maar je mist de clou.
Waarden Wat zijn nu de waarden die de Europese cultuur hebben gemaakt tot wat ze is? Deze vraag is niet zonder gevaar. Als een beschaving begint met het opstellen van canons, zegt dat veel over de staat waarin zij zich bevindt. De vertwijfeling over wat van belang is en wat niet, is toegeslagen. Er is te veel, men weet te weinig. Tijd voor een canon dus! Het eigene aan een canon, die soms van bovenaf wordt opgelegd, is dat hij objectiviteit wil uitstralen, maar ondertussen een hoog subjectief gehalte heeft. Dit leidt vaak tot zinloze discussies. Die kant wil ik niet op. Interessanter is het om mensen uit te dagen zelf een keuze te maken. Welke verhalen, waarden of kunstwerken zouden volgens hen de volgende generaties niet mogen missen? Vanuit die persoonlijke voorkeuren kan dan wellicht naar een algemene deler worden gezocht. De joodse traditie kent de gewoonte om mensen tegen het einde van hun leven een geestelijk testament te laten schrijven. Het ik is daarin aan het woord, tegen de achtergrond van de cultuur waarin men leeft. Deze gewoonte komt steeds meer in zwang en dat bracht mij tot de vraag: welke geestelijke legaten wil ik eigenlijk nalaten? In hedendaagse taal: waar sta ik voor, welke waarden vind ik belangrijk, waar tref ik ze aan, en hoe kan ik ze doorgeven? Persoonlijke overwegingen en algemene cultuuruitingen komen hier bij elkaar. Stel dat iemand moed essentieel vindt en dit door wil geven. Moed, een van de vier centrale begrippen van de antieke Griekse deugdenleer, is een abstract begrip dat vraagt om voorbeelden. Die zijn in de Europese cultuur gelukkig volop te vinden: van Captains courageous van Rudyard Kipling (1897), verfilmd door Victor Fleming in 1937, tot het toneelstuk Moeder Courage van Berthold Brecht (1939), dat nog steeds veel wordt geprogrammeerd. Van generatie tot generatie gaf Europa haar culturele waarden door. Dat doet ze nog steeds, maar de vanzelfsprekendheid waarmee dit gebeurde, bestaat niet meer. De notariële infrastructuur voor de overdracht van cultuur vertoont helaas wat kuren.
Kroonjuwelen Dit was voor mij onder meer de reden om, voorafgaande aan mijn emeritaat als hoogleraar Europese cultuur aan de Radbouduniversiteit Nijmegen, een boek te schrijven waarin ik de kroonjuwelen van de Europese cultuur aan de orde stel. Heel concreet, zoals ze in kunst, literatuur, muziek en film zichtbaar worden. Erfenis Europa. Toekomst van een stervende zwaan noemt negen kroonjuwelen uit de Europese cultuur: verwondering, nieuwsgierigheid, vertrouwen in de vooruitgang, verantwoordelijkheid, tolerantie, geduld, vrijheid, idealisme en schoonheid. Dat zijn de begrippen die naar mijn mening Europa steeds opnieuw uit het slop hebben gehaald en dat zullen blijven doen. Ook nu. Maar er zijn
er ongetwijfeld meer. Het boek nodigt uit om zelf of in een groep na te denken over andere kroonjuwelen met kunstzinnige sporen. Europa, de frisse jonge dame die Zeus in de gedaante van een reusachtige doch minzame witte stier ontvoerde, gaf ons continent haar naam. Ze is weliswaar een oude dame nu, maar ze is niet vergeten hoe haar attente minnaar wist te vermijden dat ze gedurende de ellenlange zwemtocht van Libanon naar Kreta natte voeten kreeg. Europa, met haar lange geschiedenis en rijke cultuur, staat nog steeds op het droge. Wij hoeven ons over haar geen bovenmatige zorgen te maken. Wat nu zo angstig lijkt, zal uiteindelijk een rimpeling in de tijd blijken te zijn. Mits de cultuur waarin wij grootgebracht zijn en waar we van genieten, doorgegeven wordt.
•
Christiane Berkvens-Stevelinck Als aanvulling op het boek is er een website met links naar de besproken schilderijen, boeken en films: www.erfeniseuropa.nl. Ook is het mogelijk workshops te volgen: Erfenis Europa: mijn legaten en geestelijk testament schrijven. Contact en informatie:
[email protected]
L e z e r s aan b i e d i ng Uitgeverij Skandalon heeft een speciale aanbieding voor de lezers van AdRem. U betaalt bij ons voor het boek Erfenis Europa. Toekomst van een stervende zwaan. niet de winkelprijs van 19,50, maar slechts 14,95 (excl. portokosten). Bestellingen kunt u doen per e-mail info@ remonstranten.org of per telefoon 030 2316970. Wij sturen u boek en rekening dan zo spoedig mogelijk toe.
