& p r o v in c i e Limburg Directie Ruimte
Dienst Milieuvergunningen
De deputatie van de provincie Limburg
Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning en zijn latere wijzigingen; Gelet op het besluit van 6 februari 1991 van de Vlaamse Executieve, houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning en zijn latere wijzigingen (hierna afgekort als Vlarem
l);
Gelet op het besluit van 1 juni 1995 van de Vlaamse regering, houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II) en zijn latere wijzigingen; Gelet op de op 2014-02-21 ingediende aanvraag van BIONERGA NV, Centrum Zuid 2098, 3530 HouthalenHelchteren (ondernemingsnr. 0882.280.227) voor het verkrijgen van een milieuvergunning voor het veranderen van de vergunde groencomposteerinstallatie, waarvoor volgende ingedeelde rubrieken van toepassing zijn:
(rubriek 2.1.2.b.): opslag en overslag van afvalstoffen die niet aan verwerking verbonden zijn, afvalstoffen die ook asbestafval als bedoeld in sub c) kunnen omvatten Op- en overslag van diverse afvalstoffen met een opslagcapaciteit van 1.500 m3 (klasse 1 - nieuwe rubriek) (rubriek 2.2.2.f.2°): opslag en mechanische behandeling van andere niet gevaarlijke afvalstoffen Vergund: opslag en mechanisch behandelen van totaal 3.000 ton niet gevaarlijke afvalstoffen, nl. 4x 500 ton groenafval en 2x 500 ton zeefoverloop, m.b.v. toestellen met een totale geïnstalleerde drijfkracht van 1.817 kW nl. 2 mobiele hakselaars, 2 mobiele zeven, 2 loaders en 2 kranen
Verandering: uitbreiding opslag en verandering machines Toestand na verandering: de opslag en mechanische behandeling van groenafval, het mengen, verkleinen, breken en zeven m.b.v. toestellen met een max. totale geïnstalleerde drijfkracht van 1.500 kW, nl. 2 mobiele hakselaars, 2 mobiele zeven, 4 wielladers, 2 verreikers en 2 kranen. De opslagcapaciteit van het aangevoerde
materiaal bedraagt 8.000 m3, de opslag van de eindproducten bedraagt 5.000 m3 (klasse 1 - uitbreiding) (rubriek 2.2.3.c.2°.): opslag en biologische behandeling : compostering van organisch-biologische
bedrijfsafvalstoffen, opslag en/of composteerruimte, andere dan deze bedoeld onder 1 °, van maximaal 2 000 m3
Composteerinstallatie waarin ook organisch biologische plantaardige bedrijfsafvalstoffen worden verwerkt met een opslag- en/of composteerruimte van 4.000 m3 (klasse 1 - nieuwe rubriek)
(rubriek 2.4.3.b.1°): afvalbeheer in het kader van industriële emissies, nuttige toepassing of een combinatie van nuttige toepassing en verwijdering van niet gevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 75 ton per dag door middel van een of meer van de volgende activiteiten, met uitzondering van de activiteiten vermeld in rubriek 3.6.4., biologische behandeling
Composteringsinstallatie voor groenafval en organisch biologische bedrijfsafvalstoffen (klasse 1 - nieuwe rubriek) (rubriek 3.4.1.a.): het zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie lozen van bedrijfsafvalwater dat geen van de in bijlage 2C bij titel l van het Vlarem bedoelde gevaarlijke stoffen bevat in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in de kolom 'indellngscriterium GS (gevaarlijke stoffen)' van artikel 3 van bijlage 2.3.1. van titel II van het Vlarem Vergund: het lozen van 1 ,5 m3/u - 3,33 m3/dag - 1.000 m3/jaar bedrijfsafvalwater van het
bevoorradingsstation en de wasstraat, via KWS-afscheider in de openbare riolering Verandering: stopzetting van de wasstraat Kenmerk 124.04.20/V2014N033463 Dossier
750.71/A/14.049
Bijlagen
1/18
Toestand na verandering: het lozen van 1,5 m3/u - 3,33 m3/dag - 1.000 m3/jaar bedrijfsafvalwater van het
bevoorradingsstation via KWS-afscheider in de openbare riolering (klasse 3 - wijziging) (rubriek 3.4.1.b.): het zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie lozen van bedrijfsafvalwater dat één of meer van de in bijlage 2C bij titel l van het Vlarem bedoelde gevaarlijke stoffen bevat in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in de kolom 'indelingscriterium GS (gevaarlijke stoffen)' van artikel 3 van bijlage 2.3.1. van titel II van het Vlarem Het lozen van bedrijfsafvalwater van het composteerterrein (= hemelwater wat op het groenterrein valt): max. 2 m3/u - max. 48 m3/dag - max. 16.000 m3/jaar (klasse 2 - nieuwe rubriek) (rubriek 12.1.1.a): elektriciteitsproductie, niet in rubrieken 20.1.5., 20.1.6. en 43.2. bedoelde inrichting voor
elektriciteitsproductie, uitgezonderd de aspecten die betrekking hebben op de kernbrandstofcyclus, wanneer de inrichting behoort bij een noodgroep en volledig gelegen is in een industriegebied Rubriek mag worden geschrapt (rubriek 15.1.1.): al dan niet overdekte ruimte, andere dan deze bedoeld in rubriek 15.5. en 19.8., voor het stallen van autovoertuigen en/of aanhangwagens, andere dan personenwagens
Vergund: stalplaats voor 25 voertuigen Verandering: vermindering van het aantal plaatsen Toestand na verandering: stalling van max. 10 mobiele voertuigen (zeven, hakselaars, verreikers,
laadschoppen, kranen) (rubriek 15.4.1°): niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens,
andere dan deze bedoeld in rubriek 15.5., volledig gelegen in een industriegebied Rubriek mag worden geschrapt (rubriek 16.3.1.1.): koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren, warmtepompen en
airconditioninginstallaties Vergund: compressoren: 1 met 2 motoren van elk 5,5 kW en 1 van 11 kW; airco's: 2x2 kW - totaal
geïnstalleerde drijfkracht: 26 kW Verandering: stopzetting 2 compressoren, bijplaatsen nieuwe compressor Toestand na verandering: 1 compressor van 5,5 kW en 2 airco's van elk 2 kW - totaal geïnstalleerde
drijfkracht: 9,5 kW (klasse 3 - verandering) (rubriek 17.3.7.1.): opslagplaatsen voor vloeistoffen met een ontvlammingspunt hoger dan 100°C
De opslag van 1.000 liter afgelaten olie en de opslag van 2.000 liter hydraulicolie/ motorolie in losse vaten van 200 liter (klasse 3 - nieuwe rubriek) (rubriek 17.3.9.2°): brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, zijnde installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen bestemd voor de voeding van de erop
geïnstalleerde motor(en) Vergund: brandstofverdeelinstallatie voor het bevoorraden van de eigen voertuigen en voorzien van 4 verdeelslangen Verandering: stopzetting 2 verdeelslangen Toestand na verandering: brandstofverdeelinstallatie voor het bevoorraden van de eigen voertuigen en voorzien van 1 verdeelslang per bovengrondse houder (totaal 2 verdeelslangen) (klasse 2 - verandering) (rubriek 17.4.): opslagplaatsen en/of verkoopspunten van in bijlage 7 bij titel l van het Vlarem bedoelde gevaarlijke stoffen, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 25 liter of 25 kilogram, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5 000 kg of 5 000 liter Vergund: opslagplaats voor 5.000 liter smeermiddelen en detergenten in kleine verpakkingen Verandering: stopzetting opslag smeermiddelen, toevoeging gevaarlijke stoffen Toestand na verandering: de opslag In het magazijn van max. 500 kg gevaarlijke stoffen in verpakkingen van max. 25 liter of kg waarvan het gebruik vereist is voor de werking van de inrichting (klasse 3 - verandering) (rubriek 19.3.3.a.): inrichtingen voor het mechanisch behandelen en het vervaardigen van artikelen uit hout e.d., andere dan deze bedoeld in rubriek 19.8., volledig gelegen in een industriegebied Vergund: het mechanisch behandelen van hout m.b.v. toestellen met een totale geïnstalleerde drijfkracht van 1.817 kW, nl. 2 mobiele hakselaars van 316 en 390 kW, 2 mobiele zeven van 221 en 88 kW, 2 loaders van
294 en 184 kW en 2 kranen van 1 62 kW elk Verandering: verandering machinepark Toestand na verandering: mechanisch behandelen van hout, m.b.v. toestellen met een max. totale geïnstalleerde drijfkracht van 1.500 kW, nl. 2 mobiele hakselaars, 2 mobiele zeven, 4 wielladers, 2 verreikers
en 2 kranen (klasse 1 - verandering)
Kenmerk 124.04.20/V2014N033463 Dossier
750.71/A/14.049
Bijlagen
2/18
(rubriek 19.6.3.a.): opslagplaatsen voor hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtige gedeelte), stro of soortgelijke producten), met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48 en rubriek 19.8., volledig gelegen in een Industriegebied Vergund: buitenopslag voor 1.000 ton zeefoverloop Verandering: uitbreiding van de opslag Toestand na verandering: de opslag van structuurmateriaal, snoeihout, gehakseld snoeihout, zeefoverloop en
