remonstrants maandblad jaargang 21 nr. 5 juli 2010
thema schrijven en schrijvers Inspiratie en transpiratie
van de redactie
De schrijver wil gelezen worden Schrijven en schrijvers, daar gaat AdRem deze maand over. Niet over het schrijven als fysieke activiteit, met de hand mooie ronde lijnen op papier zetten, maar over het schrijven als het produceren van teksten en alles wat dat met zich meebrengt. Eén procent inspiratie, negenennegentig procent transpiratie, dat is wat volgens velen de essentie van het schrijven is. Die transpiratie komt natuurlijk door de inspanning die schrijven nou eenmaal vergt. Iedereen die wel eens een artikeltje, een scriptie, laat staan een proefschrift heeft geschreven kent de verschijnselen. Gaan zitten in een rustige omgeving met zo min mogelijk afleiding. Schrijfgerei, computer, vulpen, typemachine waarmee het prettig werken is, in de aanslag. De druk om te presteren die men zichzelf grotendeels oplegt. De inspanning, de concentratie, het buitensluiten van storende factoren als gezin, straatgeluid en televisie. De inspiratie die moet leiden tot een tekst die helder is en graag door de lezer wordt gelezen… Schrijven is een ingewikkeld proces. Preken worden geschreven door mensen die zich geen schrijver noemen. De neerslag van een weekje tekstonderzoek, jaren bronnenkennis, veel inspiratie en broeden leidt tot een tekst die geen geschrift mag worden genoemd. Ze zijn niet bedoeld om gelezen, maar juist om gehoord te worden. Gesproken taal is nu eenmaal iets heel anders dan geschreven taal, en het geschrevene dient slechts als geheugensteuntje voor de spreker. ‘Een preek is gemaakt voor een viering, dat is iets heel anders dan een artikel op het web’, zegt een predikant. En zo is het.
Over de inspanningen van de bijbelschrijvers weten we niet veel. Het waren geletterde individuen, voor onze begrippen niet bijzonder hoog geschoold, wier namen we meestal niet exact kennen. Waarschijnlijk was de bedoeling steeds veranderende verhalen op deze manier vast te leggen, ze te verankeren in een historisch raamwerk en zo de geschiedenis te bewaren. In ieder geval waren hun teksten bedoeld om gelezen te worden. Niet alleen bij geschreven teksten, maar bij ieder onderzoek doet zich de vraag voor waar het antwoord op een probleem te vinden is. Sommige problemen laten zich zelfs niet met gedegen onderzoek oplossen, andere problemen zijn op te lossen door een lucide inval (onder de douche of op de fiets) of door een toevallige ontdekking. Over die toevallige ontdekkingen gaat het artikel serendipity. De schrijver wil gelezen worden. Eén methode daarvoor is zijn teksten in het openbaar terrein te publiceren, zoals in Leiden gebeurt. Of met anderen samen te dichten. In dat kader passen ook de leeskringen: gelezen worden door groepen mensen moet voor een schrijver of dichter ook bevredigend zijn. En dat stimuleert het schrijven weer.
•
Carla Bierlaagh Hoofdredacteur AdRem
Het volgende nummer van AdRem verschijnt op 10 augustus 2010.
in dit nummer in dit nummer onder meer: 3 Korte berichten en column
12 Hoe maak ik een preek?
4 Leeskringen bij de remonstranten
14 Iedereen kan dichten
6 Dicht op de muur
16 Coming young men
7 Overweging
18 Oecumene
8 Wie waren de schrijvers van de bijbel?
19 Miniatuur
10 Serendipity als kans
20 Het gezicht van...
colofon Redactie: Carla Bierlaagh (hoofdredacteur), Michel Peters (eindredacteur), Sigrid Coenradie, Martijn Junte. Redactieadres: AdRem, p/a Nieuwegracht 27 a, 3512 LC Utrecht, tel. 030-2316970,
[email protected] Administratie (adreswijzigingen en andere mutaties):
[email protected], of via bovenstaand redactie adres. ING 4088342 t.n.v. AdRem Utrecht Website: www.remonstranten.org Kosten: gratis voor remonstranten, 30,- euro per jaar voor niet-remonstranten. Advertentie tarieven op aanvraag. Ontwerp: Marjorie Specht, www.ontwerpkantoor.nl Uitgave: Boekencentrum Uitgevers Druk: Koninklijke BDU Barneveld ISSN 0925-238X © Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen zonder voorafgaande toestemming van de redactie.
korte berichten
personalia • Piet Slis krijgt erepenning Op zaterdag 5 juni, na afloop van de Algemene Vergadering van Bestuur, heeft Piet Slis de erepenning van de Remonstrantse Broederschap ontvangen. Het is een uitdrukking van waardering voor het vele, bijzondere werk dat hij belangeloos heeft gedaan voor de Broederschap in haar geheel. Naast zijn werk als lid en voorzitter van de Haagse kerkenraad (in de tijd van de verkoop van de kerk aan de Laan) was hij betrokken bij het bestuur van de Hoorneboeg. Na zijn pensionering heeft Piet Slis allerlei nieuwe, bijzondere initiatieven genomen. Zeer in het oog springend is ‘zijn’ bibliotheek. Door zijn nimmer aflatende ijver is deze remonstrantse bibliotheek de meest complete collectie geworden van boeken van remonstrantse predikanten in de negentiende en twintigste eeuw. Zelfs de bibliotheek van het Seminarium der Remonstranten is minder volledig! Daarnaast heeft Piet twee belangrijke
boeken op zijn naam staan: zijn kerkhistorische studie naar de negentiende-eeuwse, moderne theoloog L.W.E. Rauwenhoff en zijn editie van de Biografische Naamlijst van remonstrantse predikanten. In dit laatste boek geeft hij biografische informatie over alle remonstrantse predikanten, die in leven waren tussen 1905 en 2005.
• Tina Geels gaat gemeente Utrecht verlaten Ds Tina Geels is per 1 september aangesteld als predikant/voorgangster van de Woudkapel in Bilthoven, een afdeling van de NPB. Zij was twintig jaar predikant in de remonstrantse gemeente Utrecht en acht jaar secretaris van de Instelling Geloof en Samenleving.
mededeling • Het nieuwe boek van Jop van Zelm Waar remonstranten kerken kost 17,50 euro. De prijs van 12,50 euro die eerder in AdRem werd genoemd, was alleen de prijs die u bij voorintekening betaalde en is nu niet meer actueel.
bevalt de nieuwe adrem eigenlijk? Dit is het vijfde nummer van AdRem in de nieuwe formule. Tijd om eens te evalueren en natuurlijk willen wij u daar als lezers bij betrekken. De redactie wil dan ook graag kennis nemen van uw oordeel over het blad en met name ook ideeën en suggesties ontvangen voor aanvullingen en verbeteringen. Uw reactie, vóór 15 augustus 2010, op onderstaande vragen is zeer welkom: • Weerspiegelt het vernieuwde AdRem op adequate wijze het remonstrants gedachtegoed? • Hoe waardeert u de inhoud van AdRem in zijn nieuwe vorm?
column
Angst
Er gaat geen dag voorbij of ergens in de wereld vindt wel een terroristische aanslag plaats. Pakistan, Afghanistan en Irak scoren hoog. Je probeert je voor te stellen hoe het zou zijn om te moeten leven met de dagelijkse angst dat er ergens (maar waar?) een bermbom kan ontploffen, mensen ineens gaan schieten op moskeegangers of dat iemand naast je zich opblaast. En misschien is dat wel het grootste succes van terroristen, dat ze een samenleving verlammen door angst in te boezemen. Het woord ‘terreur’ is dan ook afgeleid van het latijnse woord voor bang maken. Wat bezielt mensen om anderen te terroriseren, te gijzelen, te vermoorden of op de vlucht te jagen? Een mogelijk antwoord op die vraag geeft de journalist en essayist Ian Buruma in een boekje dat hij in 2004 schreef met Avishai Margalit getiteld Occidentalisme. Daaronder wordt verstaan de weerzin die in verschillende stromingen (religieuze extremisten, nationalisten) leeft tegenover het
• Welke artikelen uit de nummers van de afgelopen aanden zijn u in het bijzonder bijgebleven? m • Welke nieuwe rubrieken en onderwerpen zou u graag in AdRem tegen willen komen? • Hebt u nog andere opmerkingen aan de redactie? Uw reactie kunt u geven aan de redactie van AdRem, p/a Nieuwegracht 27a, 3512 LC Utrecht,
[email protected]. Reageren kan ook via de website www.remonstranten.org onder de button ‘Lees AdRem’. In het najaar zal de redactie in AdRem een terugkoppeling geven van uw opmerkingen.
moderne, kapitalistische westen, met zijn vrijheid van het individu en zijn democratie. En het symbool van die verschrikkelijke vrijheid is de STAD, waar alles gebeurt wat God verboden heeft. Babel, Ninive, Amsterdam. De afkeer van het zondige beton en asfalt begon in het Westen zelf. Buruma noemt T.S. Eliot, Richard Wagner, Friedrich Engels en de Nazi-propaganda. Maar vooral de romantische denkers van de 18e en 19e eeuw. De verheerlijking van het onschuldige landleven en een dodelijke angst voor het intellect, voor vernieuwing en de vrije wil. Opmerkelijk hoe verwant de ideologie van Mao en van de Taliban hiermee is. En de strijd wordt, aldus Buruma, steeds harder gevoerd op grond van het onderscheid tussen ‘goeden en kwaden’, kinderen van het licht tegenover kinderen van de duisternis. Rest alleen nog de vraag: ‘Wie is er nou het meest bang?’ De terrorist voor de vrijheid of de moderne mens voor de terrorist?