film bespreking
Never Let Me Go (Mark Romanek, 2010) De Japans-Engelse auteur Kazuo Ishiguro schreef met Never let me go (2005) een boek dat je in de categorie science fiction zou kunnen rangschikken, maar dat evengoed te lezen is als een reflectie op ons aller sterfelijkheid. En misschien vooral, hoe Britten daar mee omgaan. De setting is bijzonder Brits: een kostschool in een gigantisch landhuis, geleid door keurige maar strenge oudere dames, een boerendorp te midden van glooiende groene heuvels, de typisch Engelse badplaatsen, geteisterd door regen en wind. Voor de hoofdpersonen begint de ‘herfst des levens’ al heel vroeg: zij zijn klonen, om geen andere reden gekweekt dan om hun organen te doneren zodra zij volwassen zijn geworden. De zeer sterken kunnen tot vier keer toe een orgaan ‘leveren’ voordat zij bezwijken. De meesten sterven al na hun tweede of derde donatie. Niemand wordt ouder dan 30. Geen van de betrokkenen vindt dit leuk, uiteraard, maar allen accepteren dat het nu eenmaal zo geregeld is en proberen er het beste van te maken. Het leven is niet anders, en uiteindelijk gaat iedereen toch dood? Het boek werd in 2010 prachtig verfilmd door Mark Romanek. Schrijnend brengt hij in beeld hoe de kinderen opgroeien in het volle besef dat zij geroepen zijn hun leven te geven voor anderen. De drie hoofdpersonen zijn Kathy H., Tommy en Ruth. Het eerste deel van de film volgen we hen als ze een jaar of 10, 11 zijn, op hun kostschool in het landhuis. Hailsham is helemaal zo’n ouderwets internaat. Er klinkt een ‘Goede morgen juffrouw Emily!’ uit honderd kinderkelen tegelijk. Een moralistisch-opwekkend schoollied. Een toespraak over kleine overtredingen – waarbij het stiekem roken van sigaretten hier een grote overtreding is, ‘want jullie moeten éxtra zuinig op je lichaam zijn’. De kinderen weten niets van de buitenwereld, weten niets van het bestaan van vaders en moeders, en weten niet beter dan dat zij als zij groot zijn één voor één al hun organen zullen afstaan. Het gebeuren is ook niet in een hypothetische toekomst geplaatst, de film vertelt ons dat we in het jaar 1978 zijn. De sfeer op school doet zelfs denken aan nog langer geleden, de jaren ‘50. Kathy H. en Ruth zijn beste vriendinnen, waarbij Ruth telkens de baas wil spelen. Tommy
10 adrem remonstrants maandblad
is een jongen die er een beetje buiten valt en telkens als hij zich afgewezen voelt een enorme driftbui krijgt. Kathy voelt zich wonderlijk aangetrokken tot Tommy en zoekt hem op. Ruth zorgt er vervolgens snel voor dat zij Tommy inpikt. In deel twee van de film is dit nog steeds de verhouding van de drie. Het is inmiddels 1985. Zij wonen met andere 18-20 jarigen in een boerderij in afwachting van hun eerste oproep. Een paar tussenjaren genieten de jongeren een redelijke vrijheid. Tommy (Andrew Garfield) is nog steeds eigendom van Ruth (Keira Knightley), maar laat regelmatig merken dat hij zich meer verbonden voelt met Kathy. We beleven de hele film vanuit haar perspectief. Een indrukwekkende rol van Carey Mulligan! Een regelmatig terugkerend onderwerp in huis is ‘uitstel’. Er doen allerlei geruchten de ronde over de mogelijkheid om uitstel te krijgen. Zo zouden stellen waarbij sprake is van echte, diepe liefde in aanmerking komen voor een paar jaar extra. De jongeren verkeren in de helaas onjuiste veronderstelling dat zij als mensen beschouwd worden. Zoals in het laatste deel van de film duidelijk wordt, als Kathy en Tommy op bezoek gaan bij de docenten van Hailsham, is dat niet het geval. Hailsham was nog het laatste bastion waar überhaupt over zulke vragen werd nagedacht. De enige vorm van uitstel is een aantal jaren ‘Verzorger’ worden; de gekloonde persoon die de aftakelende donoren begeleidt rond hun operaties. Het laatste deel van de film speelt in 1994 en heet ‘Voltooiing’. Van sterven wordt niet gesproken. Onderwerp van gesprek is alleen wanneer iemand zal ‘voltooien’, dat wil zeggen zijn laatst mogelijke donatie heeft gedaan. Kathy is Verzorger geworden, vooral om zich los te maken uit het uiterst frustrerende samenzijn met Ruth en Tommy. Nu, bijna 10 jaar later, ontmoet ze hen weer. Zij zijn ook allebei hun eigen weg gegaan. Beiden zijn inmiddels ernstig verzwakt. Zullen zij, na alles wat er gebeurd is, in vrede kunnen ‘voltooien’? Bert Dicou Predikant doopsgezinde - remonstrantse gemeente Hoorn
•
overweging
God
van de filosofen? Theologie is leuk, maar filosofie eveneens. Ik ben niet de enige die dat vindt, want filosofie is hot. Het denkcafé mag zich in ruime belangstelling verheugen, Filosofie Magazine is een populair blad, de jonge filosofe Stine Jensen doet het goed op radio en tv en er is zelfs een Denker des Vaderlands (Hans Achterhuis, van huis uit theoloog, maar troost vond hij in de filosofie).
Dat filosofie populair is hoeft niet echt te verbazen. In onze geseculariseerde samenleving blijven mensen massaal op zoek naar zingeving en moreel houvast. En filosofie reikt daartoe prima thema’s aan, dit jaar het thema van de ziel. Een uitgelezen kans om daar ook in kerkelijk verband weer eens aandacht aan te besteden. Wat dacht u van Psalm 103, ‘Loof de Heer, mijn ziel’. Nu herontdekken de filosofen in hun zoektocht naar actuele thema’s voor mensen van deze tijd ook de theologie, in ieder geval religie. Veelgelezen filosofen als Joke Hermsen, Frédéric Lenoir en Alain de Botton zeggen spannende dingen over godsdienst. Joke Hermsen bijvoorbeeld noemt religie datgene wat met retorische overtuigingskracht en bezwerende rituelen een plek creëert waar de ziel haar werk kan doen. En de filosoof Gerard Visser ziet een mooie taakverdeling tussen filosofie, kunst en religie in hun gezamenlijke strijd tegen, daar zijn ze weer, neurowetenschappers als Swaab: de filosofie vertegenwoordigt in die strijd dan de vreugde van de verheldering, de kunst de vreugde van de vormgeving en de religie de vreugde van de liefde. Mooi gezegd, om nog eens goed over na te denken. Maar, bij die weer opbloeiende interesse van de filosofie voor het geloof passen ook enige waarschuwende woorden. Want meestal gaat er ook iets verloren als de filosoof zich met godsdienst bezighoudt. De god van de filosofen blijkt niet geheel dezelfde te zijn als de god van Abraham, Isaäk en Jacob. In een kritische bespreking van De Bottons heidense gebruikersgids Religie voor atheïsten in NRC slaat Arnold Heumakers de spijker op z’n kop: ‘Alain De Bottons afkeer van veel moderne seculiere en romantische gewoonten is evident. Uit zijn boek spreekt een onmiskenbare nostalgie naar het, vooral joods-christelijke, religieuze verleden. Maar, omdat
het ware geloof ontbreekt, neemt De Botton uiteindelijk genoegen met een louter pragmatische, van zijn goddelijke dimensie beroofde religie, naar voorbeeld van Auguste Comtes Religie van de Mensheid. ‘ Ja ja, als filosofen over religie spreken, dan wordt Jezus snel een interessante morele leermeester zoals Boeddha en Socrates. Met geopenbaarde waarheden kunnen filosofen niet zo veel. Religie prima, maar dan wel binnen de grenzen van het verstand. En voor je het weet ben je terug in het wat zelfgenoegzame liberale modernisme van de negentiende eeuw, of nog wat verder, bij de verering van het Opperwezen uit de tijd van de Franse revolutie. Was het trouwens niet de beroemde filosoof uit Koningsbergen, Immanuel Kant, die God weliswaar opnam in de redelijk zedelijke godsdienst van de ‘praktische Vernunft’? Maar volgens de legende dan toch vooral vanwege die ouwe trouwe dienaar Lampe. De oude Lampe moest een God hebben, anders kon de arme kerel niet gelukkig zijn. Laten we dus de filosofische kijk op religie niet kritiekloos
filos of ie is hot omarmen. Anders verwordt de zondagse eredienst tot het zoveelste interessante filosofische denkcafé, de verkondiging tot een dialoog volgens de socratische methode en het christendom tot een vandaag weer even interessante vorm van levenskunst, maar… morgen is iets anders hip. In het christendom, ook op moderne leest geschoeid, blijve Jezus meer dan een spirituele leermeester, blijve God meer dan het Zijn zelf en/of de bevestiging van ons diepste ik, en blijve het midden niet alleen leeg, maar voorbij alle denken ook gevuld met mysterie, met sporen van openbaring en vonken van geest. Kortom, met dat wat alle verstand te boven gaat. Het lijkt me een schone taak voor remonstranten om filosofie en religie weer met elkaar in gesprek te brengen. Remonstranten laten hun verstand immers niet thuis als zij ter kerke gaan en afficheren zich graag als ‘denkend gelovend’. Aan hen om Alain de Bottons Religie voor atheïsten te beantwoorden met een Filosofie voor gelovigen.