biomassa. De opslagcapaciteit van het aangevoerde materiaal bedraagt 8.000 m3. De opslagcapaciteit van de eindproducten bedraagt 5.000 m3 (klasse 2 - uitbreiding) (rubriek 31.1.1.a.): stationaire motoren en gasturbines, volledig gelegen in een industriegebied
Rubriek mag worden geschrapt Op de kadastrale percelen van en te HOUTHALEN-HELCHTEREN, Afdeling 1, Sectie D, perceelnrs. 870/X3 en 870/02, ter plaatse Europark 1603;
Gelet op de volgende vergunningen en beslissingen die met betrekking tot de exploitatie van de bovenvermelde Inrichting reeds werden getroffen en op datum van indiening van de bovenvermelde milieuvergunningsaanvraag van toepassing zijn: - besluit d.d. 2013-05-02 van de deputatie waarbij vergunning werd verleend voor het hernieuwen en veranderen van een inrichting voor het composteren van groenafval, voor een termijn eindigend op 2033-05-02; - besluit d.d. 2014-01-16 van de deputatie houdende aktename van de overname door Bionerga van de
milieuvergunning op naam van Biomassa Limburg;
Gelet op het schrijven d.d. 2014-02-28 waarbij de aanvrager in kennis werd gesteld dat zijn aanvraag volledig en ontvankelijk werd verklaard; Gelet op de brief d.d. 2014-02-28, waarbij aan de burgemeester van de gemeente Houthalen-Helchteren, werd gevraagd over te gaan tot het organiseren van een openbaar onderzoek i.v.m. de ingediende milieuvergunningsaanvraag; Gelet op de brieven, d.d. 2014-02-28, waarbij conform artikel 35, 3° van Vlarem l, door de gemachtigde ambtenaar advies werd gevraagd aan:
a) de Provinciale Milieuvergunningscommissie; b) het college van burgemeester en schepenen van en te Houthalen-Helchteren; Gelet op de brieven d.d. 2014-02-28, waarbij door de secretaris van de Provinciale Milieuvergunningscommissie
advies werd gevraagd aan de belanghebbende adviserende besturen; Gelet op de stukken, waarbij wordt geattesteerd dat de milieuvergunningsaanvraag de vereiste publiciteit verkreeg, conform artikel 17 van Vlarem l; Gelet op het P.V. d.d. 2014-04-09, van sluiting van het openbaar onderzoek, waaruit blijkt dat 1 schriftelijke opmerking werd ingediend, in verband met: Schade aan gebouw door verschuiving composthopen Binnendringen vuil water Brand omwille van smeulende cómposthopen Beplanting gaat kapot (de aangehaalde opmerkingen handelen wel nog over het vorige, overgenomen bedrijf Eurocompost)
Kenmerk 124.04.20/V2014N033463 Dossier 750.71/A/14.049
Bijlagen
•
3/18
Gelet op het gunstig advies, d.d. 2014-04-14, van het college van burgemeester en schepenen van HouthalenHelchteren, omwille van volgende overwegingen:
- overwegende dat gesteld kan worden dat de exploitatie van de inrichting die het voorwerp van de voormelde milieuvergunningsaanvraag uitmaakt, verenigbaar is met de ruimtelijke en stedenbouwkundige voorschriften; - overwegende dat Bionerga nv als doel heeft energie uit afval te halen en dus zeker ook verbruik van energie te
beperken; dat door sensibilisering van het personeel wordt getracht het energieverbruik te reduceren; - overwegende dat op het groenterrein enkel percolaatwater (= regenwater wat op het groenterrein sijpelt en verontreinigd wordt met organische componenten) wordt gebruikt als proceswater (bevochtigen van composthopen); dat leidingwater enkel wordt verbruikt voor sanitaire doeleinden; - overwegende dat grondstoffen en hulpstoffen bij de compostering niet worden gebruikt; dat Bionerga nv een verwerker van GFT- en groenafval is, er wordt van dit afval een herbruikbaar product gemaakt, nl. compost
(organisch bodem verbeterend middel); - overwegende dat de emissies naar de atmosfeer niet-geleide emissies zijn afkomstig van het wegtransport; - overwegende dat op het groenterrein volgende maatregelen worden uitgevoerd om geurhinder te minimaliseren:
• het aangevoerde materiaal wordt snel opgezet zodat het composteringsproces snel op gang komt; • in het begin van het proces wordt het materiaal regelmatig omgezet waardoor veel zuurstof in het materiaal wordt gebracht met als gevolg een optimale procesvoering en een goede afbraaksnelheid; • besproeien met percolaatwater om materiaal te enten
• weigeren van oud materiaal (rottingsproces) voornamelijk bij gras-afval (zijn potentiële geurbronnen) • het groenafval bevat sowieso minder sappen dan GFT-afval waardoor er geen overdreven geurhinder is;
- overwegende dat het bedrijf (administratief gebouw) sanitair afvalwater loost; - overwegende dat het regenwater wat op het groenterrein valt wordt opgevangen in 2 bovengrondse
opvangbekkens en hergebruikt om over de hopen te sproeien bij droog weer enerzijds om te bevochtigen en anderzijds om stofhinder zoveel mogelijk te beperken; dat tijdens het composteringsproces ook een vrij groot gedeelte verdampt; - overwegende dat er wordt gestreefd om zo weinig mogelijk afvalwater te lozen toch dit is afhankelijk van de hoeveelheid neerslag wat valt en kan van jaar tot jaar verschillen; - overwegende dat de bedrijfseigen afvalstoffen zoveel mogelijk gescheiden ingezameld worden om een efficiënte verwerking mogelijk te maken; - overwegende dat in deze inrichting hinder door lawaai klein is aangezien de inrichting gelegen is op een industrieterrein, en er enkel gebruik gemaakt wordt van hakselaars, zeven en laadschoppen in open lucht op
het groencomposteerterrein; dat via een instructie wordt opgelegd dat het nodeloos draaien van machines dient vermeden te worden om het verbruik en het lawaai te beperken; - overwegende dat de bovengrondse opslaghouders dubbelwandig zijn uitgevoerd en zijn opgesteld op een vloeistofdichte vloer; - overwegende dat bij de opslag van gevaarlijke producten in verplaatsbare recipiënten de nodige preventiemaatregelen zijn getroffen (afgesloten voor derden, vloeistofdichte vloer, compartimentering, opslag van vloeistoffen op lekbakken, ...);
- gelet op de ligging in industriegebied, reservegebied voor industriële uitbreiding (industrieel + ambachtelijk); - overwegende dat deze inrichting in principe geen bezwaar voor de omgeving vormt indien voldaan wordt aan de voorwaarden van Vlarem II;
- gelet op het gunstig advies van de gemeentelijke milieudienst d.d. 2014-04-01 luidende gunstig mits: • capaciteit aanpassen aan oppervlakte terrein en Vlarem-voorschriften. Is de capaciteit die wordt
aangevraagd realistisch? • Voertuigen maximaal op eigen terrein stallen om gevaarlijke verkeerssituaties te vermijden • Afwatering naar aangrenzende bossen voorkomen
• Minimale opslag om emissies naar omliggende waardevolle gebieden te voorkomen; - Gelet op het gunstig advies van de brandweer d.d. 2014-03-26;
- Gelet op het gunstig advies van de werkgroep hinderlijke inrichtingen d.d. 2014-03-31,luidende gunstig advies mits: • capaciteit aanpassen aan oppervlakte terrein en Vlarem-voorschriften. Is de capaciteit die wordt
aangevraagd realistisch? • Voertuigen maximaal op eigen terrein stallen om gevaarlijke verkeerssituaties te vermijden • Afwatering naar aangrenzende bossen voorkomen
• Minimale opslag om emissies naar omliggende waardevolle gebieden te voorkomen;
Kenmerk 124.04.20/V2014N033463 Dossier
750.71/A/14.049
Bijlagen
4/18
Gelet op het gunstig advies, d.d. 2014-04-29, van de Afdeling Milieuvergunningen - Dienst Limburg, omwille van volgende overwegingen:
Ligging De exploitatie is volgens het gewestplan gelegen in een reservegebied voor industriële uitbreiding en voor een klein deel in Industriegebied: Aspect bijzondere voorwaarden uit de lopende vergunningen De volgende bijzondere voorwaarden zijn geformuleerd in de lopende vergunning: 1. Het bedrijf veegt dagelijks EN zoveel ais nodig met de industriële veegzuigmachine: het terrein de openbare weg de in- en uitritten van het terrein.
De slokkers langs de openbare weg, in een straal van 100 meter, worden MMNDELIJKS geledigd. 2. In eerste instantie moet vers groenafval gemengd worden met het reeds aanwezige materiaal om dit om
te vormen tot een kwaliteitsvol eindproduct; op die manier wordt een verdere sanering van het terrein mogelijk. Aspect productieproces Een groencompostering kan worden opgesplitst in de volgende onderdelen: • Aanvoer en acceptatie van groenafval: elke aanvoer van groenafval wordt eerst gewogen op de weegbrug.