•
Frans Fockema Andreae Emeritus-predikant jaargang 21 nr. 5 juli 2010 3
thema schrijven en schrijvers
Lees kringen bij de remonstranten Hoorn
Met Bert Dicou als predikant in de gemeente moeten literatuur en film wel een plek krijgen in het gemeenteleven. In Hoorn inspireert hij een leesgroep van elf personen. Mevrouw Teymant vertelt erover. ‘Wij hebben een lees koffer, waarin 7 boeken zitten. Die circuleren gedurende zes weken, waarna wij een bijeenkomst plannen om een boek te bespreken. Bert kiest de boeken uit op basis van de nieuwe aanwinsten uit de bibliotheek. In de groep wordt dan gestemd wat
Dordrecht
we gaan bespreken. Uitgebreide aandacht is besteed aan Dante en Spinoza. Vaak zijn er koppelingen met kunst en film. Toen we Dante bespraken was er ook een tentoonstelling in de kerk van aquarellen van mevrouw Hudig. De boeken die we bespreken worden gekocht en komen terecht in de eigen bibliotheek van de kerk. Recente boeken die wij besproken hebben zijn: De kleine geschiedenis van Amsterdam van Geert Mak, Spijkerschrift van Abdollah, Ansichten van Annie Proulx en Life of Pi van Yann Martel.’
Mevrouw Fiet Wiegand vertelt enthousiast over de leeskring in Dordrecht. Enkele dagen na het gesprek krijg ik een uitgebreide, becommentarieerde lijst van boeken die in de loop der tijd is gelezen.‘In Dordrecht bestaat sinds de jaren ’80 een Boekenkring en daarnaast was er een Bijbelkring. Toen de Bijbelkring ophield te bestaan werd een zogenaamde BijbelBoekenkring (BBK) geformeerd. Tim Nijzink was lange tijd de voorbeeldige leider. Hij maakte de meest prachtige verslagen, die hij op zijn fiets in Dordrecht en Zwijndrecht verspreidde.’ Zij zelf is sinds 1986 lid van de BBK. Als ik haar vraag naar haar indrukwekkendste boek, noemt ze spontaan het boek Veertig woorden
4 adrem remonstrants maandblad
Naarden-Bussum Mevrouw Hillie Hepp is sinds tien jaar lid van de boekengesprekskring in Naarden-Bussum en nu ook de coördinator. Zij pluist de lijst met nieuwe aanwinsten van de plaatselijke bibliotheek na en doet op basis daarvan voorstellen aan de groep voor boeken die gelezen kunnen worden. ‘De kring is 25 jaar geleden al opgericht door dominee Severien Bouman. Na zijn vertrek is de club zelfstandig doorgegaan’, mailt ze me na afloop nog toe. De groep is gemengd, van de twaalf deelnemers zijn er vier mannen. ‘Eigenlijk is het niet zozeer meer een leeskring van romans, maar een studiekring van
in de woestijn van Bernard Rootmensen, studentenpredikant in Amsterdam. Vrijzinnige en Remonstrantse ‘grootheden’ als Heine Siebrand, W.B.Drees, Marius van Leeuwen en Hendikse werden veelvuldig bestudeerd, evenals publicaties uit de Remonstrantse Broederschap. Ook internationale denkers als Steffinsky, Von Weiszäcker en Drewerman kwamen aan de orde. Hoe komt men tot de keuze van een boek? ‘Meestal had een of meerdere van de deelnemers een recensie gelezen van een boek wat voor onze groep interessant bleek. Dat werd dan aan het eind van het seizoen in een van de bijeenkomsten besproken. Ook brachten leden een nieuw boek mee om te laten inzien.’
De redactie van AdRem had aan remonstrantse gemeenten gevraagd om te laten weten welke leeskringen er in eigen huis actief zijn. Wij kregen reacties van zestien gemeenten waar een of zelfs meerdere kringen bestaan. Dank voor uw enthousiaste reacties. Michel Peters koos willekeurig een aantal leeskringen uit en informeerde zich over de leescultuur bij de remonstranten. Hoe komt men tot de keus van de boeken? Wie beslist er uiteindelijk? Hoe worden de boeken besproken?
essays’, zegt ze. Aan de orde kwamen boeken als Tijd van onbehagen van filosoof Ad Verburg, boeken van theoloog Kuitert of Waarom komt u ons hinderen? van Willem Jan Otten. Ook remonstrantse geschriften worden intensief bestudeerd en besproken. Het tweede deel van het boek De Remonstrantie 400 jaar ligt nog ter bespreking op tafel. ‘Iedere bijeenkomst bestuderen we een hoofdstuk, we vragen de deelnemers om vooraf vragen in te leveren, bij toerbeurt leiden we dan het gesprek. Ons trekt de intellectuele uitdaging en de discussie, maar ook de herkenning met ervaringen in ons eigen leven.’
Arnhem 2
Arnhem 1 Mevrouw Lukkien Jacobs, 86 jaar oud, moet er even bij gaan zitten als ik haar bel vanwege de poëziekring. ‘Mijn geheugen is niet zo goed meer’, zegt ze. Van alle reacties die ik kreeg is deze groep in Arnhem de enige waar alleen poëzie wordt gelezen. ‘De groep is 11 jaar geleden ontstaan onder de bezielende leiding van de toenmalige predikant Ivo de Jong. Er is een vaste kern van mensen van tussen de 60 en de 80 jaar oud, twee zijn er nog van het begin over. Eén keer per maand komen we bij elkaar. Nu zijn het allemaal vrouwen, in het begin was het gemengd. Jammer wel, want we hebben wel eens een eenzijdige blik.’ Ze is zelf geen lid van de remonstranten. En er zijn ook gereformeerde leden, dus ‘eigenlijk zijn we meer oecumenisch’, zegt ze. Een van de deelnemers is lerares Nederlands, zij neemt het voortouw en legt soms dingen uit. Maar de keuze voor een dichter die ze gaan lezen maakt de groep gezamenlijk. Ze halen ideeën
We blijven in de Parkstraatgemeente. Daar bestaat ook een mannenleesgroep, de enige die ik ben tegen gekomen. Spannend, leek me, waarom nu mannen onder elkaar? Zouden mannen boeken anders lezen? Zouden ze andere boeken lezen? J. Bakker schetst me al snel een meer prozaïsche reden: Met mannen onder elkaar is het makkelijker, vrouwen praten meestal over andere dingen zoals huwelijken en kinderen.’ De groep bestaat nu 12 jaar, men leest fictie en non-fictie en ook boeken over religie. Om beurten komt men bij iemand thuis bij elkaar. Een deelnemer houdt een inleiding , waarna er een uur lang een gesprek plaats vindt. Dominee Kassens doet ook mee. Daarna komt de wijn op tafel, ‘ook een uur lang’, zegt de heer Bakker. Soms worden er uitstapjes gemaakt. Onlangs bracht de groep bijvoorbeeld
soms uit AdRem, maar ook het boek Vieren en brevieren leverde veel inspiratie op. In de afgelopen periode zijn jonge en oudere dichters gelezen, zoals Rutger Kopland, Antjie Krog, Martinus Nijhoff, Jean-Pierre Rawie, Maria Vasalis, Menno Wigman, Bertus Aafjes en Anna Enquist. Eén van de leden bereidt de bijeenkomst voor en zoekt op de computer informatie over de dichter. Aan het begin houdt zij daarover een presentatie. Alle andere leden van de groep hebben in de tussentijd werk van de gekozen dichter gelezen. Na de inleiding lezen vervolgens alle aanwezigen één favoriet gedicht voor van de dichter die behandeld wordt en dat wordt dan telkens besproken. ‘Soms zijn we om half elf nog bezig hoor, zo druk zijn we dan aan de gang’. Wat zijn haar favorieten? Lange tijd was dat Rutger Kopland. En natuurlijk de dichters van mijn tijd, Martinus Nijhoff en Gabriël Smit. Die laatste kent nu niemand meer.’
een bezoek aan een klooster in Ter Apel. Het boek Jezus van Paul Verhoeven is in de groep besproken en ook het Franse Testament van de Russische schrijver Andreï Makine. Dat laatste boek ken ik niet. Maar ‘google’ biedt uitkomst. ‘Tijdens de Russische winters vertelt een grootmoeder haar kleinzoon fascinerende verhalen over het mythische Frankrijk uit haar jeugd. Later beseft de jongen dat het echte Frankrijk anders is dan het ‘Atlantis’ dat hij in gedachten koestert. Zijn teleurstelling is groot. Maar na een laatste ontmoeting met zijn fantastische grootmoeder, realiseert hij zich dat het leven tussen twee werelden hem juist in staat stelt de dingen beter te zien. Als schrijver vindt hij een taal die evenwicht aanbrengt tussen herinneringen en werkelijkheid.’