•
Koen Holtzapffel Remonstrants predikant in gemeente Rotterdam jaargang 23 nr. 9 oktober 2012 11
boek bespreking
het einde... der remonstranten Een prikkelende boektitel kunnen we aan Simon Vuyk wel over laten. Zijn nieuwe boekje (96 pag.) teert op één gedachte: remonstranten zijn hun oorspronkelijke drijfveer kwijtgeraakt. Vanuit die visie is de titel wel goed. De Remonstrantse Broederschap is ‘uit nood geboren’ en heeft grofweg de eerste tweeëneenhalve eeuw van haar bestaan juist niét een zelfstandig kerkgenootschap willen zijn, maar een plaats willen behouden (of weer terugkrijgen) in de éne grote christelijke kerk. Vanaf de oprichting van de Broederschap is volgens Vuyk ‘het einde der Remonstranten’ steeds het doel geweest. Om dit te bereiken zijn de remonstranten eeuwenlang ten opzichte van andere kerken en geloofsrichtingen en ten opzichte van de maatschappelijke omgeving, verregaand verdraagzaam geweest. En voor Vuyk wringt dáár de schoen: verdraagzaamheid is geen hoofdzaak meer. De illustratie op het boekomslag is misleidend; we zien de afbraak van een kerkgebouw. Om twee redenen een ongelukkig beeld: want Simon Vuyk doelt met het begrip ‘Einde’ niet op ontkerkelijking. En omdat het gebruikte plaatje van het oude Remonstrantse kerkgebouw uit Rotterdam is; die kerk werd afgebroken omdat deze te klein was geworden! Zo zijn we gekomen waar we volgens Vuyk niet hadden mogen belanden. De Remonstrantse Broederschap (oude stijl) heeft steeds ‘reparatie van grieven’ nagestreefd: in gesprek blijven met de (toen) gereformeerde (staats-) kerk en bewerkstelligen dat daar een plek is voor remonstranten èn voor andere stromingen. Maar sinds de doorbraak van het modernisme en de bijna radicale keuze daarvoor binnen de Remonstrantse Broederschap, is voor iedereen duidelijk geworden dat Remonstranten hun eigen geluid vanaf een eigen kansel willen laten horen. Vuyk schetst terecht dat de omwenteling van ca 1872 nog heel wat voeten in de aarde had. ‘Was men een kind van Calvijn of van Erasmus?’ De geloofsbenadering langs de lijnen van het modernisme introduceerde bij de Remonstranten het begrip ‘vrijzinnig’. Het was ook het moment dat het Remonstrants Seminarium werd overgeplaatst van het (behoudende) Amsterdam, naar (het modernistische) Leiden. Vuyk: ‘Het concept van één pluriforme protestantse kerk, bijeengehouden in onderlinge verdraagzaamheid, werd ingeruild voor het voortbestaan als verlichte denominatie aan de rand van het traditionele christendom.’ Vuyk signaleert dat dit moment – met al zijn theologische en bestuurlijke discussies – en met de introductie van ‘vrijzinnigheid’ de oorspronkelijke en werkelijke verdraagzaamheid is losgelaten. Vuyk stelt dat ‘een nieuw concept ontstond van Remonstrantisme dat essentieel van Arminius en zijn geest-
12 adrem remonstrants maandblad
verwanten verschilde.’Het gevolg was een ambivalente koers, waarin men zogenaamd de historische erfenis vasthield. Vrijheid en verdraagzaamheid werd een probleem en verlies aan identiteit en herkenbaarheid was het gevolg, volgens Vuyk. Vuyk meent in het kader van de discussie over de vrije wil dat ‘wanneer men geschiedenis in dienst stelt van de propaganda (zoals met de glossy Arminius) dan neemt men ook snel een loopje met die geschiedenis.’ Hij schrijft in een passage over de afgelopen decennia, ook met betrekking tot het SoW-proces en het ontstaan van PKN, dat verdraagzaamheid (als beleidspunt) gereduceerd werd tot: ’hier wordt iedereen met rust gelaten’. Voor mijn gevoel raakt Vuyk daar ons vrijzinnig kerkgenootschap heel gericht mee en misschien ook niet onterecht. Als de kerk een plaats in wil nemen in de ontwikkeling van het maatschappelijk geweten, dan is er geen tijd en plaats voor rust. In Rotterdam vond eind mei 2012 een debat plaats bij gelegenheid van de verschijning van dit boek. Vuyk herhaalde zijn stelling dat verdraagzaamheid het doel van de (oorspronkelijke) remonstranten was en we dus van ons ‘doel’ zijn afgedwaald. Je mag de vraag stellen of verdraagzaamheid nu eigenlijk wel een doel was, of ook in het begin van de 17e eeuw al een ‘middel’ om eenheid onder de christenen te bereiken. In dat geval hebben wij als Remonstranten ons middel aangepast aan de tijd. Misschien helpt de Beraadsdag 2013 over verdraagzaamheid ons daarbij weer een stap verder.