Onder groenafval wordt verstaan het composteerbaar organisch afval dat vrijkomt in tuinen en plantsoenen zijnde snoeihout, gras, tuinafval, stronken. Tijdens het lossen van het groenafval wordt elke aanvoer door de
machinist gecontroleerd op verontreinigingen. De machinist kijkt ook na of het aangevoerde groenafval in het juiste vak wordt gelost. Het groenafval wordt dan zo snel mogelijk verwerkt. • Voorbehandeling: een eerste stap in het verwerkingsproces is het verkleinen en mengen. Dit gebeurt door de hakselaar. • Opzetten van hopen: vervolgens wordt het materiaal op hopen opgezet van max. 4 m hoogte. • Tussenbehandeling: omzetten en bevochtigen. Het omzetten is het verplaatsen van een composthoop naar
een volgend vak. Het gebeurt met de laadschop of omzetter zodat er maximaal zuurstof in het materiaal wordt gebracht. In droge perioden en bij het opzetten van de hopen is het noodzakelijk om de hopen te bevochtigen om er een vochtgehalte van ongeveer 50% te handhaven. • Controle parameters: van ledere hoop wordt de temperatuur, pH en vocht bepaald en bijgehouden in een compostdagboek. Tijdens het composteringsproces moet de temperatuur minstens 4 dagen boven de 60°C komen. Bij deze temperatuur worden de onkruidzaden en ziektekiemen vernietigd. Dit noemt men de hygiëniseringsfase. • Nabehandeling: Na ongeveer 4 maanden is de hoop klaar om afgezeefd te worden. Om zeving van compost mogelijk te maken is in de eindfase een vochtgehalte van ongeveer 30% gewenst. Het afzeven gebeurt door een sterrenzeef of trommelzeef in verschillende fracties. De fijne fractie is het eindproduct groencompost, de grove fracties worden hergebruikt in de compostering als structuurmateriaal. • Kwaliteitsopvolging: van het eindproduct groencompost worden regelmatig stalen genomen die zowel door ons intern labo als een extern labo geanalyseerd worden op verschillende parameters Aspect oppervlaktewater Lozing van afvalwater kan schade veroorzaken in de ontvangende waterloop door een aantasting van de waterkwaliteit.
De inrichting is gelegen in centraal gebied. Het mogelijk verontreinigd hemelwater afkomstig van de tankpiste wordt over een KWS-afscheider gestuurd en vervolgens geloosd op de riolering in de straat Europark. Het hemelwater wat op het groencomposteerterrein valt wordt in 2 bovengrondse opvangbekkens van 500 m3 gepompt. In droge periodes worden de composthopen bevochtigd met water van deze opvangbekkens. Het teveel aan proceswater zou Bionerga willen lozen op riolering. Het betreft een lozing van max. 2m3/uur. Indien
al het regenwater wordt geloosd, wordt er maximum 16.000 m3/jaar geloosd. In de beginperiode zal het geloosde debiet dicht bij dit maximum liggen omwille van de aanwezigheid van nog bestaand materiaal op het terrein dat niet meer besproeid kan worden. Op termijn wordt verwacht dat dit debiet veel lager zal liggen (rond 8.000 m3/jaar). Voor de lozing van deze stroom op de openbare riolering wordt een apart lozingspunt voorzien, waardoor beide bedrijfsafvalwaterstromen apart bemonsterbaar zijn.
Kenmerk 124.04.20A/2014N033463 Dossier
750.71/A/14.049
Bijlagen
5/18
Aangezien Vlarem II geen sectorale lozingsvoorwaarden voor afvalverwerkende composteer- of
vergistingsinstallaties bevat, worden de volgende lozingsnormen aangevraagd voor het hemelwater dat op het groencomposteerterrein valt:
Parameter Eenheid Gevraagd
czv
mg/1 mg/1 mg/1 mg/1 mg/1 mg/1 mg/1 mg/1 mg/1
Totaal stikstof Totaal fosfor Arseen
Cadmium Koper Lood
Nikkel Zink
1500 150 20 0,05
0,003 0,15
0,15 0,10
2
De aangevraagde lozingsnormen worden, overeenkomstig art. 2.3.6.1.§4 van Vlarem II als volgt geëvalueerd:
In de van toepassing zijnde BBT-studie composteer- en vergistingsinstallaties (2005) zijn geen lozingsvoorwaarden opgenomen, de algemene voorwaarden zijn dus van toepassing.
Bionerga loost via de openbare riolering op de RWZI van Houthalen-Centrum. Deze RWZI heeft volgens de gegevens van VMM een ontwerpcapaciteit van 30.000 IE o.b.v. 54g BZV/IE, dag. Met het aangevraagde
debiet, de concentratie aan CZV, N en P neemt het bedrijf een beperkt deel in van de RWZI (< 5%). Verwacht wordt dat dit bedrijfsafvalwater verwerkt kan worden op de RWZI. Voor de gevaarlijke stoffen wordt maximum een tienvoudige verdunning toegepast, rekening houdend met de rapportagegrens (weergegevens tussen haakjes indien groter dan het indelingscriterium). Voor de meest gevaarlijke stoffen (PGS) wordt deze verdunningsfactor niet toegepast. In onderstaande tabel zijn de verschillende waarden weergegeven.
Eenheid
Indelings-
Gemeten
Gevraagd
Toegestaan
40
50 3 150 150 100 2000
50 3 120 120 75 750
criterium Arseen
Cadmium (PGS) Koper Lood
Nikkel Zink
M9/1 M9/1 pg/i pg/i M9/1 M9/1
5(15)
0,8 (2) 50 50 30 200
2,3
79 74 51 490
De normen die worden geadviseerd door de Afdeling Milieuvergunningen zijn weergegeven in de laatste kolom. Deze zijn voor verschillende gevaarlijke stoffen lager dan de aangevraagde normen, aangezien over
het algemeen slechts 1,5 keer de gemeten waarde wordt toegelaten. Daarnaast blijkt uit een gelijkaardig schepstaal van de vestiging in Maasmechelen dat de concentraties aan gevaarlijke stoffen daar van dezelfde grootteorde zijn als in Houthalen-Helchteren en over het algemeen iets lager liggen. Aspect bodem en grondwater Mogelijke schade aan bodem (welke zich eveneens kan doorzetten naar het grondwater) kan gerelateerd worden aan de volgende activiteiten: Opslag van afvalstoffen Opslag van gevaarlijke producten Brandstofverdeelinstallatie Het terrein is over de hele oppervlakte voorzien van een betonvloer. Het regenwater wordt opgevangen in
bekkens. Tijdens het plaatsbezoek werd wel opgemerkt dat de bestaande betonvloer scheuren bevat. Via deze scheuren kan er mogelijk verontreinigd regenwater in de bodem dringen. De contactpersoon geeft aan bereid te zijn om in de toekomst de beton op de plaatsen die het meest beschadigd zijn te vervangen. Dit wordt als bijzondere voorwaarde opgenomen.
De opslag van diesel gebeurt In 2 dubbelwandige bovengrondse opslaghouders van 10.000 liter, voorzien van lekdetectie en overvulbeveiliging. De houders met de bijhorende brandstofverdeelinstallaties voor het bevoorraden van de eigen voertuigen bevinden zich op een vloeistofdichte vloer, met afwatering naar een
KWS-afscheider. Het laatste beperkt onderzoek van de houders is uitgevoerd op 22/08/2013. Hier werden geen opmerkingen geformuleerd.
Kenmerk 124.04.20A/2014N033463 Dossier
750.71/A/14.049
Bijlagen
6/18
De opslag van 2.000 l hydraulische oliën/smeeroliën en 1.000 l afgelaten olie zal gebeuren in losse vaten van 200 liter, die boven opvangbakken geplaatst zullen worden in een container. Ook de opslag van onderhoudsproducten, verven en detergenten zal gebeuren op lekbakken.
Het risico op schade aan bodem en grondwater wordt bijgevolg als aanvaardbaar ingeschat. Aspect lucht Via het compartiment lucht kunnen stoffen verspreid worden en hinder (geur, verzuring, vermesting, Impact op troposferisch/stratosferisch ozon, ...) veroorzaken. Deze componenten zijn afkomstig van het composteringsproces en kunnen geur- en stofhlnder veroorzaken.
Om geurhinder te minimaliseren worden volgende maatregelen uitgevoerd op het groenterrein: het aangevoerde materiaal wordt snel opgezet zodat het composteringsproces snel op gang komt, in het begin van het proces wordt het materiaal regelmatig met de wiellader omgezet waardoor veel zuurstof in het materiaal wordt gebracht met als gevolg een optimale procesvoering en een goede afbraaksnelheid besproeien met percolaatwater om materiaal te enten
weigeren van oud materiaal (rottingsproces) voornamelijk bij gras-afval (zijn potentiële geurbronnen) het groenafval bevat sowieso minder sappen dan GFT-afval waardoor er geen overdreven
geurhinder is Om stofhinder te beperken worden de hopen tijdens droog weer bevochtigd, daarnaast is het volledige terrein verhard.
Raadpleging van de elektronische kaart met gehaltes aan fijn stof in Vlaanderen geeft de volgende concentratie (jaargemiddelde 2006) PM 10 voor Europark te Houthalen-Helchteren: 23,2 ^g/m3. De exploitatie is bijgevolg niet gelegen in een hotspotzone (PM10 >36 |jg/m3)- De jaargemiddelde PM10 concentratie is eveneens lager dan 31 pg/m3, waardoor geen verhoogde aandacht vereist is. De daggrenswaarde van 50 tjg/m3, die maximaal 35 keer per jaar overschreden mag worden, komt immers overeen met een gemiddelde jaargrenswaarde van 31 |jg/m3.
Het risico op schade door emissie van polluenten naar het compartiment lucht wordt als aanvaardbaar ingeschat.
Aspect geluid en mobiliteit Geluidshinder kan veroorzaakt worden door de volgende activiteiten: hakselen, zeven en transportbeweglngen.
Het geluidsvermogen van de hakselaar bedraagt 90 dB(A), van de zeef 85 dB(A). Deze toestellen zullen bijna dagelijks gebruikt worden. De volgende milderende maatregelen worden genomen om het geluid te beperken: Het terrein Is voor het grootste deel omgeven door betonmuren en/of een groenscherm.