jaargang 21 nr. 5 juli 2010 5
thema schrijven en schrijvers
Dicht
op de muur In Leiden ligt het gedicht op straat. Immers, er prijken 101 gedichten van Nederlandse en internationale dichters op Leidse gevels. In de reprise nu, want Marijke Tolsma heeft eerder in AdRem al eens over de Leidse muurgedichten geschreven. Het project ‘Gedichten op Muren’ begon in 1992 met een gedicht van de Russische dichteres Marina Tsvetajeva. Daarna volgde een lange reeks, die in 2005 werd afgerond met het aanbrengen van De Profundis van Garcia Lorca. Het aanbrengen van de muurgedichten was een initiatief van de stichting TEGEN-BEELD. De initiatiefnemers van het project hopen dat de voorbijgangers geprikkeld worden door het gedicht zelf én door het visuele beeld van de letters en de achtergrond van de muur. De relatie tussen het project en de stad Leiden is opvallend. Leiden is van oudsher een echte schrijversstad: veel schrijvers, zoals Piet Paaltjens, J.C. Bloem, Maarten Biesheuvel, Jan Wolkers en Maarten ’t Hart, hebben hier gewoond of gestudeerd. Daarbij trekt Leiden als universiteitsstad al eeuwen wetenschappers uit alle delen van de wereld aan. Het internationale karakter van het project komt hier goed tot zijn recht. De gedichten zijn gefotografeerd en besproken in twee boekjes met de titel Dicht op de muur. (Uitgever Burgersdijk & Niermans, Leiden, 1996 (herdruk 2000) en 2005).
•
6 adrem remonstrants maandblad
overweging
Wat schrijven
vermag boeie! duh... Ok hg Y Dit is wel mijn kortste antwoord per mail, chat of sms. Een kort 'ja' volstaat ook, maar zo praat je niet tegen iedereen. Meer en meer gaat onze digitale schrijftaal lijken op een gesprek ergens in een huis, iemand wordt terloops nageroepen, 'suiker!' . Alleen de aanwezigen begrijpen het gezegde, een buitenstaander niet. Nog los van alle nieuwe woorden en woordafkortingen om met zo min mogelijk tekens zoveel mogelijk te zeggen. Dat we in onze schrijftaal grote veranderingen doormaken zal niemand ontgaan.
Onwillekeurig moest ik denken aan een passage uit het boek De vijfde berg van Paulo Coelho. Een boek waarin juist de uitvinding van het schrift de grote revolutie is. Waarom zou aan de honderden jaren van vrede een einde komen? Hij (de priester) wist het antwoord: de uitvinding van Byblos. Zijn land had een soort schrift ontwikkeld dat voor iedereen toegankelijk was -zelfs voor degenen die er niet toe opgeleid waren. Iedereen kon het in korte tijd leren, en dat zou het einde van de beschaving zijn. De priester besefte dat van alle vernietigingswapens die de mens had uitgevonden, het woord het verschrikkelijkst en het machtigste was. Dolken en speren lieten bloed achter, pijlen kon je van verre zien aankomen. (..) Maar het woord kon vernietigen zonder sporen achter te laten. Als de heilige rituelen openbaar gemaakt konden worden, zouden veel mensen ze kunnen gaan gebruiken om het universum te veranderen.
zelf. Hij hoopte namelijk dat met de verovering door de Assyriërs, het schrift en de kennis ervan uit de herinne ring van zijn volk zou verdwijnen. Het schrift, dat door het te gebruiken en te verspreiden machtiger zou worden dan de bestaande traditie, die hij als priester hoedde. Maar het schrift kent een eigen kracht en voortbestaan. Later zal Elia de zoon van de weduwe dit schrift leren om de geschiedenis van het volk vast te leggen. Momenteel maken we een nieuwe schrift-revolutie mee. Er ontstaan nieuwe media en sociale netwerken. Er wordt gecommuniceerd via sms, chat, social networks als Hyves, Facebook en nu Twitter. Door de snelheid en de beperkte capaciteit van het digitale voertuig, sms en Twitter (140 tekens) ontstaat er een geheel nieuw taalgebruik.
Coelho liet zich inspireren door de passage uit I Koningen 18: 8 - 24 over de profeet Elia, die op de vlucht, onderdak vindt bij de weduwe in Sarefat, in de vertelling Akbar genoemd. Zijn boek raakte me door de bijzondere wijze waarop de profeet Elia in deze vertelling ten tonele wordt gevoerd. Als Akbar door de Assyriërs wordt verwoest, sterft de weduwe en neemt Elia de zorg voor haar zoon op zich. Maar wat me vooral is bijgebleven, is de macht van het schrift, het schrift Byblos, tezamen met de Griekse klinkers Alfabet genoemd.
Waar het schrift ooit toegang gaf, dreigt ze nu tot een barrière tussen generaties te worden. Als ik nu een sms'je ontvang met daarop alleen het woordje ' Duh', of ' boeie', dan is deze mededeling mij volstrekt duidelijk, tien jaar geleden niet. Tegelijkertijd is Twitter-nieuws sneller dan de wind. Rampen, blessures van voetballers, liefdesaffaires, ik drink koffie... Revoluties worden zichtbaar aan de wereld, waarvoor ze verborgen moesten blijven. Er gaat een wereld verloren, maar er wordt een nieuwe wereld gewonnen.
De nederlaag geleden tegen de Assyriërs was niet in de laatste plaats gearrangeerd door de priester van de stad
Ytje Poppinga Remonstrants predikante in Alkmaar
•
jaargang 21 nr. 5 juli 2010 7
thema schrijven en schrijvers Waarom schrijft iemand een boek? Waarom schrijf ik dit artikel, en waarom leest u het? Informatie-overdracht, tijdverdrijf, omdat het je werk is? Iedereen die aan het schrijven en lezen deelneemt, zal daar zijn eigen redenen voor hebben en een algemeen antwoord is niet te geven. Als het over de schrijvers van de bijbel gaat, worden vragen als deze nog moeilijker te beantwoorden: we hebben dan te maken met een tijd en een plaats waarin lezen en schrijven een heel andere maatschappelijke positie hadden dan bij ons. Bovendien moeten we in dat opzicht ook nog verschil maken tussen het Oude en het Nieuwe Testament.
Wie waren de de bijbel? OT: Priesters De boeken van de Hebreeuwse bijbel zijn grotendeels geschreven door priesters van de tempel in Jeruzalem. De meeste van die boeken zijn anoniem: er staat niet op door wie ze geschreven zijn, noch wanneer. De toeschrijving van bepaalde geschriften aan bijvoorbeeld Mozes of David is secundair: latere overleveraars van die geschriften hebben zich afgevraagd wie ze zou kunnen hebben geschreven, en zijn in de geschiedenis gaan zoeken naar plausibele kandidaten. Al vroeg heeft men daarvoor deze beroemde personen aangewezen, maar het is in alle gevallen onwaarschijnlijk dat die gissing correct was. In de Jeruzalemse samenleving in de zesde eeuw voor Christus hadden alleen priesters de vaardigheid en de tijd om boeken tot stand te brengen. Er waren maar weinig mensen die konden lezen en schrijven, en van degenen die deze kunst verstonden, kwamen naar huidige inschatting alleen priesters in aanmerking als groep die daarvoor vrijgesteld konden worden. Daarnaast zijn de meeste Oudtestamentische boeken het werk van collectieven geweest. Generaties van overschrijvers hebben aan deze literatuur gesleuteld: dingen toegevoegd, misschien ook weggelaten, passages gecorrigeerd, geredigeerd, enzovoort. Dat verklaart dat er binnen deze boeken betrekkelijk veel parallelle stof te vinden is en zelfs regelrechte tegenstrijdigheden.
NT: Anonieme auteurs Voor het Nieuwe Testament geldt ten dele iets soortgelijks. Ook de evangeliën zijn van oorsprong anoniem. Nu dragen ze de namen van Matteüs en de anderen, maar ook die namen zijn door latere generaties aan de evangeliën toegevoegd. Ook 8 adrem remonstrants maandblad
in het geval van de evangeliën kun je op verschillende plaatsen een gelaagdheid in die boeken waarnemen, die suggereert dat zij niet het product van één enkele hand zijn. De brieven die in het Nieuwe Testament bewaard zijn gebleven staan wel allemaal op naam van een schrijver. De belangrijkste van hen is Paulus. Ook andere Nieuwtestamentische boeken dragen een auteursnaam, bijvoorbeeld de Openbaring van Johannes. Met geschriften die op naam staan werd in de overlevering minder vrij omgegaan dan met anonieme boeken; maar ook de brieven van Paulus zijn niet allemaal ongeredigeerd de wereld ingegaan. Zo is er bijvoorbeeld reden om aan te nemen dat twee Korinthiërs niet één enkele brief is, maar samengesteld uit verschillende brieven. Wel zijn er tussen de Nieuwtestamentische geschriften onderling grote stilistische en inhoudelijke verschillen, zodat we kunnen aannemen dat ze uiteindelijk op het werk van individuen teruggaan.