Alexander Overdiep
Gemeente Naarden/Bussum
Dr. S. Vuyk, Het Einde der Remonstranten. Uitgeverij Kok, Kampen, 2012. Prijs: 14,90 euro ISBN 9789043519960
•
advertentie
TE HUUR SENIOREN APPARTEMENTEN MET EEN VRIJZINNIG RELIGIEUZE UITSTRALING WAAR IEDEREEN WELKOM IS! De Timanshof te Bennekom De Roosebrink te Wageningen De Aleidahof te Bennekom
De Timanshof
In de complexen heerst een tolerante, vrijzinnig religieuze sfeer, iedereen is er welkom. Alle drie de gebouwen zijn op loopafstand gelegen van het stads- respectievelijk dorpscentrum. De gebouwen liggen tevens gunstig ten opzichte van het openbaar vervoer. Voorzieningen De appartementen zijn aangesloten op een alarmsysteem. Hierdoor kan er 24 uur per dag in geval van nood snel eerste hulp geboden worden. Tevens beschikken de gebouwen over twee liften, een wasserette, fietsenstalling, logeerkamers, recreatieruimte, hobbykamer en een bibliotheek/ vergaderruimte. De bewoners worden vertegenwoordigd door enthousiaste bewonerscommissies.
De Roosebrink
Huurprijs De huurprijs varieert van 441,– euro tot 747,– euro. De servicekosten variëren van 72,– euro tot 193,– euro. Bent u geïnteresseerd en 50 jaar of ouder? Maak geheel vrijblijvend een afspraak met Mw. L. Kik of Mw. C. Besselink voor meer informatie en/of een bezichtiging.
De Aleidahof
Seniorenhuisvesting ‘Zuid-Veluwe’ Hof van Sint Pieter 27, 6721 TN Bennekom Telefoon: 0318 – 43 11 34 Internet: www.vrssh-zuidveluwe.nl Email:
[email protected]
jaargang 23 nr. 9 oktober 2012 13
miniatuur
Multi zwemmen Bij elke verhuizing verzucht ik ‘ik ga hier nooit meer weg’! Zo’n verzuchting geeft op dat moment lucht want verhuisellende wordt voorgoed uitgebannen. Denk je. Na een dertigtal verhuizingen zou ik toch beter moeten weten: ooit ga ik toch weer voor de bijl. Maar nu niet meer. Denk ik. Want mijn nieuwe onderkomen nadert de perfectie. En wie wil nu perfectie voor minder inruilen? Voor mijn vorige mede-stadbewoners is mijn keuze onbegrijpelijk. Ik verruilde namelijk 020 voor 010. En ook mijn nieuwe mede-stadsbewoners kijken verrast bij de mededeling dat ik Rotterdam boven Amsterdam verkies. De Maasstad is voor mij op vele terreinen een openbaring. Ik dacht dat Amsterdam kosmopolitisch en multicultureel was. Ik weet nu wel beter want ik heb kennis gemaakt met het multiculti-zwemmen. Elke morgen tussen zes en zeven zwem ik de nodige baantjes om de dag goed mee te beginnen. Inpandig. U begrijpt: dit is gewoon perfectie. Nu heb ik daar gezelschap van buren van allerlei nationaliteiten. Bij de Olympische Spelen zwemmen de atleten eensgezind op de snelste manier. Maar in het echte zwemleven gaat het er anders aan toe. Daar kan ik van getuigen. Mijn Japanse buurman zwemt als een hondje, de buurman uit India beweegt zich als een dolfijn
en mijn Portugese buurvrouw spartelt rond want zij kan überhaupt niet zwemmen. En dan kom ik met mijn schoolslag. Oersaai. Maar het geheel is kleurrijk en amusant en het belangrijkst blijft dat iedereen op zijn eigen manier door het water klieft. Want hoe verschillend onze zwemtechnieken ook kunnen zijn, wij zijn allen, daar om zes uur ’s ochtends, gewoon Rotterdammers. Confucius zei het al, In hun natuur zijn alle Rotterdammers gelijk; het zijn hun gewoonten die de verschillen maken. Daar, al zwemmend, dacht ik aan mijn zoon, Jan, die onlangs teruggekeerd is uit Suriname en enthousiast wedstrijden zwemt. In het verleden heeft hij vaker in AdRem geschreven over zijn verblijf in Cambodja en Suriname. De connectie was dus al snel en schoolslagzwemmend gelegd. Vanaf deze maand zullen wij deze rubriek afwisselen: de ene maand krijgt u een miniatuur van mij, de andere maand van Jan. Maar dus nog steeds elke maand een echte Berkvens, uitgebroed ergens in een zwembad in Rotterdam of Amsterdam.
•
Christiane Berkvens-Stevelinck Remonstrants predikant in de gemeenten Rotterdam en Breda
vrijzinnig jeugdwerk stimuleren Het bestuur van het vroegere V.C.J.C. kamphuis in Hooghalen – vorig jaar helaas afgebrand - , in zekere zin de erfgenaam van het landelijk V.C.J.C.-bestuur, heeft besloten om het vermogen van de organisatie onder te brengen in het V.C.J.C.-fonds. Sinds het midden van dit jaar is het fonds operationeel. Het fonds heeft twee doelstellingen. In de eerste plaats wil zij landelijk opererende organisaties ondersteunen bij het organiseren van jeugdwerk in vrijzinnig protestante geest. In de tweede plaats beoogt zij leden van de V.C.J.C , de V.C.S.B en de leiding van vroegere kampen en reizen te ondersteunen bij het levend houden van de gezamenlijke herinnering. Het bestuur van het fonds is opgedragen aan het bestuur van het Nicolette Bruiningfonds/Spelberg Stokmanfond/ fonds Iets voor Niets. Aanvragen voor subsidie uit het V.C.J.C.-fonds moeten gericht worden aan de secretaris van het bestuur, Nieuwegracht 27A, 3512 LC Utrecht. Nadere informatie te verkrijgen per e-mail via
[email protected]
Zes DVD’s herinnering Bij het bewaard gebleven materiaal horen ook films en video’s uit de periode 19331981 van de V.C.J.C. en de Stichting Kamp- en Reiswerk
14 adrem remonstrants maandblad
voor de V.C.J.C. In de afgelopen jaren is het nog bruikbare deel van dit materiaal met steun van Iets voor Niets gedigitaliseerd en omgezet op 6 DVD’s. De DVD’s bevatten films van V.C.J.C.-kampen uit 1933, films van de PICO’s uit 1953 en 1958, films van Gudsekop-kampen uit de jaren 70, video’s van land- en zeilkampen uit diezelfde periode, video’s van ouderconferenties van de SKR, mooie beelden van de oude Hertekolk en nog veel meer. Bij de DVD’s hoort een boekje met nadere toelichting. De DVD’s en het boekje zijn opgenomen in een fraai vormgegeven box.