Via een instructie wordt opgelegd dat het nodeloos draaien van machines dient vermeden te worden
Er wordt enkel gewerkt tussen 8 en 16u30. De bedrijfsmatige transporten gebeuren via vrachtwagens of kleinere aanhangwagens. Op een normale werkdag betreft het ingaande en uitgaande vrachttransport van afval ongeveer 20 vrachtwagens of 40 vrachtbewegingen per werkdag. Het industrieterrein is op geringe afstand gelegen van een gewestweg. Het risico op schade door geluid of mobiliteit wordt bijgevolg als aanvaardbaar ingeschat temeer daar de inrichting gelegen is in industriegebied, op ruime afstand van woongebieden. Aspect Habitatrichtlijngebied of Vogelrichtlijngebied De exploitatie is gelegen in Vogelrichtlijngebied V20 en op 80 m van een Habitatrichtlijngebied H23. Om na te gaan of de beoogde activiteiten significante gevolgen kunnen hebben voor de natuurwaarden van de beschreven gebieden werd advies gevraagd aan het agentschap voor Natuur en Bos op 25/03/2014. Dit advies werd ontvangen op 10/04/2014 en luidt: Beschermingsstatus De bedrijfspercelen liggen binnen de Speciale beschermingszone BE2220313 (Houthalen-Helchteren, Meeuwen-Gruitrode en Peer) in uitvoering van de Vogelrichtlljn en op ongeveer 85 meter van de Speciale beschermingszone BE2200030 (Mangelbeek en heide- en vengebieden tussen Houthalen en Gruitrode) in uitvoering van de Habitatrichtlijn. Onderzoek Door de aard van de exploitatie kunnen effecten verwacht worden door N1-13 emissies, stof, vervuiling van
bodem en grondwater, geluid en licht. Voorzover de exploitatie in open en gesloten omgeving voldoet aan de Beste Beschikbare Technieken voor composteer- en vergistingsinstallaties, D. Huybrechts en K. Vrancken, Academia Press - Gent
Eekhout 2 te 9000 Gent, http://www. emis. vito. be, en mits rekening te houden met de geldende Vlaremnormen, worden geen significante negatieve effecten verwacht op de Speciale beschermingszones.
Kenmerk 124.04.20/V2014N033463 Dossier 750.71/A/14.049
Bijlagen
7/18
Van belang is het vrijwaren van het aangrenzende gebied van potentieel vervuild hemelwater. Het voorzien van vloeistofdichte keermuren is dan ook noodzakelijk. Conclusie Het Agentschap voor Natuur en Bos geeft een gunstig advies voor de exploitatie op de percelen Houthalen-Helchteren, 1ste A fc/., Sie. D, nr(s) 870/X3 en 870/02. Het gunstige advies wordt gegeven mits opname van de onderstaande voorwaarden in de vergunning: - Gebruik van de Beste Beschikbare Technieken voor composteer- en vergistingsinstallaties, D. Huybrechts en K. Vrancken, emis-vito; - Toepassen van Deel 4. Algemene Milieuvoorwaarden voor ingedeelde inrichtingen - Hoofdstuk 4.6: Beheersing van hinder door licht - Art. 4.6.0.1 e. v. van Vlarem II.
- Toepassen van de geluidsnormen binnen ruimtelijk kwetsbaar gebied in toepassing van de artikels 5.32.8.1.2 en 5.32.7.2.7. van Vlarem H;
- Geen rechtstreekse afvoer van hemelwater van parkings en werkvloeren naar het
oppervlaktewatersysteem. Af voer dient te gebeuren via een KWS-afscheider en infiltratiebekken op eigen bedrijfspercelen. Mits toepassen van de mitigeren maatregelen uit de voorwaarden worden geen significante negatieve effecten verwacht op de Speciale beschermingszones.
Bespreking: Het advies van ANB is gunstig mits opname van de geformuleerde voorwaarden. Het betreft Vlaremvoorwaarden en een BBT-studie. Of aan deze voorwaarden voldaan kan worden, wordt in de desbetreffende deelaspecten van dit document nagegaan.
Aspect externe veiligheid De toegang tot het bedrijf wordt afgesloten buiten de werkuren. De noodzakelijke blustoestellen, brandwerende materialen, noodverlichting en uitgangen zijn voorzien. Aspect afvalstoffen De volgende afvalstoffen worden geproduceerd: Eural-code Omschrijving Verwerking Gem. hoeveelheid op jaarbasis 190501 350 ton Zeefresten compostering Verbranding met energierecuperatie
20 03 01 130208 1601 07
Restafval burelen
Verbranding met
3120 liter
energierecuperatie
Afgelaten olie Oliefilters
Recyclage Recyclage
1000 liter 650 liter
Aspect energie Het totale energieverbruik wordt geschat op: Elektriciteit: 5.000 kW/jaar Gasolie: 31.000 l/jaar Elektriciteit wordt gebruikt bij het pompen van proceswater en voor de nutsvoorzieningen (administratief gebouw). Gasolie wordt voornamelijk gebruikt als brandstof voor de machines (wielladers, hakselaars, zeven). Aspect geïntegreerde bescherming en preventie van verontreiniging De exploitant beoogt de uitbating van een groencompostering volgens rubriek 2.4.3.b. 1°. Deze rubriek
vermeld een X in de 4e kolom, bijgevolg Is een exploitatie overeenkomstig de EU-richtlijn 2010/75/EU van 2411-2010 vereist. Volgens de overgangsbepalingen van deze richtlijn is de toepassing ervan voor deze activiteit pas verplicht vanaf 7 juli 2015. Er is nog geen BREF beschikbaar voor deze sector, wel is er een BBT-referentiedocument van toepassing:
Composteer- en vergistingsinstallatles (2005). De exploitant geeft aan dat de werking van de groencompostering in Europark verloopt volgens BBT onder toezicht van Vlaco. Of de installatie effectief kan voldoen aan deze BBT is besproken in de desbetreffende deelaspecten van dit document.
Gelet op het stilzwijgend gunstig advies van Ruimte Vlaanderen;
Gelet op het stilzwijgend gunstig advies van het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid, Afdeling Toezicht Volksgezondheid;
Kenmerk 124.04.20/V2014N033463 Dossier
750.71/A/14.049
Bijlagen
8/18
Gelet op het deels gunstig/deels ongunstig advies, d.d. 2014-04-25, van de OVAM, omwille van volgende overwegingen: De exploitant vraagt een vergunning aan voor de opslag van extra stromen, zijnde diverse afvalstoffen. Onder diverse afvalstoffen worden afvalstoffen verstaan zoals stronken en A- en B- hout. Deze afvalstoffen moeten apart van andere afvalstoffen worden opgeslagen. Het groenafval dat reeds wordt aanvaard, zijnde snoeihout, gras, tuinafval en stronken, is afkomstig van
tuinen en plantsoenen van particulieren (via recyclageparken), zelfstandigen en de groenvoorziening van gemeenten.
De exploitant wil in de toekomst ook plantaardig OBA gaan composteren. Het OBA zal samen met het groenafval gecomposteerd worden. Er is geen duidelijke beschrijving wat er onder dit OBA moet begrepen worden. Bijgevolg kunnen we niet inschatten wat de impact van het composteren van OBA zal zijn op het composteringsproces en de omgeving als we niet weten welke stromen effectief gecomposteerd zullen worden. Het composteren van OBA moet volgens BBT tevens in een afgesloten ruimte gebeuren en kan niet in open lucht.
Het betreft een opslag en/of composteerruimte van 41 324m3. Een eerste stap in het verwerkingsproces is het verkleinen en mengen. Dit gebeurt door de hakselaar. Daarna wordt het materiaal op hopen opgezet van max. 4 m hoogte. De hopen worden regelmatig omgezet naar een ander vak om maximaal zuurstof in het materiaal
te brengen. In droge perioden en bij het opzetten van de hopen is het noodzakelijk om de hopen te bevochtigen om er een vochtgehalte van ongeveer 50% te handhaven. Hiervoor wordt het regenwater wat op het groencomposteerterrein valt opgevangen en terug over de hopen gesproeid.
Van iedere hoop worden de temperatuur, pH en vocht bepaald en bijgehouden in een compostdagboek. Tijdens het proces moet de temperatuur minstens 4 dagen boven de 60° komen.
Na ongeveer 4 maanden is de hoop klaar om afgezeefd te worden. Om zeving van compost mogelijk te maken is in de eindfase een vochtgehalte van ongeveer 30% gewenst. Het afzeven gebeurt door een
sterrenzeef of trommetzeef in verschillende fracties. De fijne fractie is het eindproduct groencompost. Een deel van de grove fractie wordt hergebruikt in de compostering als structuurmateriaal een ander deel wordt verbrand in de verbrandingsoven van Bionerga te Houthalen..
Van het eindproduct worden regelmatig stalen genomen en Vlaco volgt eveneens de kwaliteit van de geproduceerde compost op. Op basis van de analyseresultaten en de audits levert Vlaco een keuringsattest af. Ook het FAVV controleert de compostering en neemt regelmatig stalen. De groencompost wordt afgezet als kwaliteltscompost. Gelet op het gunstig advies, d.d. 2014-05-02, van de VMM, omwille van volgende overwegingen:
DEELASPECT WATER Lozingssituatie Bionerga N.V. vraagt de lozing van 2 m3/u - 48 m3/d - 16.000 m3/j bedrijfsafvalwater in riolering.
Het bedrijf loost het afvalwater in Europark; deze straat is gelegen in centraal gebied, oranje (zuiveringsgebied Houthalen-Helchteren). Hemelwater
Het niet-verontreinigd hemelwater dat op het dak van het administratief gebouw valt (225 m2) wordt geloosd in de riolering, zonder buffering.
Bedrijfsafvalwater Het bed rijf safvalwater is afkomstig van verontreinigd hemelwater dat op het groenterrein valt (20.000 m2). In eerste instantie herbruikt de exploitant dit water zoveel mogelijk om in droge periodes de composthopen te bevochtigen en de stofhinder te beperken. Hierdoor zal ook een groot deel verdampen door het composteringsproces.