Geletterde individuen In het Nieuwe Testament doet zich nog een derde verschijnsel voor: de pseudoniemen. Er zijn brieven die door anderen zijn geschreven dan door degene wiens naam ervoor gebruikt wordt, zoals de tweede brief aan de Tessalonicenzen. Daar staat als afzender Paulus genoemd, maar het verschil met de erkende brieven van Paulus is zo groot, dat het onwaarschijnlijk is dat de schrijver dezelfde man is geweest. Het raadselachtige is niet dat mensen gedacht hebben dat deze brief door Paulus was geschreven, maar dat iemand anders de brief heeft geschreven en het zelf doet voorkomen alsof de schrijver Paulus was.
Schrijven heeft iets magisch: ‘wie schrijft, die blijft’
schrijvers van de boodschap die hij had gebracht toen hij in hun midden was. Vaak bleken die gemeenten een eigen weg te zijn gegaan op het gebied van moraal of geloofsvoorstellingen, en Paulus wilde dat graag rechtzetten.
De vier Evangelisten (1625-1630), Jacob Jordaens, Musée du Louvre, Parijs
Hoe het zij, de Nieuwtestamentische literatuur is niet geschreven door priesters in Jeruzalem, maar door geletterde individuen. In de Hellenistische en Romeinse tijd waren meer mensen de lees- en schrijfkunst machtig en was het ook gewoner geworden om min of meer uitvoerige geschriften te produceren. Overigens moeten we bij de geletterde individuen die het Nieuwe Testament geschreven hebben niet denken aan hoogstaande literatoren. Het stijlniveau van de meeste Nieuwtestamentische geschriften is naar de standaarden van hun tijd betrekkelijk laag.
In het geval van de evangeliën (en ook de historische boeken van het Oude Testament) ligt de bedoeling van de auteur veel minder voor de hand. Er valt iets voor te zeggen dat deze schrijvers er vooral op uit waren om de verhalen vast te leggen die zij uit de mondelinge traditie kenden. De mondelinge overlevering is van nature beweeglijk: wanneer iemand een verhaal heeft horen vertellen en dat aan een ander wil doorgeven, dan zal hij bepaalde dingen vergeten en eventuele lacunes uit zichzelf aanvullen. Zo is een verhaal elke keer dat het verteld wordt weer anders. Een schrijver zou de bedoeling kunnen hebben die steeds veranderende verhalen vast te leggen en ze bovendien te verankeren in een historisch raamwerk (bijvoorbeeld door ze te plaatsen in een specifieke tijd en omgeving). Wat een auteur daardoor doet, is als het ware het vastleggen en vasthouden van de geschiedenis: wat onherroepelijk voorbij is toch bewaren. Schrijven heeft iets magisch: ‘wie schrijft, die blijft’, luidt de uitdrukking. Dat staat nog helemaal los van de vraag of de auteurs van deze geschriften ook de bedoeling hadden dat ze zouden worden gelezen. Vanzelfsprekend is dat niet: als de bedoeling is het verleden vast te leggen, dan is door het schrijven het doel bereikt—daarvoor is het lezen ervan niet nodig. De brieven van Paulus waren natuurlijk wel bedoeld om gelezen te worden. Of de ontvangers ze ook altijd begrepen hebben, mag worden betwijfeld. Maar ook dat maakt deel uit van de magie van schrijven: ook zonder ze te begrijpen, hebben de ontvangers Paulus’ brieven goed bewaard en aan anderen doorgegeven, alleen maar omdat ze van Paulus waren. Zo en om die reden hebben we ze nog steeds tot onze beschikking.
•
Waarom? Als we vragen waarom de bijbelschrijvers hun werk deden, is het antwoord nog moeilijker en abstracter. Ook hier is Paulus weer een uitzondering. Hij schreef aan gemeenten om hen te herinneren aan
Johannes Magliano Tromp Universitair Hoofddocent voor het Vroege Jodendom aan het Leids Instituut voor Geesteswetenschappen jaargang 21 nr. 5 juli 2010 9
thema schrijven en schrijvers
De kunst van het afdwalen ‘Een mens kan niet naar het onbekende zoeken, want dan weet hij niet wat hij zoeken moet’. Toch is dat precies wat we meer zouden moeten doen. We zouden ons onderbewuste meer kansen moeten geven het onbekende te vinden. Schrijvers kennen het verschijnsel uit de praktijk.
Serendipity Een onoplosbaar probleem? Laat het rusten, en ga iets anders doen. Vannacht tijdens de slaap, of morgen onder de douche komt de oplossing vanzelf. Laat je gedachten afdwalen, dat leidt tot resultaat. Is het geluk hebben, is het toeval? In de informatiewetenschap staat dit verschijnsel bekend als serendipity. Onder dit begrip scharen we ook het verschijnsel dat, zonder te zoeken, onderwerpen die niet gezocht werden, opeens opduiken en belangrijk blijken te zijn. Dat kan bijvoorbeeld bij het krantenlezen. Iedere pagina die wordt omgeslagen kan nieuwe verrassingen brengen. Er kunnen kleine berichtjes in de zijlijn van het gelezen artikel staan, die opeens de aandacht trekken. De consumptie van het nieuws in een krant beperkt zich dus niet tot de gezochte artikelen, de onderwerpen waarvan de laatste stand van zaken wordt gevolgd, maar de mens neemt ook het nieuws op dat niet wordt gezocht en dat blijkt later belangrijk te zijn. Vinden zonder te zoeken Serendipity wordt omschreven als de mogelijkheid om bij toeval ontdekkingen te doen: ik hanteer altijd de term ‘vinden zonder te zoeken’. Horace Walpole, de eerste die het woord gebruikte, omschreef serendipity in 1754 als ‘the happy faculty, or luck of finding unforeseen evidence of one’s ideas or, with surprise, coming upon new objects or relations that are not being sought’. Het woord komt van Serendip, de Persische naam voor Sri Lanka, en dat komt weer uit het Sanskriet. Walpole schreef: ‘Ik las ooit een verhaaltje dat ‘de drie prinsen van Serendip’ heette. Zij ontdekten op reis altijd dingen waar ze niet naar op zoek waren, bij toeval en door hun wijze redeneren. Eén van hen ontdekte bijvoorbeeld dat een kameel, die blind was aan zijn rechteroog kort tevoren op dezelfde weg had gelopen. Hij zag namelijk dat het 10 adrem remonstrants maandblad
gras alleen aan de linkerkant was opgegeten, hoewel het aan de rechterkant beter was’. Dit originele tekstje doet meer aan Sherlock Holmes denken dan aan het ‘bij toeval vinden’. Zeker is dat de prinsen geen vooroordelen hadden, nieuwsgierig waren en slim, allemaal nodig voor toevallige ontdekkingen. De term serendipity wordt tegenwoordig meestal anders gebruikt, zeker in de menswetenschappen. Veel ontdekkingen die het leven veranderd hebben, zijn bij toeval gedaan, zoals de ontdekking van het teflon, dat ontstond toen Roy Plunken op zoek was naar een gas dat sterk kon koelen, en de ontdekking van de penicilline door Alexander Fleming. Helemaal alleen op toeval gebaseerd waren deze ontdekkingen overigens niet, want ze konden alleen gedaan worden door de ‘open mind’ en de grote vakkennis van de onderzoeker, die het bijzondere in de ontdekking herkende. Dus zowel ‘bij toeval’ als ‘door hun wijze van redeneren’, zoals Walpole schreef. Verarming Voor niet-beta’s ligt het niet anders, maar de kansen op dit soort ontdekkingen worden kleiner, omdat hun bronnen onder invloed van de nieuwe technologieën opdrogen. Schrijvers, historici, sociologen, juristen en economen hebben bijvoorbeeld kranten nodig. Het lezen van een papieren krant is echter onvergelijkbaar met een online krant. Op internet zijn alle kranten in te zien, en verder is daar alle informatie op te zoeken die men wenst. Dit gerichte zoeken verarmt het leven echter ook. In een papieren krant kan de lezer zelf door het nieuws bladeren en zo, bij toeval, verhalen vinden waarnaar men nooit bewust zou hebben gezocht. En dan de bibliotheek. Toegegeven, in een ‘papieren’ bibliotheek kost het tijd om het gewenste
als kans document te vinden, zelfs al is er een goede cata logus. De online-bibliotheek werkt veel sneller en we krijgen de informatie die nodig is op themaniveau. Maar de meeste ‘papieren’ bibliotheken bieden wel de mogelijkheid om wat rond te neuzen, een boek van een plank te halen, en zo op ideeën te komen, wat te browsen en iets te vinden waarvan men het bestaan niet vermoedde. Net als in de boekwinkel. Ik vind het een groot genoegen om wat rond te kijken, naar rubrieken die mijn belangstelling hebben en rubrieken die dat niet hebben, en dan de meest fantastische boeken te ontdekken die mijn hebberigheid aanwakkeren. Kopen bij Amazon of bol.com gaat snel en efficiënt, maar is ook saai. Het spaart tijd, maar de ontdekking gaat teloor. Vergelijk het met kleding kopen bij de online winkel: het gaat (meestal) snel en efficiënt, snuffelen in kleine winkeltjes en verzamelbakken bij het warenhuis levert meer ontdekkingen op. Er zijn meer voorbeelden. Ik ken veel jongeren die alleen via datingsites daten, en nauwelijks nog ‘live’. Zomaar wat praten, het komt er niet meer van. In de muziek is, door de huidige technologische ontwikkeling, ook steeds minder sprake van serendipity. Op een MP3-speler staan tevoren geprogrammeerde nummers, tot genoegen van de eigenaar. Maar in hoeverre wordt deze zelfde persoon ook blootgesteld aan de diversiteit van de ‘oude’ radio, die hij nu niet meer apprecieert? Let wel, met de keuzes is weinig mis, maar het toeval krijgt minder kansen. Het is niet zo dat technologie de toekomst beperkt. Het is aan ons om te zorgen dat we serendipity een kans blijven geven, voor ontdekkingen op allerlei gebied.