Bestellen De DVD’s met de toelichting zijn verkrijgbaar voor 20 euro per box. De verzendkosten belopen 4 euro voor een box en 6 euro voor 2 boxen. Belangstellenden kunnen een of meer boxen bestellen door 24 euro (voor 1 box) of 46 euro (voor 2 boxen) over te maken op bankrekening 65.17.41.874 t.n.v. J.W.J. Besemer. Bij de bestelling dient het postadres waar de box(en) heen gestuurd moeten worden, vermeld te worden. Wie meer dan 2 boxen zou willen bestellen, kan het beste contact op nemen met Jaap Besemer (jaapbesemer@gmail. com). De netto-opbrengst van de verkoop komt ten goede aan het V.C.J.C. - fonds.
•
’t Rentmeestertje
EVEN DE ADEM INHOUDEN... Wetenschap en politiek benadrukken voortdurend dat we onze CO2 uitstoot moeten reduceren. Waarom ook weer? Het heeft te maken met broeikasgas, opwarming van de aarde, klimaatverandering. Onze adem inhouden kan dus helpen: ademend verbruiken we immers zuurstof, en produceren we CO2. Daarom hebben we gelukkig bomen en planten, die CO2 assimileren (en daarvan groeien), en in dat proces zelf weer zuurstof produceren: goed geregeld in onze wereld. Maar koeien voor onze zuivel en varkens voor ons vlees, produceren véél meer CO2. En onze auto’s, onze energieproductie uit fossiele brandstoffen, onze industrie, die moet draaien voor onze economie, zegt onze regering.
met omringende landen hebben we per hoofd van de bevolking nu de hoogste CO2 uitstoot, en die is over jaren constant. In Duitsland, Engeland en Frankrijk daalt die! Dus toch maar wat vaker de adem inhouden. Minder met de auto, groene stroom, zuinig met licht, stofzuiger, motorgrasmaaier en bladblazer, wat minder vlees eten, bomen en planten sparen (en niet, zoals een domme wethouder in mijn dorp die in het centrum alle 70 bomen wilde kappen), de verwarming een graadje lager, minder vuurtjes stoken, een zonnepaneel op je dak, een windmolen in je tuin. En vooral: duurzaamheid hoger op de agenda! Hebt u daar wel rekening mee gehouden in het stemhokje op 12 september?
Wat te doen? Minder ademen valt niet echt mee. De fiets in plaats van de auto wel, minder energie gebruiken. Als Nederland doen we het op dat gebied alleen nog niet zo best. U wel? Het aandeel duurzame energie (zon, wind, water) is bijvoorbeeld in Duitsland al 17%, bij ons maar 9%. En vergeleken
’t Rentmeestertje komt uit de koker van de taakgroep Duurzame Ontwikkeling. Voor een nadere uitwerking en toelichting zie de website www.remonstranten.org, onder de button ‘Remonstranten geven online’. Contactpersoon: Casper Ebeling Koning, tel. 06 54 95 1911,
[email protected]
Een lees- en medidatieboekje voor Advent- en kersttijd
Met veelkleurig beeldmateriaal, teksten en gebeden voor de advent- en kersttijd. Met verhalen voor grote en kleine mensen, een mooie viering voor de advent en een recept van de kok van de Abdij van Berne. Verschijningsdatum begin november 2012
Een echt geschenk! Per stuk € 4,95 Voorintekenprijs tot 5 november: bij 10 stuks € 4,70 p. st. bij 50 stuks € 4,20 p. st. Te bestellen bij
www.berneboek.com of 0413 29 13 94
Op weg naar Kerstmis lees- en meditatieboekje
Uitgeverij Abdij van Berne
historie
de lotgevallen van P.C. Plockhoy
Een vrijzinnig
Utopia Utopieën worden niet vaak in verbinding gebracht met vrijzinnigheid: de gedroomde samenleving blijkt vaak beklemmend voor wie zich niet onvoorwaardelijk voegt naar de ideeën van de bedenker. De utopie van Pieter Cornelisz Plockhoy, geboren rond 1620 in Zierikzee, vormt misschien de uitzondering op de regel. Hij heeft geprobeerd een ‘oecumenische kibboets’ op te zetten die democratie, godsdienstvrijheid, tolerantie, laïcité en het gelijkheidsbeginsel hoog in het vaandel voerde. Het utopisch project vormt een mooi voorbeeld van de Verlichting die in de Nederlanden al in de zeventiende eeuw begon. Maar het liep allemaal niet goed af… Plockhoy verhuisde rond 1648 naar Amsterdam en bewoog zich in die jaren in de intellectuele Amsterdamse kringen, onder andere als lid van het dichtersgenootschap Parnassus aan ’t Y. Hij was van doopsgezinde huize en vond tijdens zijn Amsterdamse jaren aansluiting bij de collegianten. De collegianten vormden een vrijzinnige oecumenische stroming die was opgekomen na de Dordtse Synode (1618-1619). Hun samenkomsten (colleges) en het avondmaal stonden open voor christenen van alle gezindten. Hoewel veel collegianten remonstrants waren, was de verhouding met de remonstranten gespannen: sommige collegianten hadden sociniaanse sympathieën waarmee veel remonstranten in die tijd niet geassocieerd wilden worden.1 In Plockhoys utopie vallen zowel doopsgezinde idealen als de ideeën van de collegianten te herkennen. Veel doopsgezinden voor en na hem zouden pogen in een afgezonderde leefgemeenschap het Koninkrijk Gods op aarde te brengen. De inrichting van de leefgemeenschap is duidelijk geïnspireerd door de collegianten. Plockhoy wilde een oecumenische leefgemeenschap stichten waarin ieder zijn religie vrij zou kunnen belijden. Alle bewoners, ongeacht stand of geslacht, zouden gelijk worden behandeld: den naem van Knecht of Dienst-maeght heeft onder ons geen plaetse. Alle leden, man en vrouw, zouden zes uur per dag werken en zouden gelijkelijk gerechtigd zijn tot de winsten. De verschillen tussen arm en rijk wilde hij in zijn ideale samenleving uitbannen. Weduwen en weeskinderen zouden op kosten van de gemeenschap worden verzorgd.