Het proceswater wordt opgevangen in 2 bovengrondse opvangbekkens van 500 m3 elk. Indien deze dreigen over te lopen zal het proceswater door middel van een vlotter en een pomp geloosd worden op de riolering van de straat Europark (nieuwe aansluiting). Gelet op art. 4.2.5.1.1 .§1. dat het volgende stelt: "Bedrijfsafvalwater van inrichtingen die een maximum
hoeveelheid bedrijfsafvalwater van meer dan 2 m3 per dag of 50 m3 per maand of 500 m3 per jaar lozen, moet worden geloosd via een controle-inrichting die alle waarborgen biedt om de kwaliteit van het werkelijk geloosde afvalwater te controleren en die inzonderheid toelaat gemakkelijk monsters van het geloosde water te nemen. Tenzij anders vermeld in de milieuvergunning dient deze controle-inrichting vanaf de hierna vermelde debieten bovendien te beantwoorden aan de volgende eisen: voor debieten > 2 m3/u of 20 m3/d: de plaatsing van een meetgoot (bij voorkeur) volgens de in bijlage 4.2.5.1 . bij dit besluit gevoegde omschrijving en gestelde eisen of een andere evenwaardige meetmogelijkheid;"
Kenmerk 124.04.20/V2014N033463 Dossier 750.71/A/14.049
Bijlagen
9/18
Voor deze vergunningsaanvraag heeft Bionerga éénmalig het proceswater, wat momenteel in de opslagtanks aanwezig is, laten analyseren op de heffingsparameters door middel van een schepmonster. De analyse is in
het dossier bijgevoegd. Rekening houdend met deze resultaten zijn onderstaande normen aangevraagd. Daar Bionerga op haar andere composteersites nullozer is, kan op dit moment niet gesteld worden of deze resultaten representatief zijn voor een normale groencompostering. In het dossier is eveneens gesteld dat
gelijklopend met het indienen van dit dossier er een schepmonster wordt genomen uit het opvangbekken van de site van Bionerga in Maasmechelen om een vergelijking te kunnen maken.
Volgende parameters vraagt de exploitant aan: - Temperatuur: 45 ° C - Zuurtegraad: 6 - 9,5 pH - Zwevende stoffen: 1.000 mg/l
-CZV:1.500mg/l - Totaal stikstof: 150 mg/l - Totaal fosfor: 20 mg/1 - Arseen (totaal): 0,05 mg/t - Cadmium (totaal): 0,003 mg/1 - Koper (totaal): 0,15 mg/l - Lood (totaal): 0,15 mg/1 -Nikkel (totaal): 0,10 mg/1 - Zink (totaal): 2 mg/1 - Andere: stoffen extraheerbaar met petroleumether: 500 mg/1
Met het aangevraagde debiet (48 m3/dag - gegarandeerd via pompdebiet) en de aangevraagde concentraties aan CZV, N en P neemt het bedrijf een beperkt deel in van de RWZI (<5%) en moet het bedrljfsafvalwater normaalgezien verwerkt kunnen worden op de RWZI.
VMM gaat akkoord met de aangevraagde normen; voor de parameters zijn tot maximum 10 x het indelingscriterium gevraagd en gelet op het beperkte debiet en de herkomst van het afvalwater.
ADVIES WATER
De Vlaamse Milieumaatschappij adviseert gunstig voor: de lozing van 2 m3/uur, 48 m3/dag en 16.000 m3/jaar bed rijf safvaiwater in riool mits voldaan aan de algemene voorwaarden voor lozing op riool en volgende bijzondere voorwaarden: - Zwevende stoffen: 1.000 mg/l
- CZV: 1.500 mg/l - Totaal stikstof: 150 mg/l - Totaal fosfor: 20 mg/1 - Arseen (totaal): 0,05 mg/1 - Cadmium (totaal): 0,003 mg/1 - Koper (totaal): 0,15 mg/l - Lood (totaal): 0,15 mg/t -Nikkel (totaal): 0,10 mg/1 - Zink (totaal): 2 mg/1 - Andere: stoffen extraheerbaar met petroleumether: 500 mg/1
De exploitant dient een meetgoot te plaatsen op bovenstaande stroom van bedrijfsafvalwater (= potentieel verontreinigd hemelwater van het composteerterrein), dit op de nieuwe aansluiting voor deze stroom in het Europark.
DEELASPECT LUCHT De aanvraag betreft een composteerinstallatie. De gevraagde verandering bestaat uit een regularisatie.
Het bedrijf. Bionerga heeft eind 2013 het composteerbedrijf Eurocompost overgenomen. Voorliggende aanvraag bestaat uit een aanpassing van de Vlarem 1-rubrieken : de dieselmotor, de
brandstofverdeellnstatlatie en het reinigen van voertuigen werden stopgezet; verder dienen wijzigingen aangebracht aan de opslaghoeveelheden en het geïnstalleerde vermogen van de compressoren en de
installaties voor het mechanisch behandelen van afvalstoffen. De composteerinstallatie verwerkt groenafval, d.i. composteerbaar organisch afval (snoeihout, gras, tuinafval,
stronken) afkomstig van tuinen en plantsoenen, tot een organisch bodemverbeterend middel (compost). Om hinder/geurhinder/stofhinder in de omgeving te voorkomen wordt het vers aangevoerde materiaal zo snel mogelijk verwerkt en op hopen (max. 4 meter hoog) gezet, wordt er voldoende structuurmateriaal toegevoegd, worden de hopen regelmatig bevochtigd (met percolaatwater en opgevangen regenwater) en omgezet (rekening houdende met de meteo-omstandigheden) om anaerobe omstandigheden te voorkomen,
Kenmerk 124.04.20/V2014N033463 Dossier 750.71/A/14.049
Bijlagen
10/18
worden de procesparameters (temperatuut, pH, vochtgehalte) opgevolgd en worden het terrein en de wegenis schoon gehouden.
Gezien de nodige maatregelen en voorzieningen aanwezig zijn om de hinder/geurhlnder/stofhinder afkomstig van de composteerinstallatie tot een minimum te beperken en gezien de gevraagde veranderingen niet van dien aard zijn dat een wijziging/verhoging van de huidige hinder zal worden veroorzaakt kan voor de milieuvergunningsaanvraag van het bedrijf Bionerga te Houthalen-Helchteren een gunstig advies worden verleend. -
Gelet op de bespreking van dit dossier in de Provinciale Milieuvergunningscommissie d.d. 2014-05-12, waarbij het volgende werd gesteld: het betreft een regularisatie van de rubrieken (na de eerdere overname van de vergunning op naam van
Eurocompost). Het betreft een vergunde groencomposteerinstallatie Tijdens het openbaar onderzoek werd er 1 schriftelijke opmerking ingediend van een aanpalend bedrijf; Het advies van het college van burgemeester en schepenen was gunstig. Het college stelde zich wel nog enkele vragen i.v.m.: capaciteit, stallen van voertuigen, afwatering en emissies van de opslag;
het advies van LNE Milieuvergunningen was gunstig mits bijzondere voorwaarden inzake de betonvloer en lozingsparameters
het advies van de VMM was gunstig (zowel aspect lucht, als water) mits bijzondere voorwaarden inzake lozingsparameters
Het advies van de OVAM was gunstig voor het gevraagde met uitzondering van de compostering van OBA's dewelke ongunstig wordt geadviseerd. Het ongunstige advies is ingegeven door het feit dat er geen duidelijke omschrijving wordt gegeven van wat er juist onder de OBA's wordt verstaan. Het advies van Toezicht Volksgezondheid en van Ruimte Vlaanderen was stilzwijgend gunstig; De vergadering merkt op dat de lozingsparameters zoals voorgesteld door VMM en LNE niet overeenkomen. VMM gaat akkoord met de parameters zoals gevraagd, terwijl LNE voor de parameters zink, lood, koper en nikkel een strengere norm voorstelt;
Een vertegenwoordiging van de exploitant wordt gehoord en verklaart het volgende: o Men heeft een nota voorbereid als reactie op de uitgebrachte adviezen. Deze wordt overhandigd aan de commissie.
o Wat betreft het OBA afval: men wil enkel vast plantaardig OBA aanvaarden (bv. restanten tabaksindustrie) een geen nat/ vloeibaar OBA. Een eventuele bijzondere voorwaarde terzake zou verduidelijking kunnen brengen. o Wat betreft de bijzondere voorwaarde inzake de betonvloer: men zou dit liever niet hebben als bijzondere voorwaarde. Het betreft immers een Vlarem-verplichting. Men zal sowieso waar
nodig de vloer herstellen o Wat betreft de lozingsparameters: men kan akkoord gaan met het voorstel van LNE met uitzondering van de parameter zink. Hiervoor had men graag de norm zoals gevraagd, omdat
uit ervaring blijkt dat het compost soms hogere gehaltes aan zink bevat. de nota wordt bezorgd aan de leden van de commissie.
Het dossier wordt met 14 dagen uitgesteld. Gelet op de bespreking van dit dossier in de Provinciale Milieuvergunningscommissie d.d. 2014-05-26, waarbij het volgende werd gesteld: het betreft een uitgesteld dossier tijdens de vorige bespreking werd door Bionerga een nota overhandigd als reactie op de uitgebrachte adviezen. Deze werd aan alle betrokken diensten bezorgd.