•
Carla Bierlaagh Lid van de redactie van AdRem jaargang 21 nr. 5 juli 2010 11
thema schrijven en schrijvers
Hoe maak ik een preek? ‘Het verhaal schrijft zichzelf als een column’, schrijft één van de predikanten, als zij antwoordt op een enquête van AdRem hoe predikanten hun preken maken. Velen hadden het over ‘een inspirerend gebeuren, iedere keer weer spannend’. Dertien remonstrantse predikanten antwoordden eerlijk op vragen als: waar komen de onderwerpen vandaan, hoeveel tijd kost het maken van een preek en publiceert u de preek? Het werd een niet-representatief onderzoek, dat illustreert hoe moeilijk het is een goede preek te maken, maar dat ook de uitdaging en de bevrediging laat zien. Iedere zondag wordt in talloze gemeenten gepreekt door remonstrantse predikanten. Sommigen doen dat slechts eens per maand, anderen vaker. Aan de voorbereiding van de dienst is lang gewerkt: soms hebben er commissies uit de gemeente aan meegewerkt die teksten en thema’s hebben aangedragen, soms kwamen individuen met brandende vragen, en soms stamt de liturgie helemaal uit de koker van de predikant. Deze kiest dan zelfstandig het onderwerp van de zondag. In dit samenspel is het de vraag waar de onderwerpen voor de dienst, en in het bijzonder de preek, vandaan komen.
Onderwerpen Hoe komt de predikant aan de onderwerpen voor de preek? Natuurlijk is de periode in het kerkelijk jaar heel belangrijk, zegt iedereen. De feestdagen, de afsluiting van het kerkelijk jaar vragen om aangepaste onderwerpen. Veel gemeenten hebben een jaarthema waarop kringen, maar ook kerkdiensten zijn gebaseerd. Soms ‘doet’ de predikant een thema-reeks, zoals rond de Tien Geboden of over ‘denkers van nu’. Er komen onderwerpen uit kringen en commissies, die aandacht behoeven in breder verband. Daarnaast bestaan er oecumenische leesroosters, die een leidraad kunnen vormen, maar meestal komen de onderwerpen daar niet vandaan. De meeste predikanten blijken daar slechts in beperkte mate gebruik te maken: zij kijken er naar en ontlenen er ideeën aan, maar volgen het niet. ‘Ik pleeg er vrijmoedig uit te putten, ik houd me er zelden aan’, is een veelge12 adrem remonstrants maandblad
hoorde uitspraak. Opvallend vaak komen de onderwerpen juist uit pastorale gesprekken (‘wat houdt de mensen bezig’), de actualiteit, een boek of televisieprogramma. Eén predikant noemde ook de mogelijkheid van u vraagt en wij draaien: ik vraag aan gemeenteleden om aan te geven waarover ze iets willen horen’. En niet te vergeten het gevoel van noodzaak om dingen die in de wereld aan de hand zijn, aan de orde te laten komen. ‘Soms waait de Geest zomaar waarheen hij wil :-)’. Het kiezen van een tekst is heel belangrijk. Een respondent refereert aan de woorden van ds Wery: ‘een tekst moet je van je stuk brengen, er moet iets zijn waar je achter blijft haken, maar dan moet dezelfde tekst en het onderzoek daarvan je weer op de been helpen’. Waar het onderwerp ook vandaan komt, het moet prikkelen en boeien, want de predikant zal de tekst een week met zich meedragen. Zolang duurt immers het voorbereidende denkwerk in het algemeen. Velen zoeken hun concrete teksten geruime tijd vóór de preekbeurt uit . ‘Liefst heb ik de teksten aan het begin van de week, lees die een paar maal goed door en denk er geruime tijd over na’. In de loop van de week is iedereen er al mee bezig: uiteraard met liederen uitzoeken en gebeden schrijven, maar ook met het zoeken van bijbelse dwarsverbanden.
Conceptie Het moment van conceptie van de preek verschilt nogal. ‘Goede invallen voor de preek krijg ik ’s nachts of onder de douche’, zegt iemand. ‘Ik schrijf lang van te voren op een retraiteplaats’, zegt een ander. Ook: ’Het borrelt vanaf maandag, maar woensdag of donderdag komt ie op papier, soms heel snel, soms een worsteling’. Of: ‘Ik kies twee weken tevoren een tekst, kauw daar op en ga er donderdag of vrijdag voor zitten’. En ‘het streven is op vrijdag klaar te zijn, maar soms wordt het zaterdagavond’. Of ‘ik schrijf de preek altijd op zaterdagmiddag in 2-2,5 uur. Het schrijft zichzelf als een column’. Wanneer het schrijfwerk ook gebeurt, een vaak gehoorde opmerking is dat het gezin niet al te veel te lijden moet hebben van het beroep van vader of moeder. Zaterdagavond als de koffie na het diner gedronken is, blijkt dus voor velen een favoriet moment. Iemand schrijft echter: ‘nooit op zaterdagavond, tenzij dan tot mijn schrik bij het doorlezen blijkt dat ik er achteraf toch niet tevreden over ben. Dat wordt dan een vervelende zaterdagavond, desnoods tot de kleine uurtjes’. Voor
anderen is de zaterdagavond de enige mogelijkheid. ‘Het eigenlijke schrijven gebeurt op zaterdagavond. Eerder lukt niet, ik moet onder druk staan. Rond half negen lees ik de teksten en commentaren door en dan gebeurt er een tijdje niets. Ik verspil tijd aan dingen als de was vouwen, en in de tussentijd borrelt en bruist het en wordt de preek geboren’. Zo’n gecomprimeerde actie geldt niet voor iedereen: ‘in één dag wordt bij mij geen goede preek geboren. Hoe meer verspreid, hoe meer doordacht en hoe helderder en korter ik de dingen kan zeggen’. Niet alles wordt altijd uitgeschreven, soms bij gebrek aan tijd. ‘Soms is het einde van de preek nog niet geschreven, maar heeft het al wel vorm in mijn hoofd. Dan komt het slot wanneer ik de preek houd. Ik heb nog nooit gehad dat dat niet lukte, daar vertrouw ik écht op en soms wil de betrokken predikant de tekst niet uitschrijven. ‘Soms bestaan gedeelten uit steekwoorden, die ik niet uitschrijf’.