Aanvankelijk trachtte Plockhoy zijn ideeën in Engeland te verwezenlijken. In Engeland was op dat moment Cromwell aan de macht die relatief veel ruimte liet aan verschillende religies (behalve aan katholieken). Na de dood van Cromwell in 1658 bleek zijn project in Engeland niet haalbaar. Rond 1660 keerde Plockhoy onverrichterzake terug naar Amsterdam. Op dat moment waren het Amsterdamse stadsbestuur en de West - Indische Compagnie (WIC) op zoek naar kolonisten die zich in Noord-Amerika wilden vestigen. De Amsterdamse magistraten hoopten dat een kritische massa in Nieuw-Nederland de handel met het continent kon versterken. Plockhoy van zijn kant was zijn ideeën trouw gebleven en publiceerde in 1662 in samenwerking met Franciscus van den Enden, de latere leermeester van Spinoza, een Kort en klaer ontwerp. Daarin stelde hij voor een onderlinge Compagnie ofte Volck-planting in Delaware op te richten. Hij was vooral op zoek naar Lant-bouwers, Zee-varende Personen, alderhande noodige Ambachts-luyden en Meesters van goede Consten en Weten-schappen. Verder bestond behoefte aan Mole-makers, Vell-blooters, Sadel-makers, Coper-slagers, Tinne-gieters, Steen backers, Chirurgijns en Spelde-makers. Bewoners mochten privé-eigendom behouden, maar de geproduceerde goederen zouden in eigendom toebehoren aan en worden verhandeld door de Societeyt. De leefgemeenschap zou democratisch worden georganiseerd. Jaarlijks werd een Op-siender gekozen. Deze moest erop toezien dat de regels die de kolonisten gezamenlijk hadden opgesteld werden nageleefd: ‘Om alles in goede
1 Het socinianisme was een Poolse christelijke stroming die kort gezegd de drie-eenheid ontkende en geloofde in de eenheid van God. Socinianen, die in Polen werden vervolgd, zochten toenadering tot de remonstranten in de hoop op steun. Hoewel sommige remonstranten sociniaanse sympathieën hadden, hield de Broederschap bewust afstand, om te voorkomen van ketterij te worden beschuldigd. Hierover uitvoerig: S.J. Visser, Samuel Naeranus (1582-1641) en Johannes Naeranus (1608-1679). Twee remonstrantse theologen op de bres voor godsdienstige verdraagzaamheid (diss. RUG), Verloren 2011.
16 adrem remonstrants maandblad
Swanendael aan de Suydt Rivier in Niew Nederland.
ordere te houden/ sal men alle jare uyt de gene welcke 30 Jaren en daer boven out sijn/ een man tot Op-siender over de geheele Societeyt/ door de meeste stemmen (de namen in toegerolde briefjes geschreven) verkiesen/ die man een Jaar geregeert hebbende/ sal van dat Officie af/ en weder tot den gemeenen arbeyt gaen/ sonder van yemant in de verkiesinge genomineert te worden/ ten sy hy al voren een jaer van dat Officie af geweest heeft (…). Al-hoe-wel dit Officie in sich selfs niet swaer sal vallen/ aengesien de Regeerders ofte Op-sienders geen Regulen ofte wetten hebben te maken; maer alleen acht te nemen of den Regel van ’t geheele Volck gemaeckt ofte voorgoet gekeurt/ van een yder werd geobserveert.’ De geldkist zou worden afgesloten met drie sloten. De Op- siender en twee boekhouders zouden ieder één sleutel krijgen, zodat zij slechts gezamenlijk een greep in de kas konden doen! De oecumenische idealen van de collegianten kwamen naar voren in de godsdienstvrijheid die in de kolonie zou heersen. ‘Kerk en kolonie’ zouden strikt gescheiden zijn. Laïcité is geen Franse uitvinding, zo blijkt wel: ‘In saecken van Religie (om alles wel te ballanceren) sal elck vrijheyd van Conscientie behouden: tot welcken eynde (…) in een algemeyne vergader-plaetse op elcken Sabbath-dagh/ of op Sondagen en Hoogh-tijden/ sal gelesen en Psalmenen en Lof-sangen etc. gesongen werden/ het getal der menschen metter tijt aen-wassende/ mach elcke soorte van Volck (welcke van een gesintheyt sijn) haer eygen particuliere vergader-plaetsen hebben/ en haer eygen Leeraers onder-houden. Als sijnde een sake die de Societeyt in ’t gemeen niet aen en gaet.’ Voor Onder-Jarige personen gold een leerplicht. Zij zouden ‘slechts’ een halve dag werken en moesten daarna naar de openbare school. Want tijdens schooltijd: ‘… sal der geen
Fondament van Secterije of partijschap in hare herten geleyt worden. Wat yemand sijn kinderen in eenige particuliere Scholen ofte van particuliere Personen op sijn eygen kosten wil laten leeren/ daer in is en blijft elck persoon volgens de vrijheyd van sijn Conscientie onbepaelt/ te meer om dat sulx de Societeyt in ’t alderminste niet en raeckt.’ Met financiële steun van de gemeente Amsterdam en de WIC slaagde Plockhoy erin 41 kolonisten te interesseren voor het Seegen-rijck gewest, daer Melck en Honingh vloeyd. Ongeveer een jaar nadat zij zich in het Swanendael in Delaware hadden gevestigd werd het gebied echter overgenomen door de Engelsen. Geen melk en honing, maar bloed was het dat er vloeide: de kolonie werd verwoest even to a nail. Of Plockhoy de plundering heeft overleefd is onbekend. Wel is bekend dat in 1694 een berooide blinde oude man, luisterend naar deze naam, onderdak heeft gevonden in een Mennonitische nederzetting in Pennsylvania – maar misschien ging het hier om zijn zoon. Plockhoys onderneming is, we kunnen niet anders concluderen, jammerlijk mislukt. Maar veel van zijn politieke ideeën blijken de tand des tijds verrassend goed te kunnen doorstaan: Plockhoy was zijn tijd vér vooruit en zelfs aanzienlijk toleranter dan veel van zijn Nederlandse tijdgenoten. Zijn project toont bovendien aan dat de Nederlandse Verlichting niet antireligieus was, maar juist vrijzinnig en oecumenisch.