LNE Vergunningen liet weten dat ze de bijzondere voorwaarde inzake de betonvloer willen aanhouden. Bij het plaatsbezoek is vastgesteld dat de vloer beschadigd is, tevens had Bionerga hierbij aangegeven de vloer te willen herstellen. Voor wat betreft de lozingsparameter zink wil men zich aansluiten bij het advies van de VMM (=zoals gevraagd door de exploitant). De OVAM liet weten dat op basis van het aanvullend schrijven van Bionerga blijkt dat het vaste OBA bestaat uit vast afval van de tabaksindustrie. Zij stellen voor om deze afvalstroom uitdrukkelijk in de vergunning op te nemen, in combinatie met een bijzondere voorwaarde dat er goedkeuring aan de OVAM moet worden gevraagd indien Bionerga bijkomende OBA's van bedrijven wil aanvaarden. De overige leden kunnen zich hier bij aansluiten het advies van de PMVC is UNANIEM GUNSTIG mits bijzondere voorwaarden inzake de betonvloer, de aanvaarding van OBA's en lozingsnormen.
Kenmerk 124.04.20A/2014N033463 Dossier 750.71/A/14.049
Bijlagen
11/18
Gelet op de beslissing d.d. 2014-06-05 van de deputatie, waarbij de uitspraaktermijn i.v.m. bovenvermelde
milieuvergunningsaanvraag werd verlengd met twee maanden; dat de uiterste datum voor het treffen van een beslissing hierdoor werd verdaagd tot 2014-08-28; Gelet op de ligging van de inrichting in een reservegebied voor industriële uitbreiding en voor een klein deel in industriegebied van het gewestplan Hasselt-Genk; Overwegende dat, vanuit oogpunt van de stedenbouwkundige en ruimtelijke aspecten, gesteld kan worden dat de activiteiten, voorwerp van de milieuvergunningsaanvraag verenigbaar zijn met de van toepassing zijnde ruimtelijke en stedenbouwkundige voorschriften; Overwegende dat Bionerga een bedrijf is dat instaat voor de eindverwerking van afvalstoffen afkomstig van bedrijven en openbare besturen; dat op de site te Houthalen-Helchteren een groencomposteerinstallatie wordt uitgebaat; dat met voorliggende aanvraag men een vergunning beoogt voor het veranderen, toevoegen en stopzetten van een aantal rubrieken, met in hoofdzaak de aanvraag voor het lozen van bedrijfsafvalwater van het composteerterrein; dat er geen veranderingen worden gevraagd aan de reeds vergunde capaciteit;
Overwegende dat het niet-verontreinigd hemelwater, afkomstig van het dak, wordt geloosd in de riolering; Overwegende dat het bedrijfsafvalwater bestaat uit (potentieel) verontreinigd hemelwater afkomstig van het groenterrein; dat dit water zoveel mogelijk wordt gebruikt om in droge periodes de composthopen te bevochtigen en de stofhinder te beperken; dat een groot deel zal verdampen door het composteringsproces; dat dit water hiervoor wordt opgevangen in 2 bovengrondse opvangbekkens van elk 500 m3; dat de overloop van deze bekkens geloosd wordt op de openbare riolering; Overwegende dat de exploitant het proceswater, wat momenteel in de opvangbekkens aanwezig is, heeft laten
analyseren door middel van een schepmonster; dat de analyse bij het aanvraagdossier werd gevoegd; dat op basis hiervan voor een aantal parameters lozingsnormen worden aangevraagd;
Overwegende dat uit het advies van de VMM blijkt dat met het aangevraagde debiet én de aangevraagde concentraties aan CZV, N en P Bionerga een beperkt deel van de RWZI (<5%) inneemt en het bedrijfsafvalwater normaalgezlen verwerkt moet kunnen worden op de RWZI; dat voor de parameters tot maximum 10 x het
indelingscriterium wordt gevraagd; dat men akkoord kan gaan met de aangevraagde normen;. Overwegende dat de composteerinstallatie groenafval, zijnde composteerbaar organisch afval (snoeihout, gras, tuinafval, stronken) afkomstig van tuinen en plantsoenen, verwerkt tot een organisch bodemverbeterend middel (compost); dat om geur- en stofhinder voor de omgeving te voorkomen het vers aangevoerde materiaal zo snel
mogelijk wordt verwerkt en op hopen gezet; dat er voldoende structuurmateriaal wordt toegevoegd, de hopen regelmatig worden bevochtigd en omgezet (rekening houdende met de meteo-omstandigheden) om anaerobe omstandigheden te voorkomen; dat daarnaast de verschillende procesparameters nauw worden opgevolgd en
het terrein en de wegenis schoon worden gehouden; dat de nodige maatregelen en voorzieningen aanwezig zijn om de mogelijke hinder afkomstig van de composteerinstallatie tot een minimum te beperken; Overwegende dat het terrein over de hele oppervlakte voorzien van is een betonvloer; dat tijdens het plaatsbezoek door LNE Vergunningen werd opgemerkt dat de bestaande betonvloer scheuren bevat en dat via deze scheuren er mogelijk verontreinigd regenwater in de bodem kan dringen; dat gezien er gevaarlijke stoffen zijn vastgesteld in het opgevangen regenwater, er een denkbaar risico bestaat op bodemverontreiniging; dat om dit te voorkomen de bestaande betonvloer vernieuwd of hersteld dient te worden voordat er nieuw materiaal wordt aangevoerd daar waar het terrein leeg is; dat op de plaatsen waar nog materiaal aanwezig is, de herstelling uitgevoerd dient te worden zodra er stukken vrij komen en vóór het aanvoeren van nieuw materiaal op deze
vrijgekomen oppervlakten; dat dit als bijzondere voorwaarde bij dit besluit wordt opgelegd;
Kenmerk 124.04.20/V2014N033463 Dossier 750.71/A/14.049
Bijlagen
12/18
Overwegende dat de exploitant in de toekomst ook plantaardig OBA wil gaan composteren; dat het OBA samen met het groenafval zal gecomposteerd worden; dat in het dossier geen duidelijke beschrijving voorhanden was van wat er onder dit OBA moet begrepen worden; dat het composteren van OBA volgens BET in een afgesloten ruimte moet gebeuren en niet kan in open lucht; dat in een aanvullende nota Bionerga heeft verduidelijkt dat er louter vast OBA afval (vergelijkbaar met groenafval) wordt aanvaard en geen vloeibaar of nat OBA afval; dat het vaste OBA bestaat uit vast afval van de tabaksindustrie; dat derhalve deze afvalstroom uitdrukkelijk in de vergunning wordt opgenomen, in combinatie met een bijzondere voorwaarde dat er goedkeuring aan de OVAM moet worden gevraagd indien Bionerga bijkomende OBA's van bedrijven wil aanvaarden; Overwegende dat de groencompostering is ingedeeld onder rubriek 2.4.3.b.1°, dewelke een X in de 4° kolom
vermeld; dat bijgevolg een exploitatie overeenkomstig de EU-richtlijn 2010/7'5/EU van 24-11-2010 vereist is; dat echter de overgangsbepalingen van deze richtlijn de toepassing ervan voor deze activiteit pas verplicht stellen vanaf 7 juli 2015; dat op heden er dan ook nog geen BREF beschikbaar is voor deze sector, wel is er een BBTreferentiedocument van toepassing: Composteer- en vergistingsinstallaties (2005); dat de exploitant aangeeft dat de werking van de groencompostering verloopt volgens BBT onder toezicht van Vlaco; Overwegende dat de OVAM er op wijst dat voor het gebruik van groencompost als meststof of bodemverbeterend middel deze moeten beschikken over een keuringsattest dat wordt afgeleverd door Vlaco of een andere erkende certificeringsinstelling; Overwegende dat de inrichting gelegen is in Vogelrichtlljngebied en op 80 m van een Habitatrichtlijngebied; dat daarom door LNE Vergunningen een subadvies werd gevraagd aan het agentschap voor Natuur en Bos; dat dit advies gunstig was mits voldaan aan de Vlarem-voorwaarden en de toepassing van BBT;
Overwegende dat de tijdens het openbaar onderzoek ingediende bezwaren en opmerkingen als volgt kunnen worden geëvalueerd: - Schade aan gebouw door verschuiving composthopen - Binnendringen vuil water - Brand omwille van smeulende composthopen
- Beplanting gaat kapot Deze opmerkingen handelen over de periode dat op het terrein een andere exploitant activiteiten uitvoerde. De inrichting werd recent overgenomen door Bionerga. Uit de diverse adviezen blijkt dat op heden de exploitatie conform de Vlarem-voorwaarden kan gebeuren. Conform artikel 4.1.2.1 van Vlarem II en afdeling 4.1.12 van
Vlarem II moet de exploitant al het nodige te doen om de inrichting op een goede manier uit te baten en hinder voor de buurt en omgeving maximaal voorkomen. De controle op het naleven van deze voorwaarden is een taak
van de toezichthoudende overheid; Overwegende dat, vanuit oogpunt van milieuaspecten, gesteld kan worden dat de risico's voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens,
buiten de inrichting veroorzaakt door de aangevraagde activiteiten, mits naleving van de in dit besluit opgelegde milieuvergunningsvoorwaarden, tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt;
Gehoord het verslag van Ludwig Vandenhove, lid van het college;