Tijd Hoeveel tijd kost het maken van een preek in het algemeen? Heel verschillend, zo blijkt. Voorbereiding 8 uur, schrijven twee uur, schrijft de één. Als ik al over de thematiek heb nagedacht kost het uitschrijven mij drie uur, inclusief de andere elementen van de orde van dienst’, schrijft de ander. ‘Het hele proces kost me gemiddeld tussen de 8 en 10 uur’. Maar ook: ‘het echte schrijven zes uur, maar in totaal reken ik 1,5 dag’. De meeste
is een uitspraak die door een aantal predikanten wordt gedaan. ‘Gesproken taal is heel anders dan te lezen taal’, zegt de ander. ‘Een preek is gemaakt voor een viering, dat is iets heel anders dan een artikel op het web’, wordt ook gezegd. ‘Ik vind het een hybride gebeuren. Een preek houd je niet, maar deze gebeurt: de wisselwerking met de hoorders is voor mij erg belangrijk. Er is ruimte voor invallen en onverwachte gebeurtenissen, en dat element valt in een uitgewerkte preek helemaal weg’. Ook lange lappen tekst op een website zien de meesten niet zitten, die worden nauwelijks gelezen. ‘Ik vind het ook niet prettig. Teksten zijn niet gemaakt om gelezen te worden’. Maar anderen doen er niet moeilijk over. ‘Ja, ik zet hem op de website. Mensen die er niet waren kunnen desgewenst meelezen en meeleven, anderen kunnen hem nog eens nalezen. Het is erg gemakkelijk. Na de dienst een kwartiertje schaven en opsturen maar’. ‘Jazeker, op de site staan steeds twee preken en komt er een nieuwe bij, dan gaat er een oude af. Het is ook voor belangstellenden die de site bezoeken, als indicatie van wat er bij ons klinkt’. Het lukt soms niet vanwege het ontbreken van een (actieve) webmaster of door wankele systemen. De meeste predikanten sturen hun preek op verzoek per e-mail toe. Zo nu en dan liggen kopieën van de preek van de vorige week in de kerk. Soms wordt een preek nog eens hergebruikt, maar dat is in het algemeen
vergeet niet het gevoel van noodzaak om dingen die in de wereld aan de hand zijn, aan de orde te laten komen. ‘Soms waait de Geest zomaar waarheen hij wil :-)’. predikanten rekenen voor het ‘schrijfwerk’ een halve dag. Op de zondagochtend komt daar nog een uurtje bij, volgens sommigen. ‘Ik lees de preek hardop, zet hier en daar streepjes waar het accent op moet’. Daarna komen nog praktische opmerkingen als ‘Ik luister zondagochtend naar het nieuws. Het staat zo slordig als je geen weet hebt van een aardbeving of een neergestort vliegtuig’!
Publiceren Over het publiceren van preken wordt heel verschillend gedacht, om principiële, maar ook om praktische redenen. De meeste respondenten zetten hun preek niet zo maar op de website. ‘Ik wijk nogal eens van mijn geschreven tekst af. Wil ik hem publiceren dan kost het me maandags veel tijd om hem bij te werken’,
bij de lezers bekend. Een keuze die tussen wel en niet publiceren in ligt is die van ‘meedenken voor zondag. Ik publiceer halverwege de week de teksten voor de zondag en gemeenteleden kunnen daar via de mail op reageren’. Het onderwerp Preken maken maakt kennelijk veel los. De gevoelens van de meeste respondenten worden het best weergegeven in de volgende zin: ‘het maken van een preek is een wonderlijk proces. In de loop van de jaren sluipen er rituelen in, en toch is het ook elke keer weer anders. Ik vind het een heel creatief proces en word er elke keer ook heel blij van’.
•
Carla Bierlaagh Lid van de redactie van AdRem
rectificatie In het vorige nummer van AdRem stond bijgaande foto afgedrukt bij de overweging van Mijnke Bosman. Per abuis ontbraken bij de foto de namen van de ontwerpers en de fotograaf. De redactie verontschuldigt zich voor deze omissie. De volgende tekst had bij de foto horen te staan: De Brink van de Mark. Ontwerp gebouw: AnneMarie Eikelenboom, Eric Wendel (EGM architecten). Foto: Arek Seredyn. jaargang 21 nr. 5 juli 2010 13
thema schrijven en schrijvers
kan dichten Op zijn visitekaartje staat: dichter, recensent. Dat is hij ook ten volle. In ieder geval beantwoordt hij aan de voorstelling die ik van een dichter heb: serieus, want een denker, vrolijk, want relativerend. In het echt blijkt mijn dichter inderdaad een enthousiaste, romantische taalkunstenaar met flair en lef. Aanleiding voor dit interview is dat Merijn Schipper dichtcursussen geeft aan groepen mensen. Gaande het gesprek loopt hij steeds vaker naar één van de boekenkasten. Even een gedicht erbij pakken. Merijn (30) studeerde humanistiek, maar verruilde die studie voor literatuurwetenschap. Hij werkt bij een boekhandel in Wageningen, is organisator bij 't Poëziecircus en presentator bij de Stichting Literaire Activiteiten Utrecht (SLAU) in zijn woonplaats Utrecht. Vorige week interviewde hij daar Manon Uphoff in het kader van een herdenking van de genocide in Srebrenica. Daarnaast is hij recensent voor www.8weekly.nl en dicht hij zelf.
mindmap. Ik geef ze bijvoorbeeld de opdracht om te asso ciëren met, zeg, het woord ‘boom’: blad, tak, nerf, oud, stevig, adem enz. Die woorden laat ik de mensen dan herschikken. Ze moeten in hun tekst een aantal stijlfiguren gebruiken, zoals bijvoorbeeld een chiasme en ze moeten elementen herhalen. Voor je er erg in hebt kruipt daar een gedicht uit de taal.’
Je leert de mensen trucjes aan? ‘Als je hockey speelt Waarom dichten? ‘Dichten is heel veel zeggen in een compacte vorm. Neem bijvoorbeeld dit gedicht van de Australische Robert Gray uit Grasschrift: 'a black sea / a small white sail // a white sea / a sail become black' ('een zwarte zee / een klein wit zeil // een witte zee / een zwart afstekend zeil'). Een talig yinyangteken, en met zoveel beweging!' Drie elementen zijn in een gedicht belangrijk: stijl, vorm en beeldspraak. De inhoud van het gedicht wordt mede bepaald door die drie elementen. In het gedicht ‘De molen’ van J.H. Leopold bijvoorbeeld, speelt de vorm een belangrijke rol. Het bestaat uit vier smalle kolommen. Omdat de regels zo kort zijn, is de leesbeweging die van een spiraal en zie: daar draaien de wieken! Je kunt ook zeggen dat poëzie – en naar mijn mening: kunst in het algemeen – een bijzondere vorm van herhaling en uitzondering is. Om een uitstapje naar de muziek te maken, is het ultieme voorbeeld daarvan 'Take five' van Dave Brubeck.’
Waarom dichten met mensen? ‘Als mensen gedichten maken, zijn ze vaak rijmend en vol clichés. ‘Je ogen zijn blauw en ik hou van jou en ik blijf je trouw’. Maar er is meer mogelijk en met veel meer zeggingskracht en dat is leuk om over te brengen. Dat kan al met behulp van 14 adrem remonstrants maandblad
moet je meer doen dan alleen de trucjes toepassen. Een goede speler verheft het spel tot kunst door er op de juiste wijze en het juiste moment gebruik van te maken. Bovendien, het gaat bij poëzie ook om interessante beeldspraak en/of de inhoud. Kennis van literaire mechanieken is handig, maar toen er nog geen literatuurwetenschap was, bestond Homerus' Illias al, wat een schitterend organisch geheel is van zinnen. De mensen konden het relatief gemakkelijk onthouden omdat het een logische en ritmisch-melodische structuur had, een ervaring was die op een compacte wijze aangeboden werd. Ik leer mensen daarom om ook nauwkeurig waar te nemen en ook naar binnen te kijken: wat voel ik erbij? Een goed gedicht schudt je wakker, een inzicht kan er opeens door openbreken. Het kan echt werken. Zelf vind ik het leuk om te dichten, omdat elk gedicht dat ik schrijf een opnieuw ontdekken is van wat ik poëzie vind – het is de kunst om fris en origineel te zijn. Er bestaat overigens niet zoiets als ware poëzie. Er zijn heel veel manieren om poëzie te schrijven.’
Wanneer is het dan af? ‘Alles wat ik schrijf is voorlopig voltooid. Herman Brood corrigeerde nog wel eens een
werk als hij dat ergens zag hangen. Maar het is wel zo dat het gedicht zich op een gegeven moment 'zet' of dat ik er klaar mee ben. Alle letters staan dan op hun plek of er valt niets meer aan toe te voegen.’
Is het dan een goed gedicht? ‘Ach, er is poëzie, maar poëzie bestaat niet. Als een gedicht een bijzondere ervaring oplevert, is het goed.’
Voorbeeld? ‘Ik heb een sterke ervaring gehad bij een schilderij van Max Neumann. Daarop zie je twee mensfiguren zonder gezichten, van wie het niet duidelijk is of ze zich naar je toe keren of juist van je af? Ik had het ambigue gevoel van 'vluchten of vechten'? Het deed me denken aan soortgelijke ervaringen die aan dit schilderij vooraf gingen. Ik moest werkelijk gaan zitten om ervan bij te komen. Het gaf mijn leven zelfs een andere wending. Ik wist: dat ambigue, dat wil ik ook bereiken in mijn poëzie. Schoonheid overbrengen, maar ook verontrusting. Soms lijkt het ook wel of een situatie in de wereld op een tekst of een gedicht volgt.’
Pardon? ‘Je bent dan zo door het gedicht beïnvloed, dat je de werkelijkheid anders beziet. Het gebeurt mij bij het het gedicht ‘De hond’ van Ed Hoornik. 'Al wat hij doet, / vergeef de hond; / zijn heer is weg, / onder de grond.// Als hij u bijt, / en graaft en gromt, / dan weet u nu / waardoor dat komt.// Hij wil zijn heer / na in de grond. // Ik ben die hond.' Als ik dat gedicht lees, is de wereld triest.’ Wat kunnen mensen thuis doen als ze met dichten willen beginnen? ‘Gewoon gaan schrijven! Als je je in het dichten wilt ontwikkelen is het lezen van poëzie ook belangrijk. Dat vergroot je literaire gevoeligheid. Er zijn daarnaast interessante boeken geschreven over het dichten die de moeite waard zijn. Leven van de poëzie is zelfs voor doorzetters zo goed als onmogelijk. Vijfhonderd exemplaren is voor een dichtbundel al een grote oplage. Laat dat je niet weerhouden. Poëzie verrijkt je leven.’