•
Matthijs de Jongh Lid van de Remonstrantse Gemeente Amsterdam Meer informatie over Plockhoy is te vinden op www.biografischportaal.nl en http://stuyvesant.library.uu.nl/kaarten/klapessay.htm jaargang 23 nr. 9 oktober 2012 17
gemeente Sommelsdijk
Sommelsdijk heeft er nog steeds zin in
Op 6 juli jl. was het 65 jaar geleden dat onze gemeente als Remonstrantse gemeente in Sommelsdijk begon. Op 6 en 7 oktober vieren wij dit met elkaar. Graag delen we enkele hoogtepunten uit onze geschiedenis met u. De leden van de Vereniging van Vrijzinnige Hervormden, afdeling Goeree en Overflakkee, willen zich in de jaren veertig aansluiten bij de Remonstrantse Broederschap. Dit verzoek wordt gehonoreerd. Dominee J. Spijker wordt bevestigd als voorganger. Hij mag op 6 juli 1947, 180 nieuwe Remonstranten bevestigen en de ruimte waar men kerkte, de oude Brouwerij, blijkt te klein. Een herenhuis aan de Voorstaat in Sommelsdijk wordt gekocht en ingericht als pastorie en kerk. In juli 1950 wordt de kerk in gebruik genomen. Op 31 januari 1953 zet het water het leven op het eiland op zijn kop. Een hele gemeente is weg, naar de overkant, en alleen soldaten, politie en waterwerkers zijn het gehoor van de voorganger. Dan herstelt het leven zich, als de brandweer, slikploegen en helpers verdwenen zijn. Er komen nieuwe dijken, de boot wordt een brug… De Remonstranten uit Schouwen-Duiveland komen er, na het tot stand komen van de Grevelingendam, bij als leden van de gemeente. De kerk aan de Voorstraat te Sommels dijk wordt in de jaren zestig verbouwd. Glazenier Van Iersel maakt een verbluffend ontwerp voor een raam. Alle wensen zijn er in verwerkt: water en lucht, het land dat droogvalt, de trouw van God en vele kleine details. Op 4 april 1966 wordt de vernieuwde kerk in gebruik genomen. In de tachtiger jaren bruist het van de sociale activiteiten. Ds. G. Berveling, die in Vlaardingen woont, moet noodgedwongen wel eens een huisbezoek overslaan en is daarom des te blijer met de trouwe contactleden, die contacten onderhouden waar dat nodig is. Daarnaast zijn er de Cantorij, het Remonstrants Vrouwencontact, de Bijbelkring Schouwen en de zondagsschool… allemaal waardevolle instituten die er alleen maar kunnen bestaan dankzij de inzet van veel vrijwilligers. De recente predikanten moedigen de vele activiteiten, ontplooid door vrijwilligers, verder aan. Van deze laatste jaren van de 20e en de eerste jaren van de 21e eeuw staan vooral de vele creatieve initiatieven binnen de Remonstrantse gemeente ons helder voor de geest. Neem ’t Winkeltje’, een jaarlijks terugkerende ‘happening’, waar onder andere zelfgemaakte handwerken, jam, advocaat, zoetigheden en 18 adrem remonstrants maandblad
Prachtig raam-ontwerp van glazenier Van Iersel.
opbrengsten van het land worden verkocht. Later komt daar de rommelmarkt bij. Dames starten een nieuwe zanggroep, ‘Toontje Lager’, dat na samenvoeging met de Cantorij het huidige Cantone vormt. De initiatieven zijn eindeloos en teveel om op te noemen: de Kerstspelen met kameel, buitendagen, soepmaaltijden, het Paasontbijt, de oprichting van een stiltecentrum met expositieruimte. Hoewel het aantal leden en vrienden krimpt is die daadkracht, dat enthousiasme, die creativiteit nog steeds de basis van de remonstrantse gemeente te Sommelsdijk. Een kleine, maar warme gemeenschap. Aan allen die hun steentje bijgedragen hebben en dat nog steeds doen, al is het nog zo klein of groot: bedankt!
•
Ellen Dijkshoorn Lid gemeente Sommelsdijk
recensie
f o t o-expos i ti e v a n A l ber t Klok
Leftovers Voor de zomer was in de doopsgezind-remonstrantse kerk te Meppel de opening van de reizende fotoexpositie van Albert Klok. Albert Klok is predikant van o.a. de remonstrantse gemeente Meppel en daarnaast is hij kunstig met (liturgische) taal en beeld. Als lid van de taakgroep Duurzame Ontwikkeling van de remonstranten was ik aanwezig. De taakgroep wil immers eigen initiatieven van gemeenten en gemeenteleden ondersteunen.
•
Fride Bonda Remonstrants predikant in Zwolle
I . T. S E RV I C E S
010 - 437 22 69
AGENDUM
Tel
010 - 437 02 45
Mariette Houbolt
Fax
06 53 611 190
Adrianalaan 152 3053 MG Rotterdam
gsm
[email protected]
De foto’s scherpen ook je blik hoe mensen aanwezig zijn met hun onverschilligheid en hun spullen in de aanblik van de natuur. Daarmee is de expositie ergens ook een spiegel voor je eigen verantwoordelijkheid. In protest: wat laten we toe en wat zijn onze grenzen. In initiatief: wat kunnen we doen en wat zijn positieve ontwikkelingen. En in creativiteit: welke manieren zijn er om wakker te blijven in de manieren waarop mensen omgaan met de wereld. Ook u kunt de foto’s tentoonstellen in
uw gemeente of anderszins bestellen. U kunt contact opnemen met Albert Klok:
[email protected] of kijk eerst op zijn website www.mithrasfotografie.nl
E-mail
Leftovers is de titel van de expositie. Restanten, achterblijfsels, een dubbelzinnige titel. Het gaat over wat mensen achterlieten in de natuur, wat is achtergebleven, maar ook: wat er overblijft van de natuur. Veelbetekenend begint de fotoreeks met een beeld van een ondubbelzinnig NEE, tegen de plaatsing van windmolens voor energiewinning. Een ‘Nee’ tegen attributen van de menselijke beschaving in de natuurlijke omgeving. De expositie eindigt met een veld met zonnepanelen. Daar is ooit ‘ja’ gezegd om ruimte van de natuur te gebruiken voor duurzame energie. Beiden, windmolens en zonnepanelen, zijn geordende attributen in de natuur. Niet de mooiste voorwerpen, naar mijn idee. Het grappige van de expositie is dat tussen begin en einde beelden van allerlei voorwerpen getoond worden die mensen ongeordend achterlieten, die een eigen schoonheid hebben ontwikkeld. Een verroest blikje frisdrank dat gedeukt tussen afgevallen bladeren ligt; verderop een rode auto in de wildernis, waar planten omheen en doorheen groeien; kapotte emmers, restanten van huizen. Het zijn beelden die een verhaal oproepen. Albert Klok zeg er zelf over: ‘het zijn foto’s van rommel die mensen in het landschap achterlieten en waar de natuur het langzaam weer overneemt. De foto’s roepen op tot bezinning, maar bieden ook ruimte voor verwondering over de oerkracht van het leven in de schepping.’