BESLUIT Artikel 1 §1. Aan BIONERGA NV, Centrum Zuid 2098, 3530 Houthalen-Helchteren wordt, onder de voorwaarden bepaald in dit besluit, de aangevraagde vergunning VERLEEND voor het veranderen van de vergunde groencomposteerlnstallatie, waarvoor volgende ingedeelde rubrieken van
toepassing zijn: (rubriek 2.1.2.b.): opslag en overslag van afvalstoffen die niet aan verwerking verbonden zijn, afvalstoffen die ook asbestafval als bedoeld in sub c) kunnen omvatten Op- en overslag van diverse afvalstoffen met een opslagcapaciteit van 1.500 m3 (klasse 1 - nieuwe rubriek)
Kenmerk 124.04.20/V2014N033463 Dossier 750.71/A/14.049
Bijlagen
13/18
(rubriek 2.2.2.f.2°): opslag en mechanische behandeling van andere niet gevaarlijke afvalstoffen Vergund: opslag en mechanisch behandelen van totaal 3.000 ton niet gevaarlijke afvalstoffen, nl. 4x 500 ton groenafval en 2x 500 ton zeefoverloop, m.b.v. toestellen met een totale geïnstalleerde drijfkracht van 1.817 kW nl. 2 mobiele hakselaars, 2 mobiele zeven, 2 loaders en 2 kranen
Verandering: uitbreiding opslag en verandering machines Toestand na verandering: de opslag en mechanische behandeling van groenafval, het mengen, verkleinen, breken en zeven m.b.v. toestellen met een max. totale geïnstalleerde drijfkracht van 1.500 kW, nl. 2 mobiele hakselaars, 2 mobiele zeven, 4 wielladers, 2 verreikers en 2 kranen. De opslagcapaciteit van het aangevoerde
materiaal bedraagt 8.000 m3, de opslag van de eindproducten bedraagt 5.000 m3 (klasse 1 - uitbreiding) (rubriek 2.2.3.c.2°.): opslag en biologische behandeling : compostering van organisch-biologische bedrijfsafvalstoffen, opslag en/of composteerrulmte, andere dan deze bedoeld onder 1°, van maximaal 2 000 m3
Composteerinstallatie waarin ook organisch biologische plantaardige bedrijfsafvalstoffen, bestaande uit vast afval van de tabaksindustrie, worden verwerkt met een opslag- en/of composteerrulmte van 4.000 m3 (klasse 1 - nieuwe rubriek) (rubriek 2.4.3.b.1°): afvalbeheer in het kader van industriële emissies, nuttige toepassing of een combinatie
van nuttige toepassing en verwijdering van niet gevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 75 ton per dag door middel van een of meer van de volgende activiteiten, met uitzondering van de activiteiten vermeld in rubriek 3.6.4., biologische behandeling
Composteringsinstallatie voor groenafval en organisch biologische bedrijfsafvalstoffen (klasse 1 - nieuwe rubriek) (rubriek 3.4.1 .a.): het zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie lozen van bedrijfsafvalwater dat geen van de in bijlage 2C bij titel l van het Vlarem bedoelde gevaarlijke stoffen bevat in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in de kolom 'indelingscriterium GS (gevaarlijke stoffen)' van artikel 3 van bijlage 2.3.1. van titel II van het Vlarem Vergund: het lozen van 1 ,5 m3/u - 3,33 m3/dag - 1.000 m3/jaar bed rijf safvalwater van het
bevoorradingsstation en de wasstraat, via KWS-afscheider in de openbare riolering Verandering: stopzetting van de wasstraat Toestand na verandering: het lozen van 1,5 m3/u - 3,33 m3/dag - 1.000 m3/jaar bedrijfsafvalwater van het
bevoorradingsstation via KWS-afscheider in de openbare riolering (klasse 3 - wijziging) (rubriek 3.4.1.b.): het zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie lozen van bedrijfsafvalwater dat één of meer van de in bijlage 2C bij titel l van het Vlarem bedoelde gevaarlijke stoffen bevat in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in de kolom 'indelingscriterium GS (gevaarlijke stoffen)' van artikel 3 van bijlage 2.3.1. van titel II van het Vlarem Het lozen van bedrijfsafvalwater van het composteerterrein (= hemelwater wat op het groenterrein valt): max. 2 m3/u - max. 48 m3/dag - max. 16.000 m3/jaar (klasse 2 - nieuwe rubriek) (rubriek 12.1.1.a): elektriciteitsproductie, niet in rubrieken 20.1.5., 20.1.6. en 43.2. bedoelde inrichting voor
elektriciteitsproductie, uitgezonderd de aspecten die betrekking hebben op de kernbrandstofcyclus, wanneer de inrichting behoort bij een noodgreep en volledig gelegen is in een industriegebied Rubriek mag worden geschrapt (rubriek 15.1.1.): al dan niet overdekte ruimte, andere dan deze bedoeld in rubriek 15.5. en 19.8., voor het stallen van autovoertuigen en/of aanhangwagens, andere dan personenwagens
Vergund: stalplaats voor 25 voertuigen Verandering: vermindering van het aantal plaatsen Toestand na verandering: stalling van max. 10 mobiele voertuigen (zeven, hakselaars, verreikers,
laadschoppen, kranen) (rubriek 15.4.1°): niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, andere dan deze bedoeld in rubriek 15.5., volledig gelegen in een industriegebied Rubriek mag worden geschrapt (rubriek 16.3.1.1.): koellnstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren, warmtepompen en
aircondltioninginstallaties Vergund: compressoren: 1 met 2 motoren van elk 5,5 kW en 1 van 11 kW; airco's: 2x2 kW - totaal
geïnstalleerde drijfkracht: 26 kW Verandering: stopzetting 2 compressoren, bijplaatsen nieuwe compressor Toestand na verandering: 1 compressor van 5,5 kW en 2 airco's van elk 2 kW - totaal geïnstalleerde
drijfkracht: 9,5 kW (klasse 3 - verandering)
Kenmerk 124.04.20/V2014N033463 Dossier
750.71/A/14.049
Bijlagen
14/18
(rubriek 17.3.7.1.): opslagplaatsen voor vloeistoffen met een ontvlammingspunt hoger dan 100°C
De opslag van 1.000 liter afgelaten olie en de opslag van 2.000 liter hydraulicolie/ motorolie in losse vaten van 200 liter (klasse 3 - nieuwe rubriek) (rubriek 17.3.9.2°): brandstofverdeelinstallatles voor motorvoertuigen, zijnde installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) Vergund: brandstofverdeelinstallatie voor het bevoorraden van de eigen voertuigen en voorzien van 4 verdeelslangen
Verandering: stopzetting 2 verdeelslangen Toestand na verandering: brandstofverdeelinstallatie voor het bevoorraden van de eigen voertuigen en voorzien van 1 verdeelslang per bovengrondse houder (totaal 2 verdeetslangen) (klasse 2 - verandering) (rubriek 17.4.): opslagplaatsen en/of verkoopspunten van in bijlage 7 bij titel l van het Vlarem bedoelde gevaarlijke stoffen, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 25 liter of 25 kilogram, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5 000 kg of 5 000 liter Vergund: opslagplaats voor 5.000 liter smeermiddelen en detergenten in kleine verpakkingen Verandering: stopzetting opslag smeermiddelen, toevoeging gevaarlijke stoffen Toestand na verandering: de opslag in het magazijn van max. 500 kg gevaarlijke stoffen in verpakkingen van max. 25 liter of kg waarvan het gebruik vereist is voor de werking van de inrichting (klasse 3 - verandering) (rubriek 19.3.3.a.): inrichtingen voor het mechanisch behandelen en het vervaardigen van artikelen uit hout e.d., andere dan deze bedoeld in rubriek 19.8., volledig gelegen in een industriegebied
Vergund: het mechanisch behandelen van hout m.b.v. toestellen met een totale geïnstalleerde drijfkracht van 1.817 kW, nl. 2 mobiele hakselaars van 316 en 390 RW, 2 mobiele zeven van 221 en 88 kW, 2 loaders van 294 en 184 kW en 2 kranen van 1 62 kW elk Verandering: verandering machinepark Toestand na veranderina: mechanisch behandelen van hout, m.b.v. toestellen met een max. totale geïnstalleerde drijfkracht van 1.500 kW, nl. 2 mobiele hakselaars, 2 mobiele zeven, 4 wielladers, 2 verreikers
en 2 kranen (klasse 1 - verandering) (rubriek 19.6.3.a.): opslagplaatsen voor hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtige gedeelte), stro of soortgelijke producten), met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48 en rubriek 19.8., volledig gelegen in een industriegebied Vergund: buitenopslag voor 1.000 ton zeefoverloop Verandering: uitbreiding van de opslag Toestand na verandering: de opslag van structuurmateriaal, snoeihout, gehakseld snoeihout, zeefoverloop en
biomassa. De opslagcapaciteit van het aangevoerde materiaal bedraagt 8.000 m3. De opslagcapaciteit van de eindproducten bedraagt 5.000 m3 (klasse 2 - uitbreiding) (rubriek 31.1.1 .a.): stationaire motoren en gasturbines, volledig gelegen in een industriegebied Rubriek mag worden geschrapt Op de kadastrale percelen van en te HOUTHALEN-HELCHTEREN, Afdeling 1, Sectie D, perceelnrs. 870/X3 en 870/02, ter plaatse Europark 1603; §2. De plannen gehecht aan dit besluit maken er integraal deel van uit.
Artikel 2 §1. De in artikel 1 bedoelde vergunde inrichting moet in gebruik worden genomen binnen een termijn van drie jaar, te rekenen vanaf de datum van dit besluit. De in deze beslissing vermelde exploitatievoorwaarden zijn onmiddellijk van toepassing vanaf het ogenblik dat een inrichting wordt geëxploiteerd (dus in gebruik is genomen) tenzij in de voorwaarden zelf anders wordt bepaald.