•
Sigrid Coenradie Remonstrants predikant in Oosterbeek
Flickr.com, Cold Press Publishing
Er bestaat niet zoiets als ware poëzie. Er zijn heel veel manieren om poëzie te schrijven.
jaargang 21 nr. 5 juli 2010 15
kunst
Coming young Andries van Wezel, Willem Wolff Beffie en Sal Slijper waren, tussen 1885 en 1940, drie van die zeldzame mensen die het aandurfden om werk van onbekende beginnende kunstenaars aan te schaffen. Zij zagen al veel eerder dan wie dan ook de bijzondere kwaliteiten in het werk van kunstenaars als Marc Chagall, Jan Sluijters en Piet Mondriaan in een tijd dat een groot deel van kunstliefhebbers en - verzamelaars het hield bij de minder spannende, maar geenszins onverdienstelijke of minder gekwalificeerde lieflijke landschapjes van de gebroeders Maris of de schaapskuddes van Anton Mauve. Vaak ook steunden zij ‘hun’ kunstenaars in het levensonderhoud. Zo is Sal Slijper zijn leven lang onvoorwaardelijk trouw gebleven aan Mondriaan; er ontstond zelfs een zekere mate van vriendschap tussen beiden. Het is bijna niet voor te stellen, maar Slijper bezat uiteindelijk zo’n 200 werken van Mondriaan. Na zijn dood bleken die aan het Gemeentemuseum in Den Haag te zijn nagelaten.
Gedurfd verzamelen In het Joods Historisch Museum (JHM) te Amsterdam was dit voorjaar een indrukwekkende tentoonstelling ingericht over de collectioneurs van Wezel, Beffie en Slijper: Gedurfd Verzamelen. Van Chagall tot Mondriaan. Rode draad daarin was de ‘profetische’ blik van deze mannen op eigentijdse kunstenaars, 1
16 adrem remonstrants maandblad
de verhouding van de mecenas tot de kunstenaar, en de plaats die de beeldende kunst innam in het leven van de gegoede Joodse burgerij vanaf het eind van de 19de eeuw tot aan de oorlog. Bij de tentoonstelling verscheen een publicatie die nadrukkelijk niet als tentoonstellingscatalogus wordt aan geduid: ‘Dit boek en de bijbehorende tentoonstelling gaan over joods mecenaat en moderne kunst tussen 1885 en 1940’, schrijft Joël Cahen, directeur van het museum, in zijn voorwoord. Er verscheen bovendien een DVD, met afzonderlijke documentaires over elk van de drie verzamelaars. Aanraders, allebei!
Over de durf om jonge kunstenaars te sponsoren en aan te kopen
men
2
De catalogusomslag toont een detail van de luministische Maannacht IV (1912) door Jan Sluijters, een van de topstukken uit de collectie van Willem Wolff Beffie (18801950). Zeker voor de tijd waarin het is ontstaan moet het een ongewone kleurencombinatie zijn geweest: rood met paars, blauw en groen, en oranje met roze. (afb.1)
3
4
De durf in het verzamelen zat Andries van Wezel (18561921), Salomon B. Slijper (1884-1971) en Beffie vooral in het visionaire van hun verzameldrift: zij zagen kwaliteiten die tot dan toe nog niet ontdekt waren. Van Wezel, de oudste van de drie, kocht werk van contemporaine schilders uit de Haagsche School en van Amsterdamse tijdgenoten, maar bezat ook werken van Franse meesters: immer aantrekkelijke bloemstillevens van Henri FantinLatour en landschappen van Camille Corot. Meer nog dan Van Wezel was Willem Wolff Beffie, die veel geld verdiende als eigenaar van een diamantzagerij, actief op internationaal gebied. Hij bezat werk van Avant Garde kunstenaars als Jawlensky, Klee en Chagall – op een gegeven moment wel 500 exemplaren, waaronder De Violist van Chagall (1912-1913). (afb.2) Jan Sluijters schilderde rond 1915 meerdere indrukwekkende portretten van hem. Van Sal Slijper bestaan eveneens verschillende portretten, waaronder een door Henri van de Velde (1930). (afb.3) Slijper’s belang als verzamelaar is vooral gelegen in de 200 werken van Mondriaan die hij bezat, van diens vroege Gooise impressionistische landschappen, en zijn theosofische werken als Devotie en Evolutie, tot zijn latere, abstracte Composities.
Literatuur • Huibert Schijf en Edward van Voolen (red.), Gedurfd Verzamelen. Van Chagall tot Mondriaan, Zwolle/Amsterdam 2010 • Edwin Buijsen, De jonge Vermeer, Zwolle/Den Haag 2010 Tentoonstellingen Mauritshuis, Den Haag: De jonge Vermeer en Museum Boijmans , Rotterdam: De valse Vermeers van Van Meegeren zijn beiden te bezoeken tot 22 augustus.
De jonge Vermeer Een tentoonstelling die van een heel andere orde lijkt, is gewijd aan het vroege werk van Vermeer. Toch zijn er, bij nader inzien, overeenkomsten: Vermeer had, net als bijvoorbeeld Mondriaan, een maecenas. Deze Pieter Claesz. van Ruyven, die naar het schijnt de eerste keus had wanneer de verf van een doek nog maar nauwelijks droog was, bezat een aantal doeken van Vermeer. Hij heeft hem in 1657 de aanzienlijke som van 200 gulden geleend. Het Mauritshuis toont een belangrijk deel van de zomer nog drie vroege Vermeers uit drie verschillende Europese musea. De publicatie bij de tentoonstelling (ook al geen catalogus in eigenlijke zin) belicht in een drietal essays de drie vroege Vermeers van verschillende kanten. Opvallend en goed zijn de haarscherpe detailopnames over dubbele pagina’s; zij geven bovendien de kleuren goed weer. Museum Boijmans te Rotterdam presenteert De valse Vermeers van Van Meegeren tegelijkertijd met De jonge Vermeer in het Mauritshuis.
Wie Vermeer zegt, denkt immers vooral aan het Melkmeisje en Gezicht op Delft. Maar ook Vermeer heeft ooit ergens moeten beginnen, toen nog nooit iemand van hem had gehoord. Opvallend, als gezegd, zijn de heldere kleuren, met name in de jakjes die Diana’s nymfen, Maria en Martha en de jonge vrouw met de witte kap op De koppelaarster dragen. Ze spatten van het doek af. Het lichtgeel van het buisje dat de jonge vrouw draagt die haar hand ophoudt om vooruitbetaald te krijgen voor te bewijzen seksuele diensten aan de heer die over haar schouder leunt, is van een helderheid en intensiteit waarvan ik zo gauw geen tweede voorbeeld kan bedenken, of het zouden de vleugels van een citroenvlinder moeten zijn. (afb. 4)
•
Marijke Tolsma Coördinator seminarium van de Remonstrantse Broederschap jaargang 21 nr. 5 juli 2010 17
oecumene
De raad
van kerken De tijd dat de Raad van Kerken (RvK) met regelmaat in het nieuws was, ligt alweer ver achter ons. Hij kwam dat voor het laatst met het groots gevierde, veertigjarig bestaan in 2008. Vroeger trokken uitspraken, initiatieven en programma’s op het gebied van wat wel genoemd wordt ‘de sociaal geëngageerde oecumene’ altijd veel belangstelling van de pers. De RvK is overigens nog altijd actief op dit gebied en heeft ook in het afgelopen jaar diverse publicaties het licht doen zien.
Zo publiceerde bijvoorbeeld de taakgroep Rechtvaardige Vrede de tekst ‘Wees niet bang’, een geschrift dat bedoeld is om de ‘Oecumenische Verklaring van Rechtvaardige Vrede’ in Nederland te stimuleren. De projectgroep Kerk en Milieu bereidde een verklaring over klimaatverandering voor getiteld ‘Kwetsbaarheid, verantwoordelijkheid en moed’.
geen last van kramp waar het gaat om het naar buiten treden van geloof
Raad van Kerken en de Oecumene De RvK wordt vaak met de oecumene geïdentificeerd maar dat is ten onrechte. De kerken zijn niet de enige dragers van de oecumenische beweging. Veel vitale christelijke geloofsgemeenschappen zijn buiten de Raad tot vormen van samenwerking gekomen. Evangelicalen hebben zich georganiseerd, maar ook migrantenkerken. In het Beraad van Kerken probeert de RvK met een aantal van deze organisaties in gesprek te blijven. De RvK was niet betrokken bij het initiatief ‘Wij kiezen voor eenheid’. Dat kwam voort uit nauwere contacten tussen de Pinksterbeweging en de PKN.
negatief in het nieuws vanwege het feit dat de aanvraag van de Vrijzinnige Geloofsgemeenschap NPB om lid te worden werd afgewezen. Dit besluit was zowel uiterst betreurenswaardig (de NPB doet vanaf de oprichting van de RvK op constructieve wijze mee als gastlid) als (vanuit formeel oogpunt) onvermijdelijk. Leden van de RvK worden geacht ‘kerk’ te zijn en instemming te betuigen met de preambule. De remonstranten die de aanvraag van de NPB van harte ondersteund hebben en geneigd zijn ‘kerk zijn’ ruim te definiëren, hopen dat de NPB zal besluiten een associatie met de RvK aan te gaan.