www.letterdyfehouse.nl Bijzonder vakantiehuis in Ierland (Connemara) Self-catering/per kamer/groepsaccommodatie
In West-Ierland staat een bijzonder landhuis aan de Atlantische kust, gekoesterd door een groepje Nederlanders, waaronder Remonstranten en Doopsgezinden. De leden zetten zich al 40 jaar in voor het behoud van het huis en de prachtige natuur. U kunt logeren in Letterdyfehouse op ieder moment van het jaar, alle seizoenen hebben hun eigen charme. Bezoek onze website of bel 06 536 111 90 voor inlichtingen en boekingen. jaargang 23 nr. 9 oktober 2012 19
het gezicht van... nogal onder vuur van de zware hervormden en gereformeerden hier op Flakkee. In 1947 heeft de hele gemeente besloten om naar de remonstranten over te gaan. Ds Spijker was de eerste voorganger. Eerst werd er gekerkt bij iemand thuis, toen in een zaal van ‘de Brouwerij’ en vanaf 1950 hier in dit gebouw. Onze vader en moeder waren destijds niet zo kerks, maar later raakte vader meer betrokken en heeft hij ook in de kerkenraad gezeten. Onze moeder was heel lang lid van het zangkoor en onze ouders zijn nog steeds betrokken bij onze gemeente.’
Kerkelijke betrokkenheid Irene: ‘Na de bevalling van
Irene & Ilonka van der Sluijs
Irene wilde graag samen met Ilonka. Hoezo tweelingzussen? Nou vooruit dan, dit wordt dus het eerste ‘dubbel gezicht’ in AdRem. Ze zijn vijftig jaar oud en daarmee één van de jongsten in hun kerk in Sommelsdijk. Bovendien zijn ze met twee broers getrouwd, hebben ze allebei twee kinderen en zijn hun dochters een dag na elkaar geboren. Het zijn ‘late roepingen’, ze hebben op een openbare school gezeten, zijn maar kort naar zondagsschool gegaan en ook niet in de kerk getrouwd. ‘Wij gingen op zondag niet vaak naar de kerk hoor, we gingen liever surfen.’ Nu zijn ze twee van de steunpilaren van hun gemeente. Ilonka zit nu bijna acht jaar in de kerkenraad, Irene is lid van de jubileumcommissie. Sinds 1994 zitten ze samen in de redactie van ‘Vrijzinnige Klanken’ het gemeenteblad van de Remonstranten Sommelsdijk.
Familie ‘We hebben een Hongaarse oma. In de twintiger jaren kwam zij als achtjarig meisje met haar zusje naar Flakkee om bij een boerenfamilie aan te sterken. Haar zus is terug gegaan naar Hongarije, maar onze oma is blijven plakken aan een Flakkeese boer. Een andere oma was vrijzinnig hervormd, maar die gemeenschap lag
20 adrem remonstrants maandblad
mijn oudste, nu 26 jaar geleden ben ik weer dichter bij God gekomen. Die bevalling was lastig. Uit dankbaarheid heb ik daarna mijn kinderen laten dopen. De remonstrantse kerk lag bij mij voor de hand. Die kerk kenden we al, we gingen er heen met onze ouders en waren er tenslotte gedoopt. Voor mij is de kerkdienst op zondag het rustpunt van de week. En bovendien is het een kleine, warme gemeenschap waar ik me thuis voel.’ Ilonka: ‘Op een moment in mijn leven besefte ik dat er meer is tussen hemel en aarde dan dat we om ons heen zien. Niet alles is vrijblijvend. Ook mijn beide dochters zijn in de Remonstrantse kerk gedoopt’. ‘Toen wij weer in de kerk kwamen was ds Berveling hier predikant (1984-1988). Zijn enthousiaste manier van dominee zijn, was voor ons een openbaring. Zijn opvolger ds. Boeijinga-Alders deelde zijn enthousiasme en bovendien was ze sterk bezig met de twintigers in onze gemeente. Dat sprak ons aan. Wij zaten bijvoorbeeld in de groep WWWW (Wij Willen Wat Weten). Daaruit is het koor Toontje Lager ontstaan, dat vervolgens afwisselend met de Cantorij de diensten verzorgde. Later zijn die twee koren samengegaan in het huidige koor Cantone, dat zo’n 20 leden kent. Wij zingen er allebei nog steeds in. Dat koor is een trekker, ook van mensen die niet remonstrants zijn. Het is al een paar keer gebeurd dat mensen vanuit het koor bij onze kerk zijn gebleven.’
Sommelsdijk nu ‘We bestonden op 6 juli 65 jaar en zijn ondertussen flink vergrijsd. Iedereen is boven de veertig, het oudste lid is honderd jaar. De harde kern bestaat nog uit dertig mensen, daaromheen zit nog een groep van vijftig vrienden en belangstellenden. Laatst hadden we aanwas van drie mensen en een doopdienst, dat was bijzonder. Om de veertien dagen hebben we dienst, op tussenzondagen hebben we een soort gespreksbijeenkomsten met Bram Schrier, onze voorzitter. We hebben stevige concurrentie van de Exodusgemeente hier op het eiland. Daar zijn wel veel kinderen, dat is aantrekkelijk voor jonge gezinnen. We verhuren ons ‘koetshuis’ regelmatig aan anderen, dat levert dan wat inkomsten op. Financieel is het lastig om met minder geld deze gemeente overeind te houden, maar we gaan door tot het geld op is.
•
Michel Peters Coördinator communicatie bij de remonstranten