§2. In de mate dat voor de inrichting die het voorwerp uitmaakt van de In artikel 1 bedoelde vergunning, krachtens artikel 4.2.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening een vergunning nodig is, wordt deze milieuvergunning geschorst zolang deze stedenbouwkundige vergunning niet definitief is verleend, in de zin van artikel 4.5.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. In afwijking van het bepaalde in §1 gaat de termijn van ingebruikname van de milieuvergunning slechts in op de dag dat de vergunning voor handelingen, bedoeld in artikel 4.2.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening definitief is verleend. §3. Wordt de vergunning voor handelingen, bedoeld in artikel 4.2.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening evenwel definitief geweigerd, in de zin van artikel 4.5.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, dan vervalt de in artikel 1 bedoelde milieuvergunning van rechtswege. Kenmerk 124.04.20/V2014N033463 Dossier 750.71/A/14.049
Bijlagen
15/18
Artikel 3 De in artikel 1 bedoelde vergunning wordt verleend voor een termijn die eindigt op 2033-05-02 (samenvallend met de einddatum van de vergunningstermijn van de vergunning verleend op 2013-05-02). Artikel 4 De in artikel 1 bedoelde vergunning is afhankelijk van de strikte naleving van: §1. de algemene en sectoriële voorwaarden van Vlarem II.
Ter informatie volgt hierna een nlet-limitatieve opsomming van toepasselijke algemene en sectoriële bepalingen uit Vlarem II: Algemene milieuvoorwaarden - algemeen (Hfdst. 4.1,4.7, 4.9 en bijl. 4.1.9.1.6, 4.1.9.2.3.1, 4.1.9.2.3.2, 4.1.9.2.3.4 en 4.8)
Algemene milieuvoorwaarden - geluid (Hfdst. 4.5 en bijl. 2.2.1, 2.2.2, 4.5.1, 4.5.2, 4.5.3, 4.5.4, 4.5.5 en 4.5.6) Algemene milieuvoorwaarden - oppervlaktewater (Hfdst. 4.2 en bijl. 4.2.5.1, 4.2.5.2 en 4.2.5.4) Algemene milieuvoorwaarden - lucht (Hfdst. 4.4 en bijl. 4.4.1, 4.4.2, 4.4.3, 4.4.4, 4.4.5 en 4.10)
Algemene milieuvoorwaarden - licht (Hfdst. 4.6) Verwerking van afvalstoffen - algemene bepalingen (Afd. 5.2.1) Inrichtingen voor het composteren van plantsoen en tuinafval en inrichtingen voor de compostering van groente-, fruit- en tuinafval met een composteerruimte kleiner dan 25 m3 (Subafd. 5.2.2.3 en 5.2.2.3bis)
Bedrijfsafvalwaters (Afd. 5.3.2 en bijl. 5.3.2) Garages, parkeerplaatsen en herstellingswerkplaatsen voor motorvoertuigen (Hfdst. 5.15) Gassen - gemeenschappelijke bepalingen (Afd. 5.16.1 en bijt. 5.16.5) Gassen - installaties voor het fysisch behandelen van gassen onder andere koelinstallaties, compressoren
(Afd. 5.16.3) Opslag van gevaarlijke producten - algemene bepalingen (Afd. 5.17.1 en bijl. 5.17.1) Opslag van gevaarlijke producten - opslag van gevaarlijke vloeistoffen In bovengrondse houders (Afd. 5.17.3 en bijl. 5.17.2, 5.17.3, 5.17.4 en 5.17.7)
Opslag van gevaarlijke producten - Brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen (Afd. 5.17.5) Hout - algemene bepalingen (Afd. 5.19.1) §2. de hierna vermelde bijzondere voorwaarden: De bestaande betonvloer dient vernieuwd/hersteld te worden daar waar er scheuren aanwezig zijn, 1.
teneinde bodemverontreiniging te voorkomen. Dit dient te gebeuren vooraleer de nieuwe activiteiten worden opgestart op de plaatsen waar het terrein leeg is. Op de plaatsen waar nog aanwezig materiaal ligt, dient dit uitgevoerd te worden zodra er stukken vrij komen en vóór het aanvoeren van nieuw materiaal op deze vrijgekomen oppervlakten. 2.
In aanvulling en/of afwijking van de algemene en sectorale voorwaarden gelden voor de lozing van bedrijfsafvalwater afkomstig van hemelwater van de groencompostering, de volgende emissiegrenswaarden:
parameter
czv Totaal stikstof Totaal fosfor Arseen (totaal) Cadmium (totaal) Koper (totaal) Lood (totaal)
Nikkel (totaal) Zink(totaal) Zwevende stoffen Andere stoffen
eenheid
emissiegrenswaarden
mg/1 mg/1 mg/1 mg/1 mg/1 mg/1
1500 150 20
mg/1
mg/1 mg/1 mg/1 mg/1
0,05
0,003 0,12
0,12 0,075
2 1000 500
extraheerbaar met
petroleumether 3.
Indien Bionerga andere OBA's dan vast afval van de tabaksindustrie (rubriek 2.2.3.C.2) wil aanvaarden moet hiervoor voorafgaand een goedkeuring aan de OVAM worden gevraagd.
Kenmerk
124.04.20A/2014N033463 Dossier
750.71/A/14.049
Bijlagen
16/18
Artikel 5 Deze vergunning doet geen afbreuk aan de rechten van derden. Artikel 6 §1. Voor elke verandering van de vergunde inrichting gelden de bepalingen van artikel 5, §2 en van hoofdstuk III bis van Vlarem l. Een nieuwe vergunning is nodig voor de inrichting of gedeelte van de inrichting die niet binnen de bij dit besluit vastgestelde termijn (zie art. 2) in gebruik is genomen, of die ten minste gedurende twee opeenvolgende jaren niet werd geëxploiteerd, of die vernield werd door brand of ontploffing veroorzaakt door de exploitatie van de inrichting.
§2. Elke overname van de vergunde inrichting door een andere exploitant moet vóór de datum van inwerkingtreding van de overname, worden gemeld aan de vergunningverlenende overheid, overeenkomstig de
bepalingen van artikel 42 van Vlarem l. §3. Een hernieuwing van de vergunning moet worden aangevraagd tussen de 18 en 12 maand voor het
verstrijken van de vergunningstermijn. Artikel 7 Een afschrift van dit besluit zal AANGETEKEND worden gezonden aan: 1. voor BEKENDMAKING (aanplakking) aan de burgemeester van en te HOUTHALEN-HELCHTEREN. De burgemeester is belast met de bekendmaking (aanplakking) van de beslissing overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk IX van Vlarem l. 2. voor KENNISNEMING aan: a) de aanvrager, met name NV BIONERGA, Centrum Zuid 2098 te 3530 HOUTHALEN-HELCHTEREN, samen met een exemplaar van de aangehechte plannen
b) de Afdeling Milieu-inspectie - Limburg, Koningin Astridlaan 50/5 te 3500 HASSELT, samen met een exemplaar van de aangehechte plannen
c) het college van burgemeester en schepenen van en te HOUTHALEN-HELCHTEREN d) de Provinciale Milieuvergunningscommissie e) de Afdeling Milieuvergunningen - Dienst Limburg, Koningin Astridlaan 50/5 te 3500 HASSELT f) Ruimte Vlaanderen, Koningin Astridlaan 50/1 te 3500 HASSELT g) de OVAM, Stationsstraat 110 te 2800 MECHELEN h) de VMM, A. Van de Maelestraat 96 te 9320 EREMBODEGEM
i) de NV AQUAFIN, Dijkstraat 8 te 2630 AARTSELAAR j) het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid, Afdeling Toezicht Volksgezondheid, Koningin Astridlaan 50/7
te 3500 HASSELT
k) de FOD WASO, Algemene Directie Toezicht op het Welzijn op het Werk - Directie Limburg, Koning Albertstraat 16B te 3290 DIEST l) de Directie van de Directe Belastingen, Voorstraat 41 te 3500 HASSELT m) het Comité voor Preventie en Bescherming op het werk van NV BIONERGA, Centrum Zuid 2098 te 3530
HOUTHALEN-HELCHTEREN
n) de Directie Financiën - Dienst Belastingen - van het provinciebestuur Artikel 8 Tegen deze beslissing kan, overeenkomstig artikel 51 van Vlarem l, een beroep worden ingediend bij de Vlaamse regering, gericht aan de Vlaamse minister van Leefmilieu, p.a. Afdeling Milieuvergunningen, Koning Albert 11-laan, 20 bus 8 te 1000 BRUSSEL. Het beroep moet worden ingediend met een aangetekend schrijven binnen een termijn van dertig kalenderdagen na de dag van verzending (betekening) van een voor eensluidend verklaard afschrift van de beslissing aan de aanvrager en aan de belanghebbende overheidsorganen en diensten, bedoeld in artikel 49, §1,1°, 2° en 3° van
Vlarem l, of na de dag van aanplakking (openbare bekendmaking) van de beslissing als het beroep uitgaat vanwege andere personen of instellingen.
Kenmerk 124.04.20/V2014N033463 Dossier 750.71/A/14.049
Bijlagen
17/18
Het beroepschrift moet, op straffe van niet-ontvankelijkheid, vergezeld zijn van een kopie van het attest van bekendmaking (betekening of aanplakking) van de omstreden beslissing, alsook van een bewijs van storting van het voorgeschreven bedrag aan onderzoekskosten voor het beroepsdossier.
Aanwezig: Marc Vandeput, i -voorzitter wd.; Ludwig Vandenhove, Igor Philtjens, Frank Smeets, Jean-PayLPeysl<ens, Inge Moors, leden;
Renata Camps, provinciegriffier
Hasselt d.d. 2014-07-17
De verslaggever,
/'/
Ludwig y^idenhove De.
Renata Camps
•voorzitter wd.
Marc Vandeput
Nota: 1 Minuut: 4 - besluit: 2 - plannen: 2
Zendbrieven: 15 minuten + 15 expedities Attest: 1 Expedities te maken: - van besluit: 17 - van plannen: 2x2 -van attest: 17
Bijlagen bij brieven: JA (zie brieven)
Kenmerk
124.04.20/V2014N033463 Dossier
750.71/A/14.049
Bijlagen
18/18