Ambassadeurs voor de oecumene Een succesvol Uitbouw van de doop(v)erkenning Een speerpunt van de RvK is de uitbouw doop(v)erkenning. Eén van de eerste vruchten van de oecumene in Nederland was in 1968 de dooperkenning door een aantal kerken (waaronder de Remonstrantse Broederschap) van elkanders doop. Op verzoek van de Rooms-katholieke kerk staat de dooperkenning weer hoog op de agenda. Men hoopt tot een gezamenlijk doopcertificaat te komen, zoals dat bijvoorbeeld in Duitsland nu al het geval is. De projectgroep ‘Doop(v)erkenning’ staat onder leiding van prof. dr. Marius van Leeuwen.
Vrijzinnige Geloofsgemeenschap NPB De RvK kwam in het begin van het jaar voor veel vrijzinnigen 18 adrem remonstrants maandblad
initiatief van de Rvk was de aanstelling van een aantal jongeren als ‘ambassadeurs voor de oecumene’. De ambassadeurs van 2009 schreven de nota ‘Een nieuwe generatie over geloof en spiritualiteit’. Deze nieuwe generatie heeft, om een enkel citaat te geven, ‘geen last van kramp waar het gaat om het naar buiten treden van geloof’ en geeft de voorkeur aan de kerk ‘als beweging’. De huidige ambassadeurs kozen als hun voorzitter de door de remonstranten afgevaardigde Leonie van Staveren.
•
Foeke Knoppers Remonstrants predikant in Twente, vertegenwoordiger namens de Remonstrantse Broederschap in de Raad van Kerken
miniatuur
Ik voelde het al een tijdje aankomen. Ooit zou mijn mobiele telefoon afgaan op een ongeschikt moment. In het concert bijvoorbeeld, aan het einde van een gevoelige andante; in de opera, als een aria in de stilte sterft terwijl iedereen zijn adem inhoudt, of in het midden van de meest ontroerende scène van een tragische film. Daarom laat ik het venijnige apparaat altijd thuis als ik uitga.
God is laat! Maar op zondagmorgen neem ik hem mee, voor het geval de NS geen genade toont met arme predikanten die zich met het openbaar vervoer naar hun respectievelijke preekstoelen spoeden, noch met de arme kerkenraadsleden die in de stress schieten op zoek naar de noodpreek. Zodoende was ik vorige week, aan het begin van de dienst, totaal vergeten mijn mobiel uit te zetten. Om geen oproep te missen draag ik het meestal onder een bloesje. Die fatale zondag ook. Op de torenhoge preekstoel van Rotterdam, midden in de preek, ging dat duivelse ding af! Onmiskenbaar een Nokia. Toen ik net vertelde dat Jezus de slechte gewoonte had overal te laat te komen (je hebt van die mensen), meldde Nokia zich van onder mijn toga. Tijd voor een schietgebedje ontbrak. Maar dat was niet nodig: de Heilige Geest daalde onmiddellijk. Het was ook kort na Pinksteren. ‘Sorry’, zei ik, terwijl ik me discreet omdraaide om dat ding op te vissen, ‘sorry, het is God!’. Het Kerkenraadslid van dienst gebaarde dat ik moest uitleggen wat ik bedoelde. Daar kon ik inkomen. ‘Zoals U weet’, legde ik uit, ‘kunt U zich abonneren op de sms-service God aan! Dan krijgt U elke ochtend een sms’je van God. Door de week om zeven uur, en in het weekend om tien uur. Maar zoals U ziet, is God vandaag te laat!’ Ik heb net niet durven zeggen: het zit in de familie!
hoekje verstopt, dus dat kon mij in ieder geval niet meer gebeuren. Bij de voorbeden heb ik de gewoonte God te danken voor de wonderen van de natuur. Dat lijkt me voor de hand liggen. Toen ik deze woorden uitgesproken had, bleef ik stokstijf staan. Op de microfoon, twintig centimeter voor mijn neus, zat een spin. Nu ben ik over het algemeen niet bang uitgevallen, maar van spinnen word ik panisch. Ik lijd namelijk aan arachnofobie. Heldhaftig sprak ik de rest van de voorbeden uit, naar later bleek met een klein, geknepen stemmetje. Na het amen bracht ik uit: ‘mensen, er zit een spin op de microfoon. Ik ben bang voor spinnen. Wil iemand deze spin komen weghalen?’. Hilariteit alom. Met grote manmoedige passen kwam de dirigent mij redden. Hij pakte de spin aan één pootje en bracht het omstandig naar de bloemencreatie. Akkoord, het was een minuscuul beestje, maar dat was toch geen reden om zo te lachen? Na deze beide ervaringen ben ik tot de conclusie gekomen dat het voor mij hoog tijd is om met vakantie te gaan. Maar ja. Het toeval wil dat ik binnenkort vertrek naar Suriname. Weet u hoe groot de spinnen daar zijn? Ik probeer er niet aan te denken!
•
Christiane Berkvens-Stevelinck Predikant remonstrantse gemeenten Rotterdam en Breda
De volgende zondag plaagde God mij opnieuw, maar nu in Leiden. Mijn mobiel had ik heel wijs ergens in een jaargang 21 nr. 5 juli 2010 19
het gezicht van...
Jan
van der Willem Kamp
Vooropleiding en werk? Na mijn studie scheikunde in Utrecht ben ik terecht gekomen bij Unilever Research. Later werd ik bij TNO directeur graan-, graanproducten- en veevoedingsonderzoek. Na diverse andere functies staat nu in mijn werk, als part-time adviseur, voeding en gezondheid weer centraal. De maatschappelijke uitdaging is hier om voedingspatronen en de samenstelling van producten zo te veranderen dat welvaartsziektes als diabetes, hart- en vaatziekten en obesitas worden teruggedrongen. Ik ben, ook nu, betrokken bij grote internationale projecten, en heb daarmee een internationaal netwerk opgebouwd. Hierdoor word ik vaak uitgenodigd voor lezingen. Laatst nog in Mauritius, waar veertig procent van de mensen diabetes heeft. Een verschuiving van wit brood en witte rijst naar de volkoren-varianten kan een verdere toename voorkomen. Voor een deel doe ik dus projecten – nu nog 3 dagen per week, – en voor de rest doe ik vrijwilligerswerk. CoZa? Ik zit sinds 2005 in de CoZa, sinds 2006 als voorzitter. Het voorzitterschap van de Commissie tot de Zaken kost me gemiddeld 1 tot 1,5 dag per week. Is de CoZa belangrijk? Niet voor de korte termijn voor de gemiddelde remonstrant. Maar wel voor de langere termijn. We zijn tegenwoordig landelijk behoorlijk in het nieuws, onder meer door ad-hoc bijeenkomsten. Denk aan het gesprek met Paul Verhoeven over Jezus, en, recent, aan Hallelujah Europe! Het bezoek aan de landelijke website 20 adrem remonstrants maandblad
neemt sterk toe en het aantal leden daalt minder snel dan tot voor kort. Plaatselijke bestuursfuncties zijn niet gemakkelijk te vervullen. We kijken hoe we plaatselijke taken kunnen verlichten. Ik kijk ook naar het toekomstperspectief voor remonstrantse predikanten: wie kiest er in de toekomst voor dit beroep, want wie kan leven van een kleine aanstelling? Predikanten met een grote aanstelling die plaatselijk èn landelijk actief zijn, zijn essentieel voor een vitale geloofsgemeenschap. Dit pleit voor landelijke aanstellingen waarbij predikanten voor meerdere gemeenten kunnen werken. Hoe gaat de nieuwe remonstrantse opleiding voor predikanten er uit zien? Kortom, landelijk zijn er de komende tijd veel issues om aan te pakken.
Muziek Op mijn zesde begon ik met blokfluit, op mijn negende met viool. Ik speel heel graag samen met anderen; een viool komt in samenspel altijd van pas, in tegenstelling tot een piano. Ik neem mijn viool zelfs mee op vakantie. Ik speel overal: op een congres, in een hotellobby, zelfs in de tent en natuurlijk bij kerkdiensten. Na de preek, samen met het orgel, in reflectie op de stemming van de preek: fantastisch! Daarnaast heb ik meer dan 100 keer aan de Matthaeus Passion meegedaan en ruim 50 keer aan de Johannes Passion. Muziek is voor mij echt een behoefte.
•
Carla Bierlaagh Lid van de redactie van AdRem